Demonologie, geestelijk gebied
Door William Marrion Branham1 Hoevelen kennen dit liedje, terwijl ik u groet met de warmste Christelijke gemeenschap en liefde van Christus vandaag, hoevelen kennen dit liedje: "Hij zorgt voor u?" Kent u het? Goed, laten we eens kijken of we het kunnen zingen. Kent u het, zuster? U kent het? Nu:
Hij zorgt ook voor u,
Hij zorgt ook voor u,
In zon'schijn of schaduw,
Hij zorgt ook voor u.
O, dat is mooi. Laten we het nog eens proberen.
Hij zorgt ook voor u,
Hij zorgt ook voor u,
In zon'schijn of schaduw,
Hij zorgt ook voor u.
2 Onze hemelse Vader... [Leeg gedeelte op de band – Vert] Wij geloven dat U zeker voor ons zorgt en U hebt Uw liefde aan ons bewezen, daar U Uw eigen geliefde Zoon gezonden hebt, de onschuldige Zoon van God, om de plaats van schuldige zondaren in te nemen. Hoe danken wij U dat U zo om ons gaf en aan ons gedachtig was om dit te doen! En we waarderen het zozeer, Heer. We zijn gelukkig om hier deze middag bijeen te komen, onder het uitspansel van de hemelen en vragen Uw zegeningen over deze dienst. Geef Heer, dat iedere man, vrouw, jongen of meisje die hier is, nu diep in de Schriften mag studeren. We staan tegenover een wereld die beheerst wordt door Satan. En Vader, we bidden, als we de krachten van demonen bestuderen en wat ze de mensen aandoen, dat u ons groot geloof wilt geven en mogen vele grote tekenen en wonderen worden gewerkt. Want we vragen het in Christus' Naam en voor de glorie van God. Amen.
3 We hebben een studie vanmiddag en we gaan er snel op in, ik denk ongeveer vijftien minuten eerder. Het gaat nog steeds over Demonologie.
4 En nu kreeg ik zojuist een boodschap, broeder Beeler, van mijn vrienden, en ik begin in Afrika in het midden van juli. Dus daarmee is het nu vastgesteld; we hebben het nu geregeld. Broeder Baxter kan op die tijd niet gaan, dus zal ik alleen naar Afrika moeten. Dus daarheen gaan met... moge de... U zult voor me moeten bidden dat de Heer me zal helpen, want ik zal het daar zeker nodig hebben, tussen... Ik verwacht minstens tweehonderdduizend mensen in die bijeenkomst.
5 En ik heb hier een visioen opgeschreven. Ik wil dat u mensen er voordeel van trekt. Het gebeurde in december. Ik was op een morgen in de kamer toen de Engel des Heren binnenkwam. Ik... Weet u, toen ik daar was, was ik ongehoorzaam aan God en ik kreeg last van een amoebe. Weet iedereen wat een amoebe is? Een parasiet die je bijna doodmaakt. Omdat ik iets deed wat God me vertelde niet te doen. Wie van u heeft het verhaal daarover gehoord? Ik veronderstel sommigen van u hier. Ik weet dat de mensen van de tabernakel het verhaal gehoord hebben van wat er gebeurde. God zei me naar een plaats te gaan en weg te blijven van deze plaats en dan terug te keren over weer een andere plaats. En ik liet de predikers me eruit vandaan praten. Nu, predikers zijn wonderbaar en ze zijn mijn broeders, maar je moet je houden aan wat God je zegt. Dat is juist. Je hebt één opdracht, ziet u.
6 Wie van u kan een tijd bedenken dat er twee profeten in de Bijbel waren? En aan een van hen had de Heer gezegd: "Ga naar een zekere plaats. En je mag niet... je moet een andere weg terug nemen", enzovoort. En God had gezegd: "Je zult niet eten of drinken terwijl je daar bent."
7 En een andere echte profeet ontmoette hem, en zei: "De Heer ontmoette mij nadat Hij jou ontmoette." En hij zei: "Ga met me mee naar huis." En de profeet luisterde naar wat de andere zei en verloor zijn leven daardoor. Zie, je moet doen wat God je zegt te doen, ongeacht wat iemand anders zegt.
8 Nu, we zijn in dit visioen. Hij... Het maakte me wakker, de dertiende september... of december. En terwijl ik op de rand van mijn bed zat vroeg ik me af wat mijn toekomst zou zijn. Toen ik hier weer terugkwam stonden ze klaar om me in het pesthuis op te sluiten, de parasieten hadden me bijna van het leven beroofd. En ze onderzochten mij toen ik dit land binnenkwam. En door Gods genade lieten ze me nog maar net naar huis gaan, want het is heel besmettelijk. En ik had gebeden en was naar die voorgangers gegaan en ik had gezegd: "De Heer heeft me gezegd niet die kant op te gaan."
Ze zeiden: "O, maar God spreekt ook tot anderen dan alleen tot u."
9 Ik zei: "Korach had dat idee ook eens." En dus... maar ik ging enige bladeren halen en legde die over hun voeten en ik zei: "Bedenkt, in de Naam van de Heer, als we die reis daarheen maken dat het een mislukking gaat worden en we zullen er allemaal voor boeten." En dat deden we zeker! O, o! We gingen allemaal bijna dood. Dus toen ik terugkwam...
10 Je krijgt in die vreemde landen met zoveel dingen te kampen. Bijvoorbeeld: een kleine vlo bijt je en het veroorzaakt teekkoorts. En wanneer dat beestje je bijt en je voelt het jeuken, kan je het niet krabben. Je moet kijken, en als het een klein zwart beestje is moet je het er niet aftrekken. Het heeft een kopje en het boort zich in je vel, draait zich zo om en zet zichzelf vast. Als je het er af trekt, trek je het kopje, dat blijft, eraf. Het heeft een virus in zich die je verlamt. Dus je moet niet krabben of hem eraf halen. Neem alleen wat kaarsvet. Hij ademt door zijn achterkant. Laat er wat kaarsvet op vallen en hij laat los.
11 Dan is er ook een kleine muskiet. Hij maakt helemaal geen geluid. Hij vliegt rechtstreeks door de lucht, [Broeder Branham raakt zijn eigen hand aan – Vert] raakt je aan en dat is alles en je hebt malaria.
12 En dan heb je wat ze de mamba-slang noemen. Als hij je bijt, leef je nog ongeveer twee minuten na zijn beet.
13 En dan heb je een gele cobra. Je hebt nog ongeveer vijftien minuten te leven nadat hij je gebeten heeft. En één daarvan was zo dichtbij mijn zoon, dat hij zijn hand op z'n kop had kunnen leggen. Hij stond al omhoog om aan te vallen voordat we hem dood konden schieten.
14 En dan die zwarte cobra. O, ze hebben er van alles! En dan ook de gevaren van de wilde dieren natuurlijk: leeuwen, tijgers of luipaarden, en van alles om voor op te passen in het oerwoud. En dan de ziekten, er zijn daar allerlei soorten ziekten.
15 En daar moet je allemaal rekening mee houden als je gaat. Bovendien zijn er dan de toverdokters die je van alle kanten uitdagen, zie, met al hun bijgeloof en zo. Maar wat een wonderbaar iets om onze Heer het zo van de ene kant naar de andere te zien wegjagen en dan gewoon door te gaan.
Die dag, toen ik daar stond, herinner ik me al te goed wat er gebeurde, maar dat vertel ik u in een andere bijeenkomst, want ik wil tot mijn onderwerp komen deze middag over Demonologie.
16 Maar nu, en hieraan moest ik denken toen ik daar zat: wat zal het einde zijn? En we kwamen terug van overzee en ik weet dat we ongeveer een honderdduizend bekeringen hadden toen we daar waren. De oude broeder Bosworth kwam naar me toe. Ik zei: "Wel, broeder Bosworth?"
17 Hij zei: "Ik ben zo trots op u, broeder Branham!" Hij zei: "U staat net aan het begin van uw leven." Dat zei hij.
18 Ik zei: "Wel, ik denk dat het allemaal voorbij is." Ik zei: "Ik ben al over de veertig. Ik veronderstel dat ik de goede strijd gestreden en de loopbaan beëindigd heb."
19 Hij zei: "Net over de veertig? Ik was zo oud toen ik bekeerd werd." Hij zei: "Ik ga nog steeds door." Hij was zowat tachtig en gewoon...
Ik dacht: "Wel, misschien is dat wel juist."
20 Toen zei hij: "Nee, u bent nu gewoon een splinternieuwe Branham, u weet hoe uw bijeenkomsten beter te leiden, enzovoort." Hij zei: "Alleen als u Amerika eens op de juiste manier benadert, met de juist voorbereide bijeenkomst, waar u zes of acht weken in één plaats kan blijven en het georganiseerd krijgt en overal laat adverteren," zei hij, "kunt u iets doen voor de Heer." En we gingen zo op die manier door en het was heel erg fijn.
21 Vervolgens na een tijdje toen ik in Amerika was, zag ik een visioen en het bracht me terug naar Afrika en het liet me diezelfde bijeenkomst zien, vlak vóór Durban. En de eerste bijeenkomst vervaagde de geschiedenis in, gaande naar het Westen. De tweede bijeenkomst rees op en toen dat gebeurde was het nog groter dan de eerste bijeenkomst. En Hij... Ik hoorde een schreeuw en een engel kwam uit de hemel; Hij had een groot licht.
22 En de Engel des Heren die hier bij ons staat, stond daar; Hij staat altijd aan mijn rechterzij, aan deze kant. En Hij stond daar, en het was aan het rondcirkelen. En ik zag deze man eronder staan. Hij is... Hij is niet... Nu, dat is geen visioen als je Hem ziet. Het is net zo echt als wanneer u naar mij kijkt. U kunt hem zelfs horen lopen en tegen u horen spreken. En als Hij... Wat dan ook, Hij is net zo werkelijk als... het is geen visioen; de man staat daar precies eender zoals u daar staat. En Zijn stem is precies eender als de mijne of de uwe zou zijn. Maar een visioen is iets wat voor u opengaat en dan ziet u het, op die manier. Maar deze man komt gewoon aanlopen en staat daar.
23 Hij vertelde me wat er plaats zou vinden en Hij vertelde dat de... Deze Engel kwam naar beneden en Hij vertelde me me om te draaien en deze richting uit te kijken. En het was de richting uit naar India. Ik zeg niet dat het in India is, maar het is daar dichtbij. Maar het waren Indische mensen.
24 Want de Afrikanen zijn grote, stoere, zwaarlijvige mensen. Sommigen zijn bijna twee meter lang en wegen, o, tweehonderd tot tweehonderdvijftig pond, zwaargebouwd. De Zoeloes, de Shunghi en Bantoes, en o, er zijn vele verschillende stammen. Er zaten daar die dag vijftien verschillende stammen tot wie ik sprak.
25 Ik zei bijvoorbeeld één woord, zoals: "Jezus Christus, de Zoon van God." Ik zou een slok water kunnen gaan halen voordat het door alle tolken was heengegaan. De ene zou zeggen... En al die verschillende geluiden!
Ik dacht vroeger, toen ik Pinkstermensen in tongen hoorde spreken waarbij misschien de een een bepaald soort geluid spreekt en een ander spreekt met een ander soort geluid, hoe ter wereld dat toch kon bestaan? Maar ik geloof dat de Bijbel juist is en ik weet dat het zo is, waar er staat: "Er bestaat geen klank zonder betekenis."
Enigen van hen zouden spreken, de één zegt: "Blrr blrr blrr blrr" en dat betekende "Jezus Christus, de Zoon van God" en de ander doet: "Cluk cluk cluk cluk", en dat zou "Jezus Christus, de Zoon van God", in zijn taal zijn. Het geeft dus niet wat voor klank het heeft, het heeft ergens toch een betekenis. Dat is juist. Het geeft niet wat voor geluid het is, ergens heeft het voor iemand een betekenis. En toen Hij... Zo geven zij het door.
26 En ik bemerkte aan mijn linkerkant, toen die Engel neerkwam, dat ik iets zag wat op een zwerm leek en het waren mannen met... het zag eruit of ze een laken om zich heen hadden, op deze manier, ingepakt en vastgebonden, zoals een luier om een baby. En het was het, en ik kon kijken, zover als ik maar kon zien, niets anders dan allemaal mensen. En toen stak deze Engel een groot schommelend licht aan en begon zo heen en weer te zwaaien, op die manier. En ik heb nog nooit in mijn leven zoveel mensen gezien.
27 En toen kwam deze andere Engel heel dicht bij me en Hij zei: "Er zijn er driehonderdduizend in die bijeenkomst." En ik heb het hier opgeschreven. En schrijft u het maar op een stuk papier, zoals ik vertelde over de kleine jongen die werd opgewekt in Finland. Schrijft u dat maar op het schutblad van uw Bijbel of ergens, dat in deze bijeenkomst (er zal een bijeenkomst zijn en u zult uit een of andere bron erover horen) driehonderdduizend mensen aanwezig zullen zijn. Nu, kijk maar of dat waar is. Dat is drie keer zo groot als die andere. Zie? Driehonderdduizend mensen die die bijeenkomst bijwonen. En ik ben toch zo blij dat ik daar zal komen, dat ik niet weet wat te doen, want ik win graag zielen voor onze Heer.
28 En daar dertigduizend pure heidenen tot Jezus Christus te zien komen in één keer, in één oproep. Dertigduizend pure heidenen.
29 Nu, laten we snel naar ons onderwerp gaan. Gisteren hebben we de techniek van demonen bestudeerd. Ik heb er vandaag aan gedacht zoals God Zich ermee bezig houdt. U weet niet wat een vrijheid het is om eruit te komen. Nu, ik ben geen leraar. Ik ben op lange na geen Bijbelleraar. En ik ben... Mijn opleiding loopt maar tot het eind van de lagere school. En ik kwam zo'n vijfentwintig jaar geleden van school af, dus dat is een hele tijd geleden. En ik heb bijna geen opleiding gehad, maar alles wat ik weet ontvang ik door inspiratie. En als die inspiratie niet klopt met de Bijbel dan is het verkeerd. Zie? Het moet de Bijbel zijn. Het geeft niet wat voor inspiratie het is, het moet zo komen: Hier is Gods fundament. Geen ander fundament is gelegd dan dit. En wat dit is, als wat ik zou zeggen hieraan tegengesteld is, laten mijn woorden dan een leugen zijn want dit is de waarheid. Zie? Zie? En als een engel u iets zou vertellen wat anders is dan dit, zegt Paulus: "Laat hem voor u vervloekt zijn." Zelfs een engel des lichts... Nu, er zijn vele grote dingen, ik wil alleen... het enige... Ik heb twee dagen gekozen, want om dit onderwerp aan de mensen te brengen waren de middagbijeenkomsten van gisteren en vandaag nodig.
30 Nu, de reden dat ik dit deed, is om mezelf een beetje op de proef te stellen om te zien of God me zou helpen. Er is iets op mijn hart. En dat is dat God na deze geweldige boodschap zelf zal bevestigen dat wat ik gezegd heb de waarheid is in Zijn Woord. Eerst door Zijn Woord en dan door tekenen en wonderen. Nu ben ik van mening dat ik aan God verschuldigd ben om de Evangelie Waarheid aan de gemeente te brengen. Dat is juist. Ze zijn zo verbrokkeld, in zoveel verschillende organisaties en sektarische afsplitsingen, wat helemaal verkeerd is. Wij zijn allen Gods kinderen als we wedergeboren zijn. Dat, zie. En de waarheid van de zaak is dat God ons dat wil laten weten, dat we Zijn kinderen zijn.
