Israël in haar thuisland

Door William Marrion Branham

1 En vanavond willen we ze plaatsen in hun vaderland. Moge de Here u zegenen. Nu, vanmorgen hadden wij vragen en antwoorden. O, we hadden er een heel stel. Ik begon er om ongeveer negen uur naar te kijken en eindigde half drie. Ik heb er nog een zak vol van; allerlei soorten. Maar misschien kunnen wij er volgende week aan toe komen. Er liggen er nog meer hier boven die ik zelfs nog niet gezien heb; we zullen ze behandelen zodra wij kunnen. Ik hoop dat broeder Tom volgende week bij ons blijft. Dan hebben wij voldoende predikers hier, als een van ons dan hees wordt springen wij gewoon over op de volgende. Dus wij...

2 Dit is mijn eerste keer sinds zeven jaren dat ik een opwekking van dit type houd. Aanstaande week zeven jaar geleden, hield ik mijn laatste opwekking hier in de Tabernakel. Het zijn genezingsdiensten geweest. Ik wil toegeven dat wij wel grotere menigten en dergelijke hebben gehad, tot aan de honderdduizend, maar ik heb nooit een betere tijd gehad. Ik heb gewoon een goede tijd gehad.

3 Gisteravond slobberde ik gewoon als een paard dat klaver eet, broeder Wright, we hadden een wonderbare tijd! De Here zegende ons echt.

4 Hij zegende ons vandaag zó, dat wij graag het huis bijna afgebroken hadden. Dat klinkt als een ouderwetse kampsamenkomst, "het huis afbreken", is het niet? Maar wij hadden een goede tijd. De Here zegende ons werkelijk. Wij geloven dat Hij het vanavond weer zal doen. Enige zeer belangrijke vragen bespraken wij vanmorgen, enkele over zeer diepe Bijbelse onderwerpen.

5 Aanstaande vrijdag zal het een kruisigings-boodschap zijn; deze komende vrijdagavond, zo de Here wil. Wij zullen Hem naar het kruis brengen, Hem gekruisigd zien, Hem in het graf leggen en Hem daar zaterdagnacht houden, maar op zondagmorgen, in de Paas-zonsopgangsdienst, zullen wij proberen Hem eruit te brengen en u te laten zien hoe Hij bewijst wat Hij is.

6 Het zal heel fijn zijn als de Here ons direct daarna een grote genezingsdienst zal laten hebben, niet? Zou het niet fijn zijn? Misschien krijgen wij de gymnastiekzaal van de Middelbare school of zoiets, dan kunnen we een paar duizend mensen meer bergen om een grote genezingsdienst te houden, het via krant en radio adverteren, enzovoorts. Gewoonlijk komen er verscheidene duizenden mensen als wij genezingsdiensten hebben. Dat is mijn roeping, om te bidden voor de zieken. We hadden zo'n wonderbare ervaring tijdens die gebedsrijen!

7 Ik geloof dat de Here bezig is het toe te bereiden, dat het de reden is waarom Hij mij uit het veld gebracht heeft en mij hier geplaatst heeft; ik geloof dat het Zijn herdenking is: zeven jaren. Hij zal een volgende fase op doen staan, een beetje verder gaan. "Als de vijand binnenkomt als een vloed," zei Hij, "zal Ik er een standaard tegen oprichten." Vanavond wil ik als onze tekst, of als Schriftgedeelte, voorlezen...

8 Dadelijk hebben wij een doopdienst. Ik zou vanavond niet te lang willen spreken. Ik heb dat elke avond gezegd en laat u voor straf daar tweeëneenhalf uur zitten. Maar ik kan dat vanavond niet doen, omdat ik er verscheidenen moet dopen.

9 En op Paasmorgen, direct na de zonsopgangsdienst, zal hier in de Tabernakel ook een doopdienst zijn, een Paasmorgen-doop.

10 Zij zullen vanavond dopen. Wij zijn "baptisten", wat de wijze van dopen betreft. Wij moeten wel Schriftuurlijk zijn, dat is alles. Niet stipt Baptisten, maar Schriftuurlijk; wij geloven in doop door onderdompeling. En nu, als u het zo niet gelooft, dat is nog steeds in orde. Maar wij geloven het wel, in de waterdoop door onderdompeling.

11 Nu, hier is een Schriftgedeelte dat ik... Het is gedurende jaren en jaren tot mij gekomen, in de laatste vier jaren. Zonder vele malen te missen, kon ik de Bijbel opnemen en dan sloeg deze open bij dit hoofdstuk. En het is – ik wist dit niet, tot voor kort – het heeft toegewerkt naar het sluiten vanavond van deze Boodschap.

12 Volgende week gaan wij misschien terug naar Genesis of ergens. Wij weten niet waar wij heengaan deze volgende week, zoals de Here het leidt. Maar vanavond...

13 Toen ik hier enige tijd geleden ziek was... Ik was niet ziek, ik had slechts een inzinking; ik bleef gewoon uren, ik was in gebed, had gebedsrijen gedurende acht dagen en nachten, zonder het podium te verlaten. Ik nam mijn maaltijden en sliep wat op het podium. En ik zei: "Ik zal voor iedereen bidden als ik mogelijk kan." En toen ik wegging, waren er achtentwintig duizend in de stad om voor te bidden. Achtentwintig duizend. Wel, volgens het verslag van de krant. Zij waren daar allen, toen de krant zei dat zij daar waren, de Jonesboro Sun. Nu, toen deze...

14 [Een broeder zegt: "U sprak over de samenkomst daar in Arkansas, broeder Bill. Toen ik daar was sprak iedereen, overal waar ik kwam, over de samenkomst in Jonesboro." – Vert] We hadden een wonderbare tijd. Daar werden blinden, doven, stommen, kreupelen en alle anderen genezen. Het begon zich van daaruit te verspreiden over de wereld. ["Ik heb hen ontmoet. Ze zijn daar nog steeds genezen, broeder Branham, sinds die campagne."] Dat is wonderbaar. U kunt dat horen, is het niet? O ja. God lapt de dingen niet op. Hij geneest het. Dat is juist. Hij maakt het gezond. Nu, ik zou daar graag naar teruggaan en er nog een houden. ["Amen."] Ja, het zou gewoon... ["Ze zouden u graag hebben, ze komen van overal, vanuit de heuvels en dalen."]

15 We schrapten onlangs een samenkomst in Memphis, waar wij de Church of Christ hadden of, niet die kerk, de Youth for Christ ondersteunde het grote Memorial Auditorium in Memphis. En de Heilige Geest zei: "Kom naar huis." Dus hier ben ik. Ik weet niet...

16 Hij had Filippus eens in een grote opwekking. Hij vertelde hem naar de woestijn te gaan om tot één man te prediken en hij ging. Dat is waar. Hij verliet de opwekking precies op het hoogtepunt. Zo is het. Zo is het precies. We moeten slechts doen wat God zegt.

     Nu, dat is Jozua, het eerste hoofdstuk.

17 In het visioen betreffende het gaan naar India... Nu, u kent allen het verhaal toen ik terugkeerde uit Afrika; op een morgen zat ik op de kant van het bed. Deze visioenen...

18 Hoevelen zijn ooit in een van mijn genezingscampagnes geweest. Laat ons uw handen zien. Zeker... U ziet hoe er visioenen getoond worden. Hoevelen waren hier toen ik hier een genezingsdienst van één avond had? Herinnert u zich die tijd? Het was daar helemaal volgepakt op het terrein en het regende en waaide. Een meisje kwam aanrollen in een rolstoel; zij was als versteend vanaf haar middel naar beneden, verlamd, had jarenlang zo gezeten. De Heilige Geest vertelde haar alles over wat zij gedaan had en waarin zij gefaald had.

