De niet verwelkomde Christus
Door William Marrion Branham1 ...ziekte en veel erge dingen. En de dood deed sommigen wegblijven. En ziekte hield anderen weg. En teleurstellingen hielden anderen weg. Maar God heeft ons weer tezamen gebracht om Hem te dienen. Wij zijn gelukkig met deze dingen.
2 En nu... Bij het samenkomen zou ik graag een paar woorden zeggen over onze laatste samenkomst overzee, waar u allen zo hard voor ons bad, dat de Here ons een geweldige dienst zou geven. Hij deed het. Wij zijn verheugd te kunnen berichten dat vele zielen werden gered; dat is de hoofdzaak, dat zielen worden gered, geboren in het Koninkrijk van God. Wij, u weet dat wij...
3 De prediking van het kruis brengt tegenstand, het brengt moeiten, het brengt beroeringen en wij kunnen niet verwachten voor dat alles immuun te zijn. Wij moeten ze nemen zoals zij komen. Zo hadden we wat moeite toen wij Zurich verlieten. Nu, ik kan misschien verklaren wat het was.
4 De eerste hervormer in de kerk was Maarten Luther, zoals wij allen weten. En de tweede was Zwingli, en Zwingli ging naar Zwitserland. En daar, te Zürich, werd de Bijbel voor het eerst vertaald in het Engels, de volledige Bijbel, vanaf de eerste vertaling; dit werd gedaan in Zürich, Zwitserland. Zij hangen nog steeds aan de oude Zwingliaanse opvatting. En Zwingli's vertaling ontkent de maagdelijke geboorte. Hij gelooft niet in de maagdelijke geboorte. Zij zeggen dat Hij de zoon van Jozef was, "genaamd de Zoon van God."
5 En wij geloven dat Hij de Zoon van God was, dat Hij geboren werd van de Vader, God, die Hem Zijn geboorte gaf door schepping.
6 En Billy Graham, welbekend, bijna iedereen kent hem, hij was daar één dag voordat ik er was. En wat kritiseerden zij die arme jongen, zij maakten gewoon gekheid over hem, terwijl het niet... zij het niet behoefden te doen. Zij zeiden: "Hij maakte permanent in zijn haar." En zij zeiden: "Hij kwam naar de kerk alsof hij naar een gala-diner ging in plaats van naar een kerk." En zij zeiden: "Hij predikte als een fantastische Amerikaan, als een zeepverkoper." En zij zeiden: "Je kon hem drie meter ver ruiken vanwege de parfum", en allerlei dergelijke dingen; gewoon gekheid makend over de man. Waarom? Hij verdiende dat niet.
7 Ik hoorde Billy toen ik daar was. Hij predikte de opperste Godheid van de Here Jezus Christus. Dat is juist. Hij zei: "Er zijn zoveel mannen die opstaan en filosofen, enzovoort, maar Jezus Christus was God Zelf gemanifesteerd in het vlees."
8 Broeder, ik schreeuwde "amen" zo luid als ik kon, omdat ik weet dat het waar is. Ik geloof dat. Wel, natuurlijk, toen ik zag hoe zij hem behandelden, nam ik regelrecht zijn plaats in. Ik begon direct met de opperste Godheid, dat Jezus Christus Jehova God was, gemanifesteerd in het vlees. Wel, door dat te doen, gaf de Here ons vijftigduizend zielen in die samenkomst van vijf avonden.
9 En toen zij hoorden dat wij naar Duitsland gingen... Nu, daar is het staat en kerk. Wat de kerk de staat vertelt, doet de staat.
10 En wij hebben daarover vele malen onderwezen... Als ik hier iemand heb die een Katholieke vriend is, ik zeg dit nu helemaal niet om uw kerk neer te halen. Beslist niet. Ik heb duizenden en tienduizenden Katholieke vrienden. Maar wij hebben dikwijls gedacht dat in de eerste dagen toen de Katholieke kerk zich verenigde, de kerk zich met de staat verenigde, in de dagen van het pauselijk Rome, wat een vervolging het bracht.
11 Wel, broeder, de Protestant is net zo erg, zo niet erger. De Protestantse kerk behandelde mij twee keer zo slecht als de Rooms-katholieke kerk mij ooit behandelde. Zo is het. Dus toen gingen zij daarheen en zonden bericht naar Duitsland en zij vertelden de Duitse autoriteiten mij niet te ontvangen; dat ik absoluut tegen de leer was en niets dan een bedrieger was en men mij niet moest ontvangen.
12 En zij hadden daar een stadion gebouwd dat aan dertigduizend mensen plaats bood. Toen zij mij weigerden het gewone voetbalstadion te hebben, wel, omdat de staat er eigenaar van was, daar Hitler het daar gebouwd had, toen gingen zij er op uit en zetten een "canvas-kathedraal" op die ongeveer dertigduizend plaatsen kon bevatten, lieten de zijkant open zodat je hen nog achterin kon laten zitten. Ergens hadden wij er dertigduizend onder dak. En zij berichtten dat ik een bedrieger was en dat ze mij helemaal niet moesten ontvangen.
13 Toen onthield de zittende regering daar mij de toestemming om te komen. Dr. Guggenbuhl, een vriend die... De landsadvocaat zond een brief. Hij ging erheen maar men zei: "Zeker niet. Hij kan niet komen. Wij willen hem niet ontvangen."
14 Dus ging hij naar... het is in de Amerikaanse zone, in Karlsruhe, wat betekent: "De rust van Karel"; hij ging naar de kolonel van het Amerikaanse leger, omdat het daar de door de Amerikanen bezette zone is. En hij ging naar de kolonel en vroeg: "Waarom kunnen wij deze Amerikaanse evangelist niet laten binnenkomen?"
15 Hij zei: "Ze hadden Billy Graham daar, en waarom kunnen wij deze broeder dan niet laten binnenkomen?"
16 Dus zei de kolonel: "Wel, ik zie niet in waarom dat niet kan." Hij zei: "Wie zei u dat de prediker is?"
Hij zei: "Het is broeder Branham."
17 Hij zei: "Broeder Branham?" Hij zei: "Hij bad voor mijn moeder en zij werd in Amerika genezen." Dus, broeder, dat opende de deur. Het maakte geen enkel verschil in wat zij zeiden. Dat opende de deur. Dus gooiden zij de deur open en wij gingen er regelrecht in en hielden de samenkomst.
18 De eerste avond, om erin te komen, buiten de menigte... We wilden geen goddelijke genezing prediken. Wij lieten dat met rust, wilden niet bidden voor de zieken. Eerst brachten wij hun het Evangelie, eerst, om zeker te zijn. Om mij eruit te krijgen, om mij ervoor te behoeden beschoten te worden vanuit de bosjes, had men mannen genomen die voortdurend zo om mij heen liepen, zodat zij niet op mij konden richten, ziet u, totdat ik binnen was. En wij werden de eerste avond aangevallen, met een auto... Wel, gewoon fanatici. Maar ik kwam veilig in de auto. Billy moest ik grijpen om hem binnen te krijgen, omdat iemand hem bijna te pakken had. En dus, toen wij binnenkwamen...
19 Toen op de tweede, derde avond begonnen wij te bidden voor de zieken. En die avond brachten zij naar het podium... Het was een van de lieflijkste ervaringen die ik in mijn hele leven had. Een klein meisje... Nu, het is niet...
20 Nu, deze lompheid ligt niet aan het Duitse volk. Zij zijn de aardigste mensen die ik ooit in mijn leven ontmoette. Ik vertel u, als ik ergens moest wonen, buiten Amerika, zou ik te allen tijde Duitsland nemen. En zij zijn nederig. Zij zijn heel wat beter dan de Zwitsers. De Zwitser is in orde, maar de Zwitser heeft nooit enige moeite gehad.
21 Net als de Amerikanen hier, ziet u, wij hier zijn nooit gebombardeerd of zoiets. Als er oorlog komt opdagen, leven wij van de rijkdommen van het land, en de jongens gaan er ginds heen om te sterven, en komen terug. Wij maken het nooit mee.
22 Maar die Duitsers zijn tot op de grond neergebeukt, waar hun moeders met gas werden verbrand, en hun legers. En zij vinden de schedels van hun moeders daar liggen, met een baby aan haar boezem gedrukt. Zij weten wat gebed betekent. En zij zijn nederig en gewillig.
23 En die avond zaten de vertegenwoordigers van de pers overal in de samenkomst en dergelijke. En alle kerken hadden kritiek en geen van hen steunde het. Wij maakten de samenkomst gereed en duizenden konden zelfs geen plaats in de tent krijgen of komen op de plaats waar wij ons bevonden.
24 En toen, terwijl de Heilige Geest bewoog en de inspiratie over mij kwam, lag daar een dame en zij vertelde dat haar ruggegraat door tuberculose in tweeën was weggevreten. Zij was met een riem vastgemaakt op een plank. Ik zei: "Maak haar los."
En een dokter stond op en zei: "O, dat kunt u niet doen!"
25 Ik zei: "Maak haar los, want ZO SPREEKT DE HERE." Zij stond op en rende door dat gebouw, net zo volmaakt en normaal als zij maar kon zijn. En haar... Zij was barrevoets en kwam naar het podium.
26 Ongeveer vijftien minuten daarna begonnen zij met de gebedsrij. En daar kwam een klein meisje, ongeveer zes jaar oud, ongeveer de leeftijd van mijn kleine Becky, met twee lange vlechten die op haar rug neerhingen. Zij viel bijna van het podium af. Zij grepen haar en brachten haar. Toen zij bij mij kwam, begon zij haar... hield haar hoofdje naar beneden en zij sloeg met haar handjes zo om mij heen. En zij was blind, blind geboren. Zij had nooit gezien.
27 En toen wij voor haar gebeden hadden, eerlijk, vrienden, ik geloof dat als ik de ergste huichelaar ter wereld zou zijn geweest, God het geloof van dat kind zou hebben geëerd. Zij sloeg haar armen zo om mij heen en liet haar hoofdje tegen mijn boezem leunen. En ik bad voor haar. En ik zei tot de Here: "Ik verliet Becky en zij huilden thuis, U weet het. Maar ik geloof dat U mij hier heen zond om voor dit kind te bidden."
28 En toen ik haar hoofdje oplichtte, keek zij in het rond. Ze zei: "Wat zijn dat voor dingen?"
29 Ik zei: "Het zijn lichten, schatje." Zie? En zij... De tolk vertelde het haar.
30 Toen kon zij zien. En haar moeder begon te schreeuwen en rende het podium op. En zij had haar moeder nooit eerder gezien. Ze begon haar over de wangen te strelen. Ze zei: "Bent u mijn moeder?" Ze zei: "U bent zo lief." En zo op die manier. Zij had haar moeder nooit eerder in haar leven gezien.
31 Daarna kwam hier een man, de volgende, het was een man die doofstom geboren was, ongeveer vijfenvijftig jaar oud. Hij had nooit in zijn leven gesproken of gehoord. En toen het gehoor en de spraak tot hem kwamen en hij... Zij moesten met hun vingers tot hem spreken, weet u. En ik zei tegen hem: "Spreek nu en vertel hem slechts te zeggen wat ik zeg." En ik zei: "Mamma."
Hij zei: "Mamma."
Ik zei: "Ik heb Jezus lief."
32 Hij zei: "Ik heb Jezus lief." En de vertaler was... Hij was een Duitser die Engels sprak, omdat dat het enige was wat hij ooit gehoord had, ziet u, het enige wat hij toen kon spreken was Engels. Zie, hij kon Engels spreken, zoals hij Duits kon spreken. Hij was alleen geboren in Duitsland. Begrijpt u wat ik bedoel? Hij kon Engels spreken omdat dat alles was wat hij ooit gehoord had en ik sprak tot hem. Zie? Als ik zei: "Zeg mamma", zou hij zeggen: "Mamma."
En ik zei: "Zeg: I love Jesus."
"I love Jesus."
En ik zei: "Praise the Lord."
33 En de vertaler moest tegen deze Duitser terug spreken, tot de Duitser; het werd vertaald vanuit het Engels weer terug in het Duits. My, de volgende dag stond werkelijk alles in de krant.
34 De predikers van de staatskerk, een groep van hen kwam en zij wilden een ontbijt met mij hebben, en ongeveer tweehonderd, driehonderd kwamen er. O, ik denk, misschien iets als deze tabernakel vol met mensen. Zij kwamen naar een groot hotel en ze zeiden: "Als het zou kunnen worden bewezen dat het de Waarheid was, dat het geen toverij was." Genade! Ze zeiden: "Als het geen toverij was, wel, dan zouden zij bereid zijn om te protesteren tegen de kerk en eruit komen, als zij het niet wilden aannemen.
35 Dus gingen wij er die morgen heen. Ik zei: "Broeders, toverij? Het is absoluut totaal onmogelijk voor enige demoon om iets te maken te hebben met Goddelijke genezing." Ik zei: "Ik zal dat op elke wijze ontkennen. Elke Schriftplaats is er tegen. Er is totaal geen macht bij de duivel om enige Goddelijke genezing te doen." Ik zei: "Er is niets in de duivel dat kan genezen. Als het zo is... Jezus zei Zelf: 'Als Satan Satan uit kan werpen, dan is zijn koninkrijk verdeeld en kan niet standhouden.' Zie? Hij kan Satan niet uitwerpen. De genezing komt alleen van Jezus Christus."
36 En zo zaten zij daar een poosje en ze zeiden: "Wel, wij kunnen niets van deze visioenen begrijpen. Wij weten het gewoon niet." Ze zeiden: "Wij, wat wij denken, is... U zult ons dit moeten ophelderen." Ze zeiden: "Wij denken dat het zo is, dat u op de dag rondgaat naar deze huizen en de mensen hun gebedskaarten geeft en hen 's avonds naar het podium brengt en dan hebt u tot hen gesproken en u weet wat hun ziekten zijn en weet alles over hun leven."
37 Ik zei: "Broeder, ik kan geen Duits spreken; ik kan dat niet... Zie hier." Ik zei: "Als ik het visioen geef, kan ik zelfs hun naam niet uitspreken. Ik moet het spellen. Ik zou hun namen moeten spellen en de plaatsen waar zij vandaan komen, zoals "w, x, y, o, p, q, r" zoiets dergelijks, zoals hun namen zijn." Ik zei: "Hoe zou ik het kunnen doen? Vraag het aan de mensen. Zoek het uit bij hen." "Wel", zei ik, "de jongens geven de gebedskaarten uit in de samenkomst. En wat met al degenen die zelfs geen gebedskaarten hebben?"
"Wel", zeiden ze, "wel, zou dat de duivel niet kunnen zijn die dat doet?"
Ik zei: "Kan de duivel genezen?" Ik zei: "Als het..." Ik zei...
"Zou het gedachtenlezen kunnen zijn?", zeiden ze.
38 Ik zei: "Wel, kan gedachtenlezen de blinden laten zien?" Ik zei: "Zeiden zij niet hetzelfde van onze Here, toen zij zeiden: 'Wel, deze Man heeft een duivel.' Zij zagen Hem dingen voorspellen en het de mensen vertellen. Zij zeiden: 'Hij heeft een duivel.' En de Farizeeërs stonden op en zeiden dit, een andere groep van hen zei: 'Kan de duivel de blinden laten zien?' Beslist niet. Het kan niet."
39 Toen, tijdens het ontbijt die morgen, hadden zij een grote Duitse fotograaf om de foto's daar van het ontbijt te nemen.
40 Nu, wij zijn ons er allen van bewust dat onze camera's maar amateurtjes zijn in vergelijking met de Duitse lenzen. Iedereen weet, die verrekijkers koopt of Duitse... Wel, neem bijvoorbeeld onze kleine Argus camera. Ik heb er een. Hij kost negenenzestig dollar met al de uitrusting erbij. En dat is een vijfendertig millimeterlens. De Duitse Leica, in een vijfendertig mm. uitvoering kost vijfhonderd dollar. Dat is gewoon het verschil tussen negenenzestig en vijfhonderd dollar. O, hun lenzen gaan ver boven die van ons uit.
41 En zij hadden daar een grote camera opgesteld om foto's van de samenkomst te maken, van het ontbijt. En zij vroegen hoe die inspiratie... Ze zeiden: "Wel, wij voelen dat het een georganiseerd iets is. Het is het een of ander iets wat u hebt. Het is het lezen van gedachten. Die Duitsers kunnen misschien op hun kaarten kijken of het een of ander en zij kunnen dat aan u overbrengen."
42 Ik zei: "Hoe komt de genezing dan?" Ik zei: "Wie voorspelt deze dingen, wie, wat, dat zal komen?"
"Wel", zeiden zij, "misschien is dat ook gedachtenlezen."
En ik zei: "Dan gelooft u niet in God."
