De volmaaktheid
Door William Marrion Branham1 ... En om hier te zijn en samen met u te aanbidden. En nu, net voor de boodschap, heb ik mijn goede vriend hier op het podium vanavond, dr. Lee Vayle, van de Eerste Baptistenkerk te Lima, Ohio, die een van mijn sponsors van de samenkomst te Lima was. Ik vroeg hem, toen ik vanavond hier kwam, of hij gewoon een woord tot de samenkomst zou willen zeggen, misschien met betrekking tot de Lima-samenkomst, gedurende de volgende paar ogenblikken. En ik ben blij om... gelukkig u vanavond dr. Vayle te mogen introduceren, nog een Baptist die de Heilige Geest heeft ontvangen.
2 [Broeder Lee Vayle spreekt gedurende veertien minuten, getuigend van vele mensen die genezen werden – Vert] Amen. God zegene u eveneens, broeder Vayle.
3 Dat was allemaal behoorlijk sterk voor een Baptistenvoorganger, nietwaar? Wel, wij zijn erg blij broeder Vayle bij ons te hebben. En de deuren staan zeker voor hem open om terug te komen en ons te bezoeken wanneer hij maar kan. En vanavond nu...
Morgenavond is het over De begrafenis van de Here Jezus.
4 Zondagmorgen is er de zonsopgangsdienst van 6 uur. En ik geloof dat de broeder het verdere deel van de dienst heeft aangekondigd.
Nu, laten wij even een ogenblik bidden.
5 Gezegende Here, Uw Woord is de Waarheid en wij zijn dankbaar voor mannen die het onbevreesd hanteren als zij het uitdelen aan de mensen. En als wij de Bijbel vanavond openslaan, of de bladzijden ervan omslaan, moge de gezegende Heilige Geest dan komen en het Woord van begrip voor ons openen. Door Jezus Christus vragen wij het. Amen.
6 Deze geweldige avond die wij vieren, betreft de kruisiging van onze gezegende Here. Ik wil vanavond de Woorden lezen die van Zijn eigen dierbare lippen kwamen, die Hij in Zijn Boek geschreven heeft. In Mattheüs, het vijfde hoofdstuk [Broeder Branham zegt per ongeluk 'vierde hoofdstuk' – Vert], vers 47 en 48, lezen wij dit:
En indien gij uw broeders alleen groet, wat doet gij boven anderen? Doen ook niet de tollenaars alzo?
Weest gij dan volmaakt, gelijk uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is.
7 En voor vanavond maakten wij bekend dat wij over het onderwerp 'Volmaaktheid' gingen spreken. Nu, wij... dat lijkt een erg vreemde tekst om te nemen voor de avond van de kruisiging van onze Here. Maar vandaag hebt u wellicht naar de radio geluisterd en de verschillende boodschappen gehoord en de boodschappers, hoe men die geweldige, verschrikkelijke dag voorstelde, toen onze Here stierf voor de zonden van de wereld. Ik heb dus verkozen om het vanavond op een andere wijze te benaderen, zodat het wat anders zou zijn en u een beetje mocht opfrissen. En moge de gezegende Heilige Geest het Woord nu inspireren terwijl wij ons inspannen om het te brengen.
8 God vereist volmaaktheid. Wij willen dat in gedachten houden dat er niets is dat slechts ten dele is dat in de tegenwoordigheid van God kan komen. Het moet volmaakt zijn, onze aanbidding, alles.
9 Nu, in de Hof van Eden... God had Adam en Eva in de hof van Eden en zij zondigden en overtraden de wetten van God, door te zondigen, ongehoorzaamheid. En wanneer overtreding komt, ongehoorzaamheid is overtreding van de wet. En de wet van God, van Hem Die heilig is, gewoon zuiver heilig... daarom kan er geen spatje onheiligheid ooit in Zijn tegenwoordigheid staan. Als dus de zonde in de wereld kwam door overtreding, dan moet er met de zonde worden afgedaan vóór de zondaar ooit in de tegenwoordigheid van God kan staan.
10 Nu, als er geen wet is, dan is er geen gerechtigheid. Maar de wet vereiste... Of, gerechtigheid vereist een wet. En wanneer er op de wet beroepen wordt, projecteert deze rechtvaardigheid.
11 Nu, door de wet wordt geen vlees behouden. Nu, de wet kan ons niet redden. De wet was alleen de zaak die ons in de gevangenis zette, maar heeft geen verlossingskracht. De wet toonde ons slechts dat wij zondaars waren en veroordeelde ons. Dat is wat de wet moet doen. Het is om veroordeling te brengen of u te tonen waar uw fout is. Dus de wet, in zichzelf, kon niet redden. Hij kon alleen vervolgen.
12 En God, Die heilig en rechtvaardig is, moest een rechtsvervolging hebben. Hij moest de zondaar vervolgen omdat hij de grenzen der genade overschreden had en een burger was geworden die de wet overtreden had. Er moest dan met hem worden afgerekend.
13 En elke wet heeft een straf, want de straf van het overtreden van Gods wet is de dood. En het moest de dood brengen aan het menselijk ras. En heel het menselijk ras is onder de straf van deze wet.
14 Nu, toen Adam en Eva gezondigd hadden, was er geen manier, geen andere remedie waardoor zij ooit weer in de tegenwoordigheid van God konden staan, tenzij er met deze zonde werd afgerekend. En geen mens kan een zonde van enig type begaan, ongeacht hoe klein of hoe groot, of er moet met die individuele zonde worden afgerekend, vóór degene die haar beging ooit weer in de tegenwoordigheid van de heilige God kan staan.
15 Daarom, toen Adam en Eva gezondigd hadden en de wet hadden overtreden, waren zij onderworpen aan de dood. En de wet moest worden uitgevoerd; daarom werd heel het menselijk ras aan de straf der dood onderworpen. Nu, als wij slechts enkele ogenblikken nu daarop onze gedachten kunnen richten, en naar dit grote beeld kunnen kijken en bedenken dat iedereen hierin besloten is. Elke man en vrouw en kind is besloten in de straf der dood, door de overtreding van het hoofd van het menselijk ras, Adam; door zijn overtreding viel elk van ons ten slachtoffer aan de zonde.
16 En met de zonde moet worden afgerekend. En God in Zijn grote oneindigheid en Zijn grote liefde... De wet moest de zondaar van zijn Maker scheiden; toen werd hij vernietigd en totaal teniet gedaan; er zou geen manier voor hem zijn om ooit terug te komen, tenzij met die zonde was afgedaan. En het zou dan erg gemakkelijk zijn om in een totale vernietiging van de zondaar te geloven aan het einde, want hij is volledig, voor immer gescheiden van de tegenwoordigheid van God.
17 Nu, merk op deze zonde en dat God, Die rechtvaardig is en niets anders zou kunnen doen dan rechtvaardig zijn, want Hij is de bron van alle gerechtigheid, dat Hij dan niets anders zou kunnen doen dan de straf voor deze overtreding uit te voeren. En die straf was de dood, want Hij had gezegd: "De dag dat gij daarvan eet, die dag zult gij zeker sterven." Nu, het is een donker beeld dat wij hier hebben.