     Ze zei: "Als God mij zal genezen, zal ik dat doen."

19 Ik zei: "Sta op in de Naam van de Here Jezus." En daar ging zij, liep het gebouw uit, net als normaal. Ziet u? Ziet u?

20 Dat is het wat het probleem aan het licht brengt. U moet altijd de oorzaak ontdekken voordat u de genezing kunt vinden.

21 Dus willen wij niet beginnen met genezing, want als u nu begint te spelen: "Geloven alleen", zouden wij een gebedsrij kunnen vormen. Maar nu willen wij hier eerst een beetje spreken.

22 Om nu het verhaal van dit visioen af te maken... Ik zag het voor mij opengaan. Er kwam een man naar mij toe. Hij had enkele vellen papier. Hij nam deze vellen en Hij zei: "In zoverre u dacht over wat uw toekomst zou zijn", en Hij wierp ze op deze manier en zij gingen regelrecht de hemelen in. Ik heb het hier in de Bijbel opgeschreven. Precies zoals wat ginds in de hoeksteen ligt over wat plaats zou vinden in de laatste dagen; en iedereen weet wat dat was, het is gewoon precies het Woord geweest. Het zal precies zo zijn. Hij zei: "Uw toekomst is duidelijk." En Hij zei: "Zoals u dacht over de moeite die u hebt gehad, dat zal allemaal weggaan. U zult het niet meer hebben." Toen zei Hij: "Nog iets; u hebt u afgevraagd hoe u uw diensten moest houden."

23 Iedereen vertelde mij altijd dat Oral Roberts voor vijfhonderd zou bidden, terwijl ik er voor twee bad. Maar ik ben Oral Roberts niet. God gaf mij een bediening, gaf er een aan Oral. Wat Oral ook doet, hij laat hen gewoon voorbijgaan en legt hen zo de handen op. God vertelde hem het zo te doen. Ik moet staan en de zaak doorzien.

24 U moet op uw hoede zijn, vrienden. Het is een gevaarlijke zaak. Bedenk, wat het zal zijn als God een vloek op iemand legt voor een bepaald doel, om iets te doen, dan komt hier de profeet langs en neemt die vloek van die persoon af, en zij hebben het nog steeds niet gedaan? Dan komt u in moeite met God.

25 Kijk naar Mozes, ons karakter waarover wij vanavond spreken. God vertelde hem: "Ga en spreek tot de Rots." Hij ging en sloeg de Rots. Maar God onderhield Mozes erover.

26 Kijk naar Eliza, die jonge profeet, een jongeman die kaalhoofdig was. Kleine kinderen begonnen hem uit te lachen en zeiden: "Kaalkop, waarom ging jij niet omhoog?" En die boze profeet keerde zich om en vervloekte die kleine kinderen in de Naam des Heren. En twee berinnen doodden tweeënveertig kleine onschuldige kinderen. Nu, u kunt niet zeggen dat dàt de natuur van de heilige Geest was. Maar het was een vertoornde profeet. Zeker. Je moet voorzichtig zijn.

27 Kijk naar Johannes die eens zei: "Zullen wij om vuur uit de hemel roepen om hen te verbranden?"

     Jezus zei: "Gij weet niet van hoedanige geest gij zijt."

28 Zie, we moeten voorzichtig zijn, rustig en langzaam bewegen, opletten wat de Heilige Geest zegt om te doen.

29 Een jongedame kwam niet lang geleden hier naar het huis. Er was zoveel voor haar gebeden, dat zij vijftig keer gezalfd was, geloof ik. Hoe dat alles had plaats gevonden. Ik had voor haar daar gebeden. Maar ik zat op een morgen in de kamer toen de Engel des Heren nabij kwam. Hij begon tot haar te spreken en precies te vertellen wat zij gedaan had en iets wat zij diep in haar ziel verborgen hield, wat zij daar gedurende acht lange jaren had gehouden. Zij had het aan niemand willen vertellen. De psychiater kon het niet uit haar trekken. En zij viel bijna flauw. Zij viel op de vloer en begon te huilen. Ik zei: "U moet dat in orde maken en God zal u genezen." Zo is het. Zij ging haar man roepen en maakte de zaak in orde en kwam terug. Zij is vandaag genezen. Hoevelen in het gebouw weten over wie ik spreek? Velen van u, zeker. Ik geloof, als ik mij niet vergis, dat de vrouw hier nu misschien zit. Het was een zeer pijnlijke zaak, maar God deed het werk.

30 Nu, zie, ondanks al het bidden, al het stampen, al het uitwerpen van boze geesten, koesterde zij haar zonde diep in haar hart. Ze wilde aan niemand vertellen wat ze gedaan had, maar de Heilige Geest openbaarde het geheim van haar hart. Zij ging heen en maakte dat recht, toen was zij rein. God wil niet zegenen over de zonde heen. U moet eerst schoon schip maken. Dat is juist.

31 Nu, terwijl dat daar voortging (broeder Roberts), vertelde Hij mij: "Precies zoals u geleid wordt."

32 Toen plaatste Hij mij in Durban, Zuid-Afrika, waar wij honderdduizend mensen in de samenkomst hadden, in de laatste samenkomst. We hadden dertigduizend bekeerlingen in één dag, toen zij zagen wat de Here gedaan had, hoe Hij grote en machtige werken deed. En daar, toen zat ik daar weer; Hij liet mij nog een menigte zien als deze, liet die menigte zien voorbijgaan.

33 Toen wendde Hij mij deze kant op en een Engel kwam neer met een licht dat opflikkerde. Ik zag oceanen van mensen en het waren Indiërs, gewikkeld in Indische kledij. Hij vertelde mij, zei... En ik zag de Engel zeer dichtbij komen. En ik zei: "Wie zijn deze mensen?"

34 En Hij, de andere Engel die bij mij stond, Degene die u daar op de foto ziet, wel Hij kwam dicht bij mij en Hij zei: "Er zijn daar driehonderd duizend mensen in die samenkomst."

35 Nu, noteer het in uw Bijbel en let op wat het verslag is. Als ik terugkeer uit India, zullen er driehonderd duizend mensen daar de samenkomst bijwonen in één keer. Ik zie uit naar honderdduizend bekeringen in één keer. Zie? Het is het enige dat het getij van het communisme zal tegenhouden, terwijl veertig procent van India zich al gewend heeft tot het communisme.

36 Kijk, als de kerk (ik zeg dit met respect), als de kerk niet meer kan voortbrengen dan lezen, schrijven en rekenen en de psychische kant van het Evangelie, is het met de Indiërs afgelopen. De Indiërs moeten, evenals de inboorlingen van Afrika, de kracht van God gedemonstreerd zien. Men heeft vijftig jaar lang zendelingen naar Afrika gezonden. En toen zij, die verondersteld werden Christenen te zijn, kwamen, droegen zij een kleine afgod van klei onder hun arm. Wel, de zendeling vertelde hun... Wel, wat genezing betreft, zij kregen genezing uit de afgod (niet door de afgod), door God. God zag hun onwetendheid door de vingers. Maar toen het kwam tot een plaats waar zij genezen moesten worden, zei de zendeling: "O, dat soort dingen, die dagen zijn voorbij. Wij leerden dat in de Bijbelschool. Zie, dat is al voorbij. Er is niet zoiets dergelijks." Wel, hij droeg zijn afgod voor genezing.