31 Nu, bedenk dat de tempel van Salomo over de hele wereld in stukken was gereedgemaakt. En hier komt één steen die op deze manier bewerkt is, en een andere steen wordt op die manier bewerkt, één uitgehouwen op deze manier, en een andere uitgehouwen op die manier, maar toen het allemaal samenkwam, was er geen geluid van een zaag te horen, en ook niet van een hamer, alles ging meteen op zijn plaats. God was de Opdrachtgever daarvan.
32 God heeft een kerk die de Assemblies en één die de Kerk van God, en één die dit en één die dat wordt genoemd, maar wanneer ze allen tezamen komen zullen ze één grote groep van broederlijke liefde zijn en God zal die gemeente samenvoegen en haar opnemen de lucht in.
33 Ieder beroemd schilderij moet eerst, voordat dit ooit in een kunstgalerij wordt opgehangen, door de galerij van critici gaan. De man die dat schilderde, een genie... O, neemt u mij niet kwalijk, ik kan niet op zijn naam komen, maar hij schilderde het Laatste Avondmaal. In ieder geval had hij er zijn hele leven voor nodig. Hij schilderde dat schilderij. Er lagen ongeveer twintig jaar, of tien jaar, geloof ik, tussen het schilderen van Christus en Judas. En weet u dat in dat beroemde schilderij het dezelfde man was die poseerde voor Christus en tien jaar later poseerde voor Judas? Dat is waar. Dat deed hij. Tien jaren van zonde als een groot operazanger, om van de plaats van Christus te komen tot de plaats van Judas. U heeft er geen tien jaar voor nodig. Het kan tien minuten duren om hetzelfde met u te doen. Het zal uw karakter veranderen van een zondig karakter. Maar in ieder geval ging dat schilderij langs al die critici.
34 En dat denk ik over Gods gemeente, de groep die geroepen is. Wel, ik bedoel dit niet als platte taal, maar ik heb de zeven zeeën bevaren en ik ben op mijn derde reis rond de wereld en de mensen zeggen: "Heilige roller! Heilige roller!" En ik heb de wereld doorzocht en nog nooit een heilige roller gevonden. Dat is een naam die de duivel op de mensen heeft geplakt. Dat is alles. Er bestaat niet zoiets als een heilige roller. En ik heb statistieken van alle zeshonderd-achtenzestig verschillende kerken die er in de wereld georganiseerd zijn. En er is er niet één van hen die 'Heilige Roller' genoemd wordt. En dat komt van de regering. Er is niet één Heilige Rollerkerk die ik ken. Dus dat is gewoon iets wat de duivel zo genoemd heeft. Maar nu heeft, temidden van al deze dingen, God een schilderij geschilderd. En eens was het zo dat deze kleine, oude kerken hier, gewend waren hier te komen, sommigen van u...
35 Ik heb op deze grijze mannen gelet. Mijn jongen, gisteren; ik was in de kamer aan het studeren en er kwam een voorganger langs die zei: "Ik zou graag je vader de hand willen schudden." Natuurlijk is mijn jongen opgegroeid met broeder Baxter en de anderen en hij zei gewoon: "Nee." Dat is alles, heel snel. Ik vind dat niet prettig, zie? Het geeft niet of ik... Natuurlijk kan ik geen dienaar zijn van de mens en God tegelijkertijd. Maar ik vind het fijn om de hand te schudden van mijn broeders. Ik vind dat fijn. Er is iets mee, het is fijn om een voorganger te begroeten. Niet alleen een prediker, maar ieder kind van God. Ik doe het graag. Ik wist er niets van totdat mijn vrouw het me even later vertelde. Welnu, als hij die voorganger zou hebben kunnen zeggen: "Een ogenblikje alstublieft, hij is daarachter in gebed, en ik zal gaan kijken wat hij zegt." Wel, dat zou beter zijn geweest. Dus heb ik hem een kleine terechtwijzing daarover gegeven om dat niet te doen. Zie?
36 En het is waar dat je jezelf niet helemaal kunt geven, zoals de broeder even geleden zei. Als ik dat doe, dan ben ik 's avonds helemaal op, ziet u. De mensen beginnen te praten en iedereen heeft misschien een ziekte en als ze erover gaan spreken dan is de Engel des Heren er meteen heel snel om erover te vertellen.
37 Er zit daar iemand, die me nu recht aankijkt en weet dat dit waar is, van wat er een paar minuten geleden gebeurde, of ongeveer anderhalf uur geleden. Een dame die daar zit, die niet wist wat het was, wat de Engel des Heren op een avond tegen haar gesproken had en haar iets vertelde en ze kon het niet begrijpen. Maar vandaag gebeurde het, dus weet ze nu wat het betekent wat Hij toen tot haar sprak. En ik stond daar met haar te praten en de Engel des Heren kwam regelrecht terug en vertelde haar wat haar probleem was en waar het over ging en waar ze aan dacht, en één van haar geliefden, en hoe God gesproken had en gezegd had dat Hij het zou bevestigen, en wat er zou gaan gebeuren. Dus dat is helemaal precies de manier waarop het zal zijn. Zie? God heeft het gezegd.
38 Welnu, wat met een paar keer dat iedere... en dan, elk visioen verzwakt je nog meer, zie. En dan merk je als je naar de kerk gaat 's avonds dat je zo compleet uitgeput bent, dat je bijna niet meer weet wat te doen. En bidt u nu voor mij, zie, want het gaat van de ene bijeenkomst naar de andere en zo door. Als dit de enige bijeenkomst was zou dat anders zijn. Als ik naar huis ging en niets zou gaan doen voor een paar maanden dan mijn visgerei pakken en gaan vissen. Maar ik moet van de ene bijeenkomst meteen naar de andere gaan, van de ene meteen naar de volgende, ziet u. Dat is wat het veroorzaakt.
39 En wilt u allemaal bidden, u mensen in de zaal. Ze vertelden me gisteren dat ik... [Leeg gedeelte op de band – Vert] ... niet aan de oproep beantwoordde. Nu, dat is nogal gevaarlijk, ziet u. Toen ze zeiden dat het... Wel, soms schijnen die lichten niet, dan zit er een donkere plek tussen.
40 En ik let op de Engel des Heren als Hij hier staat, ik kan het voelen. Dan voel ik het van mij vandaan bewegen en houd het in de gaten. Het gaat bij mij vandaan en het gaat ergens anders naartoe en gaat daar even staan en ik kan het zien. En het zal helder opflitsen en dan komt er een visioen. Dan zie ik het visioen. Ik kijk dan wat voor persoon daar in de buurt zit. Vind ik die persoon, dan spreek ik. Dat is wat er plaats vindt. Dat is wat er gebeurt. Je hoeft dat niet aan iedereen te vertellen, maar dat is wat er plaats vindt, ziet u. Het gebeurt allemaal in de geestelijke sfeer.
41 Als die persoon daar dan niet op reageert, zou het net zijn als hier de Bijbel te lezen en te zeggen: "Er is niks van aan", en er van weg te lopen. Zie? Dat maakt dat het er slecht voor staat. Dus wees waakzaam, luister, let op. Als Hij spreekt, antwoord. Zie, wees bereid om ieder moment te antwoorden.
42 Mijn vrouw, broeder Beeler en vele anderen vertelden me vanmorgen erover dat Hij een man opriep vanwege zijn broer, ergens, waar iets verkeerds mee aan de hand was, enzovoort. En de man beantwoordde niet aan die roep, dus dat kan niet meer verholpen worden. Dat is tussen God en de man. Het visioen verliet mij. Toen kon ik het niet meer vinden, want hij reageerde niet. Dus blijf waakzaam en wees op uw hoede.
43 Nu nemen wij dit onderwerp Demonologie en zullen over demonen gaan spreken. Nu zullen mensen, als je "demonen" zegt, meteen beginnen te denken: "O, een of ander soort fanatisme!" Maar demonen zijn net zo echt als engelen. Ze zijn net zo werkelijk.
44 En de duivel is net zo'n echte duivel als Jezus Christus de Zoon van God is. Hij is een duivel! De hemel is net zo echt. En als er niet zoiets zou zijn als hel, dan zou er ook geen hemel zijn. En als er geen eeuwige zegen is... eeuwige straf beter gezegd, is er ook geen eeuwige zegen. Als er geen dag is, is er ook geen nacht. Zie? Maar zo zeker als er een dag is, is er een nacht. Zo zeker als er een Christen is, moet er ook een huichelaar zijn. Zo zeker als daar iemand is die waarachtig van God is, is er ook iemand om dat na te bootsen.
Zie? het is gewoon voor en tegen, zwart en wit, door het hele leven heen, met alles, het echte en het onechte, overal. En er is een vals evangelie en er is een waar Evangelie. Er is een ware doop en er is een verkeerde doop. Er is een schijngeloof en er is een echt geloof. Er is een echte Amerikaanse dollar en er is een valse Amerikaanse dollar. Er is een echte Christen en er is een echte huichelaar, zie, dat is gewoon nabootsing. Dus u ziet dat het allemaal samengaat. We kunnen het niet scheiden. God laat de regen vallen.
45 Laat me hier even wat mogen vertellen. Hoeveel predikers zijn hier, steek uw hand op. U allen daar, predikers, laat me even uw handen zien. Wel, God zegene u, broeders. Nu, neem dit niet als een leerstelling, maar voordat we dit belangrijke onderwerp benaderen, wil ik u iets zeggen. Hoeveel Pinkstermensen zijn hier? Steek uw hand op. Overal hier verspreid, bent u allemaal Pinkstermensen? Goed zo. Ik ga u vertellen wat er gebeurde toen ik voor het eerst in uw gelederen kwam.
Ik was hier in Indiana, in een bepaalde plaats die Mishawaka heet. De eerste groep Pinkstermensen die ik ooit gezien heb werden geloof ik de Pinkstersamenkomsten van Jezus Christus genoemd of zoiets, een prachtig stel mensen. Nu hebben ze zich georganiseerd en noemen zich Verenigd Pinksteren. Ze scheidden zich af van de anderen over de kwestie van de waterdoop. Dat maakt hen nog geen huichelaars. Er zitten vele echte en werkelijk echt uit de Heilige Geest wedergeboren Christenen in hun midden. En God gaf hun de Heilige Geest toen ze gedoopt werden in "Jezus' Naam" en gaf anderen de doop van de Heilige Geest toen ze gedoopt werden in "Vader, Zoon en Heilige Geest". God geeft de Heilige Geest aan wie Hem gehoorzaamt, dus wie, wie heeft Hem gehoorzaamd? Daar hebt u het.
46 Vergeet u het gewoon en zij die een richting op willen, laat ze, en gaat u door en weest broeders. Dat is alles. Ga niet... Wat het veroorzaakte was, dat ze scheuring maakten en uiteen gingen. Zie? Verbreking, verscheuring, broederschap verbreken, afbakenen en jezelf afscheiden. O nee, wij zijn niet verdeeld, wij zijn één. Dat is juist.
47 Maar toen ik daar stond keek ik naar die mensen. Nu, ik kwam net uit een normale kleine Zuiderlijke Baptistenkerk en ik wilde die mensen bezoeken, ik ging naar binnen en ze waren aan het klappen en luid aan het zingen: "Eén van hen, één van hen, ik ben zo blij dat ik kan zeggen één van hen te zijn!"
48 Ik dacht: "Tjonge!" En even later, daar kwam iemand dwars door de menigte heen dansen, zo hard ze maar konden. Ik dacht: "Wat een kerkmanieren! Ik heb nog nooit zoiets gehoord." Ik bleef naar hen kijken om me heen en vroeg me af: "Wel, wat ter wereld is er met deze mensen aan de hand?"
49 Nu, u hebt me mijn levensgeschiedenis horen vertellen, waar ik die bijeenkomst aanhaalde. Maar dit is iets wat ik nooit verteld heb, nooit eerder in publiek. Dus zij... Nu, als u dit van uw bandrecorder wilt afwissen, wel, dan kunt u dat doen. Goed. Nu, hier bleef ik kijken en ik dacht: "Dit zijn de gelukkigste mensen die ik ooit in mijn leven gezien heb." Ze waren niet beschaamd over hun religie. Weet u, wij Baptisten generen ons zo nu en dan een klein beetje. Zie? En wanneer ze gaan bidden, weet u, kruipen ze weg achter hun waaier, weet u, en – en, maar wij... Maar die mensen waren dat niet, broeder, zij hadden religie aan de binnenkant, de buitenkant en helemaal over zich heen.
50 Wel, ik herinner me die avond toen ik op het podium kwam. Ze zeiden: "Alle predikers het podium op." Het was een conventie. Ze moesten het hier in het Noorden houden vanwege het kleurlingenprobleem – de Jim Crow wet van het Zuiden. Dus hier waren ze allemaal van overal bijeen gekomen. En daar zat ik. En hij zei... Wel, nu was er... Ik heb alle predikers gehoord die dag en die avond. Toen lieten ze een oude predikant opkomen, hij was een oude kleurling met nog een klein randje haar om zijn hoofd op die manier, een wijde predikersmantel aan, met lange panden, weet u wel; met een fluwelen kraag en dat in de hitte. De arme oude man kwam op deze manier naar voren. Hij zei: "Mijn geliefde kinderen", hij zei: "Ik wil u wat vertellen", en ging aan het getuigen. Ik was ongeveer de jongste die op het podium zat. Toen zei hij: "Ik zal u vertellen!" Hij nam zijn tekst uit Job: "Waar was u toen Ik de grondvesten van de wereld legde? Verklaar Mij waar zij zijn bevestigd."
51 Al deze andere predikers hadden over Christus gepredikt en op de normale wijze. Ik luisterde naar ze en genoot ervan. Maar niet die oude baas! Hij ging ongeveer tienduizend jaren terug vóór de wereld ooit begon. Hij ging zo de hemelen in en kwam weer langs het uitspansel terug met wat er plaats had gevonden. Waar de anderen over gepredikt hadden gebeurde dagelijks, terwijl hij predikte over wat er plaats vond in de hemelen. Hij bracht Christus terug over een horizontale regenboog, daar ergens in de eeuwigheid. Wel, hij was nog geen vijf minuten aan het prediken toen Iets vat op hem kreeg. Die oude baas sprong een gat in de lucht, klikte zijn hielen en schreeuwde: "Joepie!" Hij had ongeveer net zoveel ruimte als ik hier. Hij zei: "Er is hier niet genoeg ruimte voor mij om te prediken." En daar ging hij.
52 Wel, ik dacht: "Als dat zoiets kan doen bij een tachtigjarige man, wat kan het bij mij doen?" Dat deel verlang ik. Dat is wat ik wil.