18 Maar als wij dan gewoon wat verder teruggaan en Gods attributen ontdekken, dan zegt de Bijbel ons duidelijk dat God liefde is. Maar toch moet Hij - om liefde te zijn - rechtvaardig zijn. Liefde betekent dus niet zo maar iets dat geliefkoosd kan worden en waarmee men kan spelen. Liefde is de gerechtigheid van God.
19 Nu, toen God zag dat Zijn kinderen Zijn wet overtreden hadden en dat zij de dood moesten sterven, toen kwam soevereine liefde tussenbeide om een weg te maken. Want God zag dat deze kinderen absoluut totaal vernietigd moesten worden uit Zijn tegenwoordigheid. Er was niets anders wat gedaan kon worden, want zij hadden Zijn wet overtreden en de straf van Zijn wet was de dood.
20 En toen ging er liefde van God uit voor Zijn onderdanen. En wanneer Goddelijke liefde zich erop gericht heeft, produceert soevereine genade het voorwerp van de liefde. En God liet, door voorkennis, daar Hij Zijn ras zozeer liefhad, met de straf, toch een plaatsvervangende dood plaatsvinden in de Hof van Eden. Dat was dat Hij een onschuldig schepsel in de plaats deed treden, een klein lam dat geen zonde kende en dat als een plaatsvervanger diende, om te werken en te sterven in de plaats van de schuldige zondaar. En het was een lam, geslacht om het leven van Zijn onderdanen te behouden.
21 Door het hele Oude Testament heen offerde men het bloed van lammeren en geiten, schapen, stieren en vaarzen, een plaatsvervangende dood. Maar in Gods grote stelsel, ver in Zijn gedachten, kwam daar het echte Voorwerp, dat zou zijn... Dat waren schaduwen van het echte Voorwerp dat moest komen. En het echte Voorwerp dat moest komen was Zijn eniggeboren Zoon. Al de lammeren die stierven, waren slechts een schaduw. En een schaduw is slechts de negatieve zijde van een voorwerp. En zij spraken slechts van het komende Calvarie.
22 Nu, laten wij voor een beeld hiervan, in onze Bijbels het boek Hebreeën opslaan en hier oppikken wat Paulus de grote apostel sprak, proberend deze dingen voor ons uiteen te zetten. Wij lezen dit in het tiende hoofdstuk van het boek Hebreeën.
23 En ik heb het Woord gewoon lief! Het Woord is de Waarheid. En ik houd ervan om het voor mijn samenkomst te lezen omdat ik weet dat ik met hen in het oordeel zal staan. En ik zal rekenschap moet geven. Als ik het dus uit het Woord breng, dan zal ik niet schuldig zijn, omdat het het Woord is, en God is verantwoordelijk voor Zijn Woord.
24 Wij zien vandaag zoveel van evangelisten, enzovoort, wat opgebouwd wordt rond persoonlijkheden. O, het is een schandalige zaak! En wij ontdekken als we in gemeenten komen... We komen in een gemeente en je ontdekt dat een bepaalde voorganger zich een beetje bijzonder gedraagt, een kleine emotie. Als je niet oplet, zal de gehele samenkomst die geest aannemen. Als hij gewoon wat emotioneel is of zijn hoofd schudt of iets vreemds, wel, de gehele gemeente zal dat overnemen. En wij zijn vandaag in onze moderne kerken tot het punt gekomen dat het gaat om sensaties en dergelijke kleine dingen, en er is zo'n verwarring gekomen! Maar o, mijn geliefde broeders, als er ooit een tijd was dat wij op het Woord behoorden te staan, is het vandaag!
25 Ziet u, ik zou niet graag in het oordeel staan en weten dat ik een of andere gril had van een kleine eigenaardige openbaring, en mensen misleidde. Ik wil niet dat zij mijn geest of mijn gedrag hebben, maar ik wil dat zij Gods Geest hebben door Gods Woord; dat brengt Waarheid voort.
26 Dus op deze grote gelegenheid vanavond zou ik uit Gods eeuwige Woord willen lezen. Nu, wij beseffen dat de wet gedurende vele jaren bestond, maar de wet kon nooit de zonde wegnemen. Zoals ik eerder gezegd heb, was het gewoon een gevangenis. Het was de grote detective die u zei wat u gedaan had, maar die geen middel had om u te bevrijden. Hij plaatste u in het pandjeshuis, maar er was geen Verlosser om u eruit te halen. Het zette u slechts gevangen om u te laten weten dat u een zondaar was. Maar let nu op, wij lezen in Hebreeën, het tiende hoofdstuk:
Want de wet, hebbende een schaduw van de toekomende goederen, niet het beeld zelf der zaken,...
27 Bedenk dat het een schaduw was van een beeld dat zou komen. Een schaduw introduceert alleen dat er een beeld is dat de schaduw maakt. "Een schaduw van de toekomende goederen, niet het beeld zelf", merk op, "der zaken..."
... het beeld zelf der zaken, kan met dezelfde offeranden, die zij alle jaren gedurig opofferen, nimmermeer heiligen... [Engels: vervolmaken – Vert] degenen, die daar toegaan.
28 Nu, God, in den beginne, vereiste volmaaktheid. Jezus zei, toen Hij op aarde kwam: "Weest gij volmaakt, gelijk God in de hemel volmaakt is." En de wet, die een schaduw heeft van dingen die komen, zou de aanbidder nooit volmaakt kunnen maken. Snapt u het beeld? Nu, laten wij het opnieuw bezien, zodat u er zeker van zult zijn het niet te missen. God vereist perfecte heiligheid. Niemand kan in Zijn beeld staan met één kleine zondevlek. Jezus getuigde hetzelfde en zei: "Weest volmaakt, zoals God in de hemel volmaakt is."
29 En de Bijbel zegt dat 'de wet met zijn offeranden degene die toeging nooit volmaakt kon maken'. Dan kon de wet niets vervolmaken. Het was alleen een verwijzer. Deze offeranden, elk jaar gebracht, zouden de aanbidder nooit volmaakt kunnen maken. Daarom kon dus niemand onder de wet, of door het houden van wetten, of onder de schaduwen, volmaakt zijn.
Anderszins... (tweede vers) zouden zij opgehouden hebben, geofferd te worden,...
30 Als er iets is wat ik kan doen om mijzelf volmaakt te maken in de tegenwoordigheid van God, dan hoefde Christus niet voor mij te sterven. Als er één ding is dat ú zou kunnen doen, dat iets zou verdienen in de tegenwoordigheid van God, dan stierf Christus tevergeefs. Niet het onderhouden der wet, geen wettische ideeën van uzelf, niets van uw eigen heiligheid, geen dingen waarmee u zou kunnen ophouden, zoals stoppen met liegen, stoppen met stelen, stoppen tabak te roken, stoppen met naar de films te gaan; u bent nog steeds verloren. Niets kan het doen! Tot kerken toetreden, rituelen, ceremoniën, dopen, orders van de kerk, het lezen van geloofsbelijdenissen, het opzeggen van gebeden, al die dingen tellen in het geheel niet. U bent verloren! Niet één ding kunt u doen in uzelf, want u bent een zondaar onder veroordeling. En er is geen manier in uzelf of enige geloofsbelijdenis of iets wat u zou kunnen doen of uit uzelf zou kunnen bedenken wat ook maar iets waard zou kunnen zijn in de tegenwoordigheid van God, omdat u een zondaar bent om mee te beginnen.
