De binnenste voorhang

Door William Marrion Branham

1a Daar werd aan mijn hart het bloed aangebracht.

     Glorie voor Zijn Naam!

1b Onze Vader, we danken U vanmorgen dat er een Bron open is in het huis van David voor onreinheid, om onze harten te zuiveren. En wij komen vanmorgen nederig naar die Bron, die gevuld is met bloed van Uw eigen geliefde Zoon Jezus. We dompelen onze zielen onder deze bloedrode stroom om er aan de andere zijde gewassen uit te komen. Waar we er als zondaars ingingen, komen we er gered uit; gaan er ziek in, komen er gezond uit; terneergeslagen, ontmoedigd, afgemat, heen en weer geslingerd door elk klein dingetje gaan we erin en komen er aan de andere kant opgericht uit. Hoe danken wij U voor deze grote gelegenheid, dit grote voorrecht dat we hebben om tot U te komen. En vandaag buigen we nederig onze hoofden en danken U voor elke zegening. Ontmoet ons vandaag hier, Vader.

1c Nu, we danken U dat U ons hebt ontmoet in de liederen en in het eerste deel van de dienst, ontmoet ons nu rond het Woord en mogen we gemeenschap rondom het Woord met U hebben, Here, en moge de Heilige Geest elk woord rechtstreeks naar het hart van de gelovige brengen en evenzeer naar de zondaar. En moge er vandaag een grote oogst van hulp naar voren komen: hulp voor de behoeftigen, hulp voor de zieken en de aangevochtenen; hulp voor hen die vermoeid en in narigheid zijn; en hulp voor de ronddolende mens, voor de lauwe gelovige; en bemoediging voor hen die in Christus zijn, rustend, gevuld met de Geest, wachtend op de komst van de Heer. Sta het toe, Vader, want we vragen het in Zijn Naam, de Here Jezus. Amen.

1d Ik ben zo blij vanmorgen in de Tabernakel te zijn en ik heet u allen een hartelijk goede morgen toe. Ik vertrouw dat we deze dag nog steeds in de dienst van de Here worden bevonden.

2 Toen we onze handen een ogenblik geleden opstaken, hoevelen konden er zingen: "Ik ben zo wonderbaar gered van zonde"? Ik was echt zo gelukkig. Het leek wel of het honderd procent was. Overal, elke hand die ik kon bemerken, was opgestoken. "Ik ben zo wonderbaar gered van zonde. Jezus woont zo lieflijk in mij." Ik ben daar vandaag zo gelukkig om voor u.

3 Ik geloof dat de zuster hier op het veldbed een beetje in de zon ligt. Ze zou misschien wat verzet willen worden. Ik weet niet of het haar hindert of niet; en ik bemerkte dat haar hand ook omhoog was: "Zo wonderbaar gered van de zonde. Jezus woont zo lieflijk in mij."

4 O, is dat niet geweldig – wanneer Jezus van Nazareth onze harten binnen kan komen, ons zegent, en ons kan maken tot wat we behoorden te zijn. Er was vroeger een liedje dat we jaren geleden gewoon waren te zingen: "Hij maakt mij wat ik zou moeten zijn. Zijn genade kan mij reinigen en mij vrij maken..." (zoiets dergelijks). Wat is dat wonderbaar!

5 Nu, net voor we beginnen de zondagsonderwijzing te leren... Het is mijn beurt vanmorgen om de 'zondagsschool' te komen onderwijzen.

6 Het maakte dat ik me goed voelde toen ik via de achterdeur binnenkwam en ik ze daar de verjaardagsgaven zag neerleggen. Dat herinnerde mij aan een lange tijd geleden toen de Tabernakel nog in z'n kinderschoenen stond, en het is gewoon als vanouds om de herder de mensen te horen zegenen voor de komende jaren van hun leven en te danken voor wat God in genade voor hen had gedaan.

7 Nu, ik geloof dat ik deze tabernakel de redenen verschuldigd ben; en om dit de eerste plaats van alle andere te laten zijn waaraan ik deze bekendmaking doe. Het is uitgetypt en gereed voor de post, maar ik geloof dat ik het zou willen citeren, omdat het Nieuwjaar is; niet omdat het Nieuwjaar is, maar omdat het het nieuwe keerpunt van de tijd is.

8 Ik geloof dat we leven in een heel wonderbare, heerlijke dag van gelegenheid, waarin de hedendaagse mensen leven om de schaduwen van het komen van de Zoon van God te zien. Ik geloof met heel mijn hart dat de wereld nu zal losbarsten in de grootste opwekking die ooit werd gekend, óf ze zal de donkerste chaos binnengaan die de geschiedenis ooit gekend heeft.

9 En ik... Het is een grootse tijd waarin de mensen een beslissing moeten nemen over wat ze zullen gaan doen. Als er mogelijk iemand hier is vandaag die de beslissing voor Christus nog niet goed heeft genomen, dan vertrouw ik dat het deze morgen zal gebeuren; dat u ergens in de dienst in uw hart zult zeggen: "Ja Heer, dít is de dag dat ik mijn beslissing neem om U de rest van mijn leven te dienen."

10 Het is een wonderbare dag. Ik ben er zeker van dat over onze ogen gewoon een sluier is geweest (zelfs bij gelovigen) zodat we gewoon niet kunnen zien wat er om ons heen plaatsvindt. Ziet u? En vele keren worden geestelijk geleide mensen verkeerd begrepen en zijn zij niet... door de mensen van de wereld, omdat het zo'n vreemd en eigenaardig leven is om een volledig aan de Here Jezus overgegeven leven te leiden.

11 Nu, een paar weken geleden... ik had de Here acht of tien... ongeveer tien jaar geleden beloofd, toen ik in 1946 wegging – toen ik de Tabernakel verliet – dat ik Hem met heel mijn hart zou dienen in deze campagnes, wetende dat het daarbuiten een grote beroering zou veroorzaken, omdat... en dat er een heleboel geld bij betrokken zou zijn en al dat soort dingen. Dus ik wist door wat ik las, dat gewoonlijk de mensen die enigszins door de Here werden gezegend... dat er ongeveer drie hoofdzaken zijn die een prediker gewoonlijk terug tot de oude sleur brengen. En ik bemerkte dat het waren: geld, vrouwen en populariteit. En deze drie dingen... Ik merkte in de Schrift dat het bij de profeet Bileam geld was. Hij verkocht zijn gaven om te gaan... vanwege geld, toen Balak zoveel geld aanbood. (Velen van u zijn met de geschiedenis bekend.)

12 Voor Simson was het Delila, de vrouw die hem vlijde in haar schoot tot hij de geheimen van de Here aan haar prijs gaf.

13 En bij Saul was het populariteit. Hij was een profeet; de Bijbel zei dat hij bij de profeten werd gerekend. En door populariteit wilde hij groot zijn en boven iemand anders uitsteken. En hierdoor viel hij.

14 Dit zijn de drie hoofdoorzaken die ik in de Bijbel zie, die mannen veroorzaken te vallen; en ik vroeg onze hemelse Vader om mij alstublieft te allen tijde deze dingen te laten schuwen – in het bijzonder deze drie hoofdzaken. En ik hield een bedekking over ze heen.

15 Ik deed God een belofte dat ik nooit om geld zou bedelen in de samenkomsten. Ik sloot een verbond met Hem, als Hij ooit tot een plaats zou komen dat Hij niet in mijn noden in de samenkomsten voorzag, gewoon door het doorgeven van de collecteschaal (ook al wist ik dat er tienduizenden dollars opgebracht zouden moeten worden voor die grote, massale samenkomsten)... En toen zei ik Hem, dat ik dan weg zou gaan, en naar huis zou komen van het veld.

16 Dit deed Hij wonderbaarlijk, zonder één keer drang of druk uit te oefenen om geld, wanneer dan ook. Drie of vier managers verloren hun werk vanwege het uitoefenen van enige aandrang om geld, wat ik niet wilde toestaan. Ik geloof er niet in.

17 De mensen uit de stad hier zouden mogen denken... Wel, de Here gaf ons een klein huis hier. Dat werd opgehaald in één avond, dat ik... Iemand die denkt: "Wel, hij is multimiljonair." Ik wenste dat u slechts de waarheid wist, ziet u; u zou wel beter weten. Dat had ik kunnen zijn, dat is waar, maar ik heb er zelfs niet om gevraagd. Maar mensen komen gewoon en zeggen: "Ik geef u dit, broeder Branham"; maar ik heb het geweigerd. Ik wil het niet. Ik wil er niets mee te doen hebben. Het is vuil. Ik wil dat mijn erfdeel boven is, hierboven.

18 Dit weet ik, dat er dag aan dag grijze haren op mijn hoofd aan het komen zijn, en ik ben niet meer de kleine jongen die ik was, die hier drieëntwintig jaar geleden begon te prediken. Ziet u? En ik weet één ding, dat ongeacht hoeveel u hebt van dit... Wat zou het een mens baten als hij de hele wereld won en dan zijn ziel verliest?

19 Ik zag die vervloekte zaak, en de laatste paar dagen bellen predikers en mensen me op over verschillende gezinsrampen en zo.

20 Een dame belde me gisteravond. Ze zei: "Ik zal u mijn naam niet vertellen. Mijn man is een van de bekende genezingsevangelisten op het veld." En ze zei: "Ik heb hem op heterdaad betrapt in de handeling van het in overspel leven met een meisje van achttien jaar oud, en hij beleed mij dat hij het al twee jaar deed." Ze zei: "Wat zal ik doen, broeder Branham?"

21 Ik zei: "Dame, ik weet het niet." Ik zei: "Ik zou voor mijn broeder bidden – voor zijn ziel." En zulk soort dingen.

22 Dat hebben we geprobeerd te schuwen. Hij kwam me wonderbaarlijk tegemoet en hielp mij, tot ongeveer de laatste paar samenkomsten. In mijn laatste samenkomst in Californië alleen (en de laatste twee samenkomsten) raakte ik voor vijftien duizend dollar in de schuld. Dat een...

23 Ze zeiden: "U móét vragen. U moet het de mensen zeggen. Ze willen gevraagd worden."

24 Ik zei: "Dat is niet mijn belofte aan God."

25 Een man zei: "Ik zal er borg voor staan."

26 Ik zei: "Dat is niet mijn belofte aan God."

27 Dus om mijn belofte te houden... zoals ik tegenover mijn medemens zou doen, deed ik het aan God. Ik wilde het mijn vrouw en jongen niet vertellen op weg naar huis... Ik kwam naar Californië en ik moest ophouden met de evangelisatiediensten. Ik zei: "Ik zal teruggaan en een paar dagen uitrusten en zien wat de Here Jezus zegt; en als er niets anders komt, dan zal ik gaan en broeder Neville helpen om voor te gaan in de Tabernakel." Ik zei: "Ik zal iets doen om het Evangelie te prediken en gaan werken zoals ik vroeger deed: de ronde doen langs de draden bij de Dienst Openbare Werken of zoiets en prediken... en ik laat hem zondagochtend of zondagavond hebben, en ik zal de andere dienst nemen; en hij zal woensdag hebben, en ik zal dinsdag hebben of zoiets dergelijks." Of... Ik zei: "We zullen regelrecht doorgaan met de diensten." En ik zei: "Ik zal een baan zoeken en aan het werk gaan."

28 Ik deed het. Ik nam een baantje bij broeder Wood, daarachter, huizen verplaatsen en zo. En dus ging ik gewoon aan het werk en nam een baantje. Het deed mijn vrouw en Billy pijn. Ze zeiden... Billy zei: "Pa, ik ben er zeker van dat u verkeerd doet."

29 Ik zei: "Nee, ik doe het goed, ik houd mijn belofte." Zie? Ik vertelde hem, ik zei: "Mijn belofte..." Ongeacht wat het is, als een mens niet zo goed is als zijn woord, ik wil niet... kun je hem niet vertrouwen, omdat hij niet goed is. Zie? En dus, dat is één ding wat iemand altijd moet zijn, en dat is eerlijk. U moet de dingen zó vertellen dat u terug kunt gaan en het een miljoen keer vertellen, en dat het steeds hetzelfde zou zijn. Ziet u; wees slechts eerlijk. Ongeacht of het slecht is of dat het goed is, wees eerlijk. En als het tegen u is, zeg het hoe dan ook; of houd u stil en zeg het helemaal niet. Ziet u?

30 En dan, dus... Ik voel het op die wijze, dat God een oprecht hart zal zegenen; en de positie kennend waarin ik sta om ziekte te bestrijden en zo voor de mensen, en in gebed tot de Here Jezus in overeenstemming met Zijn Goddelijk Woord en Zijn roeping, dan moet ik oprecht van hart zijn om dat te kunnen doen, omdat de duivel weet of u het bent of niet. Zie, hij zal er geen aandacht aan besteden. Het maakt mij niet uit hoe luid u schreeuwt of hoezeer u probeert zelf iets te maken, hij zal geen aandacht aan u besteden. Zie? Dat is juist. Maar God wel, indien u oprecht bent.

31 Dus ik zei: "Ik zal het hen vertellen wanneer ik naar Arizona kom" (nadat ik Californië had verlaten). Ik had de moed niet. Dus nadat... Ik zei: "Als ik in New Mexico ben", en steeds maar door, tot ik het hen hier in Indiana vertelde toen ik aankwam. Maar zij begrepen het tamelijk goed.

32 Billy begreep het niet al te goed. Hij zei: "Pa, ik denk dat u een fout aan het maken bent."

33 Ik ging echter naar huis; vermoeid, afgemat, overstuur, wenend; toen ik die avond naar bed ging en mijn vrouw in slaap was gevallen, ging ik de kamer binnen en knielde neer en zei: "Dierbare Jezus, ik weet niet wat ik zal gaan doen. Hier ben ik weer precies terug waar ik begon. Ik vermoed dat ik een fout heb gemaakt." Ongeveer twee uur daarna verscheen Hij aan mij. En Hij toonde mij een visioen van zo'n panoramisch schouwspel van mensen, als ik nooit had gezien. Ik sprak tot mijn vrouw in het visioen.

34 Nu, u mensen die mij kent, weet dat ik geen fanaticus ben. Ik zeg deze dingen niet, tenzij ze de waarheid zijn. Dat is juist. En ik zag het. Toen zag ik broeder Arganbright daar staan en ik liep naar hem toe. Hij zei: "Broeder Billy..." Hij zei: "We hebben al de gebedskaarten uitgegeven, en alles is nu gereed voor de samenkomst. We hebben een manier gevonden om u binnen te halen en naar buiten te brengen."

35 Ik zei: "Dank u, broeder Arganbright."

36 Ik liep verder naar nog wat meer broeders. En er was een andere broeder aan het prediken en ik vroeg: "Wie is hij?"

37 Ze zeiden: "Zij hebben hem daar neergezet."

38 Ik zei: "Wie zijn zij?" En ze draaiden zich gewoon om en liepen weg. En de man ontbond het gehoor en liet ze allen heengaan; en ik zei: "O, u hoorde dat niet te doen, omdat er geen uitnodiging is gedaan."

39 "O", zeiden ze... Een andere man sprak en zei: "We hebben de collecte al opgehaald."

40 Ik zei: "Wanneer is de collecte belangrijker dan zielen voor Christus?" Zie?

41 Toen dat gebeurde had de Engel des Heren me naar buiten gebracht en Hij nam me mee naar een heel heldere stroom water. Het was het allermooiste blauwe water waar grote vissen in rond zwommen. Hij zei: "Ik zal u een visser maken." En Hij zei: "Nu, werp je aas in het water en wanneer je dat doet, trek het de eerste keer langzaam en geef de volgende keer slechts een kleine ruk, niet te hard; en de volgende keer sla je je haak aan voor de vangst."