53 Maar wat me trof was dit. We hebben het over demonen. Wat me trof; ik keek naar twee mannen. De één zat aan de ene kant en de ander aan de andere. En als de Geest neerkwam stonden die mannen op en spraken in tongen en riepen luid en werden wit om de mond. En ik dacht: "O my, als ik dat toch zou kunnen hebben! Kijk eens, hoe wonderbaar! O, dat is... Daar houd ik gewoon van!" Wel, ik ging naar buiten het maïsveld in. En ik heb u mijn levensgeschiedenis verteld. U kunt het in het boek lezen. Ik sliep de hele nacht. En ik kwam de volgende morgen terug, dus dacht ik het uit te testen. Ik heb een manier om dingen te doen die niemand weet dan God en ik. Zo begin ik een gesprek om contact te krijgen met iemands geest. U ziet het ook hier op het podium. Zie? En toen kwam ik met een van die mannen te praten. Ik zag hen, ze zaten vlak bij elkaar en ze hielden elkaars handen vast en dansten en juichten. Ik dacht: "O, dat klinkt echt."
54 En ik pakte een van zijn handen vast en zei: "Hoe gaat het met u, meneer?"
55 Hij zei: "Hoe maakt ú het?" Een heel aardige man, het type van een heer. Hij zei...
Ik zei: "Bent u een voorganger?"
Hij zei: "Nee meneer, ik ben gewoon gemeentelid."
56 En ik hield een kleine conversatie met hem zodat ik zijn geest kon vatten, zie? Hij wist dat niet. Niemand weet dat. Ik heb er nooit iets over gezegd. Het duurde jaren voordat ik erover sprak. Dus zij... Maar toen ik het bemerkte was het waar, net zo volmaakt, een Christelijke man! Die man was absoluut een heilige van God. Ik dacht: "Broeder, dat is mooi."
57 Maar het vreemde was, toen ik de andere man te pakken kreeg, was het tegenovergesteld. Hij leefde zelfs samen met een vrouw die zijn vrouw niet was. Dat is waar. En ik zag het naar me toekomen in een visioen. Ik dacht: "O, dat kan niet waar zijn." En de man... Ik dacht: "Nu, nou, die geest onder die mensen is fout. Dat is alles wat er aan de hand is."
58 Die avond toen de... ik ging naar de samenkomst en de zegeningen daalden neer en ik bad tot God, en de Heilige Geest, de Engel des Heren, gaf getuigenis dat het de Heilige Geest wàs. En dezelfde Geest die viel op deze man viel ook op die man. En wanneer de Geest viel, dan stonden beiden op en beiden juichten en prezen de Here en spraken in tongen en dansten. Ik zei: "Ik... ik... ik kan het niet bevatten, Here, ik kan het niet in de Bijbel zien waar dat goed zou zijn." Nu, ik zei: "Misschien ben ik misleid." Zie? Ik zei... Nu, hier, ik... ik ben... ik ben strikt fundamenteel in de Bijbel. Het moet dit zijn. Ziet u? Ik zei: "Heer, U kent mijn toestand en ik... ik moet het in Uw Woord zien. En ik... ik kan het niet begrijpen; wanneer de Heilige Geest op deze man valt, valt de Heilige Geest ook op die man en één van hen is een heilige en de ander een huichelaar. En ik weet dat dat zo is." Ik weet het zonder... Ik had de man eruit kunnen nemen en het aan hem kunnen bewijzen, of hem ter plaatse eruit geroepen en hem erover verteld hebben.
59 Zoals ik gekund had met de man die hier gisteravond zat die, als er ooit daar één gezeten heeft, niets anders was dan een bedrieger. En ik had het moeten zeggen, maar hij zou zijn opgestaan en herrie gemaakt hebben, dus liet ik het maar gaan vanwege de samenkomst, maar ik doorzag hem. Jazeker.
Er waren er één of twee van hen die daar die avond achterin zaten, die tot een bepaalde kerk hier in de stad behoren. Echte critici. Ik zag hen. Maar als je dat doet krijg je problemen. Ik heb het vele malen gedaan. Ik liet ze dus gewoon met rust. Het is in orde. God weet ervan, Hij is de Rechter. Laten ze mij eens uitdagen, dan zult u iets zien gebeuren, ziet u, laat hem.
Net als die demoon, ik daagde de demoon nooit uit. Hij kwam naar me toe en daagde mij uit. Toen ging God aan het werk, zie, dat is juist en u hebt gezien wat er gebeurde. Goed. Maar ik liet het gewoon gaan. Het maakte de samenkomst moeilijk, want die geest ging de hele tijd dwars tegen mij in, zie. En daarom ging ik gewoon door.
60 Maar nu, deze mannen, ik kon het niet begrijpen. En het was twee of drie jaar later dat ik hier in Green's Mill in Indiana, in het padvinderskamp was. Ik zat achter in een oude grot waar ik heen ga om te bidden. En daar zei ik: "Heer, ik kan niet begrijpen wat er van die groep mensen geworden is. De fijnste mensen die ik ooit in mijn leven heb ontmoet, en ik kan niet begrijpen hoe dat dit de verkeerde geest zou kunnen zijn, terwijl het de... toen... U kent de zuiverheid van mijn hart. U weet hoe ik U liefheb en hoe ik U gediend heb. En dezelfde Geest die hier bij me is, was op die mensen. En hier was het op die man daar, precies eender." Dus dat kon ik niet begrijpen.
61 En de Heer kwam neer in Zijn genade en liet het me zien. Hier is het. Het moet om te beginnen Schriftuurlijk zijn. Hij zei: "Neem uw Bijbel." En ik nam mijn Bijbel op. Ik geloof dat ik die Bijbel tien minuten lang vasthield zonder dat iemand... Zonder dat er nog een Woord kwam. Ik wachtte nog een paar ogenblikken. Ik hoorde Hem weer zeggen: "Sla Hebreeën 6 op en begin te lezen." En dat deed ik. En toen het kwam bij waar staat:"Want de aarde die de regen, menigmaal op haar komende, indrinkt en bekwaam kruid voortbrengt... maar die doornen en distelen draagt, die is verwerpelijk en nabij de vervloeking welker einde is tot verbranding" en op dat moment begreep ik het.
Ik dacht: "Hier is het. God zij gedankt! Daar staat het." Zie?
62 Nu, Jezus zei: "Een zaaier ging uit om zaad te zaaien." Zei Hij dat niet? Nu, u bent allemaal Christenen hier. Ieder stak in ieder geval zijn hand op, Pinksteren, wedergeboren Christenen. Goed. Zij... En Hij zei: "Een zaaier ging uit om te zaaien. En terwijl hij sliep (zijn dood, in die tussentijd, ziet u), en terwijl hij sliep kwam een vijand en zaaide onkruid in dat tarweveld." Wat is onkruid? Wikke, onkruidgroei, stekelige planten, enzovoort. Nu, "En toen de landman (de prediker) deze onkruiden zag groeien, zei hij: 'Laat me die eruit trekken.' Hij zei: 'Nee, nee, dan zult u de tarwe er ook uit trekken. Laat ze beide samen opgroeien.'"
63 Er is hier een tarweveld. Er zitten kruipende planten, netels, stinkkruid en van alles en nog wat tussen. Is dat juist? Maar daartussen staat tarwe. Nu, de regen komt telkens op de aarde om het te bewateren. Nu, waar dient de regen voor? Niet om de brandnetels te bewateren. Nu, kijk en let goed op. Niet om de kruiper te bewateren. De regen wordt gezonden voor de tarwe, maar de brandnetel en het onkruid hebben net zoveel dorst als de tarwe. En dezelfde regen die op de tarwe valt, valt ook op het onkruid en het kleine onkruidje zal rechtop gaan staan, gelukkig, en zich verheugen net zoals het tarweplantje daar staat en zich opricht.
64 "Maar aan hun vruchten zult gij ze kennen." Daar heeft u het? Zie? Dezelfde Heilige Geest kan een huichelaar zegenen. Dat raakt sommigen van u Arminianen geducht, maar dat is de waarheid. Dat is de waarheid. Noem het dan heiligheid en ik geloof ook in heiligheid. Maar dezelfde Geest, "de regen valt op de rechtvaardige en de onrechtvaardige, maar aan hun vruchten zult u ze kennen."
65 Als ik hier naar buiten kijk en tarwe ga binnenhalen, krijg ik tarwe, maar het onkruid is allemaal mee gebonden. En het krijgt leven van dezelfde regen die viel voor de tarwe. En de regen werd niet voor het onkruid gezonden, het werd gezonden voor de tarwe. Maar omdat de regen in het veld was, werd de tarwe... of omdat het onkruid in het tarweveld stond had het even veel voordeel van de regen als de anderen. En dezelfde regen die de tarwe leven gaf, liet ook het onkruid leven.
66 Alle dingen in het natuurlijke typeren het geestelijke, zoals wij onderwijzen. Hier is het, demonologie: demonen die Christendom nabootsen en toch met de zegen. Dat is geen taptemelk, broeders, als u het kunt vatten. Zie? Zie? Goed, het is de waarheid.
67 Dus ik ben vandaag niet gered omdat ik kan jubelen. Ik ben gered, niet omdat ik voel dat ik gered ben. Ik ben gered omdat ik aan Gods voorwaarden in deze Bijbel voldeed. Jezus zei "Wie Mijn Woorden hoort en gelooft in Hem die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en zal niet in de verdoemenis komen, maar is overgegaan van dood in leven." Ik geloof dat. Dat is juist. En op die voorwaarden ben ik gered, omdat God het heeft gezegd.
68 Als hij me vertelde dat ik gered was omdat iemand zei: "Een machtig ruisende wind sloeg me in het gezicht", dat is wonderbaarlijk, maar ik wil weten waar die machtig ruisende wind vandaan kwam voordat deze me in het gezicht blies, ziet u. Nu, wat voor soort leven gaat u leven nadat deze machtig ruisende wind u geraakt heeft? Zie? Het is: aan uw vruchten wordt u gekend. Ziet u? Dus demonen kunnen midden tussen de Christenen werken. Gelooft u dat? Kijk maar naar Paulus. Paulus zei...
69 Nu, daar is de Spade Regen gemeente van de laatste dag... Als er enigen van u hier zijn, vergeef me als ik iets tegen u in zeg. Ik zou niets meer tegen u zeggen dan tegen de Assemblies, of welke ook, de Baptisten, of iemand anders. Wat de waarheid is is de waarheid. Waar u van het spoor afweek was dit: u maakt profeten uit die mensen en zo, die geen profeten zijn. Profeten worden niet "de handen opgelegd" en uitgezonden, profeten worden geboren. Zie? In de Bijbel is er een gave van profetie. Daar lag uw vergissing, tussen de gave van profetie en een profeet. De gave.
70 "Nadat God eertijds vele malen en op velerlei wijze tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij in deze laatste dagen tot ons gesproken door Zijn Zoon, Christus Jezus." En het lichaam van Christus heeft negen geestelijke gaven die er in werkzaam zijn. En het kan op deze vrouw zijn vanavond, profetie, en misschien nooit meer in de rest van haar leven. Het kan de volgende avond op die vrouw zijn. Misschien op deze man de volgende keer, misschien op die daar achterin de andere keer. Dat maakt haar nog geen profeet, maakt niemand een profeet. Het is een gave van profetie in u.
71 En voordat die man, of de profetie, aan de gemeente gegeven kan worden moet het door twee of drie geestelijke beoordelers beoordeeld worden. Is dat juist? In overeenstemming nu met wat Paulus zei: "U mag allen profeteren, maar slechts één tegelijk." Als er iets aan deze geopenbaard wordt, laat die ander dan zwijgen. Wel, dat zou de hele groep profeten maken, volgens de leerstelling van vandaag. Nee, Pinkstergemeente, we hebben het allemaal door de war gehaald. En dat is de reden dat God er niet binnen kan komen tot we de zaak rechtgezet hebben en gebaseerd op de Bijbel. Dat is juist. U moet het juiste pad bewandelen. Hoe gaat u een huis bouwen zonder naar de bouwtekening te kijken? Zie? U moet goed beginnen.
72 Nu, daarin, wat een profeet betreft, hebt u nooit iemand zien standhouden voor Jesaja, Mozes. Eén weerstond hem op een dag, Korach, en probeerde met hem te redetwisten en God zei: "Scheid uzelf af, ik ga de aarde openen." Een profeet wordt geboren. "Gaven en roepingen zijn onberouwelijk." Dat is de voorbeschikking van God, van baby af aan. Alles liep volmaakt gelijk aan wat hij zei dat de waarheid was en werd betuigd en openbaar gemaakt. Het is het Woord van God dat tot de profeet komt. Maar een gave van profetie is in de gemeente.
73 Nu zegt u: "Wel, de profeten zijn het Oude Testament." O, nee! Het Nieuwe Testament had ook profeten.
74 Agabus was een Nieuwtestamentische profeet. Kijk naar de Geest van profetie die daar neerkwam en Paulus vertelde over... Dan komt hier Agabus uit Jeruzalem en vond Paulus en bond zijn riem om hem heen en draaide zich om en zei: "ZO SPREEKT DE HERE, de man die dit droeg zal in ketenen gebonden worden wanneer hij in Jeruzalem komt." Agabus die opstond en vertelde, voorzegde wat er plaats zou vinden, was een profeet, niet een man met de gave van profetie.
75 En de gave van genezing en al die gaven, mijn Pinkstervriend, hebt u door elkaar gehaald. De gaven zijn in de gemeente, vatbaar voor wie dan ook in de gemeente, aan ieder die gedoopt is in het lichaam. "Door één Geest zijn we er allen in gedoopt." En de Bijbel zei...
"Wel, ik heb de gave van genezing."
76 Wel, de Bijbel zegt: "Belijdt uw zonden aan elkaar en bidt voor elkaar." Laat iedereen voor de ander bidden. We zijn geen verdeelde groep, we zijn een verenigde samenvergaderde groep. Zie?
Nu, en zo werken demonen soms.
77 Nu, let op wat Paulus zei: "Als de een in tongen spreekt, en de ander het vertaalt, en wat hij ook zegt, laat het eerst beoordeeld worden voordat de gemeente het kan ontvangen."
78 Nu, het zal geen aanhaling van de Schrift zijn, of zoiets. God herhaalt Zichzelf niet. Maar het zal een waarschuwing voor de gemeente zijn. Dan als de beoordelers zeggen: "Laten we dat aannemen. Goed, dat was van de Heer." De tweede zegt: "Laten we het aannemen." Dan uit de mond van twee of drie getuigen, laat ieder woord bevestigd zijn. Dan ontvangt de gemeente het en gaat zich ervoor gereedmaken. Als niet gebeurt wat er gezegd is, dan hebt u een boze geest onder u gekregen. Dat is zo. En als het komt te gebeuren, dankt dan God, de Geest van God is onder u. Zie? Nu, daar moet u op letten en voorzichtig mee zijn. Dus probeer het niet te forceren. Ik kan mezelf geen bruine ogen geven als ik blauwe heb, zie, ik moet tevreden zijn met blauwe ogen. Nu, daar werken demonen: in de sfeer van geestelijke mensen.
79 Nu komen we bij iets dieps aan, en ik hoop dat het niet te diep is. Ik wil nu hier in de Schrift met u lezen uit 1 Samuël 28. Ik wil dat u scherp luistert. Ik wil het onderwerp "demonen" brengen en u laten zien hoe zij midden in de gemeente werken en hoe Satan een vervalsing heeft voor elke waarheid die er is. Nu, u kunt volgens de Bijbel zien dat demonen onder Christenen komen en dat zij imiteren.