43 "O, wij geloven wel in God, zeker. Wij geloven in God. Maar wij zien niet..."
44 Ik zei: "Broeder, u bent gewoon blind geboren, dat is alles. Ziet u? U werd blind geboren en ik betwijfel of u ooit uw gezichtsvermogen zult ontvangen of niet." En ik zei: "Als... ik zou liever lichamelijk blind zijn dan geestelijk zó blind. Wel", zei ik, "u zou veel beter af zijn als ieder van u totaal blind was en rondgeleid moest worden bij uw arm, omdat u geen ogen had. Laat iemand uw ogen zijn om u te leiden." Ik zei: "U zou veel beter af zijn. Maar", zei ik, "omdat u de dingen ziet die profeten verlangden te zien. U ziet de dingen die grote mannen verlangden te zien en toch wilt u het niet geloven." Ik zei: "Wel sprak Jesaja terecht van u, zeggende: 'Gij hebt ogen en kunt niet zien en oren en ge kunt niet horen.'" En wat betreft...
45 Ze zeiden: "Wel, wat die foto van de Engel des Heren betreft die u daar op het podium hebt," zeiden ze, "hoe zit het daarmee?"
46 Ik zei: "Dat is een bewijs, een wetenschappelijk bewijs dat Jezus Christus nog steeds leeft en regeert." Ik zei: "Dat is dezelfde Vuurkolom of Licht, die de kinderen van Israël volgde en hen door de woestijn bracht en hen naar het beloofde land bracht. En elke lezer weet dat dit de Engel van het Verbond was, welke Jezus Christus is." En ik zei: "Hij was bij de Vader vóór de grondlegging der wereld. Hij is het altijd geweest. En Hij is altijd dezelfde vandaag."
47 "O", zeiden ze, "wij hebben gehoord van uw Amerikaanse fantastische dingen, Goddelijke genezingsdiensten en zo."
48 Ik zei: "Daar spreek ik niet over. Dat is het onderwerp niet. Ik spreek nu over mijn eigen bediening. Die broeders kunnen de hunne verdedigen. Maar", zei ik, "ik spreek over mijn eigen bediening."
En hij zei: "Wel, wij hebben al dat spul en dergelijke al gehoord."
49 Ik zei: "Wel, als u wilt geloven, bent u een gelovige. Als u het niet doet, bent u geen gelovige, dat is alles."
En ik zei: "Ik kan het niet verklaren. Het heeft voor mij geen nut om het te proberen. Want als ik het zou proberen, zou ik proberen God te verklaren. En wie kan God verklaren? God heeft het zo gemaakt dat niemand van ons God verklaren kan. Wij geloven God door geloof. Niet door een gezicht, niet door kennis, maar door geloof geloven wij God. God moet aangenomen worden door geloof... onverklaarbaar. U moet het aannemen. Als het verklaarbaar is, behoeft u geen geloof meer te gebruiken, als u het kunt verklaren. Zie, u behoeft niet... U kunt de details vertellen."
50 Hoevelen begrijpen dat? Ziet u het? U kunt God niet verklaren. U moet God geloven. Het is voor u een geheimenis, maar u moet het aannemen. Dat is op de basis van uw geloof, iets aan te nemen dat u niet kunt verklaren. Amen. Zo is het. Dat is het. Zie, u moet iets verklaren en iets geloven dat... Ik bedoel, iets geloven wat u niet kunt verklaren. Het is onmogelijk om het te verklaren.
51 Wel, zij zaten daar en krabden zich het hoofd. En o, u weet hoe de soevereiniteit van God altijd aan het werk is. Is het niet zo? Wat er ook plaats vindt, God is in de weer. Precies op dat kritieke moment, precies op de tijd dat honderden van die herders van de staatskerk daar aan dit ontbijt zaten.
52 En deze grote Duitse camera stond daar. En hij nam een foto en draaide dan door met een hendel, keerde weer om, net als een vijfendertig mm., alleen zo groot. Een heel grote camera, die alles zo nam. En hij kiekte en draaide door en hij bleef maar foto's nemen.
53 En omstreeks die tijd, zei ik: "Even een ogenblik. Degene waarover ik spreek, is hier nu." Ik zei: "Hij is hier tegenwoordig." Ik zei: "Ik zie het. En Hij beweegt Zich." Wel, de Duitser stelde zijn camera precies zo in.
Hij zei: "Ik zal het beproeven." Hij schoot de foto.
54 Ik zei: "Het is deze man die hier precies staat. Hij is een leider van tweeëndertig duizend communisten, die daar staat." En de tolk gaf het aan hem door. Ik zei: "Hij is geen Duitser." Ik zei: "Hij is een Italiaan. Hij komt uit Italië. En ik zei: "Hij is helemaal geen Duitser."
"En dat was de waarheid", zei hij.
En ik zei: "U werd onlangs bekeerd."
"Ja."
Ik zei: "U tikte een Bijbel op de kop. U werd als een Katholiek opgevoed."
"Ja."
55 "En u tikte een Bijbel op de kop. En u nam de Bijbel en u las hem en werd overtuigd dat Het was... Jezus Christus de Zoon van God was. En u nam het aan."
Hij zei: "Dat is juist."
56 En ik zei: "Nu bent u verborgen voor de Katholieke kerk en hebt een weeshuis daar boven in de bergen."
Hij zei: "Dat klopt."
57 En ik zei: "De reden waarom u uw ontbijt niet neemt, is omdat u zo'n maagkwaal hebt dat u geen ontbijt kunt eten."
Dat was juist. En hij begon te huilen.
58 Ik zei: "Maar, ZO SPREEKT DE HERE, u bent genezen. Eet uw ontbijt." Dat stelde het vast.
59 En zij namen de foto. En zij namen... En die camera stond daar nu en nam elk van die foto's. En hij nam drie foto's van de Engel des Heren. En vervolgens namen zij er vijf of zes daarna; en vijf of zes, van tevoren. En het liet in de camera weer de Engel des Heren zien die neerkwam. Toen Hij kwam, begon te komen, toen Hij boven mij kwam en toen Hij vertrok. En ik heb ze hier op het podium vanmorgen, die alle Duitse kranten haalden en overal elders. En ik heb hier nu de foto's van de Engel des Heren. O mens!
60 De Here Jezus faalt nooit. "Hemelen en aarde zullen voorbij gaan", zei Hij, "maar Mijn Woord zal niet voorbijgaan." Hij zei: "Ik, de Here, heb het geplant, Ik zal het bewateren dag en nacht." Halleluja! "Opdat niemand het uit Mijn hand zal rukken, zal Ik het dag en nacht bewateren." Zie?
61 Nu, ik heb er hier een heel stel. Er zijn er ongeveer twee dozijn. Maar hier is de foto, degene die ik hier zo omhoog houd. En misschien zal ik na de dienst broeder Neville spreken, of hij er voor wil zorgen, dan kan hij het u na de diensten laten zien.
62 En nu, hier is de foto van het predikers-ontbijt. U kunt zien hoe de lichten hier boven zijn, hoe de zaal eruit ziet. En daar zijn er slechts ongeveer zes, na, hiervoor en zes daarna.
63 Nu, daar is Hij. Dit ben ik, ik sta hier. Dat is de tolk. En dat is Dr. Guggenbuhl. Dat is broeder Bosworth. Die zijn allemaal van de staatskerk, voorgangers, groepen van hen. Goed.
64 Nu, dat laat zien toen het genomen werd. U ziet dat er geen licht of iets daarin is, zie toen het genomen werd.
65 Nu, toen stond ik op en zei: "Staat op uw voeten, de Engel des Heren is hier." Hier is Hij. Nu, dat is toen Hij neerkwam. Ziet u, hier ben ik, precies hier staande. Hij komt neer. Zij hebben de foto ervan, omhoog gaande, net alsof Hij vanaf het plafond kwam. U ziet iedereen kijken. En deze foto hier is van de zijkant af genomen.
66 En hier, deze man hier, met zijn omgekeerde boord, is de man die met mij sprak. Zie? Dat is degene tot wie ik hier sprak en hij kijkt toe. Ik zei: "Het visioen is van deze man die hier tegenover staat. En dus, wat voor soort gebedskaart hebt u? Zie?" U ziet wat zij... Daar zijn zij.
67 Nu, hier is Hij toen Hij al neergekomen was en u kunt niets anders zien dan alleen mijn schouders daar. Toen was het visioen aan de gang en vertelt Hij het hem. En hier was Hij terwijl het van mijn gezicht weggaat, met mijn gezicht daar half afgesneden met het visioen, de Engel des Heren, terwijl de heerlijkheid van de Here wegging. Ziet u Hem precies daar? [De samenkomst zegt: "Amen" – Vert] En hier is Hij nadat het voorbij was, helemaal nergens.
68 Zij hebben het nu, het is door heel Duitsland gegaan. Het komt nu door de staten en de verschillende godsdienstige tijdschriften. Daar is er een, neerkomend; hier is er een terwijl Het bezig is, en hier is er een wanneer Hij weggaat. Zie?
69 O, Hij leeft, Hij leeft! Christus Jezus leeft vandaag. Dus maakt u zich nooit zorgen temidden van het conflict, Hij is nog steeds God. Hij heeft het altijd gedaan. Ik ben daar zo dankbaar voor geweest.
70 Ik weet dat het hier in mijn vaderstad moeilijk is om begrip te vinden, speciaal als ik thuis ben. Het is de moeilijkste plaats ter wereld, natuurlijk is het dat; niet vanwege u, mijn vrienden. Maar, wel, zei Jezus niet hetzelfde? Onder je eigen mensen is het het moeilijkst. Natuurlijk kunnen zij het niet helpen. De mensen willen het niet, maar zij zijn zo. De Schrift kan niet anders dan vervuld worden. Hij moet vervuld worden. Hij kan niet gebroken worden. De Schriften moeten vervuld worden. Dus, Jezus leeft vandaag.
71 En vrienden, deze kleine oude tabernakel vandaag, met zijn kleine ruwe muren, en voor de vreemdelingen die in onze poorten zijn, wij verwelkomen u hier op zijn hartelijkst, in de Naam van de Here Jezus Christus, als Zijn geliefde kinderen. En wij hebben Hem lief en willen dat u van deze gemeenschap tezamen geniet vanmorgen, als wij spreken over het Woord van de levende God.
72 En ik begeer plechtig dat u voor mij zult bidden. Ik ben op het kruispunt van mijn leven op dit moment. Ik ben al lange tijd bezig op dit punt te komen. En ik kwam tenslotte tot deze plaats, waarop ik zonder uitstel een grote beslissing moet nemen. Dus bidt u voor mij. Wilt u het doen? [De samenkomst zegt: "Amen" – Vert]
73 Ik zal u een klein begrip meegeven. Ik heb tussen broeders gestaan, niets vertegenwoordigend, komend van de een naar de ander. En ik heb opgemerkt, terwijl ik tussen hen in stond, dat ik mijzelf tot deze plaats gebracht heb. Het is...
74 Ik werd hier geordineerd door Dr. Davis, u weet het allen, in de kleine oude Baptistenkerk daarginds. En nu de...
75 Ik heb u dikwijls verteld dat ik twee klassen mensen vond. Eén daarvan zijn de Baptisten en de fundamentalisten, die een goed verstandelijk begrip van het Woord hebben. Aan de andere kant vind ik de Volle Evangelie-mensen, Methodisten, Nazareners, Pelgrim Heiligheidsmensen, Pinkstermensen, enzovoort; zij hebben het geloof. Een van hen is opgeklommen om de Heilige Geest te ontvangen en dezen... maar zij zijn er zo gemakkelijk mee, zij weten niet hoe het te beheersen. En de anderen hier kennen het Woord en hoe Het te plaatsen, maar hebben er geen geloof bij. Als ik slechts Pinkstergeloof kon hebben in Baptistentheologie (wat?) zou de Gemeente klaar voor de reis zijn. Zo is het. In orde, als ik het alleen maar kon vatten. Die wonderbare gaven van Pinksteren, het is een schande hoe u ze vertrapt en mishandelt, enzovoort.
76 Hier, ik zal u iets vertellen wat onlangs gebeurde, alleen maar om het u te tonen.
77 Ik wil dit zeggen omdat dit de tabernakel is en ik thuis ben. Ik predik hier wat ik wil, zie, of liever, wat de Here mij vertelt. Zie? Het is niet mijn doel om te zeggen: "Wat ik wil." Ik zou dat niet willen zeggen, omdat dat mijn eigen verlangens zouden zijn.
78 Maar ik hoorde onlangs een opmerking die iemand gemaakt had over een wagen. Een knaap zei: "Ze hadden een geweldige samenkomst." Hij zei: "Maar er was niet genoeg geest, er was niet genoeg lawaai bij."
79 En de oude prediker zei: "Wel", zei hij, "toen ik vroeger nog op de boerderij woonde, ging ik naar de boerderij en ik ging met mijn wagen leeg weg en iedere keer dat ik over een kleine hobbel reed, piepte en kraakte, wipte, en sprong hij op terwijl ik reed. Hij zei: "Toen ik hem volgeladen had met goed voedsel en produkten, reed ik hem terug. En hij ging over dezelfde hobbels en bewoog helemaal nooit, een goede, volgeladen wagen."
80 Dus wat wij vandaag nodig hebben, is een goede, volgeladen wagen, wetend waar wij gaan, geleid door de Heilige Geest.
81 Nu, enige tijd geleden, ik vertel u wat... Weet u wat mijn theologie is? Verlossende liefde, als u liefde hebt voor elkaar. Zie? Het doet er niet toe wat deze andere dingen zijn, hoeveel gaven wij hebben of hoeveel van dit wij hebben of hoeveel van dat; als wij geen liefde hebben voor elkaar, zijn wij verloren. Dat is alles.
82 Ik ging naar een man. Nu, broeders, ik noem hier vanmorgen namen van kerken. Het is niet mijn bedoeling daarmee te kwetsen. Maar ik ging naar een persoon die behoorde tot de Assemblies of God. Hij kende mij niet. Het is jaren geleden. Ik ging naar hem toe en ik zei: "Hoe maakt u het, meneer?"
Hij zei: "Hoe gaat het met u?"
Ik zei: "Ik begrijp dat u een prediker bent."
83 Hij zei: "Dat ben ik." En net voordat de... een groot man in de Assemblies of God, hij wilde dat ik mij aansloot bij de Assemblies of God. Hij zei: "Kom en sluit u aan, omdat wij de grootste Pinksterorganisatie ter wereld zijn."
84 Ik zei: "Dat mag zo zijn, mijn broeder, maar ik houd ervan tussen u allen in te staan en te zeggen: 'Wij zijn broeders', zie?" Ik zei: "Ik mag het misschien ergens verkeerd hebben in mijn mening, maar u misschien ook, maar laten wij in ieder geval broeders zijn. Zie? Laten we broeders zijn."
En hij zei: "O, zei hij, "in orde. Wij hebben de kerk."
85 Ik ging toevallig op onderzoek uit. Ik ging naar een persoon toe. Ik nam slechts de negatieve kant aan beide zijden, om uit te testen. Ik ging naar deze broeder en ik zei: "Ik hoor dat u tot de Assemblies of God behoort en een prediker bent."
Hij zei: "Dat ben ik." Hij zei: "Wat bent u?"
Ik zei: "Ik ben een Baptist."
En hij zei: "Wel, hebt u de Heilige Geest ontvangen?"
Ik zei: "Ja." Ik zei: "Ik ontving de Heilige Geest."
Hij zei: "Spreekt u in tongen?"
Ik zei: "Ja, ja, ik sprak in tongen."
86 Hij zei: "Broeder, u hebt het ontvangen. Halleluja. Prijs de Here. Dat is Het."
87 Ik zei: "Ja." Ik zei: "Ja, ik ontving de Heilige Geest en sprak in tongen en voor het bewijs ervan." En ik zei...
88 Hij zei: "O, u zult dan uit die oude stijve, vormelijke Baptistenkerk komen. Halleluja!" En hij sprak een paar keer in tongen.
89 Ik zei: "Ja, ik ontving de Heilige Geest en werd gedoopt in Jezus Christus' Naam. En..."
Hij zei: "U hebt wàt?"
90 En ik zei: "Ik ontving de Heilige Geest en werd gedoopt in Jezus Christus' Naam."
Hij zei: "Je ontvangt de Heilige Geest zo niet."
91 Ik zei: "Dat hebt u mij een beetje te laat verteld." Ik zei: "Ik heb Hem al ontvangen." Dus zei hij... En ik zei: "Ik heb dat gewoon al gedaan."