42 En ik begon het snoer in het water te gooien. Ik trok en iedereen begon zich te verheugen en te zeggen: "Dat is wonderbaar! Dat is wonderbaar!" Ik werd helemaal opgewonden en rukte er hard aan de volgende keer en ik trok de vis en alles uit het water. En wat was het? Het was een klein, nietig visje ongeveer ter grootte van het aas. En mijn snoer raakte helemaal in de war en ik was bezig mijn snoer te ontwarren, en de Man Die achter mij aan het spreken was liep om me heen en kwam voor mij staan, gekleed in Palestijnse klederen en een tulband op Zijn hoofd. Hij droeg een wit kleed. Hij zei: "Broeder Branham, dat is het."

43 Ik zei: "Ik weet dat ik het niet juist deed." Ik zei: "Ik rukte eraan toen ik dat niet hoorde te doen."

44 Hij zei: "Laat uw snoer niet in de war raken in dit soort tijden."

45 En ik zei: "Wel, ik houd het zo strak als ik maar kan. Ik zal erg zorgvuldig zijn."

46 Hij zei: "Nu, de eerste keer dat Ik met u sprak, legde u uw handen op de mensen en vertelde hun wat er verkeerd met hen was. En de tweede trek, wel toen u dat deed, zou u de geheimen van hun harten kennen. En Ik maakte u een ziener voor de mensen, maar u probeerde het altijd uit te leggen. U behoorde dat niet te hebben gedaan." Hij zei: "U maakte er een publieke voorstelling van."

47 Ik zei: "Het spijt me erg."

48 Toen nam Hij mij daar vandaan en ik zag een grote, geweldige tent. Ik heb nog nooit zo'n tent gezien. Ze was afgeladen vol en overal omgeven door mensen. En ik liep naar het... Het leek alsof ik boven de mensen stond, neerziend, terwijl ik net een uitnodiging deed; honderden en honderden mensen weenden en verheugden zich, nadat zij de Here Jezus als hun Redder hadden aangenomen.

49 En ik keek en hoorde toen een man opstaan en zeggen: "Roep de gebedsrij." En de mensen begonnen aan deze kant zich in een rij op te stellen, aan de linkerkant vanwaar ik naar beneden naar het podium keek, en ze stelden zich helemaal in de straat heen en terug op, voor een gebedsrij. Ik bemerkte aan mijn linkerkant (wat aan mijn rechterhand zou zijn geweest als ik op het podium was), een klein houten gebouwtje. En ik zag dat licht waarvan ze allemaal de foto hebben, weet u, dat altijd in samenkomsten is; ik zag dat licht mij verlaten, naar dat gebouw gaan en in dat gebouw gaan; en een stem zei tegen mij: "Ik zal u daarbinnen ontmoeten; dat zal 'de derde trek' zijn."

50 Ik zei: "Waarom?"

51 Hij zei: "Wel, het zal geen publieke show zijn zoals bij de andere." En ik kwam tot mezelf.

52 En ik... Nu, aan het begin van dit nieuwe jaar, terug naar mijn tabernakel waar ik begon (zie?), terug naar het begin waar ik startte. Ik ben God erg dankbaar voor deze dingen.

53 Velen van u weten dat vlak voor het vertrek op de andere kruistocht, ongeveer acht of tien jaar – ik denk ongeveer tien jaar – wel, negen jaar geleden is het geweest, dat het gebeurde dat deze dingen precies werden verteld, hoe de diensten in gehoorzalen... u herinnert het zich precies hoe dat broeder Lawton nog precies drie jaar zou leven, en dan zou worden weggenomen; dat broeder Ward een tabernakel zou bouwen hier in deze richting; en hoe alles precies uitkwam. U oudgedienden weet het. Het gebeurde precies op die wijze en zo zal het hiermee ook zijn! Want het is ZO SPREEKT DE HERE! En u zult het weten.

54 En nu is... ik geloof dat ik op het punt sta de grootste samenkomsten te hebben, die ik ooit... die wij ooit... die ik ooit voor de Here Jezus heb gehouden. Ze liggen voor mij in de nabije toekomst.

55 Daarom weet u, voel ik mij erg gelukkig deze morgen voor u te komen, en dit is de eerste keer dat de boodschap ooit is uitgegeven – regelrecht hier door deze microfoon aan de mensen van de Tabernakel. En nu, het zal binnen een paar dagen in de tijdschriften (de religieuze tijdschriften) staan, zoals Voice of Healing, Herald of His Coming, en dergelijke. Het is al getypt, en klaar voor uitgave.

56 Bid voor mij, en op een of andere heerlijke dag, wanneer alles voorbij is, zullen we samenkomen rond Zijn troon, en wat een tijd zullen we dan hebben!

57 Bedenk, ik ben het niet alleen daar buiten in de bediening; ik heb er maar zo'n klein aandeel in. U hier bent het evenzo, ziet u. Ik geloof gewoon dat de kleine, oude Tabernakel zich zal uitbreiden, en het zal gewoon wonderbaar zijn wat de Heer zal doen. Prijs de Here!

58 Nu, rechtstreeks naar het Woord. Laten we daarvoor even een klein woord van dank richten tot de Here Jezus.

59 Onze hemelse Vader, we zijn zo dankbaar dat U vandaag in dit moderne tijdperk hier bij ons bent; in het tijdperk van auto's, vliegtuigen, straaljagers, raketten en allerlei soorten wetenschap; telefoon, televisie, moderne atoomwapens, enzovoort. U bent nog steeds de opperste, almachtige, alwetende God, Die de hemelen en aarde schiep en de hemel vormde. God, wij kunnen het niet uitleggen. Wij kunnen het niet uitleggen. Evenmin kunnen we uitleggen waarom de hemel geen einde heeft; hoe de wereld kan rondwentelen in zo'n volmaaktheid dat ze twintig jaar tevoren kunnen zeggen wanneer er een zonsverduistering komt, omdat Uw mechanisme precies werkt. Wij kunnen geen mechanisme produceren dat zo precies is. O, maar grote Jehova, Die deze aarde hier in de ruimte houdt; het is volmaakt. En wij hebben U lief, en al Uw daden zijn rechtvaardig en juist.

     Wij onderwerpen ons aan U vanmorgen, bij het begin van dit nieuwe jaar, en vragen dat U ons allen zult vullen met de Heilige Geest, Heer, en trek ons dicht naar U toe; en mogen Uw eeuwige armen om ons heen zijn en ons vasthouden, Here, want de tijden zijn schokkend en donker, maar de Morgenster gaat ons voor op de weg. Wij zullen volgen, Here. Waar Hij mij leidt zal ik volgen. Of het nu zij: sommigen door de wateren, sommigen door de vloed, sommigen door diepe beproevingen, maar allen door het bloed.

60 O God, leid ons door Uw eeuwige hand, tot de overwinning tenslotte is behaald en Jezus terugkeert naar de aarde. Zonde, ziekte en smart zullen geëindigd zijn, en wij zullen in dit heerlijke duizendjarige rijk bij U wonen. Wij verlangen naar die grote dag. Kom, Here Jezus, tot Uw Woord vandaag. Kom erin. Besnijd de lippen die spreken en de harten die horen. En moge het zaad in het hart vallen waar de Heilige Geest het zal zaaien, en moge het honderdvoudig voortbrengen. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

61 God zegene u en helpe u, terwijl we nu rustig gaan zitten voor de onderwijzing van het Woord. Ik zal proberen u niet te lang te houden, voor zover het over het algemeen mogelijk is bij een zondagsonderwijzingsdienst, omdat we onmiddellijk hierna genezingsdiensten hebben om voor de zieken te bidden.

62 Wat is onze Here Jezus genadig voor ons geweest! Zojuist sprak ik met broeder Neville... ik vergat het, broeder Cox was geloof ik bij ons toen we eens voor een kleine moeder gingen bidden, hierboven in Charlestown, die lag te sterven in haar bed, de laatste hoop, want kanker verteerde haar. En God, verbazingwekkend en wonderbaarlijk, genas die kleine vrouw. Haar broer is prediker (kleine Junior Cash) en hij predikt het Evangelie vandaag en bidt ook voor de zieken. Hij had pas een grote opwekkingsdienst daar in Henryville, en broeder Neville vertelde me er net over hoe het met de kleine broeder Junior ging. Ik ben daar zo blij om.

63 Ziet u, werp uw brood uit op het water. Het zal op een dag tot u terugkeren. Zaai het juiste zaad – u zult de juiste oogst oogsten. Als u het verkeerde zaad zaait, zult u de verkeerde dingen oogsten. U kunt niet op hetzelfde moment naar het oosten en naar het westen gaan. U gaat óf de ene kant op, óf de andere. U zult óf naar God wijzen deze morgen, met al wat u hebt ziende naar Hem, óf u wijst de andere kant op. U denkt soms dat u goed gaat, terwijl u verkeerd gaat, maar u kunt niet terzelfder tijd naar links en naar rechts gaan. U moet... U komt ergens op uit. Als u naar links koers hebt gezet; u zult naar links gaan en u zult links uitkomen. Als u koers zet naar rechts, zult u rechts uitkomen. U kunt niet verhinderen dat u goed uitkomt. Het mag schijnen alsof u verkeerd gaat, maar u gaat goed.

64 Volg het kompas, en het kompas is de Heilige Geest. De magnetische pool van het noorden houdt dat kompas precies noord. Is het niet wonderbaar dat de elektronica van de lucht...

65 Ik stond een paar jaar geleden dichtbij de Noordpool, en u hoort... u ziet dat noorderlicht zich uitspreiden, en de gele en groene lichtstralen in de donkere middernacht maakten het zo licht als het in deze ruimte is, zodat u erbij kunt wandelen. En ik dacht: "Ver naar het Zuiden, ginds in Centraal-Amerika, of waar ook, zal dat kompas rechtstreeks naar die magnetische pool wijzen. Het zal u elke keer naar het noorden leiden." En hoe heerlijk is het dat we een magnetisch systeem in de heerlijkheid hebben; en voor elk mens is een kompas gemaakt, om hem door dit leven te leiden, of naar Jezus Christus te wijzen, zo zeker als wij vandaag in de kerk zitten.

66 In Zijn wonderbare Woord nu, het negentiende hoofdstuk van... Nee, neemt u mij niet kwalijk, het is het tiende hoofdstuk van Hebreeën, het negentiende vers. Ik wil dat u aandachtig luistert terwijl we lezen.

67 Daar wij dan, broeders, vrijmoedigheid hebben, om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, (Hoe wonderbaar!)
     Op een verse en levende weg, welke Hij ons ingewijd heeft door het voorhangsel, dat is, door Zijn vlees;
     En daar wij hebben een grote Priester over het huis Gods;
     Zo laat ons toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, onze harten gereinigd zijnde van het kwaad geweten, en het lichaam gewassen zijnde met rein water.

68 Nu, moge de Here Jezus slechts deze beantwoording op het Woord toestaan. Houdt u van het Woord? Geloof komt door horen; het horen van het Woord van God.

69 Nu, laten we voor de onderwijzingsdienst, gedurende misschien de komende dertig of veertig minuten, rechtstreeks het Woord ingaan.

70 Ons geloof kan niet op niets rusten. Een Christen moet... zijn geloof moet een vaste plaats hebben om op te rusten. U weet dat, en de enige rustplaats waarop een Christen, een ware wedergeboren Christen, zijn of haar geloof op kan laten rusten, is op het onwankelbare Woord van God. Het is niet gebouwd op het drijfzand van theologie en leerstellingen van mensen en op het toetreden tot een kerk; maar het geloof van een ware gelovige rust vast, onwankelbaar als hij het Woord van God nadert.

71 Zoals ik ergens, misschien hier een paar avonden geleden zei, dat ik zo graag wilde prediken, dat ik predikte tot mijn vrouw in bed tot 12 uur, haar gewoon vertellend hoe glorierijk Jezus was. Er kwam een tekst in mijn hart. Deze bleef zo sterk in mij branden dat ik er niet meer over kon zwijgen. En ik zei: "Lieveling, ik wil een poosje tot je prediken." En ze schudde zich wakker; door genade luisterde ze.

72 Ik zei: "Het Christelijke geloof is geheel en al gebaseerd op rust." Dat is juist. Een Christen wordt niet heen en weer geslingerd. Een Christen loopt niet van plaats tot plaats. Een Christen maakt zich niet druk en kwaad en bezorgd over de dingen. Een Christen rust. Het is alles voorbij. Het is alles afgelopen voor de gelovige, op Golgotha. Dat is juist. O, ziekte en teleurstellingen mogen komen, maar de Christen is in rust; wetend dat God in staat is om te behouden wat Hij volvoerde. Wetend dat, ongeacht hoe de zaak er voor staat of hoe het eruit ziet, er noch ziekte is, smart, dood; noch is er honger of iets wat ons kan scheiden van de liefde van God die is in Jezus Christus. We zijn in rust. Laat het oude schip heen en weer slingeren wat ze wil; het anker houdt.

73 Ik kwam eens voorbij een haven en zag dat. We vlogen in een vliegtuig. Het grote... We kwamen laag naar beneden. Daar lag een groot, oud schip. De zeilen waren gestreken, weet u. En o, wat stond er een storm op zee. Tjonge, ze was woelig! En ik zag dat oude schip daar heen en weer slingeren en sommige golven sloegen erover, en sommige golven gingen er onderdoor, enzovoort. En ik zei: "Ik vraag mij af hoe dat kan."

     En een man die daar zat, zei: "Het ligt aan een zee-anker. Daarom kan het schip niet zinken." Hij zei: "Het kan door de golven heengaan, maar het kan niet zinken, omdat het verankerd is."

74 Ik zei: "Geprezen zij God, wij hebben een anker." We kunnen over sommige golven heengaan en we kunnen onder sommige doorgaan; maar hoe dan ook, als het anker houdt... het is niet het schip dat het houdt, het is het anker dat het vasthoudt. Het is niet wat ik ben, of wat ik zal zijn, of wat ik was. Het is wat Hij nu is, en wat Hij deed voor mij en u. Het is niet wat ik kan doen. Het is wat Hij heeft gedaan.

75 Mijn geloof is niet verankerd in hoe de komende samenkomsten zullen zijn. Mijn geloof rust niet op enige bekwaamheid die ik zou hebben, of tot welke kerk ik behoorde toe te treden, of met wat voor soort mensen ik behoorde om te gaan. Mijn geloof rust volkomen en is verankerd op het volbrachte werk van de Here Jezus Christus; het is al ontvangen.

76 God rechtvaardigde Hem door Hem op te wekken uit de dood. "Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wien Ik Mijn welbehagen heb", en God wekte Hem op uit de dood voor onze rechtvaardiging. Geen wonder dat de dichter zei: "Levend had Hij mij lief; stervend redde Hij mij – Begraven, droeg Hij mijn zonden ver weg – Opstaand, rechtvaardigde Hij, overvloedig voor immer – Op een dag komt Hij; o, heerlijke dag!"

77 De Christen rust in die hoop op de stormachtige zeeën. Er... Zeker, de stormen steken op, allerlei moeilijkheden; maar we zijn verankerd. Dat is alles. Het zal nooit zinken. Het kan niet zinken.

78 Nu, ik heb vele Christenen opgemerkt in mijn leven, die nu eens opgewekt en dan weer neerslachtig waren. Ik heb me daarover verwonderd. En zonder een dergelijke tekst als deze te prediken, buiten in de andere kerken waar ik heenga, vond ik het het beste om het aan mijn mensen hier in de Tabernakel uit te geven, over: Waarom worden de mensen zo heen en weer geslingerd?

79 U vindt die mensen die erg godsdienstig schijnen te zijn, die zulk een diep verlangen schijnen te hebben, en dagelijks zoeken ze, en jagen ze, en zoeken ze naar God, en komen nooit tot enige vastigheid van enige aard – tot de plaats waar ze ooit vastgezet en verankerd zijn in Christus. En ik heb uit ervaring dit geleerd, dat het de intellectuele mensen zijn.