80 En vele keren hebben we verklaard dat mensen Christenen waren omdat ze zeiden: "Ik geloof in Jezus Christus." Wel, de duivelen geloven hetzelfde en sidderen. Dit is geen teken dat u gered bent. Een van deze avonden wil ik het over uitverkiezing hebben en dan zult u zien wat redding betekent. Zie, u had er in de eerste en in de laatste plaats niets mee te maken, helemaal niets wat u eraan kunt doen. God redt een mens, zonder voorwaarden. Jongen, dat zonk diep in, hè? Nu, terwijl wij er mee bezig zijn zou ik dat maar beter uit uw gedachtenpatroon wegnemen. Goed. Ik kan het maar beter uit uw systeem krijgen terwijl wij er nu toch mee bezig zijn. Goed.
81 Abraham was het begin van ons geloof. Is dat waar? Goed, Abraham had de belofte. En God riep Abraham omdat hij een groot man was, vermoed ik? Nee, zeker niet. Hij kwam uit Babylon, in het land van Chaldea, de stad Ur, en God riep hem en sloot Zijn verbond met hem, zonder condities. "Ik ga u redden. En u niet alleen, Abraham, maar ook uw zaad." Zonder voorwaarden.
82 God sloot een verbond met de mens en de mens breekt zijn verbond iedere keer. De mens heeft nooit zijn verbond met God gehouden. De wet werd nooit gehouden. Ze konden de wet niet houden. Christus is gekomen en brak Zelf de wet, want genade had al een Redder klaar. Mozes verschafte een ontsnappingsweg, ontsnapping, liever gezegd, maar de mensen wilden toen daarna toch nog iets doen. De mens probeert altijd iets te doen om zichzelf te redden, ook al kan het niet. Het is zijn natuur. Zodra hij doorhad dat hij naakt was in de Hof van Eden, maakte hij schorten van vijgebladeren. Is dat juist? Maar hij ontdekte dat dit niet werkte. Niets van wat een mens kan doen, kan u redden. God redde u, zonder voorwaarden, door alle eeuwen heen. En als u gered bent, bent u gered.
83 Kijk naar Abraham. Daar was die man, hij ging, en God gaf hem het land Palestina en zei hem dat niet te verlaten. Iedere Jood die Palestina verlaat is afvallig geworden. God zei hem daar te blijven. Als God u zegt het een of ander te doen en u doet het niet, dan bent u teruggevallen. Is dat juist? Goed, er kwam een droogte om Abrahams geloof te testen. En in plaats dat Abraham daar nou bleef, nee, hij kon daar niet blijven, hij vluchtte weg en nam Sara mee en trok ongeveer vierhonderdvijftig kilometer verderweg naar het zuiden naar een ander land. (Ik wilde dat ik tijd had om daar op in te gaan.)
84 Toen hij daar kwam was daar die grote koning, Abimelech. Hij was een jonge man en hij zocht een geliefde. Hij ontdekte Abrahams vrouw Sara, en werd verliefd op haar. En Abraham zei: "Nu moet je hem vertellen dat jij mijn zuster bent en ik jouw broer."
85 Dat vond Abimelech wel fijn en hij zei: "Goed, we zullen haar meenemen naar het kasteel." En ik veronderstel dat de vrouwen haar gereed maakten, en hij zou haar de volgende dag gaan trouwen.
86 En Abimelech was een goed man, een rechtvaardig man. En die nacht, terwijl hij sliep, verscheen de Here hem en zei: "U bent zo goed als dood." Hij zei: "De man... De vrouw die u daar hebt om te trouwen is de vrouw van een andere man." Let nu op. "De vrouw van een andere man."
87 Wel, hij zei: "Heer, U kent de oprechtheid van mijn hart", een rechtvaardig en heilig man. "U kent de oprechtheid van mijn hart. Die man vertelde me dat dit zijn zuster was. En heeft zij mij niet zelf gezegd dat dat 'mijn broeder' was?"
88 God zei: "Ik ken de oprechtheid van uw hart en dat is de reden waarom Ik u weerhield tegen Mij te zondigen. Maar dat is Mijn profeet!" Halleluja!
89 Wat was hij? Teruggevallen en een klein leugenachtig bedriegertje. Is dat juist? O nee, er zijn geen leugentjes om bestwil. Het zijn òf zwarte leugens òf helemaal geen leugens. De man zit daar een klinkklare leugen te vertellen door te zeggen dat het zijn "zuster" was, terwijl het zijn vrouw is. Hij draaide er omheen, hij was teruggevallen.
90 En hier was een rechtvaardig man die voor God stond en zei: "Heer, U kent mijn hart."
91 "Maar ik zal úw gebed niet horen, Abimelech, doch... breng haar terug en laat hèm voor u bidden. Hij is mijn profeet; Ik zal hèm verhoren." Een teruggevallene, een leugenaar, maar: "Dat is Mijn profeet." Is dat de waarheid? Dat is de Bijbel.
92 Nu, sla nu niet weer helemaal te ver door naar de Calvinistische kant: "Eenmaal in genade, altijd in genade", want u komt dan in ongenade. Zie? Nu, even een ogenblik, we krijgen deze week de tijd om dat naar voren te brengen en u te tonen hoe dat in elkaar zit. Maar denk niet dat u, omdat u iets verkeerds hebt gedaan, voorgoed afgedaan hebt. U bent een kind van God, u bent geboren uit de Geest van God, u bent zonen en dochters van God en de vruchten zullen zichzelf bewijzen. Daar heeft u het.
93 Nu, hier zijn ze, in het land gezeten. Welnu, ik wil hier het zesde vers lezen [van 1 Samuël 28. – Vert]:
En Saul vroeg de HERE, maar de HERE antwoordde hem niet, noch door dromen, noch door de Urim, noch door de profeten.
Toen zeide Saul tot zijn dienaren: Zoekt mij een vrouw, die geesten van doden kan bezweren; dan wil ik naar haar toe gaan en haar raadplegen.
(Ik zou nu tamelijk goed de meetlat langs iets kunnen leggen. "Zoekt mij een vrouw die geesten van doden kan bezweren.")
Zijn dienaren antwoordden hem: Zie, er is een vrouw die geesten van doden kan bezweren, in Endor.
Toen vermomde Saul zich, hij trok andere klederen aan en ging met twee mannen op weg. Toen zij in de nacht bij die vrouw gekomen waren, zei hij: Wil mij waarzeggen met behulp van de geest van een dode, en laat mij opkomen die ik u noemen zal.
Maar de vrouw antwoordde hem: Zie, gij weet wat Saul gedaan heeft, dat hij de dodenbezweerders en waarzeggers in het land heeft uitgeroeid. Waarom spant gij mij dan een valstrik, om mij te doden?
Toen zwoer Saul haar bij de HERE: Zo waar de HERE leeft, om deze zaak zal geen schuld over u komen.
Daarop vroeg de vrouw: Wie moet ik u laten opkomen? En hij antwoordde: Laat mij Samuël opkomen.
Toen de vrouw Samuël zag, slaakte zij een luide kreet. En de vrouw zei tot Saul: Waarom hebt gij mij bedrogen? Gij zijt Saul zelf!
Maar de koning sprak tot haar: Vrees niet; maar wat ziet gij? De vrouw antwoordde Saul: Ik zie een bovennatuurlijk wezen uit de aarde opkomen.
Daarop vroeg hij haar: Hoe is zijn gestalte? Zij antwoordde: Een oud man komt op, gehuld in een mantel. (Dat was die profetenmantel natuurlijk.) Toen begreep Saul, dat het Samuël was, en hij knielde met het aangezicht ter aarde en boog zich neer.
Daarna sprak Samuël tot Saul: Waarom hebt gij mij verontrust en mij laten opkomen? Saul zei: Ik verkeer in grote nood; de Filistijnen strijden tegen mij en God is van mij geweken, Hij antwoordt mij niet meer, noch door de dienst van profeten, noch door dromen. Daarom heb ik u geroepen, opdat gij mij bekend zult maken wat ik doen moet.
Toen sprak Samuël: Waarom raadpleegt gij mij: de HERE is immers van u geweken en uw vijand geworden.
De HERE heeft gedaan, zoals Hij door mijn dienst gesproken had: de HERE heeft het koningschap uit uw hand gescheurd en aan uw naaste, aan David, gegeven.
94 Nu zijn velen van u hiermee bekend. We willen er meteen op ingaan, en moge God ons nu helpen voor een paar momenten, om hierin te komen. Kijk. Daar was een man, Saul, die eens geacht werd een profeet te zijn, want hij profeteerde met de profeten. Is dat zo, leraren? Nu, hier was de man teruggevallen. Is dat waar? Maar herinner u dat Samuël zei dat hij de volgende dag bij hem zou zijn. Voortijdig heengegaan, zie. Goed, als u zich niet aan God stoort, zal God u van de aarde wegnemen.
95 Kijk in de brief aan de Corinthiërs, hoe Paulus die mensen op orde bracht. Hij zei: "Allereerst dank ik God voor u, dat er niet zulke dingen onder u zijn", enzovoort, "en dat u geen enkele geestelijke gave tekort komt." Hij vertelde hun wat zij waren, wat hun positie betreft in Christus. Daarna begint hij hen ernstig te vermanen en vertelt hun over hun vrouwelijke predikanten en wat ze deden en hoe ze aan de tafel des Heren aan het eten waren. Er was zelfs een man die met zijn stiefmoeder leefde, en hij zei over deze man in Christus: "Geef hem over aan de duivel voor de vernietiging van het vlees, zodat de ziel gered mag worden." Zie, dat is het, geef hem over. De Bijbel zegt: "Daarom zijn velen ziek en zwak onder u en velen ontslapen" (voortijdig heengegaan), vanwege zonde. God nam u uit de weg; het was een goed teken dat u een Christen was, als u weggenomen werd.
96 Merk hierin nu op, dat Saul werd verondersteld één van de profeten te zijn, of onder de profeten, want hij profeteerde. En nu was hij teruggevallen omdat hij ongehoorzaam was geweest aan God, en zijn koninkrijk werd uit zijn handen getrokken en in de hand van David gegeven, die God door Samuël met het kruikje olie gezalfd had.
97 Merk op; toen hadden ze drie manieren om dingen van God te weten te komen; de eerste was de profeet, de tweede was een droom, en de derde was de Urim Thummim. En geen van die antwoordde. Nu, u weet wat een profeet is, u weet wat een geestelijke droom is en u weet wat de Urim Thummim was. Weet u, kort geleden vroeg ik een man over de Urim en die man kon me niet vertellen wat het was, de Urim Thummim. Natuurlijk was het God die antwoordde. Zie?
98 Maar ziet u, de duivel maakt van al die dingen een vervalsing. De tovenaar, de valse profeet en de helderziende met de kristallen bol. Ziet u? Welnu, de Urim Thummim hing hier op Aärons borst, en de Urim Thummim overdekte die stenen. Men hing deze op in de tempel. En als ze ergens niet zeker over waren gingen ze voor God staan om het antwoord en dan zou een licht stralen op die Urim Thummim, waaraan men kon zien dat het Gods wil was of niet. Nu, wanneer de Urim Thummim niet antwoordde... Nu, dat was het directe antwoord van God.
Nu de Urim Thummim van vandaag. De waarzegger nam een kristallen bol, om dat na te bootsen; een vervalsing. God is in een drievuldigheid, Gods krachten zijn in een drieëenheid en de duivel is in een drieëenheid en zijn krachten zijn in een drieëenheid. Ik kan dat bewijzen door de Bijbel. En die Urim Thummim was slechts de kristallen bol die de duivel vandaag gebruikt. En de valse profeet die hier tegenwoordig is, degene die we nu hebben, was de heks; of de waarzegger daarginds nam de plaats van de profeet in, aan de zijde van de duivel. Ziet u wat ik bedoel?
99 Dan is de Urim Thummim van vandaag deze Bijbel. Als iemand een profetie heeft uitgegeven of een droom en het strookt niet met, of weerkaatst niet in Gods Bijbel, dan is het verkeerd. Geloof het niet.
100 Niet zo lang geleden kwam er een man naar me toe, uit India, waar ik me klaar voor maak om naartoe te gaan, een fijne kleine predikant. Hij zei: "Broeder Branham, ik kom hier naartoe." Hij zei: "Een dame had de Heilige Geest en ze was een allerliefste, en alleraardigste vrouw." Hij zei: "En ze was al vier keer getrouwd, en leefde met haar vierde man. En ik zei: 'Wel, hoe kan dat toch bestaan, Heer?'" En hij zei: "Ik ging naar Hem en zei: 'O, glorie aan God!' Ik zei: 'Halleluja, prijs de Heer!'" Iemand van dat soort, weet u. Hij zei: "Halleluja! Prijs de Heer!" En hij zei: "De Heer zei me: 'Hier, Ik zal je een droom geven.'" En hij zei: "Ik droomde over mijn vrouw, dat ik haar gezien had in overspel. En ze kwam terug naar mij en zei: 'O, wil je me vergeven, Victor? Wil je me vergeven? Ik heb niet...' 'Wel,' zei ik, 'zeker, ik zal je vergeven en je terugnemen.'" Hij zei: "Nu, dat deed ik." Hij zei: "Ziet u, ik vergeef."
101 Ik zei: "Victor, jouw droom was machtig mooi, maar de duivel gaf deze aan je."
Hij zei: "Hoezo?"
102 Ik zei: "Het strookt niet met het Woord van God. Ze leeft in overspel. Absoluut. Ze kan niet met vier mannen leven. Zo is het. Als ze die verlaat en teruggaat naar haar eerste man, dan is ze slechter af dan ze aan het begin was. Ze moet alleen blijven leven voor de rest van haar leven." Ik zei: "Je weet het. Dat komt niet overeen met Gods Woord. Dus haar... Je droom was vals." Ik zei: "Het komt niet hiermee overeen."
103 En wanneer een profeet een profetie had gegeven en ze erover spraken en wilden zien of die profetie waar was, legden ze het voor aan de Urim Thummim. En als de stem van God het licht op de Urim Thummim wierp, dan was het absoluut de waarheid. En als een man een uitleg geeft, een droom geeft, iets van de Bijbel geeft of zoiets, en het komt niet overeen met Gods Bijbel, dan is het vals. Daar is de Urim Thummim van vandaag. Gods Wóórd spreekt en dat is direct de stem van God, zoals de Urim Thummim was voordat de Bijbel werd geschreven. Amen! Halleluja! Ik voel me een beetje religieus nu. En beschouw me niet als een fanatiekeling, als u dat doet. Ik weet, ik weet waar ik sta. Ik ben niet opgewonden. Dat is juist.
104 Hier is de waarheid, Gods Woord! Het kan me niet schelen wat voor soort droom u had of wat voor soort profetie u gaf, als het niet Gods Woord is, dan is het fout; als het niet met dat Woord overeenkomt. Dàt is het probleem van vandaag. De een heeft een droom, de ander heeft een visioen, een heeft een tong, de ander een openbaring; het heeft de hele zaak zo in verwarring gebracht, dat u denominaties hebt gekregen en alles verbroken hebt. U behoorde het terug te voeren tot een uiteindelijk fundament en dat is Gods Woord. Dat is waar.
