William Branham
De man die in een andere wereld leefde.
Wonder boven wonder
Een verslag van F.F. Bosworth
Gedurende meer dan dertig jaren werkte en bad ik voor zieken en lijdenden. Veertien jaar hadden wij een radio-programma. Gedurende die tijd kregen wij ongeveer 250.000 brieven van lijdenden, die om hulp vroegen. Duizenden schreven ons, dat ze door een wonder genezen waren.
Omdat dit werk ons bovenmate opeiste, baden wij, dat God ons meer helpers wilde geven op dit speciale gebied van de bediening. Dikwijls huilde ik van blijdschap over de gave, die God aan onze geliefde broeder William Branham geschonken had. Dit overtrof verreweg ons verzoek. Nog nooit had ik vroeger zoiets gezien of gehoord. Nooit was er zoiets geweest als de genezingsbediening van William Branham.
Een kind van een klompvoet bevrijd.
In de loop van een samenkomst in Forth Wayne kwam een vrouw in de gebedsrij, wier kind met een klompvoet was geboren. Zonder voor het kind te bidden, zei broeder Branham tegen de vrouw: "Zult u doen wat ik u zeg?"
"O zeker", antwoordde de vrouw.
"Ga naar huis en neem daar het verband weg. Als u morgenavond met het kind terugkomt, zal de voet genezen zijn."
De luidsprekers verspreidden deze woorden in de grote samenkomst. Toen de vrouw het kind de volgende dag in de samenkomst bracht, was de voet volkomen normaal. Het kind droeg een paar witte schoenen en kon lopen. De dokter had röntgenfoto's gemaakt, de voet was geheel en al normaal geworden.
Daarop vroeg ik aan broeder Branham, waarom hij niet voor het kind gebeden had. Hij antwoordde, dat het niet nodig was geweest, want hij had in de Geest gezien dat het kind genezen zou. In het 5e hoofdstuk van het Evangelie van Johannes zegt Jezus: "Mijn Vader werkt en Ik werk ook. De Zoon kan alleen maar dat doen, wat Hij de Vader ziet doen. En dat wat de Vader doet, dat doet ook de Zoon." Wat bedoelde Jezus daarmee? Natuurlijk was Jezus ook een Ziener, zoals de profeten van het Oude Testament. Hij zag de wonderen, voordat zij geschiedden. Hij zei tegen Nathanaël: "Voordat Filippus u riep, daar onder de vijgeboom, heb Ik u al gezien."
In Johannes 14:12 zegt Hij: "Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen, en zal grotere dan deze doen, omdat Ik naar Mijn Vader ga. Wat gij ook vraagt in Mijn Naam, zal Ik doen, opdat de Vader verheerlijkt worde in de Zoon. Als gij iets in Mijn Naam zult vragen, zo zal Ik het doen."
Een vrouw in Louisville van kanker genezen.
Terwijl de mensen in de gebedsrij stonden en broeder Branham voor de zieken bad, hield hij plotseling op, wees met zijn vinger omhoog naar de tweede galerij en zei: "Zojuist heb ik in de Geest gezien hoe een vrouw met een blauwe jurk, met een gestreept vest, van kanker genezen werd." Een vrouw sprong op en riep met grote blijdschap: "Ik ben deze vrouw!"
Een scheelziende vrouw.
Een scheelziende vrouw, die tijdens de samenkomsten in Forth Wayne de Bijbelschool bezocht, zei tegen mijn vrouw: "Ik zie geen mogelijkheid om in de gebedsrij te komen, omdat er daar teveel mensen staan." Mijn vrouw zei tegen haar: "Dat is ook niet noodzakelijk. Vraag God eenvoudig om geloof, opdat u voldoende geloof hebt om aan de genezingskracht te trekken." Dat deed de vrouw klaarblijkelijk, want gedurende de samenkomst wees broeder Branham plotseling met zijn vinger in de richting waarin zij zat, en zei: "Daar achterin werd zojuist een vrouw die scheel kijkt, genezen." Sedert die samenkomst loenst de vrouw niet meer.
Leukemie.
Een vrouw werd op een draagbaar in de samenkomst gedragen. Zij lag op sterven wegens leukemie. In de John Hopkins Kliniek en in de Mayo Kliniek had men haar opgegeven. Ik zag de vrouw en ging het podium af naar haar toe. Ik zei tegen haar: "Bid om geloof." Vanaf het podium zag ik hoe de vrouw haar lippen bewoog in gebed. Plotseling bespeurde broeder Branham een trek uit die richting. Hij sprong het podium af, ging naar de vrouw toe en zei: "In de Naam van Jezus Christus, sta op van uw baar, ontvang Goddelijke kracht en wees gezond!" Zij gehoorzaamde, stond op en prees God met opgeheven armen. Haar zuster zei later tegen mij: "Het gaat schitterend met haar!"
Door kanker weggevreten longen.
In de grote Fair Park Gehoorzaal in Dallas, Texas, was het podium overvol van rolstoelen en draagbaren. Broeder Branham stond iets terzijde en bad voor de mensen, die in de gebedsrij waren. Toen hij daarmee klaar was, wees hij plotseling naar een man die op het podium lag, en zei: "Man, sta toch op, u bent al ongeveer vijf minuten geleden genezen!" De man stond op, God prijzend.
Hij was als een stervende uit Chicago naar Dallas gebracht. Zijn longen waren door de kanker weggevreten. Hij werd genezen en kwam enige dagen later naar Forth Wayne en gaf daar zijn getuigenis. Ik zou nog ontelbare gevallen kunnen schilderen hoe mensen hun genezing ontvingen, zonder dat zij aangeraakt waren.
Geen geval was te moeilijk.
Voor God is geen geval te moeilijk. In dezelfde samenkomsten kwam een vrouw uit Griekenland naar voren. Haar keel was volledig toegesloten. Zij moest kunstmatig gevoed worden. Zij was niet eens in staat om een enkele druppel water te slikken. Nadat broeder Branham voor haar gebeden had, dronk zij een glas water.
Ongeveer twee dagen later kwamen negen doofstommen in de gebedsrij en werden allen genezen! Toen bad hij voor een man die blind geboren was. Na het gebed zei broeder Branham tegen de man: "Ga daar het podium op en trek die prediker aan zijn neus." De man ging erop af en deed het. De hele samenkomst lachte.
Massa-genezingen.
Tegen het einde van een samenkomst wees hij dikwijls in snelle volgorde naar verschillende personen en zei: "Christus heeft u genezen!" Enigen wierpen hun krukken omhoog, anderen die niet konden lopen, sprongen op hun voeten. Zo'n demonstratie is onbeschrijfelijk. In een zekere samenkomst ging een jongen op zijn voeten staan, die voordien staan noch lopen kon. Iets later ging ik naar hem toe en verzocht de menigte plaats te maken. De jongen ging naar het podium en sprak tot het wenende gehoor.
(Dit is een verkort verslag van F.F. Bosworth. Ontelbare andere gebeurtenissen werden nog meegedeeld).
Verbazingwekkende Parallellen
In het eerste hoofdstuk van het Markus Evangelie wordt ons de volgende gebeurtenis meegedeeld: "In de synagoge was een mens met een onreine geest, die schreeuwde en sprak: "Wat hebben wij met U te doen, Jezus van Nazareth? Zijt Gij gekomen om ons te verderven? Ik weet Wie U bent: de Heilige Gods!"
Gedeelte van een samenkomst in Durban, Zuid Afrika.
Steeds maar weer stoten wij op het verbazingwekkende feit, dat toentertijd de boze geesten de Messias herkenden, terwijl de vrome tempeldienaars overtuigd waren, dat Jezus een door demonen bezeten mens was. Wij lezen bijvoorbeeld, dat de Joden ieder uit de samenkomst buitensloten, die geloofde, dat Jezus de Christus was.
Toen destijds Jezus het land doortrok, haalde Hij Zich de nijd en de haat van de tempeldienaars op de hals, omdat Hij in de Naam van díe God, die zij predikten, wonderen en genezingen volbracht, die zij niet konden doen. Hij leverde het overtuigend bewijs van hun huichelarij en geldgierigheid. Zij predikten een God, waarvan zij de kracht niet kenden, omdat zij door hun handelen de verbinding met Hem hadden verloren.
Het liep uit op het eigenaardige feit, dat mensen die door demonen overweldigd waren, Jezus Christus dadelijk herkenden, terwijl de priesters zeiden, dat Jezus een waarzegger was, die zou werken met de kracht van de duivel.
In de tegenwoordige tijd heeft zich diezelfde zaak herhaald. De boven alle twijfel verheven bediening van William Branham werd door de kerken en predikers systematisch gelasterd of stil gehouden. Ze zeiden, dat William Branham een waarzegger en een gedachtenlezer was. Zijn gave zou van de duivel zijn.
William Branham vertelt uit zijn leven
(uittreksels van predikingen, opgenomen op geluidsbanden)
Waarzeggers en Astrologen
Als jongen had ik vrees voor waarzeggers. Ik wilde niets met hen te maken hebben, maar steeds weer werd ik door zulke mensen aangesproken. Eens ging ik met mijn neef naar een jaarmarkt. Voor een kleine tent zat een jonge, aardige vrouw. Toen wij daar passeerden, zei ze: "Jij daar, jij met je gestreepte vest - kom eens bij mij."
"Ja dame", zei ik. Ik dacht: "Misschien moet ik een fles cola of iets anders voor haar halen." "Weet je niet, dat een licht je volgt?", zei ze. "Je bent onder een zeer bepaald teken geboren. Je hebt een roeping van God." Ik zei: "Laat mij alstublieft met rust." Ik liep weg, want mijn grootmoeder had tegen mij gezegd, dat waarzeggerij van de duivel was. Daar wilde ik niets mee te maken hebben, want grootmoeder zei de waarheid.
Enige jaren later - ik was toen jachtopziener - werd ik door een dame in een autobus aangesproken. "Weet u, dat u onder een zeer bijzonder teken geboren werd?", zei ze. Ik dacht: "Alweer zo'n eigenaardig persoon." Ik zei heel kort: "Best mogelijk" en keerde mij om.
"Mag ik een ogenblik met u spreken?", zei ze. Ik keek eenvoudig strak voor mij uit. Toen dacht ik: "Ik zou toch wel eens willen zien, of zij hetzelfde zegt als die anderen." Ik keerde mij om.
"Misschien is het beter, als ik mij voorstel", zei ze, "ik ben een astrologe."
"Dat had ik wel gedacht", antwoordde ik.
"Ik ben op weg naar Chicago, naar mijn zoon, die prediker is bij de Baptisten. Heeft iemand u al gezegd, dat u onder een bijzonder teken werd geboren?"
"Nee dame", antwoordde ik. Nu loog ik, maar ik wilde ontdekken wat zij te zeggen had.
"Heeft nog geen prediker dat tegen u gezegd?", ging zij voort. "Ik heb niets met predikers te maken", antwoordde ik. (Op dat tijdstip was W. Branham nog ongelovig).
Toen zei de vrouw: "Zou u mij geloven als ik u precies zou zeggen, wanneer u geboren bent?"
"Nee dame", antwoordde ik.
Zij sprak gewoon verder en zei: "U bent op 6 april 1909 geboren, 's morgens om vijf uur."
"Dat is de waarheid", antwoordde ik. "Hoe kon u dat weten. Zeg tegen die matroos wanneer hij geboren werd."
"Dat kan ik niet", antwoordde zij.
"Waarom dan niet?" vroeg ik.
"Hebt u van die ster gehoord, die de wijze mannen naar Jezus leidde?" zei ze.
"Van godsdienst weet ik zeer weinig", antwoordde ik.
"U hebt toch beslist van de wijze mannen gehoord, die gekomen waren om Jezus te zien."
"Ja, daar heb ik iets van gehoord", zei ik.
"Nu, wat zijn wijze mannen? Dat zijn astrologen zoals ik, sterrekijkers noemt men hen ook." Toen ging zij verder: "Weet u dat voordat God iets op de aarde doet, Hij het toont in de Hemel. Altijd toont Hij het eerst aan de Hemel en dan op de aarde."
"Daarover kan ik niets zeggen", antwoordde ik.
Toen noemde zij enkele planeten, waarvan ik de namen vergeten ben. "Het waren drie mannen", zei ze, "één kwam uit de lijn van Sem, één uit de lijn van Cham en één uit de lijn van Japhet. Dat waren de drie zonen van Noach.
Zij kwamen en baden Jezus Christus aan en brachten Hem gaven. En Jezus Zelf zei, dat Hij terug zou komen, nadat het Evangelie aan de hele aarde gepredikt zou zijn. En steeds als de sterren elkaar weer ontmoeten, op de wijze zoals zij bij de geboorte van Jezus Christus stonden, zendt God ter herinnering aan die gebeurtenis een gave naar de aarde. U meneer, werd onder hetzelfde teken geboren, daarom kon ik het zien en weten."
Ik dacht, dat is toch eigenaardig. De media en door demonen bezeten mensen kunnen de gave herkennen, alleen de predikers zeggen tegen mij, dat het een boze geest is.
Luistert nu goed. Toen de bediening van onze Here Jezus Christus begon, zeiden de predikers, dat Hij Beëlzebub, de overste der duivelen, was. Toen Paulus en Barnabas werkten, zeiden de predikers: "Deze mannen gooien alles door elkaar." Maar de waarzegster op straat riep: "Dit zijn mannen Gods, die ons de Weg des Levens tonen."
Maar vandaag is men zo vol theologie, dat men niets meer over de Geest weet. Wij hebben het persoonlijke contact met God nodig, van aangezicht tot aangezicht. Dat is wat wij nodig hebben.
Mijn geboorte
Ik werd in een kleine berghut geboren.
Ik werd in een kleine hut geboren, ver boven in de bergen van Kentucky. De ruimte, waarin mijn ouders leefden, had niet eens een houten vloer, alleen maar aarde. De tafel was een houten schijf met drie poten, afgezaagd van een boomstronk. Wij waren met negen kinderen, die om deze tafel en op de grond stoeiden als kleine dieren. Ik herinner mij nog, dat er slechts twee uit boomtwijgen vervaardigde stoelen in deze ruimte stonden.
Mijn moeder was pas vijftien jaar oud, toen ik geboren werd. Mijn vader was achttien jaar oud. Ik was de eerste van negen kinderen. Wij waren de armsten van de armen. De hut had niet eens een vensterruit, alleen maar een kleine opening, die met een houten luik gesloten werd.
Daar werd ik op 6 april 1909 geboren. Natuurlijk was er geen dokter bij, alleen maar een vroedvrouw. Het was vijf uur in de morgen, en opdat zij mij beter zouden kunnen zien, opende mijn vader het vensterluik. Mijn moeder vertelde mij, dat een bovennatuurlijk Licht, als een kleine ster, in het vertrek gekomen was en boven het bed bleef staan. Hetzelfde Licht, dat later op verschillende foto's kon worden vastgelegd.
Mijn vader was allesbehalve een godsdienstig man. Zoals de meeste mensen uit die omgeving dronk hij voortdurend. Hij was dikwijls in vechtpartijen verwikkeld. Eens hadden zij een kwade messenstekerij, waarbij een man bijna werd gedood. Het moet een verschrikkelijke strijd zijn geweest, want de sheriff kwam erheen en daarvoor moest hij vele mijlen rijden.
Mijn ouders waren dus helemaal niet godsdienstig, maar zij waren katholiek. Vader en moeder waren Ieren; alleen mijn grootmoeder was een Cherokee Indiaanse. Toen het Licht in de kamer kwam, schrokken allen. Zij konden niet verklaren wat het was.
In de hele omtrek vertelde men elkaar daarna de gebeurtenis van dat Licht. Zij probeerden uit te vinden wat het toch wel geweest zou zijn. Enigen zeiden: "Het is zeker de zon geweest, die zich in een spiegel weerkaatste." Maar in onze hut was geen spiegel en om vijf uur 's morgens scheen daar nog geen zon.
De Geheimzinnige Stem
De eerste keer dat ik een bovennatuurlijke Stem hoorde, was, toen ik nog een heel kleine jongen was. De volgende van mijn broers werd elf maanden na mij geboren. Hij kroop nog op de grond, toen het gebeurde. Ik wilde hem laten zien hoe krachtig ik een steen in de natte aarde kon gooien, daar waar de bron tevoorschijn kwam. Een vogel, die op een boom zat, vloog weg en toen hoorde ik een Stem. De Stem kwam uit de boom en zei: "Je zult eens in de nabijheid van een stad wonen, die New Albany heet." Toen ik drie jaar oud was, verhuisden wij en we woonden drie mijl van New Albany verwijderd.
Dan herinner ik mij nog een dag, dat ik water uit de bron naar ons huis moest dragen. Ik huilde, want ik wilde graag met de andere jongens gaan vissen. Ik kan mij ook nog goed herinneren, dat ik toen een bezeerde teen had, die ik met een maïsblad omwikkeld had, opdat er geen zand in de wond zou komen. Ik bezat toen geen schoenen. Wij liepen altijd barrevoets, dikwijls ook in de winter. Wij hadden alleen maar wat wij konden vinden of iets, dat ons door een liefdadigheidsorganisatie geschonken werd.