80 Nu ik hierover spreek; er zijn twee verschillende typen Christenen. Het schijnt vreemd, maar ik zou eigenlijk niet willen zeggen twee verschillende typen; ik vind twee verschillende fasen een beter woord om te gebruiken – niet twee typen, twee fasen; hetzelfde christendom, maar twee fasen ervan. En een ervan heeft een intellectuele of verstandelijke opvatting van wat God heeft gezegd in Zijn Woord en van Jezus Christus, door de weg van de kennis. En het andere is een beproefde ervaring die God de mens in zijn hart heeft gegeven!

81 De intellectuele mens hongert. Hij vergast zich aan God, maar zijn feest is niet blijvend. De anderen schijnen heel de tijd overwinning te hebben. Er is niets wat hen hindert. Ze zijn net zo vast verankerd als ze maar kunnen zijn. Beproevingen noch stormen deren hen; helemaal niet. Maar ze schijnen iets over zich te hebben, waardoor mensen die Christenen zijn en proberen om voor God te leven, dat soort Christenen bewonderen. En ik heb mij dikwijls afgevraagd; "Here, wat hebben deze mensen waar anderen zo naar hunkeren, terwijl ze toch in gebreke schijnen te blijven het te krijgen?"

82 En ik weet dat het een grote vraag van al onze harten is, die Christus hebben gediend. Ik heb nog nooit iemand gezien die ooit eenmaal tot Hem is gekomen, tenzij ze... daarna scheen het leven hen nooit meer juist toe, als ze Christus ooit verlieten.

83 Ik sprak gisteren met een kleine kleurlingman die me vertelde van een voorganger die terugging, zijn predikerspapieren verscheurde, in de vuilnisbak gooide en zei: "Ik stop ermee." En de zondag daarop nam hij een krat bier, en zat daar thuis te drinken. Een paar weken daarna lag hij stervend op bed.

84 Als ik tijd had zou ik dat uitleggen; hoe dat werkt in de Bijbel, maar dat zou buiten mijn tekst om gaan. Dat is een ander onderwerp – hoe Satan binnenkwam en die persoon nam, en God moest Zijn kind naar huis halen. Dat is alles wat er gebeurde; het komt vaak voor.

85 Maar nu, om dit hongeren te zien van mensen, die toch niet in staat zijn het te bereiken... En velen van onze leraars en scholen hebben veel theologie binnengebracht en vertelden de mensen: "Wel, het komt omdat u niet jubelde, omdat u niet in tongen sprak, of omdat u deze soort gaven niet had" – hoewel ik niets tegen zulke dingen te vermelden of te zeggen heb: maar alles samengenomen ontdekt u dat deze mensen wanneer ze wél jubelen of in tongen spreken, of een andere emotie hebben, toch nog steeds niet de persoon schijnen te zijn die ze behoorden te zijn. Nu, we weten dat dit waar is. Ik heb dikwijls mezelf afgevraagd, wat er voor iemand zou kunnen worden gedaan in dat soort geestesgesteldheid. Omdat we het zo eenvoudig in het Woord van God vinden, proberen we het uit te leggen. En teneinde dit nu te doen, na het intellectuele deel te hebben gezien van het verstand en de ziel, die in het hart is...

86 Nu, u hebt eigenlijk twee verschillende geestelijke vermogens. Een ervan hebt u in uw hoofd door uw verstand, en de andere werkt in uw hart, wat uw ziel wordt genoemd – uw geest en uw ziel. Nu, ze stemmen erg vaak totaal niet met elkaar overeen. Wanneer het hoofd iets lijkt te zeggen, vraagt de ziel het zich af, als het niet goed is. Maar wanneer het in de ziel komt, lijkt het hoofd terug te treden.

87 Er zijn dingen die met u gebeurd zijn, waarvan u wist dat ze zouden gebeuren, hoewel u niet kon uitleggen waarom. Er was geen reden en u zou het niet kunnen uitleggen, maar toch aanvaardde u het gewoon; en het gebeurde precies op die manier. Dat is wanneer er hier beneden iets gebeurt.

88 In de grote samenkomsten van de uitgestrekte velden van de campagne, merkte ik veel mensen op die me kwamen zeggen: "O, ik heb alle geloof, broeder Branham." En verstandelijk hebben ze hier gelijk, maar in hun hart is het er niet. Als het er was, zouden ze niet op het podium zijn om voor zich te laten bidden, voor geloofshulp; indien ze geloof hadden.

89 Nu, we zullen terug moeten gaan en een type nemen om dit vanmorgen als tot kinderen aan u uit te beelden, en ik wil dat u aandachtig oplet. Ik geloof in typeren, speciaal voor mensen, die... Het is gemakkelijker voor hen om het te begrijpen als u het illustreert. Het is goed om kinderen te onderwijzen; en we zijn allemaal kinderen. Wij zijn nog maar jongeren in God. Wie hier zou willen zeggen: "Ik ben een volwassene, opgegroeid in God. Ik..."? We zijn het niet, wij zijn slechts kleine baby's in God. Dat is zo.

90 We willen nu proberen dit in een positie te brengen waar we precies kunnen zien wat God aan het doen is. Laten we daarom nu teruggaan naar het Oude Testament, om een beeld te krijgen, en we zullen het nemen door de kinderen Israëls.

91 Toen ze door de Rode Zee overstaken en in het beloofde land kwamen, liet God, door soevereine genade, elke nacht manna uit de hemel regenen. En de mensen gingen dan eten... ze namen dit manna, en maakten er brood van of koeken of zoiets, en aten dit brood wat hun in leven hield op de reis. En wij ontdekken dat vele malen het manna, als ze het wat te lang op de grond lieten liggen, zou smelten en wegvloeien. Net zoals vorst of iets dergelijks op de grond, het bleef niet.

92 Nu, we zien dat ditzelfde aan het gebeuren is in het Christendom. Vele mensen krijgen voor negen uur honger. Je hebt een heleboel – wat zal ik zeggen? – tentenkampsterren. Vele mensen gaan naar de dienst en verheugen zich, jubelen en prijzen de Heer, terwijl de Geest Gods valt; alle veroordeling heeft hun harten verlaten. En zodra... een dag of twee na de opwekking, vinden ze zichzelf weer terug in de oude sleur; toch eten ze manna.

93 Vele mensen komen tot Christus... nooit is het mogelijk geweest in de Pinksterwereld om de Pinkstermensen deze fundamentele waarheid te laten zien. Het is zo moeilijk, omdat elke kerk haar leer heeft en ze horen hun voorganger dagelijks en de evangelist spreekt iets. Ze zeggen: "O wel, ik heb het ontvangen, wat maakt het voor verschil"; maar ze blijven in gebreke om deze waarheid te vatten.

94 Nu, ik heb dikwijls gesproken en doe het nog steeds en ik geloof dit grote geloof of de fundamentele waarheid die Jezus Christus sprak: "Hij, die Mijn Woord hoort en gelooft in Hem Die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven, en zal niet in het oordeel komen; maar is overgegaan van dood in leven."

95 Ziet u het? "Hij die Mijn Woord hoort..." O, ik wilde dat ik het in elk hart kon verankeren! Johannes 5:24: "Hij, die Mijn Woord hoort, en gelooft in Hem Die Mij zond, hééft eeuwig, immerdurend leven, en zal nooit in het oordeel komen; maar is al overgegaan van dood in leven." Dat is Zijn Woord.

96 Wat moet u doen? Geloven; horen. Geloof komt door het horen, horen door het Woord, en door te geloven, toe te passen en te rusten. Ziet u het? Het Woord zegt het zo – hoor het; uw hart zegt het zo – geloof het; en uw hele wezen rust erin. Het is volbracht.

97 Geloof komt door het horen. Jezus sprak het Woord: "Hij die Mijn Woord hoort, en gelooft in Hem Die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig – nooit eindigend of altijd bestaand – leven." Is het niet wonderbaar? "Altijd bestaand leven, en zal nooit vergaan; maar is al overgegaan van dood in leven; is overgegaan van scheiding tot immerdurende tegenwoordigheid." Amen!

98 Al... Toen u een van God vervreemde was, hield u op een vreemdeling te zijn; nu bent u een kind – van dood in leven; van duisternis tot dag, van sterfelijk tot onsterfelijk, van verderf tot onverderfelijk; van lusteloosheid tot vreugde; van dood in leven; en volledig rustend op ZO SPREEKT DE HERE. Niet op gevoelens, op geestelijke emoties, theorie; of op een of ander onbekend iets wat iemand tegen u heeft gezegd, wat geen grond heeft; of iemand die zegt; "Wel, kom en treed toe tot onze kerk en het zal in orde zijn"; maar op het Woord van God rust de menselijke ziel vast. God zei het zo. Dat maakt het vast; maakt het werkelijk.

99 Nu, laten we snel tot de tweede stap gaan. Wat veroorzaakt dat veel van deze mensen, die naar het terrein gaan en het manna eten, voordat de avond komt weer hongerig worden? Mensen gaan naar de samenkomsten; er zijn gewoon vele mensen die hun radio aanzetten en die een goede prediking horen en zich verheugen. Velen van hen gaan naar de kerk, ze horen een goede prediking en ze gaan naar huis en verheugen zich. Maar wat is dan datgene wat binnenkomt en het allemaal van u wegneemt bij de eerste kleine moeilijkheid die opduikt? Zeker, als u het Woord hoort en uw ziel zich verlustigt in het Woord, is het de Heilige Geest waarvan u eet.

100 Ik geloof dat u gelooft tot immerdurend leven. Ik geloof dat uw aannemen van de Here Jezus u immerdurend eeuwig leven geeft wanneer u het gelooft. Dan geloof ik dat u door één Geest wordt gedoopt, het lichaam van gelovigen binnen. (We zullen er over een paar ogenblikken op komen, zo God wil.) U gelooft ten leven.

101 Paulus zei, rondtrekkend door de bovenkust van Efeze, toen hij bepaalde discipelen vond: "Hebt u de Heilige Geest ontvangen sinds u hebt geloofd?"

102 Ziet u, uw geloof verankert u in Christus. Dat is verstandelijk. U gelooft het, u aanvaardt het; u zegt dat het waar is. U erkent dat het de waarheid is en u bent een Christen. En u hebt dan immerdurend leven door het te geloven. U bent binnengegaan naar God; u bent in het tentenkamp, het manna valt en u eet het.

103 En hebt u dit vreemde opgemerkt; dat er een gemengde menigte van hetzelfde manna at? Mensen die zondaars zijn, die de Here Jezus niet aanvaarden, kunnen zich toch verheugen in het zien van de wonderwerken Gods, de genezing van zieken. Ze kunnen zich erin verheugen dat mensen goed doen; ze kunnen hun harten openstellen en zich verheugen in een prediking die wordt gepredikt onder de zalving. En dat is hetzelfde soort manna dat de Christen eet. Ziet u het?

104 Dan, herinner u altijd mijn leer hier in de Tabernakel; u moet God volgen in drieën, omdat Hij er in vervolmaakt is.

105 Nu, we vragen ons af waarom. Dan ontdekken we dat dit manna zou verdwijnen. Het zou op de grond komen en dan verdwijnen; dan opnieuw komen en weer verdwijnen, elke dag was er wat. Om negen uur was het verdwenen.

106 Ik heb mensen ontmoet die in de kerk opstonden en zich gewoon verheugden; en ik zie ze de kerk uitgaan en misschien maandag of dinsdag leven ze gewoon niet behoorlijk, niet passend voor een Christen. En de man of vrouw, wie het ook mocht zijn, kwam dan terug, schudde u de hand en zei: "Ik wil die dingen niet doen." U voelt medelijden met hen.

107 U hebt mensen Goddelijke genezing zien aanvaarden en zeggen: "O ja, ik zie het. Het staat in het Woord. O, dank u, Heer, ik geloof het." En ze komen er een paar dagen helemaal bovenop, en bij de eerste kleine storm die opsteekt gaan ze weer terug. U hebt het opgemerkt en het is waar; en de mensen kunnen het niet helpen. Dus wat betekent dit allemaal? Wat veroorzaakt deze dingen?

108 Nu, laten we opletten. We bemerken dat dit manna, toen het viel... God zond het naar beneden om leven te verschaffen aan de kinderen Israëls op hun reis. Toen zei God Mozes en Aäron een grote, gouden pot te maken en die volledig te vullen met manna en in het heilige te plaatsen, of het heilige der heiligen, bij de ark. Dit manna moest bij de ark gezet worden en daar ging het nooit weg. Het werd nooit oud. Het verloor nooit zijn zoetigheid. Het bleef altijd goed daarbinnen.

109 Hebt u ooit iemand ontmoet die daarbinnen is geweest en heeft geproefd en leeft op dit manna? U kunt hem ontmoeten op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag, of zondag; op een bewolkte dag, zonnige dag, sombere dag, of de dingen goed of verkeerd gaan; hij is altijd liefelijk, altijd vol liefde, nooit iets verkeerds sprekend of doende. Hij leeft onder de heerlijkheid van God. Hij wordt nooit hongerig. Hij hoeft nooit naar de kerk te gaan om opgebouwd te worden. Hij is gewoon altijd vol van God.

110 Er gaan mensen naar de kerk, die u de hand zullen schudden in de kerk en lachen en u een broeder noemen. Buiten de kerk zullen ze een kleine zakentransactie sluiten die niet helemaal precies correct zou zijn, vanwege persoonlijk voordeel. Ik zou niet willen zeggen dat die mensen hier in de Tabernakel zijn, maar ik zeg dat ze er zijn. Er zijn dingen die mensen zouden doen, en ze worden anders. De minste kleinigheid zal dat oude humeur weer terugbrengen, die zelfzuchtigheid, een oor openen voor kwaadsprekerij of zoiets dergelijks. Die persoon is nooit binnengegaan in deze pot hierbinnen.

111 Ze zijn buiten, ze eten zeker hetzelfde soort manna. Ze zijn het kamp binnengebracht, en dat is waar... in het kamp op het veld kregen de mensen het manna; en ze zijn daarbinnen, en dat manna dat zij eten is hetzelfde manna dat deze man hier eet. Ze hebben beiden dezelfde voorganger. Ze lezen beiden dezelfde Bijbel. Maar de een blijft voortdurend waarachtig en nederig, en de ander heeft zijn goede en slechte momenten; op deze manier in en uit gaande. Zij beiden eten hetzelfde manna, maar de een is binnengegaan en de andere is nog steeds buiten. Zij beiden zijn gelovigen tot eeuwig leven, maar de één is gedoopt met de Heilige Geest in het Koninkrijk van God, en de ander is buiten, hetzelfde manna etend.

112 En de mensen hebben ons verteld: "Je moet jubelen om hierbinnen te komen. Je moet in tongen spreken om hierbinnen te komen. Je moet al deze dingen doen." Maar we ontdekken dat die dingen niet werken.

113 Ik heb mensen zien jubelen die niet waren... ik geloof nauwelijks... Ik heb geen wijze om te oordelen en ik behoorde het niet te doen. Ik heb mensen zien jubelen die elk soort van leven leidden. Ik heb mensen zien dansen in de Geest, over het gangpad heen en weer, en toen ze weer buiten kwamen leefden ze verschrikkelijk. Ik heb zowel mannen als vrouwen dat zien doen. Ik heb mannen en vrouwen zien dansen in de Geest, spreken in tongen, en jubelen, die een humeur hadden als ik weet niet wat.

114 Er zit iets verkeerd en toch verheugen ze zich in de zegeningen van God. Zij geloven erin, zij hebben er geloof in; maar ze zijn pas in deze voorhof. Ze zijn nooit tot deze binnenhof gekomen. Zij zijn nooit van hier naar hier gekomen.

115 Dat is er aan de hand met de kerken vandaag. Ik hoop dat u het ziet. O, wanneer ik er een voorschouw van kan zien, maakt me dat verheugd. Ziende dat ons anker houdt binnen de voorhang.

