God geloven
Door William Marrion Branham1
Wanneer zal het moment aanbreken
Dat ik mijn wapenrusting terzijde leg,
En in vrede Thuis zal wonen?
We zullen werken tot Jezus komt,
We zullen werken tot Jezus komt,
We zullen werken tot Jezus komt,
En dan zullen wij Thuis vergaderd worden!
Ik ken geen rustig genot hier op aarde,
Geen vredig, beschuttend gebouw;
Deze wereld is een woestijn van diepe smart,
Deze wereld is niet mijn Thuis.
Wij zullen werken tot Jezus komt,
Wij zullen werken tot Jezus komt,
Wij zullen werken tot Jezus komt,
En zullen Thuis vergaderd worden.
Tot Jezus Christus vlood ik voor rust;
Hij gebood mij te stoppen met dwalen,
En voor steun te leunen aan Zijn borst,
Totdat Hij mij naar Huis zal geleiden.
Wij zullen werken tot Jezus komt,
Wij zullen werken tot Jezus komt,
Wij zullen werken tot Jezus komt,
En zullen Thuis vergaderd worden!
Direct zocht ik mijn Redders' zijde;
Mijn schreden dwalen niet meer rond.
Met Hem trotseer ik het kille doodsgetij
En zal ik mijn hemels Thuis bereiken!
We zullen werken tot Jezus komt,
We zullen werken tot Jezus komt,
We zullen werken tot Jezus komt,
En zullen dan Thuis vergaderd zijn!
2 Nummer 227 nu: "Prachtige schoven binnenhalen." Ik houd ervan dit te zingen omdat het een zendingslied is en het versterkt mijn geest als het ware. 227 is het liednummer, in orde nu, het laatste lied. Laat ons nu allemaal tegelijk invallen. Houdt u van deze oude liederen? Zeg "Amen" als het zo is. [Gemeente zegt "Amen." – Vert] Prachtig! Goed, allemaal tegelijk nu.
Wij willen vandaag met vreugde naar de oogstvelden gaan,
Schoven verzamelen, o, schoven van pracht;
Van de ochtend tot de avond willen wij werken uit alle macht,
Verzamelen wij schoven, o, schoven van pracht.
Schoven verzamelen, prachtige schoven,
Schoven verzamelen, prachtige schoven;
O, prijs de Heer, wij zijn op pad naar het Land van eindeloze dag;
Verzamelen wij schoven, o, schoven van pracht.
Op bergen, heuvels en dalen zullen wij het graan binnenhalen.
Schoven verzamelen, prachtige schoven;
Ja, wijd en zijd arbeidend, nooit vrezend noch wankelend,
Verzamelen wij schoven, o, schoven van pracht.
Iedereen nu, doe mee!
Schoven verzamelen, o, prachtige schoven,
Schoven verzamelen, gouden schoven,
Schitterende gouden schoven;
Prijs de Heer, wij zijn op pad naar het Land van eindeloze dag,
Verzamelen wij schoven, schoven van pracht.
3 Een ogenblikje. Wanneer we opnieuw tot dat gedeelte komen: "Prijs de Heer, wij zijn op pad naar het land", laten we dan naar boven wijzen, "naar het Land van eindeloze dag, schoven verzamelend." Laten we nu het refrein proberen. Doe mee!
Prijs de Heer, wij zijn op pad naar het Land van eindeloze dag,
Verzamelen wij schoven, schoven van pracht.
Laten we het nu opnieuw zingen. In orde.
Wij willen zingen en bidden en onze Meesters' stem gehoorzamen,
Schoven verzamelen, o, schoven van pracht;
Als wij gaan naar het buitenland, en gaan doen wat onze Heer verlangt.
Schoven verzamelen, schoven van pracht.
Schoven verzamelen, prachtige schoven
Schoven verzamelen, prachtige schoven;
O, prijs de Heer, wij zijn op pad naar het Land van eindeloze dag,
Verzamelen wij schoven, schoven van pracht.
4 Laten we nu gaan staan, als u wilt.
O, Meester van Leven, wij zien U in het Boek, de Bijbel genaamd, in een toneel vanmorgen, terwijl wij denken aan een prachtige zondagmorgen toen U boven op de berg zat, Uw discipelen om U heen vergaderde en hen onderwees in de zaligsprekingen, precies de dingen die zij moesten doen. En U zei: "Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven. Zalig zijn de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen. Zalig zijt gij wanneer men u versmaadt en vervolgt en liegende allerlei kwaad van u spreekt om Mijnentwil. Verblijdt en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen." Vervolgens onderwees U ons dat wij aldus zouden bidden: [Broeder Branham leidt zijn gemeente in het gezamenlijk bidden van het gebed uit Mattheüs 6:9–13. – Vert]
Onze Vader, Die in de hemelen zijt! Uw Naam worde geheiligd.
Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood.
En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.
En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.
Want Uwer is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. Amen.
5 De klassen kunnen nu hun plaatsen innemen. De klas van volwassenen, kom naar voren als u kunt, terwijl de jongens ons het lied "Wolk en vuur" geven. [De pianist en musici spelen: "De wolk en het vuur", terwijl de kinderen zich naar hun klassen begeven. Leeg gedeelte op de band – Vert] Welnu, er zijn voorin nog enige lege zitplaatsen. Als enigen van u, daar helemaal achterin, zouden willen... Ik weet dat onze Tabernakel niet... De akoestiek is hier niet zo best, omdat we een echo tussen elk van deze pilasters hebben, uitstekende balken. Daar is een echo. Als u wat dichterbij wilt komen zijn er een paar zitplaatsen. U bent zeer welkom, terwijl we dit doen, als u het wenst.
6 Laten we nu Genesis, het tweeëntwintigste hoofdstuk opslaan en dan ook Romeinen, het vierde hoofdstuk, voor een korte boodschap vanmorgen voor de genezingsdienst in onze zondagsschoolonderwijzing. Genesis 22.
Heeft iemand een Bijbel nodig? Hebt u de uwe vergeten? Als dat zo is, steek dan uw hand op als u er een wilt om uit te studeren. Wij hebben er hier een aantal liggen. Het zou ons een genoegen zijn als een van de helpers ze direct bij u kan brengen, als u er een wenst. Ik zie enige handen omhoog. Broeder Roy, zouden de broeders...?... deel deze daar uit. Dat is goed; dat is fijn.
7 Mevrouw Harvey hier. Mevrouw G.H. Harvey uit Danville, Illinois, hebt u uw zoon bij u? Goed. We zullen dadelijk voor hem bidden. In orde. Goed. In orde, mevrouw Harvey.
Goed, we zullen kort gaan spreken, of zondagsschool hebben, daar het hier gebruikelijk is onze zondagsschoollezing te hebben. Maar wanneer ik bij huis ben, wel, gewoonlijk dragen zij het over, laten mij de zondagsschool hebben wegens het bidden voor de zieken. En dan zal onze voorganger voor de ochtend de boodschap brengen direct na dit deel van de dienst. We zullen hem dan zo snel mogelijk het podium proberen te geven, tegen elf uur, zo de goede Heer wil.
8 Welnu, er zijn vele verzoeken. En ik bid gedurig voor u allen, en overal, en ik wil dat u voor mij bidt.
Ik heb iets, de reden dat ik omtrent deze tijd zolang thuis ben, is omdat ik Gods Goddelijke weg zoek waarheen ik moet gaan voor mijn volgende diensten die ik Hem beloofde te houden. Ik probeer niet de Here op te jagen, want Hij weet alle dingen; maar ik vraag Hem mij een visioen te tonen over wat ik moet doen, of waarheen mijn volgende stap zal zijn. Sinds ik uit Afrika ben gekomen heeft er maar één visioen plaats gevonden en dat was onlangs 's ochtends, toen kwam het twee of drie keer gedurende de dag. En ik geloof dat Hij nu nabij is.
De visioenen komen gewoonlijk in een reeks. Als u let op onze broeders vanouds, in de Bijbel, dan kwam er gewoonlijk een reeks van visioenen tot Daniël, of Jozef, en dan kwam er weer een tijdje geen enkele.
9 Vaak heb ik me afgevraagd of ik mijn diensten wel zou moeten houden op de manier waarop ik het deed; gewoon bidden voor, o, misschien bereikte ik er twee dozijn per avond, of zoiets, terwijl daar duizenden van hen wachten. En het blijft maar tot mijn hart komen, dat ik dat niet zou moeten doen, dat God mij de autoriteit heeft gegeven om van de ziekten – om de kracht van Satan te verbreken.
En woensdagavond, een week geleden, kwam ik hier naar de Tabernakel en een groep mensen had zich verzameld, dus spreidde ik als het ware een vlies voor de Here neer en ik zei: "Heer, ik ben nooit uitgegaan..."
Menigmaal heb ik de mensen altijd eerst gevraagd: "Gelooft u? Hoezeer gelooft u? Gelooft u dat ik in staat ben dit te doen?" en al dergelijke dingen. En dan wachtte ik en liet hen op het podium komen en wachtte tot ik een visioen zag; dan zag ik precies wat er aan de hand was, vervolgens sprak ik uit wat het was. En het ging zo langzaam, ik kon nauwelijks tot de mensen komen. Maar een paar dagen geleden vroeg ik me af...
10 Vaak stond ik op het podium waar er wellicht honderdduizend mensen waren. En dan ineens, weet u, rijst er iets echt stoutmoedigs in me op en ik ga gelijk verder, noem die demon en werp hem uit. En ik dacht: "Dat is vreemd." En dan begon ik hier te denken... Velen van u hebben mijn boekje gelezen, ongetwijfeld allen van u hier, en van vele gebeurtenissen...
Ik zag op een avond in Portland, waar een demon... O my! Een man die zowat driehonderd pond woog rende het podium op en zei: "Wel, jij huichelaar." En hij zei: "Ik zal u tonen wat voor een man ik hier heb." Hij was een krankzinnige uit het gesticht. En hij rende het podium op en was van plan mijn nek te breken. En vijfhonderd predikers deinsden terug voor hem. En hij hief zijn arm naar achteren en zei: "Ik zal elke bot in uw lichaam breken." Ik woog zo'n honderd en achtentwintig pond en hij ongeveer driehonderd; en een grote sterke borstkas en o, wat een krachtig man was hij, best in staat om zijn dreigement uit te voeren. En in het... precies temidden van dit alles, bewoog er iets op me en ik liep rechtstreeks naar de plek waar hij stond. Hij zei: "Vanavond zal ik elke bot in uw broze lichaam breken!"
Ik zei: "In de... Daar u Gods Geest hebt uitgedaagd zult u vanavond in de Naam van de Here over mijn voeten vallen."
Daar werden de twee profetieën uitgesproken.
En hij rende op me af en zei: "Ik zal u tonen over wiens voeten ik zal vallen", spuugde in mijn gezicht en hief zijn grote sterke vuist naar achteren.
Op dat moment zei ik: "Satan, kom uit de man." En hij wierp zijn armen omhoog en schreeuwde en viel over mijn voeten, zodat de politie hem eraf moest trekken. Welnu, hij had geen enkel geloof in mij. Hij geloofde me niet. En ik zie dat er een stoutmoedige uitdaging voor nodig is. Ik heb voor elk die kwam gebeden.
11 De vorige avond waren er mensen hier, een vrouw kon niet spreken. Zodra die boze macht werd uitgedaagd, sprak zij normaal.
Er was hier een dame met een groot kropgezwel in haar keel. Ik liep naar haar toe en zei: "Satan, ik heb de autoriteit jouw macht te verbreken. Je zult van haar af moeten komen."
Ik zei: "Hij is verdwenen." Ik zei: "Gelooft u dat?"
En ze zei: "Ja."
Ik zei: "Goed, ga naar huis en doe een bandje om uw hals en meet het en zie hoe dik het is. En knip om de drie dagen het stukje band eraf, kijk hoe het begint te slinken."
De eerste dag was het ongeveer zoveel, de tweede dag ongeveer zo en de derde dag ongeveer zo, waar het geslonken was. Ziet u? Om het te demonstreren bracht zij het hier naar het podium.