92 En hij zei: "U kunt Hem zo niet ontvangen." Hij zei: "Gelooft u dat soort ketterij?" Zie?
93 Ik zei: "O, ik zou het geen ketterij willen noemen." Ik zei: "Het wordt in de Bijbel geleerd."
94 Hij zei: "Ga mijn huis uit. Ik wil zelfs niets met u te maken hebben."
Ik zei: "Goed. De Here zij met u, broeder." Ik liep naar buiten.
95 Niet lang geleden was er daarbuiten een oude Baptistenprediker... Dat was mijn eerste reis naar Phoenix, Curtis. Ik ging deze oude makker bezoeken. Ik liep bij hem binnen en ik zei: "Hoe gaat het, meneer?"
Hij zei: "Hoe gaat het met u?"
96 Ik zei: "Ik hoor dat u een Baptistenprediker bent." Daar ver weg, in de tijd dat die oude knaap daarginds in die plaats werd genezen van die longkwaal, waar dat tuberculeuzen-tehuis is. Ik vergat de naam van de plaats. Ik zei gewoon: "Ik hoor dat u een Baptistenprediker bent."
Hij zei: "Ja."
Ik zei: "Hebt u de Heilige Geest ontvangen?"
Hij zei: "Wel, wat bent u, Pinksteren?"
97 En ik zei: "Ja, ik ben van Pinksteren." Ik was een Baptist voor de ander, maar ik was een Pinksterman voor deze. Ik zei: "Ja." Ik zei: "Ik ben van Pinksteren." Ik zei: "Hebt u de Heilige Geest ontvangen, met als bewijs spreken in tongen?"
98 Hij zei: "Uh-huh." "Wel, ik vertel u, broeder", zei hij, "dat is in orde." Hij zei: "Maar, weet u, ik... nooit... Op de een of andere wijze kon ik het zo niet zien." Hij zei: ...
99 En ik zei: "O, dan hebt u niets ontvangen. Dat is alles wat er aan de hand is. U hebt niets ontvangen, tenzij u het doet. Dat is alles."
100 Hij liep naar mij toe, greep mijn hand, keek mij recht in de ogen en sloeg zijn arm om mij heen. Hij zei: "Maar wij zijn broeders, is het niet? We gaan naar de hemel, nietwaar, broeder?"
101 Ik zei: "Ja, broeder, ik sta toevallig aan uw kant." Zie?
102 Nu, ik zei: "Die man bewees daardoor dat hij de Heilige Geest had en de ander bewees dat Hij de Heilige Geest niet had." Zo is het. Zie? Zo is het precies. Zie? De man had theologie, maar zodra ik hem iets vertelde wat zijn theologie doorkruiste, viel hij door de mand, omdat hij niets anders had dan zijn theologie. Ik kruiste de theologie van deze andere man en hij had Christus om hem daar vast te houden. Amen. O my!
103 Wees een goede wagon, volgeladen, vol met goede dingen en heb geloof met elkaar, geloof in God en heb liefde voor elkaar en de Here zal u zegenen. Gelooft u niet? [De samenkomst zegt: "Amen" – Vert] Amen.
Nu, voordat wij hier deze gezegende oude Bijbel openen, laten wij bidden.
104 Onze Hemelse Vader, het is zo goed vandaag te weten dat Jezus stierf in onze plaats om ons van de zonde te redden en ons tezamen te brengen als geliefde kinderen, in de zalving van de Heilige Geest, onze ziekten genezend, al onze ongerechtigheid vergevend; Die al onze ziekten geneest, onze jeugd vernieuwend zoals Hij doet met de arenden, zodat wij zeer hoog kunnen opstijgen.
105 De arend kan hoger gaan dan elke andere vogel, omdat hij ver kan zien en dingen kan zien die komende zijn. We zijn dankbaar vanmorgen, Here, dat U ons plaatst met het oog van de arend, de Heilige Geest, die ver weg ziet en de grote tijd die komende is, ziet, als Jezus zal komen. Alle moeiten zullen voorbij zijn, alle ziekte zal eindigen, alle smarten van de dood zullen wegvluchten. We zijn hier gelukkig mee. En om de gelegenheid te hebben om nu te leven in deze grote, wonderbare dagen en het Evangelie te prediken.
106 En dit te weten, dat Satan zijn laatste slag op de gemeente slaat. Hij zal het nooit meer kunnen doen na dit tijdperk. Zij zal veilig onder de vleugel van haar Geliefde zijn na deze tijd. En wij beseffen dat hij op een godsdienstige wijze nabootst. Hij doet allerlei dingen. En de Bijbel zegt dat hij zou zijn als een brullende leeuw, verscheurend wie hij zou willen. Hij zal zo schrander en knap zijn dat hij de uitverkorenen, als het mogelijk zou zijn, zou verleiden, "indien mogelijk". Maar o, Here, Gij zijt de bescherming van diegenen die vluchten naar Uw boezem als een schuilplaats. En wij komen in Jezus' Naam; neem ons aan, Here.
107 Zegen het lezen van Uw Woord. Zegen de mensen hier. Ik ben zo blij, Here, vandaag thuis te zijn, waar wij geen tolk nodig hebben, waar wij niet iemand nodig hebben om de taal te vertalen. En wij denken daaraan dat, als wij thuiskomen in de Heerlijkheid, zij geen vertalers meer nodig hebben, geen tolken meer, we zullen allen één geweldige taal daar spreken. Babylon zal dan tot het verleden behoren, vergeten. Geen herinnering eraan; het zal alles voorbijgaan.
108 Dus, Vader, wij bidden in Jezus' Naam, dat U het Woord aan ons wilt uitleggen. Zegen ons. Zegen elke zondaar, Here, die hier aanwezig is; moge hij gedurende de tijd van de prediking van het Woord, overtuigd worden dat hij verkeerd geleefd heeft, zodat hij of zij zal komen om hun leven aan U te geven, in overgave vandaag, wetend dat het de laatste dag is.
109 Mogen de heiligen bemoedigd worden. Mogen wij van hier gaan met een nieuwe visie vandaag, gaande in de kracht van de Here. Mogen de zieken vanmorgen gezond weggaan. Moge de prediking van het Woord het brengen. Moge iedere zieke persoon genezen worden, allen die ernstig ziek zijn; sommigen van hen ziek, blind, door kanker gekwelden, zij die een hartkwaal hebben, allerlei toestanden. U bent de Geneesheer, Vader. En moge U Uzelf manifesteren in de Geest vanmorgen, beseffende dat er niets is in een mens wat een ander zou kunnen genezen. Maar de genezing ligt in het geloof, in de Here Jezus. En moge Hij zo dichtbij zijn, dat iedereen vandaag zijn genezing kan aannemen (sta het toe) en boven alles hun verlossing aannemen. In Jezus' Naam bidden wij. Amen.
110 Nu, ik wil hier vanmorgen een kleine tekst nemen voor een klein gesproken drama. Ik sprak al eens eerder over dit onderwerp, en mij werd gevraagd om het opnieuw te doen in de tabernakel.
111 Hier onlangs was ik op zekere dag in Kentucky te Campbellsville. En terwijl ik daar in een kleine plaats, in een klein motel daar zat, was er een... Die avond, terwijl ik de Schrift las, las ik een Schriftgedeelte over een zeer slechte vrouw in de Bijbel. En zij bewees een grote eer aan Jezus.
112 En Jezus zei eens tot een van deze vrouwen: "Dit verhaal moet overal waar dit Evangelie gepredikt wordt, verteld worden."
113 En ik dacht: "Ik heb hierover nog nooit ergens gesproken. Ik geloof dat ik zal proberen erover te spreken in de vorm van een klein toneelstuk.
114 En toen werd mij vanmorgen of een paar dagen geleden liever, gevraagd of ik naar de tabernakel terug wilde komen en hier weer over wilde spreken vanmorgen. En ik bid dat... Misschien was hier iemand die daar toen was toen ik erover predikte. Ik zal proberen het van een wat ander standpunt te benaderen.
115 En nu, de Schriftlezing wordt gevonden in Lukas, het 7e hoofdstuk, te beginnen met het 36e vers. Ik zal het ene vers lezen en als u dan naar huis gaat, leest u ook de rest ervan. Lukas 7:36. Of misschien zal ik er iets van lezen, omdat het goed is om het te lezen.
116 Weet u, het Woord des Heren is altijd volmaakt. Wij zien de tijdperken voortrollen. We zien hoe de wetenschap oprijst en zegt: "O, God maakte daar een fout." Binnen een paar jaar komen zij erop terug en zeggen: "Weet u, Hij had gelijk." Zie? Zij... altijd... Zie, zij bewezen eerst wetenschappelijk dat Hij ongelijk had, vervolgens moeten zij al hun theologie verscheuren, terugkomen en bewijzen dat Hij gelijk had. Zie? Dus God zit hen in de hemelen gewoon uit te lachen, veronderstel ik, en zegt: "O my! Arme kleine kinderen, waarom komen jullie niet tot jezelf? Komt en dient Mij en gelooft gewoon wat Ik erover zei." Zie? Dat stelt het vast.
117 Zie, nu heb ik u een kans gegeven om de Schrift op te slaan.
En een van de Farizeeën bad Hem, dat Hij met Hem at; en ingegaan zijnde in het huis van de Farizeeër, zat Hij aan.
En ziet, een vrouw in de stad, die een zondares was, verstaande, dat Hij in het huis van de Farizeeër aanzat, bracht een albasten fles met zalf.
En staande achter aan Zijn voeten, wenende, begon zij Zijn voeten nat te maken met tranen, en zij droogde ze af met het haar van haar hoofd, en kuste Zijn voeten, en zalfde ze met de zalf.
En de Farizeeër, die Hem genodigd had, zulks ziende, sprak bij zichzelf, zeggende: "Deze, indien Hij een profeet was,... (begrijpt u het?). Deze, indien hij een profeet was, zou wel weten, wat en hoedanige vrouw deze is, die Hem aanraakt; want zij is een zondares.
118 "Als Hij een profeet was." Zie? Daarvoor hadden zij Hem daar.
En Jezus antwoordende, zei tot hem: Simon! Ik heb u wat te zeggen. En hij sprak: "Meester! zeg het."
Jezus zeide: Een zeker schuldheer had twee schuldenaars; de een was schuldig vijfhonderd penningen, en de andere vijftig.
En toen zij niet hadden om te betalen, schold hij het hun beiden kwijt. Zeg dan, wie van dezen zal hem meer liefhebben?
En Simon, antwoordende, zeide: Ik acht dat hij het is die hij het meeste kwijtgescholden heeft. En Hij zeide tot hem: Gij hebt recht geoordeeld.
En Hij, Zich omkerende naar de vrouw, zeide tot Simon: Ziet gij deze vrouw? Ik ben in uw huis gekomen; water hebt gij niet voor Mijn voeten gegeven; maar deze heeft Mijn voeten met tranen nat gemaakt, en met het haar van haar hoofd afgedroogd.
Gij hebt Mij geen kus gegeven; maar deze, van dat zij ingekomen is, heeft niet afgelaten Mijn voeten te kussen.
Met olie hebt gij Mijn hoofd niet gezalfd, maar deze heeft Mijn voeten met zalf gezalfd.
Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn haar vergeven, die vele waren, want zij heeft veel liefgehad; maar die weinig vergeven wordt, die heeft weinig lief.
En Hij zeide tot haar: Uw zonden zijn u vergeven.
En die mede aanzaten, begonnen te zeggen bij zichzelf: Wie is Deze, Die ook de zonden vergeeft?
Maar Hij zeide tot de vrouw: Uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede.
119 Weet u, er is iets verkeerd van het begin af. Het beeld ziet er ergens niet juist uit. Je kunt gewoon zien dat er ergens iets verkeerd zit hier. Wat zou deze Farizeeër met Jezus willen? Hij had niets voor Hem. Hij haatte Hem. De Farizeeërs hielden niet van Jezus. Waarom zou hij Hem te eten vragen als gast, terwijl hij Hem haatte? Gewoonlijk vragen mensen elkaar te eten omdat zij van elkaar houden. Maar deze Farizeeër die Jezus uitnodigde, dat ziet er niet goed uit, is het wel? Er is ergens iets verkeerd met dit verhaal. Laten we dus nu geen haast hebben en dit verhaal een poosje bekijken. Laten we het bekijken op de wijze van een drama. En laten wij het overdenken. Er is iets verkeerd.
120 Weet u, mensen hebben dingen gemeenschappelijk. U weet dat mensen die de Here liefhebben, graag naar de kerk gaan, omdat zij dingen gemeen hebben. Zij... Wij hebben gemeenschappelijke gronden voor zaken. Wij komen hier omdat wij allen gelovigen zijn in deze wijze van aanbidding. Wij geloven in Goddelijke genezing; daarom brengt u uw zieken hier. U gaat niet naar plaatsen waar zij niet in Goddelijke genezing geloven, om genezen te worden. U gaat naar plaatsen waar zij in Goddelijke genezing geloven. En wij geloven in aanbidding van de Here in de Geest. Daarom komen wij hier, omdat wij gemeenschap hebben.
121 Nu, zoals ik dikwijls gezegd heb, net als wanneer u een klein meisje neemt die heel de tijd om oma heenhangt. Je kunt maar beter opletten. Er is daar iets verkeerd. Er is teveel verschil in leeftijd. De ene is zes jaar oud en de andere zeventig. Er is iets verkeerd. Nu, zij mag dan oma's lieveling zijn, ziet u, dat zou kunnen. Of misschien heeft oma een zak vol snoep, weet u. Dus is er iets, een reden waarom dat kleine meisje... Waarom? Zij wil niet spelen met de kinderen, zij volgt alleen maar oma. Er is iets eigenaardigs mee. Want kleine kinderen hebben dingen gemeen met kleine kinderen. Kleine kinderen spelen met kleine kinderen. De Bijbel spreekt erover in Jesaja, dat kleine kinderen in de straten spelen.
122 Nu, neem Duitsland. Ik zag de kleine Amerikanen en de kleine Duitsers allen tezamen spelen. De kleine Duitser kletste in het Duits, de kleine Amerikaan sprak Engels, maar zij speelden samen. Ze waren kinderen. Ze hadden dingen gemeen.
123 Jonge vrouwen hebben dingen gemeen. Zij gaan om met jonge vrouwen. Zij spreken over hun vriendjes en verschillende zaken. Zij gaan met elkaar om.
De mensen op middelbare leeftijd hebben hun gemeenschappelijke dingen.
124 De oudere mensen hebben hun gemeenschappelijke dingen. Neem de oudere vrouwen, zij spreken over de oudere vrouwen. Zij hebben dingen waarover zij gemeenschappelijk spreken.
125 En wij hebben verschillende clubs, zoals bijvoorbeeld de Kiwanis. De Kiwanis, de mannen van de stad komen daar tezamen en spreken met elkaar. Zij hebben dingen gemeen waarin zij geïnteresseerd zijn, in het sociale leven van de stad. Zij willen weten hoe zij het tot een betere plaats kunnen maken en hoe zij de armen kunnen voeden, enzovoort, ziet u, dus hebben zij een ontmoetingsplaats. Zij hebben dingen gemeen. Zij willen praten over deze dingen, onderwerpen waarover zij willen praten.
126 Zoals mamma vroeger in het verleden placht te zeggen: "Soort zoekt soort." Daar zit heel wat waarheid in. Zie? U neemt...
127 U ziet niet dat buizerds en duiven enige gemeenschap met elkaar hebben. Zij verwijderen zich snel van elkaar. Waarom? Zij hebben niets om over te praten. Nu, een buizerd zou kunnen praten met een buizerd over een dood, oud karkas ergens.
128 En zo is het met zondaars. Zij praten over grote dansfeesten en partijtjes waar zij naartoe gaan, buizerds; zij houden ervan om over die dingen te praten.
129 Maar een duif kan het niet. Hij heeft geen belangstelling voor dat oude, dode karkas; hij laat het daar liggen. My, hij kan de reuk ervan niet verdragen. Hij gaat erbij vandaan. Zie? Dat is de wijze waarop Christenen spreken over heilzame en goede dingen; en zondaars spreken over smerige en ordinaire dingen en zingen ordinaire liederen.
130 Het is zelfs zo schandelijk in ons Amerika hier, dat de mensen aan de overkant willen weten wat voor soort vrouwen wij hier in dit land hebben. Ze zeiden: "Al jullie liederen zijn vuile liederen over vrouwen. Hebben jullie hier wel aardige?"
131 En een zekere organisatie had een conventie daar. De krant nam het op terwijl ik daar was. En zij moesten de jonge dames hun jasjes over hun benen laten leggen, zodat zij een foto van hen konden nemen, om te voorkomen dat die foto de krant te schande zou maken; zij droegen shorts in een grote godsdienstige organisatie van ons, die naar Duitsland kwam. My! Buizerds! Zo is het. Soort zoekt soort. Het is verschrikkelijk, maar het is de waarheid.