116 De Bijbel zei: "Hij die overwint zal ik een witte steen geven en een nieuwe naam die niemand weet dan hijzelf."

117 Het maakt geen enkel verschil wat mensen zeggen. U weet zelf wanneer u in de binnenste voorhang bent gebracht. Niemand zou u iets anders kunnen vertellen. Niet omdat u tot een kerk toetrad, of omdat u dit deed of dat, maar iets zegt het u gewoon. U hebt een steen die in het hart is – geen harde steen, een zachte. Deze steen maakt uw hart zacht in plaats van hard.

118 In Ezechiël, in de oude tijden, toen de wetten in de tabernakel werden gelegd; in de ark, de wetten van God... Ezechiël sprak van een andere tijd... Nu de mensen... Er zijn twee klassen mensen vandaag (diezelfde klassen) die proberen iets te doen om zichzelf te redden. Elk zegt: "Ik zal elke zondag naar de kerk gaan." Dat is erg goed. "Ik wil godsdienstig zijn." Dat is erg goed. Dat is nog steeds onder een wet. Maar voor de ander is om naar de kerk te gaan en goed te zijn niet iets wat u zelf doet, maar het is iets in u dat het voor u doet: de Heilige Geest in uw hart.

119 Nu, kijk in deze binnenhof. Deze mensen die hier binnen leven schijnen altijd verzadigd te zijn, zich altijd goed te voelen. Ezechiël zei: "Ik zal Mijn wetten opnieuw schrijven en ze in hun hart leggen." Zoals de wet op stenen placht te staan in de ark, en de ark het hart voorstelt, zo "zal Ik Mijn nieuwe wet in hun harten leggen", in de ark.

120 Het hart is de woonstede van God. In het Oude Testament woonde God in Zijn heerlijkheid boven de ark, en het hart is de ark. God woont niet in het hoofd, maar in het hart. God wordt niet gekend door theologie; God wordt niet gekend door een verstandelijke opvatting; God wordt gekend door de ouderwetse, geheiligde ervaring van de wedergeboorte, die plaatsvindt in het menselijk hart.

121 Toch leven mannen en vrouwen een goed leven en hebben God lief met een verstandelijke opvatting, maar de werkelijke schuilplaats is in het hart, verborgen met Christus. En wanneer Christus, de Heilige Geest, uw hart binnenkomt, is Hij in u met uw temperament en Hij leeft Zijn eigen leven door Zijn eigen wil door u heen. Halleluja!

122 Ik weet dat het verschrikkelijk klinkt, maar het is juist! Christus... U bent zo overgegeven, dat Christus de soort woorden spreekt die Hij zou spreken. Hij denkt die gedachten die Hij zou denken door u heen. Hij doet het soort werken die Hij zou doen, door u heen. U bent overgegeven en in rust.

123 Wat een prachtig beeld van een toegewijde Christen: overgegeven, Christus erdoor werkend.

124 Paulus zei: "Want het leven is mij Christus, en het sterven is gewin. Niet meer ik die leef, maar Christus leeft in mij!" Christus leeft, in de individuele ziel die is overgegeven. Christus spreekt door de lippen, denkt door de geest, ziet door het oog, handelt door het temperament. Halleluja!

125 Dan zijn de dingen van de wereld voorbij gegaan. Hoe kunt u iets anders zijn dan heel de tijd liefelijk en aangenaam? Christus heeft heerschappij gekregen! Amen. Ziet u het? Dat is het. Het is Christus in u. Christus in u.

126 U zegt: "Wel, ziet u, ik geloof dat het de waarheid is, broeder Branham." Dat is juist, het zit hier, maar moet hier komen. Als het zo is, dan is uw hele gesteldheid Christus. Uw houding, uw verlangens, uw smaak, uw alles is Christus; overgegeven, rustend, alles volmaakt! Het maakt niet uit hoe somber het eruit ziet, of hoe donker het eruit ziet, het blijft steeds hetzelfde. Christus is in u.

127 Hij spreekt tot de zondaar met de stem waarmee Hij tot hem zou spreken. Hij spreekt tot de prostituée met de stem waarmee Hij tot ze zou spreken. Hij denkt door uw geest dezelfde gedachten die Hij tot Uw hart spreekt, op dezelfde wijze als Hij het zou doen als Hij hier op aarde was. En u bent niet meer van uzelf, maar u bent overgegeven.

128 Deze heilige plaats ging Aäron éénmaal per jaar binnen. De samenkomst lette op hem. Hij was juist gekleed. Hij moest juist gezalfd zijn. Hij moest juist lopen. Gezegend zij de Here! Juist gekleed, juist lopen, juist gezalfd. Hij had een belletje en een granaatappel aan zijn kleed; en als hij liep, speelden ze: "Heilig, heilig, heilig, voor de Here."

129 Hij droeg voor zich uit een grote, platte schaal met bloed – het bloed van het lam, het bloed van de verzoening; en hij was gezalfd met de Roos van Saron, en de zalfolie droop van zijn baard af, regelrecht naar de zomen van Zijn kleed. Hij liep de binnenhof binnen, in de tegenwoordigheid van God; en toen hij daar achter de voorhang ging, viel de voorhang achter hem dicht en hij was afgesloten van buiten! Hij was weggeborgen van de buitenwereld. God zij geprezen! Er is een schuilplaats, een verblijfplaats!

130 Wij kunnen in de tegenwoordigheid van God wandelen en verborgen zijn voor de dingen van deze wereld. We horen ze niet meer. Het is geluiddicht. Halleluja! Geluiddicht! De wereld is aan de buitenkant, zich vergapend en kijkend; maar u bent aan de binnenzijde, in de tegenwoordigheid van de eeuwige, immer bestaande God, etend van dit manna dat jaren en jaren, honderden jaren zal blijven. Het bedierf nooit, noch raakte het op.

131 En een mens die eens tot God inging, waar de voorhang achter is gevallen, de dingen van de wereld afsluitend, is in de tegenwoordigheid van God, dit manna etend.

132 Geen wonder – om twaalf uur, negen uur, of wat ook, hij leeft in de tegenwoordigheid van de Koning! Amen! Geen wonder dat elke dag fijn voor hem is! Zie? Kijk waar hij zich bevindt. Hij vond de verborgen plaats. Hij is achter de voorhang gegaan. De deuren zijn achter hem gesloten. Hij ziet niets van de wereld. De deuren zijn geluiddicht gemaakt door schapenvachten en geitenvellen en dit is geluiddicht gemaakt door de doop van de Heilige Geest die de mens in Christus verbergt. Daar wordt hij een nieuw schepsel en hij wandelt dagelijks op deze wijze vóór Hem.

133 Wat een prachtig beeld van de gelovige die leeft in de tegenwoordigheid van God. Alle dingen zijn dan het Zijne. Alle dingen werden aan Christus gegeven. Alles wat God was, goot Hij in Christus. Alles wat Christus was, goot Hij uit in de gemeente. "Te dien dage zult gij weten dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij en Ik in u." O, het voorrecht dat de gelovige heeft, als ze het slechts zouden kunnen aanvaarden.

134 U zegt: "Broeder Branham, u beschouwt hier een beeld, maar hoe kom je er?"

135 Wat is het volgende?

136 "Hoe komen we daar binnen, broeder Branham?"

137 Hier is de wijze waarop zij in het patroon passen.

138 "O, ik ben een Christen, broeder Branham. Ik werd gered. Ik werd gedoopt. Ik verheug me in de zegeningen van God."

139 U bent in de buitenhof.

140 Maar u zegt: "Er zijn dagen dat ik mijn goede en slechte tijden heb, mijn vermoeidheden, mijn heen en weer geslingerd worden, mijn moeilijkheden. Ik wilde dat ik een overwinnend leven zou kunnen leven."

141 Wel, u moet uit de voorhof gaan. U moet binnenkomen.

142 Nu, wat was het eerste? De voorhoven stelden rechtvaardiging voor. Daarbuiten kwamen de mensen binnen – heel Israël. Niemand anders dan een besneden Israëliet kon deze voorhoven binnenkomen. Ze zouden het ontwijden. Herinnert u zich dat Paulus Timotheüs naar de tempel bracht en men zei: "Ze hebben deze heilige plaats ontheiligd door een heiden binnen te brengen"? Om in de voorhoven te komen moest men absoluut een gerechtvaardigde zijn; wedergeboren mannen en vrouwen die God hebben aangenomen, met eeuwig leven in zich wonend. Zij moesten dat zijn om in de voorhof te kunnen komen.

143 Dan kwamen ze naar het eerste altaar, en het eerste altaar is waar ze het offer verbrandden, daar waar de Here hen tegemoet kwam in de vergeving van zonde en hen reinigde van al hun ongerechtigheid. En het brandende altaar, het koperen altaar verbrandde het dier en het bloed van het dier. Dat was de tweede voorhof.

144 En nu, nadat ze die tweede voorhof hadden verlaten, heiliging, gingen ze dit toegewijde leven binnen; ze gingen de tegenwoordigheid van God binnen. En terwijl ze daarbinnen waren... daar hadden ze al deze heerlijke dingen. Wat een prachtig type is dat hier: als daarbinnen iets doods binnenkwam, dan ging het weer leven. Hebt u daar ooit aan gedacht? Ze namen Aärons staf en legden Aärons staf in de tegenwoordigheid van deze heilige plaats, en toen men dat deed, vormde deze in één nacht tijd knoppen, bloeide en bracht amandelen voort; in één nacht tijd. Denk het u in! In de tegenwoordigheid van God vormde deze oude, dode staf, toen hij daar lag in de tegenwoordigheid van God, knoppen, bloeide en bracht amandelen voort, in één nacht. Wat was het dan? Wat voor soort staf was het? Het was een staf van een amandelboom. Daar had hij hem afgehaald, de stok kwam van een amandelboom. En u bent een soort stok; en u werd genomen van de tak van het mensdom, wat Gods geschapen Zoon in den beginne was. U mag gevallen zijn, dood, vervreemd van God, maar door de schepping werd u geschapen om een zoon van God te zijn. U mag opscheppen, en hierbuiten in de voorhoven gerespecteerd en geëerd zijn, maar als u ooit in die heerlijke plaats komt, weggeborgen bij God, zult u voortbrengen wat u wordt verondersteld te doen.

145 Neem een dode zondaar, vervreemd van God, zonder hoop, zonder Christus, en zet hem in de tegenwoordigheid van God, in deze grote, heerlijke tabernakel daarbinnen; hij zal de vruchten van de Heilige Geest voortbrengen; liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid.

146 De dode staf vormde knoppen. Voor hij knoppen maakte moest hij verfrissingen hebben. Hij moest verfrist worden. Nadat hij verfrist was, wel, moest hij... bracht hij reuk voort, een geur – de bloesem. Het volgende wat hij voortbracht was vrucht.

147 En elke Christen komt op dezelfde wijze, wanneer hij in de tegenwoordigheid van God komt. Eerst moet hij verfrist worden. De Heilige Geest moet vat op een mens krijgen en hem vernieuwen, en hem tot een ander persoon maken. De Heilige Geest komt binnen, gewoonweg een verfrissing.

148 De Heilige Geest komt in de rust van het uur. U weet, wanneer u op een morgen heel vroeg naar buiten gaat, dan ligt de dauw op de grond. De dauw valt even voor het daglicht, gewoonlijk ergens in de nacht, nadat het jachten en jagen van de wereld naar bed is gegaan; nadat alles in slaap is. Bent u ooit vroeg in de morgen naar buiten gegaan? U gaat vroeg naar buiten, en ziet hoe alles zo fris is – gewoon heel fris, vroeg in de morgen. Waarom? Die oude aarde is een poosje weggeborgen geweest en ze is verfrist.

149 En bent u ooit in de tegenwoordigheid van een man of vrouw geweest die zich verborgen had, weg van de wereld? Het is verfrissend om met hen te spreken. Zij verfristen zich. Zij beginnen tot leven te komen.

150 En bent u ooit de rozentuin ingegaan vroeg in de morgen, of langs de autowegen hier, heel vroeg, wanneer de dauw op de grond ligt, en hebt u die geur bemerkt van de kamperfoelie enzovoort – de acacia bloesem? Bent u ooit...? Het is net zoals een Christen die zichzelf met God heeft weggeborgen ergens in de stilte van de nacht. Hij zal de volgende dag tevoorschijn komen met een frisheid, een geurig leven, een aangename plaats om te vertoeven. Iemand tegen wie u graag praat, iemand die u kan bemoedigen, iemand waar u vertrouwen in hebt gekregen.

151 Uw buurvrouw daar aan de overkant; wat spreekt u graag met haar. Ziet u, dat is de frisheid, het welriekende. En het volgende: het brengt vrucht voort. En overal waar de Heilige Geest komt, plant Hij altijd het Zaad Gods en brengt vrucht voort.

152 Een ander belangrijk ding van het binnengaan in deze plaats is, dat het een plaats is waar u vertrouwen kunt hebben. U kunt geloven.

153 Er ligt hier vanmorgen een vrouw uitgestrekt op een veldbed, in een ernstige toestand. Wel, als God haar niet aanraakt zal ze sterven. Ze is op leeftijd; ze is een oude moeder, grijs haar, draagt een bril – een heel godvruchtig, uitziend iemand. [Dan is er een leeg gedeelte op de band – Vert] Ik schudde haar de hand en sprak een paar ogenblikken geleden een paar woorden met haar toen ik binnen kwam. Nu ligt ze hier. Waarschijnlijk deden haar dokters alles wat ze maar wisten. Zij kunnen niet meer doen. En ze is op haar enkel gevallen en ribben enzovoort, en een complicatie van dingen die zij mij vertelde, die er verkeerd met haar waren, en ook dingen die zij niet wist. Maar daar ligt zij in zo'n toestand. Wel, terwijl ze in zo'n toestand is en zo verscheurd, nu, wat kunnen we voor haar doen? We kunnen haar brengen in de gezegende tegenwoordigheid van de algenoegzame, verfrissende Heilige Geest, Die de mufheid van haar weg kan nemen. Terwijl de dokter, hoe goed hij ook kan zijn, haar probeert te vertellen dat er misschien "niets meer is wat ik kan doen"; maar wij heffen haar op, deze plaats binnen!

154 Wanneer u oud bent, en uw dagen hier ongeveer voorbij zijn... – dat betekende helemaal niets voor Abraham toen hij in de tegenwoordigheid van God kwam. Op honderdjarige leeftijd behaagde hij God en beschouwde niet zijn eigen lichaam dat nu dood was, maar hij was in de tegenwoordigheid van Jehova. Hij had dat beloofd.

155 Hier zit een dame op de stoel aan het eind, stervend aan kanker, zeker dat ze zal sterven; er is niets anders overgebleven dan te sterven. Indien we haar maar kunnen krijgen...

156 Niemand liet Aäron binnen. Aäron liep naar binnen, omdat hij was genodigd binnen te komen, omdat het hem was verteld door Jehova; hij had het recht om binnen te gaan. Toen Jezus stierf op Golgotha, scheurde Hij het voorhangsel van boven naar beneden. Dat bracht niet alleen de Hogepriester naar binnen, maar iedereen die komt om tot God te naderen heeft het recht om het heilige der heiligen binnen te gaan. Zij heeft er recht op! De dame die hier op sterven ligt heeft er recht op!

157 Hier zit mevrouw Weaver, die hier ergens zit. Zij lag een paar jaar geleden op sterven aan kanker, uitgeteerd, met heel dunne armpjes. Zij had recht op de Boom des levens. Ze had er recht op om binnen te komen achter de voorhang. En terwijl ik haar, vanwege dat ze zo wankelde, moest vasthouden, doopte ik haar hier in water. Ze leeft vandaag, omdat ze een recht had! Ze aanvaardde het, geloofde het.