En toen begon ik te horen dat het binnenkwam. En ik ben God alleen aan het vragen of dat Zijn Goddelijke wil zou zijn. En onlangs 's morgens...
12 Ik heb een klein meisje, acht, tien maanden oud, kleine Sarah, en zij is een schattige, kleine lieveling. En ik heb niet erg veel gelegenheid om bij haar te zijn. En ik heb haar verwend; dat geef ik toe, ik houd haar gewoon steeds in mijn armen. U zou dat ook doen als u dat klompje liefde niet vaker te zien kreeg dan dat ik haar te zien krijg, weet u, alleen wanneer ik zo nu en dan thuis ben. Ik denk dus dat ik haar heel wat verwend heb.
Ze krijgt een paar tanden door en is er echt ziek van geworden. Zij moet ook een dysenterie hebben gekregen. Het heerst; ik denk dat enige van uw gezinnen het ook hadden: echt ziek, overgeven en dysenterie. En daarom huilde zij. Haar moeder was zo vermoeid; zij werd niet eens wakker; ik evenmin. Maar ik werd wakker en ik sliep in de tweede kamer ervandaan. En haar moeder en zij dáár; en de kleine meid, kleine Rebekka en ik sliepen in de andere kamer. En Billy Paul logeerde die nacht bij zijn grootmoeder. Ik werd wakker en ik hoorde... Ik zei: "Wat wekte mij toch?"
Ik hoorde Zijn stem zeggen: "Ga naar je baby en geef haar wat water."
Ik ging de kamer in en zij huilde. Zij had een lange tijd gehuild. Zij moest haar moeder niet hebben wakker gemaakt, in haar kleine bedje. Ik had een glas water gehaald toen ik binnenkwam. Het kleine ding dronk bijna het hele glas leeg en dan daar in die toestand met de dysenterie die zij had. Ik dacht: "Is dat niet heerlijk, hoe goed Hij is om dat te doen." Dat is de tweede keer, of de derde keer.
13 Een keer was ik in Sioux Falls; zij was nog maar drie maanden oud. Zij lag op bed. Haar moeder was naar buiten gegaan om met enige mensen te spreken. En ik was me aan het scheren, maakte me gereed om naar de samenkomst te gaan. En terwijl ik me daar stond te scheren hoorde ik de Engel des Heren zeggen: "Pak je baby, heel snel!" En ik legde m'n scheermes neer en rende; een halve minuut later zou ze er niet meer zijn geweest. Zij lag op een hoog bed, ongeveer zo. En ze had beide armen... Ze was aan het rollen en had haar hoofdje gerold, haar hoofdje hing naar beneden, haar armen naar beneden glijdend en ik moest heel snel rennen om haar te grijpen terwijl ze naar beneden ging. Hij is beminnelijk, lieflijk.
14 Wat later daarna was er een jong meisje. Ze zit hier misschien vanmorgen. Ik zie haar niet, maar zij komt af en toe. Zij is lid van een kerk in New Albany, een heel voorname kerk, een bijzondere kerk in New Albany. Ik ben daar geweest. Zij verlangt... Zij had een geestelijk probleem gekregen, een soort psycho-neurose. En ze kan niet – ze wil de stad zelfs niet verlaten of ergens heen; zij begint dan te schreeuwen en te huilen en gaat tekeer. Ik had twee of drie keer voor haar gebeden, maar iets weerhield me om die duivel uit te dagen op een of andere wijze. Ik weet het niet, ik kon het gewoon niet doen. Zij is een goede vriendin van een verpleegster die daar in de buurt woont. Zij kwamen daarheen. Het ging steeds slechter met haar. Zij was al ongeveer acht jaar in die toestand.
En zo kwam zij onlangs en ze zei... Ik vertelde haar, ik zei: "Zuster, het enige wat ik weet is dat er ergens een oorzaak moet zijn. Ik weet niet wat het is." Ik zei: "Ik... als u zou kunnen komen..."
Ze zei: "Er is voor me gebeden; mijn voorganger..." En ze zei: "Mijn voorganger zond me hier naartoe en zei: 'Ga broeder Billy bezoeken en kijk wat hij zegt.'"
Wel, ik zei: "Ik weet het niet, zus." Ik zei: "Ik ben precies zoals uw voorganger." Ik zei: "Hebt u uw zonden beleden?"
"Alles."
15 Zondagsschooljuffrouw, heeft een grote klas en doet een goed werk. Maar alleen hing dat over haar. Wel, ik wist niet wat te doen. U kunt zich ongeveer wel voorstellen hoe ik me voelde. Ik wist gewoon niet wat te doen.
We namen haar in de kamer. Ik zei: "Goed, kom maar." Wanneer mensen komen, stoppen we met alles. Ik bracht haar in een kamer. Ik ging zitten en begon gewoon te spreken over afstamming en over de beginne, weet u, en de tijd en alles, en sloeg haar gade. Het was dezelfde ochtend. God is er altijd op het beslissende moment, weet u. En na een poosje keek ik; daar kwam een visioen tevoorschijn. Ik zag een auto aanrijden.
Ik zei: "Uw toestand heeft iets te maken met een auto."
Ze zei: "Nee, ik ben nooit bij een auto ongeval betrokken geweest."
Ik zei: "Een ogenblikje, zit gewoon nederig." Ik zei: "Ik zie u in een auto. U wordt bijna door een trein geraakt."
Ze sprong op en zei: "O..."
En ik zei: "Ja, en u bent niet met uw echtgenoot. U bent met een andere man. Uw man was in die tijd overzee in oorlogstijd." Het ging voort en begon het op tafel te brengen. Ik zei: "De dingen die u hebt gedaan, de immorele dingen, iets ervan vertelde u aan uw man, maar u vertelde hem niet alles." En zij begon te schreeuwen, terwijl ze haar gezicht op die manier hield. Ik zei: "U moest niet lang geleden ook een operatie hebben voor uw keelamandelen en u was bevreesd om narcose te nemen, bang dat u dit onder de narcose zou vertellen..." Ze schreeuwde het uit en viel op de grond.
Ze zei: "Dat is de waarheid."
Ik zei: "Hoe kunt u ooit verder komen als dit bij u blijft hangen?"
Ze zei: "Ik vroeg God het mij te vergeven."
Ik zei: "U zondigde nooit tegen God, u zondigde tegen uw echtgenoot en uw eed." Ik zei: "Ga terug en maak dat in orde en kom dan. Dan kan ik die demon onder controle nemen. Zie?"
16 En ik zei: "Een ogenblikje, uw man..." Ik beschreef hoe hij er uit zag, had hem nog nooit in mijn leven gezien; ik zei: "Hij heeft u hetzelfde te belijden." Ik zei: "Als u het niet gelooft, bel hem op en zeg hem u te ontmoeten." Zij ging naar binnen en riep hem aan de telefoon. Zij ontmoetten elkaar op straat.
Hier kwamen zij terug, tranen liepen over hun wangen, en zij vergaven elkaar. De demon verliet haar en daar werd ze vrij. Ziet u?
Ik zou hebben kunnen schreeuwen en roepen naar deze demon en hem hebben kunnen uitdrijven en zo meer, maar ze zouden nooit zijn weggegaan tot dit werd rechtgezet. Ziet u? U moet de oorzaak vinden voordat u het geneesmiddel kunt vinden.
17 U gaat naar een dokter; u zegt: "Ik heb hoofdpijn." Wel, hij mag u misschien een aspirine geven. Wel, het zou terugkeren. Misschien hebt u een maagkwaal die de hoofdpijn veroorzaakt. Misschien hebt u ergens een infectie die koorts veroorzaakt, die veroorzaakt dat u hoofdpijn hebt, of iets anders. U moet terugkomen; de dokter moet de diagnose van die zaak vaststellen tot hij vindt waar de oorzaak ligt, dan komt u van de oorzaak af.
Het is net als een gat in een emmer. Als u er water in laat lopen blijft het water er gewoon uitlekken. Stop het gat maar liever eerst dicht. Begrijpt u? En dat is...
18 Welnu, daar zit ik mee. Wat moet ik doen? Nu, de grootste zaak in mijn samenkomst – één ervan – is: "Er wordt daar niet voor u gebeden." En ik heb gebeden en vroeg in het gebed voor ieder van hen, maar ze zeggen: "Wel, als u mij alleen maar zou willen aanraken en dit zou willen doen", terwijl zij die dingen zien gebeuren.
En het is goed; de Bijbel zei dat zij handen op de zieken zouden leggen en zij zouden gezond worden. Wanneer u daar dan mee begint... Ik heb dit geprobeerd en heb ze door de gebedsrij laten komen en hun de handen opgelegd, maar als hun leven niet door de Heilige Geest doorzocht is om uit te vinden of er iets zit, voelen zij of er niet voor hen gebeden is. Hier is mijn secretaris die hier zit en hij weet van de dingen, krijgt de brieven. Is dat niet zo? Zij denken dat er niet voor hen is gebeden.
19 Nu, daar kom ik tegenover iets te staan. En ik geloof als ik zou kunnen, misschien zou kunnen prediken, en ik ben niet zo'n goede prediker, maar als ik de mensen kan laten zien dat zij absoluut in het reine moeten komen met God, dan geloof ik dat ik de autoriteit van Jezus Christus zou hebben om de macht van elke demon die er is te verbreken.
Toen Petrus en Johannes door de poort, de Schone, kwamen, vroegen zij de man niet eens of hij een gelovige was, of wat hij was, of iets erover. Petrus zei: "Zilver en goud heb ik niet, maar wat ik heb geef ik u. In de Naam van Jezus Christus van Nazareth, sta op en wandel!" Hij trok hem omhoog, hield hem daar tot zijn enkels kracht ontvingen en weg ging hij, lopend.
Welnu, daar is iets in, waarop ik aan het studeren ben. En ik wil dat u voor mij bidt. Goed, wilt u het doen? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] In orde. God zegene u.
20 Sla nu Genesis 22 op. Ik ga voor de onderwijzing wat lezen, voordat de gebedsdienst aanvangt. In orde, we gaan verder beginnen over... Laten we er een klein beetje over spreken. Ik zal u zeggen wat we gaan doen. Ik wil dat u ook Romeinen 4 neemt. Ik ga een beetje over geloof onderwijzen. Dat hebben we allemaal nodig; een heleboel, is het niet? Geloof is geen bewijs; het is alleen een zekerheid. Geloof op zichzelf is een zekerheid en een bewijs van de dingen die de zintuigen van het lichaam niet zullen verklaren. En ik dacht door dit te onderwijzen, dat het uw geloof misschien zou aansporen (Begrijpt u?), het tot een niveau zou krijgen waar God in u kan bewegen en u kan zegenen.
21 Laten we nu gaan lezen bij het achtste vers van het tweeëntwintigste hoofdstuk. Het gaat over Abraham. En hij werd eerst Abram genoemd; en toen ontving hij zijn priesterlijke naam, of zijn 'vader'naam, hetwelk "Abraham" was, wat "de vader van volkeren" betekent. Luister nu: [Genesis 22:6 – Vert]
En Abraham nam het hout van het brandoffer, en legde het op Izaäk, zijn zoon; en hij nam het vuur en het mes in zijn hand, en zij beiden gingen te zamen.
22 Wat een dramatisch schouwspel hier. Lang geleden, achttienhonderdtweeënzeventig jaar voor de komst van de Here; God die nu gaat voorafschaduwen en spreken en zich gereed maakt om een gelijkenis te maken. En hij, Abraham, was een oude man, negentig jaar en Sara... of Abraham was honderd en Sara negentig. Dat is ongeveer veertig jaar na de menopauze, dus was het leven in haar verstorven. En het leven in Abraham was verstorven, een oude man op die leeftijd.
En God verscheen hem toen hij negenennegentig was en zei: "Abraham, wandel voor Mijn aangezicht en wees volmaakt." Denk eens in, op honderdjarige leeftijd... En Hij vertelde hem wat er zou gaan gebeuren en zei: "Alle volkeren zullen in u gezegend worden, omdat u zult... Ik zal u een zoon bij Sara geven." Denk nu in, honderd jaar oud.