37 Ik vertelde hem dat de God waar de zendeling over sprak, het Hoofd was van alle genezing en bewees het hun op het podium. Toen namen zij Christus aan en gingen uit in de oerwouden. Eén van de personen daar die uitging, doopt gemiddeld duizend mensen per week, op dit moment, terwijl hijzelf een inboorling is. Dat is zending. God doet een werkelijk snel werk.

38 Hoevelen horen "De vleugels van genezing", Dr. Wyatt, enzovoort, en een boezemvriend van mij, Raymond Huckster? Natuurlijk, hij heeft hier in de tabernakel gepredikt, Raymond Huckster. Hij ging naar Oost India en hij had een opwekking en had duizenden bekeerlingen daar. Ziet u wat God doet? O, o, kijk, er is...

39 Laat mij dit vragen, dit zeggen. Laat mij u een illustratie geven. Hier, hier is één sfeer, hier is nog een sfeer en hier nog één. Nu, hier is de nominale kerk, hier bovenin, hier is het verhevene, hier is waar wij worden verondersteld te zijn, vlakbij de hemel, waar de krachten van God neerstromen. Goed. Hij valt op dit, valt neer op deze, dan verder door naar deze. Dit is de nominale kerk, het gaat gewoon door, gewoon op koude belijdenissen, een beetje een rituele aangelegenheid, dat is de nominale kerk. Zij krijgen slechts af en toe een druppel; de volgende kerk, hier boven, het Volle Evangelie krijgt enige van de zegeningen, maar zij sterven in 'ismen'; als wij opgeheven moeten worden in deze volgende sfeer hier, voordat wij ooit een opname kunnen hebben, precies juist, moet u daarin opgaan voordat wij het ooit kunnen hebben. Dat is waar.

40 Nu, noteert u dat in uw Bijbel. Hij heeft mij nooit iets verteld, nooit sinds ik een baby was, en die Vuurkolom... Mijn eigen moeder die daar nu achterin zit, die vijftien jaar oud was toen ik geboren werd, zij opende het kleine venster en de Engel des Heren kwam binnen en stond daar. Vanaf die tijd, sinds ik mij kan herinneren, heeft Hij mij nooit één ding verteld dat verkeerd was. En hier ben ik in de stad, precies waar ik geboren werd en opgegroeid ben. Sommigen van u allen, vreemdelingen, doorzoek de hele stad maar en vraag aan enig persoon of er ooit één ding verteld werd in de Naam des Heren dat niet kwam te geschieden, precies zoals het gezegd werd. Dus weet ik dat het in orde is, zie. Het is God.

41 Nu, aan het einde daarvan, het einde van dat visioen, zag ik mijn Bijbel naar mij toekomen en hij sloeg open bij Jozua 1. En dat is voortdurend vóór mij geweest. O, ik kan er gewoon niet bij vandaan komen.

42 En vanavond wil ik dat lezen, omdat het de kinderen van Israël overbrengt. Jozua, de grote leider. Dan zullen wij terugkomen op Numeri en onze les oppakken en ermee verdergaan in de volgende twintig of dertig minuten, of iets dergelijks. We zullen de doopdienst hebben en wij kunnen maken... of u kunt uzelf er gereed voor maken.

43 Nu, luister aandachtig als wij Jozua 1 lezen. Na de dood van Mozes... daar zijn wij gisteravond gebleven. Is dat juist? Mozes, waar hadden wij Mozes verlaten? Hij stond op de heuvel vaarwel te wuiven naar het volk. Hij ging sterven, ging daar liggen. En hij keek en hier stond de Rots bij hem. Hij stapte op de Rots en de engelen kwamen en droegen hem weg. Goed.

     Het geschiedde nu, na de dood van Mozes, de knecht des HEEREN, dat de HEERE tot Jozua, de zoon van Nun, de dienaar van Mozes, sprak, zeggende:
     Mijn knecht Mozes is gestorven; zo maak u nu op, trek over deze Jordaan, gij en al dit volk, tot het land, dat Ik hun, de kinderen Israëls, geef.
     Elke plaats, waarop uw voetzool treden zal, heb Ik u gegeven, gelijk als Ik tot Mozes gesproken heb.
     Van de woestijn en deze Libanon af tot aan de grote rivier, de rivier Frath, het ganse land der Hethieten, en tot aan de grote zee, tegen de ondergang der zon, zal uw gebied zijn.
     Niemand zal voor uw aangezicht bestaan al de dagen van uw leven; zoals Ik met Mozes geweest ben, zal Ik met u zijn; Ik zal u niet begeven, en zal u niet verlaten.
     Wees sterk en heb goede moed! want gij zult dit volk dat land erfelijk doen bezitten, dat Ik hun vaderen heb gezworen hun te geven.
     Alleen, wees sterk en heb zeer goede moed, dat gij waarneemt te doen naar de ganse wet, die Mozes, Mijn knecht, u geboden heeft, en wijk daarvan niet, ter rechter- noch ter linkerhand, opdat gij verstandig handelt alom, waar gij zult gaan;
     Dat het boek van deze wet niet wijke van uw mond, maar overleg het dag en nacht, opdat gij waarneemt te doen naar alles, wat daarin geschreven is; want alsdan zult gij uw wegen voorspoedig maken, en alsdan zult gij verstandig handelen.
     Heb Ik het u niet bevolen? wees sterk en heb goede moed, en verschrik niet, en ontzet u niet; want de HEERE, uw God, is met u alom, waar gij heengaat.

44 We zullen nu terugkomen op het boek Numeri en het opnemen waar wij het gisteravond lieten liggen.

45 Nu, ik wil uw onverdeelde aandacht, gedurende een paar minuten, omdat u opeengepakt zit. Velen staan, enzovoort, en het spijt ons, maar wij kunnen het niet helpen. De tabernakel is niet groter. Nu, wij verlieten Mozes...

46 De kinderen van Israël waren uit Egypte gekomen. Zij kwamen in de woestijn en begonnen te murmureren. God zond vurige slangen onder hen die hen beten; zij stierven bij duizenden. En toen bracht Hij verzoening aan, een koperen slang. O, wat prachtig. Die koperen slang sprak van oordeel, "Goddelijk oordeel en de reeds geoordeelde zonde", Genesis 3:14, God had de slang al geoordeeld. Dan zien wij in Exodus 17, dat koper spreekt van Goddelijk oordeel, het koperen altaar. Dan ontdekten wij dat ook in de dagen van Elia de hemel van koper was. Koper is altijd een symbool van Goddelijk oordeel.

47 Vanavond worden de naties koperachtig; een symbool dat oordeel op handen is. Ik geloof dat wij leven in het afsluiten van de wereldgeschiedenis. Ik geloof dat Goddelijk oordeel op de naties is en God heeft deze dingen toegestaan. Omdat wij Christus verwaarloosden, daarom overweldigde het communisme de landen. We hebben duizenden zwijnen genomen en ze gedood, en ze hier buiten op de prairies verbrand. Wij konden het rechte, smalle pad niet bewandelen. Wij brachten whisky en bier terug. We hebben de tarwe verbrand en omgeploegd. We gooiden de katoen omver en honderden kleine kinderen zijn bijna doodgevroren, in één jaar. Goed, we hebben het nu gekregen. Het communisme palmde het in en trok het van zijn voetstuk.

48 Geen wonder dat het Christendom zelfs geen standaard omhoog kan heffen; niet omdat Christus er niet toe in staat is, maar omdat die mensen de dood willen. De Boodschap is gereed, de kracht van God is voldoende. Mannen en vrouwen zijn bevreesd om ginds in die sferen voor God uit te breken, bevreesd om Hem te durven vertrouwen, Zijn Woord te nemen.