158 Ik geloof dat ik ergens in het gebouw achterin, meneer Morgan zag; misschien zit mevrouw Morgan daar. Zij zat hier precies op deze stoel, zich omhoog houdend, stervend aan kanker; geen hoop voor haar. Maar geloof komt door horen, horen door het Woord! En Hij bracht haar uit die verzwakte toestand. Terwijl haar man me vertelde (die hier nu aanwezig is, hij speelde golf met de dokter); en ze zeiden dat de kanker zich uitzaaide rond haar ingewanden zodat het eruit zag als of het boomwortels waren. Alle hoop was vervlogen, maar de Heilige Geest bracht haar in de tegenwoordigheid, naar de verfrissing, en bracht haar achter de voorhang; het gordijn viel achter haar dicht. Het maakt niet uit wat de dokter zegt. Het geeft niet wat iemand ook zegt. De voorhang viel en sloot elke ongelovige buiten. Toen reikte ze in de gouden pot van God en zei: "Door Zijn striemen ben ik genezen", en ze begon het te eten. De volgende morgen was het daar nog steeds om te eten. De volgende dag was het daar nog om te eten.

159 Dat is het, niet wachten tot het opnieuw valt, of tot de volgende opwekking, maar het is immerdurend, eeuwig, daar zittend, wachtend. En ze eet nog steeds van dezelfde pot manna.

160 Wat was het? Haar ertoe krijgen in te gaan in de verfrissing. Te zorgen dat de voorhang rond haar valt, zodat ze niet zal luisteren naar wat de wereld zegt, maar zal luisteren naar wat God zei.

161 Ga binnen door het bloed. Ga binnen door de zalving, gezalfd. Loop juist; leef juist; houd uw hoofd juist. Totdat u deze voorhoven binnengaat... ik zeg niet dat iedereen dit doet, of dat, of wat anders, hoe u bent gedoopt, of op welke wijze, of op deze manier, of tot welke kerk u behoort – God geeft door soevereine genade de Heilige Geest aan hen die Hij het wenst te geven.

162 Dat is waarom deze mensen... Zij wandelden nederig voor God. God gaf hun door genade de Heilige Geest en dat is de reden dat ze leven zoals ze leven. Ze zijn toegewijd. Zij hebben de Here lief. Zij geloven en leven op elke wijze en elke dag in Zijn tegenwoordigheid. Ongeacht wat komt of gaat, of de rivier stijgt of dat de wolken laag hangen – ongeacht wat er gebeurt, ze blijven steeds leven in de tegenwoordigheid van de Koning. Wat is het?

163 "O, u werd niet genezen. Dat is gewoon schijngeloof!"

164 De voorhang is gevallen, zij horen het niet eens. Zij zijn daarbinnen, en zij komen tot leven. Amen. Zeer overgegeven... Spreek een poosje met hen en u zult zien dat er een geur van heiligheid om hen heen is. Hun spreken is besprenkeld met zout – niet sprekend over hun buurman, of proberen over iets te redetwisten dat zus-of-zo gedaan is, maar hun spreken is van Christus en Zijn heerlijkheid.

165 Daar liggen ze en brengen frisheid voort. Hun geuren van het nieuwe leven voortbrengend, met de bloesem, en elke dag vrucht voortbrengend.

166 Anderen zeggen: "Weet u, ik weet dat zij werd genezen; ik weet dat hij werd genezen; waarom kan ik dan niet worden genezen?"

167 Zeker kunt u worden genezen, broeder. Het enige is om de zalving van de Heilige Geest te krijgen.

168 "Wat is dat, broeder Branham?"

169 Neem God op Zijn Woord, want door geloof bent u gered en dat door genade, niet door werken! Geen geestelijke emoties, niets opgehitst, geen spreken in tongen, geen jubelen, nee niets! Door geloof in de tegenwoordigheid van God wandelen en zeggen: "Here God, ik kom enkel en alleen op basis van Uw Woord en ik geloof U."

170 U zegt: "Broeder Branham, gelooft u niet in jubelen en spreken in tongen?"

171 Jazeker! Maar u spant het paard achter de wagen! Kom eerst tot Christus. Kom eerst tot Christus. Laat de Heilige Geest u gewoon overnemen. Begin van het manna te eten. Het is vandaag goed, het is morgen goed, het is altijd en elke dag goed.

172 Nu, ik wil dat u hier nog op iets let; op het bijzondere van het licht waarin de gelovige wandelt wanneer hij in Christus is – het bijzondere hiervan. Nu, de drie hoven... De gerechtvaardigde mens hier buiten wandelt bij daglicht. Soms heeft hij sombere dagen. Begrijpt u het? O, ik hoop dat u dit ziet. God zegene u. Sommige dagen zijn somber, sommige dagen weet u niet of het het werkelijk waard is God te dienen of niet. U wandelt in de buitenste voorhof. Zeker, u eet manna; zeker bent u een gelovige; zeker hebt u eeuwig leven; zeker, als u sterft gaat u naar de hemel. Waarlijk, maar welk soort leven leeft u? Elke dag dat u hier uitgaat: "Ooh, ik was met het verkeerde been uit bed gestapt vandaag! Ik heb het ze gezegd! Ik heb ze uitgemaakt! Ik kon het niet helpen! God vergeef mij."

173 Zeker, Hij zal het doen. Zeker, zal Hij het. U bent Zijn kind. Maar wat voor soort leven leeft u?

174 O, haat u het niet dat soort leven te leven? Hoogten en diepten en dag en nacht moeite en die trek. Terugvallen; terug naar de kerk; terugvallen; terug naar de kerk; dit en dat. Verontschuldigen voor dit hier, maar deze andere man bloeit gewoon regelrecht door, hij heeft helemaal niets.

175 Ziet u in welk soort leven hij wandelt? Net als het weer. Het geeft het licht van buiten – het sombere, het mistige, het half om half – nu een zonnige dag, dan weer een sombere en een mistige, en een wolk voor de zon. Dat is de wijze waarop elk wedergeboren, gerechtvaardigd mens leeft. Dat is waar. Dat is al het licht dat hij heeft om in te wandelen, wanneer hij daar slechts in wandelt.

176 Hij zei: "Ik kwam tot Christus, broeder Branham. Ik werd lid van de kerk, ik zette mijn naam in het boek. Ik doe mijn best te leven zo goed als ik kan."

177 Wel, dat is fijn, broeder. Ik waardeer dat. God waardeert dat. Indien u gelooft. "Hij die Mijn woorden hoort en gelooft in Hem Die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven." U bent mijn broeder; ik heb u lief. "Maar broeder Branham, mijn hoogten en diepten... o, ik ben de allerellendigste persoon. Ik moet elke dag vechten." O ja, broeder, het is waar u wandelt. Dat is juist. Dan zeggen ze: "Ik wil wat dieper gaan."

178 Wel, hij komt de hof binnen. Nu, wat is daarbinnen? Er staan zeven gouden kandelaren in dat heilige, en ze geven licht. De kandelaren geven licht. Dat is de man die stopt met drinken, stopt met roken, stopt met liegen, stopt met stelen, zijn buurman goed behandelt, goed is voor zijn vrouw (of zij goed voor haar man, om het even, man of vrouw); de gelovige. Hij is tot een plek gekomen waar hij met al zijn gemeenheid is gestopt, wat gebeurt door het bloed met heiliging. Hij is geroepen tot een nieuw leven, en hij wandelt daarin.

179 Hij hoeft niet bij het licht daarbuiten te wandelen; hij heeft een beter licht gekregen. Hij wandelt bij het licht van zeven gouden kandelaren, die olijfolie branden. En de olijfolie stelt de Heilige Geest voor. Het vuur was de doop die het dopen bracht, of zelfs daarin gedoopt met de Heilige Geest. Maar u bent nog niet wegverborgen. U bent niet achter de voorhang.

180 Hier gaat hij. Hij wandelt bij deze zeven gouden kandelaren. Er is veel licht, veel licht daarbinnen. Maar er zijn dagen dat die lichten dof worden. Er zijn dagen dat deze lampen walmen, en het licht niet zo goed is. Er zijn tijden dat die lichten weer moeten worden aangestoken en dat u een beetje van de buurman moet lenen om de ene kaars met de andere aan te steken. Het is nog steeds geen goed licht. We zijn er dankbaar voor, maar het is nog steeds niet het juiste licht. O-o-o, broeder! Ziet u het? Het is nog steeds niet het juiste licht.

181 U zegt: "Broeder, ik sprak in tongen; ik heb gejubeld." Goed, wonderbaar, maar laat mij u iets anders zeggen. Goed, hij wandelt in dit licht. Het is kunstlicht. Het is niet het licht van de zon, het licht van de maan of de sterren. De mens in de hof van rechtvaardiging, heeft, wanneer de nacht komt, een erg zwak licht – alleen de sterren, misschien een bleke maan, een heleboel jagende wolken. Hij zit verschrikkelijk in de knel.

182 Maar de man hier bij het altaar, die zich toegewijd houdt en zegt: "Here, ik zal precies bij U gaan leven, ik ben de diaken in de kerk of zoiets dergelijks. Ik zal goed voor mijn naaste leven. Ik zal proberen mijn best te doen om het beter te doen, Heer." Wel, hij leeft in een beter licht. Zijn licht gaat zelden uit, maar ze walmen wel, en ze moeten door elkaar aangestoken worden.

183 Maar de mens die dat voorbijgaat en binnengaat waar de wereld is afgesloten, waar de voorhang achter hem valt; onder de elkaar rakende vleugels van de cherubs, waaronder de grote shekina-heerlijkheid zich bevond... Dat licht verflauwde nooit. Het ging nooit uit. De mens die leeft in de tegenwoordigheid van God achter de voorhang, leeft in de heerlijkheid des Heren. Het kan mij niets schelen of de stormen woeden, of door de wolken de maan niet schijnt en de sterren niet schijnen; wanneer de kandelaren uitgaan, maakt dat niet uit! Hij leeft in de shekina-heerlijkheid van God, onder de kracht van de Heilige Geest.

184 Het ging 's nachts niet uit, het ging niet uit... Het is een soort mystiek licht. Een soort zacht, gloeiend licht. En de gelovige in rust, wandelt rond binnen de voorhang. De heerlijkheid des Heren, waar de pot met manna was, waar hij dagelijks van eet, wordt nooit minder. Hij eet van het manna.

185 O, hij heeft geen enkele zorg in de wereld. Voor alles werd gezorgd. God was met hem, luisterde naar zijn gebed en beantwoordde zijn gebed. Niet alleen dat, maar hij leeft rechtstreeks in de tegenwoordigheid van de Koning. God in de Shekina-heerlijkheid.

186 Elke keer als er zoiets dergelijks zou willen beginnen, zou het niet tot hem kunnen komen. Hij zou er niet naar luisteren. Hij zou het niet kunnen. Het gejammer van de wereld was aan de buitenkant.

187 Als u ooit in Christus komt, mijn vriend; ooit tot een plaats waar de wereld dood is; waar de... o, of uw kinderen nu zus zijn, uw moeder zo is, uw vader het op deze manier zei, of uw voorganger zei dat, of nu de dokter dit of dat zei – u hoort het zelfs niet. U leeft alleen in de shekina-heerlijkheid, wandelend en levend in de tegenwoordigheid van de Koning. Elke dag is liefelijk in uw ziel. O, alles is wel! Alles is wel! Er is niets wat u kan deren. O, wat een plek.

188 O, ik denk aan dat liedje: "Ik ben door de gescheurde voorhang gegaan, halleluja voor Zijn Naam – Ik leef in 's Konings tegenwoordigheid." Levend... "... ben door de gescheurde voorhang gegaan, waar de heerlijkheid nooit zal vergaan – Ik leef in 's Konings tegenwoordigheid."

     "Ik wandel in het licht, het prachtige licht – Daar waar de dauwdruppels van genade schitteren – Schijn om ons heen bij dag en bij nacht – Jezus, het Licht van de wereld."

189 "Laat hij zich verbergen; en laat ik mezelf verliezen en het vinden in U, Heer. Laat al het eigen ik gekruisigd zijn..." Laten mijn buren kwaadspreken; laat dit, dat of het andere weg zijn. Ik ga voor één ding naar de gemeente, en dat is te verblijven in Uw tegenwoordigheid! Ik ben daar binnen gegaan, Heer, en ik zal nooit begeren meer weg te gaan. Ik zal Uw Woord vertrouwen, wat U zegt. Daar wil ik zijn. Laat de sluiers achter mij vallen, Heer, zodat ik slechts Jezus alleen kan zien en leven en wandelen en sterven in Hem! Daar bent u er.

190 Op de berg der Verheerlijking, toen Jezus verheerlijkt voor de apostelen stond en zij opkeken, zagen zij slechts Jezus alleen. Ze zeiden dat zij alleen Jezus daar zagen staan. O, God, verberg mij in die plaats! Verberg mij ginds in die plaats, waar de sluiers af zullen vallen en ik niets zal zien dan Jezus Zelf.

191 Ik wil de fantastische dingen van de wereld niet horen. Het kan mij niet schelen of ze atoombommen hebben; of ze een straalvliegtuig hebben; of de nieuwe Chevrolets er beter uitzien dan de Buick; het maakt niet uit! De zaak is dat ik dagelijks wandel en leef met Christus...?... jezelf; de voorhangsels zijn rond mij gevallen; ik ben in Hem en Hij in mij.

192 Laat de stormen woeden, mijn anker houdt binnen de voorhang. Ik kan u niet zeggen waarom we zoveel stormen op de zeeën hebben in deze dag, maar ik ben dankbaar voor een anker dat onwrikbaar houdt binnen de voorhang. Wanneer het schip 'stampt' en het eruit ziet of elke beweging haar naar de bodem zou zenden, is toch mijn anker binnen de voorhang. Ik ben verankerd binnen de voorhang.

     "Ik ben verankerd in Jezus, de stormen des levens zal ik trotseren – Ik ben verankerd in Jezus, geen wind of golf zal mij deren – Ik ben verankerd in Jezus, want Hij heeft kracht om te behouden – Ik ben verankerd in de Rots der Eeuwen."

193 God help ons deze morgen om binnen te gaan in dat binnenste leven. Stop ermee om hierbuiten te blijven, waar u heen en weer wordt geslingerd door elke wind van leer, door elk klein ding dat opkomt. Weet u niet dat de Bijbel zegt dat er in de laatste dagen mensen zouden komen als engelen des lichts; in de laatste dagen? Hoe zij zouden nemen...?... en de predikers van de duivel zijn engelen des lichts. Beseft u niet dat Eva nieuw licht zocht, waarvan de duivel tot haar sprak, wat elke begraafplaats veroorzaakte die er is; wat de oorzaak was van elk krankzinnigengesticht; het veroorzaakte elke strafboerderij, het veroorzaakte elke dood, elke smart, elke van honger stervende baby, elke stervende moeder! Zij zocht naar iets nieuws. Ze keek uit naar iets nieuws wat ze kon ontdekken.

194 O, God, neem mij terug naar de shekina-heerlijkheid; neem mij binnen de voorhang bij U. Ik ben tevreden bij Jezus. Heer, laat mij mezelf verliezen en me in U vinden. Laat mij de binnenste voorhang binnengaan, waar al dit gehuil van de wereld...

195 De Bijbel zei dat er in de laatste dagen een hongersnood op aarde zou komen, niet naar brood en water alleen, maar naar het ware Woord van God te horen; en de mensen zullen van oost naar west gaan en het overal proberen te vinden. Dat uur is hier. Dat uur is hier, dat mensen zichzelf opwerpen als goden en verheerlijkt willen worden! Maar mensen zeggen: "O, doctor Zus-en-zo, en de grote Zus-en-zo."

196 De oude Paulus zei: "Ik heb één vrees en dat is dat u zou proberen mij te aanbidden in plaats van de dingen die ik predik. Ik ben nooit tot u gekomen met meeslepende woorden van menselijke wijsheid, maar in de kracht van de opstanding van Jezus Christus. Opdat uw hoop daarop zou zijn gebouwd, op dat daar."

197 Het is vandaag een verschrikkelijke dag. De mensen worden naar alle kanten uiteengedreven.

198 Ik stond een paar weken geleden op een plaats waar een grote tent was opgezet (niet om te bekritiseren, God vergeve mij!) en een man daar zei dat hij boze geesten kon uitwerpen. Daaraan twijfel ik niet, maar boze geesten worden niet uitgedreven door wreed en onverschillig leven! Het machtigste wapen ter wereld is liefde!