23 En dan zei de Bijbel dat Abraham... U weet hoe hij zijn offer hield en de vogels bleef wegjagen tot de zon onderging en hoe de duisternis over hem kwam. En de Geest van God kwam neer en sprak tot hem. En Abraham geloofde God.
Ik wil nu handelen over dit onderwerp: "God geloven", of Hem nemen op Zijn Woord.
24 Nu had Abraham geen grote wolk van getuigen zoals wij vandaag hebben, want Abraham was een Chaldeeër en toch de vader van de Joden. Maar hij was een Chaldeeër uit de stad Ur. En hij werd temidden van zijn volk eruit geroepen om naar een vreemd land te gaan.
Wat typeert dit prachtig de Christelijke wandel van vandaag, dat wij uit onze verwanten van de wereld moeten treden om naar een vreemd land te gaan, of vreemd vergeleken met het eerste land waar wij in wandelden. En het land dat we vandaag zo noemen, is wandelen op de Christelijke weg, wandelen met Christus, ons afscheiden van de dingen van de wereld.
En hij deed dat door geloof, en hij verbleef tijdelijk in een vreemd land, zelfs niet wetend waarheen hij ging. Het enige wat God zei was: "Kom uit, Abraham, en ga naar een land", en hij keek uit naar een stad, wier Bouwer en Maker God was.
25 Als dit nu betrekking zou hebben op het natuurlijke leven, zou ik "instinct" zeggen, natuurlijkerwijze zou u het zo noemen; maar wij noemen het "leiding van de Heilige Geest". God riep hem midden uit zijn volk, uit een land, uit zijn eigen geboorteland – vanuit zijn familie. En hij woonde in een vreemd land, belijdend dat hij een pelgrim en een vreemdeling was die een stad zocht, die uitkeek naar een stad. O my, hoe komt dit nog steeds door zijn kinderen heen, die familietrek om uit te kijken naar een stad wier Bouwer en Maker God is. En God zegende hem.
26 En toen hij werkelijk oud was zei Hij: "Nu, Abraham, wandel voor Mijn aangezicht, wees volmaakt", en hoe Hij hem ging zegenen en vermenigvuldigen. Als wij naar de natuurlijke zijde keken, o, het was onmogelijk voor hem om dit kind bij Sara te krijgen. Wel, alle bronnen van leven waren verdwenen. Sara negentig jaar oud, Abraham honderd.
Vertelt u dat vandaag maar eens aan een dokter: "Een man van honderd jaar oud met zijn vrouw van negentig jaar; zij zou een baby gaan krijgen." Weet u wat men zou doen? Ze zouden u ergens in een psychiatrische inrichting opsluiten. "Wel, die oude kerel en oude dame zijn hierboven ergens een beetje getikt." Maar u kijkt niet naar de omstandigheid; u kijkt naar de belofte. Ziet u? Als u gaat kijken...
27 Dat is nu misschien net zo met de dame in de rolstoel hier of sommigen van u daar met kanker. De dokter zegt: "U kunt niet beter worden." Nu, als u dat gelooft, dan kunt u niet beter worden. Maar u moet kijken naar een Goddelijke belofte.
Ik werd naar het huis van een oude man geroepen. Hij zei: "Broeder, kom voor mijn baby bidden; hij heeft zwarte difterie, het is bij het hart gekomen. Het cardiogram toont dat de hartslag helemaal is weggezakt, dat het niet meer slaat." Wel, men wilde ons niet binnen laten om voor de baby te bidden. Maar toen ik daar binnenkwam, o my, de internist, de dokter zei: "Nee meneer. Beslist niet. U kunt dat niet doen. U hebt zelf kinderen, u kunt het niet doen."
Maar toch, God gelovend, overredend... De man was Katholiek. Ik zei: "Nu, wat als de patiënt stervende was en een priester was hier om het heilig oliesel te bedienen, zou u hem binnenlaten?"
"O, hij heeft geen kinderen."
Ik...?... "Dat is niet de vraag. Dit is net zo heilig als het heilig oliesel (Zie?) van de kerk."
"Goed."
28 Tenslotte ging ik naar binnen en knielde naast de baby neer en bad alleen een eenvoudig gebed, legde handen op de baby en zei: "Here God van hemelen en aarde, Die alles heeft geschapen, U geeft ons de Goddelijke kracht om de macht van Satan over dit leven te verbreken. In de Naam van Jezus Christus, Satan, kom uit van het kind. Het zal leven." Ik keerde me om...
De vader: "Dank U, Here. Dank U." De moeder en de anderen begonnen te lachen en zo ging het maar verder.
De kleine verpleegster was helemaal van streek. Ze zei: "Zeg, u gaat niet... hoe..." Ze zei: "Het is goed om geloof te hebben, maar die baby ligt op sterven." Ze zei: "Hoe kunt u zich zo onbekommerd daarover gedragen? U hebt de dokter verkeerd begrepen. De dokter zei dat de baby stervende was. Hij is nu al langer dan een dag bewusteloos. U hebt de dokter verkeerd begrepen."
De oude patriarch zei: "Nee, ik heb de dokter niet verkeerd begrepen. Ik heb gehoord wat hij zei; hij zei: 'De baby is stervende.'"
Ze zei: "Wel, maar (Zie?) wanneer dit cardiogram aantoont dat dit hart in die toestand is; het is nog nooit in heel de geschiedenis ooit weer opgewekt." Ze zei: "Het is goed om geloof te hebben, maar", zei ze, "het kan niet. Geloof kan nu niets doen." (Ziet u?)
De oude man, met een bedarende vinger, keek naar de verpleegster en zei: "Dame, u kijkt naar die kaart; ik kijk naar een Goddelijke belofte."
De jongen is nu zelfs getrouwd. Goed. Hij lag daar zo gedurende ongeveer vierentwintig uur, liggend, en plotseling begon dat hart weer op gang te komen. Daar begon het te kloppen. Ziet u?
29 Wanneer een Goddelijke belofte is gedaan, staat God enkel onder ede en verplichting om zorg te dragen voor elk van zijn beloften. En Zijn... God is niet méér waard dan Zijn Woord waard is. Als dat Woord niet krachtig is, dan is God niet krachtig. Dat is God. Gelooft u het? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Het is God. De Bijbel heeft gezegd: "In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God." En ik ben niet meer waard dan mijn woord; en u bent niet meer waard dan uw woord.
30 Als ik een hand vol tarwe hier in mijn hand had en het op deze lessenaar legde, zou het nooit iets anders zijn dan tarwe dat er lag. Maar plant die tarwe in de grond, dan zal het misschien wel een mud tarwe produceren. Ziet u? Maar de levenskiem zit in de tarwe, doch de tarwe moet in de grond vallen en sterven. Jezus zei het, of Paulus geloof ik, die zei: "Tenzij een graankorrel in de aarde valt en sterft, blijft het op zichzelf." Begrijpt u?
En dan is dit God, Zijn Woord. En wanneer dit Woord zich diep in het hart verankert... O, als ik u zover zou kunnen krijgen om het te zien! Wanneer dat Woord daar verankert, zal het precies voortbrengen wat het zegt. Het zal precies doen... Het is God; het moet!
Maar als u alleen zegt: "Wel, ik weet dat het Woord er is; ja, dat is juist." Het ligt daar, een handvol, ja; het zal daar ongebruikt liggen. Dat is waar. Het zal niet bewegen, omdat... "O, ik lees de Bijbel." Maar totdat u dat kan verankeren en zeggen: "Ja Heer, dit is voor mij!", dan gaat er iets gebeuren. Het moet. Daarvóór is het enkel het geschreven Woord. Ja. Maar wanneer het eenmaal verankerd is...
31 Welnu, Abraham keek niet naar zijn lichaam. Hij zei: "Goed Heer, we gaan een baby krijgen." We zouden hier urenlang op door kunnen gaan, maar we willen niet teveel tijd nemen.
Hij komt tot de plaats waar kleine Izaäk wordt geboren. En hier gaat hij op pad na hem te hebben ontvangen. En waarschijnlijk net... Abraham was waarschijnlijk zo rond de honderdtwintig jaar, wellicht tegen deze tijd tussen de honderdvijftien en honderdtwintig jaar; kleine Izaäk misschien vijftien, achttien jaar. En God zei: "Abraham, Ik wil dat je die jongen ginds mee de berg opneemt en hem offert als een slachtoffer." Nadat hij hem ontvangen had, hem vader van volkeren was beloofd, en nu was hier het enige zaad dat hij heeft en Hij zei: "Neem hem daarheen en vernietig het!" Dubbel schaakmat... O my. Ziet u? "Ik weet dat je oud was en je Mij geloofde en Ik gaf je deze jongen. En nu, nu heb je hier een idee gekregen dat de belofte vervuld gaat worden, omdat je de jongen hebt. Maar nu wil ik dat je de jongen mee naar boven neemt en hem doodt."
32 Welnu, wat als Abraham zegt: "Dan, Heer, nu kijk, ik wil U iets vragen. Ik hier, misschien honderdtwintig jaar oud, ontving deze jongen, en mijn arme Sara kan nauwelijks meer lopen, zo oud is ze, ze is helemaal gerimpeld en bijna vergaan. En hier ben ik, een oude man, moet op een staf leunen om zo te lopen", kon misschien amper lopen, "en ik ben zo oud en de jongen is hier een jongeman. Ik zie wat U gedaan hebt, maar wat... Bedoelt U dat ik hem moet doden? Allereerst zal het mijn hart verscheuren. En hoe kan ik dan een vader van volkeren zijn als U hem gaat doden?" Maar Abraham wankelde niet en zei: "Ja, Heer." Hij nam de jongen en hier gaan ze. Hij wist niet hoe. Het was zijn zaak niet om te vragen, hij gehoorzaamde.
33 De dame hier kan misschien zeggen: "Hoe zal ik gaan lopen?" Misschien bent u al een lange tijd verlamd; ik weet het niet. Misschien zeggen de anderen: "Wel, de dokter vertelde mij dat ik niet meer kan leven, broeder Branham. Ik ga sterven." Daarover praten wij niet. Dat is het natuurlijke. Begrijpt u? En als u naar zoiets kijkt zult u nooit leven.
Maar u moet kijken naar een belofte die God deed en dat is de belofte. Ziet u, de binnenkant van u!
Deze buitenkant is zonde. Weet u dat? Weet u dat uw lichaam zonde is? Probeer daarom dat lichaam niet te perfectioneren; het is zonde. Wist u dat? Het werd in zonde geboren, gevormd in ongerechtigheid, kwam leugensprekend de wereld in.
34 En die ziel is net zo totdat de ziel gestorven is en dan wedergeboren werd uit God; dan kan die ziel niet sterven. "De ziel die zondigt zal sterven. Maar wie in Mij gelooft, heeft eeuwig leven", dan is er een onsterfelijk leven, dat in dit lichaam woont. Nu, dat is als een koord dat uit de hemel komt, als een kern aan de binnenkant van een mens. Nu, dat is het deel dat goddelijk is; het zet dit lichaam in werking.
Maar voordat dit lichaam ooit perfect gemaakt kan worden, zal de Geest het in onderwerping brengen aan God om u zo te maken. Het zal steeds oorlog voeren, constant. Dat zei Paulus. Wij zullen nooit méér krijgen dan hij. Ziet u? Paulus zei: "Wanneer ik het goede wil doen is het kwade mij nabij." Ziet u? En er is een voortdurende oorlog, het vlees tegen de Geest.
En hier gaat u, als u naar het vlees kijkt: "De dokter zei en ik geloof..." Kijk hoe simpel. Dan kunt u God niet dienen.
35 U hebt een ziel naast uw zintuigen. God heeft u die zintuigen nooit gegeven om Hem daarmee te vertrouwen. God geeft u Zijn Geest om te vertrouwen – u zult vertrouwen. Uw zintuigen zijn alleen om contact te maken; zien, proeven, voelen, ruiken en horen. Maar wat u betreft, uzelf, het is die geest die in u woont. En wanneer die wedergeboren is en die oude mens gestorven is en de nieuwe mens wedergeboren is, is dat een deel van God; dan wordt u een zoon van God, een afstammeling van de Schepper. Dan kunt u de onmogelijke dingen geloven omdat u bent opgebouwd uit de God die wonderen bewerkt. U bent een deel van Hem.