105 Hele kerken zijn gebouwd op iemand die zei: "O, Jezus komt op een wit paard. Ik weet het. Ik heb Hem gezien in een visioen." Ze zullen een gemeente vormen van dat soort. "O, halleluja! Hij komt op een wolk." Ze vormen het daaruit. Zo doen zij het. Breken weg, gaan uit elkaar en noemen elkander "buizerdnest" en "luizenkolonie", en dergelijke. Wel, broeder, dat laat alleen maar duidelijk zien dat uw hart niet in orde is met God als u dat doet. Dat is juist. We zijn broeders. We moeten bij elkander blijven staan. We hebben elkander nodig.
106 Nu kijk, Saul was teruggevallen en hij gaat op weg. God had Zijn aangezicht van hem afgewend. En hij ging heen en ging vragen bij de profeet. De profeet ging heen en probeerde te profeteren en God sneed het af en wilde geen visioen geven. De profeet kwam naar buiten en zei: "Ik kan het niet. Hij heeft absoluut niets over u verteld."
107 Wel, toen zei hij: "Heer, geef me een droom." Nacht na nacht kwam er geen droom.
108 Toen ging hij naar de Urim Thummim en hij zei: "O God! Ik heb de profeten geprobeerd, ik heb dromen geprobeerd. Helpt U mij nu? Wilt U het doen?" Afgesneden! Geen enkel licht flitste.
109 Toen nam hij zijn toevlucht bij een heks, laag en minderwaardig. En hij ging naar haar toe en sloop naar binnen, vermomd. En deze heks ging de geest van Samuël oproepen.
110 Nu, ik weet wat u denkt. Velen zeiden: "Dat was Samuël niet." Maar de Bijbel zei dat het Samuël was en het wàs Samuël. Vreemd hoe ik dat opvang, is het niet? Maar dat was Samuël. De Bijbel zei dat hij het was.
111 En die waarzegster kon hem oproepen en ze riep Samuël op. En Samuël was ergens anders, doch was zich evenwel bewust van wat er gaande was en stond nog steeds met zijn profetenmantel om zich heen. Dus, broeder, wanneer u sterft bent u niet dood, u leeft ergens, u bent ergens anders.
112 Laat me even stoppen om deze demonologie een klein beetje te laten doordringen. Ze was een demoon, doch ze stond evenwel in nauw contact met de geestenwereld. Nu, vandaag zijn er vele spiritisten die werkelijk meer over de geestelijke wereld weten dan mensen die belijden Christenen te zijn; toch is zij een demoon. In de Bijbelse tijden was het precies eender.
113 Toen Jezus hier op aarde was, waren er professoren en geleerden en leraren, enigen van de besten die er waren, uit betere bijbelscholen dan wij vandaag kunnen produceren. En heilige, beroemde mannen moesten het zijn. Als een Leviet gevonden werd moest hij onberispelijk bevonden worden, rechtvaardig in elk opzicht. En toch wist die man niet meer over God dan een konijn wist over sneeuwschoenen. Toen Jezus kwam, faalde hij Hem te herkennen en hij noemde Jezus een "duivel". Hij zei: "Hij is Beëlzebub, de overste van de duivelen." Is dat juist?
114 En hier komt dan het laagste soort demoon, die een man gebonden had, ginds tussen de graven, en dergelijke, en ze schreeuwden het uit. De duivel zelf zei: "We weten wie U bent. U bent de Zoon van God, de Heilige." Is dat juist? Heksen en tovenaars, duivels herkenden Hem als de Zoon van God; terwijl geleerde theologische seminarie-predikers Hem herkenden als Beëlzebub. Wie had het bij het rechte eind, de duivel of de prediker? De duivel. En broeder, het is vandaag niet veel anders. Zij herkennen de kracht van God niet.
115 Het geeft niet hoeveel lering je hebt gehad, je kunt dat erin gehamerd hebben. God is niet in grote woorden, God is in een oprecht hart. U zou mogen zingen of gewichtige woorden kunnen spreken als een ik weet niet wat, dat brengt je niet dichter bij God. Je kunt gaan staan oefenen hoe je je preek moet opzeggen om deze dingen te zeggen, dat brengt je niet dichter bij God. Je kunt woordenboeken bestuderen tot je ermee gaat slapen en nog steeds zal het je niet dichter bij God brengen. Een nederig, overgegeven hart, in zijn eenvoud, is wat je tot God brengt. En dat is de waarheid. Amen! Een nederig hart, daar houdt God van. Nu, het maakt niet uit of je je ABC niet kent, dat maakt geen enkel verschil. Alleen een nederig hart! God woont in een nederig hart; niet in ontwikkeling, het zit 'm niet in scholen, niet in theologie, seminaries, niet in al deze andere verschillende plaatsen; niet in gewichtige woorden, ook niet in klassieke gebouwen. God woont in mensenharten. En tot hoe lager je jezelf kunt afbreken, hoe eenvoudiger je wordt, des te groter kun je worden in Gods ogen.
116 Laat me u iets tonen. Ik zie dat u uw akkers hier vol met tarwe hebt staan. Een volle tarwe-aar buigt altijd. Een klein sprietje dat steekt daar omhoog en zwaait heen en weer alsof het alles weet, maar er zit niets in de aar. Zo is het met een hoop van deze kerels die denken dat ze een heleboel in hun hoofd hebben, maar ze hebben niets in hun hart. Een heilig hoofd zal buigen voor de Oppermacht, Jezus Christus erkennen als de Zoon van God en Zijn werken geloven.
117 "En Hij is dezelfde, gisteren." O zeker, ze erkennen Hem vanuit een historisch standpunt. Maar het is geen historische kwestie. Mensen staan op en zeggen: "O, ik geloof in dat van Pinksteren, toen zij die grote uitstorting hadden, en dergelijke" en schilderen een vuur. Een door de kou bevangen man kan niet verwarmd worden door een geschilderd vuur! Geschilderd vuur verwarmt niet! Dat waren zij. Wat is het vandaag, als Hij dezelfde is, gisteren, heden en voor immer? Dat is geschilderd vuur. Een man die aan het doodvriezen is, zegt: "Kijk eens naar dat grote vuur dat zij hadden." Wel, daar krijgt u het niet warm van.
118 Wat zij deden met Pinksteren, wat zij in het begin van het Testament hadden, hebben wij vandaag! En zodra God de zaak recht getrokken kan krijgen en de gemeente bijeen heeft gebracht, dan zal de opname komen. Maar we kunnen zelfs nog geen geloof voor Goddelijke genezing hebben, laat staan voor de opname, omdat we totaal verward zijn, de een op deze manier en de ander op die manier. "Doctor Zo-en-zo zei: 'Het was dit.'" "Wel, mijn prediker zei: 'Hij was dit.'"
119 Kort geleden zei een vrouw: "Hij is gewoon een bedrieger." Ze zei: "Mijn priester vertelde me dat." Ik wou dat haar priester eens hier zou willen komen, dan zullen we zien wie de bedrieger was. Ja. We zullen zien wie een bedrieger is. Kom het proberen.
120 Niet lang geleden zouden wij hier in Harlington, Texas, een dienst houden en die avond toen ik daar heenging zaten er overal grote pamfletten op de auto's, waarop stond dat de F.B.I. me daar zou ontmaskeren als een bedrieger. Er was een klein meisje genezen daar ergens in Texas; ze woonde ver weg in het noorden, ik vermoed op ongeveer vijftienhonderd kilometer afstand, ver weg in de buurt van Panhandle en dit was helemaal in het zuiden in Harlington, vlak bij de grens. En broeder Baxter kwam en zei: "Broeder Branham, u hebt nog nooit zo'n wanorde daar gezien, ongeveer vier of vijfduizend mensen." Hij zei: "En dan, overal verspreid, dat de F.B.I. u vanavond op het podium zal grijpen en u ontmaskeren."
Ik zei: "Wel, daar ben ik zeker blij om."
121 Hij zei: "Weet u nog van dat kleine meisje dat onlangs 's avonds genezen werd?"
122 Ik was op weg naar huis, op weg naar mijn kamer toen ik iets hoorde huilen en ik keek rond. Ik dacht dat het misschien iemand was die was aangevallen. Het was een meisje. Ik keek om en ik zei... ik liep terug en zei: "Wat is er aan de hand, mevrouw?" En het waren twee meisjes die daar stonden, allebei ongeveer zeventien, achttien jaar oud, met hun armen om elkaar heen geslagen en huilend.
123 Ze zei: "Broeder Branham!" Toen wist ik dat ze mij kenden. Ze zei: "Wij, ik bracht haar helemaal hierheen. Zij moet naar het krankzinnigengesticht." En het meisje was in mijn samenkomst daar in Lubbock, Texas, geweest en zei: "Ik wist dat als ik haar ooit hierheen kon krijgen en u voor haar zou bidden, dan geloof ik dat God haar zal genezen."
124 Wel, dacht ik: "Wat een geloof!" En ik zei: "Goed, zuster, kunt u haar nu..." En op dat zelfde moment zei ik: "Je kwam hier in een gele sportwagen, is het niet?"
Ze zei: "Ja."
En ik zei: "Je moeder is invalide."
Ze zei: "Dat is waar."
Ik zei: "En je hoort bij de Methodistenkerk."
Ze zei: "Dat is precies de waarheid."
125 En ik zei: "Onderweg ben je bijna over de kop geslagen. Jij en dit meisje waren aan het lachen toen je zover kwam waar het half beton en half asfalt werd en je stuurde een bocht door."
Ze zei: "Ja, broeder Branham, dat is waar!"
Ik zei: "En ZO SPREEKT DE HERE, het meisje is genezen."
126 De volgende dag zette zij de stad in vuur en vlam, ging overal rond om het iedereen te vertellen. Natuurlijk kende men haar daar niet om te weten of ze wel of niet in die toestand was geweest. En toen die dag zei broeder Baxter tegen me: "Broeder Branham, die meisjes zijn daar hun koffers aan het inpakken." En dit is iets wat hij niet wist maar wat ik wèl wist. Onze geldmiddelen waren helemaal uitgeput. Ik liet hem er nooit over spreken. Maar een van die meisjes had negenhonderd dollar in die collecte gedaan die avond daarvoor en dat bracht de financiën helemaal naar de top. Nu, hij wist niet, hij weet het tot op deze dag niet, maar ik wist het, ziet u. Dat ik... God had me verteld dat het in orde zou zijn.
127 Broeder Baxter zei: "Broeder Branham, u kunt mij maar beter er een klein beetje op laten aandringen." Hij zei: "Ze hebben een paar van die goddelijke genezers hier gehad die gewoon aan deze mensen hebben getrokken."
128 Ik zei: "Niets daarvan. O nee! U zult het niet doen. Wanneer u zo om geld gaat trekken, broeder Baxter, is dat de tijd dat u en ik elkaar de hand geven als broeders en ik alléén zal gaan." Ziet u? Ik zei: "Dat doet u niet." Ik zei: "God bezit het vee op duizend bergen en alles behoort aan Hem. Ik behoor aan Hem. Hij zal voor mij zorgen."
Hij zei: "Goed."
129 En diezelfde avond zei hij: "Broeder Branham, kijk eens! Iemand... Kijk hier! Hier zit een enveloppe in, geen naam erop en er zitten negen honderd-dollarbiljetten in. Gewoon precies wat we nodig hebben om ermee uit te komen."
Ik zei: "Broeder Baxter..."
Hij zei: "Vergeeft u mij."
130 En toen wist ik dat het dat meisje was. Dus, toen de volgende dag, zei broeder Baxter: "Ze zijn daar beneden huilend hun koffers aan het inpakken."
Ik vroeg: "Wat is er aan de hand?"
Hij zei: "U kunt er maar beter heengaan en ze opzoeken."
131 Ik ging naar de kamer waar ze waren. Ik had gevraagd in welke kamer ze waren. Ik ging erheen en klopte op de deur. Ik hoorde ze huilen. Ik klopte op de deur en het meisje kwam naar de deur. Ze zei: "O, broeder Branham, ik vind het zo erg." Ze zei: "Ik heb u al die moeite bezorgd."
Ik zei: "Moeite? Wat is er aan de hand, zuster?"
Ze zei: "O, ik heb gemaakt dat de F.B.I. achter u aan zit."
Ik zei: "O, is dat waar?"
132 "Ja," zei ze, "ik denk dat ik teveel getuigd heb daar in de stad vandaag."
Ik zei: "Welnee."
133 En ze zei: "Broeder Branham, de F.B.I. die – die is er, daarginds en ze zullen u vanavond ontmaskeren."
134 Ik zei: "Wel, als ik iets verkeerd heb gedaan is het nodig dat ik ontmaskerd wordt." Ziet u? Ik zei: "Zeker. Als het prediken van het Evangelie ontmaskerd moet worden, wel, laten we het doen, begrijpt u?" En ik zei: "Ik leef bij deze Bijbel en wat deze Bijbel niet zegt... Dit is mijn verdediging hier, zie je." En ik zei, en hij...
Ze zei: "Wel, het spijt me dat ik deed wat ik heb gedaan."
Ik zei: "Je hebt toch helemaal niks gedaan, zuster."
Ze zei: "Wel, bent u niet bang om daarheen te gaan?"
En ik zei: "Nee."
Ze zei: "Maar de F.B.I. is daar."
135 Ik zei: "Wel, ik heb ze al eerder in mijn samenkomst gehad en ze werden gered." Ik zei: "De heer Al Ferrar."
136 Kapitein Al Ferrar, velen van u weten van zijn bekering daar in Tacoma, Washington, hij werd daar op een schietbaan gered. Kwam in de samenkomst en zei: "Ik volgde deze man twee jaar lang. En ik hoorde over de financiën en ik heb het in de gaten gehouden en heb het van alle kanten doorzocht." En hij zei: "Het is de waarheid, u luistert vanavond niet naar een fanatiekeling, u luistert naar de waarheid." Hij zei: "Bij een man van de politie liet ik een dokter naar zijn kind kijken en ik zond hem door de gebedsrij, en het kind werd helemaal precies verteld wat er verkeerd mee was en wat ermee was gebeurd. En hij zei: 'Binnen acht dagen zal het weer terug zijn op school; een polio geval.'" Hij zei: "Op de achtste dag ging het kind terug naar school." Hij zei: "Ik heb hem twee jaar gevolgd", voor tienduizend mensen. Daar is het allemaal in uw boek, er is een foto van genomen in de samenkomst in Seattle. En hij zei: "Ik wil dat u allemaal weet dat u niet luistert naar een religieuze kwakzalver, u luistert naar de waarheid." Kapitein Al Ferrar. En de volgende dag leidde ik hem tot God en ontving hij op een schietbaan, op een groot terrein, de doop van de Heilige Geest.
Ik zei: "Misschien zal met deze man hetzelfde gebeuren."
Ze zei: "Bent u bang om daarheen te gaan?"
137 Ik zei: "Bang? Welzeker niet! Zeker niet. Waarom zou ik bang zijn wanneer God mij heen zond om het te doen? Hij is Degene om de strijd te strijden, ik niet." Dus zei ik: "Ik wil dat jullie allemaal uit de buurt blijft." En zo...