Ik stond onder een boom en huilde, toen ik plotseling het geluid van een gierende wind hoorde. Omdat ik onder een populier stond, vond ik dat niet buitengewoon, want in dat jaargetijde ontstonden dikwijls zulke kleine wervelwinden, die de bladeren omhoog deden dwarrelen. Doch eigenaardig genoeg bleef de wind bijna twee minuten in de boom. Lang keek ik omhoog naar de boom en begon weg te lopen. Plotseling sprak een Stem uit de wervelwind, luid en duidelijk hoorbaar. De Stem was de stem van een man en Hij sprak: "Je zult nooit roken of drinken, ook zul je je lichaam op geen enkele wijze bevuilen, want er wacht een werk op je, als je ouder geworden bent." Ik schrok vreselijk en rende huilend naar mijn moeder. U kunt zich voorstellen hoe een kleine jongen op zoiets reageert.
In die omgeving zijn er zeer gevaarlijke giftige slangen. Mijn moeder dacht dat ik misschien op de kop van een slang getrapt had. Ik rende in haar armen en omklemde haar. "Wat is er met je aan de hand?" vroeg zij. "Heeft een slang je gebeten?" "Nee mamma, daar zit een man in een boom." "Ach houd toch op", zei ze. "Misschien is het beter als je gaat slapen." "Nee moeder, daar zit een man in de boom. Hij zei tegen mij, dat ik nooit drinken of roken mocht."
Mijn moeder lachte mij alleen maar uit. Zij dacht dat ik hysterisch geworden was en riep de dokter. "Ach, de jongen is alleen maar wat nerveus", zei de dokter. Ik ging lange tijd niet meer in de nabijheid van die boom, want ik was erg bang. Toen was ik ongeveer zeven jaar oud.
Ongeveer een maand later speelde ik met knikkers van mijn broer. Plotseling kwam een eigenaardig gevoel over mij. Ik ging naast een boom zitten. Wij woonden aan het bovengedeelte van de Ohio rivier. Ik zat daar en keek in de richting van Jeffersonville. Plotseling zag ik hoe over de rivier een brug ontstond. Toen zag ik hoe zeventien mannen in de rivier vielen en verdronken. Dit was het eerste visioen, dat ik had; men noemt het ook een gezicht.
Ik liep hard naar mijn moeder, maar zij dacht dat ik in slaap gevallen was en de zaak alleen maar gedroomd had. Maar mijn ouders vergaten de geschiedenis niet, die ik hun toen verteld had.
Vierentwintig jaar later werd de brug inderdaad gebouwd. Bij de bouw van de brug stierven zeventien mannen.
Deze gezichten of visioenen zijn altijd vervuld. Nooit werd mij iets verkeerds getoond.
Jeugdjaren
Toen ik vijftien jaar oud was, was ik een jongeman als alle anderen, vervuld van alle mogelijk ideeën, zoals dat gewoonlijk bij jongemannen het geval is. Op school zag ik een wonderschoon meisje. Zij had ogen als een duif en tanden als parels. Eén van mijn vrienden kon de oude Ford van zijn vader lenen. Met de weinige geldstukken die wij hadden, kochten wij wat benzine en een paar broodjes. Toen nodigden wij onze meisjes uit voor een rit. Mijn verrassing was groot, toen mijn kleine duif een sigaret opstak. Ik kon rokende vrouwen nooit uitstaan.
Men noemt mij een vrouwenhater, maar dat is niet waar. Maar ik had vroeger in het gezelschap van mijn vader, dronken en rokende meisjes gezien. Voordat zij naar huis gingen, gaven zij hun koffie, opdat ze nuchter werden en weer in staat waren om voor hun mannen eten te koken. Van zulke vrouwen hield ik helemaal niet. Toen placht ik te zeggen: "Die zijn geen schot kruit waard." Ik haatte zulke vrouwen. Ik moet werkelijk altijd oppassen, dat ik niet in zulke gedachten verval. Maar een goede vrouw is een juweel voor een man.
Toen ik dat meisje zag roken, bloedde mijn hart. "Wil jij een sigaret, Bill?" vroeg zij. "Nee, ik rook niet", antwoordde ik. "Je rookt niet, je danst niet, waar heb je dan eigenlijk wel plezier in?" vroeg zij. "Ik vis graag", zei ik. Daar had zij nu helemaal geen belangstelling voor. "Kom, neem deze sigaret", zei ze. "Nee", antwoordde ik. "Schaam je je dan niet?" zei ze, "zelfs wij meisjes hebben meer moed dan jij. Je bent een vreselijke lafaard."
Dat was nu teveel voor mij. Ik wilde toch een grote kerel zijn. "Kom, geef mij een sigaret", zei ik, "ik wil je laten zien dat ik geen lafaard ben." Toen ik de sigaret pakte, hoorde ik plotseling weer het geruis van die wind. Ik wierp de sigaret op de grond. Allen lachten mij uit. Huilend ging ik naar huis.
Voor de jongeman, de zoon van een brandewijnstoker, was het dikwijls erg moeilijk om het gebod van die Stem op te volgen. Eens werd hij door zijn eigen vader, in de tegenwoordigheid van een andere man, uitgelachen, toen hij geen whisky wilde drinken. Weer hoorde hij dat eigenaardige ruisen. Hij had de fles al in zijn hand gehad, maar het drinken werd hem verhinderd.
Toen William Branham negentien jaar oud was, ging hij naar Phoenix in Arizona. Daar werkte hij op een boerderij. Van 1928 tot 1933 won hij prijzen als bokser in veertien beroeps-wedstrijden. Zeker een eigenaardig beroep voor een aankomend prediker. Maar daar leerde hij klappen te incasseren en daaraan zou het hem in de toekomst niet ontbreken.
Hij bevond zich in Phoenix toen hij van de dood van zijn jongere broer Edward hoorde. In de woestijn van Phoenix begon hij over het leven na te denken. Hij vroeg zich af of Edward wel bereid geweest was om God te ontmoeten. Op de terugreis dacht hij over zijn eigen leven na. Was hij bereid om God te ontmoeten?
Steeds was hij zich van die eigenaardige, onzichtbare begeleiding bewust, van die Stem, die hem van het roken en drinken afgehouden had. Hij kon niet leven als andere mensen, maar hij wist niet hoe hij zich aan God kon overgeven. Door de dood van zijn broeder Edward kwam hij zover, dat hij probeerde te bidden. Hij wist niet hoe hij dat aan moest leggen. Maar omdat hij van de natuur hield, hing hij een stuk papier aan een boom, waarop hij had geschreven: "Help mij, God!" Hij deed dit, omdat hij geloofde, dat God ook in de natuur is.
Uiteindelijk kwam de dag, waarop hij ergens heenging om te bidden. Hij begon heel eenvoudig te roepen. Dit was voldoende om de vensters van de Hemel te openen. Hij zei dat het toen was alsof een loodzware last van zijn schouders afgenomen was. Hij gaf uitdrukking aan zijn geweldige blijdschap door juichend in het rond te springen. In die tijd woonde hij weer thuis en zijn moeder vroeg hem wat er met hem aan de hand was. "Ik weet het niet", antwoordde hij, "ik voel mij eenvoudig zo licht." Hij liep weer hard het huis uit. Zo bracht hij zijn blijdschap tot uitdrukking.
Later werkte hij voor de staat. Bij gaswerkzaamheden liep hij een zware vergiftiging op. Hij moest geopereerd worden en kwam bijna om het leven. De dokters geloofden niet dat hij het overleven zou. Toen verscheen een bovennatuurlijk Licht boven zijn bed. Toen hij tegen de medische prognose in, het overleefde, kwam er een dokter in zijn kamer en zei: "Heel zeker heeft God deze man geholpen." Nadat hij het ziekenhuis verlaten had, begon hij nog intensiever naar God te zoeken.
Toen hij op zekere dag in het bos bad, verscheen hem weer een Licht, dat zich tot een kruis vormde. Toen had hij een buitengewone ervaring. Hij vertelde dat het was alsof een regen op hem gevallen was. Een Stem sprak in een onbekende taal tot hem. Hij kon niet verstaan wat er gesproken werd. Toen verdween de verschijning. Hij schrok ervan en verwonderde zich. Toen zei hij: "Here, als U het bent, kom dan weer terug en spreek nogmaals tot mij." Weer verscheen het Licht. Toen hij later weer bad, verscheen het Licht voor de derde keer. Nu wist William Branham, dat hij God had ontmoet.
Hij maakte kennis met Pastor Dr. Davis, een prediker van de Baptistenkerk. Deze man was voor hem in het begin van zijn bediening een grote hulp. De Baptistengemeente doopte evenals alle andere kerken in de titels Vader, Zoon en Heilige Geest, niet in de Naam van Jezus Christus. William Branham doorvorste zijn Bijbel en zag, dat geen mens in de Bijbel met de formule Vader, Zoon en Heilige Geest werd gedoopt. Hij zag ook dat in de Bijbel alleen maar volwassenen gedoopt waren, en dus verzocht hij Pastor Davis om hem in de Naam van Jezus Christus te dopen. Pastor Davis gaf aan deze wens gevolg, tegen de leer van zijn kerk in.
Maar William Branham was nog steeds niet tevreden. Hij zag dat de discipelen in de Handelingen der Apostelen meer hadden dan hij. Toen werden de discipelen met de Heilige Geest gedoopt. Zij genazen de zieken en deden grote wonderen in de Naam van Jezus Christus. Hij begon om de Doop met de Heilige Geest te bidden. Na zes maanden werd hij in de Heilige Geest gedoopt en God sprak tot hem. God eiste hem op om het Woord te prediken en voor de zieken te bidden.
Hij begon met tentsamenkomsten in zijn vaderstad, in Jeffersonville. Reeds toen kwamen duizenden naar één enkele samenkomst. Er wordt verteld, dat een grote menigte zich bekeerde.
Een Bovennatuurlijk Licht verschijnt in het openbaar
Als gevolg van die samenkomsten lieten op 11 juni 1933 honderddertig mensen zich in de Ohio dopen. William Branham was toen vierentwintig jaar oud. Toen hij de zeventiende persoon doopte, kwam een eigenaardig Licht uit de Hemel naar beneden. Het Licht dat er uitzag als een ster, bleef boven de dopende staan. Ongeveer vierduizend mensen zaten aan de oever der rivier en waren getuigen van die gebeurtenis. Enigen liepen van angst hard weg, anderen begonnen te bidden. Zoals toen bij Johannes, sprak een Stem uit het Licht tot William Branham: "Zoals Johannes de Doper bij de eerste komst van de Here vooruit gezonden werd, zo bent u gezonden om aan de tweede komst vooraf te gaan."
De mensen die in de tentsamenkomsten gelovig waren geworden, besloten in Jeffersonville een eigen samenkomstgebouw te bouwen. Toen William Branham de eerste steen van die kapel legde, bezat hij maar vierentachtig dollarcent. De mensen spotten en zeiden dat de kapel wel spoedig een autogarage zou worden. Maar William Branham bouwde rustig verder en vertrouwde die Stem, die hem geleid had. Nog heden staat die kapel in Jeffersonville, Indiana.
Toen hij de eerste steen van zijn kapel legde, sprak God tot hem en droeg hem op in de 2de Timotheüs-brief, het 4de hoofdstuk, te lezen. Hij schreef die woorden op een papier en metselde het in de hoeksteen van de kapel. Aldus staat geschreven: "Er zal een tijd komen dat men de gezonde leer niet meer verdragen zal... doe het werk van een evangelist."
De genezing van een man met zware kneuzingen
Sedert ik mij herinneren kon, had ik visioenen of gezichten, zoals men ze ook noemt. Kort nadat ik tot Baptistenprediker was aangesteld, zag ik in een gezicht een oude neger, die met zware kneuzingen in het ziekenhuis lag. Toen zag ik hoe hij plotseling genezen werd. Hij klom onmiddellijk uit zijn bed. Daardoor ontstond grote beroering in het ziekenhuis. De man verliet zijn bed en ging naar huis. Dit was het visioen.
Twee dagen later bevond ik mij in New Albany. Ik werkte daar voor de Gas- en Waterleiding. Op die dag moest ik onbetaalde rekeningen incasseren. Ik was altijd blij als ik een onbewoond huis vond. Ik ging er dan binnen en bad. Ik was buiten mijzelf van blijdschap in die tijd. Dikwijls vertelde ik aan de oude Johnny Potts, een ambtenaar, die muntgasmeters controleerde, over de dingen die de Here mij had getoond.
Toen de heer Potts eens in het ziekenhuis was, trof hij daar een oude neger aan, die bij een auto-ongeval overreden was. De man heette Edward J. Merill. Hij woonde in de Clarkstreet 1020 in New Albany. Bijna alle beenderen in zijn lichaam waren gebroken. De heer Potts bezocht die man en vertelde hem over de dingen die God mij placht te tonen. De oude man vroeg of ik hem wilde bezoeken om voor hem te bidden.
Toen de heer Potts mij over de man vertelde, dacht ik: "Dit is zeker de man die ik in het visioen heb gezien." Ik was een beetje bang, want het was één van mijn eerste ziekenbezoeken. Ik nam een vriend mee, die zich pas bekeerd had. Hij heette George d'Ark.
Ik zei tegen George: "Je weet dat ik niet verklaren kan hoe deze dingen gebeuren. Maar in dit geval mag ik pas bidden als er twee blanke bezoekers aan zijn bed staan, want zo is het mij getoond. Maar je zult zien dat de man genezen zal worden."
In het ziekenhuis vroeg ik naar de heer Merill. Toen ging ik naar hem toe. Zijn vrouw was daar en zei, dat hij zich niet mocht bewegen, want de röntgenfoto's hadden laten zien dat zijn longen bij een beweging door versplinterde beenderen verwond zouden worden. De man lag daar sedert twee dagen. Toen was hij ongeveer zesenvijftig jaar oud, had een grote witte snor en grijs haar.
Ik vertelde de man over het visioen, dat mij getoond was. Toen kwamen de beide jonge mensen binnen, die hem overreden hadden. Ik knielde neer en begon te bidden. Plotseling gaf de man een schreeuw en riep: "Ik ben genezen!" en sprong uit zijn bed. Zijn vrouw en de verplegers probeerden hem weer in bed te brengen. Maar hij sprong weer uit zijn bed, volledig buiten zichzelf.
Het was een katholiek ziekenhuis. Er kwam een zuster bij die mij wilde wegsturen. Zij wilde dat ik wegging, opdat de man zich niet zo zou opwinden, want hij had hoge koorts. De priester en enkele dokters brachten hem weer in bed, toen hij zich wilde aankleden. Zij onderzochten hoe hoog zijn koorts was, maar de man had geen koorts meer.
Ik wachtte met mijn kameraad vóór het ziekenhuis. Ik zei tegen hem: "Je zult zien, als hij eruit komt, dan draagt hij een bruine jas en een hoed." Hij was precies zo gekleed, toen hij na enige minuten het ziekenhuis verliet.
Kromgegroeide vrouw staat op van haar bed
Op een morgen toonde de Here mij in een visioen een vreselijk misvormde vrouw. Hij zei tegen mij, dat zij genezen zou worden. "Ik zal de vrouw beslist vinden", dacht ik en ging aan mijn werk. Ik ging in New Albany naar de 8ste straat. De huizen aan de ene kant van de straat waren ontruimd. Ik sloot de klep van één van de waterleidingen van deze straat. Toen ging ik naar een huis en klopte aan. In die omgeving wonen zeer arme mensen. Een jong, heel aardig meisje opende de deur. "Wat wenst u?" vroeg zij. Ik antwoordde: "Wilt u alstublieft nakijken of het water afgesloten is." "Ja meneer", zei ze en ging weg. Toen kwam zij terug: "Het water is nog altijd aangesloten."
Toen vroeg zij: "Bent u niet de man Gods, die daar in het ziekenhuis iemand genas? Mijn moeder zou u graag willen spreken." Ik ging naar binnen. Haar moeder lag kromgegroeid in bed. Zij was al achttien jaar kromgegroeid, sedert de geboorte van dat meisje. "Bent u de man Gods, die in het ziekenhuis een man genas?" vroeg zij. "Nee, ik ben geen genezer", zei ik, "ik bad gewoon voor de zieke man. Iets heeft mij laten zien dat hij gezond zou worden." Toen wist ik nog niet wat het was. Ik wist niet dat men zoiets een gezicht of een visioen noemt. Ik was toen nog jong en niet getrouwd. Ik zei tegen de vrouw dat ik eerst over haar geval wilde bidden en dan later weer terugkomen.
Na het gebed ging ik naar George en vroeg hem of hij mee wilde komen. Ik zei tegen hem dat ik erover gebeden had. "Ik weet dat het de vrouw is, die mij getoond werd", zei ik. We gingen naar de vrouw toe. Ik bad. Toen pakte ik haar bij de hand en zei tegen haar: "Sta op uw voeten en wees genezen, in de Naam van Jezus Christus!"