36 Het zou voor mij natuurlijk zijn geweest als ik dronk. Mijn vader dronk. Het was voor mij natuurlijk geweest dat ik tabak zou gebruiken. Mijn vader deed het. Mijn voorgeslacht deed het. Sommigen zeiden: "Waarom heb je nooit gerookt of gedronken?"
Wel, toen ik nog een knaap was, voordat ik eraan begon, kwam de Heilige Geest neer en zei: "Doe het niet!" Daar is de bekering (Ziet u?) in het begin.
En zelfs lang daarvoor, de ochtend dat ik geboren werd, toen de Engel des Heren boven de plaats stond waar ik lag, werd dat zaad, terwijl het in de grond lag, van een klit veranderd. Ziet u niet wat ik bedoel?
37 Snapt u wat ik bedoel? Dan is daarbinnen een geest en vandaar is uw onsterfelijk leven. Dan: "Een mens die uit de Geest van God geboren is doet geen zonde." Dan krijgt u de Schrift goed verklaard. Als hij, als... De aanbidder, eenmaal gereinigd, heeft geen verlangen meer naar zonde, of geen geweten meer ervan. In het Oude Testament kwam de aanbidder binnen, offerde een brandoffer en ging weer naar buiten met hetzelfde verlangen om te zondigen. Maar hier... Hier is het, begrijp het. Hebreeën zei, wanneer de aanbidder in deze zaak zijn handen legt op het hoofd van de Zoon van God en zijn zonden door de heiligende kracht van God gereinigd worden, is daar geen verlangen meer naar zonde in hem. O, daar ligt het leven. Dat maakt u een afstammeling van Jehova.
En Satan kan mij dan niet kwaad doen zonder mijn Vader kwaad te doen. U kunt dat kleine meisje daar geen pijn doen zonder mij pijn te doen, dat kan ik u wel vertellen; u kunt uw kinderen niet kwetsen zonder dat u gekwetst wordt. En dan: "Hij wil niet dat enig mens verloren zou gaan of zou lijden."
38 Maar nu, alvorens dit vlees hier, voordat het vlees volmaakt kan worden moet het sterven zoals de ziel stierf.
Het is nooit de perfecte wil van God geweest dat vrouwen en mannen zo kinderen op de aarde zouden brengen. Wist u dat? God Zelf schiep de mens uit het stof der aarde. Na de val... Nu wil ik daar niet over argumenteren, omdat u wel weet dat ik zeer vreemde inzichten hierover heb. Maar na de val, toen bracht de vrouw kinderen ter wereld. God vertelde haar: "Omdat u leven uit de wereld hebt genomen, moet u het in de wereld brengen." Kijk wat voor soort leven het was: naar sex, vleselijk verlangen.
39 Maar wanneer dat lichaam dan sterft en tot de aarde terugkeert, tot stof der aarde, dan zal God de onsterfelijke geest eruit nemen en brengen naar het Koninkrijk van God, of naar Zijn troon, paradijs, en dan bij de tweede komst van Jezus, mijn moeder die daar zit en mijn vader die gestorven is, zal dit nooit een ander lichaam hoeven te geven, maar God zal er een vormen dat perfect is en onsterfelijk en niet kan sterven.
40 Goed. Abraham neemt Izaäk en zij trekken de berg op. Nu het negende vers.
En zij kwamen op de plaats, die God hem gezegd had; en Abraham bouwde aldaar een altaar, en hij schikte het hout, en bond zijn zoon Izaäk, en legde hem op het altaar boven op het hout.
Nu, net voor het gaan, kan ik zien hoe ze wegkwamen. Ze vertelden Sara niet waar zij heengingen, omdat zij het dan uitgeschreeuwd zou hebben. Ik geloof dat het Abrahams geloof was dat het wonder in Sara's schoot bewerkte, omdat zij het betwijfelde, zelfs lachte toen het werd gezegd. Het was Abrahams geloof.
41 Dus daarom is dat de reden dat er staat: "Het gelovig gebed zal de zieke gezond maken." Dat individuele gebed. "Het vurige, krachtige gebed van een rechtvaardig man vermag veel." O, als u slechts wist dat Christus met Zijn Naam ons de autoriteit in uw hand heeft gegeven, zodat doordat we Christenen zijn, we het machtigste wapen hebben dat de wereld ooit heeft gekend: gebed; het verandert zelfs alles. Het zal de gedachte van God veranderen. Het deed het. Nadat een man de dood werd aangezegd, bad hij. Toen vertelde God aan de profeet: "Ga terug en vertel hem dat Ik hem gehoord heb." Ziet u daar, gebed, houdt aan...
42 Billy Graham werd onlangs gevraagd... Mattson Boze is daar om mijn boek naar Billy Graham mee te nemen, voor een onderhoud. Maar... En ze willen dat ik hem daar nu volg in Washington in dat grote auditorium. We kunnen het krijgen. Maar nu, is het de wil van de Vader?
Mij werd gisteravond het verzoek gezonden, of eergisteravond, om naar Seattle te komen. Men houdt daar een grote samenkomst en kapitein Al Farrar wil daar voor mij in de stad komen. Hij komt. Zij hebben een Evangeliesamenkomst, wensen het. Maar is het de wil van de Vader? Dat is de hoofdzaak.
43 Ik werd opgebeld: Een auditorium, gratis, in Baltimore, tienduizend zitplaatsen, we hoeven er geen cent voor te betalen. Vijfhonderd predikers met hun naam op een vel papier gezet; ik heb het nu thuis liggen: "Wij willen het honderd procent ondersteunen. We zijn allen in gebed, overal."
"Nu, Vader, waar wilt U dat ik heenga?" Zie, zo is het. "Als U het mij vertelt zal ik gaan." Begrijpt u?
Toen zei Billy: "Weet u waar ik mijn succes aan te danken heb?"
Ik zei: " 'k Heb geen idee."
Hij zei: "Ik houd kleine samenkomsten." Hij hoorde van deze samenkomsten. Hij trok uit met een kleine tent, was daar in Los Angeles, en hield maar een kleine samenkomst. En heel de Noordwester Universiteit begon te vasten en te bidden. En God zond er ongeveer vijftien verslaggevers van nieuwsbladen heen en die hebben in zijn samenkomst gestaan; het werd verspreid over het land.
Toen ik allereerst met deze aanspraken hier begon, vertelde ik mijn gemeente: "Blijf op uw knieën en bid." God begon te bewegen. Het eerste wat gebeurde, ik hoorde oproepen komen van Afrika, van over heel de wereld. Hoe kwamen die? Ik weet het niet. Gebed steeg op.
Bid! Geloof wanneer u bidt. Dat was het. Geloof!
44 Abraham, toen hij oud was, geloofde hij. En God vertelde hem te gaan en hij gehoorzaamde. En bij zijn vertrek kan ik hem de knechten zien nemen, de kleine muilezels, en op pad zien gaan. Zij komen bij de berg van God. O, hier houd ik van. Luister hiernaar. Hij zei tegen de knechten: "Jullie blijven hier terwijl wij verdergaan, en de jongen en ik zullen terugkeren." O, o my! Excuseer me, mijn emoties ontsnappen me soms. "De jongen en ik zullen terugkeren." ("Hoe weet ik niet. Ik ga daar naar boven om hem te doden.") Hij wist dat hij op een of andere wijze, op een of andere manier, terug zou keren en hier had hij een mes in zijn riem hangen.
Hij legde het hout op Izaäks schouders. En Izaäk besteeg de heuvel, geleid door Abraham: schitterend type! Zijn enige zoon, die hij naar de heuvel leidde en hetzelfde altaar waar hij zijn zoon op legde, droeg hij op zijn rug de heuvel op: een type van God die Zijn Zoon naar Golgotha leidde, met een houten kruis op Zijn rug, hetzelfde kruis waaraan Hij genageld werd en waar "God Zijn eigen Zoon niet spaarde".
45 Daar keek kleine Izaäk rond en zei: "Vader, hier is het altaar en het vuur, maar waar is het brandoffer?"
Hij zei: "God zal Zelf voor een brandoffer zorgen."
Bond zijn enige zoontje, wierp hem hoog op het altaar, trok zijn mes uit de schede, en stond op het punt zijn leven te nemen. "God, U gaf hem."
Net toen hij het mes naar beneden bracht, greep een engel zijn hand vast en zei: "Abraham, Abraham, houd uw hand af."
Op dat moment blaatte een lammetje, een ram, in de woestijn. Zijn horens zaten vastgehaakt om enkele ranken. Abraham haastte zich snel, greep de ram, maakte zijn zoon los en doodde de ram als plaatsvervanging. (Begrijpt u?)
Toen sprak God tot Abraham en zei: "Abraham, nu weet ik dat je Me liefhebt; je hebt Me niets onthouden."
46 Nu kijk, laten we het dertiende en veertiende vers lezen voor de tekst die ik wil nemen.
Toen hief Abraham zijn ogen op, en zag om, en ziet, achter was een ram in de verwarde struiken vast met zijn hoornen; en Abraham ging, en nam die ram, en offerde hem tot een brandoffer in de plaats van zijn zoon.
Weet u Wie die ram was? Dat was Christus; offerde Hem, "in de plaats van".
En Abraham noemde de naam van die plaats: Jehova-Jireh! [Nederlands: "De HEERE zal het voorzien!" – Vert] Waarom heden ten dage gezegd wordt: Op de berg des HEEREN zal het voorzien worden!
47 Jehova-Jireh, wat Gods eerste Naam van verlossing was. "Jehova-Jireh" betekent: "De Heer zal voor een brandoffer zorgen."
Welnu, Hij was Jehova-Jireh; Hij was Jehova-Raffa, -Nissi en zo verder. Hij had zeven samengestelde Namen van verlossing. En als plaatsvervangingsmiddel voor een menselijk leven nam hij een lam en offerde het als het voorziene brandoffer, zodat in Izaäk alle volken gezegend zouden zijn en door Izaäk kwam Christus. "En wij die in Christus gestorven zijn, hebben Abrahams Zaad ontvangen en zijn erfgenamen geworden overeenkomstig de belofte." Dáár is het! En dat geeft ons – níet in ons lichaam; wij zijn heidenen in ons lichaam; wij zijn zondaren in ons lichaam; maar in onze ziel – de wedergeboorte, met dezelfde Geest die op de geloofsvolle Abraham was. Die afkomst daar binnenin geeft ons het verlangen God te vertrouwen, maar het lichaam wordt bevreesd. O, als wij de kinderen van Abraham zijn, laat ons dan zijn zoals vader Abraham was.
48 Nu, Jehova-Jireh, "de Heer zal voorzien in het brandoffer." Hij heeft in het brandoffer voorzien. Nu, in Romeinen, het vierde hoofdstuk, laten wij bij het zeventiende vers beginnen.
(Gelijk geschreven staat: Ik heb u tot een vader van vele volken gesteld) (tussen haakjes) voor Hem, aan Wie hij geloofd heeft, namelijk God, Die de doden levend maakt, en roept de dingen, die niet zijn, alsof zij waren;
Ziet u nu? Wij dan als Christenen kijken, voelen, zien, proeven, ruiken, horen niet wanneer wij tot God spreken. Wij geloven God alleen en het werd Abraham tot gerechtigheid gerekend.
49 De zintuigen zijn wereldse instrumenten. Gelooft u dit? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Welnu, God kan ze onder controle nemen, dat geef ik toe. Maar ze zijn ons niet gegeven om in contact te komen met onze hemelse Vader; omdat Hij niet in menselijk vlees is. God is een Geest. En wij maken contact met Hem door de geest, door geloof, gelovend. Als wij zeggen dat...
Toen ik nog haar had, had ik golvend haar, net zoals mijn vader. Mijn vaders ogen stonden dicht bij elkaar, diep, blauw. Veel mensen zeggen: "U lijkt op uw vader", of, "lijkt op uw moeder." Wel, ik heb heel wat dingen die op mijn familie lijken. Mijn oude grootvader bouwde hier de tabernakel. Sommigen zeiden: "O, je bent net als je grootvader. U lijkt op uw grootvader. U spreekt zoals hij. U hebt een geaardheid zoals hij." Wat is dat? Het is een karaktertrek die doorgegeven wordt door de geslachten heen; die ik heb.