49 Mozes faalde toen bij God. Mozes is een volmaakt type van de kerkorganisatie. Nu, excuseer me hiervoor, broeders, maar ik wil dat u nauwkeurig luistert. Al deze dingen waren een schaduw en type.

50 En vandaag hoor je de mensen zeggen: "O, ik behoor tot de zus en zo. Ik behoor tot de Methodisten." Niet alleen dat, maar Pinkstermensen, heiligheidsmensen: "Ik behoor tot de Assemblies, zij zijn de grootste! Ik behoor tot de Church of God." [Broeder Branham knipt met zijn vinger – Vert] God geeft nog niet zoveel voor één ervan of voor ze allemaal. Beslist niet. God stelt belang in de individu, in elke man of vrouw die Hem durft te vertrouwen.

51 Mozes was een type van de kerkorganisatie, hetwelk de wet was. En Mozes verheerlijkte zichzelf voor de mensen in plaats van God te verheerlijken. En God keerde Zich van hem af.

52 En vandaag is de kerk begonnen zichzelf te verheerlijken in plaats van God te verheerlijken. Zij proberen meer leden de krijgen, betere kerken, betere orgels en betere zitplaatsen en een grotere kerk. God geeft daar niet [Broeder Branham knipt met zijn vinger – Vert] zoveel om. U behoort Gòd te verheerlijken. Ik zou liever een kleine oude zendingspost ergens hebben, schoongemaakt, daar ergens in de achterbuurt, waar zij werkelijk vrij zijn en juichen en God prijzen en een goede tijd hebben, dan al de grote kathedralen in de wereld. Amen. Dat is juist. God is klaar met de gemeentetijdperken.

53 Let nu op. Hij veroordeelde Mozes omdat Mozes zichzelf verheerlijkte.

54 En let op deze tijd. Deze grote kerken willen allemaal dat u naar hùn kerk komt en hùn organisatie. En elke prediker trekt om te proberen een pluim op zijn hoed te krijgen; hij zal voortgaan en zeggen: "Wel, ik zal misschien een districtsoudste kunnen zijn. Ik zou misschien dit, dat of wat anders kunnen zijn." Broeder, ik wil een Christen zijn. Dat hebben mannen en vrouwen nodig: Christus. O, toen ik hen begon te zien, de wijze waarop zij handelen...

55 Het herinnert mij er aan, toen ik niet lang geleden op een kleine vakantie was, nadat ik terugkwam uit Afrika. Ik was hier in de noordelijke bossen, ver weg hier aan de grens van Alaska, duizend mijl vanaf een verharde weg. Ik reed zes dagen ver te paard, volslagen weg van alles. Toen ik daar weer door terugging, reed ik op een dag voort op mijn paard en het werd angstig. Een grizzly beer richtte zich op en het paard werd bang. En ik reed naar beneden en het begon te rennen, maar wij kwamen er goed vanaf. Er was daar een bosbrand geweest en er stond daar een grote groep, grote oude, hoge bomen. En zij waren wit, daar in het maanlicht, o, net zo statig en sterk als zij eruit zagen. Al het leven was eruit weg. En ik luisterde naar de huilende wind, die door ze heen waaide, een kreunend geluid, weet u, en al wat die oude bomen slechts deden was knerpen en piepen en knerpen en piepen.

56 In Joël wordt gezegd: "Wat de harige rups overliet, heeft de rups opgegeten, wat de rups overliet heeft de aardworm opgegeten." Deze kerken, o ongetwijfeld net als die bomen; eens waren zij grote levende standbeelden, de Methodist, de Baptist, de Presbyteriaan, de Pinksterman. Maar ik vertel u, het vuur en het schroeien van deze wereld heeft al de schors ervan afgeschroeid. Zij staan nu als een grote groep grafstenen, zo opgericht, maar totaal geen leven erin. Amen. Zo is het. En als de ruisende, machtige wind uit de hemel neerkomt, is het enige wat zij doen, alleen maar knerpen en piepen en kreunen en er tegen spreken. Halleluja! Wat wij nodig hebben is iemand die het aanneemt.

57 Ik merkte daar op dat die jonge bomen die daar weer opkwamen buigzaam waren. Zij gaven mee met de wind, dartelden zo heen en weer en hadden een goede tijd. Ik zei: "Dat doet mij denken aan een goede, ouderwetse, door God gezonden, Heilige Geest opwekking." Halleluja!

58 Als tekenen en wonderen in de gemeente beginnen te komen, kreunen de oude kerken: "Ik geloof niet in deze dingen. Dat is fanatisme. De dagen van wonderen zijn voorbij." En de Wind fluit regelrecht neer; Dezelfde die hen deed kreunen gaf de anderen vrolijkheid. Halleluja!

59 En als u die boom schudt, maakt hij de wortels los, telkens als hij een schok krijgt, zodat hij verder naar beneden kan groeien en een beter houvast kan krijgen. Halleluja! Dat hebben wij vanavond nodig, een goede, ouderwetse "Heilige Geest schudding", een neerknielen (glorie voor God), om een ouderwets houvast aan God te krijgen. Al het schudden en trekken van de Heilige Geest werkt bij u uit dat Hij de grond losmaakt om de wortels, zodat Hij dieper kan graven om een beter houvast te geven: "Wordt geworteld en gegrond in Christus Jezus." Deze ervaringen, ervaring van genezing, ervaring van de doop van de Heilige Geest, ervaring van de gaven van de Geest, halleluja, ankeren u in Christus, hoe harder Hij blaast.

60 Laat de kerk piepen en kreunen als zij dat wil. Laat haar zeggen: "De dagen van wonderen zijn voorbij", als zij dat wil. Ze zijn hoe dan ook dood. O, zij zeggen: "Wij zijn de kerk!" Dat waren deze bomen ook.

61 Maar kijk naar hen. Er zit geen schors meer op, ze zijn helemaal gebladderd, de hele schors is afgebrand. Ze konden het leven niet verder dragen, dat is de reden. Als deze bomen schors op zich hadden en zij het leven tot zich zouden kunnen nemen, zouden zij weer leven. Maar ze hebben met de hele schors afgerekend en hun rituelen, enzovoort, gemaakt, dus kunnen ze zelfs geen schors meer op zich hebben, niets dan slechts een piepen en knarsen als de wind blaast.

62 Maar God zond toch de Wind. Dus deze kleine, geringe gemeente die opkwam, een klein handjevol, zij hadden gewoon een grootse tijd, terwijl de anderen erover tekeer gingen. O! We hebben Gods kracht in de gemeente nodig.

63 Nu, toen zij Mozes, die gestorven was, achterlieten, gingen zij op weg naar het beloofde land. We moeten nu haast maken, omdat we niet al teveel tijd hebben.

64 Maar toen zij op weg gingen naar het beloofde land, wie kwam er op hun weg? Maar op zekere dag was er een oude koning die verschrikkelijk opgewonden raakte over deze groep Hebreeërs die daar doorheen trok. En zij wisten dat God met hen was. Dus liet hij een profeet halen om hen te komen vervloeken, genaamd Balak. En de oude Bileam... Balak had een profeet, genaamd Bileam. En Bileam zadelde een kleine, oude muilezel, nadat Hij (God) hem verteld had om niet te gaan. U weet dat hij op weg ging, rijdend op zijn muilezel, met een paar dienstknechten. Hij kwam Israël vervloeken. "Zeker zal ik die groep heilige rollers voor mijn rekening nemen. Ik zal het in orde maken." Dus hij klom op z'n muilezel en weg ging hij, regelrecht daarheen. Het eerste, weet u...