132 Nu, wij zijn hier thuis en wij willen praten zoals we thuis zouden doen. Wij willen praten met mensen van thuis. En nu, dat is de reden dat zij geen enkele gemeenschap hebben.
133 Nacht en dag hebben geen enkele gemeenschap. Als de dag aanbreekt, vlucht de nacht weg. Maar de nacht kan niet aanbreken en het daglicht uitdoen als de dag aanbreekt. Daglicht en nacht kunnen niet tegelijkertijd bestaan. Zij kunnen niet bestaan door hetzelfde kanaal. En licht is zoveel sterker dan duisternis; de duisternis wordt verdreven.
134 Hebt u ooit opgemerkt dat spinnen, zwarte weduw-spinnen, slangen en allerlei giftige dieren, reptielen, 's nachts rondsluipen en rondkruipen? Waarom? Zij zijn van de duisternis. Zij zijn van het Koninkrijk der duisternis. En zij willen zich overdag niet verenigen met de spotvogel en dergelijke, omdat zij van de duisternis zijn. Hun werken zijn duister. Het zijn boosdoeners. Hun leven in hen is verkeerd. Als zij u bijten, zou het u doden als u niet onmiddellijk hulp kreeg. En zij hebben gemeenschap in de duisternis.
135 Dat is de reden waarom de meeste mensen tegenwoordig de halve dag slapen, omdat ze de hele nacht uitgaan. Zie? Hun... Het is duisternis. Dan wordt het kwaad gedaan, in de duisternis.
136 Maar Jezus zei: "Gij zijt kinderen van het licht. Wandelt in het licht en gij zult niet in duisternis wandelen..." Hij die wandelt in de duisternis, weet niet waar hij gaat. Hij kan niet zien waar hij loopt. Maar een mens die in het licht wandelt, weet waar hij gaat. U mag dan heel wat struikelingen hebben, maar wij zijn op de thuisreis. Dat is zeker. U weet waar u gaat, omdat u in het licht wandelt.
137 Maar deze gemeenschap... Deze Farizeeër nodigde Jezus uit. Ten eerste wil ik dat u weet wat "Farizeeër" betekent. Een Farizeeër betekent "een toneelspeler". Zoek het Griekse woord op voor Farizeeër, het betekent "iemand die toneel speelt". Ik houd daar niet van.
138 Toneelspelers! Wij hebben er daar in Amerika te veel van. Toneelspelers die beweren iets te zijn wat ze niet zijn, doen alsof ze iets zijn wat ze niet zijn.
139 Zoals het congreslid Upshaw gewoon was te zeggen, met z'n oude leus: "U probeert iets te zijn wat u niet bent." Zo is het. U probeert te handelen als iemand anders en het is uw zaak niet zo te zijn.
140 Ons Amerikaanse volk, in Hollywood bijvoorbeeld. Toen ik daar was, vond ik daar zoveel mensen die acteurs zijn. Ze staan zoveel vóór de camera dat, wanneer ze op straat zijn, zij de een of andere nabootsing... of de een of andere persoon nadoen van een dag uit het verleden. En zij lopen op straat en zij zijn nog steeds aan het toneel spelen. Farizeeër! En het is niet alleen in Hollywood. We hebben het in Jeffersonville. U kijkt teveel naar de televisie. Dat is er aan de hand. Zo is het. Dat is juist. Toneelspelers, Farizeeër, proberend te handelen als iets wat u niet bent, u doet alsof.
141 U vindt het niet alleen op de straten. U vindt het in de preekstoel. Er zijn personen die in de preekstoel gaan met een preekstoelstem. "Wel, ik vertel u, broeders", een preekstoelstem, toneel spelend. Farizeeër! Huichelaar! Spreek zoals u op straat doet. Probeer niet iets op te voeren. Ik haat het om te zien dat iemand probeert iets op te voeren.
142 Heel wat zusters doen soms alsof, evenals de mannen; als je naar hun huis gaat hoor je ze zeggen: "Jan, ga daar in de hoek zitten! Ik heb je toch gezegd dat je niet zou gaan."
"Ja, mijn liefste."
143 De telefoon gaat. "O, hallo." Farizeeër! Jij toneelspeler! Houd op met zo toneel te spelen.
144 Wees jezelf. Handel normaal, natuurlijk, dan zullen de mensen meer van u denken. Probeer niet te handelen als iemand anders die je niet bent. Wees gewoon jezelf. Maar al dat opvoeren, Farizeeër, dan handel je als iemand anders terwijl je het niet bent. Ik houd daar niet van. Je weet nooit hoe je een dergelijk persoon moet nemen. Je weet niet waar je met hem staat. Hij weet zelf niet waar hij staat. Omdat hij iets is, het één in zijn hart en iets anders met zijn mond, dus is hij een toneelspeler. Ik houd daar niet van. Het heeft net teveel weg van iets wat niet juist is, wat wordt opgevoerd.
145 Maar het Amerikaanse volk laat de kleine meisjes uitgaan en kijken naar deze – sommigen van deze vrouwen uit Hollywood, die het een of ander vulgair kledingstuk hebben aangetrokken. Het eerste wat er gebeurt is, weet u, dat zij daarbuiten op straat hetzelfde aanheeft. Toneelspelers! Farizeeërs! Zo is het.
146 Dan, ziet u, een prediker gaat het land door met een bediening. Je ontdekt dat hier een paar Farizeeër-toneelspelers komen, met een opvoering, nabootsing. Het komt voor bij elke stand. Toneelspelers! Het is te erg. Waarom bent u niet gewoon uzelf? God zal meer van u denken. Wees gewoon... Iedereen weet wat u in ieder geval bent. Uw leven spreekt wat u bent, speel dus geen toneel.
147 Wat wilde deze Farizeeër met Jezus? Ik kan dat niet uit mijn gedachten krijgen. Wat wilde hij met Jezus? Hij haatte Hem. En hier is hij, hij zal een groot avondmaal houden.
148 En, o my, ik kan hem op en neer zien lopen in de grote gangen van zijn huis. Wat kunnen zij zich aanstellen! Hij loopt daar op en neer, terwijl hij in zijn mollige, vette handen wrijft, weet u, met grote met diamanten versierde ringen aan zijn vingers. Hij zegt: "Wel, ik veronderstel dat het ongeveer tijd voor mij wordt om mijn feestmaal te houden. Hm!" Geparfumeerde kamers; en zijn Perzische kleden liggen op de vloer! Terwijl hij heen en weer loopt, zegt deze grote vette, in de boter gebakken Farizeeër: "Welnu, als ik maar een beetje vermaak zou kunnen hebben. Als ik maar iets kon vinden! Natuurlijk, weet je, ben ik een bekende man. En ik sta op goede voet met de 'hoogste kringen'." Huh! Huh!
149 'Hoogste kringen'? Daar zetten de mensen vandaag hun zinnen op, op de hoogste kringen. Wat heb ik met de 'hoogste kringen' te maken? Ik wil weten wat Jezus wil dat ik ben. Ik maak mij geen zorgen over de hoogste kringen. Laten zij maar voor zichzelf zorgen. Het zijn buizerds, Farizeeërs, toneel spelend! Laat hen varen. Jezus zei: "Ze zijn blinde leiders van de blinden."
150 Een man uit Duitsland schreef mij een brief en zei: "Kom hierheen en laat mij een paar zakken over de hoofden van mensen doen en laat mij dan weten wat er verkeerd met hen is." Dan zou hij met mij praten.
151 Ik zei: "Vertel die oude vos: 'Vandaag werp ik duivelen uit en morgen word ik volmaakt gemaakt.'" Amen. Amen. Duivel! Toneelspeler!
152 Hier is hij, op en neer lopend en hij zegt: "Weet je, ik heb de hoogste doctorsgraad van deze stad. Mijn woord staat bij de Kiwanis hoog aangeschreven. En in de tempel ziet iedereen tegen mij op. Ik ben 'Dr. Farizeeër, Vader'. Ik ben de hoge piet hier uit de omtrek. Ik heb overvloed aan geld. Iedereen weet het. Ik woon in een groot herenhuis. Iedereen ziet naar mij op. O!" [Broeder Branham knipt met zijn vinger – Vert] "Waarom dacht ik daar niet aan?" Ik kan hem in zijn handen zien wrijven. "Ik weet al wat ik zal doen. Ik weet hoe ik iedereen hier op mijn feest kan krijgen, en ik zal het gesprek van de stad zijn."
153 Dat "Ik, ik, ik, ik, ik, ik", weet u, dat is een ziekte, die zovele mensen hebben. "Ik zal doen. Ik deed het. Ik zal." Krijg 'ik' uit de weg. Waar behoort Jezus in deze zaak? "Ik zal het doen" en "ik zal het hebben" en "ik zal het zeggen." En "ik, ik, ik, ik", dat is alles waar zij over denken.
154 Hij zei: "Wel, waarom heb ik daar niet eerder aan gedacht?" Goed. Het daagde in zijn gedachten, wat hij zou gaan doen. Dus, het is al ver, laat, in de avond. Ik zie de zon ondergaan.
155 En er is iemand, waar grote scharen mensen omheen staan. En zij... Ik zie deze persoon op zijn tenen staan, hij kijkt over de menigte heen. En iedereen zit ademloos. Zij luisteren naar de Woorden die komen van de lippen van een Man, "nooit eerder sprak een Man op die wijze." Hij is aan het leren.
156 En ik zie deze koerier uit het huis van de Farizeeër komen. Hij heeft de opdracht om zich te haasten. Hij loopt al de hele dag, twee of drie dagen misschien, komend uit het ver verwijderde lagere Palestina, helemaal naar het noordelijke deel, proberend om Jezus te vinden. Tenslotte komt hij bij Hem terwijl het al laat wordt. Hij zweet, is vermoeid. Zijn benen zitten onder het stof.
157 Hij is maar een wasjongen in het huis van zijn meester. Dat waren zij. Zij hadden wasjongens om voor hen te werken, om hun vuile werk en alles te doen.
158 Zo staat hij daar, helemaal vermoeid. En hij staat op zijn tenen en: "Hè, hè! Eindelijk, ik heb Hem gevonden voor mijn meester, de Farizeeër." Dus hij... terwijl hij kijkt. Na een poosje houdt Jezus op met spreken en begint Hij voor de zieken te bidden.
159 Ik kan deze koerier zien komen, met zijn ellebogen zijn weg door de menigte werkend. Hij probeert daarbij te komen. Hij loopt iemand tegen het lijf. Misschien was het Nathanaël, of was het Filippus? Ik weet het niet, ik was daar niet. Maar in ieder geval... hij...
Laten wij het even uitbeelden.
160 Ik zie hoe hij hem tegen het lijf loopt en zegt: "Meneer, ik zou uw Meester willen spreken. Ik heb een belangrijke boodschap voor Hem, van mijn meester. Zou ik Hem kunnen spreken?"
161 Wel, eerst besteedde Filippus geen enkele aandacht aan hem, omdat er zoveel mensen aandrongen om bij Jezus te komen en wilden dat Hij de handen op hun kinderen legde en zo. En hij had een moeilijke tijd om de mensen tegen te houden.
162 Maar ik zie dat hij hem weer aangrijpt en zegt: "Meester, ik heb een zeer belangrijke boodschap van mijn meester aan uw Meester. Zou ik Hem slechts een ogenblik kunnen spreken om Hem deze boodschap te geven? Dan zal ik weer gaan."
163 Wel, ik zie dat Filippus hem tenslotte daar brengt. Hij zegt: "Meester, deze man schijnt uit een ander land te komen, hij komt van een belangrijk man en hij heeft een boodschap voor U."
164 En ik kan de koerier zijn hoofd voor Jezus zien buigen. En Jezus knikt op een beleefde wijze met Zijn hoofd naar de koerier. Hij zegt: "Meester! Mijn meester, Simon de Farizeeër, houdt een groot feestmaal in zijn huis; hij is een bekend man. En hij heeft een groot diner en, o, hij kan werkelijk een goed diner opdienen. U weet dat allen. En hij nodigt U uit om te komen en zijn gast te zijn aan het diner op die en die bepaalde datum." Wel, ik kan horen...
165 Wat zou u hebben gedaan als u daar zou hebben gestaan? Wel, u zou waarschijnlijk hetzelfde hebben gedaan als zij deden. Hij zei: "O nee, Here. Nee. U wilt toch niet naar de Farizeeër gaan? Hij zou van geen nut voor u zijn. Kijk naar de duizenden zieke mensen hier. Wel, iedereen probeert U, Here, aan te raken. U hebt geen tijd om daarheen te gaan, naar die oude, vette Farizeeër daar. Wel, hij zwemt in het geld. En hij heeft U niet nodig. Wel, U hoeft daar niet heen te gaan. Ga niet, Here." Ik kan Filippus horen zeggen: "Ga niet, Here." En ik hoor Nathanaël en Petrus en zo zeggen: "Ga niet, Here." Doe dat niet. Die Farizeeër heeft U niet nodig. Wel, hij... alleen maar... Hij heeft... Hij gebruikt U als trekpleister. Hij heeft iets achter zijn ellebogen. Hij probeert iets uit te spelen." En dat was waar.
166 Maar ondanks dat alles: waar mijn Here ooit wordt uitgenodigd, zal Hij gaan. Hij zei: "Vertel uw meester, op die-en-die datum en die-en-die tijd zal Ik daar zijn."
167 En de koerier boog zijn hoofd en ging weg, rende weg, terug naar zijn meester. Hoe kon hij het doen? Wat liet hem dat doen, alleen maar om die boodschap te brengen? Om daar te staan vóór de Vorst van alle vorsten en een audiëntie met Hem te hebben; Hij heeft een persoonlijk gesprek met de Koning der Heerlijkheid en faalt zijn gelegenheid te zien. Hij wordt zo door de dingen van de wereld in beslag genomen, de zaak van zijn meester, dat hij niet de gelegenheid aangrijpt.
168 O, ik zou graag zijn plaats innemen. Ik zou graag eens bij Jezus komen. Ik probeer dagelijks voor uw moeiten te gaan. Maar nooit zal ik Hem verlaten, als ik in Zijn tegenwoordigheid ben, alvorens Hem te aanbidden.
169 Waarom kon die koerier niet op zijn knieën vallen en zeggen: "Nu, Here, het eerste wat ik wil doen, wetend dat ik in Uw tegenwoordigheid sta en Uw aandacht heb, is: vergeef mij, een zondaar." Dat had hij moeten doen. Dat zou ik gedaan hebben, geloof ik. U niet? Ik geloof dat ik Hem gevraagd zou hebben om mij te vergeven. "Here, wees mij genadig. Ik ben een zondaar. Ik ben zonder hoop, zonder God. Ik ben slechts een wasjongen in het huis van de Farizeeër. Wilt u mij vergeven?" Maar nee, hij had iets anders te doen. Hij moest zorgdragen voor de burgerlijke dingen van de wereld, de burgerlijke wet.
170 En gelooft u niet dat wij een beetje teveel in beslag worden genomen door zulk spul? "O, we moeten de auto in de was zetten." Of "we kunnen niet naar de kerk op zondag. Nee. O, ik weet dat Jezus naar de kerk komt, maar ik heb geen tijd om erheen te gaan. Als ik mijn olie vandaag niet ververs, verbranden mijn lagers misschien morgen." Laat ze verbranden! Ik zou liever mijn lagers verbrand zien dan mijn ziel gekweld worden in de hel de hele eeuwigheid door. Mis uw gelegenheid niet. Hij wordt zo aan iedere man en vrouw in deze wereld aangeboden, dagelijks, maar zij falen hun gelegenheid te zien.
Hij faalde. Daar ging hij dan.
171 Maar wij hebben andere dingen te doen. Er moet voor de kinderen worden gezorgd. "We kunnen niet naar de kerk gaan, we hebben teveel kinderen om op tijd klaar te zijn." Neem ze mee, hoe dan ook. "Wel, de buren zullen iets zeggen." Wat maakt u zich zorgen om wat de buren zeggen?
172 Gebruik elke gelegenheid om naar Jezus te gaan. Dat is de hoofdzaak. Word niet in beslag genomen door de zaken van de wereld. Wij besteden teveel tijd aan die dingen. Baan uw weg naar Hem. En als u daar komt, stort uw ziel uit voor Hem.
173 Zeg niet: "Here, ik zal U volgend jaar dienen als U mij een Cadillac zal geven in plaats van deze Ford. Here, ik zal dit doen en dit en dat en dat, als U zus en zo zult doen."
174 Kom en zeg: "Here, God, ik ben niet goed; er is niets in mij. Vergeef mij. Ik ben een zondaar." Dat moet u doen. Houd u niet op een afstand en wees geen toneelspeler, Farizeeër. Loop niet weg met zoveel alledaagse zaken, zoveel van die onbetekenende dingetjes die toch niets betekenen. Uw auto en alles wat u hebt, zal vergaan. Draag zorg voor uw ziel. Laat die voorgaan.