U lijkt op uw ouders; er zit iets van hen in. U ziet een meisje en zegt: "Lijkt zij niet op haar moeder? Zij doet net als haar moeder." U hebt mensen zo zien doen.
Als wij nu geboren zijn uit onze hemelse Vader, God, "Die de dingen die niet zijn noemt alsof ze er wel waren", zal er iets in ons moeten zijn wat daarop lijkt. Begrijpt u? Daarom zal een echte toegewijde Christen, die zich uitstrekt naar God, kijken naar wat God gezegd heeft, in plaats van naar wat u ziet of voelt. Dat is de aardse mens daar; als wij wandelen naar het vlees kunnen we God niet behagen. Wij wandelen naar de Geest. Ziet u?
50 Nu heeft God alles gedaan, meer dan Zijn plicht was om te doen. Hij heeft profeten en priesters gezonden. Hij zond Zijn Zoon. Hij zond de Heilige Geest. Hij heeft alles gedaan en zwoer zelfs een eed bij Zichzelf dat Hij deze dingen zou verrichten.
Wanneer God nu rijk en diep hier binnenin komt... Kijk, hoe meer u van God hier binnenin krijgt, hoe meer u God gaat geloven, omdat daar meer van Hèm zit. En hoe meer u dit hier beneden beoefent, hoe meer u God kunt geloven. Het is net zoals een kind; wanneer het nog klein is weet hij er wellicht heel weinig over, maar naarmate hij ouder wordt begint hij meer over God te weten te komen. En zo is het wanneer deze geest hier binnenin de natuur van onze Hemelse Vader aanneemt, wat God is, zoals ik de natuur van mijn aardse vader, van mijn aardse ouder aanneem.
51 Kijk. O, ik houd hiervan! Luister nu.
God, Die de doden levend maakt, en roept de dingen, die niet zijn, alsof zij waren;
Weet u wat? Hoe schiep God de aarde, deze aarde waarop u vanmorgen bent gezeten? Mensen willen niet in "geloof" geloven. Hoe heeft God de aarde gemaakt? Hij sprak het. Amen. Ziet u het? Hij sprak en de aarde kwam in bestaan. En deze wereld vanmorgen is het gesproken Woord van God en Hij gelooft Zijn eigen Woord.
Hier is het. Let op! En als God, als u een afstammeling van God bent, en als God in u is, zal Hij Zijn eigen Woord geloven. Ofschoon het niet gezien, gevoeld, geproefd of iets anders kan worden, zal Hij het geloven. Ziet u wat ik bedoel? Want God in u zal Zijn eigen Woord geloven. Is dat zo? Dan kijkt u niet naar dingen die u ziet. U kijkt naar dingen die God gezegd heeft.
52 De mens heeft niet erg veel overwinning wanneer hij terneer gedrukt is. Ik weet dit absoluut. God verricht wonderen door de vakkundige chirurg, door medicijnen. God doet het. De mens doet het niet; God doet het. In Psalm 103:3 staat: "Ik ben de Heer, die al uw ziekte geneest." Geen genezing kan komen dan door God alleen.
Iemand zei: "De duivel kan genezen." De duivel kan niet genezen; hij kan het wel beweren.
53 Zoals iemand die probeerde zich tegen de manager te keren en zei: "Wel, broeder Branham..." Hij zei: "Wel, (my,) Jezus heeft gezegd: 'Er zullen in die dag velen tot Mij komen en zeggen: "Heer, heb ik niet duivelen in Uw Naam uitgeworpen?"' en al zulke dingen. Wel," zei hij, "dat betekent niet dat men een Christen is." Hij sprak van: "Deze tekenen zullen degenen die geloven volgen."
De broeder zei: "Een ogenblikje, maar dat is de wijze waarop u, kerkelijke groep, er in faalt de werkelijke betekenis van de Schrift te zien. U dwaalt altijd in uw hart, lerende de traditie van mensen."
Zij faalden om te zien dat dit de Zoon van God was. Zij zeiden: "Hij is Beëlzebub." Zij bleven in gebreke om te zien dat de Schriften duidelijk erop wezen dat dit Jezus was.
Hij zei: "O, gij huichelaars, het aanzien van de hemel weet gij te onderkennen, maar de tekenen van de tijd kunt gij niet onderkennen. Want als gij het zoudt hebben geweten, zoudt gij Mij en mijn dag gekend hebben, de dingen die verondersteld werden te gebeuren."
54 En vandaag zien we dat God in deze laatste dagen beloofde dat deze dingen zouden plaats vinden. Wat is er met de mensen aan de hand? Zij zijn blind.
Die duivelse macht, zelfs in de kerkelijke kringen! "U zei: 'Jezus zei nooit iets.'"
Zij zeiden: "Wij werpen duivelen uit."
Jezus zei: "Ik heb er niets van geweten." Zij zeiden dingen die zij niet gedaan hadden. "O, wij..."
Iemand zei, uit een zekere denominationele kerk, hij zei: "Laat prediker Branham er één genezen en ik genees een dozijn."
Ik zei: "Als ik er één genas, zou u er een dozijn kunnen genezen."
Hij zei: "Als u een gave had, zoals u zegt dat u hebt," hij zei: "waarom gaat u dan niet naar het ziekenhuis en zegt: 'Alle zieken, sta op en kom er uit'?" Hij zei: "Zij zouden u allemaal moeten gehoorzamen."
Ik zei: "Bent u een Evangelieprediker?"
Hij zei: "Ja, meneer."
Ik zei: "Ga hier naar de kroeg en zeg: 'U bent allemaal verlost, kom eruit!'"
Hij zei: "Dat zou ik kunnen als ze mij zouden geloven."
Ik zei: "Zo kan ik het ook."
Daar bent u er: geloof in het Woord. Begrijpt u? U zou niemand kunnen redden. En het prediken van het Evangelie van verlossing maakt u niet tot een goddelijke verlosser, net zomin als het prediken van Goddelijke genezing mij een goddelijke genezer maakt, maar het is het geloof in Gods gesproken Woord.
55 En dit weet ik, dat sommigen van ons meer geloof hebben dan anderen en degenen die een overvloed van geloof hebben worden verondersteld voor dezen te bidden. Maar als u niet het juiste soort leven leidt, blijf er dan maar liever vanaf; de duivel zal lachen om uw gebed. Maar als u goed leeft en goed doet en goed handelt en geloof hebt in God, zal Satan beven wanneer u spreekt, omdat God zwoer en Zich verplichtte dat Hij voor dat gebed zorg zou dragen. Dat is waar.
56 Luister. Abraham, een oude man nu... (O, ik zal me er doorheen haasten.) Als een oude man, hoogbejaard, honderd jaar oud, had God hem deze zoon gegeven. Nu ongeveer zestien of achttien jaar later, misschien honderdachttien – honderdtwintig jaar oud... zei Hij: "Neem hem naar boven en vernietig hem."
En Abraham twijfelde niet aan de belofte. Luister naar dit: Hij was als God, hij had een deel van God in zich, want hij geloofde. Luister naar vers 18.
Die tegen hoop op hoop geloofd heeft,... (Er was zelfs geen enkele hoop voor, toch geloofde hij in hoop.) dat hij zou worden een vader van vele volken, volgens hetgeen gezegd was: Alzo zal uw zaad wezen.
57 Luister nu naar vers 19. Doe uw jasje aan, houd de beker omhoog. Let op!
En niet verzwakt zijnde in het geloof, heeft hij zijn eigen lichaam niet aangemerkt, dat reeds verstorven was,...
Als nu uw vader Abraham, van wie u door Christus een kind bent, zijn eigen lichaam niet aanmerkte toen het verstorven was, wat dan met het uwe dat vanmorgen levend is? Ziet u wat ik bedoel? En dat was vóórdat Christus gekomen was, vóór er enige verzoening was gedaan, vóór de grote wolk van getuigen was gekomen, vóór de Heilige Geest kwam; en Abraham geloofde God. "Zonder te verflauwen in geloof, lette hij niet op zijn eigen lichaam." Let niet op uw ziekte; let op wat God daarover gezegd heeft.
58 Als ik rekening had gehouden met de mijne, toen de Mayo-broeders mij vertelden: "Het is afgelopen met je", zou het met mij gedaan zijn geweest. Maar ik lette niet op mijn lichaam. Ik lette niet op mijn ziekte. Ik ging niet uit van wat zij zeiden. Ik ging uit van wat God gezegd had.
Maar toen ik blind was, hier met een bril rondliep, niet eens mijn haar kon laten knippen; als ik mijn bril in de kapperszaak afdeed zou mijn hoofd gaan schudden. Ik moest eerst gaan zitten, hem het haar van een ander voor een poosje laten knippen; dan weer terugkeren in de kappersstoel om te proberen het mijne te knippen. Wat als ik daarop had gelet? Maar ik hield geen rekening met de blindheid van mijn ogen toen ik van God vernam.
59 Toen de dokter mij vertelde: "Een mondvol vast voedsel zal jou je leven kosten"... Toen ik bijtrok... Mijn moeder zit daar als getuige. Zij gaven mij gerstewater en gezeefd pruimensap. Daar leefde ik al bijna een jaar op. En ze zeiden: "Wel, een mondvol vast voedsel zal hem doden."
Ik begon toen net de Bijbel te lezen en vond God in mijn ziel. En daar las ik waar staat: "Welke dingen u ook verlangt, wanneer u bidt, geloof dat u het zult ontvangen."
Aan onze tafel werd nooit een gebed uitgesproken. Ik herinner mij dat pa daar op de hoek zat. Ik zei: "Kunnen we bidden?" Ma keek over de tafel en begon te huilen. Pa wist niet wat te doen.
Ik zei: "God..." (Ik had de Bijbel op tafel liggen.) Ik zei: "Als ik sterf, kom ik thuis; ik vertrouw op U. Dat heeft Uw Woord gezegd. Ik moet òf rekening houden met wat de dokter heeft gezegd òf met wat U hebt gezegd. Ik heb zijn woord al een jaar lang genomen en ik ben niet beter geworden; ik word erger. Ik houd geen rekening meer met wat hij zei. Ik houd rekening met wat U hebt gezegd." En ik vroeg de zegen.
60 We aten bonen en maïsbrood en uien. Ik nam er een bord vol uit en begon ervan te eten. De eerste hap die mijn maag inging scheen mij te willen doden. Ik moest mijn hand voor mijn mond houden om te weerhouden dat het terugkwam. En het bleef omhoog komen en ik slikte het dan weer naar beneden; kwam terug, en ik slikte het weer in. Maar ik hield geen rekening met mijn maag. Ik lette op wat God erover had gezegd; niet op wat ik voelde, het verbrandde me.
Ik ging de straat op en liep langs de weg op déze manier, het water stroomde mijn mond uit. Men vroeg: "Hoe voel jij je, Billy?"
Ik zei: "Wonderbaar."
Dagen gingen voorbij, weken gingen voorbij; nog steeds lopend, beneden in een greppel staande met mijn maag zo...?... en hield mijn hand op die manier, zo aanstampend, zingend: "O wat houd ik van Jezus." Wierp het erin en wierp er wat aarde in, schreeuwend: "O, hoe lief heb ik Jezus." Gewoon dat voedsel opbrakend, terugkomend, zo duizelig dat ik nauwelijks kon werken.
Men vroeg: "Hoe voel jij je vanmorgen? Billy, ben je misselijk?"
Ik zei: "Nee, ik voel me wonderbaar."
Toen later, toen ik getuigde, zei iemand: "Dan heb je toen gelogen."
Ik zei: "Nee, nooit. Ik sprak niet over die zintuigen hier in het lichaam, die zijn dood. Ik rekende op Christus voor mijn genezing."
Ik zei: "Ik nam aan wat Hij zei en ik voelde me er wonderbaar bij."