65 De muilezel had meer geestelijke onderscheiding dan de prediker. Dat is juist. De muilezel zag de Heilige Geest op de weg staan, met een uitgetrokken zwaard. Hij rende het veld in en beknelde de voeten van de oude prediker. Broeder, wat wij vandaag nodig hebben is wat meer "muilezel rijden". Gelooft u dat niet? Zo is het. Ja, daar kwam hij. Hij rende het veld in, toen hij zag dat de Engel des Heren in de weg stond.

66 En de volgende keer ging Hij (de Heilige Geest) bij een nauwe plaats staan. En toen was het eerste wat hij deed, weet u, de oude muilezel de sporen geven om te proberen hem er doorheen te jagen, maar de muilezel ging gewoon liggen. Hij begon hem te schoppen en hem met een stok te slaan en de muilezel draaide zich om en sprak met een menselijke stem en zei: "Heb ik u niet goed gediend in al deze dingen?" En de profeet was nog steeds zo boos dat hij zelfs niet opmerkte wat de muilezel zei. Oh!

67 Als God de tong van een domme muilezel kan gebruiken om te spreken, kan Hij zeker een man of vrouw gebruiken, die zichzelf aan God zal overgeven. Halleluja!

68 En nu, het eerste wat toen gebeurde, was dat de schellen van de ogen van de prediker afvielen, en hij keek en hij zag wat er aan de hand was. Daar stond de Heilige Geest, of de Engel des Heren in de weg.

69 Hij ging verder en hij dacht dat hij zeker die mensen zou gaan vervloeken. Dus toen hij verder ging... We vinden een goed beeld ervan in Judas, als we dat even opslaan. Luister. Toen hij daar kwam, zei hij... Nu, let op Bileam. En Balak laat Bileam Israël zien, en hij gaat zijn altaar bouwen. Hij was een profeet, Bileam. Dus liet hij hem een deel van Israël zien, precies het slechtste deel.

70 En dat is precies de wijze waarop de duivel het vandaag doet, hij laat u gewoon het slechtste deel van de zaak zien. Dat is wat de duivel laat zien aan sommigen van deze moderne predikers der theologie, die zeggen: "Nu kijk hier, u kent John Doe, die hier altijd woonde, hij ging er vandoor met de vrouw van Zus-en-zo. Ze zijn gewoon een stel heilige rollers." Hij dacht er niet aan dat enigen in zijn organisatie hetzelfde deden. Dat is juist. Maar zij kunnen het bedekken.

71 Maar luister, hij liet hem slechts zo veel van Israël hier zien, toen nam hij hem terug en toonde hem zoveel hier. Maar toen kwam hij tot een plaats en Bileam dacht: "Zeker, als Israël verkeerd gedaan had..." Zij deden verkeerd. Ze hadden bijna alles gedaan wat God verkeerd vond. Maar wat... en Bileam dacht dat een heilig God zeker een volk zou vervloeken dat zoveel verkeerds had gedaan. Hij dacht: "Zeker zal God het doen." Daarbij kwam dat hij zo gek op geld was, dat hij niet kon zien wat de reden was waarom God hen niet vervloekte. En telkens als hij probeerde hen te vervloeken, moest hij hen zegenen. Hij zou zijn profetie er zó uit kunnen gooien en doorgaan en zijn mantel opnemen en zijn spreuk; en in plaats van te vervloeken zou het een zegen zijn die op hen zou vallen. "Hoe rechtvaardig zijn uw tenten, o Israël", hoe groot zij waren. In plaats van een vloek was het een zegen.

72 Wat Bileam faalde te zien, is wat de moderne predikers en moderne mensen vandaag falen te zien in de Heilige Geest gemeente. Zij zeggen: "Ik ken heel wat van hen die zich van alles en nog wat noemen, en heel wat dingen die zij gedaan hebben." Ik zal dat toegeven, broeder. Zij zeggen: "Zij overdrijven hiermee en zij hebben dat gedaan en dit gedaan." Dat is waar, ik wil toegeven dat zij verkeerd hebben gedaan.

73 Maar waar Bileam faalde, was dat hij niet die koperen slang zag en die geslagen rots, die voor Israël uitging, die verzoening deed. Het was Gods roeping, Gods verkiezing. Zij waren Gods volk. Halleluja! God had hen geroepen en hen afgezonderd en een slang voor hen geplaatst (als een verzoening) en een geslagen Rots. En Bileam faalde die te zien. In deze dag faalt de moderne prediker de kracht van de Heilige Geest te zien, de geslagen Jezus Christus, dat wij in Zijn lichaam zijn; door één Geest zijn wij allen in één lichaam gedoopt en worden wij leden van dat lichaam. Dat is wat de moderne mens faalt daarin te zien. Voordat de Heilige Geest gemeente zich voortbeweegt, falen zij dat te zien, die geslagen Rots, die koperen slang die voor de gemeente uitgaat, verzoening doende. Bileam faalde het te zien.

74 Toen Jozua aan het einde kwam, nam Jozua de plaats van Mozes in. Jozua was aldoor in het kamp geweest. Hij en Kaleb waren de enige twee die daar in het begin begonnen en overtrokken. Nu, de hele generatie stierf uit vanwege ongeloof. God begon een nieuwe generatie, hij begon met Jozua als leider, hij en Kaleb.

75 Nu let op, daar heeft de kerk gefaald. De zaak die aldoor in de gemeente geweest is, hoewel niet herkend, de gaven van de Geest, de manifestatie van de Geest, is wat de gemeente nu opneemt en voortbeweegt.

76 Kijk daar in de dagen van weleer; zij sloegen hun tenten op. Er was een Vuurkolom die hen leidde. En iedere keer dat die Vuurkolom Zich bewoog, bewogen zij mee. Hij bleef boven de tenten. En al was het tien uur 's avonds, twee uur 's middags, als er plotseling op duizend trompetten werd geblazen, brak elke Israëliet zijn tent af, brak het kamp op, bond alles bij elkaar en zij volgden de Vuurkolom.

77 O, dat zou een goede zaak zijn vandaag! Zij volgden de Vuurkolom. En waar dan de Vuurkolom stilhield, daar verbleven zij onder. Dat is verloren gegaan in de gemeente.

78 In de dagen van Maarten Luther, na vijftienhonderd jaren van donkere tijden, zag Maarten Luther de Vuurkolom bewegen en hij kwam uit de Katholieke kerk en hij volgde de Vuurkolom en bracht tienduizenden eruit.

79 En toen nestelde Maarten Luther zich onder de Vuurkolom. En toen hij daartoe kwam, maakte hij een grote organisatie, genaamd de Lutherse kerk. Maar op zekere dag begon de Vuurkolom te bewegen, maar Maarten Luther kon niet meer meegaan, omdat hij georganiseerd was. Hij moest daar blijven. Dat is juist.

80 En een klein persoon, daarginds in Engeland, genaamd John Wesley, zag Hem. (En Maarten Luther zei: "De rechtvaardige zal door geloof leven.") Nu, John Wesley zei: "Jezus leed buiten de poort, opdat Hij de mensen met Zijn eigen Bloed zou heiligen." Hij zag heiliging. De Vuurkolom bewoog verder, maar Luther kon niet meegaan, omdat hij georganiseerd was.