138 We gingen die avond naar de samenkomst en de zaal was afgeladen. De koster kwam naar buiten en zei: "Eerwaarde heer Branham, ik heb tien Mexicaanse kinderen gehuurd. Kijk hier eens: 'De eerwaarde Branham zal vanavond door de F.B.I. ontmaskerd worden als een fanatieke dweper', of zoiets dergelijks." En hij zei: "Het is op al die auto's geplakt. Ik heb tien kleine Mexicaanse kinderen gehuurd en die gaan ze er allemaal aftrekken en hier neerleggen."
Hij zei: "O, ik wou dat ik die kerel te pakken kon krijgen!"
139 Ik zei: "Ach, maakt u zich geen zorgen, Gòd zal hem te pakken krijgen, ziet u." Ik zei: "Laat hem maar begaan."
140 Ik liep verder. En die avond toen we binnenkwamen zal ik nooit vergeten; ik liep de zaal in. Broeder Baxter zong "Geloven Alleen." Hij zei: "Nu, broeder Branham zegt ons het gebouw vanavond te verlaten." Hij zei: "Ik zal helemaal achter in de zaal plaats nemen." Hij zei: "Men is van plan hem vanavond hier op het podium te ontmaskeren." En hij zei: "Ik heb hem in menige harde strijd gezien en zag God zijn plaats innemen. Ik ga nu naar achteren om daar te zitten."
141 Ik liep het podium op en zei: "Ik las hier net een klein artikel waarin stond dat ik vanavond hier op het podium ontmaskerd zou worden." Ik zei: "Ik wil dat de F.B.I.-agenten nu naar voren treden en mij hier op het podium ontmaskeren." Ik zei: "Ik sta hier ter verdediging van het Evangelie; ik wil dat u komt en mij aan de kaak stelt." En ik wachtte. Ik zei: "Misschien zijn ze er nog niet." Ik wist waar ik aan toe was. Hij had vóór ik wegging me al getoond in mijn kamer boven wat er zou gaan gebeuren, ziet u. En ik zei: "Misschien zal ik nog even een poosje wachten. Zingen we misschien een lied?" En iemand kwam naar boven en zong een solo.
142 Ik vroeg: "Meneer F.B.I.-agent, bent u binnen of buiten? Ik wacht om te worden ontmaskerd. Zou u naar voren willen komen?" Niemand kwam. Ik bleef me afvragen waar het ergens was. De Here had me verteld wat het was. Het waren twee teruggevallen predikers en ik was aan het kijken. Ik zag een zwarte schaduw in de hoek hangen, ik wist hoe het erbij stond. Ik keek ernaar en het bewoog direct omhoog en ging zo het balkon op. Een man met een blauw pak aan en één met een grijs pak.
143 Ik zei: "Vrienden, er is geen F.B.I. Wat heeft de F.B.I. te maken met het prediken van de Bijbel?" Ik zei: "Zeker niet. Er waren geen twee F.B.I.-agenten om mij te ontmaskeren. Maar hier is de ontmaskering, daar zitten ze, daarboven, die twee predikers daar." En ze doken weg. Ik zei: "Duik niet zo weg!" En twee van die grote Texanen waren van plan naar boven te gaan om ze vast te grijpen. Ik zei: "Nee broeders, dit is geen zaak van vlees en bloed, ga rustig zitten. God zal daarvoor zorgen."
144 Ik zei: "Nu broeders kijk, terwijl u daarboven zit, kijk deze kant op." Ik zei: "Als... U hebt gezegd dat ik Simon de tovenaar was en onder tovenaarskunst de mensen aan het betoveren was." Ik zei: "Als ik Simon de tovenaar ben dan zijn jullie de mannen van God. Komt u dan nu naar beneden op dit podium en als ik Simon de tovenaar ben laat God mij dan slaan met de dood. En als ik Gods profeet ben, kom naar beneden en laat God u doodslaan. Dan zullen we nu zien wie de ware en wie de verkeerde is. Komt u nu maar naar beneden. Wij zullen een lied zingen." Daar gingen ze het gebouw uit en we hebben ze nooit meer gezien. Ziet u? Ik zei: "Kom op. Als ik Simon de tovenaar ben, laat God mij dan doodslaan. En als ik Gods profeet ben dan zal God u doodslaan wanneer u naar dit podium komt. En als ik waarachtig voor God ben zal God u op dit podium laten sterven." Zij wisten wel beter. Dat is zeker. Ze wisten beter. Zij hadden het van andere plaatsen gehoord. Dat is waar. Dus denk nooit dat God niet nog steeds God is; Hij antwoordt.
145 Welnu, deze heks van Endor riep de geest van Samuël op en Saul sprak tot Samuël. U mag zich nu afvragen hoe dat kon. Het kan vandaag aan de dag níet gebeuren. Volstrekt niet, omdat het bloed van stieren en bokken slechts wachtte op de tijd der vervulling. Als een mens in die dagen stierf... Predikers, ondersteun me als u denkt dat het waar is. Wanneer een mens stierf dan stierf hij onder de verzoening van een dier en zijn ziel ging naar het paradijs. En daar bleef hij tot de dag van verlossing. En zijn ziel was daar.
146 Laat me u hier een voorbeeld tonen. Hoevelen lazen mijn artikel of het artikel dat zij over mij schreven hier in "Reader's Digest" [Het Beste], ongeveer in oktober... de november-uitgave? Goed. Hebt u opgelet hoe dat was? Hebt u het opgemerkt dat ongeveer twee of drie weken daarvoor dit grote beroemde medium hier, dat al een hele lange tijd geleden is beproefd, zij, mevrouw Pepper, erin stond? Hebben jullie het ooit gelezen, dat artikel van mevrouw Pepper in Reader's Digest? Is het niet vreemd hoe die twee geesten...
147 Hoeveel tijd heb ik nog? Nog maar weinig. Twintig over, ik zal me moeten haasten. Ik weet dat u... Kijk, excuseert u mij voor een ogenblik.
148 Weet u, er bestaat vervalsing. Er is een echte en een vervalsing van alles. Als ik u een dollar geef en ik vraag: "Is dit een goede dollar?" En u kijkt ernaar en het zou er tamelijk goed uit moeten zien als een echte dollar of u zou het niet geloven. Is dat zo? Dus zal het werkelijk een goede imitatie moeten zijn.
149 En als Jezus heeft gezegd dat in de laatste dagen de twee geesten zo dicht bij elkaar zouden zijn dat het zelfs de uitverkorenen zou misleiden indien het mogelijk was; godsdienstige mensen. Nu bedenk, er is niets daar in die oude, koude formele – koude formele uiterlijkheid; zij hebben slechts een vorm van godsvrucht, ziet u. Maar deze twee geesten zijn echte geesten en het zou zo vlak bij elkaar komen dat het zelfs de uitverkorenen zou misleiden; het zou zij aan zij werken in de laatste dagen. Zei Jezus dat niet? Hij heeft het gezegd.
150 Let nu op, vrienden, ik ga nu een klein tafereel voor u schilderen, waar ik voor een moment uw oog op wil vestigen. En geef mij uw onverdeelde aandacht, omdat ik u een gelijkenis ga geven en dan zult u het zien.
151 In "Het Beste" stond geschreven, dat ik daar stond en wij hadden zevenentwintighonderd mensen die daar stonden te wachten tot er voor hen gebeden werd. U hebt het artikel gelezen. En een man die uit Canada kwam, had een kleine jongen die naar de Mayo's- en John Hopkins-klinieken was geweest met een ernstige hersenziekte, wat zijn kleine handje zo verwrongen had en zijn beentjes onder zich verkrampt had opgevouwen en zij hadden gezegd: "Er is zelfs geen operatie of iets wat eraan gedaan kan worden."
152 Dus nam hij hem mee terug naar Canada. Hij zei: "Ik ben nog niet uit het veld geslagen." Hebt u het novembernummer van Reader's Digest? Het heet 'Het wonder van Donny Morton'. En toen zei hij daarin, dat de man zei: "Ik ben nog niet verslagen, want ik ken een geloofsgenezer, 'William Branham' genaamd, die maakte dat twee van mijn vrienden die doofstom waren, konden spreken en horen."
153 Ze belden op om uit te vinden waar ik was. In Amerika nog. En ik was in Costa Mesa, Californië. En wanneer u het artikel leest, bereid u maar voor, u gaat huilen. Het is gewoon hartverscheurend zoals hij door sneeuwstormen ging en al het andere, met die baby. Hij zei: "Kijk maar uit, Donny. We zijn niet verslagen." En de kleine jongen kon zelfs nauwelijks lachen, zo gekweld werd hij. Hij zei: "We zijn niet verslagen, we gaan God vragen. We zullen naar Gods profeet gaan en hem vragen."
154 Zo kwamen zij door de sneeuw. En tenslotte kwamen zij daar aan en de moeder kwam met hen mee en ze hadden niet genoeg geld om met het vliegtuig te gaan, dus stuurden zij de moeder terug en de jongen en vader moesten met de bus gaan. En hoe zij heel de weg van Winnipeg in Canada naar Costa Mesa, Californië, reden! En zij kwamen daar binnen, gebroken. En de vader vertelt dan hoe hij die luiers moest verwisselen, een jongetje van ongeveer zeven of acht jaar oud, gewoon volkomen hulpeloos. En hoe hij er aan toe was, kon geen kans krijgen om te eten of wat dan ook en hij zei dat zijn kleine jongen hem enkel kon horen praten en hij kon aan zijn ogen zien of hij – dat hij probeerde te lachen, weet u, en wist dat hij... Hij zou hem de verschillende panorama's vertellen die hij in Amerika zou zien.
155 En toen zij Californië waren binnen gekomen vroeg men bij de V.V.V. wat hij kwam bezoeken. Hij vroeg: "Een Goddelijke wàt bezoeken?" Met een groot vraagteken.
156 Natuurlijk, u kunt zich voorstellen wat Amerika daarover zei, ziet u. Kijk, dat zijn wij, ziet u. Wij zijn zo knap. Wij weten alles, weet u en het is niet nodig om ons iets te vertellen. We hebben het allemaal op papier, ziet u.
157 En dus toen: "Een Goddelijke wat? Helemaal uit Winnipeg, Canada, gekomen? O," dachten ze, "dat is afschuwelijk!"
158 Maar hoe dan ook, het nieuwsblad nam een auto en bracht hem erheen. En hij zei: toen ze bij de gebedsrij kwamen, waar het was, stonden er al zevenentwintighonderd mensen te wachten om voor gebeden te worden. Maar toen men dat misvormde, klein uitziende jongetje zag en die arme vader met zijn pet op en zijn versleten jas aan, stapte iedereen gewoon opzij en stond hem hun plaats af. Toen hij het podium bereikte...
159 Nu is het tegen de regels om een gebedskaart toe te stoppen. Iemand moet naar de samenkomst komen en zijn eigen kaart halen. Als ze ooit in de rij worden betrapt op het doorgeven van gebedskaarten aan iemand anders, wordt die gebedskaart niet meegerekend. Ziet u? Omdat u naar de instructies moet komen luisteren en moet weten hoe het te ontvangen. Het is aan u. U kunt hem niet halen voor iemand anders. U moet hem zelf komen halen, zodat u het hoort. Een voornaam persoon zei: "Als, welja, ik geloof niet zozeer in die dingen, maar misschien als hij me geneest zal ik..." Ziet u, en dat veroorzaakt dan een woordenwisseling op het podium, dus kunnen ze dat geval er gewoon tussenuit halen voor het daar komt.
160 Toen de jongen begon, of de vader voor de mensen uit het podium begon op te gaan, vroeg Billy hem naar zijn gebedskaart. En hij had er geen. Billy zei: "Dan spijt het me, meneer." Hij zei: "Dan zult u moeten wachten."
161 Hij zei: "Dat is goed." Hij zei: "Ik zal wachten. Dan zal ik mijn beurt afwachten net zoals de anderen." Hij zei: "Ik wist niet dat ik dit moest doen."
162 En terwijl ik met iemand sprak, hoorde ik het toevallig. Ik zag die vader weggaan en ik vroeg: "Wat is er aan de hand?"
Hij zei: "Hij had geen gebedskaart."
En Iets zei tegen me: "Haal hem terug."
163 Dus zei ik: "Breng hem hier." En de vader kwam naar boven, de tranen liepen langs zijn gezicht, hij was ongeschoren. En hij kwam aanlopen en hier in Reader's Digest staat het. Ziet u? Ik stelde geen vragen, maar ik keek recht in het gezicht van de jongen, vertelde het kind waar het vandaan kwam, dat het in de Mayo's kliniek was geweest en alles over wat ermee aan de hand was, hoe ziek hij was geweest en alles.
164 De vader begon te huilen en begon weg te gaan. En ze zeiden dat hij het podium begon af te lopen en dat hij zich omkeerde en zei: "Dat is waar, meneer. Maar zal mijn jongen ooit leven?"
165 Ik zei: "Dat kan ik niet zeggen." Ik zei: "Wacht even." Ik zag een visioen verschijnen. Ik zei: "U zult het niet willen geloven, omdat de Mayo's en Hopkins beiden hebben gezegd dat die operatie niet kon worden uitgevoerd aan die hersenen, maar ik zeg u wat u moet doen. U gaat morgen, u gaat gewoon verder met deze jongen. Binnen de volgende drie dagen zult u een vrouw op straat ontmoeten met zwart haar en die vrouw zal u gaan vragen wat er met die jongen aan de hand is. Dan zal zij u gaan vertellen over een kleine plattelandsdokter hier ergens, die deze operatie kan verrichten en u zult het niet willen geloven, omdat die Mayo kliniek het afgewezen heeft en zei dat 'het onmogelijk gedaan kon worden'. Maar dat is de enige kans die uw jongen heeft door de kracht van God, de genade van God en die operatie. Welnu, als u gelooft dat ik Zijn profeet ben, ga en doe zoals ik u vertelde." Net zoals die vijgen te leggen op Hizkia, enzovoort.
Hij keerde zich om en zei: "Dank u." En liep weg.
166 Twee dagen of meer waren voorbij gegaan. En hij liep op een dag op straat en een dame kwam naar hem toelopen en zei: "Wat is er met uw kindje aan de hand?"
167 Hij zei: "Het heeft een hersenziekte." En zo praatte hij verder. En ja, ze vonden dat verschrikkelijk erg, weet u.
168 Toen zei hij dat na enkele minuten iets plaats vond. Ze zei: "Meneer, ik weet van iemand die deze operatie kan doen."
169 Hij zei: "Kijk dame, de Mayo broeders hebben het opgegeven en zeiden dat het niet kon." Hij zei: "Een man hier, broeder Branham genaamd, heeft ervoor gebeden." Hij zei: "Hij heeft een gebed gedaan voor de jongen." Hij zei: "O, wacht eens even! Zwartharig, draagt een grijze mantel. Dat is zij!" Hij vroeg: "Waar is die dokter?" En hij vertelde het hem. Bracht hem daarheen en de dokter verrichtte de operatie, de jongen werd gezond.
170 Nu dat kwam via "Het Beste", ziet u. En de Mayo broeders lieten mij komen voor een interview daarover. Ze zeiden: "Eerwaarde meneer Branham, wat deed u met de jongen?"
171 Ik zei: "Niets, ik heb het niet eens aangeraakt. Ik vertelde hem alleen maar wat God mij zei te vertellen. De man gehoorzaamde het."