Daar bent u er. Let niet op uw eigen lichaam. Let niet op de ziekten, want ze zijn van de duivel! Ja. Beschouw Gods belofte.
61 Iemand zei niet lang geleden: "Kijk, u kunt Goddelijke genezing niet in de verzoening prediken." Een knappe Baptistenprediker, die er in ieder geval te ver vandaan was.
Ik zei: "Ik wil niet met u over de verzoening argumenteren, want ik weet dat u geen voet hebt om op te staan." Erg fundamenteel. Ik zei: "Ik weet dat u geen voet hebt... Hier staat een Schriftgedeelte precies voor u, dat de hele zaak uit de weg neemt: 'Hij werd om onze overtredingen verwond en om onze ongerechtigheid verbrijzeld, de straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem en door Zijn striemen zijn wij genezen.'" Ik zei: "Waarop past u dit toe, op Golgotha?"
62 Ik zei: "Gelooft u dat de zeven verlossingsnamen, samengestelde namen, aan Jezus toebehoren? Als Hij het niet was en het niet vervulde en in Hem die zeven samengestelde namen waren, was Hij geen Jehova-Jireh. Daar is Jehova-Jireh, 'Gods voorziene offer', en u zult dat moeten toegeven of zeggen dat Hij niet de Zoon van God was. Als Hij dan Jehova-Jireh is, is Hij Jehova-Rapha, 'de Genezer', eveneens. Want alle zeven samengestelde namen: 'onze overwinning', 'onze banier' en 'ons schild', 'onze steun', 'onze genezing', 'onze verlossing', 'ons voorziene offer', lagen allemaal in Hem! En toen Hij stierf op Golgotha, beroofde Hij overste machten, verrees, wierp Zijn handen omhoog en zei: 'Het is volbracht.' Halleluja! Duivelen beefden; de hel schudde; het ging ...?... op elke wijze! En Hij stond op Paasmorgen op: 'Ik ben Hij die dood was en weer levend geworden is.' Daar is Hij, Jehova-Rapha, Jehova-Manasse. Jehova-Jireh, Gods voorziene offer." Hij wist geen woord te zeggen.
63 Destijds zei Jezus: "Gelijk Mozes de koperen slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden." En als dat licht van God daarginds in een type scheen, kijkend naar een koperen slang wat een symbool was... [Een leeg gedeelte op de band – Vert]
64 Hij zei: "Ik moet mijn woord houden. U moet sterven." De arme kerel wankelde. Hij zei: "Wat kan ik voor u doen voordat ik u dood?"
Hij antwoordde: "Een glas water."
Dus ging hij weg en haalde het glas met water. En hij hield het in zijn hand en hij kon het niet vasthouden, zo beefde hij. En de man zei: "Nu, wacht even, verman je." Hij zei: "Ik ga je niet doden of je leven nemen voordat je dat water drinkt." En de slaaf gooide het op de grond. Wat zal hij gaan doen? Als hij een rechtvaardig man is, als hij zijn woord zal houden... Als hij níet zijn woord houdt is hij geen rechtvaardig mens. Hij moet hem in vrijheid stellen, het maakt niet uit wat de wetten van het land gezegd hebben.
En als Jezus zei: "Wat u ook verlangt als u bidt, geloof en u ontvangt het", moet Hij het houden; Hij is rechtvaardig. Verzoening of geen verzoening, dat is Zijn Woord.
65 Een jongen ging niet lang geleden naar een zekere theologische school om een heleboel te leren, wat hij niet zou hebben moeten leren. Zijn oude moeder werd ziek. Een van haar buren behoorde bij een Volle Evangelie-gemeente; zij brachten de voorganger thuis. Ze zei: "Laat mij de voorganger naar u toebrengen zodat hij voor u bidt." Ze zei: "Het is een goed, rechtvaardig mens en hij gelooft in God. Laat hem komen om voor u te bidden."
Ze zei: "Dat is goed."
De dokter kon niets meer voor haar doen; dus kwam de jonge man, de voorganger, daar en bad voor de oudere dame en legde haar de handen op overeenkomstig Jakobus, of overeenkomstig Markus 16: "Zij zullen de zieken de handen opleggen en zij zullen herstellen." Hij kwam en legde zijn handen op de vrouw. Een paar dagen later was zij weer op en deed haar werk, ze was gezond.
66 Toen haar zoon van de universiteit naar huis was teruggekeerd, o, hij was zo blij, weet u. Toen hij zijn moeder zo gelukkig zag zei hij: "Hoe hebt u het al die tijd gehad, moeder?"
Ze zei: "Heel goed." Ze zei: "O zoon, ik ben je iets vergeten te vertellen." Ze zei: "Terwijl je weg was in die vier jaar, werd ik ziek. En je kent mevrouw Zo-en-zo hier, die bij deze Volle Evangelie-gemeente behoort. Haar voorganger kwam en legde mij de handen op overeenkomstig Markus 16 en ik werd gezond. De dokters konden niets meer voor me doen toen ik die ziekte-aanval kreeg." Ze zei: "Zo werd ik gezond."
Hij zei: "Wel moeder, ik wil u over iets inlichten." Hij zei: "Natuurlijk hebben we dit op de universiteit daar geleerd, dat de laatste negen verzen van Markus 16 niet geïnspireerd zijn. Dat werd door het Vaticaan daarin geplaatst. Er is geen geschiedenis die vertelt dat dit Woord daar is geïnspireerd."
En de kleine vrouw zei: "Prijs God. Prijs God!"
Hij zei: "Wat is er met u aan de hand, moeder?"
Ze zei: "Als God mij kon genezen met Woorden die 'niet geïnspireerd' zijn, wat zou Hij wel kunnen doen met dat wat wel geïnspireerd is?" Daar bent u er. "Als Hij dat kon doen met het 'ongeïnspireerde' Woord, wat zou Hij dan doen met wat wel geïnspireerd is?"
67 Terwijl er zeshonderd en nog wat beloften zijn, die gericht zijn aan de gemeente in de laatste dagen, dat deze dingen zullen gebeuren en Zijn kracht dezelfde is! "Jezus Christus is gisteren, heden en voor immer dezelfde. Wat gij ook verlangt wanneer u bidt, geloof dat u ze ontvangt. Indien gij in Mij blijft en Mijn Woorden in u, vraag wat gij wilt en het zal u geschieden. De dingen die Ik doe zult gij ook doen; groter dan deze, wanneer Ik naar Mijn Vader ga. Voorwaar, Ik ben altijd met u, zelfs tot het einde der wereld. Waar twee of drie in Mijn Naam vergaderd zijn en samenstemmen over enige zaak en het vragen, zullen zij het ontvangen."
Denk er niet meer aan, broeder. Het is Gods wil om het te doen. Jazeker. Het is alleen Satan die u berooft. Geloof Hèm!
68
Die tegen hoop op hoop geloofd heeft, dat hij zou worden een vader van vele volken; volgens hetgeen gezegd was: Alzo zal uw zaad wezen.
En niet verzwakt zijnde in het geloof, heeft hij zijn eigen lichaam niet aangemerkt, dat reeds verstorven was,...
Geen omstandigheden, niet wat een ander zei: "Wat als iemand anders gestorven is terwijl u hetzelfde hebt?" Houd daar geen rekening mee. Zie?
... daar hij omtrent honderd jaren oud was, noch ook dat de moeder in Sara verstorven was.
Zij was daarin inbegrepen. God heeft nooit Sara de belofte gegeven. Hij gaf Abraham de belofte, maar Sara werd daarin besloten. Hij deed de belofte in Christus Jezus en ik was in Hem besloten; en u eveneens. Begrijpt u?
En hij heeft aan de beloftenis Gods niet getwijfeld door ongeloof; maar is gesterkt geweest in het geloof, gevende God de eer;
En ten volle verzekerd zijnde, dat Hij ook machtig was, hetgeen beloofd was te doen.
Daarom is het hem ook tot rechtvaardigheid gerekend.
Nu is het niet alleen om zijnentwil geschreven, dat het hem toegerekend is;
Maar ook om onzentwil, aan wie het zal toegerekend worden, namelijk aan hen, die geloven in Hem, Die Jezus, onze Heere, uit de doden opgewekt heeft;
Die overgeleverd is om onze zonden, en opgewekt om onze rechtvaardigmaking.
O broeder, God legt de duivel driehonderdvijfenzestig dagen per jaar daarmee in een knoop. (Zie?) "Je bent een leugenaar. Daar is het Woord; ik ben genezen!"
69 Als iemand langskomt en hij plaatst het op u, als iemand hier iets aan u doet en u gezond laat worden, het inspireert u niet. Maar hier is wat het is: hij die gelooft, "ik ben nú genezen."
Als God neerkwam en mij direct volkomen door een wonder genas zou het minder geweldig zijn dan als ik de belofte van God zie en het in mijn hart neem en daar kan staan en zeggen: "Jezus is me nu aan het genezen, want ik heb Zijn Woord aangenomen. Het is in mijn hart. Hij is nu voorspraak voor mij aan het doen bij de Vader. Ik zal gezond worden." Daar houdt God van. Daar staan op Zijn Woord en zeggen dat het waar is. "Hij geneest me nu, elke dag."
Zo was het met de vrouw met het gezwel: "Ik kan het zien." Ik gaf haar gewoon iets te doen, dus het verdween. [Leeg gedeelte op de band – Vert] ... zou het helemaal niet zijn weggegaan. Maar zij was gelukkig en zei: "O, kijk, kijk!" En de volgende dag was het ongeveer zo. Dan de volgende dag was het ongeveer zoveel. Zij vergaarde het allemaal en zei: "Wel, dat kan niet verkeerd zijn." Zie, daar bent u er.
70 Toen Elia de hemelen sloot, zodat het gedurende drie jaar niet regende, Elia deed dit, dat het gedurende drie jaar en zes maanden niet regende, en toen hij zijn hoofd tussen zijn oude benige knieën boog... Als hij vanmorgen aan uw deur was gekomen zou u hem waarschijnlijk hebben weggejaagd. Over z'n hele gezicht behaard als ik weet niet wat, een stuk oud schapenvacht om zich heen gewikkeld en een kruik met olie en een stok en daar komt hij. Dat is alles. En telkens ging hij daar zitten, boog zijn knieën, hoofd tussen zijn knieën en hij bad: "God, de moeilijkheden zijn uit de weg nu. Israël heeft zich bekeerd. Kom, Heer, en zend hun regen."
Zoals bij die vrouw onlangs, toen zonde was weggegaan; ik zei: "Satan, je kunt haar niet vasthouden." Nee meneer. Dat is het.
"Kom, Heer. In orde, de moeite is voorbij." Hij bad zes keer, kwam weer terug. Dat stopte hem niet; hij bleef bidden. Zo is het. Dan na een poosje gaat Gehazi, zijn knecht, naar boven, kijkt, komt terug en zegt: "O, ik zie een wolkje zo groot als eens mans hand."
71 O, de hemel, waaruit het gedurende drie jaar en zes maanden niet geregend had: koper... Koper spreekt van Goddelijk oordeel, het koperen altaar, oordeel op de natie die God vergeten was; koperen hemel. (Ik wou dat ik tijd had om er verder op in te gaan.) Maar dan zou ongeloof dat bespeurd hebben en het naar Hem hebben weggesmeten. "Wel, als dat alles is wat U mij kunt zenden!" Ja.
Maar wat zag Elia toen hij het allereerste wiel zag draaien? Oh, my! Hij zei: "Ik hoor het geluid van overvloedige regen." Geen wolk, niet groter dan dat, hoe zou het de natie kunnen bewateren? Wel, als de wolk zo... Het is zo heet in die lucht dat het onmiddellijk verdampt zou zijn, de damp zou meteen verdwenen zijn. Maar zodra Elia het eerste teken, de eerste kleine beweging, zag, zei hij: "Ik hoor het geluid van een overvloedige regen", terwijl het zo'n klein wolkje was.
72 Broeder, ik geloof dat nu precies op dit moment de kracht van de Heilige Geest in deze ruimte is om elke zieke die er is te genezen; als u de wolk kunt voelen ter grote van 'eens mans hand', schreeuw en roep dan: "Ik hoor het geluid van een volkomen genezing." God moet het wel doen.