81 Laat mij dit tot u zeggen, broeder. God, had in Zijn Bijbel nooit een georganiseerde gemeente. Dat is een leer. De Katholieke kerk zegt dat zij de moederkerk zijn. Zij zijn de moederkerk. Ze zijn de moeder van de organisaties, en Openbaring 17 zegt hetzelfde. Zo is het. Zij zijn de eerste georganiseerde kerk. En de andere zijn slechts kleine dochters die eruit voortgekomen zijn, lees Openbaring 17. We zullen er volgende week op ingaan. In orde, let op.

82 Toen konden zij niet meegaan, dus John Wesley zag de Vuurkolom en hij trok er achteraan. En hij trok een grote... Hij redde de naties. Ongeveer drie of vier naties waren in moreel verval en John Wesley zag de Vuurkolom en begon de Wesleyaanse opwekking die over de wereld snelde en hierheen kwam met Asbury en anderen, en verloste die tijd. Dat is juist.

83 En toen, weldra weet u, organiseerde John Wesley zich zo strak, dat toen de Vuurkolom weer begon te bewegen, Wesley niet kon meegaan omdat hij georganiseerd was. En de Pinkstermensen zagen het en weg gingen zij. Dat is juist. Zij lieten Wesley in de duisternis zitten. God zette hem op de plank, bij Luther. Goed. Nu, weldra, weet u, hadden zij een grote opwekking, een Pinksteropwekking, herstel van de gaven, enzovoort.

84 En nu, vlak daarop, weet u, begon de Vuurkolom weer te bewegen. Maar Pinksteren is zo georganiseerd, dat het zich niet bewegen kan. (Broeder Larry was erin toen ze zuiver waren.) Het is zo georganiseerd, gekristalliseerd, dat het zich niet kan bewegen. Dat is juist. Dat is waar. Maar de Vuurkolom beweegt zich verder, broeder, en er zijn mensen die met Hem meegaan. Halleluja! We zijn bestemd voor het beloofde land! Jazeker.

85 Toen Mozes faalde, zag Jozua die Vuurkolom bewegen en hij zei: "Kom op, kinderen, we gaan op weg." Hij bracht ze naar de oever van de Jordaan. O, als ik daaraan denk, wat mooi! Hij zei: "Nu, voordat wij oversteken, zullen wij een paar verspieders laten overzwemmen."

86 U kent het geval van Rachab, de hoer, hoe zij het scharlaken koord liet buiten hangen en haar huis redde. Door geloof redde zij de dag, zij redde zichzelf en haar huishouden. Alle muren vielen behalve haar gedeelte, omdat er een rode streep op haar deur was.

87 Zoals wij onlangs doornamen, dat de doodsengel rondging. Is er een rode streep op uw deur, voordat deze grote schudding komt? Hij zei: "Niet nog eens zal Ik de aarde schudden, maar Ik zal de hemelen schudden. En wij ontvangen een onwankelbaar Koninkrijk dat niet geschud kan worden." Hebreeën. Dat is juist. Wij leven in dat uur! Nu, let op.

88 Ik zie Jozua, de jonge leider. Toen God hem ontmoette, zei Hij: "Weest gij nu niet bevreesd. Mijn dienstknecht Mozes is dood, maar sta op en steek de Jordaan over. Niemand zal in staat zijn voor u stand te houden, alle dagen van uw leven. Zoals Ik was met Mozes, zo zal Ik met u zijn. Vreest niet, weest sterk en zeer moedig." My, ik kan die oude strijder daar rond zien lopen, een kleine, nederige makker. Hij was in... Hij had heel Israël tezamen geroepen en keek daar uit over de Jordaan. Het was in de maand van de oogst, april. En dan was de sneeuw gesmolten in Judéa en er kwam daar een grote rivier bulderend naar beneden.

89 Ik heb u verteld dat wij er een film van hebben, toen sommigen van onze broeders daar onlangs waren en daar een samenkomst hadden, of ze kwamen er alleen doorheen en maakten er een gereed. Ik ga erheen voor een samenkomst. Ze waren ongeveer met z'n veertigen. En zij kwamen bij die plaats en zij schreeuwden en het leek of zij al het bos daar in de buurt afbraken. Toen zij daar kwamen waar Jezus door Johannes gedoopt werd, begon ieder van hen te schreeuwen, ze sprongen in het water en doopten elkander opnieuw. Zeker, iets trekt aan iemands ziel als hij daaraan denkt.

90 De oude Buddy Robinson, toen hij daar was... Enigen van u Nazareners behoorden dit te horen. Hij reed in een oud model T-Ford, maakte dezelfde reis die de kinderen van Israël gingen. Hij zei: "Glorie voor God! Stop dit ding, ik kan het niet meer uithouden." Precies daar begon hij in het rond te rennen om de auto heen waarmee hij reisde en schreeuwde zo hard als hij kon. Toen stapte hij in en zei: "Start dat ding maar weer, laten wij gaan."

91 Er is iets mee! Halleluja! Wat is het? Er is een diepte hier binnen, die roept tot een Diepte. Broeder, ik geloof dat als de diepte hier binnen roept, er een Diepte is daarbuiten om erop te antwoorden. zolang er nu een honger in een menselijk hart is om uit te gaan en iets voor God te doen, laat dat zien dat er iets dringt, dat tot ons komt. We zijn dichtbij de zaak, broeder. Luister vanavond! Ik geloof dit, in de Naam des Heren, dat de dingen die wij hebben gedaan, kleine geringere dingen zijn in vergelijking met wat God op het punt staat weldra te doen. U zult gaan horen van grote dingen.

92 Ik zie Jozua nu, hij staat daar. Hoe zal hij de rivier oversteken? Kijk naar hen. Nu, zij hadden geen bogen, grote bruggenbouwers, staal en materiaal of hout om bruggen mee te bouwen, in die dagen. Zij hadden ze niet bij zich. Maar Jozua keek uit over de modderige Jordaan, hij keek weer om en hij zag deze duizenden- en tienduizenden Joden en hij zei: "God zal een weg maken!" God had het hun beloofd.

93 En als God het belooft, zal God Zijn Woord houden. Als God beloofde u te genezen, zal Hij het doen. Als God beloofde u de Heilige Geest te geven, zal Hij het doen. U komt en bekeert u en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus en u gelooft Hem en let op wat er gebeurt. Dat is juist, u zult vervuld worden met de Heilige Geest! God is het verplicht aan Zijn Woord. Hij kan Zijn Woord niet terugnemen. Hij moet Zijn Woord houden om God te zijn. Hij moet het.

94 Nu let op, Jozua staat daar, kijkt in het rond. O my!

95 Wij zullen daar ook één dezer dagen staan. Wij zullen staan aan het einde van de weg in de modderige Jordaan. U bent vanavond gezond, vriend, er is misschien niets verkeerd met u. Maar één dezer dagen zal de dokter in uw kamer zijn en zeggen: "Er is niets meer wat er gedaan kan worden." Die pols zal steeds trager gaan kloppen. Die jeugdige jaren zijn voorbij. Iets sloeg toe. De dokter zegt: "Er is niets meer wat er gedaan kan worden. Het spijt mij. Zij is een jonge vrouw", jonge man, oud of jong, wie het ook is, "maar er kan niets meer aan gedaan worden." Als hij de kamer uitloopt, kunt u de koude dampen van de dood de kamer in voelen drijven; die oude Jordaan zal er modderig en ruw uitzien. O my.

96 Dan zult u zijn als Jozua, hij keek, was op zijn gemak daar op de heuvel gaan zitten en daar was de Ark van het Verbond, de Bemiddelaar. Hij had Iets dat zou gaan tussen hem en hun moeiten.