199 Ik stond bij een kleine dame onlangs 's avonds terwijl haar man van plan was haar te verlaten en een andere vrouw te trouwen – een erg fijn bekend echtpaar. Ik keek haar aan. Ze zei: "Wel, ik zal gaan vertrekken, broeder Branham."

200 Ik zei: "Doe het niet, zuster."

201 Ze zei: "O, de bediening van mijn man zal worden geruïneerd. Wat kan ik doen? Ik ga naar New York en ik zal een baantje gaan zoeken."

202 Ik zei: "Doe het niet, doe het niet, zuster."

203 "Wat kan ik doen, broeder Branham?"

204 Ik zei: "Ga naar hem toe." Ze zei: "Wel, ik vond de foto van de vrouw en ik heb hem verscheurd en ik heb zus-en-zo gedaan."

205 Ik zei: "Ik begrijp dat, maar ga naar hem toe, sla uw armen om hem heen en zeg: 'Liefste, het maakt niet uit wat je hebt gedaan, ik heb je nog steeds lief'. Dat zal genoeg zijn." Het was zo.

206 Een jongeman kwam niet lang geleden naar me toe. Hij was een Pinksterman. Hij had teveel van deze samenkomsten gezien. En hij gaat in... en zijn vrouw is een trouwe lutheraanse. Ze zei: "Wel, ik denk dat jullie daar allemaal wel hebben gejubeld gisteravond." Ze zei: "Ik denk dat jullie gisteravond allemaal wel in tongen hebben gesproken en dergelijke."

207 Hij ging midden in de kamer staan en zei: "God, ik werp de duivel uit haar! Ik werp de duivel uit haar!" Het werd bijna een echtscheiding. Een man, een fijne man.

208 Hij kwam naar mij toe en hij zei: "Broeder Branham, we zullen vermoedelijk gaan scheiden." Hij zei: "Ik kan die duivel er gewoon niet toe krijgen om uit haar te gaan."

209 Ik zei: "Broeder, u pakt het op de verkeerde manier aan." Ik zei: "Als zij zo begint, zeg dan: 'Goed schat, je hebt een goed hart, lieveling!' En wees heel vriendelijk tegen haar. Zie slechts wat u voor haar kunt doen."

210 Hij zei: "Broeder Branham, wel, hoe zal ik ooit de duivel uit haar krijgen?"

211 Ik zei: "Doet u zoals ik zeg, en blijf gewoon bidden in uw hart." Zie? Ik zei: "God zal voor de rest zorgdragen."

212 Hij belde me ongeveer twee of drie weken later op en zei: "Mijn huis heeft een ommekeer beleefd." Hij zei: "Mijn vrouw is een ander persoon."

213 Ik zei: "Wat is het machtigste? Schreeuwen, trappen, en stompen, of je hart vol met liefde vullen?" God is liefde. Alzo lief heeft God de wereld gehad...

     "Immer sinds ik door geloof die stroom zag – Komend uit Uw open wonde – Is verlossende liefde mijn thema geweest – En dat zal het blijven tot ik sterf."

214 Dat is waar. Een man belde op. Hij zei: "Deze vrouw heeft minstens drie duivels." Hij zei: "De ene heet Jess, en de andere Seth, en hij heeft de naam van de andere niet genoemd." En daar zitten intelligente mensen die die samenkomst ondersteunen, bij honderden en honderden en honderden. Hij zei: "Een ervan is groen, de andere is blauw, en de andere is roze."

215 "O," dacht ik, "God! O, God! Het is zo fout! Laat dat niet gebeuren, God! Die mensen die zo hard worstelden om te proberen in het Koninkrijk van God te komen, en dan komen ze bij honderden samen om zulke onzin te horen!" Weet u waarom? Ze zijn nooit binnen de voorhang geweest. Dat is één ding wat zeker is. Als ze daar ooit binnenkomen, zouden ze wel beter weten. "Mijn schapen kennen Mijn stem. Een vreemde zullen ze niet volgen." Jazeker.

216 U zou in allerlei emoties kunnen geraken, u kunnen gedragen op elke wijze, en het de naam van godsdienst geven. De heidenen doen hetzelfde. Maar geef mij een toegewijd leven dat dood is en weer opgestaan in Christus Jezus, dat leeft in de shekina-heerlijkheid, met de liefde van God rond hen – dat is de persoon waarvan ik geloof dat hij daar zal zijn.

217 Breng mij achter de voorhang, onder het bloed van de Here Jezus. Neem al uw gaven die u in de Schrift vindt. De duivel kan elke ervan nabootsen, maar liefde kan hij niet nabootsen, omdat liefde echt is. De duivel kan niet liefhebben. Dat is één ding wat hij niet kan. Wanneer u tot een plaats komt dat u elkaar liefhebt, en heel de wereld dood is... En als u God liefhebt...

218 Ik sprak onlangs met een vrouw, die me gewoon voor van alles uitschold. Ze zou me bijna een pak slaag geven. Ik zat er met nog een man. En ze zei: "Als u over deze plek rijdt, zal ik de sheriff bellen!"

219 Ik zei: "Wel, beste zuster, ik was alleen maar..." Ik zei: "Wij zijn Christenen, wij zouden dat niet doen."

220 Ze zei: "Christenen – zoiets bestaat er niet." Heel hatelijk. En ze schold ons verschrikkelijk uit.

221 Ik zei: "Maar dame, er is..." Ik zei: "Gelooft u niet in Jezus Christus?"

222 Ze zei: "O, ik geloof in Hem, maar niet in mensen."

223 Ik zei: "U kunt niet in Hem geloven zonder Zijn mensen te geloven. Dat kunt u niet." O, ze deed me alles, behalve me uit te vloeken. Ik stapte uit de auto naar haar toe. Ik zei: "Zuster, we willen hier alleen maar over een klein plekje passeren." Ik zei: "Het zal in orde zijn. Ik zou het anders nooit hebben willen doen, maar ik werk hier."

224 En ze zei: "Het is met jullie zo, dat jullie denken dat jullie over ons, oude mensen, heen kunt lopen."

225 Ik zei: "Nee, nee, nee." Ik zei: "Dat is goed. Als u niet wilt dat wij het doen. Ik weet niet hoe we ooit de auto hier weer uit krijgen. Wij zijn binnengekomen. Uw man zei ons dat we dat mochten."

226 "Het kan mij niet schelen wat hij zei. U doet het niet."

227 Ik zei: "Wel, we zijn hier nu gekomen." En ik zei...

228 Ze zei: "U kunt dat erf nu niet opgaan."

229 Ik zei: "Dame, ziet u die modder? We zouden hier nog geen drie meter vandaan komen door dat gras en die stenen daar." Ik zei...

230 Zij zei: "Dat is uw zaak om daarop te letten, maar als u hier overheen gaat, zal ik de sheriff bellen."

231 Ik zei: "U hebt volkomen het recht en het spijt mij dat ik behalve uw man ú toen niet heb gezien." Ik zei: "Dat spijt mij."

232 En zij... o, ze tierde, snoof en blies en ze schudde haar vuist in mijn gezicht, en alles. Ik zat daar met een oude, haveloze overall aan. En ik zei: "Wel, het spijt me dat ik u stoorde. Ik zou het voor niets ter wereld hebben willen doen, zuster." Ik zei: "Ik schaam me." Ik zei: "Uw man zei dat het in orde was. En het is in orde." En ik zei...

233 Ze zei: "Jullie jongelui denken dat je over ons oude mensen heen kunt lopen."

234 Ik zei: "Ongetwijfeld heeft dat hier in de omgeving vele malen plaatsgevonden. Maar, zuster, wij zijn Christenen." Ik zei: "Ik woon hier niet. Ik werk hier gewoon om de een of andere broeder uit de moeilijkheden te helpen."

235 Ze zei: "Werkt u hier? Wat doet u hier?"

236 Ik zei: "Ik ben een prediker, een eerwaarde." Ze bekeek me van top tot teen. Ze vroeg: "Een eerwaarde?"

237 Ik zei: "Ja mevrouw."

238 Ze zei: "Wat doet u hier?"

239 Ik zei: "Ik probeer iets goeds te doen door iemand uit de moeilijkheden te helpen."

240 Wat is uw naam?

241 Ik zei: "Mijn naam is Branham."

242 Ze zei: "Bent u broeder Branham."

243 Ik zei: "Ja."

244 Ze zei: "Vergeef mij." En haar lippen begonnen te trillen. Ze begon te huilen. Ze zei: "Ik ben een teruggevallen Methodist." Ze zei: "Ik schaam me dat ik me zo heb gedragen."

245 Ik zei: "God zegene u, zuster. Ga weer naar de kerk; zou u dat niet willen? Dien de Here Jezus."

246 Ziet u, als u daar uit de auto gesprongen was en was begonnen met haar te ruziën en haar te vertellen dat u een recht had enzovoort, en u...?... Ziet u wat u dan zou hebben gedaan? Slechts een paar woorden van liefde gaan door tot in het hart. Broeder, laten we mensen binnen de voorhang halen. Dat is juist.

247 Wilt u een klein geheim weten? Zo overwin ik wilde dieren. Zo overwin ik ziekten, door liefde. De liefde van God dringt ons om zoiets te doen. Kom binnen de voorhang. Wilt u dat vandaag niet doen, terwijl we onze hoofden buigen voor een ogenblik van gebed? (Als de zuster naar de piano wil gaan?)

248 Onze hemelse Vader, wij danken U vandaag voor de liefde van God die is uitgestort in onze harten door de Heilige Geest. Ziende dat onze tijd nu doorgaat, zouden we elk persoon die nu in de Goddelijke tegenwoordigheid is, Vader, binnen de voorhang willen laten komen.

249 Er zijn hier jonge mannen en vrouwen, oudere mannen en vrouwen, jongeren – kleine kinderen, kleine opgroeiende jeugd. Wij bidden, Vader, dat U elk van hen bij U binnen de voorhang zult nemen deze morgen en ze zo in U verbergen, in Christus, tot ze wederomgeboren zullen zijn; tot de hoop der heerlijkheid, de hoop Gods, in hen zal rusten. Wanneer dan de beproevingen van de vijand opkomen, zal het zover weg buiten de voorhang zijn, dat ze het zelfs niet horen; zij zullen alleen Jezus zien, levend in Zijn shekina-heerlijkheid, levend in Zijn zegeningen bij deze halo van licht, die nu in de Tabernakel is – laat die in ieder hart wonen, Vader. Moge het komen, niet gewoon als iets intellectueels, of iets waar u naar kijkt op een foto, of door het zelfs te zien met het natuurlijk oog. Moge het in hun hart komen, Heer, en moge het daar wonen, en mogen ze leven in die tegenwoordigheid van God die elke dag een vruchtbaar en gezegend leven voortbrengt voor de Here Jezus. Wilt U het toestaan, Vader?

250 Terwijl we onze hoofden gebogen hebben, geeft onze zuster dit akkoord op de piano, of speelt het, liever gezegd: Er is een bron, gevuld met bloed.

     Dat is de weg naar binnen. U komt via de weg van het altaar de heerlijkheid des Heren binnen. "Vloeid' uit Immanuëls zij – En zondaars worden in die vloed – Van zondesmetten vrij."

251 Zou iemand hierbinnen nu, die in uw hart vanmorgen een beslissing heeft genomen voor Christus... U zegt: "God, ik ben tot een besluit gekomen. Ik wil dit wisselvallige leven niet meer leiden. Ik kom op dit ogenblik tot U, op grond van het gestorte bloed, op Uw Woord, kom ik nu en ik aanvaard het. Ik zal mijn hand naar U opheffen, Here God, dat ik het zal doen van deze dag af aan."

252 God zegene u, zuster. Dat is goed. God zegene u. God zegene u. Iemand... God zegene u, broeder. Dat is goed. Nu, God zegene u, broeder. Ik zie u hier. God zegene u, zuster. Wel, Hij ziet u. God zegene u, mijn broeder.

253 "Vandaag kom ik, Heer, ik ben het leven bij kaarslicht beu. Ik ben het leven bij het licht van de sterren, maan en zon, beu. Ik wil de heerlijkheid des Heren, Heer, die niet ondergaat als de duisternis komt." God zegene u, zuster. "Vanaf deze dag..." God zegene u, jongedame. God zegene u, zuster. God zegene u, moeder. God zegene u, jongeman; dat is goed. "Vanaf deze dag, Here God, zal ik alles doen. Ik kom tot U. U zult mij niet uitwerpen. U kunt mij niet uitwerpen, omdat U heeft beloofd dat U het niet zou doen en ik kom nu en aanvaard het op dit moment, en ik zal het geloven." God zegene u, zuster. "In de heerlijkheid des Heren zal ik gaan leven. Wanneer die oude prikkelbaarheid opkomt en zo, en er moeilijkheden opkomen en alles me probeert van mijn stuk te brengen; en me dit zal laten doen, dit slecht denken en dit slechte doen en dit zeggen, dan zal ik gewoon verankerd blijven in de voorhang en zien naar de heerlijkheid des Heren; en vanaf dan zal ik slechts met U leven."

254 Is er nog iemand voor we gaan bidden? God zegene u, dame; U en u en u. God zegene u. Ja, ongeveer twee dozijn handen gingen omhoog. Goed.

255 Nu, ik zal u zeggen wat ik wil dat u doet. Nu, wij weten dat wij de gewoonte hebben om allen naar voren te laten komen rond het altaar en te bidden; dat is goed. Dat kreeg voor het eerst vorm in de Methodistenkerk in ongeveer de zeventiende eeuw. In de Bijbel deden ze het nooit. Wat zij in de Bijbel hadden was: zovelen als er geloofden, werden gered.

256 Nu, ik wil dat u blijft zitten waar u zit. Ik wil dat u met mij uw hoofd buigt. Ik wil dat u bidt terwijl ik bid en het de Here vertelt. Zeg: "Heer..." Laten we nu al de zorgen van de wereld van ons afzetten, en wie er naast u zit. Dit kan de laatste keer zijn dat u gelegenheid zult krijgen om in het Koninkrijk van God te komen. En ik bid dat God vandaag de deuren der genade voor u zal openen en dat dit de tijd zal zijn. Nu, wij zullen bidden terwijl we onze hoofden gebogen hebben.

257 Onze hemelse Vader, ik breng tot U... Zoals het zaad uitging, Heer, over het podium heen en de Heilige Geest het liet vallen in ongeveer vijftig of zestig harten of meer hier, van degenen die hun handen opstaken en zeiden: "Hierdoor komen wij nu tot U." Sta het toe, Vader, dat de deuren van hun hart wijd open gezwaaid mogen worden. Velen van hen, Vader, hebben al eeuwig leven ontvangen. Zij zullen voor immer leven. Ze moeten het, omdat U het zei. Dat is de reden dat we onze gedachten zo positief vaststellen. Ze moeten het. U zei het.

258 Nu, Vader, we bidden in Jezus' Naam, dat U hen in een nauwere gemeenschap zult brengen. Ze zijn heen en weer geslingerd door Satan die hen slaat. Ze kunnen het kreunen en jammeren van de duivel horen, die hen altijd verzoekt om dingen verkeerd te doen, en dingen verkeerd te zeggen en naar alles te luisteren. Vader, wij bidden dat vandaag de voorhang zal vallen tussen hen en de wereld, dat zij weggeborgen zullen zijn in Christus, om nooit meer te zwerven; om precies daar te blijven in Zijn heerlijkheid, elke dag de Bijbel lezend, Hem prijzend, als zachtmoedige, nederige, rustige, Geestvervulde Christenen. Sta het toe, Heer. We bevelen hen nu U aan, terwijl we hen ook opdragen in de Naam van de Here Jezus Christus, en tot Zijn heerlijkheid. Amen.

Er is een bron gevuld met bloed,
Dat vloeide uit Immanëls zij;
En zondaars worden in die vloed
Van zondesmetten vrij.