De vrouw lag met misvormde benen in bed. Een Armeense Bijbel lag op haar. Toen sprak Satan tegen mij: "Als zij nu opstaat, zal zij vallen en haar nek breken." Een ogenblik schrok ik. Maar ik wist dat deze visioenen altijd juist waren, en dus liet ik de zaak op zijn beloop. God is mijn Getuige; op het ogenblik dat zij haar misvormde benen uit het bed bewoog, werden beide benen onmiddellijk recht! Haar dochter schreeuwde en rende de straat op. Alle buren kwamen aangelopen. Voor de eerste keer sinds zeventien jaren kon de vrouw lopen. Ze liep de kamer op en neer en prees God!
Deze stem is van duivel
Steeds maar weer waarschuwden hem zijn prediker-broeders in de Baptisten-gemeente: "De visioenen die je ziet, en de Stem die je hoort, dat is slechts de duivel, die tot je spreekt." Maar hoeveel hij ook bad, dat God de zaak van hem zou wegnemen, er veranderde niets. Hij was eenvoudig anders dan alle anderen. Dit bracht hem in de loop van de tijd in een steeds grotere nood omdat hij God oprecht wilde dienen. Op een dag zei hij tegen zijn vrouw: "Lieveling, ik kan dat niet meer uithouden. De andere predikers zeggen allemaal, dat mijn gave van de duivel is. Ik ga nu de wildernis in en bid tot God de zaak van mij afneemt. Ik zal pas terugkeren als God mij belooft, dat Hij deze dingen van mij afneemt."
De Engel en Zijn opdracht
William Branham ging met een gebroken hart naar een eenzame plaats. In de boodschap: 'Hoe de Engel tot mij kwam en Zijn opdracht' schildert hij de volgende gebeurtenis:
Ik ging ver weg de wildernis in. Zelfs de Geheime Politie zou mij daar niet hebben kunnen vinden. Daar was een kleine hut, waar ik mijn rustplaats had. Ik bad de hele avond en las toen in de Bijbel de plaats waar geschreven staat: "De geest van de profeten is aan de profeet onderworpen." Ik kon daar niets mee beginnen. Het werd donker in de ruimte. Ik zat daar en wachtte. Het werd één uur, twee uur, drie uur. Ik liep heen en weer en ging weer zitten. Ik bad: "O God, waarom doet U mij dat aan?" Ik wil niet van de duivel bezeten zijn. Ik zou willen dat deze dingen nooit meer tot mij zouden komen. Alstublieft God, laat het nooit meer gebeuren. Ik heb U lief. Ik zou niet naar de hel willen gaan."
Terwijl ik daar zat, scheen er plotseling een Licht. Ik dacht: "Nu komt er iemand met een zaklantaarn." Ik keek om mij heen - een Licht kwam binnen. Nu was het boven mij - als een wervel van vuur draaide het rond - een geelachtig vuur. Ik keek en keek. Plotseling hoorde ik iemand komen. Een grote man kwam de ruimte binnen. Hij kwam met gevouwen handen heel dicht bij mij.
Ik moet toegeven vrienden, dat ik dacht dat mijn hart het zou begeven. Stelt u zich de situatie eens voor! Stel u voor, dat u daar zou zitten. Ik zat daar en hief mijn handen omhoog. De bezoeker keek mij vriendelijk aan. Toen sprak Hij met een aangename, diepe stem: "Vrees niet! Ik ben uit de Tegenwoordigheid van de Almachtige God naar u gezonden."
Toen Hij sprak, wist ik, dat het dezelfde Stem was, die ik altijd had gehoord. Luister nu wat Hij zei. Ik probeer het zo nauwkeurig mogelijk weer te geven. "Ik ben uit de Tegenwoordigheid van de Almachtige God tot u gezonden om u over uw eigenaardige geboorte in te lichten. Uw bijzondere geboorte en uw leven, dat u niet begrepen hebt, is u gegeven, omdat u in de hele wereld zult uitgaan om voor de zieken te bidden."
God is mijn Getuige, Hij noemde ook kanker. "Als u de mensen ertoe brengt, dat zij u geloven, dan zal niets uw gebed weerstaan, niet eens kanker."
Ik zag dat Hij mij vriendelijk gezind was. Ik wist niet wat mij overkwam. Ik antwoordde: "Ik ben arm en ongeschoold. Ik leef onder mijn mensen die ook arm zijn. De wereld zou niet naar mij luisteren."
De Engel antwoordde: "Zoals aan de profeet Mozes twee tekenen werden gegeven om zijn bediening te betuigen, zo zijn aan u twee gaven gegeven om uw bediening te bevestigen. De eerste gave die u hebt, is als volgt: Als u een zieke persoon bij de hand neemt - u neemt met uw linkerhand zijn rechterhand - zult u een verandering aan uw hand constateren. Als u dan bidt, zal het van u weggaan, en zo weet u dat de betreffende persoon genezen is. Als zij niet naar dit teken zullen luisteren, zullen zij naar de tweede gave luisteren, die aan u gegeven wordt. Want het zal geschieden dat u de geheimste dingen van hun hart zult weten. Naar dat teken zullen zij luisteren."
Toen zei ik: "Ik ben vandaag hier, omdat de predikers zeggen dat mijn gave van de duivel is."
Daarop sprak Hij over die plaats in de Bijbel, waar de mensen zeiden dat Jezus een waarzegger was, dat Hij van de duivel bezeten was. Hij sprak over die dingen en zei dat de predikers mijn bediening niet begrepen hadden. Hij liet mij zien hoe Jezus met een kracht was toegerust en de toekomstige dingen kon zien. Jezus sprak met de vrouw bij de bron en sprak over haar verborgen aangelegenheden. Jezus zei dat Hij slechts dat kon doen wat de Vader Hem toonde.
Ik vroeg: "Welke Geest heeft aan Jezus die dingen getoond?" "Het was de Heilige Geest", antwoordde Hij.
Plotseling herkende ik dat ik precies die zaak bestreed, die God mij gegeven had. Ik herkende dat de predikers zich precies zo gedroegen als de farizeeërs in de Bijbel. "Ik zal de bediening uitvoeren", zei ik tegen de Engel. "Ik zal met u zijn", antwoordde Hij. Toen ging Hij het Licht in en verdween. Ik ging als een nieuw mens naar huis.
Niemand zal je geloven
Pastor Davis zei tegen mij: "Billy, als je zulke dingen predikt, dan zal niemand naar je luisteren. Je zult tegen de deurposten prediken."
"Dan predik ik maar tegen de deurposten", zei ik, "want God kan voor Abraham uit deurposten kinderen tevoorschijn brengen."
Hij antwoordde: "Denk je werkelijk, dat zij je zullen geloven?"
"Dat is mijn zaak niet", antwoordde ik, "mijn zaak is het om trouw bij het Woord te staan."
"Geloof je werkelijk, dat jij een beschaafde wereld tegemoet kunt treden met een theologie van Goddelijke genezing?"
"Het is niet mijn Goddelijke genezing", zei ik, "het is Zijn belofte. God is Degene die mij de opdracht gegeven heeft."
De wonderlijke genezing van Margie Morgan
De volgende woensdagavond bracht men een verpleegster van de Mayo Kliniek in de samenkomst. Zij heette Margie Morgan en lag met kanker op sterven. Zij bestond alleen nog maar uit huid en beenderen. Ik beefde toen men haar bracht en neerlegde. Haar gezicht was ingevallen, haar ogen lagen diep in de kassen. Dit was nu mijn eerste geval ten aanschouwen van iedereen. Maar nu kwam er een visioen vóór mijn geestesoog. Ik zag hoe zij volkomen gezond weer als verpleegster werkte. Ik zei: "Zo spreekt de Here: U zult leven en niet sterven."
Haar man, een man met een hoge functie, stond erbij en keek mij heel eigenaardig aan. Ik zei tegen hem: "Vrees niet, uw vrouw zal leven!" Hij verzocht mij met hem naar buiten te gaan. Toen riep hij er twee dokters bij. "Kent u deze mensen?", vroeg hij. "Natuurlijk", zei ik. "Ik speelde golf met deze mannen", zei hij, "ze zeiden dat zij van binnen al helemaal door de kanker verwoest is." "Haar toestand interesseert mij niet", antwoordde ik, "ik zag een visioen. Die Engel zei mij, dat het altijd voor honderd procent zó zou komen als het mij werd getoond. Daaraan geloof ik!"
Prijs God! Enige dagen later verzorgde zij de was al en liep rond. Heden is zij volkomen gezond en ongeveer tachtig kilogram zwaar. U kunt het navragen in het 'Clark Country Hospital', Jeffersonville, Indiana.
35.000 Genezingen in één jaar
Ik ben dankbaar als ik terugkijk en de vele dingen zie die Christus in het laatste jaar gedaan heeft. We hebben een tijd voor ons als nooit tevoren. Overal vallen de volkeren uit elkaar. Ik geloof dat het niet lang meer zal duren, dat wij Jezus in kracht en heerlijkheid zien komen. Hij heeft in het laatste jaar van mijn bediening ongeveer 35.000 personen genezen. Het was niet zo dat ze eenvoudig gezegd hadden: "Ik ben genezen". Dat zijn genezingen, die door getuigenissen van dokters bevestigd werden. Ik kan niet zeggen hoeveel kankergevallen, doven, lammen en blinden daarbij waren. Bijna alle ziekten waren vertegenwoordigd. (Dit zei hij op 21 december 1947).
Blinde man in Cambden, Arkansas
Ik ging naar een kleine kerk om de morgenprediking te houden. Er was geen gebed voor de zieken, alleen maar een prediking. Ik was al dagenlang weggeweest, had overal gepredikt en met zieken gebeden. Ik was nauwelijks ooit aan slapen toegekomen. Zij haalden mij van huis tot huis. Vier politieagenten moesten mij beschermen toen ik uit de kerk kwam, zo groot was de menigte die op mij aandrong. Het zou het hart van een ijzeren man gebroken hebben, al de ellende en de zieke kinderen te zien. Ik heb zelf kinderen en ik dacht: "O God, wat kan ik doen?" Ik kan alleen maar dat doen wat Hij mij laat zien. Als ik zelf iets zou proberen, zou het een fiasco worden. Dus ging ik eenvoudig verder en de menigte drong op mij aan van alle kanten. Zij probeerden mij aan te raken.
Plotseling hoorde ik iemand schreeuwen: "Genade, genade, genade!"
Ik bleef staan en keek om. Zij hadden daar een wet, die niet toestond, dat zwarten en blanken tezamen waren. Ik kom ook uit het zuiden, maar ik geloof dat dat niet in orde is. Ik keek om mij heen. Daar zag ik een oude, blinde neger met grijze haren. Zijn vrouw stond naast hem. De man hield zijn handen in de lucht en riep: "Genade, genade!" Tranen liepen over zijn wangen. Ik moest aan de arme Bartimeüs denken, die toen bij de poort van Jericho stond.
Toen ik verder wilde gaan, sprak de Heilige Geest tot mij: "Ga naar hem toe!" Ik wilde naar hem toe gaan, maar men zei mij, dat dat niet toegestaan was. Ik zei: "Maar de Heilige Geest gebood mij, dat ik moest gaan." En dus ging ik naar de man.
De mensen vormden een kring om ons heen. Nooit zal ik vergeten hoe zijn vrouw tegen hem zei: "De prediker komt naar je toe, mijn schat." Toen ik zijn oude, zwakke hand schudde, zei hij: "Bent u dat, prediker Branham?"
Hij betastte mijn gezicht en zei: "O, u bent nog een jongeman."
"Niet al te jong", zei ik, "ik ben zesendertig jaar oud."
Hij tastte mijn hele gezicht af en zei toen: "Prediker Branham, hebt u tijd om mij een ogenblik aan te horen?" "Ja", antwoordde ik.
Hij vertelde: "Mijn oude moeder had dezelfde godsdienst als u. Zij vermaande mij, dat ik nooit mocht liegen. Prediker Branham, nu is zij al vele jaren dood. Ik ben blind en krijg sedert ongeveer tien jaar een klein pensioen. Ik woon tweehonderd mijl hier vandaan en nog nooit had ik iets van u gehoord. Maar vanmorgen om ongeveer drie uur werd ik wakker. Mijn oude moeder stond voor mij. Ik zei: 'Mamma, bent u het?' 'Ja lieveling', zei ze. Toen zei ze tegen mij: 'Sta op en kleed je aan. Rijd naar Cambden in Arkansas. Vraag daar naar een man, genaamd Branham. Hij bidt voor de zieken. Je zult het licht van je ogen terugkrijgen!'
Prediker Branham, ik heb mijn kleren aangetrokken en nu ben ik hier. Kunt u mij helpen?"
Ik dacht: "O God, U zult het betuigen, anders zullen deze stenen schreeuwen." Er moest iets gezegd worden en dus legde ik mijn handen eenvoudig over zijn ogen en zei: "Vader, ik versta deze zaak niet, maar U hebt de broeder hier naar toe gezonden. Ik vraag om het licht van zijn ogen."
Ik nam mijn handen weg. De man lachte en wreef zijn ogen uit. Toen zei hij tegen zijn vrouw: "Lieveling, ik kan zien!"
"Kun je werkelijk zien?" vroeg zij.
"O zeker", zei hij, "ik zie de mensen daar in die rode auto!" Zij schreeuwde het uit.
Toen werd de kring doorbroken en men redde mij in de auto.
Koning George van Engeland genezen
In de samenkomsten van Forth Wayne werd een zakenman van multiple sclerose genezen. De man heette Walt Amen en was sinds jaren bedlegerig. Hij was een vriend van de privé-secretaris van Koning George. De Koning van Engeland leed eveneens aan multiple sclerose en hoorde van de genezing van deze man. Hij schreef mij een brief en verzocht mij naar hem toe te komen. Ik kan u zijn brief met al de zegels laten zien. Het was mij op dat tijdstip niet mogelijk hem te bezoeken, en dus belde ik hem op. Ik zei tegen de Koning, dat ik hier voor hem zou bidden, want God zou mij hier evenzeer horen als wanneer ik bij hem zou zijn. Daarop ontving ik een telegram en men verzocht nogmaals om een bezoek.
Toen ik dan later naar Engeland ging, bezocht ik de Koning. Hij was volledig genezen. Voordien was hij niet in staat geweest ook maar vijf minuten op te staan. Een dag na mijn gebed speelde hij al golf.
Tot aan zijn dood was hij vrij van deze ziekte. Toen hij stierf, was ik in Afrika. De dokters vonden een kleine tumor in zijn long. Een bloedprop was in zijn hersens gekomen: dit veroorzaakte zijn dood. Hij was werkelijk een fijne man.
Vrouw sterft na lastering
Toen ik eens in Jeffersonville predikte, ging er buiten een vrouw voorbij. Zij woonde in dezelfde straat en bezat een koe. Toen zij onze kapel passeerde, zei ze: "Als mijn koe zo'n godsdienst had als Billy Branham, dan zou ik haar slachten."
Er ging nog geen uur voorbij of zij werd door een verschrikkelijke ziekte getroffen. Men bracht haar dadelijk naar het ziekenhuis. Zij vroeg aan haar man: "Laat Billy alsjeblieft komen, hij moet zo snel mogelijk naar mij toe komen!"
Plotseling legde iemand een briefje op de preekstoel: "Er ligt iemand op sterven in het ziekenhuis." Ik zei tegen Graham Snelling: "Kom achter de preekstoel, totdat ik terugkom."
Ik ijlde naar mijn auto en snelde naar het ziekenhuis. Toen ik de trap oprende, blies zij de laatste adem uit. Toen ik in de kamer kwam, bedekten zij haar gezicht met een doek. Een oude verpleegster zei tegen mij: "Broeder Branham, zij heeft met haar laatste adem naar u geschreeuwd". Zij had geprobeerd de zaak in orde te maken, maar het was te laat. Zie, eens kunt u teveel zondigen.
Ze was een mooie vrouw geweest met kastanjebruin haar. Nu waren haar grote ogen uitgepuild en half gesloten. Het hele gezicht was vol vlekken, die als kleine puntjes uitsprongen. Haar mond was geopend. Haar man stond naast haar en zei: "Ik ben katholiek, bid alstublieft voor haar, want zij gaat in het vagevuur!" "Wat zegt u?" zei ik. "Bid voor haar, zij gaat in het vagevuur", zei hij weer. "Twee uur geleden passeerde zij uw kerk en zei: 'Als mijn koe de godsdienst van Billy zou hebben, dan zou ik haar slachten.' Bid voor haar!"
"Nu is het te laat", zei ik, "zij had haar ziel hier moeten reinigen."
Men roept altijd tot God als het iemand slecht gaat. Ik hoorde al veel mensen zeggen: "Ik geloof niet in God!" Wacht maar tot het hun slecht gaat, dan zijn zij de eersten die tot God roepen.
Het Zesde Zintuig in actie.