97 En vanavond hebben wij de Ark, Christus Jezus, Die staat tussen ons en de dood. Eén dezer dagen, als de laatste adem ons lichaam verlaat wil ik naar de rivier lopen en zeggen: "Open u, Jordaan; ik steek over om mijn Here te zien." Ik geloof dat de Morgenster zal opkomen door de valleien van de schaduw des doods om de weg te verlichten en de Heilige Geest zal twee glanzende vleugels over de Jordaan uitstrekken en onze vermoeide zielen naar een beter land dragen. Amen. Nu let hierop.

98 Toen Jozua keek, nam hij de Ark van het Verbond en vertelde hun: "Vergadert u hier, heiligt uzelf tegen de morgen en weest gereed, want gij zult de heerlijkheid van God zien." Toen wist hij dat God met hem was.

99 Toen haalde hij de priesters en zij plaatsten God eerst; de Ark vóór de priesters, vóór de samenkomst, liet hun een zekere afstand er achter blijven, zodat de Ark eerst ging.

100 Broeder, zuster, als u God eerst zult plaatsen in alles wat u doet, zult u zeker juist uitkomen. Plaats God eerst.

101 En zij gingen, en droegen de Ark. En toen de voeten van de priesters in het water rustten, rolde God de Jordaan terug. Zij trok zich terug. Hij stond in een Kolom en Israël stak over op droog land. Zij bouwden hun kamp.

102 Jozua liep een paar dagen later rond en overzag de plaats. Alles was daar gesloten, omdat hun God vrees op hen allen had gelegd, op de Palestijnse inwoners rondom Jericho. Jozua liep rond en hij keek; hij zag iemand. Hij trok zijn zwaard; hij zei... En deze andere Man trok Zijn zwaard. Hij zei: "Voor wie bent U? Bent U voor ons of bent U voor onze vijanden?"

103 Hij zei: "Nee, maar Ik ben de Vorst van het heerleger des Heren. Doe uw schoenen van uw voeten, want de grond waarop gij staat is heilige grond." Hij ontmoette Jezus daar van aangezicht tot aangezicht, de Vorst van het heerleger des Heren. En Hij vertelde hem wat hij moest doen: om om de muren heen te trekken, een bazuin te blazen, een gejuich aan te heffen, en de muren van Jericho zouden vallen. En zij namen het land Palestina in, vestigden zich daarin, zoals God hun had beloofd, omdat de belofte van God voor hen was.

104 Nu, mijn broeder, vanavond zijn wij op weg naar het beloofde land. Binnen een paar minuten zullen wij hier in het doopbasin mensen begraven voor de vergeving van hun zonden, gelovend in de Here Jezus. En ik wil dit zeggen, als u nog niet uw roeping en verkiezing in Christus hebt vastgemaakt, moge u het vanavond doen. Zegt u niet: "Wel, broeder Branham, God wil mij niet, ik ben niets waard." Ja, u bent het wel.

105 Niet lang geleden stonden wij bij een Museum daar in Tennessee en ik keek naar verschillende dingen en ik zag de analyse van een menselijk lichaam, van een man die honderdvijftig pond woog. Weet u hoeveel hij waard was? Vierentachtig cent aan chemicaliën, vierentachtig cent. Een menselijk lichaam dat honderdvijftig pond weegt, is vierentachtig cent waard aan chemicaliën. Net genoeg calcium om een zeker ding te doen en genoeg witkalk om het nest van een kip mee te besprenkelen, enzovoort, alles slechts een klein dingetje dat u had, vierentachtig cent. Maar u doet een bontjas van honderd dollar om die vierentachtig cent, steekt uw neus in de lucht en loopt ermee alsof u heel wat was, een hoed van vijftig dollar op die vierentachtig cent. Er stond daar iemand die zei: "Zeg, we zijn niet erg veel waard, nietwaar, George?"

106 Ik draaide mij om en zei: "Maar knaap, je lichaam is niet erg veel waard, maar je hebt een ziel die tien miljoen werelden waard is. Hoe staat het daarmee?" Hij liet zijn spieren zien, hoe geweldig hij was. Ik zei: "Hoe staat het daarmee?" De mens houdt ervan op te scheppen over wat ze zijn.

107 Niet lang geleden, daar in het Westen, had ik een samenkomst. Ik ging met een oude boer naar huis voor het middagmaal. O, en enigen van zijn familie waren genezen. Hij had mij daar een cheque gegeven, waarmee ik vijfenveertig van deze tabernakels had kunnen kopen, als ik het had gewild. Ik zei: "Ik wil uw geld niet."

108 Howard, mijn broer, was bij mij en zei: "Bill, waarom nam je die cheque niet aan?"

109 Ik zei: "Ik wil zijn geld niet. Laat mij bij de dag leven. Ik zit niet achter geld aan. Ik ben er om de Here Jezus te dienen."

110 Hij stond daar toen die vrouw daarginds werd genezen, de Melikians, in Californië. U zag het hier in het Louisville Nieuwsblad. Toen zij hier kwamen brachten twee van die agenten een miljoen en vijfhonderdduizend dollars, en boden het mij aan, terwijl ik in dit houten tweekamer huis woonde. Ik zei: "Ik wil er zelfs niet naar kijken." Beslist niet. Zeker niet. De liefde tot geld is de wortel van alle kwaad. Blijf bij die rommel vandaan.

111 Deze boer liep daar buiten en hij zei: "Eerwaarde Branham?"

     Ik zei: "Ja, meneer."

     Hij zei: "Ziet u die bergen daarginds?"

     Ik zei: "Ja, meneer."

     "Hoe ver denkt u dat zij weg zijn?"

     Ik zei: "Ik weet het niet."

112 Hij zei: "Het is tachtig mijl." Hij zei: "Ik bezit de grond helemaal tot achter die bergen. Het is mijn weidegrond."

     Ik zei: "Tjonge, dat is wonderbaar."

113 Hij zei: "Kijk daarheen. Ziet u die stad?" Hij zei: "Ik bezit de bank in die stad; ik bezit al die grond daar omheen en ik bezit deze weg." O, alles bezat hij!

114 Hij hield stil in zijn kleine stationwagen. Ik keek naar hem, een heel aardige man. Ik legde mijn hand op zijn schouder en zei: "Broeder, ik wil u een vraag stellen."

     Hij zei: "Goed."

115 Ik zei: "Kijk eens recht naar boven, naar deze kant. Hoe veel bezit u daarboven die kant op?" Zie?

116 Hij zei: "Broeder Branham, ik ben bang dat ik niets bezit."

117 Ik zei: "Daar liggen mijn schatten nu. Ik heb niets hier beneden behalve een gehuurde tent of hut, waarom zou ik mij zorgen maken? Ze bouwen daar voor mij een paleis! Van robijnen en diamanten, en zilver en goud zijn Zijn koffers vol, en Zijn rijkdommen zijn onnoemelijk veel." Jazeker. Daar liggen de rijkdommen, daar boven. En waar uw schatten zijn, daar is ook uw hart.

118 Zij haalden eens een liefdeoffer op voor Gypsy Smith. En toen zij teruggingen achter in het gebouw om die avond uit te gaan, stond daar een arm, klein, haveloos meisje. Ze was helemaal... Haar kleren waren helemaal gescheurd. Zij had iets, zij wilde meneer Smith zien. Gypsy Smith vroeg: "Wat wil je, schat?"