Als u het verwerpt en zegt: "Wel, ik heb niks ontvangen", dan zal het wegsterven; de hete golven van hel en twijfel zullen het uit uw ziel wegvagen. Maar wanneer u dat korreltje van zaad ontvangt, sta erop. Het is niet als de rots van Gibraltar, maar als de Rots der Eeuwen. Sta daar en u zult het geluid van een overvloedige regen voelen. U bent Gods kind. Satan heeft die aandoening op u gelegd en u weet dat, en Christus heeft reeds ieder van u genezen.
73 Een zondaar komt naar het altaar en zegt: "Broeder Branham, ik – oh... Ik wil dat u voor me bidt. Ik wil goed zijn, maar ik... Bid voor mij" en gaat terug naar zijn zitplaats.
De volgende avond. Ik zeg: "Hoevelen willen gered worden?" Hier staat hij op. "U wilt gered worden, jongeman?"
"Ja, meneer."
"Wel, waarom word je niet gered?"
"Ik weet het niet."
Ik zei: "Je bent alleen maar..." De duivel houdt die jongen vast. Dat is alles. Hij wil het goede doen, maar daar is een geest, een kracht, die hem niet toelaat goed te doen.
74 Nu, halleluja! Hier is het! Geen wonder dat God nooit een echte man van God ooit zou laten zeggen dat hij iemand zou kunnen genezen. Christus deed dat toen Hij stierf. Ik zou nooit iemand kunnen redden, of niemand anders kan iemand redden, dan God.
En God kan u niet redden, omdat Hij het al heeft gedaan. Het enige wat u hebt te doen is het aan te nemen. Het is al gedaan. Ik werd niet twintig jaar geleden gered; ik was negentienhonderd jaar geleden gered. Maar twintig jaar geleden ontving ik het en accepteerde ik het. Als het niet was gebeurd, zou God mij bij de eerste zonde die ik deed van het aardoppervlak hebben weggevaagd, omdat Hij zei dat Hij dit zou doen en Hij moet Zijn belofte houden. Ik was negentienhonderd jaar geleden genezen, maar ik zal het moeten aannemen.
75 En het enige wat mij weerhield om gered te worden toen ik twaalf jaar oud was kwam, omdat er een geest over me hing, een duivel, die zei: "Wacht nog een poosje." Daarom werd u niet gered toen u de leeftijd van verantwoordelijkheid kreeg. Een geest, u kwam in een groep, en die hing over u en bleef over u hangen. U wilde juist handelen. Er is geen mens bij zijn volle verstand die niet verlangt het goede te doen; doch er is iets wat u niet toestaat om het goede te doen. Is dat waar? Dat is de duivel. Halleluja! Christus betaalde uw genezing en uw redding.
76 Nu, hier is het. Maak u gereed! Hij gaf Zijn gemeente de opdracht die duivelen uit te drijven. Daar is het: "In Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen. U gaat niet iemand genezen, maar u gaat de duivel van hen verdrijven zodat zij de genezing kunnen ontvangen die Ik reeds gedaan heb." Zo is het.
Predikers stonden op het podium en predikten het Evangelie, duivelen wijken. De man komt onder veroordeling naar het altaar en zegt: "Ik wil gered worden!" Hij redde de man nooit; hij wierp de duivel uit (dat is waar), en de man werd gered. Hij kwam en accepteerde zijn redding.
77 Hetzelfde met Goddelijke genezing. U, zieken hier vanmorgen, geloof dat en wordt wedergeboren en wees zonen en dochters van God. Christus heeft u al genezen. Het enige dat u vanmorgen weerhoudt om gezond te zijn komt omdat er een geest over u hangt die u niet volledig wil laten uitstappen en Gods belofte laten geloven dat Hij het gedaan heeft. Zo is het.
Nu, dit is mijn opdracht. Dit is wat God mij gegeven heeft; het is wat Hij elke Evangelieprediker geeft die Hem wil geloven: de kracht en autoriteit om die geest te verbreken. Ik geloof met mijn hele hart dat hierbinnen op dit ogenblik elke demonische kracht reeds is verbroken. Ik geloof het. Ik geloof dat elke zieke hier aanwezig, zich nu op dit moment heel anders voelt. Als dat zo is, steek uw hand op, u die ziek was. Kijk daar eens. U, wat is er aan de hand? Die duivel is van u weggebroken. Hij moest wel. "Geloof komt door het horen, horen van het Woord." Jezus Christus stierf voor u.
78 U kunt op dit moment genezen zijn in vervulling van die opdracht. U, mensen die hier vanmorgen ziek bent, of op die manier hier bent binnengekomen, terwijl die Geest op u is, terwijl u de Geest van God voelt... Het gaat maar: "O, het spijt me; het is lang geleden." U allen die ziek bent, ziek was toen u hier binnenkwam, ik wil dat u hier komt, zodat ik mijn opdracht kan vervullen. Ik ben het aan mijn Heer verplicht.
En mijn aanspraken, daar een Goddelijke Engel mij verscheen bij mijn geboorte en mij op twaalfjarige leeftijd de opdracht gaf en mij enige jaren geleden hier uitzond en deze dingen zei, en het is onbetwistbaar over de wereld. Demonen en ongelovigen en sceptici en agnostici en modernisten en communisten, enzovoort, hebben het aangevallen op de zegswijze dat het was... Sommigen van hen zeiden dat het spiritisme was. Anderen zeiden dat het de werking van duivelen is. Weer anderen zeiden, het is een geestelijke telepathie. En telkens wanneer dat oprees, stond de Almachtige God vóór me en overwon het. Zo is het. Neem het heen waar u wilt en naar elk land dat u wilt. In elk land waar ik ben binnengegaan, elke stad bijna, moest ik dat bestrijden; ze zeiden: "Het is geestelijke telepathie." Ik zei dan: "Neem ieder die denkt dat het geestelijke telepathie is hier vandaan. Neem ieder die iets over mij weet eruit. Breng de patiënt bij me."
Ze zeiden: "Het is spiritisme."
Ik zei: "Wanneer ik dan door spiritisme zielen voor Christus win en duivelen overwin, wat doet u dan met wat u hebt? 'Oordeel naar hun vruchten;' zei Jezus, 'daaraan zult u ze kennen.' Hebt u ooit een spiritist duivelen zien uitwerpen? Nooit. Zo is het." Ik zei: "Jezus zei: 'Aan hun vruchten zullen ze gekend worden.'" Ik zei: "In de afgelopen paar jaren heb ik door Gods genade driehonderdvijftigduizend zielen voor Christus gewonnen. Wat hebt u gedaan?"
79 Een man ontmoette me hier buiten en zei dat een zekere vrouw hem verteld had dat ik een duivel was en dat al mijn werk in de duivel werd gedaan. Zij trokken hier uit de kerk weg en zij kregen een groep die met hen meetrok en zo op die manier. Ik zei: "Wat hebben jullie gedaan? Laat me de vruchten zien. Jullie zijn daar begonnen en God heeft het ontworteld." Ik zei: "Elke tak die onze hemelse Vader niet geplant heeft zal worden uitgeroeid."
80 Toen ik die Tabernakel op de hoek oprichtte en hier neerknielde op een hoop gipskruid en oude paardebloemen, hieronder, precies op de plaats van deze preekstoel vanmorgen, toen het nog een vijver was, zei God: "Ik zal het zegenen!"
Hier stonden de valse profeten op en zeiden: "Ik zag auto's in en uit rijden. En ik zag de stenen van elkaar gaan." Dat was twintig jaar geleden en vandaag vaart het nog steeds door en het zal verder varen, omdat het hier werd gebouwd op het zweet en de tranen van gebed en de belofte van God. Het zal zegevieren! "Op deze rots zal Ik Mijn gemeente bouwen; de poorten der hel zullen haar niet overweldigen." Zo is het. Jazeker. Schenk geen aandacht aan wat men zegt. Ik heb mijn les geleerd met het luisteren naar mensen die niet weten waarover zij spreken. Ik luister naar één Persoon; dat is de Almachtige God. Jezus zei: "Van nu af aan vraagt u in Mijn Naam; vraag de Vader in Mijn Naam en u zult het ontvangen." Ik geloof het.
81 Op een keer, het was in Harlington, Texas. Ik... Dit is, hoewel ik probeer ervan weg te komen; het brandt op mijn hart. Zij kwamen daar aan en ik heb het in mijn... nee, het staat in mijn tekstboekje van gebeurtenissen. Er werd gezegd dat ik een... De F.B.I. was daar om mij te ontmaskeren, dat ik een duivel was. En de predikers, een aantal van hen daar in de buurt ergens boven Houston (Ik zal de naam van de plaats zo zeggen.) gaven een grote hoeveelheid traktaten uit en deelden die overal uit in het auditorium en zeiden dat ik Simon de tovenaar was, die duivelen uitwierp, zoals Simon de tovenaar; toverij.
Er waren daar die avond enkele meisjes genezen en men sprak over hun schreeuwen en van alles en zei: "Wel, u behoorde te... Ik zei... Ze zeiden dat ze naar huis gingen, ze waren bevreesd. Ze zeiden: 'De F.B.I. heeft broeder Branham opgepakt.' Dit meisje kwam tot haar volle verstand toen u dat visioen over haar zag." En hij zei: "Ik deed het, misschien heb ik de moeite veroorzaakt."
Ik zei: "O, u bent bang." Ik zei: "U hebt God de Genezer gezien, is het wel?" Ik zei: "Let op Hem als Krijgsman. Sla Hem gade in de strijd; kijk hoe geweldig Hij is. Kijk hoe groot God is als Krijgsman in de strijd."
82 En die avond trad ik naar voren en ik zei: "Elkeen in mijn campagne hier, meneer Baxter, mijn broeder, en de twee jongedames die genezen werden en die predikers die vandaag zeiden dat ze daarbij ingesloten waren, ik wil dat u het gebouw uitgaat." Zij gingen het gebouw uit. Ik zei: "Ik heb hier een pamflet. De bewaker van het auditorium heeft kleine Mexicaanse kinderen ingehuurd om duizenden van deze pamfletten van de auto's af te halen."
Ik zei: "Ik heb hier vanavond een pamfletje waarop staat dat ik Simon de tovenaar ben en hier vanavond door de F.B.I. ontmaskerd zal worden."
Ik zei: "In orde, F.B.I., ik sta op het podium in de Naam van de Here Jezus Christus. Kom nu naar het podium en stel me aan de kaak." Ik zei: "Als ik iets doe buiten Gods almachtige Bijbel om, kom hier en ontmasker mij."
Ik zei: "Waar bent u?" Duizenden zaten daar en iedereen was aan het roepen. Ik zei: "Ik wacht op de F.B.I.! Volgens uw papiertje hier, zou u mij vanavond aan de kaak stellen." Toen wachtte ik een paar minuten en ik voelde die Geest naderbij komen. Ik zei: "Het was de F.B.I. niet. Ik ben geen misdadiger." Ik zei: "Telkens wanneer een F.B.I.-agent in mijn samenkomst komt, wordt hij – worden zij gered. Hun commandant werd in mijn bijeenkomst gered, kapitein Al Farrar." Ik zei, en, o, ik zei: "Geen F.B.I. doet zoiets dergelijks."
83 Ik zei: "Wat het wel is, het zijn twee teruggevallen predikers." Ik keek en zag het daar hangen en daar hing een enorm groot zwart ding boven de samenkomst. Ik zag het recht omhoog bewegen naar het tweede balkon. Ik zei: "Daar zit iemand met een licht pak aan en iemand met een grijs pak." En zij doken zo in elkaar. Ik zei: "Duik niet naar beneden, ik dacht dat u mij zou ontmaskeren. Het lijkt wel van iemand anders." En ik zei: "U bent een stel teruggevallen predikers. U hebt er niets mee te maken." En ik zei: "Welnu, als ik Simon de tovenaar ben en duivelen uitwerp door toverij, zoals u zegt, en u bent heilig en rechtvaardig in God, kom naar beneden naar het podium. Als ik Simon de tovenaar ben zal ik dood neervallen. Als u Simon bent, als u degenen bent die verkeerd zijn, zult u dood neervallen. Kom nú naar beneden, dan zullen we zien wie gelijk heeft." Zo is het. Daag hen uit. Zij hielden het hoofd naar beneden. Ik zei: "Duik niet zo weg met uw hoofden."