Met mijn zoon Billy Paul was ik eens getuige van een ongeval. Enige jonge zwarten waren met hun auto uit de bocht gevlogen. De auto sloeg enkele malen over de kop en de jongens werden uit de auto geslingerd. Toen de wagen tot stilstand kwam, lag één jongen beklemd onder de auto. De andere jongens probeerden de wagen te kantelen om hun kameraad te bevrijden. Hij riep: "Laat dat alsjeblieft, beweeg niets, het breekt mij mijn rug! Doodt mij niet!"
"We moeten hem bevrijden", zeiden de anderen, "want de wagen zal in brand vliegen." Maar de jongen klaagde: "Beweeg de auto niet, het breekt mij mijn rug!"
Ik kwam erbij en riep onder de auto: "Mijn zoon, ben je een Christen?"
"Nee meneer", riep hij.
"Dan is het het beste voor je dat je nu bidt", zei ik tegen hem.
"Jawel meneer", antwoordde hij.
Het zesde zintuig begon te werken. Het geloof is ons zesde zintuig. Ik liep om de wagen heen. Tot op de dag van het oordeel zal ik niet weten hoe het gebeurde, maar plotseling kantelde de auto en de jongen was vrij! Hij stond op en was volkomen ongedeerd. Wat was er gebeurd? God is een aanwezige hulp in de tijd van nood!
Bloedkanker
De moeder van een meisje belde mij op zekere dag op: "Meneer Branham, mijn dochter heeft de ziekte van Hodgkin." Bij deze ziekte vormen zich verdikkingen in het bloed, die dan het hart tot stilstand brengen. De dokter had bij een onderzoek de ziekte vastgesteld. Zijn diagnose luidde: "Als zich in de nabijheid van het hart een klonter vormt, dan zal zij sterven. Zij zal nog ongeveer drie maanden leven."
Het meisje bezocht de universiteit. De moeder vroeg: "Zal ik haar weer naar school laten gaan?"
"Laat haar normaal naar school gaan", antwoordde ik, "vermoedelijk zal zij heel plotseling sterven. Zij moet zo normaal mogelijk verder leven. Zeg tegen uw dochter niets over haar ziekte."
"Maar wat moet ik doen?" vroeg de moeder.
"Kom met uw dochter naar de samenkomst en breng uw dochter in de gebedsrij. Kom alstublieft met haar mee." Ik had een eigenaardig gevoel.
Op een morgen stond een jong meisje in de gebedsrij. Ze had blauw geverfde lippen. Ik wist nog niet dat zij het meisje was, wier moeder opgebeld had. Ik nam haar bij de hand en zei: "Goede morgen, zuster." Toen zag ik wie zij was. Ik zag ook haar moeder en stelde vast dat beiden zonder God waren, zonder Christus. Ik zei: "Hoe kunt u op deze basis genezing verwachten? Wilt u Jezus Christus als persoonlijke Redder aannemen? Wilt u zich hier in de Naam van Jezus Christus tot vergeving van uw zonden laten dopen?"
"Dat willen wij doen", zeiden beiden. O, u weet wat er toen gebeurde, velen van u kennen het geval. Toen de dokter het meisje later onderzocht, vond hij geen spoor meer van de ziekte.
Ik heb besloten arm te zijn
Als ik het gewild had, was ik multi-miljonair geworden. Eens werd mij door een FBI agent een bankcheque ten bedrage van anderhalf miljoen dollar overhandigd. De cheque was van de 'Mission Bell Winery' in Californië. Ik gaf de cheque onmiddellijk terug. Een vrouw met kanker, van wie men al beide borsten had afgezet, was daar genezen. Door deze gebeurtenis bekeerde haar dokter zich, de heer Dr. Theodor Palvedes. Hij predikt deze avond in Oakland, Californië.
God had door mij tot de vrouw gesproken en haar gezegd: "Binnen drie dagen zult u weer op straat zijn om boodschappen te doen!" Dr. Palvedes zei toen tegen mij: "Meneer Branham, u wekt in deze vrouw valse verwachtingen op. De vrouw ligt op sterven!"
Ik antwoordde: "Ik sta hier in een positie, waarin ik kan zeggen: Als deze vrouw niet binnen drie dagen door de straten loopt, dan mag u een bord op mijn rug hangen, waarop geschreven staat: 'Valse profeet!' U kunt mij vóór uw auto uit laten lopen en mij door de hele stad leiden. Mag ik echter het bord op uw rug vastmaken en met u hetzelfde doen, als zij genezen wordt?"
De vrouw werd genezen en de dokter bekeerde zich. Hij predikt heden het Evangelie. Hij is één van de beste chirurgen aan de Westkust. Zieken vliegen van New York naar de Westkust om zich door hem te laten opereren.
Uit dankbaarheid overhandigden zij mij door de FBI een cheque ten bedrage van anderhalf miljoen dollar. Toen woonde ik in een kleine hut met twee kamers. Maar geld maakt niet gelukkig, alleen Jezus Christus brengt waar geluk.
In dezelfde omgeving schonken rijke Armeniërs aan een bekende man een Cadillac. Het is zeker in orde als iemand in zo'n wagen rijdt. Deze zelfde mensen wilden mij ook een Cadillac schenken. Ik bezat toen een tien jaar oude Chevrolet, een soort bestelwagentje, vol met deuken. Ik zei: "Ik ben blij met uw genegenheid, maar ik vrees, dat ik deze wagen niet gebruiken kan."
"Als u liever een Packard wilt, dan schenken wij u wel een Packard", zeiden ze. "Waarom sukkelt u toch met deze oude wagen door?"
"Als ik het zou kunnen, zou ik te voet gaan", antwoordde ik. "Hoe zou ik zo naar Arkansas kunnen gaan, daar waar de armsten van de armen naar mijn samenkomsten komen? Er worden zieken gebracht die zo arm zijn dat zij zich slechts met een katoenen zak kunnen kleden. Arme mensen werpen hun laatste dollar op de offerschaal. Hoe zou ik daar met een Cadillac voor kunnen rijden? Men zou zeggen: 'Daar rijdt broeder Branham!' Hoe zou ik zoiets kunnen doen? Ik wil God behagen en niet de wereld, want dan kan ik Zijn volk dienen."
Als God de schreden leidt
Het vliegtuig kwam van Chattanooga. Tengevolge van een storm moest de piloot in Memphis, Tennessee, een tussenlanding maken. Men bracht mij daar in een fijn, groot hotel. "Het vliegtuig zal 's morgens om zeven uur verder vliegen", deelde men ons mee.
De andere morgen wilde ik nog een paar brieven posten. Toen ik daar zo naar toe liep, sprak de Heilige Geest tegen mij: "Ga verder!" Ik ging eenvoudig verder, totdat ik bij het stadsgedeelte kwam, waar de zwarten woonden. Nu was het echter de hoogste tijd en ik wilde omkeren om het vliegtuig niet te missen. Maar de Heilige Geest sprak: "Ga verder!"
Op deze wijze had Hij vroeger al tot mij gesproken en dus ging ik eenvoudig verder. Ik ging voort en zong een lied. Gelooft u dat de Geest ons leiden kan? Zeker kan Hij dat. Ik zong: "Ik ben zo blij, dat ik één van de Uwen ben!"
Van verre zag ik een negerin. Ze had een doek om haar hoofd gebonden. Zij leunde op het hek en tuurde de straat af. Ik liep eenvoudig zingend verder. Ik bemerkte, dat zij mij in het oog hield. Toen ik dichterbij kwam, zag ik dat dikke tranen over haar wangen liepen. Zij keek mij aan en zei: "Goedemorgen, prediker!"
"Hoe kunt u weten dat ik een prediker ben, tante?" zei ik. Ik bleef staan en zij lachte mij toe.
"Ik wist dat u zou komen", zei ze, "ik heb u verwacht!"
"Hoe kunt u dat weten?" vroeg ik, "kent u mij?"
"Nee meneer", zei ze, "maar ik wist dat u zou komen. Kent u de geschiedenis van de Sunemietische, die geschiedenis uit de Bijbel?"
"Ja", zei ik.
"Zo'n vrouw ben ik", zei ze. "De Here heeft mij een kind geschonken. Ik beloofde Hem, het kind op te voeden. Ik ben een arme vrouw. Ik doe de was en werk voor de blanken, opdat ik kan leven. God schok mij een jongen en ik heb hem naar mijn beste weten opgevoed. Helaas kwam hij in slecht gezelschap. Hij werd met een ernstige ziekte besmet. Ik bemerkte het pas, toen de ziekte vergevorderd was. Nu ligt hij in huis op sterven. Al sinds twee dagen heeft hij zijn bewustzijn verloren. De 'dokter-man' heeft hem onderzocht. De ziekte is al in zijn bloed, een behandeling is nutteloos, zei de dokter. De jongen ligt op sterven. Ik kan het niet verdragen, dat hij als een zondaar moet sterven. Daarom bad ik de hele nacht.
Ik bad: 'Here, ik ben een vrouw als die Sunemietische. Schenk mij het kind zoals U het aan die vrouw geschonken hebt. Waar is Uw Elia? Waar is hij? Waar is iemand die mij helpen kan?'
Toen ben ik op mijn knieën in slaap gevallen. In de droom sprak de Here tot mij: 'Ga naar het tuinhek en wacht! Een man met een kleine hoed op en een donker pak aan zal de straat afkomen; hij zal met je praten!' Nu sta ik al sinds het aanbreken van de dag hier."
Haar rug was vochtig van de dauw. "Toen zag ik u met uw kleine hoed aankomen. Maar waar is de tas die u zou dragen?" vroeg zij.
"De tas is in mijn hotel", antwoordde ik. "Uw jongen is dus ziek", zei ik.
"Hij sterft", antwoordde zij.
"Mijn naam is Branham, kent u mij?" vroeg ik haar.
"Nee prediker, ik heb nog nooit iets over u gehoord."
"Ik bid voor de zieken", zei ik. Dit interesseerde haar niet. Zij wilde dat haar jongen niet als een zondaar zou moeten sterven.
Ik ging het huis binnen. Het huis bestond uit één ruimte. De ruimte diende als woon- en slaapkamer. De keuken bevond zich in de hoek van de kamer. Het dak van het huis was met dakvilt bedekt. Boven de ingang stond: 'God zegene ons huis.'
In de hoek stond een oud bed. Een grote jongen lag erin. Hij hield het laken in zijn hand en zei voortdurend: "Uh, uh, uh". Ze zei: "Mamma's baby." Ik dacht: "Ja, het is de baby van een moeder, al heeft hij syfilis en ligt op sterven." Zij kuste hem op zijn voorhoofd, aaide over zijn wangen en zei: "Mamma's baby!"
Mijn hart ging open en ik dacht: "Hoe diep hij ook in de zonde gezonken moge zijn, hij is toch de baby van zijn moeder."
Toen dacht ik: God zegt: "Een moeder moge haar kind vergeten, dat zij gezoogd heeft, maar Ik kan u nooit vergeten, want uw naam is in Mijn handen gegraveerd."
Ik keek naar de arme, oude, heilige vrouw, die in de kamer rondliep. Ik zeg u: Ze had helemaal niets in het kleine huis en toch was er in dat huis iets dat in elk huis zou moeten zijn. De Tegenwoordigheid van God was daar! Ik dacht: "Ik zou liever zo'n huis hebben dan een mooi, groot huis met pin-up meisjes aan de muren." Een oude Bijbel met verkreukte bladzijden lag open op de tafel.
Weer keek ik naar de moeder. Ze zei tegen haar zoon: "De prediker is gekomen om voor je te bidden, mijn jongen."
"Het is zo donker hier", zei hij.
"Wat zegt hij?" vroeg ik.
"Hij weet niet wat hij spreekt. De 'dokter-man' zegt, dat hij zijn verstand verloren heeft. De jongen denkt dat hij zich in een boot bevindt, daar buiten op zee. Hij moet steeds maar roeien, omdat hij verloren is. Dat kan ik niet uithouden, prediker; ik weet dat mijn kind sterft en dat het verloren is. Maar ik weet dat u gekomen bent om mij te helpen, want zo sprak de Here tot mij."
"Ik zal voor de jongen bidden, misschien zal de Here hem genezen", antwoordde ik.
Maar dat interesseerde haar niet. Zij wilde alleen maar, dat hij gered werd. Zij wilde slechts van hem horen: "Ik ben gered!" Zij dacht: "Sterven moet hij hoe dan ook." Zij wilde eenvoudig zijn redding. Hadden wij maar allen deze instelling! Zij wist dat zij daar, in dat eeuwige Tehuis, weer met hem samen zou zijn.
"Dan zullen wij op de knieën gaan en voor hem bidden", zei ik. Zij knielde neer en ik pakte zijn voeten. Ze waren koud en vochtig. Steeds maar weer pakte de jongen het laken, waarmee hij was toegedekt, en roeide met zijn handen. Hij dacht dat hij in een roeiboot zat. "Het is zo donker, het is zo donker!"
Ik zag de knielende moeder en zei: "Zou u niet met gebed willen beginnen, moeder?" De oude heilige bad. Ik zag dat zij de Here kende en al dikwijls met Hem gesproken had. Zij wist met Wie zij sprak! De jongen, zijn moeder, de Heilige Geest en ik bevonden ons nu in de woning. "Ik weet niet wat U doen zult", bad zij, "maar het is allemaal precies zo gebeurd als U het tegen mij gezegd hebt."
O, ik ben zo blij dat Hij nog altijd dezelfde Jezus is zoals destijds, toen Hij met Zijn heiligen op aarde was. Ik behoefde haar niet te vragen of ze Baptiste of Methodiste was. Dat kon mij niet schelen. Ik volgde eenvoudig de Heilige Geest en zij deed hetzelfde. Wij wilden zien wat Hij zou doen. Toen zij haar gebed geëindigd had, kuste zij zijn voorhoofd en zei: "God zegene je, mijn kind!"
"Zou u nu willen bidden, prediker?" zei ze. Intussen was het bijna negen uur geworden en ik was twee mijl van het vliegveld verwijderd. Het vertrek was om zeven uur aangekondigd. Ik kon mij niet voorstellen, wanneer ik van deze plaats weg zou komen. Toen legde ik eenvoudig mijn handen op zijn voeten en zei: "Hemelse Vader, ik kan deze situatie niet begrijpen. Ik wilde naar het vliegveld, maar U gaf mij de opdracht om verder te gaan, en ik heb deze vrouw gevonden. Zij heeft mij verwacht. Als U in de zaak bent, dan weet ik niet wat ik moet doen. Ik leg nu eenvoudig mijn handen op de jongen."
Plotseling zei de jongen: "O moeder, het wordt licht!"
Na vijf minuten zat hij op zijn bed en omarmde zijn moeder. Ik liep zachtjes naar buiten.
Ik snelde naar een taxi, haalde in het hotel mijn bagage en reed naar het vliegveld. Ik dacht: "Nu zal ik misschien één tot twee dagen moeten wachten." Toen, na de oorlog, waren er bijna geen vliegtuigen. Desondanks reed ik naar het vliegveld. Toen ik daar aankwam, hoorde ik de aankondiging: "Vluchtnummer 196 naar Louisville, Kentucky, voor het vertrek gereed!" God had het vliegtuig enige uren laten wachten voor mij.
Ongeveer twee jaar later reed ik met de trein naar Arizona. Bij een tussenstation in Memphis verliet ik de trein om een paar 'hamburgers' te kopen. Plotseling riep iemand: "Hallo, prediker!" Ik keek om en zag een jongeman met een rode muts. Hij knipperde met zijn ogen en zei: "Kent u mij niet?"
"Nee, mijn zoon", antwoordde ik, "ik geloof van niet."
"Kijkt u mij dan eens goed aan", zei de jonge neger.
"Nee, ik kan je niet herkennen", zei ik.
"Maar ik ken u", antwoordde hij. "U bent pastor Branham!"
"Ja dat klopt", zei ik, "ben je in één van mijn samenkomsten geweest?"
"Nee meneer. Kunt u zich niet meer die morgen herinneren, toen u naar het huis kwam, waar mijn moeder op u wachtte?"
"O, je bent toch misschien niet die jongen?" vroeg ik.
"Ja natuurlijk, ik ben het! Ik ben genezen, volkomen genezen en gezond. Ik ben echter niet alleen genezen, ik ben nu een Christen!" Prijs de Here!
De krankzinnige van Portland
Op een avond, toen ik in Portland, Oregon, predikte, rende een krankzinnige naar het podium en wilde mij doden. Misschien heeft iemand het in de krant gelezen. Er waren zesduizend mensen in het gebouw; hoeveel er buiten stonden weet ik niet, maar het stroomde van de regen. In die dagen was ik alleen op het veld. Oral Roberts en al de anderen traden toen nog niet op. Ik predikte over het thema: 'Het geloof is de vaste grond der dingen waarop men hoopt, het bewijs van de onzichtbare dingen.' Ongeveer honderd predikers zaten achter mij op het podium.