119 Ze zei: "Meneer Smith, ik heb geen geld om u te geven, maar", zei ze "ongeveer een maand geleden was het Kerstmis en iemand gaf mij een lollie. En ik houd zoveel van u, meneer Smith." Ze zei: "Mijn pappa werd gered, hij is nu geen dronkaard meer." Zij zei: "Ik dacht u deze lollie te brengen."

120 Meneer Smith nam hem in zijn hand, de tranen rolden over zijn wangen. Hij streelde haar over haar hand en zei: "Schatje, in mijn offer vanavond lagen wel duizenden dollars aan cheques, maar dit is de grootste gift van alles wat ik kreeg. Het komt uit je kleine nederige hart." Oh!

121 Wat u vanavond hebt, vrienden, u bent in elk geval niet niets. Waarom geeft u niet alles wat u hebt aan Christus? Kom, laten wij deze Jordaan oversteken. Laten wij overgaan en het land in bezit nemen. U zegt: "Wel broeder, u weet dat ik een goede betrekking heb in deze stad. Ik ben... Ik behoor tot een zekere organisatie in deze stad." Wat bent u hoe dan ook? Geef wat u hebt over aan Hem. Laten wij ons hier bij de Jordaan verzamelen en vanavond oversteken, om over te gaan naar het beloofde land. Moge de Here u helpen. Ik bid dat Hij het zal doen, terwijl wij onze hoofden buigen.

122 Ik wenste dat ik wat langer zou kunnen prediken, maar ik ben hees. Het is in orde. Laten wij onze hoofden even buigen.

123 Here God, wij staan nabij de Jordaan vanavond. De oude modderige golven klateren ginds. Wij weten dat wij daar een dezer dagen moeten komen. Ik besef dat ginds vóór een ieder van ons een heel groot, zwart gat is, een grote diepe deur waar de mens ingaat, genaamd de dood. En ik weet dat iedere keer dat mijn hart klopt, ik daar een slag dichter bij ben. En ik moet daar komen, Here. En iedere man en vrouw, jongen en meisje hier, moet tot die plaats komen. Hoe ver we zijn, weet U alleen. Maar, Here, ik wil daar niet komen als een lafaard, ik wil daar niet komen, schreeuwend: "Here, geef mij nog een paar dagen meer om mij te bekeren."

124 Ik wil komen als een held. Ik wil komen zoals Paulus vanouds, die dit zei: "Ik ken Hem in de kracht van Zijn opstanding." Niet door een handdruk van een prediker, niet door het plaatsen van mijn naam in een kerkboek, en door een paar druppels water te laten sprenkelen op mijn hoofd; ik wil Hem kennen in de kracht van Zijn opstanding, zodat, wanneer Hij mijn naam noemt, ik op zal staan van tussen de doden uit. O God, moge dat hier vanavond het verlangen van elk hart zijn.

125 Als er mannen en vrouwen, jongens en meisjes hier zijn, die U niet kennen in de vrije vergeving van zonde en hun naam hebben geschreven in het Levensboek van het Lam, mogen zij hun beslissing nu meteen nemen. Sta het toe, Vader. Wij hebben de mensen lief. En U hebt Uw diensten overal bevestigd. Wij weten dat U hier bent.

126 En wij denken aan Israël dat de Jordaan overstak. Waarom? U beloofde het hun. U gaf het hun.

127 En U geeft het aan ons. Here, mogen wij opstaan en onze bezitting vanavond in bezit nemen. Sta het toe, Here.

128 Terwijl wij onze hoofden naar beneden houden, vraag ik mij af of er hier vanavond iemand is die zou willen zeggen: "Broeder Branham," oprecht vanuit ons hart, "ik wil over de Jordaan gaan. Ik wil oversteken, maar ik ben nog niet helemaal in orde. Ik ben niet geschikt om over te gaan. Ik vind het erg om de Here te ontmoeten in mijn toestand. Ik ga mijn hand opsteken en zeggen: 'Bid voor mij, broeder Branham.' En u doet het, is het niet?" Ik zal het doen. Steek uw hand op. Wie bent u? God zegene u. Oh, gewoon overal handen! Iemand anders die z'n hand opsteekt: "Broeder Branham, bid voor mij." God zegene u. God zegene u, meneer. God zegene u, zuster. God zegene u, kleine dame. God zegene u, jongen. God zegene u, meneer. En u daar achterin. Goed, iemand anders die zijn hand opsteekt.

129 Nu, kijk mensen, dit kan misschien de laatste Evangelie samenkomst zijn waarin u ooit zult zijn. Als ik wegga en terugkom zegt mijn vrouw: "Bill, ken je Zus en zo?"

     "Ja."

130 "Zij stierven. Deze werd gedood. Die ging heen in een hartaanval."

     "O, je meent het toch niet?"

     "Ja."

131 "O", denk ik. "Oh! Ik herinner mij dat ik eens een altaaroproep deed en ik zag die man daar zitten. Ik wilde dat hij..." "Meda," zei ik, weet iemand... Werd hij ooit gered?"

132 "Nee, hij stierf plotseling toen hij van zijn werk kwam. Hij begon zijn schoenen aan te trekken, hij stierf. Hij werd gedood in een ongeval. Hij ontwaakte nooit meer uit zijn slaap; hij ging op een avond naar bed en werd nooit meer wakker."

133 Ik denk: "O my! Ik predikte tot die man, die vrouw, ook jonge mensen."

134 Beoordeel nu de dingen niet verkeerd, vriend. Bent u werkelijk een zondaar vanavond? Luister nu, als u niet wederom geboren bent, bent u nog steeds niet van Christus. Wilt u Hem ontvangen? Als u het wilt, hoevelen van u willen Hem ontvangen? Wij hebben geen ruimte hier, geloof ik, voor een altaaroproep, hier rondom. Maar als u op uw voeten wilt gaan staan en zeggen: "Broeder Branham, door op te staan geef ik dit getuigenis dat ik Christus nu meteen als mijn Redder wil aannemen. Ik wil loskomen van deze oude toestand waarin ik leef."

135 Wilt u eerlijk genoeg in uw hart zijn om op uw voeten te staan? Wie wil de eerste zijn om dat te doen en te zeggen: "Ik wil het aannemen." God zegene u, broeder. Er staan drie mannen. Wacht even. God zegene u, dame. Blijf gewoon staan, als u wilt, dame, als u wilt. God zegene u. Iemand anders? God zegene u. God zegene u, zoon. Iemand anders, God zegene u, meneer. Iemand anders, sta op uw voeten en zeg: "Ik wil Christus juist nu accepteren. Ik wil uit mijn toestand komen." God zegene u, meneer. Iemand anders? God zegene u, met uw hand omhoog, daar achterin met de baby. God zegene u, dame. Blijf gewoon staan. Iemand die nu heel vlug opstaat. Hoe staat het hier, en enigen van u kleine kinderen hier boven? U, jongedame, God zegene u, zuster. God zegene u daar. Blijf gewoon staan, als u wilt. God zegene u, klein meisje. Iemand anders die Christus wil aannemen, sta op. Goed. God zegene u. God zegene u. Sta op. Iemand anders die zegt: "Ik wil Christus nu aannemen. Ik wil dat u mij gedenkt, broeder Branham, juist nu." Wilt u opstaan? We wachten op u. "Ik wil Christus aannemen." Weet u dat u een zondaar bent of is de twijfel gewoon... [Broeder Branham gaat door met de altaaroproep. De woorden zijn onverstaanbaar – Vert]

Deze site maakt gebruik van functionele cookies.

Download
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
English (Engels)