31 En de Bijbel verklaart dat wij allen in zonde geboren werden, gevormd in ongerechtigheid, leugen sprekend ter wereld gekomen. En God zou niet de ene mens kunnen nemen om voor de ander te sterven, omdat de één net zo schuldig is als de ander. In de tegenwoordigheid van God was de aartsbisschop die in deze wereld is geboren even schuldig als de slechtste barvlinder in de stad. De een kan niet verzoenen voor de ander.
32 Daarom werd het onschuldig leven van een dier genomen, een klein lam. En onder het Oude Testament was de wet, dat als de mens zondigde, hij het lam naar het altaar bracht. Laten wij zeggen dat als hij één van de geboden overtrad, hij het lam bracht en het op het altaar legde, zijn handen op het lam legde, en zijn zonden beleed dat hij verkeerd was en wist dat hij schuldig was... De wet vereiste de dood. En hij bracht het lam in zijn plaats. En als hij... De keel van het kleine dier werd doorgesneden en het begon met zijn pootjes te schoppen en te blaten. Als u ooit een lam geslacht zag worden; wat een deerniswekkende roep! De arme kleine makker probeert te blaten, maar zijn kleine keelader is doorgesneden. En als hij schopt en trilt en als hij zich uitstrekt, dan weer trilt en blaat. En het bloed gutst eruit, het doorweekt zijn vacht en de handen van de aanbidder.
33 En terwijl de aanbidder besefte dat hij schuldig was aan het plegen van overspel, aan liegen, stelen, wat zijn schuld ook was, of zelfs kwaad denken, wat het ook was, tot het minste of geringste waaraan hij schuldig was, omdat het zijn natuur was. Hij was een schuldig persoon, misschien niet door verlangen, maar van nature was hij schuldig. En hij moest erkennen dat dit onschuldige kleine lam in zijn plaats stierf. En hij voelde medelijden met het kleine ding.
34 Maar de man wandelde, zodra het lam tenslotte stierf, met het bloed van het lam op zijn handen, het gebouw uit, met hetzelfde verlangen in zijn hart als in het begin. Waarom? Omdat het leven dat in het kleine lam was... Het leven is in het bloed. Uw leven is in uw bloed. Wij weten dat. En het leven in het bloed van het lam was dierlijk leven, en daarom kon het leven dat uit het dier ging toen zijn bloedlichaampjes verbroken werden, niet op de aanbidder terugkomen, omdat de aanbidder een menselijk wezen was.
35 Het bloed maakte een bedekking, maar het kon niet perfect verzoenen; want de man verliet het gebouw met hetzelfde verlangen om te zondigen als dat hij in de eerste plaats had. Maar door dit te doen, keek hij uit naar een tijd dat er een perfect Lam zou komen. En hij plaatste het op het brandoffer, omdat het de enige wijze was waar hij van wist.
36 U ziet dus dat toen het bloed vloeide en het leven het dier verliet, het niet op de mens kon terugkomen, want het één was dierlijk, de andere was mens; een onschuldig dier voor een schuldig mens.
37 Maar o, op een dag, zo'n twee duizend jaar geleden, werd het Lam Gods in een kleine stal in Bethlehem geboren en werd Het als een schaap naar zijn slachter geleid. Zo'n negentienhonderd jaar geleden, stierf Hij om drie uur deze middag. En het vlekkeloze, schuldeloze Lam van God hing aan Golgota's kruis en stierf voor elke zondaar. Wanneer nu de aanbidder tot dit Lam komt door geloof... En dit is een ander soort Lam. Het is niet een Lam zoals dat andere.
38 Niemand kan tot dit Lam komen tenzij God hem eerst trekt. Ziet u Gods soevereiniteit? O, ik hoop dat dit nu echt diep doordringt. Kijk. God wist dat Hij schapen in deze wereld had. Hij wist dat Hij mensen zou gaan hebben die gered zouden worden, en Zijn liefde keek naar omlaag en zag diegenen die gered zouden worden; daarom bestemde Hij, door voorkennis, een gemeente voor om Hem ginds te ontmoeten, zonder vlek of rimpel. En als God een gemeente vereiste zonder vlek of rimpel, moest Hij iets hebben om het op die manier te maken. Hij kon Zijn gerechtigheid niet vereisen... Zijn oordelen konden Hem niet zoiets laten vragen als er geen manier was om het te doen.
39 En de mens kan het niet in zichzelf doen. Hij is een totale mislukking. God liet hem dat door de wet zien, door de richteren en door heel het Oude Testament heen. Hij zond de profeten, Hij zond de rechtvaardige mannen en men ontdekte dat iedereen faalde.
40 Toen zond God door Zijn soevereine genade, vanuit de portalen der heerlijkheid, Zijn eniggeboren Zoon, om onze plaats in te nemen.
41 Bedenk, als Hij gezegd zou hebben dat de paus van Rome haar in moest nemen, hij het niet zou kunnen. Als Hij het aan de aartsbisschop van Canterbury gezegd zou hebben dat hij het moest doen, had hij het niet gekund. Als Hij een beroep zou hebben gedaan op de allerheiligste eerwaarde vader of bisschop ter wereld, zou hij het niet hebben kunnen doen. Hij zou gewoon evenzeer afgewezen zijn als Judas Iskariot. Hij kon het niet doen, omdat hij in zonde was geboren, gevormd in ongerechtigheid, en leugen sprekend in deze wereld gekomen, en verzoening voor zichzelf nodig had. Halleluja!
42 Maar er kwam er Eén van de portalen der heerlijkheid; geen ander, geen mens, niet een goed mens, noch een Jood of heiden. Hij was niets minder dan God Almachtig, verborgen in menselijk vlees. Hij kwam Zelf om Zijn eigen bloed te offeren, want het kwam niet door sex. Sex had er niets mee te maken. Maar Hij overschaduwde een maagd en bracht uit een bloedcel die Hij Zelf schiep, de Onschuldige voort.
43 Mijn redding dan, de uwe, hangt vanavond niet af van de verdienste van onze eigen handelingen. Die hing af van de positieve, soevereine genade van God Almachtig, Die ons in Hem heeft verkozen. Zeker. Ik zou nooit volmaakt kunnen zijn, net zomin als dat u het zou kunnen zijn. En wij beweren niet volmaakt te zijn. Maar wij hebben deze ene vertroosting dat ons geloof rust in een volmaakt Offer dat reeds aanvaard is!
44 Hoe weten wij dan dat wij dat krijgen? Wanneer de aanbidder zijn handen door geloof op het lichaam van de Here Jezus legt en de traan van de zonde voelt en het gespot van het spuwen in zijn eigen gezicht, het kreunen van Gethsemané, de doodsangsten van Calvarie, en weet dat hij schuldig is en zijn zonden correct belijdt: "O, gezegende Heer, ik ben schuldig. En ik heb geen andere manier dan U om mij te helpen. En door geloof... U nodigt, de Heilige Geest is gekomen en nodigt mij uit om te komen. En ik aanvaard nu door geloof Jezus als mijn persoonlijke Redder." Dat leven dat uit Hem kwam op Calvarie, de Heilige Geest genaamd, dat verborgen was in de bloedcel van de Here Jezus, keert tot de aanbidder terug en doopt hem met de Heilige Geest in het lichaam van Christus.