Plotseling liep een grote man door de zaal. Een kolos van een man, ongeveer honderd kilo zwaar, stapte in een grijs kostuum door de zaal. Ik dacht: "Misschien moet hij een mededeling voor een persoon in de samenkomst overbrengen." Toen hij dichterbij kwam, realiseerden de predikers achter mij zich plotseling wie de man was. Ze liepen hard weg in alle richtingen. De man was een krankzinnige uit een krankzinnigengesticht.
De man kwam op mij af en begon mij te beledigen. "Jij slang in het gras", zei hij, "jij huichelaar! Je geeft je uit als dienstknecht van God, maar vanavond zal ik elk been in je lichaam breken, opdat de mensen zien, dat je alleen maar een grote leugenaar bent!"
Ik keek de man aan. Normaal zou ik mij dood geschrokken zijn, maar toen gebeurde er plotseling iets in mij. Ik zou willen dat dat altijd gebeurde. Plotseling had ik de man lief. Ik dacht: "De arme kerel zou mij niets willen doen, als hij zijn verstand niet verloren had."
Er kwamen politie-agenten en wilden de man vasthouden. Ik zei: "Laat hem! Dit is geen zaak tussen vlees en bloed. Dit is een strijd in de geest." De man kwam op mij af. "Vanavond zal ik elk been in je lichaam breken!"
Ik keek hem aan en dacht: "Arme man." Hij spuwde mij midden in het gezicht. "De arme kerel heeft zijn verstand verloren", dacht ik. Ik zei geen enkel woord. "Ik zal je in de samenkomst neerslaan", zei hij. Hij had dit met gemak kunnen doen. Hij had grote sterke armen - ik woog toen maar ongeveer zestig kilo. Ik stond daar eenvoudig en zei geen woord. Iets te zeggen zou niets goeds bewerkt hebben, dat wist ik. De menigte was verstijfd en sprakeloos. Ik keek de man alleen maar aan.
Hij kwam heel dichtbij en haalde met zijn machtige armen uit voor de klap. Toen hoorde ik mijzelf zeggen - het sprak uit mij: "Omdat je vanavond de Geest van God uitgedaagd hebt, zal je vanavond vóór mijn voeten liggen!"
"Wat? Moet ik vóór jouw voeten vallen?" schreeuwde hij, "ik zal je laten zien voor wie ik te voet zal vallen, jij gemene huichelaar!" Hij trok zijn vuist terug en haalde uit voor de klap.
Ik zei: "Satan, kom uit deze man!" De man wierp zijn armen in de lucht, begon te wankelen en zakte kreunend in elkaar. Hij viel op mijn voeten. De politieagenten rolden de man weg.
Wat was de kracht die zoiets bewerkte? Was het geloof? Nee, het was liefde.
Tienduizend Mohammedanen worden Christenen
De samenkomst werd in een paardenrenbaan gehouden. Ik sprak met behulp van tolken. In één uur kon ik zoveel zeggen als normaal in vijftien minuten. Ik zei: "De zendelingen hebben u van Jezus verteld, dat Hij gekomen is om u te redden."
Ik zag hoe zij elkaar aankeken. "Als u de Bijbel leest, kunt u zien, dat Jezus een grote Genezer was. Hij heeft beloofd, dat Hij in de mensen zou leven, totdat Hij terugkomt. Hij zei: 'De werken die Ik doe, zult gij ook doen.' U allen die Christus al aangenomen hebt, zou u willen, dat Jezus vandaag tot ons komt en onder ons dezelfde dingen doet, die Hij toen deed?" Natuurlijk waren allen het daarmee eens.
"Als Hij heden onder ons dezelfde dingen doet, zult u dan Zijn Woord geloven?", vroeg ik hun. "O, zeker", zeiden ze. Ook de Mohammedanen waren het ermee eens.
De tweede persoon die naar voren kwam, was een Mohammedaanse. "U weet dat ik u niet ken", zei ik, "ik kan niet eens in uw taal met u spreken, ik spreek door middel van een tolk met u." De vrouw beaamde het. "Ik kan u niet genezen", ging ik verder, "maar hebt u vanmorgen de boodschap begrepen?" De vrouw sprak met de tolk. "Ja, ze heeft het begrepen, ze heeft het Nieuwe Testament gelezen", zei de tolk. "Zij gelooft in God, maar zij gelooft, dat Mohammed Zijn profeet is."
De Mohammedanen geloven in God. Zij komen ook uit de lijn van Abraham. Zij geloven dat Mohammed de profeet van God is, maar wij geloven dat Jezus de Zoon van God is.
Ik sprak verder: "Als u het Oude Testament kent, dan weet u dat God in de voorafgaande tijdperken in de profeten was. Dan is Jezus die wij de Christus noemen, de God-profeet. Ze hebben Hem gedood. U gelooft dat niet, want uw predikers zeggen dat Hij vele jaren later een natuurlijke dood is gestorven. Maar het Nieuwe Testament zegt, dat Hij gestorven en toen weer opgestaan is. Hij zond Zijn Geest terug in Zijn Gemeente. Mohammed heeft u niets beloofd, maar Jezus heeft ons een belofte gegeven. Hij zei: 'Dezelfde werken die Ik doe, zult gij ook doen.' Misschien herinnert u zich dat Hij in Johannes 5:19 zegt: 'Ik kan niets doen, als de Vader het Mij niet laat zien.'"
Toen ging ik verder: "Als Jezus nu zou komen om u te zeggen waarom u hier bent en wat u scheelt - als Hij u uw verleden laat zien - zult u dan ook dat geloven wat Hij u over de toekomst zegt?"
De vrouw beaamde het. De Mohammedanen stonden op om alles goed te zien. Toen sprak ik wat de Heilige Geest mij toonde: "Uw man is een kleine, gedrongen man. Hij heeft een zwarte snor. Drie dagen geleden bent u bij de dokter geweest. U hebt twee kinderen. De dokter heeft u onderzocht en vond een gezwel in uw baarmoeder."
De vrouw keek naar de grond en beaamde het. "Nu, als u het Nieuwe Testament gelezen hebt - sprak niet Jezus op deze wijze met de vrouw bij de bron?"
"Dat klopt", antwoordde de vrouw.
"Waarom bent u naar mij gekomen? Ik ben een Christen. Waarom bent u niet naar uw Mohammedaanse profeten gegaan?"
"Omdat ik geloof dat u mij helpen kunt", zei de vrouw.
"Ik kan u niet helpen", antwoordde ik. "Maar als u deze Jezus kunt aannemen, die nu hier is, dan zal Hij u helpen. Hij is Degene die uw leven kent. Hij zal u helpen."
Zij antwoordde: "Ik neem Jezus Christus als mijn Verlosser aan!"
Dat was voldoende. Op die avond kwamen tienduizend Mohammedanen tot Christus. Op grond van hun bericht, werd in de dertig jaren zendingsarbeid in die omgeving maar één enkele Mohammedaan bekeerd. Maar toen het Evangelie zich levend liet zien, waren vijf minuten voldoende, dat er tienduizend konden komen.
Een man schrijft zijn doodsoordeel
Het gebeurde in Windsor, Ontario. Tegen het einde van de samenkomst, toen ik al moe was, kwam een intelligent uitziende man naar mij toe en wenste gebed. Hij droeg een grijs kostuum met een rode das. Ik zei tegen hem: "Geef mij uw hand. Ik ben erg moe, ik word door de vele visioenen verzwakt. Geef mij eenvoudig uw hand."
De man gaf mij zijn hand. "U bent volkomen gezond", zei ik tegen de man.
"Nee", zei hij, "ik heb een kwaal."
Ik keek en zei tegen hem: "Ik zie geen aanwijzing van een ziekte. U bent een gezonde man!"
"Kijk toch wat er op mijn gebedskaart staat", zei de man. (Opdat bij grote samenkomsten alleen zieken met een ernstige klacht voor gebed zouden komen en opdat er geen massale toevloed zou ontstaan, werden op een gegeven ogenblik genummerde gebedskaarten uitgegeven).
"Wat u op uw gebedskaart geschreven hebt, interesseert mij niet", antwoordde ik. "U bent een gezonde man."
Ik was erg moe, maar de genade van God was nog altijd met mij. Als God u een opdracht geeft, dan is Hij verplicht voor u te zorgen. Het is niet mijn zaak, het is Zijn zaak. Hij heeft mij gezonden.
Toen indertijd Mozes zijn staf in het zand wierp en de staf in een slang veranderde, toen deden de magiërs hetzelfde. Wat kon Mozes verder doen dan eenvoudig op de genade van God wachten? Hij deed eenvoudig dat, wat hem opgedragen was. U weet wat er toen gebeurde.
De man zei: "Nu, kijk toch op mijn gebedskaart!"
"Misschien had u van tevoren een groot geloof, en u bent al genezen", zei ik.
Toen wendde de man zich tot de samenkomst, knoopte zijn jasje los en stond met vooruitgestoken borst vóór de mensen. "Daar hebt u het", zei hij, "kijk eens wat een zwendelaar."
"Wat gebeurt er toch?" dacht ik. Toen kwam de genade van God neer. Ik zei: "Waarom heeft de duivel u in het hart gegeven om God te verzoeken? U bent een prediker van de Gemeente van Christus. U bent een lid van die Gemeente. Daar zit een man met een blauw kostuum. Zijn vrouw en uw vrouw zitten naast hem. U hebt gisteren met elkaar afgesproken, dat het gedachtenlezen is. U bent overeengekomen dat u mij vanavond op de proef zou stellen."
"Dat is inderdaad de waarheid", zei de man, "God zij mij genadig!" Hij was een moderne Judas.
Ik antwoordde: "U hebt 'kanker' en 'tuberculose' op uw gebedskaart geschreven. Nu hebt u deze beide ziekten! Nu zijn het uw ziekten!"
De man omklemde mijn benen en zei: "Ik wilde niet..."
"Ik kan u niet meer helpen", zei ik, "dat is een zaak tussen u en God. U hebt uw eigen oordeel op de gebedskaart geschreven."
Het oordeel trof hem, dat was alles. Zie, dat zijn schijngelovigen. Zij proberen bij God en Zijn Woord fouten te vinden. Het zijn Judassen. Menigmaal zijn zij zeer ontwikkeld. Zij verkopen het Woord van God terwille van hun organisatie.
Jehova's Getuigen
Eens zat een Jehova's Getuige in één van mijn samenkomsten. Hij had van mijn samenkomsten gehoord en kwam naar Louisville. Hij had thuis een zoon, wiens been door kinderverlamming verkromd was. Toen zag hij op een avond een kleine jongen uit zijn rolstoel stappen. De jongen had een te kort been gehad en een gebrek aan zijn mond. De jongen sprong het podium op en predikte tot de mensen. Dat overtuigde de man.
Toen ik in Ohio in een grote tent predikte, zat hij met zijn zoon ergens in de menigte. Toen sprak de Heilige Geest door mij de volgende woorden: "Daar achter zit een man, zijn naam is Banks Wood, hij is aannemer. Hij woont in Crestwood, Kentucky. Hij is een overtuigd Jehova's Getuige. Naast hem zit zijn zoon, hij heet David en heeft tengevolge van kinderverlamming een verkromd been. Zo spreekt de Here: Hij is genezen!"
Hij wist daarop niet wat hij doen moest. Na enige ogenblikken zei de moeder van de jongen: "David, sta op!" De jongen stond op en was zo gezond en normaal als ieder ander.
Dat overtuigde de man. Hij verkocht zijn timmermanswerkplaats en verhuisde naar onze stad. Hij kocht een huis voor zich en vandaag zijn wij buren.
Door zijn geloof in Goddelijke genezing werd hij uit de gemeenschap van de Jehova's Getuigen gestoten. Ze zeiden dat het van de duivel was. Op een dag kwam één van zijn broers op bezoek. De genezen jongen was intussen een jongeman geworden en werkte in een supermarkt als inkoper. Vandaag moet hij nadenken om te vertellen welk been vergroeid was.
Zijn broer kwam dus op bezoek en zei: "Banks, je weet dat wij je allen als onze broer liefhebben. Maar hoe kon je zover afvallen? Hoe kun je naar zo'n fanatieke prediker luisteren en het geloof opgeven, dat je vader je geleerd heeft?"
"Ik heb toch het geloof niet opgegeven dat mijn vader mij geleerd heeft", zei hij, "heden geloof ik eenvoudig meer. Ik geloof dat wat ik geloofde, plus dat wat ik nu ook weet."
"Welke dwarsdrijver heeft je helemaal overstuur gemaakt?" vroeg hij.
"Daar op het grasveld kun je hem zien, hij is juist aan het maaien. Zou je met hem willen spreken?"
"Ja, ik zou graag een ogenblik met hem spreken om te zien wat dat voor een kerel is", zei hij.
De heer Wood riep mij en ik kwam bezweet in mijn jas vol stof in zijn huis. "U bent dus de prediker, die mijn broer op dit dwaalspoor gevoerd heeft?" vroeg hij.
"Nee", antwoordde ik, "ik ben zijn broeder in Christus en predik het Evangelie."
Hij bekeek mij een paar keer van boven tot beneden. Toen gingen wij zitten en spraken met elkaar. Hij was geen onverstandige man. Hij zei: "Meneer Branham, wij zijn als strenge Jehova's Getuigen opgevoed. Onze vader is voorlezer bij de Jehova's Getuigen."
"Dat is fijn", zei ik, "ik ben blij dat te horen. Ik stel het op prijs, dat u een vader en een moeder hebt, die u tot een oprechte, rechtzinnige man hebben opgevoed."
Terwijl ik daar zo zat, kwam de Heilige Geest in Zijn goedheid en genade over mij en er kwam een visioen tevoorschijn. Ik sprak de man aan: "Meneer Wood, ik zie dat u een getrouwde man bent. U hebt een blonde vrouw en twee jongens in de leeftijd van zes en acht jaar."
Hij keek heel eigenaardig zijn broer aan. Ik zei: "U gelooft dat Banks mij deze dingen verteld heeft. Maar dat is niet zo. Misschien helpt dit u: u hebt uw vrouw verlaten; u was haar ontrouw. De vorige nacht was u tezamen met een vrouw die kastanjebruin haar heeft. Zij is veel jonger dan u. U bent met elkaar in een kamer geweest toen een man op de deur klopte. U bent door het raam ontsnapt. Het is goed, dat u door het venster ontsnapt bent, want de man vóór de deur zou u een kogel door uw hoofd hebben gejaagd. Hij had namelijk een pistool in zijn hand."
De man viel op de grond, want hij wist dat Banks mij deze dingen niet verteld had.
"Ik zou meer over deze zaak willen weten", zei hij. Daar in die kamer redde de Here Jezus hem. Hij ging naar huis en vertelde het aan zijn vader.
Zijn vader zei: "Nu zijn jullie allemaal in de war!" Toen kwam zijn zuster op bezoek. Zij kwam in een samenkomst en bekeerde zich. Ik doopte haar in het Christelijk geloof.
Toen ontplofte de vader en kwam persoonlijk naar ons toe. Banks en zijn vrouw waren niet thuis toen hij kwam. Toen ik thuis kwam, zag ik een wagen bij de ingang en een wat oudere man stond in de tuin. Ik sprak hem aan. Hij stelde zich voor: "Mijn naam is Wood", zei hij. "Mijn naam is Branham", antwoordde ik, "ik ben blij u te zien."
"Van mijn kant eveneens", zei hij, "weet u waar Banks is?" "Vermoedelijk zijn zij inkopen aan het doen", zei ik. "Hij is met zijn vrouw weggereden. Zou u niet binnen willen komen?"
"Nee", zei hij, "het is beter als ik buiten blijf."
"Ach, komt u toch binnen en drink een glas water. Banks zal spoedig terug zijn." Reeds na enkele minuten kwam Banks binnen. Hij begroette zijn vader.
Wat later wilde de vader gaan vissen. "Hebt u tijd om met ons te vissen?" vroeg hij.
"Zeker heb ik tijd", antwoordde ik, want ik wilde mij wat met hem bezig houden.
De volgende nacht regende het dat het goot en vader Wood zei: "Het zal wel nauwelijks zin hebben, dat we gaan vissen, want de rivieren zijn vol en vuil."
"We kunnen het proberen", zei ik.
Wij staken de rivier over en ik bad tot de Here, dat Hij mij zou helpen. Ik was niet van plan ook maar één woord over godsdienst te spreken. Ik wilde afwachten tot hij erover begon. Als hij er een verlangen naar had, dan zou hij vanzelf spreken.
Toen wij de rivier overstaken, zag ik een visioen. Ik zei tegen de heer Wood: "Zoals u weet zal elke rivier die wij vandaag oversteken, vuil water hebben. Maar wij gaan naar een klein meer. Het meer zal helder en zuiver zijn. Wij zullen tot ongeveer half vier met elkaar vissen zonder één enkele vis te vangen. Dan zullen de vissen eerst aan mijn haak bijten. Ik zal er ongeveer vijfentwintig kilo vis uittrekken. Uw zoon Lyle zal maar één vis vangen. We zullen tot middernacht vissen. De volgende dag zal ik een blauwe en een buitengewoon grote vis vangen. We zullen dan nog de hele dag vissen zonder ook maar één enkele vis te vangen. Zo spreekt de Here!" De heer Wood keek Banks aan, grijnsde voor zich heen en keek toen om zich heen.