259 Nu, we zullen over een ogenblik met de genezingsdienst beginnen. Ik wil dat elk hart nu geconcentreerd is. Hoevelen voelen dat u vandaag, vanaf vandaag, door de genade van God, indien u het nog niet had... dat u vanaf vandaag gelooft dat u zult wandelen in de tegenwoordigheid van God, dat u juist zult wandelen, met de juiste zalving?

260 Wat zou de juiste zalving zijn? Overeenkomstig het Woord: liefde, vrede, vreugde, dat is de zalving. Wandel op die wijze totdat God gewoon het gordijn optrekt, mij naar binnen neemt en heel de wereld rond mij afsluit.

261 Wilt u het doen? Steek uw hand op. Wilt u het door Gods genade doen? Dank u, en God zegene u. Doe dat, vrienden. Ik zal u zeggen, het zal elke emotie, of elke gave, of al het andere wat u zou kunnen zoeken, overtreffen, als u slechts Christus op die wijze in uw hart zult vinden. Dat is wat mij geholpen heeft.

262 Ik legde mijn vader in mijn arm, zag zijn haar neervallen; hij keek naar mij en hij ging heen om God te ontmoeten. Ik zag mijn broer ginds worstelen, de aderen doorgesneden en zijn nek gebroken, en het bloed gutste uit zijn mond. En ik keek naar mijn vrouw en ze zei: "Ik zal je aan de andere kant van de grens ginds ontmoeten, Billy."

263 De volgende dag legde ik mijn hand op mijn baby, ziende dat haar kleine beentje stuiptrekkingen had. Ik zei: "Je bent mijn kleine schat, Sharon. Pappie zal je ontmoeten aan de overzijde." Mijn anker hield. Ziet u. Het is niet gefundeerd op emoties. Niet iets wat ik voelde of iets; het is wat God erover heeft gezegd. Ik geloofde het.

264 En het is al deze drieëntwintig jaren van mijn bediening nu; het houdt nog net zo stevig vandaag, zo niet steviger. Ze windt langzamerhand op tegen het kruis aan, omdat het me er telkens dichter bij trekt. Zie? God sta het toe, dat elk van hen de ervaring krijgt van een innig, toegewijd leven te leven.

265 Ziet u, luister nu aandachtig voor ik daarover ophoud. Het is niet de zegening die u ontvangt; dat u jubelt en God verheerlijkt. Die dingen zijn goed. U eet manna. Dat is het niet. Daar spreek ik deze morgen niet over. Het is niet of u opstond en in tongen sprak, of dat u jubelde, en door het gebouw heen en weer rende. Dat is het niet. Dat is niet waar ik over spreek. Ik spreek over het verborgen leven in Christus, waarbij u altijd, dag en nacht, in Hem leeft. Daarover spreek ik.

266 Nu, Hij is hier. Ik wilde dat ik vanmorgen een genezer was. Als ik het was, zou ik de zieken genezen. Ik kan echter geen zieken genezen; ik ben slechts een mens. Maar de Geneesheer Zelf is hier, de Here Jezus. Nu, als ik... De Bijbel zegt: "Het krachtige, vurige gebed van een rechtvaardige vermag veel. Het krachtige, vurige gebed van een rechtvaardig mens vermag veel."

267 Ziet u, Elia was een mens van gelijke beweging als wij. Hij bad vurig dat het niet zou regenen, en het regende drie jaar en zes maanden niet. Toen ging hij heen en bad opnieuw ernstig, en de hemel gaf regen. Gebed verandert dingen. Ik kan het niet veranderen. U kunt het niet veranderen. Het is het gebed dat het verandert.

268 God vertelde eens een man zijn huis in orde te brengen, omdat hij zou sterven. Hij zond de profeet erheen om het hem te zeggen. En de man keerde zijn hoofd naar de muur en begon te wenen, en vroeg God om vijftien jaar langer te leven. En God veranderde de koers en gaf hem vijftien jaar langer. Wat is het? Gebed!

269 Nu, we veranderen het onderwerp; even voor een paar minuten. Ik kom er niet toe bij u te zijn. Ik hoop hier de volgende zondag weer te zijn, zo de Here wil, maar ik vroeg mij deze morgen af... toen ik naar beneden kwam zei mijn vrouw: "Ga je? Je bent hees, enzovoort."

270 Ik zei: "Ik beloofde het; ik ga hoe dan ook."

271 Kijk, ik wil u iets vertellen. Nu, ik weet dat gebed... Dit zal de eerste keer zijn dat ik bid sinds er iets aan mij bediend werd. Zoals u begrijpt, dat God weet dat het waar is, ziet u, om altijd voor zieken te bidden. Het zal niet in het openbaar zijn zoals vroeger. Wel, natuurlijk in deze gemeentesamenkomsten zal het wel zo zijn, maar ik bedoel in een andere categorie waar we nu ingaan. Maar dit weet ik wel; ik heb vertrouwen. Ik heb heel de tijd opgelet.

272 Nu, als... ik zou vandaag graag van plaats willen wisselen met een of andere man die het Evangelie predikte, als het Gods wil is dat ik een prediker ben. Ik ben niet zo'n beste prediker, omdat ik niet ontwikkeld ben en ik niet al teveel van het Woord en zo weet. Dus ik kan niet prediken, maar mijn werk is voor de zieken te bidden. En ik bemerk in de diensten in verschillende plaatsen, wat gebed uitwerkt, wat een uitwerking het heeft.

273 Hoevelen hebben er 'Christelijk leven' (het tijdschrift 'Christelijk leven')? Hebt u dat verbazingwekkende artikel daarin opgemerkt van die dokter daar in Chicago, of Wheaton, Illinois, geloof ik dat het was? Ze vroegen hem: "Gelooft u in Goddelijke genezing? Bestaat er zoiets?"

274 Hij zei: "Nu stelt u me daar even een vraag! Goddelijke genezing; wat bedoelt u: wonderen of genezing?" Hij zei: "In genezing, zeker. U bidt voor de zieke en de zieke wordt gezond. Een wonder vindt plaats als het vlak voor u verdwijnt." Hij zei: "Allebei. Ik geloof daar zeker in." Hij zei: "Maar deze bloedloze cultussen, zoals 'Unitariërs' en 'Science', en dat soort dingen, dat zegt mij niets; maar het bloed van Jezus Christus zal elke keer genezen."

275 Nu, dat was een medische dokter. Ziet u? En zij weten dat.

276 En dan heeft God sommigen in de gemeente gesteld om te bidden voor de zieken. God stelde sommigen in de gemeente om te leren. Sommigen om verschillende dingen te zijn. Is dat juist? Hij doet dat. En hierdoor geeft Hij soms verschillende gaven aan mensen. Dat heeft niets – niets met de redding van uw ziel te maken. Maar dit wetende, dat Hij mij riep om voor de zieke mensen te bidden, wil ik gewoon... voor uw vertrouwen... en God kent mijn hart, dat ik het niet persoonlijk bedoel. Maar ik wil u even iets tonen. Kijk rond door het hele land wat er is gebeurd. Vorm u nu even een geestelijk beeld in uw gedachten.

277 Kijk slechts wat er hier onlangs is gebeurd. U hebt allen gehoord van die oude buidelrat in de wildernis, daarginds; ze kwam eruit, gebeten door de honden of zoiets; helemaal verscheurd. Waarom zou Jehova God (aan iets wat zelfs geen ziel heeft; een onwetende buidelrat) die buidelrat brengen, en haar precies bij mijn deur neerleggen, terwijl ik zo dom was het niet te weten. Ze lag daar vierentwintig uur. Ik zat in mijn kamer en Hij zei: "Als een dame heeft ze vierentwintig uur op haar beurt liggen wachten tot je voor haar zou bidden; en je hebt het nog niet gedaan." De kleine Rebekka was daar in de kamer...?... En ik liep naar buiten en ik zei: "Hemelse Vader, vergeeft U mij. Ik wist dat niet. Dan bid ik dat U deze opossum geneest."

278 Dat is alles wat ik zei. En de oude opossum stond op, keek me aan en verzamelde haar baby's, alsof ze wilde zeggen: "Dank u, meneer", en zonder zelfs maar éénmaal te manken liep ze regelrecht het hek uit, de weg af, ziet u? Een onwetende buidelrat. Zeker. God leidde haar daarheen. Gelooft u dat niet?

279 Hoe heeft Hij Bosworth geleid? O, kijk slechts het land door, bij honderden, door dromen en visioenen en hoe het allemaal is gebeurd. Dat laat mij dit weten: dat Hij mij daar toen ontmoette, toen Hij aan mijn zijde stond en zei: "U werd in deze wereld geboren om voor de zieken te bidden." Hij zei: "Uw beginnende bediening zal snel de wereld rondgaan." En dat is gebeurd! Kijk naar de genezingscampagnes; miljoenen rond de wereld zijn nu genezen. Ik zou dat niet kunnen doen. Zeker niet.

280 Maar ik begon, door Gods genade, en het breidde zich uit over de wereld – deze grote opwekking. Ik zat onlangs 's avonds (Paul is nu klaar), onlangs 's avonds, een paar maanden geleden, met een groep predikers samen vergaderd in een genezingscampagne. Zij zouden ieder een persoonlijke ervaring vertellen. Ze wisten zelfs niet dat ik in de omgeving was. Ik zat daar achteraan in dit grote stadion, mijn jas zo omhoog getrokken, een haarstukje op mijn hoofd, een zonnebril op; ik zat daar gewoon te luisteren. Een van hen liep naar het podium en zei: "Wel, mijn bediening was zo ongeveer afgelopen. Ik wist niet meer wat te doen." Hij zei: "Toen kwam een kleine, nederige man, broeder Branham. Dat deed mij beginnen."

281 De andere liep naar voren en zei: "Wel, zoals deze broeder getuigde, verging het mij ook." Hij zei: "Ik was voorganger van een kleine, oude gemeente, en ik ging op een avond naar huis." Hij zei: "Daar begon het."

282 Ik zat daar te huilen, huilend. Ik stond op en liep het gebouw uit. Ik kon het niet meer verdragen. Zie? Hij zei dit. Ik dacht: "God, het is helemaal precies wat U zei dat er plaats zou vinden, exact."

283 Wel, hier ben ik deze morgen, vrienden. Ik ben een erg armzalige dienstknecht van de Heer. Ik heb Hem op zoveel manieren in de steek gelaten dat ik mezelf schaam. Ik voel me zelfs onwaardig om Zijn dierbare zieke kinderen te dienen. Maar ik zie niet op mijn waardigheid, omdat ik die niet heb. Ik zie op Zijn genade. Ziet u, het is wat Hij voor mij is, en wat ik voor Hem ben. Ik ben Zijn kind. Hij is mijn Heer. Indien mijn handen niet rein zijn, zijn echter de Zijne het wel, en ik dien niet met de mijne. Ik probeer alleen mezelf aan Hem toe te wijden, zodat Hij door mij heen kan dienen. Ik ben erg blij dat ik in deze voorhang heb geleefd, waar de dingen van de wereld... Toen men zei: "U kunt het niet. Wel, u bent krankzinnig. Er is iets verkeerd gegaan met die prediker Branham daar. Kijk hem nu eens. Wel, hij is krankzinnig geworden."

284 Toen ik daar die predikerssamenkomst had bij het Joodse ziekenhuis, en die groep mensen die daar zat, en hoe zij mij probeerden te zeggen: "Wel, u verliest uw verstand. Wel, u kunt dat niet doen. Zult u bidden voor koningen?"

285 En ik antwoordde: "Dat heeft Hij gezegd."

286 Het maakte niets uit wat zij zeiden. Het gebeurde toch. God deed het. Hij zag niet op mijn onwetendheid. Mijn onwetendheid zou het nooit hebben kunnen voorbrengen. Maar het was mijn onwetendheid niet; het was Zijn genade. Hij was Degene Die het deed.

287 Alleen op die genade vertrouw ik deze morgen als ik ga bidden voor deze stervende vrouw en voor anderen. Niet alleen... U bent ook Gods dienstknecht. Het gebed – het krachtige, vurige gebed – de gemeente die bidt...

288 Hier ligt vanmorgen een vrouw op het veldbed. Er zitten hier anderen in stervende toestand.

289 Er is een bekwaamheid, een gave, zeker. Dat is zelfs voor de wereld na tien jaar geen vraag meer. U kunt naar dit podium komen, en u zou uw leven, als u het moest, in de tegenwoordigheid van God niet kunnen verbergen. Hij zou u precies vertellen wat u was en wat u had gedaan. Ik zeg het; u weet dat dat de waarheid is. Maar dat is geen genezing. Dat is niet de genezing. Het gebed des geloofs behoudt de zieke. Het is gebed wat de zieke behoudt, zeker. Nu, dat willen we doen: bidden voor de zieken. Nu, ik wil u gezond zien. Ik denk: "Wat als dat mijn moeder was die hier lag? Wat, als het is..." Het is misschien iemands moeder. Wat als het mijn vrouw was die daar achteraan zit, of iemand anders die ziek is. Ik zal oprecht zijn. Ik zal bidden.

290 Er is een vrouw die daar nu binnen liep, mevrouw Rook, die werd binnengebracht op een veldbed, zoals deze vrouw werd binnengebracht, stervend aan kanker. Precies hier in Jeffersonville toen de samenkomst daar ginds in de middelbare school was, stervend aan kanker. En daar is ze. Sindsdien heeft ze nooit meer last gehad. Ze ging door en werd gezond. Is dat niet wonderbaar?

291 Nu, ik wil dat u speelt, zuster: "De grote Heelmeester is nabij, de liefdevolle Jezus."

292 Nu, ik wil dat iedereen die nu zal blijven in de samenkomst even een ogenblik rustig wordt. Laten we bidden. Ik zal de gebedsrij zo roepen.

293 Ik geloof dat ik eerst naar beneden zal gaan om voor deze vrouw op het veldbed te bidden, zodat we ruimte zullen hebben. Ik wil dat iedereen zijn hoofd gebogen heeft. Ik wil dat ieder nu oprecht bidt.

294 Nu, zuster op het veldbed hier, de moeder, ik spreek nu tot u. Ik wil dat u nu geloof hebt en gelooft. Ik wil dat u gelooft met heel uw hart. Nu, laat ons allen eerbiedig in gebed zijn, als u wilt. Ik zal oproepen... terugkomen naar het podium nadat we hebben gebeden voor de vrouw en dan zullen we de mensen laten komen, als zij haar daar weg hebben gehaald, of haar aan een kant hebben gezet. Maar ik wil eerst voor haar bidden, zodat ze weg kan gaan. Kunnen we nu ons gebed bidden?

295 Onze hemelse Vader, ja, er is een grote Heelmeester. Er is een balsem in Gilead. En hier, liggend op het veldbed deze morgen, zittend op hun plaatsen hier, zijn Uw mensen die hier zitten en lijden in deze donkere, bewolkte wereld waar wij in leven. O, eeuwige God, Gezegende van de Vader, we bidden dat Uw genade zich zal uitstrekken tot deze mensen vandaag en dat ieder zal worden genezen. Laat ze nu binnengaan naar het manna. U hebt de deur open deze morgen voor wie er maar wil komen.

296 De scheidsmuur is neergehaald, zodat Jood, heiden, Griek, slaaf en vrije kunnen binnen gaan door dezelfde poort – de deur naar de schaapskooi. Gij zijt de Deur en we komen tot U door Jezus, God, om deze zegeningen te ontvangen. Jezus, de Christus, de Zoon van God, ik kom om te bidden voor de zieken. Wilt U hen vandaag genezen, Heer?

297 We danken U voor onze dierbare broeder Neville; voor zijn dappere werk hier betreffende het voorgaan van de gemeente; voor alles wat hij heeft gedaan, en hoe hij op de plaats stond waar zijn plicht was als een werkelijk trouwe dienstknecht. God, zegen hem, zijn vrouw en zijn kleine kinderen. Heer, mogen zijn kleine jongens opgroeien en mannen worden als hun vader. Sta het toe, Vader.