Ik zei: "Mensen, u ziet nu wie gelijk heeft en wie ongelijk heeft. Ze zijn bang." En daar gingen zij daar bovenlangs weg, zo hard als ze maar konden. Ik zei: "O, ik zie ze weggaan. Misschien komen ze hier naar beneden." Zij liepen zo snel ze konden het gebouw uit, de trap af naar beneden. Ik stond daar en wachtte en zei: "Nu, we zullen zien. Laat hen naar het podium komen. Laat God tonen wie wie is." Jazeker. Ik zei: "Als ik vals ben, dan zal God tonen dat het verkeerd is. Als ik juist ben, zal God altijd getuigenis afleggen van het goede."
84 Zoals in Houston toen die Baptistenprediker zei dat ik een demon was, enzovoort, en u ziet wat plaats vond toen de Engel des Heren naar beneden kwam.
Weet u wat er gebeurde? We hebben ze nooit meer gezien. Die avond gaf God een overwinning waarover nog steeds in Harlington gesproken wordt. Ziet u? "Ik, de Here, heb het geplant. Ik bewater het dag en nacht opdat niemand het uit Mijn hand zou plukken."
85 Kom nu, jongens, willen jullie gelijk naar de piano komen?
Laten de zieken of die ziek zijn, nu heel snel om het altaar heen komen. We hebben nog net ongeveer tien minuten en we gaan u van elke demonische kracht die om u heen hangt, bevrijden in de Naam van de Here Jezus. "Ik geef hun Mijn Naam en autoriteit."
[Leeg gedeelte op de band – Vert] ... dit proberend, omdat ik geloof dat God mij verordineerd heeft het zo te doen. Ik geloof het. Als ik het de mensen alleen maar kan laten geloven. Wanneer dit geen succes oplevert, dan geloof ik dat de Here... spreid ik een vlies voor Hem uit; keer ik terug, rechtstreeks met het visioen, net één, twee of drie, of hoever ik ook op een avond kan komen.
86 U bent in mijn samenkomsten geweest, ieder van u; u hebt nog nooit één van deze keren gezien dan dat het perfect was. Het zal u vertellen waar uw zonde zit. Dat is het enige wat het kan doen. Genezing is reeds van u. Het enige wat het dan is is zonde; misschien iets wat u in uw leven doet wat niet goed is, of anders een demon die over u hangt, die u niet wil laten geloven. Weet u, als het niet zo is, heeft Jezus iets verkeerds gezegd. "Alle dingen zijn mogelijk voor degene die gelooft." Is dat juist? Dan ligt het binnenin u, het ligt niet in God.
87 Als ik hier zei, als ik zei: "Hier ligt, als u wilt of er een nodig hebt, een dollarbiljet." (Ik denk dat ik er een heb.) Goed. Als er een dollarbiljet is, voorziet deze al voor de man die hem nodig heeft. Als dat zo is, is hij van u als u hem wilt komen halen. Ik hoef er niets meer aan te doen; ik heb hem daar neergelegd. Is dat zo?
Welnu, Jezus, Hij genas u toen Hij stierf. "Hij werd verwond om uw overtredingen; door Zijn striemen werd u genezen", verleden tijd. Het ligt nu aan u. Kom het halen, het is van u. Ik geloof. "In Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen." Ik geloof dat. Hij heeft het mij eerder laten doen en ik geloof dat Hij het mij vanmorgen zal laten doen. Gelooft u dat?
88 Goed, laat alleen het einde hier naar deze kant teruggaan, u allen daarginds, zodat ik kan bidden en als ik bid en de duivelse geest uitwerp kunnen de mensen langs die muur naar hun zitplaatsen terugkomen. Als u wilt, broeders, sluit aan naar deze kant.
Nu kijk. Welk nut heeft het om rond te hangen en alles maar half te geloven? Waar is die dame in die rolstoel? U dame. Waartoe dient het om daar te zitten? Jezus Christus heeft u gezond gemaakt. Zeker heeft Hij dat. Ik zag een vrouw een poosje geleden die geleid werd. Ik geloof dat het die man is die daar staat, die waarschijnlijk zijn vrouw daar bracht; zij is kreupel of zoiets. Dame, het is niet nodig dat u in die toestand verkeert.
Een dame zei dat ze een klein meisje hier had, een klein meisje, er was iets verkeerd mee; en allerlei ziekten en dergelijke, doof, stom en blind, wat het ook is. Het dient nergens toe.
89 Laten we onze hoofden buigen; ik wil dat u gelooft.
O, God, onze hemelse Vader, ik kom vanmorgen tot U als Uw dienstknecht. Heer, ik heb het Woord gepredikt. Het is Uw Woord; het is niet het mijne. Ik weet dat U hier bent om de mensen te genezen en gezond te maken. Ik geloof dat U het wilt doen, dierbare God. En ik bid U om genade te hebben. Beseffend Heer, dat het enige wat deze visioenen kunnen doen is: de zonde van de mensen openbaren. Maar Here God, moge de Heilige Geest dit nu doen. Moge U de verhindering in ieders hart openbaren. Is er enige zonde in hun leven, moge het dan nu vergeven zijn. Heer, ik bid het door Jezus Christus' Naam. En mogen dezen, de groep hier vanavond, zijn, zoals die van de vorige avond, moge er een volkomen bevrijding zijn bij ieder van hen. Mogen zij vanmorgen genezen zijn, en woensdagavond terugkeren, gelukkig, juichend en zich verheugend. Sta het toe, Vader.
Op de autoriteit van Uw Woord ga ik nu voort met duivelen uit te werpen om Uw Woord waar te maken, door Jezus Christus' Naam.
90 Nu Satan, ik weet dat je deze mensen vasthoudt, een donker, droefgeestig, afschuwelijk iets dat over hen hangt en zegt: "Wel, ik zal het eens proberen." Maar ik wil tot je spreken! Ik sta vanmorgen in hun plaats, tussen hen en God. Ik sta als een dienstknecht van de Almachtige God. Mijn zonden zijn weg door het Bloed van Jezus Christus, door Goddelijk geloof dat ik in Hem heb als de Zoon van God. En ik beweer en de Bijbel beweert allereerst, en ik spreek als de Bijbel, dat Hij elke macht die je ooit gehad hebt, heeft geroofd op Golgotha. En de Bijbel beweert dat Zijn discipelen deze opdracht, die Hij hier op aarde had, moeten uitvoeren tot het einde van het tijdperk. En ik ben Zijn discipel, daarom kom ik vanmorgen als vertegenwoordiger, een vertegenwoordiger van Jezus Christus, in Zijn handelingen. Ik ben gezonden in Zijn plaats. En wanneer ik het van de persoon uitspreek, zal jouw macht verbroken worden en de persoon zal bevrijd zijn en hier vandaan gaan en gezond worden. Ik daag je nu uit in de Naam, de Naam van Jezus Christus, door Zijn Bloed sta ik. En je verlaat elke persoon op wie ik mijn handen leg. Niet in mijn heiligheid, niet in mijn naam, want mijn naam betekent niets voor je; mijn heiligheid betekent niets; ik heb het niet. Je zult mijn naam niet erkennen, maar je zult "Jezus" erkennen en je zult eruit komen en ik spreek tot je. Ik daag je nu uit. En als je probeert een van deze mensen vast te houden, moge de vloek van God op je komen. Moge je uitvaren, en je hand van deze Christenen afnemen. Jouw vuile ziekteverwekkende hand, die deze mensen kwelt en kreupel en ziek maakt en ze ziekten geeft; neem je hand weg, in de Naam van Jezus Christus.
91 [Leeg gedeelte op de band – Vert] ... Naam van Jezus Christus, de Zoon van God, vraag ik u te gaan staan in Zijn Naam, volkomen gezond naar huis te gaan om God te verheerlijken. Ga staan. En de mensen mogen hun hoofd oprichten. [Broeder Branham en de gemeente prijzen God. Leeg gedeelte op de band – Vert]
Almachtige God, Schepper van eeuwig leven, Gever van elke goede gave, zend Uw zegeningen op deze man die hier staat, wetend dat dit de enige kans van zijn leven is om ooit weer een normaal mens te zijn; met zijn heupen en ledematen in deze toestand, met deze krukken heeft hij gelopen. Hij wil naar zijn huis terugkeren om te getuigen tot de eer van God; reed vele mijlen om hier te komen. Vader, ik bid dat dit het uur zal zijn waarin hij in zijn hart zal zeggen: "Als anderen het kunnen, kan ik het ook. En U stierf voor mij om mij op dezelfde manier te bevrijden zoals U het deed bij anderen." Sta het toe, Vader.
Daarom, jij demon die zijn lichaam heeft verlamd, ik treed je in deze geloofsuitdaging tegemoet om je in dit duel te bestrijden. Ik gebied je door Jezus, de Zoon van God, kom uit van de man.
92 Wees overal eerbiedig. Het houdt de broeder vast. Nu, een ogenblikje; het is geen enkele van zijn... Wees niet onrustig, vrienden. De tegenwoordigheid des Heren is dichtbij. Wees alleen zo eerbiedig als u maar kan zijn, binnen en buiten. De arme man is hier gekomen; hij zal nooit meer zonder krukken lopen als God hem nu niet helpt. Dit zal zijn... Hij is hier gekomen; hij zal erger worden dan ooit tevoren als hij niet genezen wordt. Men zal hem waarschijnlijk naar buiten moeten dragen, als hij niet wordt genezen. Want Satan wil... Als hij genoeg kracht kan vinden om hem af te breken, zal hij hem ogenblikkelijk te gronde richten als hij kan. Dus zal hij hem òf te gronde richten òf God zal hem verlossen en hem perfect gezond maken. Nu, tot een ieder, hoevelen hier geloven dat God mij gezonden heeft om deze man vanavond vrij te zetten door Zijn Zoon Christus Jezus? Goed. Wees nu echt eerbiedig; houd uw hoofden gebogen.
93 Gelooft u het met uw hele hart, meneer? Gelooft u dat u deze oude krukken zult pakken om ze in de auto te gooien en naar huis te gaan om ze morgen op uw schouders te nemen en ermee door de straten van uw stad te lopen, en voor God te getuigen? U hebt geen... Wat voor leven u nog rest, broeder, geef het tot eer van God. Wilt u Hem dienen? U wilt Hem dienen. U hebt daar in ieder geval kort geleden nog over gedacht (is het niet?), gedacht over een dichtere wandel. Onlangs zei u: "Als ik... God mij slechts zou genezen, zou ik dichter met Hem wandelen." En dat is waar; u zei dat.
Dan nog iets; toen u... Ik zie dat u kortgeleden in een auto zat en u sprak met iemand betreffende deze dingen. Een man zat voorin, terwijl u achterin zat. Is dat waar? U reed over een weg, ging over een heuveltje, kerend naar rechts, terwijl u erover sprak. Is dat waar? Ik lees uw gedachte niet, meneer. Dit is God. Nu begint u te voelen waar ik over spreek. Nu is de tijd van uw bevrijding.
94 Almachtige God, terwijl de kracht van Uw tegenwoordigheid hier nu is, hier staat om deze man te bevrijden, o, eeuwige God, Schepper van leven, zend Uw zegeningen op hem, terwijl ik hem zegen in de Naam van Uw Zoon. Sta het toe, Heer, door Jezus Christus.
Jij demon die deze man verlamd heeft, mijn broeder... Hij heeft zijn belijdenis gedaan. Zijn geheimen zijn verteld. Hij is hier nu om te lopen. Je kunt hem niet langer vasthouden. Hij wil God verheerlijken. Ik kom in een uitdaging tot je in de Naam van Jezus Christus, door een gave van genezing mij door een Engel bediend; ik gebied je door Jezus, de Zoon van God, kom uit van hem! Daar, het gaat weg. Houd uw hoofden gebogen. Overal.