Precies zo gebeurde het toen. Toen ik de volgende dag de tweede vis gevangen had, probeerde de man het op elke bereikbare plaats aan de oever. Met alle middelen probeerde hij nog een vis tot bijten te brengen, maar zonder resultaat. Ik had mijn vijfentwintig kilo en de twee anderen vissen. De ene woog vijf pond en de andere acht. Ik had de vissen met een kleine hengel (nr. 4) en zonder hulp van een net gevangen. Als iemand een beetje verstand van vissen heeft, dan weet hij, dat God daar achter moest staan. Vader Wood zat er bij en moest alles over zich heen laten gaan. Hij begon met zichzelf te spreken.
De volgende dag zei zijn zoon tegen hem: "Nu vader, hoe denkt u over deze zaak?"
"Nu, als iemand de vissen kan zien, voordat hij ze vangt, kan dat in orde zijn", zei hij.
Ik zei: "Maar meneer Wood, dat kan ik niet altijd, dat gebeurde omwille van u! Maar u moet letten op wat de Bijbel zegt: 'Als iemand onder u een profeet is of wanneer iemand geestelijk is, als dat wat hij profeteert, in vervulling gaat, dan moet u naar die man luisteren.' Niets tegen de heer Rutherford (Stichter van de Jehova's Getuigen, toen nog 'Ernstige Bijbelonderzoekers'), maar als hij zegt, dat Christus in 1914 in de Geest gekomen is, dan neemt hij weg, dat Christus op de dag van Pinksteren op die wijze kwam. Dan zijn er nog meer dingen, die hij verkeerd heeft gezien. Wat is daar dan mee?"
Later doopte ik de heer Wood en zijn vrouw in het Christelijk geloof.
Christian Science
(Christelijke wetenschap)
Een dame van de Christian Science zei tegen mij: "Meneer Branham, ik houd van uw predikingen, maar iets daarin bevalt mij niet."
"Wat bevalt u dan niet?", vroeg ik.
"U legt te veel nadruk op Jezus", zei ze.
"Ik hoop dat dit het enige is wat Hij eens tegen mij heeft", antwoordde ik.
"U maakt Hem tot God", meende zij.
De Christian Science gelooft niet dat Hij Goddelijk is. Zij geloven dat Hij een gewone Man was; een goede Leraar, een goede Filosoof.
"U maakt Hem tot een Godheid, Hij was niet Goddelijk", zei ze.
"O, zeker was Hij de Godheid", antwoordde ik.
"Zult u mij geloven als ik uit uw Bijbel het tegendeel bewijzen kan?" vroeg ze.
Ik antwoordde: "Mijn Bijbel zegt dat Hij het Woord was. Ik geloof de Bijbel, Hij was het Woord. In de beginne was het Woord en het Woord was bij God, en het Woord was God... en het Woord werd vlees en woonde onder ons". (Evangelie van Johannes, hoofdstuk 1).
Zij hernam: "In de Bijbel staat geschreven dat Jezus weende toen Hij bij het graf van Lazarus stond."
"Wat heeft dat met de zaak te maken?" vroeg ik.
"Nu, dat laat toch zien dat Hij geen Godheid was", zei ze.
Ik antwoordde: "U kunt alleen niet zien wie de Man was. Hij was beide. God en mens. Hij was mens toen Hij met de mensen weende. Maar toen Hij voor het graf stond en riep: "Lazarus, kom eruit!" en een man opstond, die al vier dagen dood was, toen was Hij meer dan een mens!"
Ik heb daar dikwijls over gesproken. Toen Hij in die nacht hongerig van de berg kwam, toen was Hij mens. Toen Hij echter twee broden en vijf vissen nam en vijfduizend mensen spijzigde en er nog vijf korven overbleven, toen was Hij meer dan een mens. Hij was een mens toen Hij aan het kruis uitriep: "Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?" Toen Hij riep: "Mij dorst!", toen was Hij een smachtend mens; maar toen Hij op Paasmorgen elk zegel van de hel, van de dood en van het graf verbrak en opstond, toen was Hij meer dan een mens.
Hij was een mens toen Hij in de storm met zijn discipelen in die kleine boot sliep, toen tienduizend duivels Hem wilden verdrinken. Hij was zo moe, dat zij Hem wekken moesten. Als mens legde Hij zich neer om te slapen. Maar toen Hij Zijn voet op de rand van de boot plaatste en zei: "Storm zwijg!", toen de wind en de golven Hem gehoorzaamden, toen was Hij meer dan een Man, toen was Hij God.
Gesprek met een katholieke priester
Een katholieke priester kwam naar mijn huis en vroeg: "Meneer Branham, mag ik u enige vragen stellen?"
"Natuurlijk", zei ik.
"Ik heb een brief voor u van de bisschop", zei hij.
"Zult u mij de vragen die ik u stel met een eed beantwoorden?" vroeg hij.
"Nee", zei ik, "want de Bijbel zegt: 'Gij zult niet zweren, noch bij de Hemel noch bij de aarde, want zij is de voetbank van Zijn voeten. Uw spreken zij ja en amen.' De bisschop kan mijn woord nemen. Als hij dat niet wil, dan is dat zijn zaak. Ik zweer niet."
De priester kwam van de 'Heilige Hart Kerk', en vroeg: "Hebt u Pauline Frazier onlangs gedoopt?"
"Ja", zei ik, "daar beneden in de Ohio rivier."
"Hoe hebt u gedoopt?" vroeg hij.
Ik antwoordde: "Ik doopte haar door onderdompeling in de Naam van de Here Jezus Christus."
Hij noteerde het en zei toen: "Wist u dat de Katholieke kerk eens zo doopte?"
"Wanneer?" vroeg ik.
"In de vroege dagen" antwoordde hij.
"In welke dagen?" vroeg ik hem.
"Nu, in het begin", zei hij.
"Welk begin bedoelt u?" vroeg ik hem.
"Toen, in de Bijbel", antwoordde hij.
"O, u spreekt over de discipelen", zei ik.
"Natuurlijk", antwoordde hij.
"Wilt u daarmee zeggen dat de eerste discipelen Katholieken waren?" vroeg ik.
"Zeker waren dat Katholieken", antwoordde de priester.
Ik vroeg hem: "Ik heb gehoord dat de Katholieke kerk niet verandert?"
"Zij verandert niet", antwoordde hij.
"Waarom zei Petrus dan: 'Bekeert u en laat u dopen in de Naam van Jezus Christus?' U zegt toch dat hij uw eerste Paus was?"
"Ja, dat was hij", antwoordde hij.
"Om welke reden doopt u dan niet meer zo? Waarom doopt u in de titels 'Vader, Zoon en Heilige Geest?' Waarom besprengt u hen met water als Petrus hen door onderdompeling doopte? Wat is er nu gebeurd?" vroeg ik.
"Ziet u", antwoordde hij, "de Katholieke kerk kan doen wat zij wil, zij heeft de macht daartoe."
"En u wilt zeggen dat de eerste discipelen Katholieken waren?" vroeg ik weer.
"Zo is het", antwoordde hij.
Ik zei: "Meneer, ik heb alle boeken hier: 'Josephus', het boek van Fox over de martelaren, Pembermann's 'Vroege Eeuwen', 'De Twee Babylons' van Hislop, alle geschiedenisboeken die men kopen kan. In al deze boeken staat geschreven, dat de Katholieke kerk pas ongeveer zeshonderd jaren na de dood van de laatste apostel tevoorschijn kwam en tot een organisatie werd. Kunt u mij iets anders bewijzen?"
"O, ik geloof wat de kerk zegt", antwoordde hij.
"En ik geloof wat de Bijbel zegt."
"God is toch in Zijn kerk", zei de priester.
"Zo zegt de Bijbel het niet", antwoordde ik, "de Bijbel zegt dat God in het Woord is. 'In de beginne was het Woord, en het Woord was God, en het Woord werd vlees'. God is in Zijn Woord."
"Nu, we kunnen niet argumenteren", zei hij, "u gelooft in de Bijbel en ik geloof in de kerk."
Ik zei: "Ik geloof dat de Bijbel het geïnspireerde Woord van God is en er niet één tegenstrijdigheid in is. Het is het Woord van God. Zijn eeuwig plan voor alle komende tijdperken ligt erin. Hij zei daarin: 'Hemel en aarde zullen vergaan, maar Mijn Woord zal niet vergaan.' Ik geloof het Woord."
De priester ging toen naar mevrouw Frazier. Hij zei tegen haar: "Mevrouw Frazier, wilt u alstublieft dit schrijven ondertekenen en bevestigen, dat uw dochter lid van de Katholieke kerk blijven zal?"
Zij antwoordde: "Ik zou liever met haar naar het graf gaan!"
"Schaam u", zei de priester, "u moest dankbaar zijn dat uw dochter uit deze onzin komt en naar de Katholieke kerk kan gaan." Ze zei: "Wat zou u nu doen als u een dochter zou hebben en zij zou naar mijn kerk gaan?"
"O, dat is wat anders", zei hij.
"Nee", zei ze, "het is niets anders."
Toen de priester bij deze vrouw vandaan ging, wist hij dat zij iets had dat hij niet had.
Ze zei tegen hem: "Ook voor u is die deur geopend, opdat u erin kunt."
Zie, u moet u niet laten overreden. Als God vóór u is, wie kan dan tegen u standhouden?
De vereniging van predikers zet een val
De predikers van Chicago wilden destijds een val voor mij zetten. Zij riepen de hele Vereniging van Predikers van Chicago tezamen. Twee dagen voordat het geschiedde werd ik in de nacht door de Here gewekt. Hij sprak tot mij: "Ga daar naar het raam!" Ik ging naar het raam. Buiten stormde het. Toen sprak God tot mij: "Ze hebben een val voor u gezet, maar vrees niet. Ga er maar heen, Ik zal met u zijn!"
Alles wat daar toen gebeurde, heb ik voorspeld. Het is op geluidsbanden vastgelegd.
De volgende dag ontmoette ik broeder Carlson, de Voorzitter van die Vereniging, en Tommy Hicks. God had mij van tevoren gezegd, dat ik deze beiden ontmoeten zou en dat wij dan gemeenschappelijk naar het hotel 'Stad en Land' zouden gaan om daar met elkaar te ontbijten. Precies zo gebeurde het. We ging met elkaar naar het ontbijt. Ik sprak Tommy Hicks aan en zei: "Broeder Hicks, u bent toch een Doctor in de Theologie, we zullen in Chicago met een grote groep predikers bij elkaar komen - zou u niet voor mij willen spreken? Ik heb u ook al dikwijls een genoegen gedaan." Ik wilde hem alleen op de proef stellen.
Hij antwoordde: "O, dat zou ik niet kunnen doen, broeder Branham." Ik antwoordde: "Waarom dan niet? Ik zou alles voor u doen, waarom wilt u niet één keer iets voor mij doen?"
"Ze zouden dat niet accepteren", zei hij.
Broeder Carlson zei: "Nee, dat zouden zij niet accepteren."
Ik antwoordde: "Weet u waarom? Ik wil u nu iets zeggen. U beiden weet, dat zij mij met hun vragen in een val willen lokken. U weet daarvan."
Toen zei ik: "U hebt toch de zaal in het hotel al gehuurd?"
"Ja".
"De huur voor de zaal is al betaald?" "Ja", zei broeder Carlson.
"U zult de zaal desondanks niet krijgen, zo spreekt de Here!"
"Waarom dan niet?"
"U zult naar een andere plaats gaan. De zaal die u gehuurd hebt, is groen. Wij zullen echter met elkaar in een bruine ruimte vergaderen. Ik zal in een hoek zitten. Dr. Mead zal aan mijn rechterhand zitten; aan mijn linkerhand zal een oude negerbroeder met zijn vrouw zitten.
Toen sprak ik verder: "Let nu slechts op hoe het gaat gebeuren! Ga er eenvoudig heen. U hebt gezien hoe God de zieken geneest. Aanschouw Hem nu eens in de strijd! Hij is groot en wonderbaar! Let op de vragen en ziet hoe stil het zal zijn!"
Toen wij die morgen daar vergaderd waren, zei ik tegen de predikers: "Wat hebt u tegen mij? Wat is er met u aan de hand?"
Toen sprak broeder Carlson: "Broeder Branham heeft mij twee dagen geleden gezegd, dat wij de zaal niet zouden krijgen. Hij heeft mij precies gezegd waar al de mensen zouden zitten en wat er gebeuren zou."
Ze hadden de zaal niet gekregen, omdat hij voordien door een muziekgroep gehuurd was. Ze hadden hun vooruitbetaling al gedaan. Bij vergissing werd de zaal nog eens aan de Vereniging van Predikers beloofd.
Broeder Carlson zei ook nog: "Velen van ons mogen het dan niet eens zijn met de boodschap van broeder Branham, maar iets moet ik toegeven: hij is niet bang om zijn boodschap te brengen. Kom nu, broeder Branham."
Vlnr. H. Carlson, W.M. Branham en
T. Hicks tijdens deze bijeenkomst.
Ik zei: "Voordat wij beginnen, zou ik willen dat de een of andere man hier naar boven komt en mij op grond van deze Bijbel aantoont wat ik voor verkeerds gezegd heb."
Voor mij zat de zwijgzaamste groep die ik ooit gezien had. Toen ging ik verder: "Als u de dingen niet staven kunt, val mij dan niet in de rug aan! Broeders, ik ben hier om met u schouder aan schouder te staan, maar wij moeten naar Bijbelse feiten terugkeren."
Ik sprak verder: "U bent allen Doctors in de Theologie, ik sta hier alleen. U wilt in twijfel trekken wat ik over de Doop in de Naam van Jezus Christus leer. Laten wij met dit thema beginnen. Ik zou willen dat een ieder van u met zijn Bijbel naar mij toekomt en mij aantoont waar ik iets verkeerds geleerd heb."
Toen zei ik: "Ik heb u uitgedaagd naar voren te komen. Wat is er met u aan de hand? Ga dan achter mijn rug vandaan, als u het niet waagt hier naar mij toe te komen!"
Zij waren bang om te komen, maar zij waren niet bang voor mij, zij waren bevreesd voor de Engel des Heren, die mij alles reeds van tevoren gezegd had.
Ik wil met niemand strijden, ik ben bereid om met iedere Christen over deze dingen te spreken. Maar de Bijbel moet als maatstaf gelden, niet de een of andere verhandeling.
Ik kan geen compromissen aangaan
Een zeer vriendelijke vrouw die bij samenkomsten ook financieel geholpen had, kwam op zekere dag naar mij toe. Ze zei: "Broeder Branham, wij hebben u allen lief. Allen die u kennen, hebben u lief."
"Daar ben ik erg gelukkig mee", antwoordde ik.
"Maar één ding bevalt ons niet", ging zij verder.
"Waarover gaat het dan, zuster?" vroeg ik.
Ze zei: "U houdt zonder compromissen aan uw leer vast. Als u daarin compromissen zou sluiten, dan zouden alle kerken u ontvangen."
Ik wist onmiddellijk wat zij bedoelde, maar ik zei: "Welke leer bedoelt u, zuster?"
"U blijft bij de doop in de Naam van Jezus Christus", zei ze.
Ik vroeg haar: "Hoe kunt u verwachten dat ik met de Bijbel compromissen zou sluiten en daarbij een dienstknecht van God blijven?"
Zij antwoordde: "Ik ben als vertegenwoordigster van talrijke predikers van deze grote stad naar u toegekomen. Als u hun zou zeggen dat de Engel des Heren tot u gezegd heeft, dat u in de Naam van Jezus Christus moet dopen, dan zouden zij dat aannemen."
Ik antwoordde: "Uw opvatting is slechter dan gootwater. Als de Engel iets in tegenspraak met de Bijbel zou zeggen, dan zou ik het niet aannemen; ik zou de Engel niet vertrouwen. Gods Woord staat boven alle Engelen."
De vrouw zei: "Nog nooit heb ik zoiets gehoord. Ik zal naar huis gaan en het Nieuwe Testament bestuderen. Ik heb het nog nooit grondig bestudeerd."
De Amerikaanse geheime dienst onderzoekt
een foto met bovennatuurlijk Licht
Zeer ongewoon was het voorspel van een foto die in de hele wereld opzien baarde. In de krant 'HOUSTON PRESS' verscheen 24 januari 1950 een bericht over een opzienbarende aangelegenheid. Zo luidde de vette kop: "EEN GEESTELIJKE VAN DE BAPTISTEN DAAGT EEN 'WONDERMAN' UIT."
HOUSTON PRESS, 24 januari 1950
Gedeeltelijke vertaling:
Een Baptisten prediker en een 'Goddelijke genezer' zullen elkaar vanavond voor een openbaar debat ontmoeten om over de vraag van de moderne wonderen te discussiëren.