45 En Hij is reeds geoordeeld. U hoeft zich geen zorgen te maken over oordeel. Als ik mij omdraai en naar die kleine crucifix kijk, besef ik dat het Zijn lichaam vertegenwoordigt. En dat lichaam nu, is reeds geoordeeld. God kan het niet opnieuw rechtvaardig oordelen, want het is reeds geoordeeld. God sloeg de oordelen des doods op dat lichaam. En zolang ik een wijze kan vinden om verborgen te worden in dat lichaam...! Zijn oordeel werd voltrokken voor mij en voor u. Wij zijn vrij! Romeinen 8:1 zegt dat er nu geen veroordeling is voor hen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest. Daar hebt u het: geen veroordeling! Ik geef er niet om wat er komt of gaat, u bent verborgen onder het bloed.
46 Opnieuw, hoe komen wij in dat lichaam? 1 Korinthe 12:13 zegt: "Door één Geest!" Hoe komt de Geest? Door het offer. Waar lag de Geest? In het bloed. Waarom kon het dier niet terugkomen? Het was een dier. De geest van een dier kon niet op de menselijke geest komen en er iets voor doen, omdat de menselijke geest een hogere lijn van leven was dan het dier. Maar de geest van een ander mens kon niet terugkomen. Als u de geest van een of andere voorouder hebt, is het spiritisme. Maar God kwam Zelf opdat Zijn eigen Geest, Die de hoogste lijn van geest is die er is, kan terugkomen in de vorm van de doop met de Heilige Geest tot de aanbidder door het bloed van Christus om hem in het lichaam te nemen. Hij is veilig!
47 Let op. Het bloed van stieren en bokken zou niet werken, ziende dat het zwak was. Nu, laten wij ongeveer bij het twaalfde vers beginnen te lezen. In orde. Het bloed van stieren en bokken kon niet werken, evenmin kon het verzoenen. Let op.
Maar Deze,... (Welke Man? De bisschop? Neen. De paus? Neen.) Maar Deze, een slachtoffer voor de zonden geofferd hebbende, is in eeuwigheid gezeten aan de rechterhand Gods,
Voorts verwachtende, totdat Zijn vijanden gesteld worden tot een voetbank van Zijn voeten.
48 Bent u gereed? Bent u klaar voor het Woord? Luister hiernaar, dan wil ik dat u het laat inzinken. Luister aandachtig.
Want met één offerande... (niet jaar na jaar, niet opwekking na opwekking, niet samenkomst na samenkomst, niet dag na dag...) Want met één offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt,... (v-o-l-m-a-a-k-t. Hebben zij? Heeft Hij!) ... met één offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt... (dat is Gods vereiste) degenen, die geheiligd worden.
49 Daar hebt u het. Dat is het antwoord op de dood van Christus. Dat is het antwoord op Calvarie. Hij kocht onze zonden absoluut met Zijn eigen bloed en volmaakte voor immer Zijn gelovigen. Daarom staan wij in Christus schuldeloos, volmaakt in de tegenwoordigheid van God Almachtig. Wij zijn kansarme mensen met onze eigen leerstellingen; er werd ons allemaal geleerd dat wij naar een bepaalde plaats moeten gaan, dat wij een bepaalde zaak moeten doen. Nee, mijn broeder, het is niets wat ú hebt gedaan; het is wat God voor u deed! Als wij gerechtvaardigd zijn door geloof, zijn wij nu voor immer volmaakt in de tegenwoordigheid van God.
50 Jezus zei: "Weest gij dan volmaakt." Toen werd het voor immer volmaakt. Door de dood van Christus, vandaag negentienhonderd jaar geleden, volmaakte God de gelovige, die Hij voorzag voor de grondlegging der wereld, voor immer. En degenen die Hij geroepen heeft, heeft Hij gerechtvaardigd. Degenen die Hij van tevoren kende, heeft Hij geroepen; degenen die Hij heeft geroepen, heeft Hij gerechtvaardigd; degenen die Hij heeft gerechtvaardigd, heeft Hij reeds verheerlijkt. Hij heeft zijn gelovigen volmaakt!
51 Let nu op, laten wij nu teruggaan naar het eerste vers.
Want de wet, hebbende een schaduw van de toekomende goederen, niet het beeld zelf der zaken, kan met dezelfde offeranden, die zij alle jaren gedurig opofferen, nimmermeer heiligen degenen, die daar toegaan.
52 Let op: 'volmaakt', daar spreken wij over.
Anderszins zouden zij opgehouden hebben, geofferd te worden, omdat degenen, die de dienst verrichtten, geen geweten meer zouden hebben van de zonden, eenmaal gereinigd geweest zijnde;
53 Wat bedoelt u? Het woord 'besef' daar, juist uitgelegd, is 'verlangen'. En als een mens, de aanbidder, correct voor Christus komt en Zijn lijden ziet en zichzelf aan Christus aanbiedt en zegt: "O, Here God, er is niets in mij dat kan verzoenen, maar ik ben geheel van U afhankelijk", dan komt die Heilige Geest in het menselijk hart, met het zondeprobleem zelf is voor immer afgedaan, want elk verlangen om te zondigen is van u weggenomen. Want als de wet dat gedaan kon hebben, hadden die offeranden niet gestopt hoeven te worden; maar omdat dat niet kon, moest Christus sterven om ons volmaakt te maken.
54 Vrienden, er zijn zovele dingen die wij vanavond zouden kunnen zeggen over de volmaaktheid. Wij proberen altijd de ogen van iemand anders uit te steken, door onszelf net even heiliger te maken dan zij. Maar als wij slechts naar het beeld zouden kijken: het is alleen Gods genade dat wij zijn wat wij zijn.
55 Enige tijd geleden hier in Ohio, leerde ik op harde wijze een les. Ik had een samenkomst ginds in Ohio en ik verbleef buiten op het platteland. Vanwege de massa's kon ik niet in de stad blijven.
56 Wij hadden in een klein Dunkard restaurant gegeten. En wij werden door zulke lieflijke dienstertjes bediend, en zij waren fatsoenlijk gekleed en zo rein als zij maar konden zijn, echte dames. Het was een kleine plek van de hemel om in zo'n plaats te eten. Hun keuken was kraakhelder. En 's zondags sloten zij en gingen zij naar hun kerk. Ik had wat honger en ik zou zondagmiddag prediken.
57 En ik ging naar een gewoon klein... een gewoon klein Amerikaans restaurant om iets te gaan eten. En toen ik binnenging, hoorde ik niets anders dan een speelautomaat aanstaan! En daar stond een man van mijn leeftijd, die wellicht een gehuwd man was, met zijn arm om een vrouw, spelend aan een speelautomaat. Onze wet, de beschermer van onze gerechtigheid, van onze goederen stond daar iets te overtreden wat hij verondersteld werd te beschermen. Want het is onwettig om in Ohio te gokken, te spelen op een speelautomaat.