175 Maak dat recht daarbinnen, zodat die diepe, innige vrede, die alle verstand te boven gaat, neerzinkt in uw hart en u Hem elke vlek voelt wegkussen. Dan zal niemand, broeder, u behoeven te vertellen wat u daarna moet doen; u zult weten wat u moet doen, ja, als u Hem ooit eens aanraakte. Niemand kan ooit in Zijn tegenwoordigheid komen en met Hem spreken en dan weggaan als dezelfde persoon. U wordt altijd veranderd. Als u met Hem spreekt, is er een indruk die uw ziel treft, die u nooit zult vergeten.
176 Hoe herinner ik mij het eerste gesprek dat ik met Hem had! Ik was tweeëntwintig jaar oud. Ik was beschaamd om met Hem te spreken. Ik schreef Hem een brief. Ik spijkerde hem aan een boom in de bossen, zodat Hij hem kon lezen. Ik was zo beschaamd over mijn leven. En ik dacht: "Wel, misschien zal Hij niet voorbij die boom komen, maar misschien zal Hij mij horen als ik tegen Hem zal spreken." En ik ging zitten en zei: "Meneer Jezus. Ik wil even met U spreken. Ik ben de slechtste persoon ter wereld." Ik ging weg als een ander persoon. Zie, zo is het. Het is uw benadering tot Hem. En dat u uw nood beseft.
177 Maar de moeilijkheid is dat wij te goed zijn. Wij voelen dat wij Hem niet nodig hebben.
178 U moet de behoefte voelen dat u Jezus nodig hebt. U moet beseffen dat Hij uw enige hoop is. U moet zo dorstig zijn dat u gereed bent om te vergaan, dan zult u uw weg tot Hem banen. U zult daar niet komen met een alledaags probleem. U zult komen met de nood van uw ziel. U zult komen en Hem vertellen wat er allemaal aan de hand is.
179 Weg gaat de koerier. "O, het is nu allemaal voorbij." En hij is zeer tevreden ook... "Ja, ik heb het bevel van mijn meester uitgevoerd." U mag dan het bevel van uw meester, wat uw werk betreft, doen. U mag dan het bevel van uw man gehoorzamen over het veranderen van de gordijnen of wat dan ook in uw huis. Maar hoe staat het met Jezus' bevel? Bid! Zeker. Daar is het. Ga naar Hem.
180 Nu, het volgende dat wij ontdekken is, dat wij hem zien voortgaan. Nu, als zij in Palestina een feestmaal houden... alleen de rijken... U moet eenmaal in het Oosten zijn geweest om het Oosten te kennen. Dan krijgt u een andere kijk op de dingen, als u daar ooit bent geweest en hebt gezien hoe hun gewoonten zijn.
181 De wijze waarop zij in Palestina eten is dat zij een grote tafel opstellen zoals deze. En in Palestina gaat u niet zitten om te eten.
182 Het zou goed zijn voor jullie, kinderen. Zoals het kleine meisje dat hier vooraan zit met haar kleine, blauwe jurk aan en haar roze strik. En u weet dat die kinderen heel vaak graag zo op hun arm liggen, als ze eten. Zie? U weet natuurlijk wel dat dit zo is. Ja, dat is juist. Mamma vindt het niet goed, maar, en het is alleen geen etiquette vandaag, maar in Palestina wel. Zij eten niet op een... Zij eten niet op een stoel of zitten in een stoel. Zij liggen op een rustbank te eten. Dus hadden zij een lange tafel neergezet en zij plaatsten hun rustbanken schuin neer, op deze manier. En iedereen, in plaats van...
183 Iets in de orde van dit. Ze zetten de rustbank zo neer [Broeder Branham verlaat de preekstoel, trekt een stoel omhoog en ligt er naast om het te illustreren – Vert] En als zij gaan eten, liggen zij op deze wijze aan, plaatsen hun handen zo omhoog en eten op deze manier. [Broeder Branham die nog steeds bij de preekstoel vandaan is, vraagt de kinderen: "Nu, jullie zouden graag zo willen eten, is het niet? Ja, ja." Broeder Branham duwt de stoel terug en keert naar de preekstoel terug.] En dat is de wijze waarop Jezus en zij allen aten in hun dag. Nu, zij liggen daar aan en zij eten.
184 En, o, wat hebben zij lekker voedsel! Tjonge! Ik veronderstel dat deze Farizeeër er werkelijk goed van kon eten, want bedenk dat hij een rijk man was. En hij kreeg een stuk van elk lam dat geslacht werd als een slachtoffer. Jazeker. De jongens zetten de snijmessen erin en wat zij voor de dag haalden behoorde aan de priester. En hij kon werkelijk... Hij had werkelijk geld. Hij was een welgesteld man. Hij was geen arme. Hij behoorde hier tot de hoogste kringen.
185 Maar hij nodigde een arme uit. Waarvoor? De grote huichelaar, hij zou wat gekheid met Hem gaan uithalen. Ik kan hem horen zeggen: "Nu, alles is mooi geplaatst. Die heilige roller zei dat Hij naar mijn diner zou komen. Ha-ha-ha-ha! Ik vraag mij af wat Farizeeër Jones daarover zal denken? Hij haat Hem ook. Zouden we niet wat pret maken? Nu, Hij beweert een profeet te zijn." [Leeg gedeelte op de band – Vert] "Ha-ha-ha! Wij weten dat Hij het niet is, dus zullen wij wat pret over Hem maken als Hij komt. We zullen wat pret maken."
186 Zo gaat het. Zeer weinig rijke mensen hebben vandaag tijd voor Jezus. Ik ben zo blij dat Hij de armen gedenkt. Ik zeg niet alle rijke mensen; sommigen hebben Hem lief. Zeker zijn ze er. Maar neem een man, wanneer hij huizen en landerijen en auto's heeft en alles, is hij er zo druk mee dat hij geen tijd heeft voor Jezus. En dan gaat hij om met een klasse mensen, zodat hij Jezus gewoon niet kan accepteren. Halleluja! Ik denk er vandaag aan. Hoe zou een man van hoge maatschappelijke standing op zijn knieën kunnen gaan en tot God roepen en smeken? De straat opgaan om te getuigen? Het zou zijn maatschappelijke standing ruïneren, bederven. Wie maakt zich zorgen over maatschappelijke standing? Ik wil mijn standing in de Heerlijkheid hebben. Amen. Mijn Naam in het Boek des Levens, dat is wat ik wil. Maakt niemand zich zorgen over uw oude maatschappelijke standing? Houd uw 'hoogste kringen' [Letterlijk: 'bovenste korst' – Vert]. Die zullen hoe dan ook verbrand worden tot een korst, dus ga uw gang.
187 Daar is hij: "Wat zou ik kunnen... O, zal niet iedereen in de stad nu aanlopen? Ha! Weet u, die arme mensen daar, zij geloven in dergelijk spul. Zeg, ze staan helemaal om mijn huis heen, o, de nieuwsbladen zullen het opnemen. Ik vertel u, het zal een knalfuif zijn." Ja.
188 Weet u, dat soort geest bestaat nog. O zeker. Trots! O, het is een vervloekte zaak, trots.
189 "O, ik zal mijn allerbeste kerkelijk gewaad aantrekken. En ik zal... mijn dienstknechten."
190 O, u moest eens zien hoe zij deze dienstknechten kleden. My, zij... soms brengen zij de Indianen daarbij en die kunnen zich echt kleden. Zij doen belletjes op de punten van hun schoenen en aan hun mooie kleren. Als zij lopen, speelt zelfs de muziek. En zij hebben hun schotels vol met lekker gekruid lamsvlees en zo. En zij brengen het op deze wijze, met zo één hand achter zich. En hun tenen bewegen zich zo, terwijl de muziek speelt. En zij komen het zo serveren, wel, als je nog geen honger had, zou je het in ieder geval krijgen. Ooooh, het ruikt heerlijk. Wat kunnen zij koken en het opdienen!
191 En hij zei: "Weet u, het is juist de tijd van het jaar dat mijn... Ik geloof niet dat ik het in huis zal houden, want dan kunnen maar al te velen mij niet zien, in mijn beste huis." Zie? Huichelaar! Farizeeër!
192 Heel wat mensen gaan vandaag naar de kerk om hun godsdienst te laten zien. O my! Dat is juist. "Ik zal naar de kerk gaan. Ik zal een tamelijk goed persoon in de kerk zijn en de mensen zullen denken dat ik erg godsdienstig ben." Jij Farizeeër, toneelspeler! Jezus ziet je al de tijd. Hij weet hoe je bent. Hij weet alles wat je doet.
193 En hier gaat hij dan naar beneden, weet u, en hij zegt: "Ik zal het verplaatsen naar de buitengalerij, daar buiten in de tuin. En u kent deze grote druiven die ik daar heb, deze grote, dikke, witte druiven. O, ze zijn heerlijk. Ik heb het juist getimed. Ze zijn nu volgroeid. De oogst is rijp. En de geur, de aroma die er vanaf komt, zal het niet prachtig zijn! En ik zal mijn tafel daarbuiten zetten en alle mensen zullen bij het hek komen om te kijken."
194 Dat is in ieder geval de wijze waarop de Oosterling het doet, altijd zich vergapend aan iets, bij alles wat bezig is. U behoeft niet te... Een menigte... om een menigte te krijgen, ga er gewoon heen en begin iets te doen. Zij komen allemaal. Iedereen zal daar zijn en toekijken, weet u.
195 Hij zei: "O, overal rondom mijn heggen zullen de mensen staan. En, weet u, ik zal het komende jaar het gesprek van de stad zijn. Ik zal het zijn! Ik zal het zijn! O, het zal mij beroemd maken, zie. Het zal mij iets maken."
196 Wie bekommert zich om "mij"? U behoort te denken over Jezus, niet wat u zult zijn als u een Christen wordt. Maar wat zult u voor Christus gaan doen als u een Christen wordt? "Ik zal naar de kerk gaan. Ik zal mij aansluiten. En ik zal besprenkeld worden", of wat u ook doet, "en u in de kerk brengen en u de hand schudden. En mijn naam in het boek zetten en ik zal als een beter persoon worden beschouwd. Er zal met mij rekening worden gehouden." Is dat alles waarvoor u tot Christus komt? Schande over u. Toneelspeler! Farizeeër!
197 Ik kom tot Christus om te zien wat ik voor Hem zou kunnen doen. Ik moet iets voor Hem doen. Ik wil Hem beter maken. Laten de mensen Hem zien.
198 Niet lang geleden kwam er een genezingscampagne naar een zekere stad. "De man van het uur", met foto's in hun kranten, daar op de muren en overal, en niet eenmaal werd Jezus' Naam genoemd. Ik zei: "Waar komt Jezus hier op voor? 'Hier is de man van het uur! De man met een hart voor de mensen! De man van God voor dit en de man van God voor dat.'" Ik zei: "Hoe is het met Jezus? Ik dacht dat Hij de Man van het uur was. Ik dacht dat Hij Gods Man was. Hoe zit het met Hem?" Zo is het, een groep toneelspelers, Farizeeërs. Amen.
199 Let op. O, hij gaat het groots opzetten daarbuiten. En hij zei: "Dan, als het avond is, steek ik de lantaarns aan, enzovoort, en hang ze daar buiten ergens op. En de soldaten houden de wacht, de bewakers met de... dienstknechten met hun fakkels aan, zal het niet wonderbaar zijn!" En hoe, o, terwijl hij in zijn handen wrijft, enzovoort.
200 Toen kwam tenslotte de dag voor het grote feestmaal. Het zal nu gaan gebeuren. En dan maakte iedereen zich klaar. En na een poosje hoor ik de bellen rinkelen en daar komen doctoren in de filosofie, Dominee zo-en-zo, Dr. Jones, Farizeeër, de grote kerel. Daar rijden de rijtuigen voor, weet u, en ze houden stil. Ze hebben altijd een groep lakeien om zich heen, die rijke mensen. Iemand komt naar buiten, pakt zijn paarden en brengt ze naar de stal, geeft ze voer en verzorgt ze. En dan wordt hij uitgenodigd in het huis.
201 Nu, in Palestina: ten eerste, als een man naar het huis komt... De meeste mensen die binnenkomen kwamen in die dagen te voet. Hun enige wijze van vervoer was per voet, door te lopen op de wegen. Ze dragen een kleed, en dat kleed reikt tot aan de voeten. De voet is bedekt door een sandaal. En het onderkleed komt slechts tot de knieën en het wordt hier bij de knie afgeknipt, het onderkleed onder het kleed. En als de man loopt of wanneer iemand zo loopt, beweegt het kleed, veegt het stof op. En het stof zet zich vast tot op de knieën, van de knieën af naar beneden en ze worden erg vuil. Vandaar dat Jezus sprak van voetwassing. Zie? Zij... Het was een gewoonte, omdat hun voeten vuil werden.
202 En er gingen in die dagen veel karavanen door Palestina. De wegen waren niet als de onze, van beton of asfalt. Het was een oude, stoffige, oneffen, hobbelige, rotsachtige weg, zoals een oud boerenpad ergens. En de dieren die erover liepen, lieten hun uitwerpselen op de grond vallen en de vogels kwamen en pikten erin en verspreiden het, en het keerde terug tot stof. En als je er dan zo met dat kleed aan over die hobbelige, oneffen weg liep, wel dan stoof het vuil op en kwam op je been terecht en het stonk, het had een afschuwelijke stank, zoals van een stal of zoiets. En als iemand dan in huis kwam, was het de gewoonte om eerst zijn voeten te wassen.
203 Nu, ik zal u laten zien hoe dat gedaan werd. Kom hier, broeder Neville, ik zal dit graag illustreren om te laten zien hoe men het deed. Kom hier, als u wilt, en ga even zitten.
204 Nu, het eerste als men binnenkwam... En de laagst betaalde wasjongen van de hele groep was de voetwasser. De man die de voeten waste, was de minste van hen allen, de laagst betaalde.
205 Nu wil ik u iets zeggen. Jezus nam de minste plaats in, die van een wasjongen. Halleluja! Dat bewijst, voor mij, dat Hij God was. Hij nam de minste plaats in om de voeten te wassen. Er waren allerlei knechtjes, maar de laagste was een voetwasser, die de mest en alles van hun voeten waste. De minste knecht die er was. En Jezus nam de plaats van de minste knecht. En dan bent u zo stijf dat u niets voor Hem kunt doen. Maar Hij nam de laagste plaats voor u in. Hij was een voetwasser. Denk erover na. De Koning der Heerlijkheid werd een voetwasser, om nederigheid te laten zien en u een voorbeeld te geven van wat en hoe u moet doen.
206 En u noemt uzelf een Christen en u bent zo vormelijk dat u uzelf niet zou kunnen verlagen om een bedelaar op straat de hand te schudden en met hem over de Here te spreken. O, u bent zo goed.
207 Je ontdekt dat er niet veel goeds in ons is, als je aan Hem denkt, dat Hij een voetenwassersknechtje werd, de laagste die er was. Hij was in Zijn hart werkelijk de hoogste die er was. Hij was het hart van God en werd de laagste betaalde voetwasser. Hum! Hij die groot was, werd niets, opdat Hij u zou kunnen verlossen en u groot maken.
208 Weet u wat? Ik heb dit op mijn reizen opgemerkt. Gewoonlijk bemerkt u dat de grote mannen, kleine mannen zijn. Bij mijn rondgaan zie ik dat er grote mannen zijn, werkelijk grote mannen, en ik weet dat zij grote mannen zijn. Maar als ik bij hen wegga, doen zij u denken dat ú de grote man bent; zij zijn niets. Maar neemt u een klein onderkruipertje die niets weet: hij denkt dat hij alles is. Hij is niets om mee te beginnen. Het is zo dat grote mannen, kleine mannen zijn. Zij pochen nooit of nemen eer. Zij laten ú voelen dat u groot bent. Dat zijn grote mannen.
209 En hier, de grootste der mannen, de grootste van alle mensen, God, gemanifesteerd in het vlees, werd een voetenwasjongen, met nederigheid. De Koning van alle Eeuwigheid, alle Heerlijkheid, de Schepper van hemelen en aarde, waste de drek af van de voeten der mensen.