De tijd die aan elke spreker toegestaan wordt, zal afgesproken worden kort voordat het debat begint. In ieder geval zal aan elke spreker evenveel tijd worden verleend.
De ster-spreker van de kant der Baptisten zal Rev. W.E. Best zijn. Hij had in een voorafgaande predikerssamenkomst de 'Goddelijke genezers' scherp aangevallen, die in zijn stad in de Concertzaal grote samenkomsten hielden.
Rev. Bosworth zei, dat hij op het podium zijn standpunt zou verdedigen, maar dat hij echter niet wist of broeder Branham tot een dispuut bereid zou zijn. Rev. Best zei dat hij de uitdaging aannam, want Rev. Bosworth had iedereen daartoe uitgedaagd, het bewijs te leveren of in zijn boek 'JEZUS, DE GENEZER', iets niet met de waarheid in overeenstemming was.
Rev. Bosworth zei, dat de uitdaging van de Baptisten gekomen was en dat hij bereid was elke gewenste tijd voor een debat ter beschikking te stellen. Hij was bereid de huidige avond aan het debat te wijden en de aangekondigde genezingssamenkomst af te zeggen. Het debat zou later op een andere plaats voortgezet kunnen worden, want hij was niet bereid meer dan één genezingssamenkomst te laten vervallen, omdat deze belangrijker zijn dan debatten.
Rev. Bosworth, ook de schrijver van een boek met de titel: 'WAAROM ENKELEN NIET GENEZEN KUNNEN WORDEN', zei: "Al vijfentwintig jaren heb ik u uitgedaagd de aanvallen op mijn boeken te bewijzen, en niemand heeft het bewijs geleverd. Ik ben blij met een Baptisten prediker over het thema van gedachten te wisselen. Wanneer mij kan worden aangetoond, dat ik verkeerd ben, dan ben ik bereid mijn mening te veranderen. Maar mijn uitspraken zijn door de Bijbel bewezen."
Na het heftige debat kon men het verloop ervan weer in de pers volgen. Hier zijn enige uittreksels:
Rev. W.T. Richey verzocht de toehoorders aan elke spreker de nodige attentie te schenken. Hij zei tegen de toehoorders: "Als u het met een uitspraak eens bent, roep dan 'Amen'. Als u het er niet mee eens bent, roep dan 'nee'."
Gedurende bijna vier uren schalden 'Amen' en 'nee, nee' door de concertzaal. Toen Rev. Best zekere beweringen deed, pakte Rev. Bosworth de microfoon en riep de toehoorders toe: "Wie van u is door het geloof genezen?" Iedere keer stonden er honderden op. "Hoevelen van u zijn Baptisten?" riep hij. Minstens honderd personen stonden op.
"Geen mens heeft kracht om te genezen", riep Rev. Best er tussen door. Mevrouw W.E. Willbanks, 712 Teetshorn, stond op en zei: "Rev. Best lastert broeder Branham. Nooit heeft broeder Branham beweerd, dat hij kracht heeft om te genezen. Ik ben zelf Baptiste. Rev. Best kan met zijn optreden niet als vertegenwoordiger van de Baptisten geaccepteerd worden."
Mevrouw Gray Walker, 2501 Blodgett, wees op haar vier jaar oude kleinkind. "Diane werd met een klompvoet geboren", zei ze, "een dokter wilde de voet spalken, maar onze prediker, Rev. J.C. Miner, stelde voor dat wij het met gebed zouden proberen. Dat deden wij. De voet werd steeds beter en na enige weken was de voet genezen."
Rev. Best zei: "Dat is slechts hekserij! De mensen worden suggestief beïnvloed. Men zei hun dat het de kracht van God is. Oprechte mensen worden verleid."
James Ayres, een beroepsfotograaf, 1610 Rusk, zei: "Branham zet alleen maar een show op touw. Hij hypnotiseert de mensen."
Helemaal aan het einde van de aangelegenheid ging Rev. Branham onder aanhoudend applaus langzaam naar het podium; een tengere man met donker haar en diepliggende ogen en met een zachte, verdragende stem. "Nooit heb ik gezegd, dat ik de bekwaamheid had om te genezen. Niet één keer maakte Jezus hier aanspraak op. Hij zei dat het de kracht van Zijn Vader was. Onze vriend - hij wees naar Rev. Best - heeft over godsdienstige afpersers gesproken. In één van zijn campagnes werden drieduizend mensen gered en kwamen tot geloof in Jezus Christus. Als dat godsdienstige afpersing is, dan moge God ons meer van zulke 'afpersers' schenken. Maar als ik niets goeds volbreng in uw stad, dan behoeft u mij niet weg te jagen, dan ga ik uit mijzelf."
"Nee, nee", riep de menigte. "Als u zou willen, dat ik blijf..." De menigte betuigde bijval.
Einde van het krantebericht.
Hoe de foto ontstond
Een bericht van de organisatoren.
Rev. Dr. Best had voor het dispuut een fotograaf besteld. Omdat hij voor de eerste keer voor zo'n grote mensenmenigte sprak, wilde hij zijn optreden met foto's vastleggen. De eerder genoemde beroepsfotograaf, James Ayres, was opgedragen in geen geval een opname van Rev. Branham te maken. Desondanks ging de fotograaf naar voren en maakte een opname van hem.
's Avonds wilde de heer Ayres de films ontwikkelen, die hij van Dr. Best gemaakt had. Maar op eigenaardige wijze waren alle negatieven van die opnamen leeg. Hij was zeer verbaasd, omdat de camera altijd juist gefunctioneerd had. Nog groter was zijn verbazing toen hij het negatief ontwikkelde van de opname, die hij van broeder Branham gemaakt had. De opname was niet alleen zeer goed gelukt, maar tot zijn verbazing zag hij boven het hoofd van William Branham een schitterend licht.
De volgende morgen kwam de verbaasde fotograaf in ons hotel en berichtte ons over het eigenaardig negatief. Er bestond geen twijfel over de echtheid van de opname, maar om helemaal zeker te zijn, overhandigden wij de film aan de heer George Lacy, een specialist, die voor de Amerikaanse Geheime Dienst FBI twijfelachtige documenten en foto's onderzoekt. Hij is ook specialist voor vingerafdrukken.
Na een zorgvuldig onderzoek van twee dagen gaf hij een getekend document over het onderzoek uit. Hij was van de echtheid van de opname overtuigd. Hij ging naar Rev. Branham en zei: "Meneer Branham, ook ik was één van uw critici. Ik dacht, dat alles alleen maar psychologie was. Ik was van mening dat alleen maar oude huichelaars zulke dingen geloven. Al de beelden van Christus en de heiligen met het lichtschijnsel boven hun hoofd, hield ik voor psychologisch maaksel, met behulp waarvan de mensen achter het licht geleid worden. Maar, Rev. Branham, het mechanische oog van een camera legt geen psychologie vast. Het Licht heeft de lens getroffen, het Licht was daar! Meneer Branham, u weet niet wat de opname waard is. De foto zal niet veel bewerken terwijl zij nog leven. Maar als de beschaving en de Christenheid voortduurt, dan zal deze opname iets bewerken." Dat waren de woorden van G. Lacy, de specialist van de Amerikaanse Geheime Dienst.
Bericht over het onderzoek
Er vond een microscopisch en macroscopisch onderzoek van de film plaats. Beiden zijden van de film werden volledig onderzocht. Het gaat om een 'Eastman Kodak Zekerheidsfilm.' Beide zijden werden in gefiltreerd ultraviolet licht onderzocht. Van de film werden met infrarood licht opnamen gemaakt.
Het microscopisch onderzoek bracht geen enkele retouche tevoorschijn. Het microscopisch onderzoek toonde geen enkele onregelmatigheid van de gevoelige laag van de film, binnen het bereik van het in twijfel getrokken lichtverschijnsel.
Het onderzoek met ultraviolet licht bracht niets dat wees op een vreemd voorwerp, dat ergens niet thuishoort of een chemische reactie aan beide zijden van het negatief, wat het lichtverschijnsel bewerkt zou kunnen hebben.
Het infrarood onderzoek toonde niets aan, dat wees op een later bijgevoegde retouche van de film.
Het onderzoek leverde helemaal niets op dat wees op een dubbele of in elkaar gezette belichting. Er werd niets gevonden dat niet op een volkomen normale ontwikkeling van de film zou hebben gewezen. De plaats waar het licht op zijn sterkst gewerkt had, was in volkomen harmonie met de andere plaatsen van de film.
Expertise
Op grond van het bovenbeschreven onderzoek ben ik absoluut overtuigd, dat het aan het onderzoek onderworpen negatief noch geretoucheerd, noch een in elkaar gezet of dubbel belicht negatief is. Eveneens ben ik beslist van mening dat de boven het hoofd verschijnende lichtkring op de opname, door dàt licht tevoorschijn werd gebracht, wat het negatief trof.
Hoogachtend, Uw G. Lacy
Kopie van het document van G. Lacy
Foto met bovennatuurlijk licht,
opgenomen in Lausanne, Zwitserland
De Gereformeerde Kerk in Zwitserland was tegen mijn optreden in Zwitserland. Zoals men in de krant kon lezen, waren zij ook tegen Billy Graham. Zij waren tegen hem, omdat hij in de Godheid van Jezus Christus gelooft. Ik kwam direct na Billy Graham in Zwitserland. De Landskerken waren zeer scherp tegen ons. De Katholieken zeiden, dat wij beiden verkeerd waren.
De kerken stelden zich met de Duitse kerk in verbinding en raadden hun aan, ons niet te ontvangen. De Staat en de Kerken werken samen. Wat de Kerk zegt, doet ook de Staat. In Duitsland moest een grote tent opgezet worden, want zij waren niet bereid om één van hun kathedralen met duizenden zitplaatsen, ter beschikking te stellen. Zij wilden ons zelfs het optreden in Duitsland verbieden.
Vlnr: A.Guggenbühl, F.F.Bosworth en W.M.Branham
Maar Dr. Guggenbühl, één van onze begunstigers, is een zeer schrandere advocaat. Een 'nee' was voor hem geen antwoord. Hij stelde zich met de Opperbevelhebber van het Amerikaanse Leger in Duitsland in verbinding. Toen was de weg vrij en ik kreeg de gelegenheid in Duitsland op te treden.
Op de eerste avond moesten zij mij beschermen, omdat verscheidene aanslagen beraamd waren. Bijna zou het mijn zoon gedood hebben, maar de Here was met ons.
Op de tweede avond gaf God aan een totaal blind meisje van acht jaar het licht van haar ogen. Daarop werd ik door de Zwitserse Landskerk voor een ontmoeting uitgenodigd. In Lausanne werd een ontbijt met diverse vertegenwoordigers van de Kerk georganiseerd.
Daar ontstonden de foto's waarop duidelijk een bovennatuurlijk Licht gezien kan worden. De foto's werden met een Duitse camera zonder flitslicht gemaakt.
Men zei daar tegen mij: "Meneer Branham, wij geloven wel dat God met u is, maar deze visioenen die u hebt, kunnen wij niet begrijpen."
Ik antwoordde: "Ook ik kan het niet verklaren, want het is God en ik kan God niet verklaren. In God moet u geloven. God kan niet wetenschappelijk doorgrond worden. God wordt door geloof gekend." Natuurlijk konden zij dat niet verstaan.
Precies op dat ogenblik kwam de Heerlijkheid van God tevoorschijn. Hij kwam toen de druk op zijn hoogst was. Ik zei: "Een ogenblik alstublieft, Hij is nu hier! Hij staat op het punt om te komen!"
De man met de Duitse camera begon te fotograferen. Toen zei ik: "De man, die aan mijn linkerkant staat, is een Italiaan. Hij was aanvoerder van tweeëndertigduizend communisten." De man begon te huilen. Ik sprak verder: "Hij is Katholiek. Op zekere dag nam hij zijn Bijbel ter hand en las dat Jezus voor zijn zonden gestorven was. Daarop heeft hij Christus aangenomen. Nu wordt hij daarom vervolgd. Hij heeft een tehuis voor wezen in de bergen. Hij heeft vanmorgen geen ontbijt gehad, omdat hij aan een maagzweer lijdt."
De jongeman hief zijn hand op en zei: "Elk woord is de waarheid."
Ik keek hem aan. Toen zag ik hem als een man met grijs haar; ik zag hoe hij een rijke maaltijd tot zich nam. Ik sprak: "Zo spreekt de Here: 'Eet uw ontbijt, want Jezus Christus heeft u genezen'!" De man ging zitten en begon te eten.
De man met de camera stond er gedurende dit gesprek bij en maakte opnamen, vóór en na het gesprek. Toen de foto's ontwikkeld waren, zag men dat het naar beneden komen van het Licht opgenomen was. De Engel des Heren kwam naar beneden. Hij kwam neer, tot Hij daar stond waar ik stond. Het Licht omhulde mij. Op andere opnamen kan men dan zien hoe Hij zich verwijdert. Op een foto heb ik mijn hand opgeheven toen ik zei: "Het is voorbij. Zo spreekt de Here."
Iedere keer als God betwijfeld werd, kwam Hij tevoorschijn en deed iets buitengewoons. Elke keer! Daarom is kritiek welkom. Wij houden ervan om de Heerlijkheid van onze God in een verschijning te zien.
U kunt zien dat het Licht aan mijn rechterhand is. De Engel des Heren verschijnt altijd aan mijn rechterzijde. De foto laat zien, dat onze trouwe Here altijd nog leeft en regeert. Hij is wonderbaar, heeft alles in overvloed, en wij hebben Hem lief met ons hele hart.
Dode jongen wordt levend
De jongen was tengevolge van een auto ongeluk gestorven. Het gebeurde dat wij in Finland ter plaatse van het ongeval kwamen, waar een jongen dood op de grond lag. Hij was ongeveer een half uur daarvoor gestorven. Ik liep om de jongen heen en wilde weer weggaan. Plotseling voelde ik een hand op mijn schouder. Ik keerde mij om. Wat was dat? Weer keek ik om mij heen. Opeens herinnerde ik mij iets. Het moest op een leeg blad van mijn Bijbel staan. Jaren geleden had ik een visioen in mijn Bijbel geschreven. Ik vond de bladzijde en las: "Het zal geschieden, dat een negenjarige jongen door een auto gedood wordt. Het zal in een rotsachtige omgeving zijn, die met maagdenpalm (een altijd groene, kleine kruipplant met lichtblauwe bloempjes) begroeid was. De wagen zal beschadigd dwars over de straat liggen. De jongen draagt kniekousen en heeft kort haar. Zijn ogen zullen verdraaid zijn en de beenderen in zijn lichaam gebroken."
Ik keek om en dacht: "O God!"
Toen zei ik: "Blijft allen een ogenblik rustig staan! Als deze jongen niet in twee minuten op zijn voeten staat, dan ben ik een valse profeet. Dan kunt u mij uit Finland zetten. Maar als de jongen in twee minuten op zijn voeten staat, dan bent u uw leven aan Christus verschuldigd." De burgemeester van de stad stond erbij; allen stonden stil.
Ik zei: "Hemelse Vader, aan de andere kant van de zee hebt U mij twee jaar geleden gezegd, dat deze jongen hier zou liggen." Broeder Moore en broeder Lindsay stonden erbij. Overal in Amerika had ik het visioen verteld en de mensen verzocht, dit visioen in hun Bijbels op te schrijven. In duizenden Bijbels stond het geschreven.
De Vader had mij laten zien wat er gebeuren zou. Ik vreesde niet om daar te staan, ik had een absoluut: Hij zal opstaan!
Alle mensen die om mij heen stonden, hadden mij lief. Zij hadden al veel genezingen gezien, maar nu lag een jongen dood op staat! Wat was mijn absoluut? Het visioen! Ik doe wat mij de Vader laat zien. "Wie in Mij gelooft, zal de werken die Ik doe, ook doen", zei Jezus.
Ik sprak: "Dood, je kunt de jongen niet langer vasthouden. God heeft gesproken! Kom terug en laat hem los!" De jongen stond op zijn voeten en keek om zich heen. Overal vielen de mensen flauw en zakten in elkaar. Het geval werd door de burgemeester notarieel bevestigd.
Ik stelde mijn geloof op de Bijbel
Ik kan mijn geloof op geen ander fundament stellen. Als ik mijn geloof op het fundament van een kerk zou stellen - op welke kerk zou ik moeten vertrouwen? Op de basis van de Katholieken? Van de Lutheranen? Van de Methodisten? Van de Baptisten? Van de Pinkstermensen? Op welke kerk zou ik mijn geloof kunnen stellen?
Ik kan het niet zeggen. Ze zijn alle in tegenspraak met elkaar en verward, ze laten weg en voegen toe. Als ik mijn geloof in Gods Woord stel, dan is het verankerd. Daar ligt het ZO SPREEKT DE HERE. In de Bijbel kan ik geloven; dat is een fundament dat ik vertrouw.
Velen zullen komen en zeggen...