298 O God, wees ons nu nabij. En als ik met heel mijn hart de zieken hulp ga bieden, bid ik dat U met mij wilt zijn, Vader, en geef mij geloof en neem alle twijfel uit mijn gedachten weg, opdat wanneer ieder persoon zal komen, mijn verstand onvruchtbaar mag zijn voor ongeloof, maar moge mijn hart geloof voortstuwen. Sta het toe, Heer, dat het geloof in mijn hart de redeneringen terugdringt; de redeneringen terneer werpt en geloof ontvangt. Moge iedereen worden genezen. Sta het toe, Vader.

299 Nu, met onze hoofden gebogen; ik zal gaan bidden voor de zuster. Weest u allen in gebed nu. [Leeg gedeelte op de band – Vert]

300 En we weten dat Satan deze dingen beseft, dat als ons geloof slechts dat gindse kan bereiken, dan is hij verslagen en moet de vrouw gezond worden. Dus komen wij in de Naam van Jezus Christus. Gooi de deuren open, Vader, en neem ons op in de Shekina-heerlijkheid waar al het gehuil van de wereld buitengesloten zal zijn, en onze zuster zal gezond worden. Sta het toe.

     O Satan, jij vijand, het gebed des geloofs is over onze zuster gebeden en je bent nu verslagen. Je hebt geen wettige rechten meer om haar vast te houden. O Satan, je werd verslagen op Golgotha. Toen Jezus stierf, het bloed uit Zijn lichaam kwam, werden we door Zijn striemen genezen, en je weet dat. En wij pleiten voor haar op het bloed van Jezus, dat dit leven dat in haar is, de levenskiem van de vijand die haar al dit kwaad aangedaan heeft, deze geest die dit boze heeft gedaan, de vrouw zal verlaten, in Jezus' Naam.

     Vader God, we komen tot U om U te danken dat U het gedaan hebt. We geloven met heel ons hart dat wat we ook vragen in Uw Naam gebeurt. U zei dat het zou gebeuren. U zei: "Vraag de Vader iets in Mijn Naam en Ik zal het doen."

     Vader, we bevelen dit de duivel dat hij weggaat. En door de Naam van de Here Jezus, en dat onze zuster gezond gemaakt zal worden, danken we U er nu meteen voor. Dit is Uw Woord. U zei: "Zij zullen handen leggen op de zieken en ze zullen herstellen." Dat was Uw belofte aan de gelovige. God, als ik mijn hart ken, ben ik een gelovige.

     U kunt een onwetende buidelrat sturen en naast het pad laten liggen, zodat die buidelrat-moeder gezond zal worden om haar jongen groot te brengen. Hoeveel meer weet U over dit kind van U, deze vrouw die hier ligt. Hoeveel temeer hebt U haar hierheen gedragen over de weg, Here, hebt U haar hier gebracht op deze brancard, opdat ze genezen zou worden. En ik bid met al mijn geloof dat U haar gezond maakt, dat ze zal opstaan en gezond en wel naar huis gaat. Geef het, Heer, door Jezus Christus' Naam. We geven U al de eer.

     [Leeg gedeelte op de band – Vert] ... gebeden, voor deze dame aan het eind. Ik denk dat ze...?... toestand meteen...?...

     O, dierbare God, ik bid voor deze man dat U zult genezen... [Leeg gedeelte op de band – Vert] De heerlijkheid van de Heer is hier om een ieder te genezen die genezen wil worden. Neem uw bed op, ga naar huis. Meteen eruit, hoe u ook wilt, broeder, ga meteen... Zou u hem ruimte willen geven om de stretcher weg te brengen als hij eruit gaat, alstublieft. Meteen door het gangpad hier, geef de man ruimte om de stretcher weg te brengen, de vrouw naar buiten, gebroken enkel, gebroken ribben en van alles. Maar God heeft haar lichaam aangeraakt en haar volledig gezond gemaakt. Hier is ze, ze loopt rond, God verheerlijkend.

301 U, die wilt dat er voor u gebeden wordt, kom nu langs de zijkant, terwijl we bidden. Goed broeder Neville...?...

     Hemelse Vader, we leggen de handen op onze zuster... [Leeg gedeelte op de band – Vert] ... geheim ervan.

302 Ik vroeg Hem terwijl die dame daar lag... Ze vertelde me hoe ze was gevallen, van haar enkel en haar ribben en alles over dat soort dingen. Ik zei: "God, als U dit aan mij wilt bevestigen deze morgen, zal ik hetzelfde doen als wat U mij vertelde te doen toen ik hier was, en U die vrouw liet opstaan en dwars door het gebouw liet lopen." En onmiddellijk nadat er voor haar was gebeden stond ze op, ze brachten het veldbed naar buiten, en hier loopt de vrouw rond.

303 De Here Jezus is hier, mijn dierbare broeders en zusters. Ik kan u niet genezen, maar ik geloof dat u op het punt staat een van de grootste opwekkingen te zien die we ooit in het land gehad hebben. Dat is juist. Ik weet gewoon dat er iets aan het ontstaan is op dit moment.

304 Nu, als u nu meteen voorbij gaat om voor u te laten bidden, laat dan ieder in het gebouw in gebed zijn terwijl onze zuster speelt; en broeder Neville en ik zullen bedienen en de zieken de handen opleggen als ze hier langs voorbijgaan naar hun plaats. [Leeg gedeelte op de band – Vert]

305 Sommige mensen krijgen de verkeerde indruk van wat de zalving is. Hebt u daar ooit aan gedacht? Wanneer werd de grootste zalving ooit aan iemand gegeven, en wat deden ze toen zij de zalving hadden? De grootste zalving die ooit aan iemand werd gegeven was aan Jezus Christus. Wij hebben de Geest met mate, Hij had Hem zonder mate.

306 En op een dag ging Hij de tempel binnen, nam de boekrol op en las. Hij zei: "De Geest van God is op Mij, want Hij heeft Mij gezalfd om te verkondigen het aangename jaar... om de gebroken harten te verbinden, de zieken te genezen, blinden het gezicht te geven."

307 En nu, wij zouden denken dat als er zo'n zalving op Hem was, die achthonderd jaar voordat het kwam was geprofeteerd, en Hij hier was met dat type zalving, met de volle zegening en zalving van de Here op Hem... Wij zouden het hele gebouw door willen rennen, schreeuwen en roepen; maar de Bijbel zei: "Hij legde de boekrol neer en ging zitten, en aangename woorden kwamen uit Zijn mond." Dat deed Hij onder de zalving.

308 De zalving is niet emoties. De zalving is de opperste kracht onder controle. Precies wetend wat en hoe. Zie? En dat is hier.

309 Nu, u zou het misschien niet kunnen begrijpen zoals u hier loopt. U mag misschien niet in staat zijn het te vatten, maar ik daag uw geloof hiervoor uit. Kom en geloof wat ik u heb verteld, en let op wat er dan gebeurt. Zie? Geloof gewoon wat is gezegd en let op wat er gebeurt. De zalving van de Heer is in de tempel – de Tabernakel deze morgen. Amen. Laten we bidden nu we beginnen.

     Onze hemelse Vader, we leggen de handen op onze geliefde zuster en vragen om haar genezing... [Broeder Branham bidt voor hen die het nodig hebben. Leeg gedeelte op de band – Vert]

... God kan doen.
Wat Hij doet voor anderen, zal Hij ook voor u doen.
Met wijd open armen, zal Hij u vergeven.
Het is geen geheim, wat God kan doen.

     Onze hemelse Vader, de zuster die naar het altaar komt, voelde zich geleid om juist toen dat lied te zingen. U sprak tot haar. Zij knielt, ze bidt zoals Hanna in de tempel. Geef haar het verlangen van haar ziel, haar hart, dierbare God. We hebben U lief...?... Vader, dat U zult vergeven, haar de dingen geeft die zij vraagt, terwijl ze verbroken neerknielt, wenend, wetend dat het geen geheim is wat U kunt doen; want U bent God en alle macht in hemel en op aarde is in Uw handen gegeven. Dus wilt U haar tranen nu afvegen en haar vertroosten met Uw doorboorde handen en zeggen: "Dochter, uw geloof heeft u behouden." Moge zij heen gaan in vrede en gezond zijn. Wat ze ook verlangt vandaag, geef het, Vader. Omwille van Jezus vragen we dit.

310 Hebt u de Here lief? Is Hij niet wonderbaar. Ik heb hier een wonderbare tijd gehad vanmorgen in deze gemeenschap. Hebt u Zijn tegenwoordigheid gevoeld? Gewoon iets om u heen dat zegt: "Wel, Ik ben met u; vrees niet. De kleine boot kan niet slingeren, noch kwetsen."

311 Hoe voelt u zich, moeder? Goed. Dat is fijn. De dame die op het veldbed lag zei dat ze zich nu goed voelt. Zijn we daar niet dankbaar voor? Onze Here Jezus... Ze zal bij ons terugkomen en met ons zijn en in de gemeente zitten, en zich verheugen en God prijzen. Is dat juist?

312 En ik geloof dat we volgende zondag allerlei mensen zullen hebben die zullen willen getuigen over wat er vandaag gebeurde. Gelooft u dat niet?

313 Nu, wat doen we? Blijf in de heerlijkheid. Wandel in het licht. Wandel stap voor stap met Hem, altijd Zijn eeuwige hand vasthoudend, terwijl eeuwige zegeningen van God op u rusten en wij deze zekerheid hebben dat God niets zal beloven wat Hij niet kan volvoeren. Zie?

314 Abraham, toen hij oud was... hij maakte zich er geen zorgen over hoe oud hij was; hij wist dat God in staat was te doen wat Hij zei dat Hij zou doen. Is dat niet wonderbaar? Wel, nu God sterft niet. God is er immerdurend tot immerdurend.

315 Hebt u ooit bedacht, dat wanneer uw geest u verlaat... Als u in de gaskamer was, als u op de bodem van de put zou zijn, op de bodem van de zee, of waar het ook zou mogen zijn, wanneer uw geest u verlaat, kan niets, water noch vuur, het vasthouden. Het beweegt zich regelrecht door het gebouw, en het is als een damp. Het hangt daar! Het is levend; het kan niet sterven. Het heeft eeuwig leven. Het kan niet vergaan.

316 Dan, wanneer u sterft en uw geliefden wenen; zij denken dat u dood bent, maar u bent het niet. U leeft nog steeds hierboven. Het oude lichaam is voorbij en heengegaan, maar het wordt neergelaten in de grond. Al de atomen en zo, wat u eens was, zijn uiteengevallen en teruggegaan tot kosmisch licht, petroleum en wat het ook was – het is teruggekeerd tot de aarde, en op een dag zal de grote Koning van deze geesten komen – Jezus, komend uit de heerlijkheid in Zijn lichaam. Amen!

317 En Hij zal de kracht van God loslaten en elke persoon die in Hem is, hun lichamen... die atomen zullen beginnen samen te komen; het kosmische licht zal beginnen op te bouwen; en in de tijd van een ogenblik zal elk persoon die in Christus is, worden veranderd en weer een jonge man en vrouw zijn gemaakt, staande op de aarde.

318 Denk het u in. Om nooit oud te worden; nooit ziek te zijn; nooit hartzeer te hebben, of zorgen. Waarover zouden wij ons bezorgd maken? We wandelen gewoon in het licht van God, is het niet? Is Hij niet wonderbaar? O, my.

319 Laten we zien of we dit goede, oude lied kunnen zingen. Zou u ons een akkoord kunnen geven? "Mijn geloof ziet op naar U." Hoevelen kennen het? We zongen dit vroeger altijd. "Mijn geloof ziet op naar U – U, Lam van Calvarie – Goddelijke Redder – Hoor mij nu, terwijl ik bid – Neem al mijn schuld weg – O, laat mij vanaf deze dag – Geheel de Uwe zijn."

     Ik weet dat we laat zijn, maar laten we het gewoon zingen. Iedereen nu, kom aan...

Mijn geloof ziet op naar U,

     Hoe voelt u zich er over, zuster? [Broeder Branham spreekt met iemand – Vert]

Goddelijke Redder.
Hoor mij nu...
... laat me nooit van Uw zijde wijken...

     Houdt u daar van? O, ik houd daar gewoon van, van die ouderwetse liederen. Houdt u ervan? Laten we nu zingen: "Bij het kruis." Hoevelen kennen dat? Goed, allemaal nu, kom: "Jezus, houd mij bij het kruis."

Jezus, houd mij bij het kruis,
Daar is een dierbare bron,
Vrij voor allen, een genezende stroom,
Die komt van Calvarie's heuvel.

In het kruis, in het kruis
Wil ik voor immer roemen,
Tot mijn opgenomen ziel rust vindt
Aan de rivier.

Daar aan het kruis waar mijn Redder stierf,
Daar waar ik riep om reiniging van zonden.
Daar werd aan mijn hart het bloed aangebracht;
Ere zij Zijn Naam!

O, ere zij Zijn Naam (Dierbare Naam)!
Ere zij Zijn dierbare Naam!
O, daar werd aan mijn hart het bloed aangebracht;
Ere zij Zijn Naam!

320 Nu, terwijl we dit andere lied zingen, het volgende couplet of deel ervan: "Ik ben zo wonderbaarlijk gered van zonde", keer u om en schud iemand de hand bij u in de buurt. Zeg: "Bent u niet blij dat u een Christen bent?" of zoiets, kom aan nu.

Ik ben zo wonderbaarlijk gered... [Broeder Branham groet de mensen – Vert]
... kruis waar Hij mij aanvaardde;
O, ere zij...

     (Gods zegen... God zegene u, broeder.) [Broeder Branham groet de mensen – Vert]

Daar aan het kruis waar Mijn Redder stierf,
O, daar riep ik het uit voor reiniging van Mijn zonde;
Daar... (Laten we opstaan) werd het bloed aangebracht;
Ere zij Zijn Naam. (Hebt u Hem niet lief?)

Ere zij... (Schud elkaar de hand rondom u.)
Ere zij Zijn Naam (Dierbare Naam)!
Daar werd aan mijn hart het bloed aangebracht;
Ere zij Zijn Naam!

     O, is Hij niet wonderbaar? [De samenkomst zingt verder – Vert]

     O, is Hij niet wonderbaar? Weet u, dit is als een grote emmer vol honing op een koude morgen. Het is zo dik, dat het moeilijk is om weg te gaan, nietwaar? God zegene u, zuster.

     Is iedereen gelukkig? Steek uw handen omhoog en zeg: "Prijs de Heer!"

321 Laten we proberen vanavond weer terug in de samenkomst te zijn. Denk er een ieder aan te bidden en... Broeder Neville, luister naar hem in de uitzending volgende week zondag in de diensten. En we willen dat een ieder die genezen is volgende week zondag een getuigenis geeft ter ere van God.

     We hebben de Here Jezus lief. We hebben u lief en we zijn interkerkelijk, de deuren zijn open voor een ieder die wil; ongeacht ras, geloofsbelijdenis of kleur. Geen wet dan de liefde; geen boek dan de Bijbel; geen geloofsbelijdenis dan Christus, en daarvoor staan wij en leven wij. En iedereen... we hebben geen lidmaatschap, we hebben gemeenschap met elkaar, terwijl het bloed van Jezus Christus ons reinigt van alle zonde.

     We zullen nu onze hoofden buigen voor een moment en ik wil onze herder vragen ons heen te zenden en ik zie u weer volgende week zondag, zo de Here wil. Goed, broeder...?...

Deze site maakt gebruik van functionele cookies.

Download
audioE-BookPrint
AudioAudio
mp3 Download mp3mp3 is een populaire audioformaat dat op vrijwel alle mediaspelers te beluisteren is. meer info...
m4b Download m4bM4B is een Audiobook formaat voor Apple apparatuur (iPod, iPhone etc...) Uw plek wordt bewaard e.d. meer info...
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
English (Engels)