210 En dan denken wij dat wij iets zijn. Wij hebben een pak van vijftig dollar aan en... O, God, ontferm u over ons! Wij denken dat wij wat zijn, lopen daar met opgeheven hoofd: "O, ik behoor tot een zekere kerk, ik ben net zo goed als wie anders ook." O, jij arme, rampzalige, ellendige huichelaar, Farizeeër! Je bent alleen maar een toneelspeler. Je hebt geen verlossing. Je zou het bewijzen als je het had. [Broeder Branham tikt vijf of zes keer op de lessenaar – Vert] Dat is juist. "O, ik stuurde vorig jaar een cheque op van vijftig dollar voor liefdadigheid." Wie geeft daarom? God kijkt daar niet naar. Hij kijkt naar uw hart. U probeert te doen alsof u iets bent. Hij berispte u daar nooit voor. Maar waarom gaat u niet uit en doet iets? Alleen maar toneelspelen.
211 Hier, het eerste wat zij deden als iemand binnenkwam was... Hij liep naar het huis, als hij werkelijk welkom wilde zijn, en de gastheer verwelkomde hem. Nu, de wasjongen ontmoette hem bij de deur, het eerste wat hij deed, was bukken om zijn schoenen uit te doen. En hij nam zijn voet op deze wijze, zoals hier, en plaatste zich boven zijn voet, bukte zich en waste zijn voet op deze wijze. Nadat hij ze goed gewassen had, nam hij een doek en droogde ze af en dan waste hij de andere voet. Hij nam zijn sandalen en zette ze op zo'n kleedje. Dan bukte hij zich en gaf in ruil een mooi stel satijnen sandalen, van zijde of satijn. En hij nam zijn voeten en nadat zij droog en fris waren, enzovoort, als al de drek eraf gewassen was, dan pakte hij deze en trok ze aan. Als ze niet pasten, gaf hij andere, totdat hij een goed passend paar had.
212 Dan is hij helemaal gewassen. Hij voelt zich echt op zijn gemak. Dan gaat hij een kleine kamer binnen. Deze man ontmoet hem bij de deur. Dan gaat hij een kleine kamer binnen, daar staat nog een andere bediende en hij heeft een kruik met olie. En, o, het wordt nardusolie genoemd, wat zeer beroemd spul is. En hij doet een beetje in zijn ene hand, een beetje in z'n andere hand en hij wrijft het tezamen, wrijft het over zijn gezicht en over zijn nek. Want vanwege de directe stralen van de Palestijnse zon, moeten zowel mannen als vrouwen zichzelf inoliën. Anders zou bijna de huid van u afschroeien, van de nek en rondom de wangen. En deze...
213 Nu, olie zal bederven. Die olijfolie, als die hier erg lang staat, geeft een verschrikkelijke lucht af.
214 Maar zij doen er, o, een nardusparfum in. En dat is een zeer kostbare zaak. Nu, zij hebben het daar in Arabië.
215 Als u opmerkt ziet u dat wanneer een roos heeft gebloeid, nadat de bloei geëindigd is, er een kleine appel achterblijft, waar de bloem zich bevond. U hebt dat vele malen gezien, een kleine knop.
216 Nu, er is een struik, een beroemde struik, die hoog in de bergen groeit en men neemt die kleine knop, nadat de roos is uitgebloeid er af en men pelt deze en hij geeft de meest wonderbare geur. Ik heb er eens een gezien en je kon hem zo in je handen wrijven, één zo'n knopje en je ruikt twee weken lang naar die parfum. O, het is zeer kostbaar.
217 Toen de koningin van Scheba naar Salomo ging, was dat één van haar schatten die zij bracht, iets van deze beroemde parfum uit Egypte.
218 Let nu op. Dan doen zij die erin en o, het is zeer kostbaar. En zij deden die erin, en hun gezicht en nek wreven zij ermee in. En dan, in plaats van de stank waren de voeten gewassen, al de mest en spul waren van zijn voeten gewassen en daar zit hij dan met zijn gezicht helemaal gewassen en zijn nek helemaal gewassen. En zij gaven hem een handdoek en hij dept zich zo af en hij voelt zich dan weer fris. Dan gaat hij naar de gastheer.
219 Nu hier, broeder Neville, als u op wilt staan. Nu, laten wij zeggen dat hij mijn gast is. Nu, het eerste wat hij doet als hij hem ontmoet, hij steekt zo een hand uit en legt deze op zijn schouder. En hij legt op deze wijze zijn hand op deze schouder. Wel, als hij dat dan doet, richt hij zich op en kust hem in zijn nek. Dan legt hij die hand neer, doet deze hand omhoog en deze hier en hij kust hem daar in zijn nek. Nu, dank u.
220 Nu, als hij dat doet, wordt hij gekust en is hij een broeder. Hij wordt verwelkomd. Halleluja! Hij kan naar de koelkast gaan, kan gaan zitten en zichzelf thuisvoelen. Hij is een broeder. Halleluja! Zijn voeten zijn gewassen. Hij is verfrist. Hij is gezalfd. En hij is "welkom" gekust. Dan is hij een broeder. Hij kon regelrecht naar binnen gaan, zich net zo welkom voelen alsof hij in zijn eigen huis was.
221 Nu gaat hij naar binnen en gaat zitten, en hij kon doen wat hij wilde. Hij is verwelkomd. Hij is gewassen; hij is schoon. Hij is gezalfd. En hij is "welkom" gekust. Dat houdt in dat de gastheer, als hij hem kust, hem erkent als een broeder en hij is welkom voor alles wat er in het huis is. Hij hoeft geen etiquette meer te gebruiken. Hij is thuis. Hij gaat naar binnen, gaat naar de koelkast, of wat hij maar wil, en doet alsof hij thuis is. Hij is dan in orde.
222 Nu, hoe gebeurde het? Hoe kon het gebeuren? Hoe kon die wasjongen ooit de Here Jezus laten passeren? Hier is Hij, zittend aan het diner met ongewassen voeten. Hij zit daar in de hoek. O, ik wenste dat ik die wasjongen zou zijn geweest. Ik wenste dat ik zijn plaats had kunnen innemen. Hier is Jezus, op de een of andere wijze...
223 O, hij had zeker Dr. Jones' voeten gehad. Hij had al de anderen gehad. Hij waste hen en zalfde hen. Simon kuste hem welkom. En daar stonden zij, zo gastvrij ontvangen. "O, Dr. Jones, weet u wat? Ginds bij de zo-en-zo, onlangs Farizeeër Zus-en-zo... Herinnert u zich Farizeeër Zus-en-zo? Herinnert u het zich? O, ze hebben het zo druk met het spreken over zaken, dat zij niet bemerkten [Broeder Branham tikt vier keer op de lessenaar – Vert] dat Jezus binnenkwam.
224 En ik vraag mij af of wij vandaag niet zo geïnteresseerd zijn, of we Methodist, of Baptist, of Presbyteriaan zijn, dat wij niet hebben bemerkt dat Jezus binnenkwam. O God, heb genade.
225 Wat zou ik graag de plaats van die wasjongen hebben ingenomen! Wat zou ik graag neergeknield zijn aan Zijn voeten!
226 Hoe miste hij het? O, hij was te geïnteresseerd in wat de grote kerk deed. Jezus kwam hoe dan ook binnen.
227 Ik kan Hem tot Zijn discipelen horen zeggen, voordat zij vertrokken: "Wel, we moesten maar gaan." Ze moesten honderden, ongeveer honderd mijl reizen over de hete Palestijnse wegen.
228 Maar laat mij u hier een wenk geven. Jezus houdt altijd Zijn belofte. Toen Hij zei dat Hij daar zou zijn, wás Hij daar. Halleluja! Toen ik hier stervend in het ziekenhuis lag, gaf Hij mij een belofte dat Hij daar zou zijn. Hij beloofde dat Hij mij zou genezen. Hij hield Zijn belofte. Hij zei... Als het leven voorbij is, als mijn laatste strijd is gestreden en mijn tijd voorbij is, als ik oud word en daar bij de rivier de Jordaan ben, beloofde Hij dat Hij daar zou zijn. Hij zal daar zijn. Hij houdt elke belofte. Ik zal wandelen door de vallei van de schaduw des doods. Ik zal geen kwaad vrezen. Gij zijt met mij." Ik behoef mij geen zorgen te maken. Hij zal daar zijn. Vroeger zongen wij hier een fijn lied:
Ik behoef de Jordaan niet alleen over te steken,
Jezus stierf om al mijn zonden te verzoenen.
Als ik de duisternis zie, zal Hij op mij wachten,
Ik behoef de Jordaan niet alleen over te steken.
229 Ik ben hier door menige rivier alleen gegaan. Ik ben dikwijls verlaten door vrienden, werd belachelijk gemaakt door vrienden en verwanten. Maar er is één ding zeker. Hij zal daar zijn. Als de tijd komt, zal Hij daar zijn. Hij houdt altijd Zijn belofte. Glorie! Ik weet dat u denkt dat ik gek ben; misschien ben ik het wel. Maar Hij zal daar zijn; ja, misschien een beetje vroeg, zodat Hij zeker zal zijn dat Hij daar op tijd is. Hij houdt altijd Zijn belofte.
230 Hij is daar precies op tijd, net zoals Hij beloofde dat Hij zou zijn, en zij falen Hem te herkennen. Zij hadden tijd voor al het andere, maar zij hadden geen tijd voor Jezus.
231 Kijk, als onze President naar de stad komt, kijk hoe zij hem verwelkomen. Wel, als de President naar deze stad zal komen, zij... vanaf de trein tot het hotel waar hij verblijft, wordt gestrooid met bloemen; de vlaggen zijn allemaal uitgestoken; boeketten in de straten gestrooid; bloemenmeisjes gaan voorop; de band slaat erop los; de muziek speelt; de zangers zingen; alles om de President te laten voelen dat hij welkom is.
232 Maar, Christenen, Jezus komt en u wilt Hem niet verwelkomen. O, u zult Hem een plaatsje in de studeerkamer geven, zo nu en dan, een klein kamertje daar aan de kant. U schaamt zich evenwel voor Hem, voor uw gezelschap. U wilt Hem niet aanroepen in gebed. O, Hij zal een klein plaatsje nemen in het kamertje... Misschien daarboven in het dakkamertje, zo nu en dan. Als Hij komt, neemt... "O, ik weet dat Hij hier is. Ik zal wegsluipen naar boven in het dakkamertje, zodat niemand mij hoort bidden." Ja, ja. Maar de goede kant is dat Hij in ieder geval komt.
"Jezus, wilt U de tweede plaats innemen?"
"Ja."
"Wilt U de derde plaats innemen, Jezus?"
"Ja."
"Eerlijk gezegd; Ik wil elke plaats nemen die u Mij geeft."
233 Maar u verwelkomt de President met alles. U verwelkomt uw buren en kookt een groot diner. U zult het huis schoonmaken. U zult alles doen. Maar als Jezus komt, neemt Hij wat Hij kan krijgen. U brengt Hem in de oude stoffige zolderkamer; of ergens beneden in de kelder.
234 Denk eens terug aan toen u naar de kerk ging, voordat u een echte Christen was! Ongeveer eens per jaar. O, u deed uw prachtige jurk aan. Het was Pasen. Uw hoedje op uw hoofd. U klaagde omdat de prediker twintig minuten predikte. Hij berispte u er echter niet over. Hij aanvaardde het. U ging naar huis, hing uw nieuwe jurk op en zei: "Zo, dat is genoeg godsdienst voor een jaar." Maar Hij twistte er niet met u over. Hij accepteerde het gewoon. Dat is alles wat Hij van u kon krijgen. Soms krijgt Hij dàt nog niet van u. U geeft Hem elke plaats.
235 Welk deel heeft Hij in uw leven vandaag, Christen? Heeft Hij het beste deel gekregen of geeft u Hem slechts het zolderkamertje of zo nu en dan slechts een klein gebed? Hoe staat het ermee? Welke plaats geeft u Hem?
236 Daar zat Jezus, door hem daar achter geplaatst. Zijn discipelen konden niet binnenkomen; zij waren niet uitgenodigd. Zij stonden daar allen omheen, toe te zien. En daar zat Jezus, zeer onbehaaglijk, met de stank van de weg op Zich, met vuile voeten, een ongezalfd gezicht, niet welkom gekust, ginds aan de kant zittend, in de hoek, met gebogen hoofd. Oude Farizeeër, waarvoor nodigde je Hem uit, jij huichelaar?
237 Zo is het met uw kerk. U bidt om een opwekking en als de Heilige Geest komt, wijst u Hem af, u heet Hem nooit welkom. Iemand wordt genezen of iets dergelijks, of vervuld met de Heilige Geest, u gaat rond met erover te praten, wijst Hem af. U wilt de Heilige Geest niet meer. U wilt geen prediker die de Heilige Geest en heiliging predikt. U wilt het niet meer. U wilt de een of andere klassieker, een kleine halfwijze, helemaal opgedirkt met een hoop verstandelijke theologie, met een werkelijk goede spraakkunst en dergelijke.
238 Geef mij de ouderwetse, door God gezonden Heilige Geest...?... Bijbelprediking, waar Jezus welkom is. Hij zal uw hart zegenen.
239 En u zult zitten en het versmoren. U wilt Hem niet welkom heten. Hij wil geprezen worden, maar u wilt Hem niet prijzen. Maar u zult schreeuwen: "Hallo, meneer de President, hoe maakt u het? Ik heb u in lange tijd niet gezien." En als Jezus komt, plaatst u Hem daar in de hoek, niet verwelkomd.
240 U bidt en bidt en bidt om een opwekking en als de opwekking ergens begint uit te breken, zegt u: "Huh, niet in mijn kerk! Ik heb niets te maken met die van daarginds." O, u toneelspeler! Trots! Het hoofd opgeheven in de lucht! Huichelaar! Schaam u!
241 Mijn Jezus is vele malen tot deze stad gekomen en u duwde Hem de hoek in. U hebt over Hem gesproken en gezegd: "Het was de duivel." U zei: "Het was mentale telepathie." U zei: "Het had niets te betekenen." Schaam u, huichelaar. Jezus zal u daarvoor laten betalen een dezer dagen op de dag van het Oordeel. Hij komt naar de stad. Hij klopt op de deur. [Broeder Branham klopt op de preekstoel – Vert] Hij verricht dingen en de mensen zullen zeggen: "O, het is onzin", duwen Hem weg. En elke avond wordt er in uw kerk gebeden om een opwekking? Farizeeër! Toneelspeler! U wilt het op uw manier. Christus komt zoals Hij wil komen. Hij zou uw theologie kunnen beschamen. Daar zit Hij nadat Hij uitgenodigd is, en Hij is gekomen.
242 Hoeveel keren hebben deze oude, koude, vormelijke lijkenhuizen hier in de buurt gebeden om een opwekking? Onlangs baden zij in het gehele land om een opwekking. Billy Graham en Jack Schuler, en een groep anderen, gingen door het... biddend om opwekkingen. En toen kwam hier de Heilige Geest neer en jullie houden het voor afvalligheid. Halleluja! Hij komt neer met dezelfde tekenen en wonderen, enzovoort, en bewijst dat Hij daar is, en jullie noemen het de duivel. Huichelaars! Jullie zullen sterven met jullie televisie een dezer dagen en naar de hel gaan in diezelfde zaak.
243 Doen alsof, doorgaande met een hoop theologie van het een of andere seminarie; toneelspelers, huichelaars, die nooit over de drempel komen. U zegt: "Ik ga daar niet naar de kerk. U... nooit..." O, jij huichelaar!
244 Jezus zit daar, Jezus met vuile voeten. Zij noemen Hem "Jesu" in Duitsland. Jesu met vuile voeten. Het doet mij iets om het te zeggen. God, Jezus, de uitgenodigde gast, de Vorst der Heerlijkheid, de fontein des Levens, en niet verwelkomd; met vuile voeten, daar zittend met de mest van de weg aan Zijn voeten. Tussen al de overigen, allen opgeknapt en goed ruikend. Daar zat Hij, met een uitgeput, vermoeid gezicht, met de zweetsporen op Zijn baard en met neergeslagen ogen, ongekust.
245 Jezus wil gekust worden. Er is een Schriftplaats in de Bijbel die zegt: "Kus de Zoon, opdat Hij niet toorne." Dat is juist. Jezus wil gekust worden. Hebt u Hem ooit gekust? Zeker kunt u het.
246 Hij zit daar, niet verwelkomd, met vuile voeten. O, maakt dat niet dat u zich vreemd voelt? Jezus, vuile voeten, niet welkom.
247 Zie wat u vandaag met Hem doet. In plaats van Hem in uw grote, mooie kerk te brengen, duwt u Hem weg in de een of andere zendingspost op de hoek, waar de kruidenier zelfs geen kruidenierswinkel heeft. Het is zo verontreinigd. Het is daar, een kleine oude smerige plaats, daar ergens in een kelder. En u bidt dat Hij zal komen en plaatst Hem in het vuilste krot dat u kunt vinden. God, wees genadig!