Jezus zei: "Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd en in Uw Naam demonen uitgedreven en in Uw Naam vele daden volbracht? En dan zal Ik hun openlijk aanzeggen: Ik heb u nooit gekend; wijkt van Mij, gij die de ongerechtigheid werkt!" Ziet u, u kunt uw vertrouwen niet op genezingscampagnes stellen, u kunt het teken niet vertrouwen. U kunt slechts dat vertrouwen wat de Bijbel zegt. De Bijbel is het Woord des Heren: Zo spreekt de Here! Zo heb ik het mijn gemeente geleerd, daarheen probeerde ik mijn kinderen te leiden. Als God mij van de aarde wegneemt, vergeet dat dan niet. Houdt het in uw harten vast. Blijft bij het Woord! Verlaat het Woord niet. Als iets in tegenspraak met de Bijbel is, laat het dan liggen.
Populariteit
Velen van mijn broeders zijn vandaag bijzonder populair in hun denominaties. Men behoeft alleen maar een bepaalde naam te noemen en het gaat al rond als een lopend vuurtje. Nadat de Here toen in de Ohio rivier tot mij gesproken had, begon er een opwekking over de hele aarde. Al deze bekende evangelisten zijn kinderen van die opwekking. Maar later gingen zij rechtstreeks weer terug naar de organisaties waar zij uit gekomen waren. Daardoor werden zij bekend en populair. Men gaf hun grote namen en alle mensen spreken goed over hen. Maar zij hebben mij verlaten, omdat ik mij op het Woord van God plaatste. Ik bleef daar staan waar God mij geplaatst had. "Predik het Woord!" dat was mijn opdracht, "blijf bij het Woord."
Voor het geval u deze geluidsband hoort, mijn broeders, ik werd als grote man bij u opgenomen toen ik slechts de zieken genas en mijn visioenen vertelde. Waarom hebt u mij de rug toegekeerd toen ik over de waarheid van de Bijbel tot u sprak? Kunt u herkennen, dat daarmee slechts dàt vervuld wordt, wat de Schrift voorspeld heeft? Precies zo is het gekomen. Heden is nauwelijks nog iemand bereid om mij te ontvangen.
Alle mensen hebben mij verlaten, maar er is iets bij mij gebleven: God heeft mij niet verlaten! Ik was het hemels visioen gehoorzaam, dat toen in de Ohio rivier tot mij kwam. Ik vertrouw Hem, dat Hij op zekere dag mijn bediening bekronen zal. Wanneer dat zal zijn, weet ik niet. Ik weet ook niet op welke wijze dat geschieden zal. Maar als Hij klaar is, dan zal ik ook gereed zijn. Ik hoop dat Hij mijn bediening bekroont, terwijl ik het gewaad van het Woord mag nemen om Zijn Bruid daarmee te kleden. Ik hoop, dat Hij mij kroont terwille van Zijn gerechtigheid, dat ik op die dag daar mag staan om te zeggen: "Zie, het Lam Gods dat de zonden der wereld wegneemt!"
Veel bergen moeten wij beklimmen en menigmaal wordt het moeizaam en zwaar. Maar de Ene, die ons op de weg leidt, weet wat het beste voor ons is. De bezwaren van de weg zullen vergeten zijn als wij aan het einde van de weg gekomen zullen zijn.
We willen die bloedige voetsporen volgen. Denkt eraan, vrienden: Het zand van de oever van Galilea werd met de bloedige voetsporen van die Vreemdeling gewassen. De stem die de razende golven gebood, zal in Judéa niet meer gehoord worden. Maar ik wil blij de sporen van die eenzame Galileeër volgen en de moeite van de weg zal mij als niets schijnen als ik aan het einde van mijn weg ben gekomen. (Gesproken op 8 september 1962 in de prediking: De huidige staat van mijn bediening).
We willen de profeet raadplegen
Wat kan er gedaan worden? Wat moet er gedaan worden? We willen de profeet, de Bijbel om raad vragen, waaruit niets weggenomen kan worden. Als wij iets wegnemen, dan worden wij uit het Boek des Levens genomen. De Bijbel zegt in het laatste hoofdstuk van Maleachi en in Openbaring 10 wat er gebeuren zal. De verborgen geheimenissen zullen onthuld en de Zeven Zegels gebroken worden. God zei dat het zal geschieden. Het staat in de Bijbel, het is ZO SPREEKT DE HERE. God heeft deze bediening gedurende de laatste drieëndertig jaren door tekenen en wonderen aan de Hemel en op de aarde bevestigd en bewezen. Gelooft u, dat zij er naar zullen luisteren? Nee, want zij zijn dood. Ze hebben hun handen in een zaak die het geheel gedood heeft. Zij zullen er niet naar luisteren, nooit. Slechts enkelen zullen het zien.
Ik ben het niet, die spreekt
U weet dat de profeten van het Oude Testament meer dan 2000 keer zeiden: ZO SPREEKT DE HERE. Als een man zegt: ZO SPREEKT DE HERE, dan spreekt niet de man. Als hij zoiets zegt en dan zelf spreekt, is hij een huichelaar. Dan zou nooit verwezenlijkt worden wat hij voorspelt. Als hij eenvoudig, op het toeval vertrouwend, iets voorspelt, dan bestaat misschien een kans van 1 op 1.000.000 dat het uitkomt. Is het echter werkelijk ZO SPREEKT DE HERE, dan zal het 100% komen te geschieden. De profeet houdt zijn gedachten voortdurend gericht op dat wat God en Zijn Woord zegt. Hij bekommert zich er niet om wat een gemeente, een kerk of een koning denkt. Hij brengt slechts de gedachten van God tot uitdrukking, want een woord is een tot uitdrukking gekomen gedachte.
De Bijbelse profeten
De profeten werden voor de priesters gebracht, maar zij waren niet bevreesd, want zij hadden het directe ZO SPREEKT DE HERE. Als u het Oude Testament bekijkt, kunt u zien dat zij met deze zin de plaats van God innamen. Als zij zeiden: ZO SPREEKT DE HERE, dan spraken zij niet, God sprak door hen. Zij brachten de boodschap van God.
Een profeet is een bijzondere man
Een profeet is een mens tot wie het Woord van God komt. Een profeet is van de schoot zijner moeder aan zo gemaakt, dat God tot hem spreken kan. Het is iets anders dan de gave der profetie.
Een profeet ziet dingen lang voordat zij gebeuren. Hij kan zien, wanneer de maat van de toorn van God vol is. Hij kan zeggen: "ZO SPREEKT DE HERE: God zal deze stad verwoesten als u zich niet bekeert."
Waarom kan hij dat doen? Hij is een adelaar, die zeer hoog vliegen kan. Hij kan ver in de toekomst zien en kan zien hoe de toorn van God uitgegoten wordt. Hij aanschouwt niet wat hier gebeurt, hij aanschouwt wat in de toekomst gebeurt. Hij stijgt tot daar waar de zon schijnt, maar hij kan ook de vallende schaduwen zien. Hij spreekt over de dingen die hij ziet. Hij kan zeggen: "Het is hier nog niet, maar het zal komen." Hij kan zeggen: "Diepe duisternis ligt over de mensen." Hij weet dat het komt. Hij weet het vele jaren van tevoren.
God heeft aangekondigd dat Hij Elia vóór die vreselijke dag des Heren zenden zal. Dit moet voor ons een teken zijn: Hij zal het hart van de kinderen terugbrengen tot de leringen der geloofsvaders; terug tot de Bijbel.
De uitnodiging afgewezen
Als Rusland vijfenzeventig jaar geleden de Pinksterzegeningen aangenomen zou hebben, toen de Heilige Geest in Rusland viel, zouden zij vandaag geen communisten zijn. Vijfenzeventig jaar geleden was er in Siberië een grote opwekking. Zij wezen hem af en vandaag worden de kerken door de Staat gecontroleerd. Het is met het land afgelopen en het staat in het oordeel.
Vijftig jaar geleden viel de Heilige Geest in Engeland. Onmiddellijk daarop traden George Jeffries, Smith Wigglesworth, F.F. Bosworth en Charles Price op. Deze machtige geloofsstrijders boden Engeland een opwekking aan, maar zij werden alleen maar uitgelachen. Men zei dat zij gek waren, dat ze hun verstand verloren hadden. De kerken verboden hun gelovigen naar die mannen te luisteren. Deze mannen genazen zieken, dreven demonen uit en deden grote werken. Omdat Engeland als natie het Evangelie afwees, zijn haar zonden wereldbekend geworden. Engeland is een moeder van de afval. De mannen in de regering zijn dusdanig aan de sex der vrouwen verkocht, dat vrouwelijke spionnen een gemakkelijk spel spelen. Nog onlangs stond er zo'n geval in de pers. Engeland heeft de waarheid verworpen. Ze hadden hun kans, maar het land heeft sinds lange tijd met God afgedaan.
Als Amerika vijftig jaar geleden de grote genezingsopwekking zou hebben aangenomen, die op de Pinksterbeweging volgde, dan zou het er vandaag anders met deze natie op staan. De opwekking drong door tot in het Witte Huis, tot in het Capitool in Washington. Grote mannen, vice-presidenten en gouverneurs werden genezen, zoals onze Congresman Upshaw, die meer dan zestig jaar invalide was. Niemand kon deze feiten bestrijden. Het gebeurde vóór hun ogen, maar zij wezen de boodschap af. Daarom is deze natie veroordeeld, er bestaat voor haar geen hoop meer. Het land heeft de grens tussen oordeel en genade reeds overschreden. Alles in dit land is bedorven. De moraal in dit land is lager dan waar dan ook. Het godsdienstige systeem is nog meer bedorven dan hun moraal. Ze hebben zich in de Wereldraad van Kerken verenigd en het merkteken van het beest aangenomen. Waarom kwam het zo ver? Christus gaf hun een kans, maar zij wezen de uitnodiging af. Hij nodigde hen uit voor de maaltijd en zij wezen het af. Het was de uitnodiging voor een Pinksterfeest.
Rusland wees het van de hand, Engeland wees het af en ook Amerika. Zij werden voor een geestelijk feest uitgenodigd, maar zij wezen het af. Drie keer riep God; drie keer liet Hij een uitnodiging uitgaan, maar zij wilden niet aan de uitnodiging gevolg geven.
Los Angeles zal in de zee wegzinken
Ik weet niet op welk tijdstip deze stad in de zee zal vallen, maar het zal gebeuren.
"Gij stad die er aanspraak op maakt een stad der engelen te zijn, gij hebt uzelf tot de Hemel verheven en hebt al de vuile dingen en uw mode de hele wereld binnengebracht. Hier staat gij nu met uw mooie kerken en kerktorens. Maar op een dag zult gij op de bodem van de zee liggen. De bodem onder u is uitgehold als een honingraat. De toorn van God is direct onder u. Hoe lang zal Hij deze zandbank nog in een zwevende toestand houden, totdat hij in de zee wegzinkt? Het zal erger zijn dan indertijd in Pompeï. Bekeert u, Los Angeles! Het uur van Zijn toorn is gekomen. Vlucht zo lang het nog tijd is! Komt in Christus!"
Los Angeles zal zinken! ZO SPREEKT DE HERE! De stad is verloren. Zij heeft afgedaan. Op welke tijd zal het geschieden? Ik kan het niet zeggen, maar de stad zal na een serie aardbevingen wegzinken.
De aanklacht
Ik klaag deze generatie aan: Ze hebben Jezus Christus voor de tweede keer gekruisigd! Als ik een aanklacht indien, moet ik bewijzen naar voren brengen. Ik moet bewijzen voor haar misdadig handelen aan kunnen tonen. Bij deze aanklacht treed ik als aanklager op en de Bijbel is mijn getuige. Ik moet en zal aantonen, dat heden dezelfde geest op de mensen is die de eerste kruisiging bewerkte. Ik moet aantonen dat zij vandaag hetzelfde doen als toen. Heden doen zij het geestelijk, toen deden zij het lichamelijk; zij kruisigden Jezus Christus, de Zoon van God.
Ik zou de huidige kerken op grond van hetzelfde Woord en dezelfde Heilige Geest willen aantonen waar zij staan en dat zij hetzelfde doen als toen. De Bijbel zegt dat zij het zouden doen en ik kan bewijzen dat het in deze dagen geschiedde.
Ik breng de aanklacht tot de geordineerde predikers. Door hun leringen kruisigen zij voor de mensen precies de God, die zij voorgeven lief te hebben, de God, die zij zogenaamd dienen. Ik klaag deze predikers in de Naam van Jezus Christus aan, omdat zij zeggen dat de dagen der wonderen voorbij zijn en de waterdoop in de Naam van Jezus Christus niet juist is. Ik verklaar hen schuldig voor al de geloofsbelijdenissen, die zij vóór het Woord van God gesteld hebben. Het Bloed van Jezus Christus kleeft aan hun handen, omdat zij Hem op deze wijze voor de tweede keer kruisigen. Zij kruisigen Hem, daar zij aan de mensen de waarheid niet geven. Ze geven aan de mensen de geloofsleringen van hun kerken als vervanging, opdat zij hun populariteit niet verliezen.
Toen kruisigden zij Hem, het Woord, en gaven aan de mensen als vervanging hun leerstellingen. Doen zij vandaag niet precies hetzelfde? Jezus was het Woord en zij wezen het Woord af. Ik zou willen dat u dit niet mist: Hij was het Woord en toen zij Hem afwezen, wezen zij het Woord af. Door hun afwijzing brachten zij Hem tenslotte aan het kruis. Precies hetzelfde hebben zij heden gedaan. Zij hebben het Woord van God afgewezen, Hem openlijk voor hun samenkomsten gekruisigd, doordat zij de werken van de Heilige Geest verloochenden. Zij zijn schuldig! Ik klaag hen aan in de Naam van Jezus Christus.
Sedert vijftien jaren kan men zien hoe Hij in het land werkte en nog altijd houden zij vast aan de leringen van hun kerken. Ze hebben zich tegen het werk van God als grote broederschap verenigd, met de Pinkstermensen en alle anderen. Ze hebben er de spot mee gedreven en hebben de zaak alle soorten namen gegeven.
Ik klaag hen aan, omdat God Zich in de laatste dagen in Zijn Woord duidelijk bewezen heeft. Hij Zelf trad naar voren en toonde dat Hij Dezelfde is, gisteren, heden en voor immer. Koelbloedig zijn zij daar overheen gelopen. Jullie priesters bent schuldig aan de kruisiging, daar jullie de Heilige Geest gelasterd hebben. Ik breng jullie naar Hebreeën, hoofdstuk 10. Daar wordt getoond, dat u dat voor altijd van God scheidt. U kunt nooit meer in de Tegenwoordigheid van God komen, als u de Heilige Geest afgewezen en gekheid met Hem bedreven hebt. U hebt het Woord gesmaakt.
Ik klaag vanmorgen de Vereniging der Kerken aan. Ik klaag de Pinkstermensen, de Presbyterianen, de Baptisten en elke denominatie van de wereld aan. Door kwade zelfzucht hebt u het Woord des Levens genomen en voor de mensen gekruisigd. U hebt daarover gelasterd. God is in uw midden naar voren gekomen om te bewijzen dat Hij Dezelfde blijft, gisteren, heden en voor immer, maar u noemde het alleen maar fanatisme. Ik klaag deze generatie aan. God heeft bewezen dat Hij leeft. God heeft bewezen dat deze Bijbel Zijn Woord is. Waar kunt u dan op bogen buiten uw geloofsbelijdenissen en dogma's? Waar kunt u de levende God laten zien?
U kunt de dingen die gebeurd zijn niet loochenen. U kunt u er niet tegen stellen. Nu verklaar ik u schuldig voor God, dat u met uw boze, zelfzuchtige confessionele handen het Woord van God voor de mensen gekruisigd hebt. Ik verklaar u schuldig en gereed voor het oordeel. Amen.
Was niet één Golgotha genoeg voor mijn Here? Waarom doet u zoiets? U, die Hem zou moeten liefhebben en weet dat deze Bijbel Zijn Woord is; u, die Openbaring 22 kunt lezen, waar geschreven staat: "Wie er één woord aan toevoegt of er van afneemt..." Waarom doet u zoiets? Was één Golgotha niet genoeg voor Hem? Ik sta hier als Zijn verdediger en klaag u door het Woord van God aan.
Onder de inspiratie van de Heilige Geest vraag ik aan deze toehoorders en aan de hoorders van de geluidsband: "Wie is er aan de kant van de Here?" Stelt u dan onder het Woord van de Bijbel. Met zekerheid zal God deze boze, Christus verloochenende generatie, vanwege hun lasteringen in het oordeel brengen, vanwege de kruisiging van Zijn bewezen Woord. Ik klaag hen aan! "Wie plaatst zich aan de kant van Here?", vroeg toentertijd Mozes. Plaatst u aan mijn zijde, als u de Vuurkolom als bewijs voor u ziet. Wie is er aan de kant van de Here? Neemt dan het Woord en volgt daadwerkelijk Jezus Christus na, dan zal ik u op die morgen ontmoeten.