58 En ik draaide mij om en ik keek naar achteren het gebouw in. Daar waren enige tienerjongens die oude rock-'n-roll platen op de machine speelden. Een jongedame van ongeveer achttien jaar oud, erg knap wat haar vrouwelijke anatomie betreft, stond daar met haar jurk van voren laag uitgesneden en een van die jongens hield zijn handen bij het meisje waar zij niet hoorden. En zij rookten en dronken. En ik dacht: "O God, hoe kunt U het verdragen?"
59 En ik keek naar rechts, toen ik iemand een grote zucht hoorde slaken. En daar zat een bejaarde vrouw, waarschijnlijk zestig of zeventig jaar oud. Zij had van die kleine, oude, vulgaire kleren aan, ongeveer tot halverwege haar ledematen en haar arme, oud gerimpelde vlees was gewoon zo kwabbig als het maar kon zijn. En zij had lippenstift op, en een groot paars ding op haar wang geschilderd; een paar schoentjes aan, sandalen, met paars geverfde teennagels; en vingernagels paars geverfd. En haar haar was heel kort geknipt, gekruld en blauw geverfd. En ik keek naar haar.
60 En aan de overzijde van de tafel zaten twee mannen, dronken. Een van hen - het was zomer - met een grote, oude legeroverjas aan, met een grijze shawl om zijn nek gewikkeld en bakkebaarden helemaal over zijn gezicht, en maar boerend. En de mannen excuseerden zichzelf voor haar en begonnen zo naar het toilet te lopen.
61 Ik stond daar en ik zei: "God, waarom vernietigt U niet de hele zaak? Waarom laat U het niet gewoon onder de aarde zinken?" Ik zei: "Moeten mijn kleine Sarah en Rebekah opgroeien onder zulk soort rommel?" Ik zei: "Hoe kunt U, God, in Uw grote heiligheid, ooit verdragen om naar zoiets te kijken zonder een aardbeving te zenden en het te doen zinken?"
62 En terwijl ik daar de vrouw stond te veroordelen, zoals ik deed, stapte ik achteruit achter de deur. Ik voelde de Geest van God tot mij komen en ik stapte achter de deur.
63 En ik zag alsof iets aan het wervelen was. En toen dat gebeurde, in het visioen, was het de wereld die steeds maar ronddraaide. En terwijl ik oplette, was er rondom de wereld een scharlaken streep, rondom de wereld. En toen ik op de wereld kwam zag ik mijzelf, gewoon als een kleine jongen die dingen deed die ik niet behoorde te doen; misschien niet zoals dat, maar het was zonde. En elke keer dat ik iets deed, zag ik die grote, zwarte schaduw naar de hemel gaan. God zou mij op dat ogenblik gedood moeten hebben.
64 Toen zag ik dat volmaakte Offer tussen mij en God staan. Ik zag Hem daar staan met de doornen op Zijn hoofd en het speeksel dat op Zijn gelaat hing. En telkens als mijn zonden naar God zouden gaan, zou Hij Zich uitstrekken en het grijpen zoals de bumper op de auto. Hij beschermde me voor de dood. En telkens als ik iets verkeerds zou doen, zou God mij gedood hebben. Zeker, Zijn heiligheid vereist het. Zijn wet vereist het. En elke keer dat ik iets zou doen of dat u iets doet, handelt het bloed van Jezus Christus als een bumper. En ik zag dat die scharlaken streep betekende, dat het bloed nog steeds de aarde vasthoudt.
65 En terwijl ik daar stond te kijken, kwam ik wat nader tot Hem, zoals ik Hem opmerkte. En ik kon Hem horen zeggen: "Vader, vergeef hem, hij weet niet wat hij doet." En ik keek naar beneden en daar lag een boek. En er was daar een engel die het opschreef, die aan Zijn zijde stond. En elke keer als ik zondigde, werd het opgeschreven in het boek. En mijn naam stond er op. En ik besefte dat ik op een dag, als die bloedstrook opgeheven zou worden, in de tegenwoordigheid van God zou moeten staan met mijn zondig leven. Maar ik zag dat Hij, door Zijn genade, mijn oordeel weghield.
66 Ik ging naar Hem, nederig. Ik knielde op mijn knieën neer en ik zei: "O Jezus, Gij Zoon van God, ik ben onwaardig om in Uw tegenwoordigheid te komen. Maar wilt U mij alstublieft vergeven voor wat ik heb gedaan?"
67 Hij raakte Zijn zijde aan met Zijn hand, nam het oude boek en schreef er op: "gratie verleend", wierp het achter Zich, en mijn zonden waren verdwenen! Toen keek Hij mij scherp in het gezicht aan en Hij zei: "Nu heb Ik u vergeven, maar u wilt haar veroordelen." Toen zag ik wat het betekende.
68 Toen ik uit het visioen kwam, ging ik naar haar toe. Ik zei: "Hoe maakt u het?"
69 Zij dronk. Zij keek naar mij op en zij zei: "O, hallo."
Ik zei: "Zou ik kunnen gaan zitten?"
Zij zei: "Ik heb gezelschap."
70 Ik zei: "Ik bedoel het niet op die manier, dame. Ik wil gewoon even met u spreken."
Zij zei: "Ga zitten."
71 En ik zei: "Dame, enkele ogenblikken geleden, toen ik daarginds achter die deur stond..." Ik begon het haar te vertellen. En toen ik opkeek, begonnen de tranen langs haar wangen te lopen. En zij vertelde mij... Ik zei: "Dame, u wilt deze dingen niet opzettelijk doen. Jezus stierf en de oordelen Gods worden weerhouden door Zijn bloed. U wilt dit niet opzettelijk doen."
72 En zij zei: "Nee meneer." Ze zei: "Mijn vader was een diaken in de kerk. Ik werd in een christelijk thuis opgevoed. Mijn man en ik waren lidmaten en leefden een christelijk leven." Zij begon mij te vertellen dat na zijn dood... Zij had twee jonge dochters en zij dwaalden af. En hoe de meisjes haar hadden verlaten en zij haar leven vergooid had. En zij dacht dat er geen hoop meer voor haar was.
73 Maar ik zei: "God, wees genadig! Degenen die Hij van tevoren kende, heeft Hij geroepen."
Zij zei: "Bent u eerwaarde Branham, van daarginds?"
Ik zei: "Dat ben ik."
74 Ze zei: "Ik schaam me over mijzelf dat ik hier zo zit." Ze zei: "Denkt u dat er een kans voor mij zou zijn?"
75 Ik zei: "Jezus heeft Zijn armen uitgestrekt en wacht erop dat u komt, dame." En de andere mensen begonnen erop te letten. En ik zei: "Zou u hier op deze vloer met mij mee willen lopen?"
Zij zei: "Goed meneer."
76 Ik nam haar bij de hand. Ik zei: "U hebt ongeveer de leeftijd van mijn moeder. Zou u hier met mij op de vloer willen neerknielen?" En daar op de vloer, veranderden wij die plaats die middag in een ouderwetse samenkomst. En God redde die vrouw door Zijn genade. Zij kleedde zichzelf en kwam naar de samenkomst en leeft, voor zover ik weet, een christelijk leven vanavond.