248 Maar gezegend zij Zijn Naam, Hij komt in ieder geval. U zegt: "Wat is dat daar op de hoek, een kleine oude 'heilige roller' tabernakel?" Hij komt in ieder geval. "Niemand gaat daarheen dan de armsten." Wel, dat is in orde. Hij komt in ieder geval.
249 Heet Hem welkom. Ja. Hij probeert tot uw grote kerk te komen, maar u wilt Hem niet laten komen. U weet teveel. U bent teveel bezig met zaken van de kerk. U huichelaar! Hij staat daar. U nodigde Hem uit. Waar bad u voor? Hij zei wat plaats zou vinden als de Heilige Geest komt. Op de dag van Pinksteren bewees Hij wat Hij zou doen als Hij komt. En Hij zal naar uw kerk komen en u zult Hem uitwerpen. U Farizeeër! U toneelspeler! U probeert alleen maar op te voeren wat zij er bij u ingehamerd hebben daar ergens op de Bijbelschool.
250 Zou u Jezus niet willen verwelkomen? Jesu met vuile voeten. O God! Jesu met vuile voeten.
251 De liefhebbende Redder! Die voeten die weldra vastgespijkerd moeten worden, die handen ongewassen, met... Voeten met vuil en mest van de weg erop en met blaren. Vuile voeten! Dierbare handen! Gekroond,... om spoedig met doornen gekroond te worden. Een nek die de bloedsporen zal opvangen van het bloed als het van Zijn gezicht stroomt. En Hij zat daar tussen die godsdienstige mensen, niet welkom. Mijn Jezus, met vuile voeten. O God! O, als ik die wasjongen had kunnen zijn. O, als ik alleen maar had kunnen komen en Zijn voeten wassen! Daar is Hij; daar zit Hij met vuile voeten, niet welkom. Niemand wil iets met Hem te maken hebben, Zijn voeten zijn zo vuil.
252 Dus wat deed Hij? Wat deed Hij? Hij was toch gekomen. Hij kwam hoe dan ook. Hij zei: "Ja, Ik zal daar zijn." Dus zat Hij daar. Hij hield Zijn afspraak. Hij zal Zijn afspraak met u houden, elke keer. Daar zat Hij.
253 De Farizeeër zat daar, wreef in zijn handen en zei: "Nu, kijk. Nu, Jones, ziet u Hem?" Hier zijn zij, wisten niet dat Jezus daar zat.
254 Denkt u dat Hij Zich onbehaaglijk voelde? Zeker, Hij voelde Zich onbehaaglijk. Hij wist niet... Met al die mensen om Zich heen voelde Hij Zich onbehaaglijk. Niemand heette Hem welkom. Toen... het eerste, weet u, wat zij deden... wat Hij toen deed? Wat zei Hij? Hij zat daar maar. Nu, luister. Let op wat Hij doet.
255 Kijk nu naar buiten. Laten we naar buiten kijken. Daar is iedereen aan het toekijken. Niemand wist wie Hij was. Eén zei er: "Wel, wie is Hij nu?"
256 Nu kijk, laten wij naar een ander tafereel hier kijken. Kijk, daarginds zie ik een klein vrouwtje de straat afkomen. O, wat had zij een naam in de stad! Zij was een zondares. We zullen er niet over in details treden. Zij was een prostituée, een vrouw van slechte zeden, iemand die verkeerd deed. Maar bedenk, broeder, zij is de dochter van iemand. Zo is het.
257 Hoe weet u wat de oorzaak is van dat leven? Misschien de een of andere geliefde die haar tot zo'n leven bracht, haar in zijn armen nam en haar van alles beloofde. En toen haar karakter ruïneerde, wegliep en haar verliet, om weer een ander te bederven. En dat bracht haar tot dit soort leven. Wie kent haar geschiedenis? Maar nu is zij gebrandmerkt. Niemand had iets met haar te maken. Zij zwerft de straat af om geld te verdienen zo goed als zij maar kan.
258 Ik hoor haar zeggen: "Kijk daar eens, in het huis van de Farizeeër. Ik vraag mij af wat er aan de hand is." Natuurlijk kan zij niet in zo'n menigte binnenkomen. Dat is helemaal uit de orde, dat een prostituée ooit naar een dergelijke plaats kon komen.
259 Maar zij staat aan de buitenkant. O God! Ik zie haar op haar tenen staan; ze probeert over de schouders van deze grote kerel heen te kijken. Ze zei: "Wel, kijk toch eens, dat is goed spul om te eten. O my! Heeft de rijke niet... O, is het niet wonderbaar!"
260 Dan vallen haar ogen daarginds in de hoek. "Wel, kijk! Dat is Hij. Dat is Hij. O", zegt zij, "dat kan toch niet zó zijn? Zijn voeten zijn vuil. Zijn gezicht is vuil. Wel, Hij is niet welkom." Hij wordt zelden verwelkomd onder de rijken. Zij zegt: "Ik... O, dat kan toch niet. Is Hij het werkelijk?"
261 Zij kijkt weer. "Ja, Hij is het." Zij draait zich om, snelt vlug weg van de schare, de trappen af, zij gaat naar een straat; rent een kleine krakende trap op, die wiebelt als zij naar boven gaat, omhoog naar haar oude zolderkamertje. Ze loopt naar haar kistje dat zij daar heeft. Zij opent het en haalt er een kleine tas uit. Al het geld dat zij heeft, zit daarin. Zij kijkt ernaar. Zij legt het weer neer, het rinkelt.
262 Zij zegt: "Dat kan niet. Ik kan dat niet doen. Ik moet aan het dromen zijn. Er moet iets verkeerd met mij zijn. Ik zal niet naar dat feest kunnen gaan. Ik kan dit gewoon niet doen." Misschien pakt zij het en legt het weer terug. "O, maar als... ik kan het niet doen. Hij zal weten hoe ik aan dat geld kwam. Hij is een Profeet. Hij is een Ziener. Hij zal weten hoe ik dat geld kreeg. Maar o, kijk zij nodigden Hem uit en Hij zit daar zó. Hoe konden zij het doen? O, iemand behoorde daarvoor te zorgen."
263 En iemand behoort er vandaag voor te zorgen, maar zij wilden het niet doen. U vermaakt u te goed, moet thuis blijven, naar de televisie kijken, u moet naar de bioscoop vanavond, het is te heet om naar de kerk te gaan. O, jullie toneelspelers!
264 Dit hoertje, zij neemt het weer op en zegt: "Maar ik moet! O, ik moet gek zijn." De tranen stromen over haar wangen. Zij zegt: "O, en kijk naar Hem, om de wijze te zien waarop Hij keek, zo'n droeve blik, iedereen passeert Hem en niemand heet Hem welkom. Hij zit daar als een muurbloem terwijl iedereen Hem passeert."
265 Dat is de wijze waarop Hij vandaag is, iedereen passeert Hem. O, u hebt uw kerken. U hebt uw godsdienst. U hebt uw leerstellingen, enzovoort. Maar wat met Jezus? U passeert Hem gewoon, laat Hem daar zo zitten.
266 Ze zei: "Ik moet er iets aan doen. Ik moet het. Ik kan niet..."
267 Weet u, er is iets met vrouwen. Ik wenste van God dat zij er meer van zouden gebruiken. Er is iets met hen, zij staan zich niet zo af te vragen als mannen. Wij staan ons af te vragen en werken het uit, maar vrouwen gaan gewoonlijk doen wat op hun hart is.
268 Ze zei: "Ik moet het gewoon doen." Dus zie ik dat zij haar kleren in orde maakt en deze zak, gevuld met elke penny die zij had, opneemt. Ze verlaat haar hut en gaat met grote haast de straat op. En kijk, daar gaat ze de grote parfumerie-zaak binnen.
269 En ik zie daar deze oude, lange, haakneuzige Jood staan, bezig met geld te tellen van de dingen die die dag gekocht zijn. Hij zei: "O my, ik heb zelfs de onkosten er niet uit. Zelfs de onkosten nog niet eens." Helemaal zuur, verscheurd.
270 En onmiddellijk, weet u, loopt zij de deur binnen. Nu, hij behandelt haar niet als een dame. Hij kijkt op en zegt: "Wel, kijk eens wie we daar hebben!" Hij loopt niet naar haar toe en zegt niet: "Zou ik u ergens mee kunnen helpen?"
Hij zei: "Wel, wat wilt u?"
271 Ze zei: "Ik wil de beste albasten fles die u in deze plaats hebt. Ik wil het beste wat u hebt." Het geld rammelt. O, als hij het geld ziet, is het wat anders. Hum! Ja. "Ik wil het beste wat u hebt."
272 Hij is het beste waard. Wat doet u voor Hem? U geeft Hem wat er over blijft. O ja, u loopt de hele dag rond en geeft Hem drie minuten 's avonds voordat u naar bed gaat. Jezus verdient het beste van u. Hij verdient alles wat u hebt. Maar wat doet u ermee? U geeft Hem slechts iets. Hij neemt het. Hij neemt het, hoe dan ook. Hij neemt het aan.
273 Maar zij zei: "Ik wil het beste." En het kostte haar alles wat zij had om het beste te krijgen.
274 Dat is wat u moet doen. Geef het beste van u om Hem uw beste te geven. Geef Hem het beste van uw leven. Geef Hem uw hele talent. Geef Hem alles wat u hebt. Geef Hem uw voeten. Geef Hem uw handen. Geef Hem uw ogen. Geef Hem uw mond. Geef Hem uw oren. Geef Hem uw ziel. Geef Hem uw hart. Geef Hem uw lofprijzing. Geef Hem alles wat u hebt. Halleluja! Hij verdient het beste.
Ze zei: "Ik wil het beste wat u hebt."
"Wel", zei hij, "laten wij eerst eens zien hoeveel geld u hebt."
275 Dus giet hij de sok leeg en telt het uit. Ja, tweehonderd en tachtig Romeinse zilverstukjes, dat is precies wat het kost. Dan gaat hij heen en pakt de fles en zet deze voor haar neer.
276 Ik hoor hem zeggen: "Ik vraag mij af wat zij daarmee gaat doen?" Hier gaat zij de deur uit. Zij moet zich haasten. Zij is laat.
277 Het is beter laat dan nooit. Is het niet? U hebt een lange tijd gewacht, maar het is beter om te komen. Blijf niet zoals u bent. Een lange tijd, u wilde echt een Christen zijn. U wachtte een lange tijd. Het is vrij laat. Dat is juist. Maar ga in ieder geval. Laat dit de tijd zijn. Laat deze morgen de morgen zijn. "Ik ga de hele weg voor Christus nu. Ik moet daar komen."
278 Hier komt zij. Ik kan zien hoe twee mannen elkaar zachtjes aanstoten: "Kijk wie daar gaat. Kijk wie daar gaat. Kijk. Ik geloof dat zij naar het feest van de Farizeeër gaat. Ik vraag mij af of de Farizeeër haar uitnodigde?" O, u bent...
279 Wij Amerikanen zijn te goed. Wij beseffen niet hoe laag wij zijn. Zo is het. Wij zijn te goed. Wij zijn altijd beter dan iemand anders. U arme, naakte, armzalige, ellendige huichelaar! Weet u niet dat u verloren bent? O Amerika, hoe dikwijls wilde God u nemen, maar u wilde niet! Hoe heeft Hij rechtvaardige mannen tot u gezonden die predikten, en leefden van beschuit en beekwater, brood en water. En u maakte gekheid over hen en noemde hen "heilige rollers", wierp hen in de gevangenis en verscheurde hun plaatsen en verachtte hen. O, u bent te goed. U hebt niets nodig.
280 De Bijbel zegt in Openbaring: "Weet gij niet dat gij zijt blind, ellendig, armzalig, arm en naakt, en weet het niet?" O ja!
281 Ja dame, u kunt inslaan en hier uitgaan en alles piekfijn in orde brengen en de beste kleren dragen. U kunt naar de beste kerk gaan. U kunt alles in orde hebben en uw haar verzorgd of hoe u het ook noemt en schoenen met grote, hoge hakken dragen en u helemaal opschilderen als een circus en naar de kerk gaan en zeggen: "Ik ben net zo goed als zij zijn." O, ellendig, blind wrak! U weet niet dat u verloren bent. Ja.
282 U denkt dat, omdat u uw kleren kunt verwisselen en, meneer, omdat u vandaag in een goede wagen kunt rijden, en een goede betrekking hebt, en de baas u op de schouder klopt, denkt u dat u alles voor elkaar hebt. U mijdt de gemeente. U wilt niet naar een plaats gaan waar zij naar het altaar gaan en bidden. U bent beschaamd dat uw buren u zullen zien. U arme huichelaar! Weet u niet dat u verloren bent? U wilt Jezus niet. U hebt geen plaats voor Hem.
De één stoot de ander aan en zegt: "Kijk die daar gaan." Ja.
283 "Zij passeren mij onopgemerkt, terwijl zij mij eens passeerden met een glimlach." U hebt het oude lied gehoord:
Nu ben ik gemerkt, gemerkt, gemerkt,
Ik ben nu gemerkt, waar ik ook ga.
Ik ben gemerkt, gemerkt, gemerkt,
Wat ik ben, schijnt iedereen te weten. (Dat is juist)
Maar ik ben verzegeld, verzegeld, verzegeld.
Ik ben verzegeld door Gods goddelijke Geest.
O, glorie voor God! Halleluja! Amen!
Ik ben de Zijne en ik weet dat Hij de mijne is.
284 Ga door en stoot elkaar aan, als u wilt. Ik ben onderweg. Halleluja! Ik zal daar weldra komen. Zo is het. Op zijn...?...
285 Hier gaat zij. Zij trekt haar sluier over haar gezicht. Zij gaat de straat uit. Al die toneelspelers stoten elkaar aan. Zij gaat regelrecht af naar waar het is. Zij richt zich op terwijl hete tranen over haar wangen lopen. Zij zien dat zij gehuild heeft. "Wij vragen ons af waarom zij huilt?"
286 Zij houdt stil buiten de...?... Zij kijkt omhoog. Zij zegt: "O, ik kan het niet. Ik kan het niet. O, ik kan dit gewoon niet doen. Ik kan het niet. Maar kijk, wat zal Hij zeggen als Hij weet wat ik ben?"
287 Dat is een goede zaak, zondaar. Hij weet wat u bent. Amen. Kom in ieder geval. Kom hoe dan ook.
288 O, jullie Farizeeërs, jullie zijn al deze keren naar de kerk geweest en worden verondersteld een Christen te zijn. Hij weet wat u bent. Maakt u geen zorgen. Hij weet wie u bent. Hij weet wat er aan de binnenkant van u is. U schaamt u om naar het altaar te komen na zo lang tot de kerk te behoren, maar Hij kent u. Hij weet wat er aan de binnenkant van u is.
289 Zij hield stil. Ze zei: "O, ik kan het gewoon niet doen. Ik kan het gewoon niet doen. Wat zal Hij zeggen over een vrouw als ik? Wat zal Hij zeggen? Maar hier, zij hebben Hem uitgenodigd en dit is mijn gelegenheid."
290 O, beseft u niet wat voor een gelegenheid u hebt? U hebt vandaag een gelegenheid, vrienden, om vervuld te worden met de Heilige Geest. U hebt vandaag een gelegenheid om een heilige van God te zijn. U behoeft geen stinkende zondaar te zijn. U kunt een heilige zijn. U behoeft geen huichelaar te zijn. U behoeft geen kerkbezoeker te zijn, en geen Christen. U behoeft niet verder te gaan en te doen alsof u een Christen bent, en naar de kerk gaan om uw gemeenheid te verbergen. U kunt werkelijk een Christen zijn. U hebt een gelegenheid.
291 En hier is zij. Zij zegt: "O kijk. Maar wat zal Hij zeggen als ik kom? Wat zal Hij doen?" Maar ik hoor haar zeggen: "Wel, eens hoorde ik Hem prediken." Dat is het. Als u ooit Zijn Woord hoort, is er van dan af aan iets anders. O, glorie! "Ik hoorde Hem daar eens aan de oevers van Galilea op zekere dag." Zij zegt: "Al die andere mensen stonden om Hem heen. Hij hief Zijn dierbare handen omhoog en zei: "Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt. Ik zal u rust geven." Zij zegt: "O, U weet dat ik dat nodig heb: rust. Mijn arme, ellendige ziel brandt. En Hij zei: "Elk die wil." Dat was voor mij. Dat was ik. Zeker. Maar kijk wat er tussen mij en daar staat."
292 Dat is wat er tussen u en Hem staat. Er staan heel wat nabootsers tussen u en Hem. Er zijn er heel wat die u van Hem weg willen houden. Zij staan nog steeds tussen u en Jezus, maar Hij zei: "Kom." Halleluja! "Kom." Zeker.