172 Het vreemde ervan is nu, dat ongeveer twee weken daarna of twee weken daarvoor, of drie, in "Het Beste", misschien wel een maand daarvoor, miss Pepper's artikel er in stond. Nu is zij een echte heks of een medium. Nu, er bestaat een echte en er is iemand die het nabootst. Zij hebben die vrouw al sinds 1897. Ze is nu over de honderd jaar oud, in New York, en doof als een kwartel. "Het Beste" nam het op en ik denk dat het uitkwam ongeveer twee maanden of een maand voor het mijne en u kunt het opzoeken, vroeg in de herfst. Meneer Baxter had het hier onlangs. Als ik eraan gedacht had zou ik het hem hebben laten... Als ik wist dat ik dit zou zeggen dan zou ik het bij me hebben gehad. Ik kan het voor u meenemen. Het beslaat ongeveer twaalf of veertien bladzijden. Zij was maar een gewone huisvrouw. En zij kwam op een dag in een trance, terwijl ze leed, en ze begon tot de doden te spreken. En ze hebben die vrouw overal over de hele wereld gehad. Ze namen haar mee naar Engeland. Deden haar zelfs vele malen andere kleren aan om te zien of er ergens iets in verborgen was, en dergelijke. En zij kwamen daarheen en vermomden iemand met een masker op het gelaat, een Griek, die zich voordeed of hij een Engelsman was. En ze vertelde hem er alles over. En hij wilde een van zijn dode compagnons oproepen.
173 Nu, het enige wat zij... Over de hele wereld; en hier is Readers' Digest waarin stond, een paar avonden geleden of een paar maanden geleden, dat een van die zaken werd ontmaskerd. Een man werd verondersteld de hand van de geest van zijn moeder te kussen en de volgende dag werd het bij de politie bewezen dat hij een stukje kaasdoek had gekust. Een heleboel mensen bootsen een medium na. Het zijn alleen maar van die kleine kaartlezers die langs de straatkant zitten, die in de allereerste plaats geen mediums zijn. Het zijn niets dan valse nabootsers. Maar er bestaat een echt medium.
174 En wij, godsdienstige mensen, wij hebben heel wat nabootsers aan beide kanten. Houdt u zich voor een paar ogenblikken rustig.
175 Merk op dat deze mevrouw Pepper een echt medium is. En het tijdschrift schreef: "Hier is één ding waar u zeker van kunt zijn, dat wanneer een mens sterft hij niet dood is maar ergens leeft, omdat die vrouw hun geest terug roept en praat tot de mensen."
176 "Nu, wat doet zij, broeder Branham? Gelooft u het?" Jazeker. De Bijbel zegt het, dat is de reden waarom ik het geloof. En zij is van de duivel. Spiritisme is de list van de duivel. Merk nu op, let op die twee.
177 En dan had u moeten zien hoe de brieven bij me binnen stroomden, toen mijn artikel op die van haar volgde. Is het niet vreemd dat God, vlak voor het einde van de tijd, deze dingen sprak, en de Reader's Digest wordt gepubliceerd in elke taal onder de hemel. Ziet u? Kijk, is het niet vreemd dat ze net op elkaar volgden?
178 Hier kwamen nu brieven die zeiden: "Broeder Branham, dit bewijst dat u niets anders dan een medium bent." Ze zeiden: "Dat bewijst het. Kijk eens hier, u vertelde die vrouw waar ze zou gaan vinden... Kijk naar déze vrouw?"
179 Ik zei: "Wacht even. Ik heb een officiële brief uitgebracht" (neemt u mij niet kwalijk) "om naar de mensen te sturen." Ik zei: "Wat weet u, predikers, weinig." Ik zei: "In plaats van uw lichaam te dopen, hebt u nodig dat uw hersenen worden gedoopt." Zo is het. "U neemt niet even de tijd om de dingen te overdenken. U probeert het niet onder ogen te zien."
180 Dat is dezelfde manier waarop zij het vroeger deden. Zij zagen Jezus; zij wisten dat Hij dit kon, dat Hij de geheimen van hun hart kende. Hij wist wat zij op die manier deden. En ze zeiden: "Hij is de overste van de duivels, Hij is Beëlzebub, de beste waarzegger ter wereld." Zij stonden er niet bij stil om te proberen het uit te zoeken, om te bezien of dit de Zoon van God was. Zij waren niet geestelijk genoeg om het te weten. Dat is het, zij lazen over die zaak. Zeker, Jezus werd verondersteld in Jeruzalem te komen, rijdend op een ezel, enzovoort, maar zij bekeken het als de tweede komst.
181 En hetzelfde gebeurt vandaag! Ze kijken over de werkelijke zaak heen. Halleluja! Dat is waar. Ik weet dat God hier vanmiddag is en ik weet dat ik heel wat van uw tijd neem, maar u moet dit zien, vriend. Als ik u nooit meer zie, moet u weten wat demonen zijn, u moet weten wat de waarheid en wat dwaling is. En het lijkt zo op elkaar, u moet de zaak scheiden.
182 Bedenk nu, dat het niet iets zal zijn wat ginds gebeurt, iets wat heel ver afwijkt naar deze kant, zoals de Farizeeërs, of iets wat ver afwijkt naar die kant. Het staat hier meteen aan de deur, heel dichtbij. Let erop. Als ik zou nemen...
183 Laten we die twee gevallen nemen. Als ik een dollar aan u zou geven, als ik u nu een valse dollar gaf... We zullen een gelijkenis gebruiken, zodat u het kunt begrijpen. Het eerste wat u doet als u een verstandig man bent, wanneer u een dollar oppakt en ernaar kijkt, is dat u hem betast en kijkt waaruit hij gemaakt is. Is dat juist? U bekijkt waarvan hij gemaakt is. U zult naar zijn waarde kijken. Een echte dollar is niet van papier gemaakt, hij is deels van papier en deels van zijde. En dan zult u allereerst moeten kijken naar de waarde ervan. Dat is de eerste aanwijzing.
184 Laten we haar nu overbrengen naar deze kant en de Here erbij betrekken aan deze kant, wat betrekking op ons heeft.
185 Kijk, het eerste waarop u moet letten, is dat alles... Houdt uw krantenartikel in de gaten. In de vijftigtal jaren van haar waarzeggerij en oproepen van geesten van de doden, heeft zij niet één keer God, Christus, Goddelijke genezing, bevrijding, oordeel of wat ook genoemd. Er zit niets anders bij dan gekheid en dwaasheid.
186 Maar aan deze kant is het voortdurend God, oordeel, de komst van Jezus, Goddelijke genezing, de kracht van God, bevrijding. Kijk naar de waarde ervan. U ziet geen waarzeggers en heksen uitgaan om het Evangelie te prediken. Wat mankeert de mensen? Tjonge! Let op!
187 De juiste zaak om te doen, als u wilt uitvinden of het een echte dollar is of niet, wanneer het zo eender op elkaar lijkt, is: schrijf de nummers ervan op en zend dat terug naar de munterij. En als daar nummers zijn die ermee overeenkomen, ligt er een zilveren dollar op te wachten. Is dat zo?
188 Goed broeder, neem dat wat zij deed terug naar de Bijbel en dan zult u uitvinden dat het de heks van Endor is.
189 En nu neemt u wat hier is, en u gaat het terugzoeken, dan staat het in het Boek hier in de munterij: "Jezus Christus is dezelfde gisteren, vandaag en voor immer." Zeker, Zijn zelfde werk! Hij ging geen gekheid en onzin verkopen aan de mensen. Het was ergens goed voor, om iemand te helpen, om ze tot God te leiden. Amen! Ik zeg geen "amen" voor mezelf, maar amen betekent: "Zo zij het." En ik ben er... ik geloof het. Ik weet dat het de Waarheid is.
190 Let nu op, hier hebt u het. Nu, snel nu, want ik wil u niet langer vasthouden.
191 Hier, laten we een klein beeld schetsen, een klein geestelijk beeld. Hier is een stroom die hier zo doorloopt, die regelrecht hierlangs zo door het leven stroomt. Let op als het zich in stromen splitst. Geef me nu uw onverdeelde aandacht zodat u dit niet zult missen. Regelrecht hier naartoe. In dit kleine kanaal hier wonen sterfelijke wezens, u en ik. Nu, daarin, laten we eens kijken wat het is. Het is een mengeling van dwaasheid en van alles, maar zo nu en dan ziet u een licht. U ziet duisternis en straten waar pret wordt gemaakt en gedoe, duivels die de mensen grijpen. O, ze kleden zich prachtig, o, zo hoog beschaafd als ze maar zijn kunnen, verfijnde geleerden, maar nog steeds de duivel. Maar er zijn er ook die wedergeboren zijn.
192 Deze mensen in dit kanaal worden nu beïnvloed door twee verschillende kanten. Nu is er aan deze kant die deze richting opgaat een drieëenheid en aan die kant, die die richting opgaat is een drieëenheid.
193 Welnu, in de eerste plaats, aan deze kant, bevinden zich zielen van de onrechtvaardigen; wanneer een mens zo sterft gaat hij naar een plaats en wacht op het oordeel. Jezus ging erheen en predikte tot die zielen die daar in de gevangenis waren. Het volgende zijn demonen. Het volgende is de duivel en de hel. Opgaand, de eerste nu, degenen die hierin verkeren zijn geesten, geesten van dode mensen die zich nooit hebben bekeerd. Zij wachten op het oordeel. Het enige wat zij weten is dwaasheid en dat wat zij deden.
194 Welnu, hierboven, deze Christenen worden beïnvloed van boven. Dit is een gelijkenis. Hierboven is een andere Geest, de Heilige Geest, de Geest van een mens, Christus Jezus. De Heilige Geest. De Heilige Geest beïnvloedt Zijn gemeente in deze sfeer van het sterfelijke.
195 De duivel beïnvloedt de mens door deze geesten. Nu kijk, het volgende zijn engelen. Het volgende is God. Elke sterveling hier wordt beïnvloedt door een van deze werelden. Ziet u wat ik bedoel?
196 Wat die vrouw nu deed, is dat zij doorbrak in die sfeer en spreekt tot die door demonen bezeten mensen, die eerst de geesten van die gevallen engelen waren die zich niet hebben bekeerd daar vroeger in het begin en toestonden dat hun wezens door hen bezet werden, en zij wachten op het oordeel.
197 Maar dezen hier worden beïnvloed en zijn wedergeboren door de Geest van God. En de duivel heeft zijn profeten en God heeft de Zijnen. Ziet u wat ik bedoel? Het is invloed en daar gaan we. Houd op met het te scheiden. Jezus, toen Hij hier op aarde was...
198 Nu, vandaag zou Hij niet kunnen doorbreken in die sfeer om een rechtvaardig mens uit die sfeer te halen. Hij zou het niet kunnen, want die rechtvaardige mensen zijn er niet meer waar ze vroeger waren, in het paradijs. Nee. Het paradijs had afgedaan toen het Bloed van Jezus het wegnam. Kijk eens hier. Geweldig!
199 Als ik maar zou kunnen indenken hoe Jezus stierf en heenging om te prediken tegen de zielen die in de gevangenis zaten. Hij stierf als een zondaar, kende geen zonde en toch was onze zonde op Hem. En God zond Hem naar de hel, vanwege Zijn zonden. De Bijbel vertelde dat Hij heenging en predikte tot de zielen.
200 Sommige mensen zeggen: "Broeder Branham, ik kan het niet begrijpen." Ze zeiden: "Jezus verrees op de derde dag. Hij stierf vrijdagmiddag en stond op zondagochtend op, wel, Hij was slechts één dag dood."
201 Hij zei: "Binnen die tijd." Want Hij had één Schriftgedeelte in de Bijbel waar Hij op kon staan. Want David, een man die later terugviel, doch hij was gered, een profeet echter onder de inspiratie van God zei: "Ik zal Zijn ziel niet in de hel laten, noch Mijn Heilige ontbinding doen zien." En Hij wist dat met drie dagen en nachten in dat lichaam de ontbinding zou beginnen en God had al tegen de profeet gezegd: "Hij zal geen ontbinding zien." Dus... [Leeg gedeelte op de band – Vert] Halleluja! Hij nam Gods woord. Hij versloeg Satan er elke keer mee. Hij versloeg de dood met het Woord van God. Halleluja! Hij versloeg de dood. En toen ze Hem doodden en Hij als een zondaar stierf, met mijn zonden en uw zonden op Zich, daalde Hij af en ik kan Hem daar op de deur zien kloppen. En die verloren zielen komen naar buiten en zeggen: "Wel, Wie bent U?"
202 Hij zei: "Waarom hebt u niet naar Henoch geluisterd? Waarom hebt u niet naar die andere profeten geluisterd die predikten?" Zij waren veroordeeld. "Ik ben de Zoon van God die eens leefde. Ik, Mijn Bloed is gestort. Ik kom u vertellen dat Ik vervuld heb wat de profeten zeiden dat Ik zou doen." Ging regelrecht naar beneden voorbij de demonen, regelrecht de hel in; nam de sleutels van de dood en hel van de duivel af en hing ze aan Zijn zijde en begon terug omhoog te gaan. Halleluja!
203 Het werd vroeg in de ochtend. Halleluja! Laten we hier een klein beeld schetsen. Vroeg in de morgen bevindt zich hier in het paradijs een andere groep. Nu zijn ze er niet meer.
204 Welnu, u, goede Katholieke vrienden, die gelooft in de voorspraak der heiligen, als u tot een heilige spreekt in uw kerk is die man een zondaar; hij zit in de hel, of wacht ginds op zijn oordeel. En indien hij een heilige was, is hij in de heerlijkheid van God en kan niet terugkomen. Dat is waar, ik kan het bewijzen. Het bloed van stieren zou geen zonde wegnemen, maar het Bloed van Jezus scheidde de zonden af.
205 Ik kan Jezus daarheen zien gaan, waar het paradijs is, waar de oude Abraham is, Izaäk en Jakob en de zijnen daarbinnen, Samuël en de overigen die daar zijn. Ik kan Hem op de deur horen kloppen. [Broeder Branham klopt op de preekstoel – Vert] Amen! O, daar houd ik van. Het maakt gelijk dat ik me tamelijk religieus voel. Ik kan hem daar zien gaan kijken en hem horen zeggen: "Wie staat daar buiten? Wie is dat daar?" Hij zei: "Ik... Abraham spreekt hier. Wie is daar?"
206 "Ik ben het Zaad van Abraham." Amen. Ik kan Abraham naar de deur zien komen en de deur open zien doen. Hij zei: "Ik ben het Zaad van Abraham."
Daniël zei: "Kijk daar eens! Daar is de Steen die ik zag uitgehouwen worden uit de berg!"
207 Ik kan de mensen daar horen zeggen: "Daar is Hij! Ik heb Hem gezien, als stof onder Zijn voeten, de wolken gaan uiteen, wanneer de lammeren... klapten in hun handen, de bladeren, en zij allen juichten." O, ik kan de verschillenden daar in het paradijs zien, die wachten op Hem.
208 Ik kan Hem horen zeggen: "Kom mee! Het daglicht gaat aanbreken in Jeruzalem, jullie moeten hieruit vandaan gaan. We zullen opvaren, omdat jullie vertrouwd hebben in het bloed van stieren en bokken, wachtend op de tijd van Mijn Bloed. Maar Mijn Bloed is gestort daarboven op Golgotha. Ik ben de vleesgeworden Zoon van God. Alle zondeschulden zijn betaald, we zijn op weg eruit te gaan!" Halleluja! Prijs God!