77 Wat is het? O, God vereist perfectie! Hij vereist uw bekering. Hij vereist uw getrouwheid jegens Hem. Maar Hij kijkt vanavond uit. Ongeacht hoeveel u gezondigd hebt, hoe weinig of hoeveel, u bent nog steeds een zondaar en kunt op geen andere manier binnenkomen dan door Jezus Christus, Gods algenoegzaam Offer. En in Hem bent u voor immer volmaakt. Denk er aan!
Het is niets wat u doet. Het zijn geen nieuwe bladzijden die u omslaat. Het is geen nieuw leven dat u begint. Het is een belijdenis van uw verkeerd-zijn en Gods genade aan u. Dat brengt u tot volmaaktheid en dan bent u volmaakt in Jezus Christus.
78 Ik vertrouw er vanavond op, mijn vriend, terwijl wij hier nu op dit grote, kritieke ogenblik zijn, dat er beslissingen moeten worden genomen... Na het horen van dit verhaal; misschien had u het nog nooit eerder gehoord. Maar u kunt niet door een van deze deuren naar buiten gaan als dezelfde persoon als toen u binnenkwam; u moet beter of slechter naar buiten gaan.
79 En terwijl wij onze hoofden even buigen, wil ik dat u er diep over nadenkt. Hoe zit het met uw ziel vanavond? Jezus Christus stierf voor u.
80 U zegt: "Broeder Branham, wanneer ik ertoe komen kan met roken te stoppen, als ik met drinken kan stoppen, als ik dit ding recht kan trekken, zal ik het doen." O, het zal nooit juist gedaan worden. U zult nooit in staat zijn het te doen. Waarom komt u niet gewoon zoals u bent? En ga, door geloof, naar die stroom, waarin Uw vloeiende wonden voorzien; dan zal verlossende liefde uw thema zijn, en zal het dat zijn tot u sterft.
81 Waarom een vervangingsmiddel nemen? Waarom probeert u binnen te komen door uw kerk? Waarom probeert u binnen te komen door te stoppen met drinken of met liegen? Kom op de manier van volmaaktheid! "Want door één offer heeft Hij voor altijd volmaakt degenen die geheiligd zijn."
82 "Hoe word ik geheiligd?" Belijd uw zonden in de tegenwoordigheid van het bloed van Jezus; en het leven dat uit dat bloed komt, komt terug tot de aanbidder en heiligt hem van de verlangens van de dingen van de wereld. Want door dat algenoegzame offer, heeft Hij ons geheiligd, door één Geest zijn wij allen gedoopt in één lichaam. "Nu is er geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn, voor hen die niet wandelen naar het vlees, maar naar de Geest." Als u probeert te wandelen door de Geest en nog steeds lust hebt naar het vlees, dan is het offer niet voldoende toegepast aan u. Maar de aanbidder, eenmaal gereinigd, heeft geen zonde-verlangen meer.
83 Dat was Calvarie. Het is geen plaats om bloemen te verkopen of een kleine plaats om dit of dat te doen. Het was een plaats waar God en de mens verzoend werden. Het was de plaats waar vrede en volmaakte veiligheid aan de mensheid werden gebracht. Kunt u vanavond met mij naar Calvarie gaan, mijn zondaar-vriend, en door geloof dit bloed toepassen aan uw eigen ziel en die Heilige Geest toestaan te komen en u te heiligen door Zijn grote offer?
84 Voor wij bidden, zou u uw hand naar God willen opsteken en zeggen: "Wees mij genadig, God. Ik belijd nu al mijn zonden op deze Goede Vrijdagavond. En ik waardeer het grote lijden dat Christus voor mij deed. Ik geef nu mijn eigen wil over, mijn eigen motieven en alles om U van deze dag af te volgen." Wilt u uw hand opsteken en zeggen: "Gedenk mij, broeder Branham, in gebed. Dat is de beslissing van mijn hart"?
Is er iemand deze grote avond, terwijl wij even een ogenblik wachten? Hier aan mijn rechterzijde, zeker is er daar één. Bent u over uw zonden beschaamd? Bent u beschaamd over wat u gedaan hebt?
85 De wereld kijkt uit naar helden vanavond. En zij heeft helden, fysiek gesproken.
86 Op een dag, daarginds in Zwitserland, toen Zwitserland op het spel stond, was het kleine Zwitserse leger buiten verzameld in de velden, om hun land te verdedigden. Het grote aankomende leger was te groot voor hen; zij waren allen geoefend, hadden grote speren en schilden. De Zwitsers konden niets doen dan het opgeven. Zij waren tegen een berg teruggedrongen. Toen was er een held die naar voren stapte. Iemand moest sterven. En als zij de slag verloren...
87 Zij hadden niets dan oude zeisen, stenen en stokken om mee te vechten, terwijl het komende leger eruit zag als een stenen muur. Als zij werden verslagen, zouden hun lieflijke kleine vrouwen verkracht worden, hun jonge meisjes zouden verkracht worden, hun baby's zouden gedood worden, hun hoofden zouden kapot geslagen worden, hun huizen zouden worden vernietigd, alles zou verloren zijn.
88 Toen was er een man, wiens naam te snel vergeten is, Arnold von Winkelried genaamd. Hij stapte naar voren en zei: "Mannen van Zwitserland, deze dag geef ik mijn leven voor Zwitserland." Hij zei: "Vlak over de berg is een klein wit huis. Ik heb een vrouw en drie kinderen die op mij wachten. Maar zij zullen mij nooit meer weerzien, want deze dag geef ik mijn leven voor Zwitserland."
Zij zeiden: "Wat ga je doen, Arnold van Winkelried?"
89 Hij zei: "Volg mij en doe het beste wat je kunt met wat je hebt om het mee te doen."
90 En hij keek naar het leger tot hij de dikste speren vond. Toen stak hij zijn handen omhoog in de lucht, liep naar die grote stenen muur van speren toe en schreeuwde: "Maak plaats voor de vrijheid! Maak plaats voor de vrijheid!" Een honderdtal speren richtte zich om zijn stormloop te keren; hij wierp zijn armen uit en greep ze samen in zijn eigen boezem, welke hem vastprikten en hij stierf op het einde van die speren. Die Zwitsers volgden hem met knotsen en stokken. Dat grote toonbeeld van heldendom versloeg dat leger tot de Zwitsers hen het land uitjoegen. Vanaf die dag hebben zij nooit meer een oorlog gehad.
91 Sta in Zwitserland op en noem de naam van Arnold von Winkelried, u zult tranen langs hun wangen zien lopen. Waarom? Hij redde hun land. Dat was een grote heldendaad, die zich zelden laat meten en nooit is overtroffen op deze aarde.
92 Maar o, het was nietig vergeleken met wat er op een dag gebeurde, toen Adams ras stond en demonen van elke kant binnenmarcheerden. Profeten hadden gefaald, de wet had gefaald, het offer van stieren en lammeren had gefaald, de natuur van de mens had gefaald, alles. En Adams kleine ras stond daar verslagen; in aantal overtroffen door duivelen, bijgeloven, ziekten, kwalen. Er was Eén Die naar voren stapte in de hemel en zei: "Deze dag zal Ik sterven voor Adams ras." Hij kwam naar de aarde en werd vlees gemaakt. Hij keek gewoon neer waar het het donkerst was van de speren. Het donkerst van al de angsten van de mens was de dood en Hij nam de dood in Zijn boezem. En op Calvarie betaalde Hij het offer en schreeuwde: "Maak een weg voor de vrijheid!"