293 Broeder, weet u wat zij deed? Zij nam die albasten fles onder haar arm en ze begon met de ene hierheen te duwen en met de andere daarheen. Ze maakt met haar ellebogen een weg door de schare, tot zij bij Jezus kwam.
294 Zou u dat kunnen doen? Met uw ellebogen een weg maken, weg van ongeloof: "Die dagen van wonderen zijn voorbij. Er is niet zoiets als de Heilige Geest."
Zij ging gewoon door met zich een weg te banen tot zij bij Hem kwam.
295 Nu, hier staat zij. Zij staat vóór Jezus, de enige plaats waar zij ooit rust kan vinden voor haar ziel. Zij is hulpeloos. Zij valt neer. Zij valt op de grond. Ze begint te huilen en te schreeuwen. De tranen lopen over haar wangen. O, zij is zo schuldig. En zij is zo bedroefd om Hem daar te zien zitten met vuile voeten, op het feestmaal, met vuile voeten. En zij huilt maar. En het eerste, weet u, zij geraakte buiten zichzelf. Zij weet niet wat zij doet.
296 God helpe ons om zo nu en dan buiten onszelf te geraken, om tot Jezus te komen en gered te worden. Broeder, ik herinner mij, dat toen ik tot Hem kwam, ik buiten mijzelf geraakte. Ik maakte mij geen zorgen wie er om mij heen waren. Ik huilde. Ik juichte. Ik prees de Here. Het maakte mij niet uit wie iets zei. Ik was buiten mijzelf. God helpe ons om deze oude, droge belijdenissen en denominaties aan de kant te zetten, zodat wij tot Jezus kunnen komen om gered te worden.
297 Zij was buiten zichzelf. De tranen rolden over haar wangen. Het eerste, weet u, wat er gebeurde was dat zij zó buiten zichzelf raakte... Zij stond bij de Fontein van liefde. En zij raakte zo buiten zichzelf tot zij ontdekte dat zij Zijn voeten waste met de tranen die van haar gezicht liepen.
298 O, wat een prachtig water! Wat een prachtig water! Tranen van een berouwvolle zondares die Jezus' vuile voeten waste. Zij is buiten zichzelf. Zij wrijft Zijn voeten af. Zij wist gewoon niet wat zij moest doen. Haar hart was zo gelukkig dat zij de gelegenheid had in Zijn tegenwoordigheid te staan. Zij waste Zijn voeten met haar tranen, ze wreef ze af.
299 En het eerste, weet u, zij werd zo opgewonden en zo buiten zichzelf dat zij... haar haar neerviel. Ze had al haar krullen opgemaakt, weet u, boven op haar hoofd en haar haar viel neer. En zij begon Zijn voeten af te drogen met haar haren. O, wat een handdoek!
300 Luister. Als sommigen van de vrouwen van onze dagen zouden proberen Zijn voeten te wassen en ze af te drogen met hun haar, zouden zij op hun hoofd moeten staan om het te doen. Zij knippen hun haar af. Zo is het. Bedenk, wacht even, ik zei dat niet voor de grap. Dit is geen tijd om grappen te maken. Laat mij u iets vertellen. Dat is de Bijbel. De Bijbel zegt dat het haar van een vrouw haar heerlijkheid is. Zo is het. En zie. Wat gebeurde er?
301 Het enige fatsoenlijke wat zij over had, was haar eigen haar. En het viel neer aan Zijn voeten. Zij legde haar heerlijkheid aan Zijn voeten. Zij droogde Zijn voeten af met haar heerlijkheid. Halleluja! God helpe ons om hetzelfde te doen. Zijn voeten af te vegen met de tranen van water uit de fontein van een berouwvol hart. Vanuit haar hart stroomden tranen. "O God, ik ben zo'n wrak. Ik ben zo ellendig, Here. O, God!" En haar heerlijkheid lag daar aan Zijn voeten. Zij droogde de voeten af met haar heerlijkheid. Wat een beeld! Wat een beeld van verlossing! Tranen uit haar ogen, Zijn voeten wassend. De heerlijkheid, het enige fatsoenlijke wat zij had, zij droogde ze ermee af. O my!
302 Zij staat op; zij kon niet opstaan. Zij was halverwege opgestaan, terwijl de tranen langs haar wangen stroomden. En zij waste Zijn voeten. En zij neemt deze albasten fles; zij breekt de hals ervan af – het einde ervan af. En zij giet de fles helemaal leeg. Zij besprenkelt niet alleen Zijn voeten, zij giet alles uit. Al haar levensonderhoud, al haar heerlijkheid, al haar geld, al haar alles en zelfs haar hele hart, de tranen uitgietend, legt zij aan de voeten van Jezus.
303 O, jij arm kerklid, ellendige huichelaar, die daar staat, helemaal zo vormelijk en onverschillig. Zie je niet wat deze arme prostituée deed? Zij legde alles aan Jezus' voeten. Zij wilde dat Hij welkom was.
304 Wat gebeurde er met het feest? Wie is er bezorgd wat er gebeurde met het feest? Ik ben niet geïnteresseerd in het feest. Ik ben erin geïnteresseerd dat een zondares tot Jezus komt. Het doet er niet toe hoe zij daar komt, als ze maar komt. Het oude feest, dat is de moeite vandaag. Men is zo bezig met feesten en zo, soepmaaltijden, amusement en honkbalspelen en bingo in de kerk, enzovoort, dat u Jezus buiten laat staan. O, wat jammer!
305 Hier is het. Het feest is helemaal verstoord. Kijk ze daar allemaal staan gapen, kijkend. Nu, kijk. De Farizeeër stootte de ander aan. "Zie je nu wel, als Hij een profeet was, zou Hij wel weten wat voor soort vrouw dat was die bij Hem stond. Zie, ik vertelde je al dat Hij geen profeet was. Zie, nu weet ik wat het is."
306 Die arme vrouw, zij kon het zelfs niet horen. Ze was zo gelukkig. Ze bedacht: "Wat als Hij Zijn voet zou weghalen?" Zou Hij Zijn voet weghalen? Als zij... Als Hij één voet had weggetrokken, zou zij zijn weggegaan. Maar, weet u, Hij deed dat nooit. Hij genoot ervan. Hij genoot van de dienst aan Hem. Hij genoot ervan dat iemand Hem zo liefhad. Hij hield zich heel stil. En zij nam de ene voet en toen de andere. En zij zou [Broeder Branham maakt een kussend geluid – Vert] Zijn voeten kussen. O my! Zij was helemaal buiten zichzelf. O God, ik wenste dat wij zo zouden kunnen worden. Gewoon aan Zijn voeten zitten.
307 Wel, dan, weet u, het eerste wat de Farizeeër zei, was: "Zie, ik zei je toch al dat Hij geen profeet was, anders zou Hij het hebben geweten." Hij zei: "Kijk, die vrouw zal zelfs Zijn reputatie ruïneren." O, hoe blind. O my! O, trots is zo'n kwade zaak. Luister. Zij... Hij dacht dat die vrouw Zijn reputatie zou ruïneren.
308 Wel, broeder, Jezus' reputatie werd gemaakt in de tegenwoordigheid van zondaars. Daar werd Zijn reputatie gemaakt. Niet onder de vormelijken en stijven, maar onder zondaars die bereid waren zich te bekeren. Daar werd Jezus' reputatie gemaakt, als zondaars tot Hem willen komen.
309 En daar is zij, zij heeft Zijn voeten gewassen. En zij is Zijn dierbare voeten aan het kussen, zeggende: "O God! Te bedenken dat wat ik nu kus, weldra door een grote, oude spijker doornageld zal worden terwille van de bloedstorting voor mijn zonden...," en zij bleef maar steeds Zijn voeten kussen.
310 En Simon stond daar achteraan. "Ahum." O, ik kan hem rood in zijn gezicht zien worden, en dan wit van woede. Ooo, my!
311 Jezus draaide Zich naar hem om. Hij zei: "Simon, Ik heb u iets te zeggen." Ziet u? "Ik heb u iets te zeggen. Ik ben naar uw huis gekomen op uw verzoek. U verzocht Mij te komen. En u gaf Mij nooit water om Mijn voeten te wassen." Hij zei: "Ik ben naar uw kamer gekomen en u gaf Mij nooit wat olie om Mijzelf mee te zalven." En hij zei: "U kuste Mij zelfs niet. U heette Mij niet welkom." O God!
Branham Tabernakel, word wakker!
312 "U waste Mijn voeten niet. U gebood Mij te komen en u waste Mijn voeten niet. U liet Mij hier zitten, beschaamd. Ik wilde iets van waarde zijn, maar u wilde het Mij niet laten zijn. U waste Mijn voeten niet. U gaf Mij nooit enige olie om Mijn gezicht mee te zalven. Het brandde, Mijn wangen brandden. Ik ben twee dagen door de hete zon gereisd. U gaf Mij nooit wat zalfolie om Mijn arme, verschroeide gezicht te helpen. Mijn voeten waren vuil en stinkend en u gaf Mij niet wat water om ze ermee te wassen. En u kuste Mij zelfs niet om Mij welkom te heten. Maar", zei Hij, "deze arme vrouw heeft sedert zij in dit gebouw gekomen is, niet opgehouden Mijn voeten te kussen." Halleluja! "O, ik zou dat u niet willen aandoen."
313 Hij zei: "Maar Ik zeg u", tot de vrouw, "uw zonden die vele waren, zijn u alle vergeven."
314 Wat voor goed zal uw oude, vormelijke kerk doen? Wat voor goed zal u het papiertje doen waarop uw naam werd geschreven? U moet Jezus welkom heten, opdat Hij een beetje van die vormelijkheid uit u kan krijgen.
315 Hij zei: "Haar zonden, die vele waren, zijn u alle vergeven." Ik kan gewoon niet meer prediken. Ik denk... O God! "Uw zonden die vele waren, zijn u alle vergeven. Ga nu heen in vrede." Zie haar daar staan boven Hem. Haar wangen zijn bevlekt. Haar ogen zijn betraand. De olie is helemaal over haar mond en haar gezicht, van het kussen van Zijn voeten, toen zij Hem zalfde. De tranen lopen over haar wangen. Haar haar hangt neer, doordrongen van de mest en het vuil en de drek van de weg, dat in haar haar hangt, waarmee zij Zijn voeten had afgedroogd. En dan dat Woord te horen: "U hebt uzelf in verlegenheid gebracht, maar", om Hem te horen zeggen, "nu zijn uw zonden u alle vergeven." O, o, o! "Uw zonden zijn u alle vergeven. Ga heen in vrede." O God!
316 Ik wil daar staan. Ik wil dat ook doen op een heerlijke dag, als alles voorbij is, als ik mijn laatste prediking gepredikt heb.
317 Ik word nu oud, besef ik. Ik zei tegen de jongens vanmorgen, ik zei: "Ik ben nu al zesenveertig jaar oud. O, ik moet iets voor God doen." Ik kan hier niet erg veel langer meer zijn; de natuur laat dat zien. Als ik nog twintig, ja twintig jaren langer blijf, kijk waar ik zou zijn. Het leven verwelkt, het gaat weg. Ik kan het vertellen.
318 Maar op zekere dag, als het allemaal voorbij is, wil ik geen groot huis. Ik wil niet iets groots in de hemel. Ik wil kruipen naar diezelfde voeten [Broeder Branham huilt – Vert] Ernaar kijken en ze een beetje strelen met mijn hand. Hem precies op de voet kussen en zeggen: "O Jezus! O!" Zeggen: "U had mij lief toen mijn pad zo donker was, toen ik zo in nood was, Here, en zo onverschillig, toen had U mij lief. U bent Degene die mij erdoor heen bracht, Jezus. O, ik heb U lief. Ik heb U lief." O, o! "O, Jezus! O, Jezus! Die voeten werden van littekens voorzien voor mij, Jezus. Ik heb U lief. Ik heb U lief." [Broeder Branham huilt.] O, o, o, o!
319 Ik verlang zó Hem aan te raken en te zeggen: "Nu Meester, U weet er alles van. Ik voel mij of ik dan weg zou kunnen gaan. Dat zou mij elke inspanning van de weg waard zijn. De inspanningen van het leven mogen vele zijn, en zij mogen koud zijn, hoe gering zal het schijnen in die morgen als wij wandelen op de straten van goud. Er zijn zoveel heuvels om te beklimmen. Ik ben dikwijls vermoeid. Maar op zekere dag, als ik daar kom en mijn laatste inspanning gedaan heb. Als ik Hem dan alleen maar kan zien, Zijn voeten kan strelen en Hem een welkom bereiden. Als ik kan zeggen: "Here Jezus, o, ik ben zo blij dat U mij liefhad toen ik zo zondig was. Ik ben zo blij dat U mij bewaarde toen ik niets anders kon doen, Here. Jezus hielp mij. Toen ik ziek was, genas U mij, Here. Toen ik een zondaar was, vergaf U mij. O, gezegende Jezus, laat mij Uw dierbare voeten weer strelen." O, o! O my!
320 Ik kan niet meer prediken. Laten wij ons hoofd een ogenblik buigen, terwijl de pianiste opkomt, als zij wil.
321 Dierbare Jezus, o, Jezus met vuile voeten! O, o, o, o! [Broeder Branham gaat door met huilen – Vert] Deze koude wereld is onverschillig, die U niet welkom heet. Jezus, wat kan ik doen? Dierbare God, wat kan ik doen? Ik wil U op zekere dag ontmoeten, Here. Ik wil Uw dierbare voeten strelen en zeggen: "Here, U had mij lief, U werd van littekens voorzien voor mij. U werd verwond voor mijn overtredingen en door Uw striemen werd ik genezen. Ik heb U zo lief, Here, omdat U mij liefhad." Zou U niet willen Here, dat wij dat allen zouden doen? Sta het toe, Vader.
322 Terwijl wij onze hoofden gebogen hebben [Broeder Branham pauseert – Vert] vraag ik mij af of u nu wilt nadenken. Zou u uw hand een moment willen opsteken, en zeggen: "Broeder Branham, ik ben een zondaar geweest. Ik wil Jezus nu aannemen. Ik heb Hem in mijn huis uitgenodigd, broeder Branham. Ik heb mij wat geschaamd voor Hem voor mijn familie." God zegene u, moeder." Ik heb Hem naar mijn huis uitgenodigd; ik heb Hem niet gastvrij ontvangen. Ik heb mij er een beetje voor geschaamd. Ik zag mijn buren binnenkomen; het is tijd voor mij om te gaan bidden. Ik laat het maar voorbij gaan, zou niets willen zeggen. Ik schaam mij, broeder Branham, dat ik dat deed."
323 "Jezus, ik schaam mij. Ik zal mijn hand naar U opsteken, Jezus, en U vragen mij te vergeven. Ik heb U niet gastvrij ontvangen zoals ik had moeten doen." God zegene u, jongeman. Iemand anders die uw hand opsteekt en zegt: "God, wees mij genadig." God zegene u, makker. God zegene u, dame.
324 Jezus is hier. Hij is hier evenzeer als Hij ooit was. Hij is hier precies zoals Hij was op het feestmaal van de Farizeeër. Wij nodigden Hem uit om deze morgen binnen te komen. Hier is Hij. Bent u niet wat beschaamd over uzelf? Wilt u niet dat de tranen over uw wangen rollen, terwijl u dit tegen Hem zegt: "Here, ik schaam mij. Ik wil niet onverschillig zijn. Ik wil U liefhebben. Ik wil alles doen?" Wilt u uw hand naar Hem opsteken en tot Hem zeggen: "Hierdoor, Here..." God zegene u, broeder. God zegene u, broeder. God zegene u, u; u, zuster. Kijk naar de met nagels verwonde voeten van Jezus. God zegene u, broeder. Iemand anders, steek slechts uw hand op. God zegene u, zuster. God zegene u, broeder. God zegene u, zuster. [Leeg gedeelte op de band – Vert]
...geslagen voor mij,
Laat mij mijzelf verbergen in U;
Laat het water en de...
325 God zegene u, Doc. Wel, kom nu regelrecht naar boven. Kom nu naar boven. Zou u niet met Hem hier willen komen? Iemand hier die een zondaar is, die wil komen en neerknielen?
...dubbele genezing,
Redden van de toorn en mij rein maken.
Terwijl ik fluitend ademhaal,
Als mijn ogen zich zullen sluiten in de dood,
Als ik opsta in onbekende werelden
En U aanschouw op Uw troon,
Rots der eeuwen, geslagen voor mij,
Laat mij mijzelf verbergen in U.
326 Uw houding nu, kan het hele beeld veranderen. Wilt u naar het altaar komen, neerknielen? U die zich schuldig voelt, wilt u komen, rondom het altaar knielen? Op zekere dag zult u Hem moeten ontmoeten, de Rots der Eeuwen. Wat doet u nu voor Hem? Dit is uw gelegenheid.