209 Ik kan Abraham Sara bij de arm zien grijpen en hier komen ze naar buiten! In Mattheüs 27. Toen hij eruit kwam kan ik hem een kleine pauze zien houden hier in Jeruzalem. En het eerste weet u, ik kan Kajafas en de zijnen op straat zien staan die zeggen: "Ze hebben mij verteld dat die kerel is opgestaan. Zeg, wie is die man die daar gaat? Die jonge knaap en dat jonge meisje?"
210 Niet oud meer, dat waren Abraham en Sara. En ze verdwenen. Zij keken: "Iemand kijkt naar ons." Zij konden verdwenen zijn net zoals Hij door de muur kwam, hetzelfde soort lichaam. Halleluja! Dat is waar. En hier waren al de profeten en zij allen aan het rondwandelen en rond kijken in de stad.
211 En Jezus leidde verder omhoog boven de sterren, maan en wolken uit en voerde de gevangenis gevangen, gaf gaven aan de mensen. Jezus is vandaag gezeten aan de rechterhand van de Vader, klom daar omhoog en zette Zich neer, tot al Zijn vijanden gemaakt zijn tot Zijn voetbank.
212 En, mijn dierbare Christenvriend, vandaag werken demonen van alle kanten. En Gods Geest is direct vaardig van de andere kant om het telkens te verijdelen. Halleluja! Daar hebt u het. Nieuwsbladen en Reader's Digest en van alles, maken het bekend, zij letten er op, maar kunnen niet zien hoe het zit. Wat is het? Het is de voorafschaduwing van de grote ontknoping die spoedig zal komen tussen God en de duivel. Kom aan Gods kant en wees recht in uw hart. Amen.
213 Hier niet lang geleden was ik in Toledo, Ohio, en had een samenkomst. Ik ga nu sluiten.
214 Ziet u wat ik bedoel over demonen? Zij werken. Zij zijn erg religieus, precies zo religieus! O, ze gaan elke zondag naar de kerk, zeggen de Apostolische geloofsbelijdenis op en zingen de lofzang. O, zo religieus als ze maar kunnen zijn. "Broeder Branham, bedoelt u dat dat de waarheid is?"
215 Dat is het soort van geest die Jezus Christus aan het kruis hing. En Jezus zei: "Jullie zijn van je vader, de duivel."
216 Nu zeiden sommigen van hen: "O, Rusland is de antichrist." Nooit. Rusland is niet de antichrist. De antichrist zal zo religieus gaan zijn dat het zelfs de uitverkorenen zal misleiden, indien het mogelijk is. Bedenk dat God Zijn mens wegneemt, maar nooit Zijn geest en de duivel neemt zijn mens weg maar nooit zijn geest. Welnu, daar zijn ze, doe wat u wilt. Ik ben slechts verantwoordelijk voor de Waarheid.
217 Demonen aan het werk! Gisteren behandelde ik hen in de natuurlijke sfeer; vandaag toon ik het u in het geestelijke gebied, waar ze in de religieuze sfeer zijn; waar ze aan die kant waren, kanker genaamd en ze worden dit, dat en nog wat genoemd. Maar ik heb u bewezen door de Bijbel dat het duivels zijn! Nu, deze kant vandaag, zijn ze weer in de religieuze sfeer, erg religieus, zeer vroom.
218 Als u begint na te denken, broeder. Kaïn was in het eerste begin ervan, een erg religieus mens. Ezau was een erg religieus mens. Judas was een erg religieus mens. Het is religie. Het is niet de buitenwereld, het bevindt zich in de eigen gelederen. Let daarop, demonologie! Misschien kan ik er later nog eens wat verder op ingaan, het wordt laat.
219 Veroordeel niemand. Heb iedereen lief. Als u niet van harte kunt liefhebben dan is Christus niet met u.
220 In Toledo, Ohio, ging ik een klein restaurant binnen. Ik had in een gelegenheid gegeten, een kleine gelegenheid van de Duncard broedergemeente, een lieflijke kleine plaats. Zij waren zo vriendelijk. Die middag waren ze gesloten om naar de zondagsdienst te gaan. Daar ze dicht waren moest ik naar de overkant van de straat naar een kleine, wereldse gelegenheid gaan en daar liep ik binnen. Ik weet dat het bij de wet verboden is in Ohio te gokken. En hier stond een staatspolitieagent met zijn arm om een meisje heen geslagen, zijn hand hier op haar boezem hangend en speelde aan een gokmachine. De wet van onze staat en natie, volkomen geruïneerd, jammerlijk!
221 Ik vertrouw op Christus de vaste Rots, waarop ik sta; alle andere grond is zinkend zand. Niets anders is er over. Dat is waar.
222 Ik keek daar achterin en daar zat een knappe jongedame, waarschijnlijk een teenager, negentien, achttien, negentien jaar oud. En wat zij daar deden, die jongens daar achterin rond de tafel, het was afschuwelijk. Ik ging daar zitten. En nu tot mijn verbazing toen ik hier zat kwam er een dame aan, die vroeg: "Wilt u een stoel?"
Ik zei: "Dank u, ik wilde een ontbijt."
223 En in een stoel zat een oudere dame, zo oud als mijn moeder, vijfenvijftig of achtenvijftig jaar. Zij had een stel goddeloze kledingstukken aan, zoals men ze draagt.
224 Men beweert dat het koel is. De wetenschap zegt: "U bent niet goed wijs." Zeker, dat is het niet, u wilt slechts uw eigen naaktheid tonen. Het is een schande, het is schaamteloos. Een dame zal dat niet aantrekken. Een vrouw wel, maar een dame niet.
225 En toen, dus toen zij... daar zat zij dan. Haar magere vlees was slap en... Ze had een soort lila manicure of hoe dat heet, op haar lippen. En een kort kapsel als een man, en helemaal omhoog gepermanent; waarvan de Bijbel zei dat het een schande was. En een vrouw die een man...
226 De Bijbel verklaart dat, als een vrouw haar haar afknipt, de man een recht heeft haar in echtscheiding weg te sturen omdat ze niet eerbaar is ten opzichte van hem. We moeten hier een dezer dagen de Bijbel komen prediken. Er staat: "Als ze haar haar kort knipt onteert ze haar man." Als ze oneerbaar is, behoorde ze te worden weggedaan. U kunt geen andere trouwen, maar u kunt haar wegzenden. Oei! Jongen, dat komt hard aan, ik kan het voelen. Maar dat is de waarheid.
227 O, vroeger hadden wij het zo in de Heilige Geest sferen, maar we hebben de slagbomen opgehaald. Een oude broeder placht te zeggen: "We haalden de slagbomen op, we haalden de slagbomen op, we sloten een compromis met de zonde. We haalden de slagbomen op en de schapen gingen eruit, maar hoe kwamen de bokken binnen?" We haalden de slagbomen op. Dat was er aan de hand, u haalde de slagbomen op; de wereld en de gemeente samen vermengd. Net zoals de Moabieten, enzovoort, en Bileam en hoe hij ze met hen liet trouwen, dat is vandaag precies eender. En de kerk is volkomen bedorven en het Pinkstertijdperk is het Laodiceaanse tijdperk, dat lauwwarm wordt en uit Gods mond wordt gespuwd. En uit de hele groep roept God Zijn overblijfsel en neemt haar naar huis. Zo is het precies; dat gaat zo precies, via de opstanding.
228 En daar zat zij, lippenstift aan haar hele gezicht en overal manicure. En zij had van dat zwarte spul hier boven haar ogen en ze transpireerde en het droop naar beneden. En die arme oude vrouw zou misschien achterkleinkinderen kunnen hebben. En zij zat daar met twee oude mannen, een van hen met een lange, oude sjaal om zijn hals terwijl het in juni was. En hij stond op en was zo'n beetje aan het drinken en zij was ook aan het drinken en ze keek om zich heen.
229 En ik dacht: "O God! God, waarom veegt u niet die hele zaak hier van de kaart? Waarom doet U het niet? Moet mijn kleine Sharon... mijn kleine meisje, mijn kleine Sarah en mijn kleine Rebekah opgroeien in die generatie, en met zo'n rommel in aanraking komen?" Ik dacht: "Kijk hier eens in deze parken en dergelijke, en wat er gaande is." Ik dacht: "O God! O, ik ben blij dat U Sharon wegnam als het Uw wil was. Moeten mijn kleine Rebekah en kleine – kleine Sarah onder zulk soort rommel opgroeien?" Terwijl... en die mensen noemen zich... zingen in het koor en van alles. En ik dacht: "Is het geen schandaal?" Ik dacht: "God, hoe kan Uw heilige gerechtigheid dit verdragen? Het ziet ernaar uit dat Uw rechtvaardige verontwaardiging er op af zou vliegen om deze zaak op te blazen."
230 En ik hoorde de Engel des Heren zeggen: "Treed terzijde." En ik liep daarheen. En toen Hij me onder handen had genomen, voelde ik me een ander mens. Hij zei: "Waarvoor veroordeelt u haar?"
Ik zei: "Kijk eens hoe ze is." En hier is wat Hij...
231 Ik zag een visioen. Ik zag een wereld, zo in de rondte, een andere wereld. Maar deze wereld hier had een regenboog om zich heen en dat was het Bloed van Christus, wat beschermt tegen Gods toorn. Daar kon Hij niet naar kijken. Hij zou de zaak op hetzelfde moment vernietigd hebben, omdat Hij gezegd heeft: "Ten dage dat u daarvan eet, die dag zult gij sterven." Dus zou Hij het doen.
232 Toen dacht ik als volgt; ik zag mezelf. Hoewel ik dàt niet deed, toch was ik een zondaar. En dan werkt het Bloed van Jezus Christus voor ons als een buffer. Ziet u? Dat toen ik zondigde mijn zonden Hem troffen en bonkten tegen Zijn dierbare hoofd en ik kon de tranen en bloed naar beneden zien lopen. "Vergeef hem, Vader; hij weet niet wat hij doet." En dan deed ik weer iets anders en het trof Hem. "Vergeef hem, Vader."
233 Als het ooit langs Hem heen was gegaan, zou ik vernietigd zijn geworden. En als ik nooit Zijn genade zou hebben geaccepteerd... dan op de dag dat mijn ziel erboven uitstijgt ben ik reeds veroordeeld. Ik heb het verworpen. Er is niets over gebleven dan oordeel. Veroordeeld, ik ben reeds veroordeeld. God zei: "Ten dage dat gij daarvan eet, die dag zult gij sterven." U wordt vanmiddag recht voor de oordeelstroon geoordeeld, uw houding ten opzichte van Christus.
234 En toen dacht ik: "Ja, dat is waar." En ik zag dat ik op een dag naar Hem toe kroop. Ik zag mijn oude boek daar liggen, een zondaar, daar stond alles in. En ik zag dat het mijn zonden waren die dat deden en ik zei: "Here, wilt U mij vergeven?"
235 Hij deed Zijn hand in Zijn zijde, nam er wat Bloed uit en schreef er dwars overheen en zei: "Vergeven." Wierp het in de zee der vergetelheid om er nooit meer aan herinnerd te worden. Het was voor eeuwig voorbij! Hij sprak: "Ik vergeef jou, maar jij veroordeelt haar!"
Dat veranderde mijn gedachte. Ik zei: "Here, heb genade."
236 En nadat ik eruit kwam, liep ik erheen en ging zitten. Ik zei: "Hoe maakt u het, mevrouw?"
Ze zei: "O, hallo."
237 En ik zei: "Als u mij wilt verontschuldigen." Ik zei: "Ik ben eerwaarde Branham, een prediker."
Ze zei: "O, o, neemt u me niet kwalijk, excuseert u mij, eerwaarde Branham."
238 Ik zei: "Dame..." en vertelde haar de geschiedenis. Ik zei: "Ik stond daar en ik was u aan het veroordelen terwijl ik dacht wat een afschuwelijke zaak het was. Misschien heeft u wel kinderen."
Ze zei: "Die heb ik."
239 Ik zei: "Wat was de oorzaak dat u verkeerd ging?" En ze begon de geschiedenis aan mij te ontvouwen, wat ieders hart zou verscheuren. Ik zei: "Ik vroeg God waarom Hij niet zoiets gewoon van de aarde wegvaagt. Hier zit u met deze twee dronken mannen en u bent zelf dronken." En ik zei: "Op een dag, dit Bloed dat Gods wraak van u vandaan houdt, u zult een dezer dagen gaan sterven en dan zult u... U bent nu vrij in uw keuze, u kunt verwerpen of aanvaarden." En ik zei: "Maar op een dag zal uw ziel daar aan voorbij gaan, waar geen genade meer is. En als u sterft in uw zonden bent u reeds veroordeeld en gaat u naar de hel."
240 En weet u? Die vrouw ging snel uit haar stoel, daar in dat restaurant, en wij hadden een gebedssamenkomst zoals u nog nooit in uw leven gehoord hebt en ze kwam tot Christus. Wat was het? Veroordeel hen niet; vertel hun het Evangelie. Ze zijn door demonen bezeten; het zijn stervelingen in deze sferen. Zij worden van hieruit beïnvloed. [Broeder Branham verwijst naar zijn tekening – Vert] Onze invloed komt van boven. Laten we zien wat we kunnen doen met onze talenten om anderen voor Christus te winnen.
241 Onze hemelse Vader. We danken U voor Uw goedheid en genade. Het spijt me, Heer; misschien de mensen, ik heb ze hier zo lang gehouden. Maar omdat het de afsluiting is van deze middagdiensten zoals deze, wilde ik hun vertellen over "demonen" en ik haalde er teveel bij in één plaats, in één prediking, maar wellicht kunnen zij het er hier en daar uit oppikken en begrijpen wat ik bedoel. U kent de bedoelingen van mijn hart, in het brengen ervan.
242 Mogen de mensen vanmiddag hier vandaan gaan en mannen en vrouwen letten op elke beweging die ze maken, maar mogen ze gelukkig en vrij leven. Mogen ze weten dat God hen gered heeft. Mogen zij opzien naar Hem en al de 'ismen' en dergelijke die om hen heen zijn vergeten en vredig en verstandig in de vreze van God leven. En dan, God, wanneer U ze voor iets wilt gebruiken, kunt U rechtstreeks tot hen spreken en hen zenden waarheen u maar wilt of wat U hen ook maar wilt laten doen. Mogen de mensen nederig zijn en Christus vinden in hun hart. Vergeef ons, Heer, ieder van ons, onze tekortkomingen.
243 En wij weten dat Satan rondgaat als een brullende leeuw, overal, verslindend wat hij wil, en daarbij religieuze mantels draagt. O God, deze arme, kleine kinderen, kijk eens, overal. Zij staan open en bloot voor de mensen. En ik bid U, God, hun genadig te zijn en al de verlorenen te redden; genees de zieken. En wij beseffen, God, dat als deze oude duivels van ziekte op Uw kinderen komen, U ginds een verzoening gereed hebt om daarvoor zorg te dragen. En alle duivelen die hen zouden laten zondigen; U hebt een verzoening daar liggen die daarvoor afdoende zal zijn. En ik bid dat U het zult geven in Jezus' Naam. Amen.