93 En Hij schreeuwt tot Zijn gemeente: "Neem dit wat Ik u heb achtergelaten, Mijn bloed en Mijn Geest, en vecht met wat u ook maar hebt." Wij kunnen vanavond daardoor zegevieren; u kunt de duivel van u wegdrijven. Elke oude vijand die in uw leven is, kan worden uitgedreven door het bloed en de Geest van Christus en u kunt volmaakt staan in Zijn tegenwoordigheid. Christus maakte de weg!
94 Zou u zoveel kunnen doen als uw arm naar Hem omhoogsteken en zeggen: "Vergeef mij"? God zegene u, broeder. Iemand anders: "Wees barmhartig voor mij, God, ik belijd nu dat ik verkeerd ben"?
95 Zijn er enige lauwe kerkleden die elke dag naar de kerk gaan, en misschien proberen zo vroom te zijn als maar zijn kan, maar toch kent u die humeurigheid en onverschilligheid en zelfzucht, gewoonten die u naar beneden halen waardoor u geen overwinning hebt? Zou u van dat alles door het bloed gereinigd willen worden vanavond? "Want de aanbidder, eenmaal gereinigd, heeft geen besef meer..." Zou u uw hand willen opsteken, u kerklid? God zegene u, dame. Hef uw handen omhoog en zeg: "Broeder Branham, gedenk mij in gebed." God zegene u, dame. Dat is juist. Dat is een echte... Dat is iets echts om te doen. God zegene u daar achteraan, meneer.
96 Iemand anders nog, steek uw hand omhoog en zeg: "Wees barmhartig voor mij, God. Ik weet dat ik zeg Christen te zijn, maar ik leef het niet. Ik weet dat ik het niet doe. En in mijn hart ben ik echt niet in orde met U. Ik wil een van Gods uitverkorenen zijn. Ik voel in mijn hart dat ik het ben, maar ik heb nooit de lasten terzijde gelegd die mij zo gemakkelijk omringen. En ik wil ze vanavond terzijde leggen. En door Gods genade zal ik het doen. Bid voor mij." Zou u uw hand willen opsteken? God zegene u, dame. Iemand anders. Gewoon enkelen; wij wachten.
97 Terwijl wij stil wachten, iedereen nu met het hoofd gebogen in gebed, neurie dit nu zachtjes.
Er is een bron gevuld met bloed,
Vloeiend uit Immanëls aderen,
En zondaars gedompeld in die vloed,
Verliezen al hun schuldige vlekken...
98 Wilt u er nu niet gewoon over nadenken? Probeer het niet af te wassen. Christus is op uw hand.
99 Pilatus probeerde het, deze morgen, zo omstreeks zes uur; maar zijn handen zijn nog steeds bloedig, bloedig schuldig. U weet wat er met hem gebeurde. Vele jaren later ging hij naar Zwitserland, verloor zijn verstand, pleegde zelfmoord in een waterpoel. Deze morgen, in Zwitserland, komen honderden mensen om dat toneel te bekijken; blauw water borrelt op van de bodem van dat grote watergat. Zij doen het elk jaar. Het is een oude legende; men zegt dat God water weigerde om zijn handen te reinigen.
100 Broeder, ongeacht hoeveel keren u gedoopt bent, wat u ook probeert te doen, niets zal uw handen reinigen dan het bloed van Christus. God weigerde het. En het blauwe water borrelt, na bijna twee duizend jaar, nog steeds op. God wees het af. Uw eigengerechtigheid kan uw zonden niet reinigen. Niets dan het bloed van Jezus! Denk er nu aan. Wij zullen over een ogenblik bidden.
101 Ik vraag mij af of ik vanavond iets zou kunnen vragen. Toen Hij daar deze morgen in Pilatus' gerechtshof stond en zei: "Als Mijn Koninkrijk van deze wereld was, zou Ik tot Mijn Vader kunnen spreken en ogenblikkelijk zou Hij Mij twaalf legioenen engelen zenden." Terwijl één van hen de wereld zou kunnen vernietigen. "Ik zou tot Hem spreken en twaalf legioenen engelen zouden direct tot Mijn beschikking staan." Hij had het kunnen doen. Maar Hij stond daar zachtmoedig en nederig om uw dood te nemen en uw zonden weg te nemen.
102 Zult u dankbaar genoeg zijn voor dat offer vanavond, u die er behoefte aan hebt en Gods zegeningen nodig hebt, wilt u opstaan voor dit gebed? Sta gewoon op, u die wilt dat er in dit gebed aan u gedacht wordt, en zeg: "God, wees mij genadig. Ik ben schuldig. Ik heb dingen verkeerd gedaan en ik wil nu mijn vergeving aanvaarden door Christus Jezus." Wilt u nu op dit moment op uw voeten gaan staan? God zegene u, jongedame. Dat is moed. Blijf daar gewoon staan.
103 Wilt u mij zeggen dat u uw hand opstak en dan niet oprecht genoeg bent om op te staan? Welk nut heeft het Evangelie u ooit gedaan? O, zulk spelen met de kerk, spelen met God! Het uur is dicht nabij; een dezer dagen zal een atoombom hier ergens inslaan, in een van deze grote kruitfabrieken. Er zal geen fractie van een seconde zijn om erover na te denken. En het zal dan te laat zijn en misschien zelfs voor volgend Pasen of zelfs dit Pasen. Wilt u nu niet opstaan en zeggen: "God, wees mij, een zondaar, genadig. Ik aanvaard Christus nu, door de offerande van Hemzelf, als een verzoening voor mijn zonden. En door Zijn genade en Zijn genade alleen, [Leeg gedeelte op de band – Vert] verblijf ik in de tegenwoordigheid van God"? Wilt u uw fouten belijden? Wie zijn zonde zal verbergen, zal niet voorspoedig zijn. Wie zijn zonde belijdt, ontvangt barmhartigheid. Het is aan u. Hij let op u.
104 Nu, onze gezegende Here, in het bestemde aantal vanavond staan drie berouwvolle zielen, één man en twee vrouwen.
105 Als ik denk, Here, aan Calvarie, toen de ene aan de ene kant zei: "Here, gedenk mij wanneer Gij in Uw Koninkrijk zijt gekomen", zei de ander: "Als Gij het zijt, laat ons een wonder zien, neem ons van het kruis af en red Uzelf." En de ander zei: "God, wees mij genadig." En Uw hoofd draaide naar de rechterkant en zei: "Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn." Maar U was stil voor de ander, omdat er geen bekering was.
106 En Vader God, ik bid dat dezen... Misschien zal ik erop vertrouwen dat zij de enige drie in het gebouw zijn die voelen dat zij behoefte hebben hun fouten te belijden. Maar dat zij zijn gekomen op de algenoegzame wijze, de wijze van het kruis. Vergeef hen, Here, en zegen hen. Zij staan hier vanavond, zoals U voor hen stond in Pilatus' gerechtshof; zoals U voor hen stond tussen hemelen en aarde, toen de zon onderging en de maan haar licht niet wilde geven en de voorhang van de tempel werd gescheurd van boven naar beneden. Ik bid, God, dat U hen zult zegenen en hun van Uw barmhartigheden zult geven, en hen zult reinigen met Uw bloed. En doop hen door Uw heiligende kracht in het bloed van Uw eigen Zoon, Christus Jezus, dan zijn zij bewaard voor tijd en eeuwigheid.
Zegen de anderen die voelen dat zij in orde zijn, dat zij hieraan reeds hebben voldaan en zo gedaan hebben. Ik bid om deze zegening voor hen in Christus' Naam. Amen.
107 God zegene u. En u, die dicht bij degenen staat die opstonden, geef elkaar de hand, iemand, en zeg: "De Here zegene u", dat is juist, als de hand van gemeenschap.
108 Wij zijn nu wat laat in onze diensten. Hoevelen hebben de Here Jezus lief, mag ik uw hand zien? Ik vraag mij nu in stilte af of wij zo stil als wij zouden kunnen, ter herdenking van Hem Die alomtegenwoordig is, Die hier vanavond is, of wij zachtjes zouden kunnen zingen:
Ginds aan het kruis waar mijn Redder stierf,
Daar riep ik het uit om reiniging van zonde;
Aan mijn hart daar... (als u aan de eis voldeed, uw handen erop legde) aan mijn hart daar werd het bloed aangebracht,
O, glorie voor Zijn Naam!
Laten wij nu zachtjes zingen, terwijl wij onze hoofden voor Hem buigen.
Daar aan het kruis waar mijn Redder stierf,
Daar riep ik het uit om reiniging van zonde;
Aan mijn hart daar werd het bloed aangebracht,
Glorie voor Zijn Naam!
Glorie voor Zijn Naam, (dierbare Naam!)
Glorie voor Zijn dierbare Naam!
Aan mijn hart daar werd het bloed aangebracht,
Glorie voor Zijn Naam!
109 Nu stil, met uw hoofden gebogen. U die gered bent, zeg: "O..." Steek uw hand nu op.
O dierbare Bron, die redt van zonde!
Ik ben zo blij dat ik binnengekomen ben;
Daar redt Jezus mij en houdt mij rein;
Glorie voor Zijn Naam!
Glorie voor Zijn dierbare Naam!
Glorie voor Zijn dierbare Naam!
Aan mijn hart daar werd het bloed aangebracht;
Glorie voor Zijn Naam!
110 Nu, met uw handen naar beneden, uw hoofden gebogen. Ik dacht er net aan; iemand belde enkele ogenblikken geleden op en zei dat iemand wilde dat er vanavond in het gebed aan hen gedacht werd voor hun lichaam. Zij konden niet naar de samenkomst voor zondagavond komen, voor de grote genezingsdienst. Zou u willen opstaan, u die wilt dat er nu in dat gebed aan u wordt gedacht?
Aan mijn hart daar werd het bloed aangebracht,
Glorie voor Zijn Naam!
Glorie voor...
111 Met uw hoofden nu gebogen. "Hij werd gewond om uw overtredingen, verbrijzeld om uw ongerechtigheid; de straf van uw vrede was op Hem en door Zijn striemen werd u genezen." Glorie voor Zijn Naam!
112 Nu, gezegende Vader, terwijl wij nu nederig het kruis naderen, waar genade en barmhartigheid mij vonden, daar stort de Heldere Morgenster Zijn stralen over mij uit. Deze zieken staan in Uw tegenwoordigheid. Zij geloven nu, door geloof kijken zij naar die gestriemde rug, ginds. "Door Zijn striemen is ons genezing geworden." Allerheiligste Vader, wij komen, terwijl wij ons geloof belijden, gelovend dat U onze zieke lichamen geneest door het grote plaatsvervangend lijden van de Here Jezus. En wij bieden voor deze mensen die staan, een geloofsgebed aan, waarvan U beloofde dat het de zieke zou genezen. En wij, samen, als een eenheid van Uw gelovigen vanavond... U zei: "Waar twee of drie vergaderd zijn, zal Ik in hun midden zijn." En wij vragen barmhartigheid voor hen, opdat Uw genade nu hun diepste ziel moge aanraken; opdat iets diep van binnen zal verankeren, opdat zij zullen weten dat Christus hier is en tot hen gesproken heeft, zeggend: "Mijn kind, Ik heb uw ziekte ginds op Calvarie gedragen. Werp nu gewoon al uw zorgen op Mij, want Ik zorg voor U." En mogen zij genezen worden, in elk opzicht gezond, want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
113 Terwijl zij nu gaan zitten; laat iemand dichtbij hen, hun de handen opleggen, iemand die voor hen bad. De Bijbel zegt: "Zij zullen de zieken de handen opleggen, zij zullen herstellen." De Here zegene u.
114 Als ik mij niet vergis, kijk ik niet naar de man die hier een paar dagen geleden genezen werd of een paar zondagen geleden, die doof was, of iets in zijn oren had? Ik zie dat u zich over de samenkomst van vanavond verheugt. Hoort mij nu goed? Dat is goed. Wonderbaar! Sta gewoon even op. Hoevelen herinneren zich dat hij hier was? En hij kwam door de gebedsrij, kwam op het podium, en de Here genas hem en maakte hem gezond. Geprezen zij de Here! Dank u, broeder, voor uw getuigenis. Het zouden er dozijnen kunnen zijn! Maar is Hij niet wonderbaar?
115 Nu, wij willen u morgenavond vroeg zien. En dan zondagmorgen vroeg. Zondagmiddag, en als u kunt terugkomen voor de genezingsdienst zondagavond. Tot wij elkaar ontmoeten, laten wij opstaan en ons slotlied zingen: "Naam de Naam van Jezus mede."
Neem de Naam van Jezus mede,
Kind van kommer zorg en smart,
Die schenkt u de... (draai u gewoon om en schud iedereen de hand nu)
Draag die Naam steeds in uw hart.
Dierb're Naam (keer u gewoon om en schud handen), o hoe lieflijk,
Hoop der aard en 's hemels vreugd;
Dierb're Naam (dierb're Naam), o hoe lieflijk!
Hoop der aard en 's hemels vreugd.
Kijk nu deze kant op.
Wil op Jezus' Naam vertrouwen
Val ootmoedig voor Hem neer,
Spoedig zult gij Hem aanschouwen
Jezus, aller heren Heer.
Dierb're Naam, o hoe lieflijk, (o hoe lieflijk,)
Hoop der aard en 's hemels vreugd;
Dierb're Naam, o hoe lieflijk, (hoe lieflijk,)
Hoop der aard en 's hemels vreugd.
116 Herinner u nu, het Neville koor, kwartet uitzending 's morgens, WLRP, om negen uur. En dat van broeder Stricker komt om kwart voor tien, zondagmorgen. Ik maakte net een band voor hem deze middag over de opstanding.
117 En nu, tot wij elkaar weer ontmoeten, mogen de zegeningen van de Here met u zijn, terwijl wij onze hoofden buigen. En ik ga mijn goede vriend en broeder, broeder Palmer uit Macon, Georgia, vragen of hij dit gehoor wil laten heengaan in een woord van gebed, terwijl wij bidden. Broeder Palmer.