Hebreeën, hoofdstuk 1
Door William Marrion Branham1 ... Om een kleine... Ik geloof dat er niets beters voor mij is dan het Woord. Geloof komt door het horen, het horen van het Woord Gods.
2 Op woensdag, en dan misschien op zondag (één van de zondagsdiensten), zo de voorganger een beetje rust gevend, wat hij heel erg verdient, en ik dacht dat we misschien een boek in de Bijbel zouden kunnen nemen. We deden dat vroeger ook, en deden er soms een jaar over.
3 Ik herinner me een keer, dat we een heel jaar bleven bij het boek Openbaring. Maar o my, de dingen die we leerden, en hoe wonderbaar het was. En toen gingen we terug en namen het boek Daniël, of het boek Genesis, of Exodus; en namen het hoofdstuk voor hoofdstuk door, en het verbond de hele Bijbel bijeen. O, ik houd daar zo van.
4 Een poosje daarna, zullen we moeten gaan tot... Als de Here voortgaat te zegenen en we gaan door, dan zullen we op enige heel diepe dingen hier ingaan, heel diep. En we zullen ze van plaats tot plaats doornemen in de Schrift.
5 En ik houd ervan om te zorgen dat de Schrift met Schrift kan worden vergeleken. Dat is de wijze waarop het moet zijn. Zodat het één geweldig prachtig beeld is. En in dit boek dat we bestuderen, zullen we ingaan op... redding en Goddelijke genezing en wonderen en genadebewijzen, en... oh, alles komt hier in.
6 En misschien als ik tot een punt kom dat ik naar de samenkomsten zou moeten gaan... Ik weet nooit precies wanneer ik naar een samenkomst zal gaan, voor een samenkomst zal worden geroepen, omdat ik niets heb vastgelegd totdat ik me geleid voel om een bepaald iets te doen. En dat mag zijn... dat ik voordat het morgen is, naar Californië zou moeten vliegen, naar Maine of ergens anders heen, waar Hij mij ook heen zou roepen. En dat is de reden dat ik geen groot, lang reisschema vastleg. Ik kan het niet doen. Mijn bediening is niet op die wijze gevormd, en is gewoon anders.
7 En nu kom ik naar huis voor een kleine beetje rust. Ik heb twintig pond verloren in de laatste samenkomst, en broeder Mercier en broeder Goad waren er een tijdje geleden en zeiden: "Broeder Branham, ik merk op wat u doet, u legt uw hele hart erin."
8 Ik zei: "Dat is ook de enige manier dat je het op de juiste wijze kunt doen voor de Here, is alles wat u hebt in te zetten in de voorste linies voor Christus; al uw kracht, heel uw ziel, heel uw hart, heel uw verstand, alles wat u hebt." Wanneer u iets doet, doe het goed of doe het helemaal niet. Ziet u? Laat het dan maar liggen. Als u een Christen zal gaan zijn, breng dan alles wat u hebt naar Christus. Dat is uw tijd, uw talent, uw alles.
9 Ik merkte hier zojuist deze jongeman op. Dat is uw vrouw, broeder Burns, is het niet? Ze spelen en zingen daar, dat jonge stel, en het is geen piano; en evenmin is het een orgel, maar het is een of ander soort instrument, zij maken, ze stemmen het en pakken het op en doen iets voor de Here. Als u dat zou kunnen doen en zingen en dan zielen winnen. Doe iets, ongeacht wat; als u kunt fluiten, wel fluit. Doe gewoon iets. Getuig of doe iets voor het Koninkrijk van God. Wat u ook hebt, stel het in gebruik voor de dienst van God.
10 Nu, we zullen proberen niet erg lang te blijven, omdat ik weet dat u moet werken, en dat u vroeg op moet, en... Ik ga elke morgen op eekhoorntjesjacht. Ik vertel u de waarheid; dat doe ik. Daarvoor kom ik naar huis, om een beetje te rusten. Ik sta op om ongeveer vier uur en ga dan de bossen in naar buiten en ga wat jagen, dan ga ik slapen. En dan win ik weer wat van dat gewicht terug, zodat ik na een poosje uitgerust zal zijn, zo de Here wil. En alles is fijn.
11 Goed nu, we zullen opslaan in onze Bijbels... Ik wil dat u elke avond uw Bijbel meebrengt, als u kunt. En als iemand er een tekort komt, zou iemand mee willen lezen met de Schriftlezing, wij hebben er hier een paar, wij zouden de... sommigen van de helpers zouden ze kunnen uitdelen. Wil iemand er één? Wel, steek even uw hand op.
12 Ik vraag mij af of broeder... Doc, kom hier en neem deze Bijbels. Je staat er vlak bij en broeder Burns. Is dat goed Burns? Ik hoorde hem zeggen... Wat? Conrad. Ik noemde hem... ik word misschien een beetje hardhorend, broeder Neville. Hoe kom ik toch aan die naam van Burns? Ik weet dat ik de man van gezicht ken, en ik kan maar niet op zijn naam komen.
13 En weet u naarmate je een beetje ouder wordt, ontdek je één ding, het wordt voor mij moeilijker om de Bijbel te lezen. En ik vind het verschrikkelijk te bedenken dat ik een bril zou moeten dragen om de Bijbel te lezen.
14 Maar niet lang geleden dacht ik dat ik blind zou worden. En ik ging Sam bezoeken. En Sam zei: "Bill, ik weet het niet." Hij zei: "Ik zal je even een afspraak laten maken met een specialist."
15 En ik ging naar Louisville. En het moest de wil van de Here zijn geweest, de één of andere beroemde specialist, ik ben zijn naam nu vergeten. Maar hij had mijn boek gelezen en hij zei: "Als u ooit teruggaat naar Afrika, dan wil ik met u meegaan." Hij zei: "En als u... die Afrikaanse mensen hebben u lief." En hij zei: "Ze zijn erg bijgelovig, speciaal als je ze moet snijden met een mes. Ik wil zes maanden van mijn leven geven, om staaroperaties en zo te doen, via de zending." En zei: "Als we samen konden gaan en u zou zo hun gunst kunnen winnen..." Zei: "Als ze dan staar hadden, zou ik het fijn vinden zes maanden kosteloos oogoperaties te doen." (En ik ben vergeten hoe lang je moet wachten om een afspraak met hem te maken.)
16 En wij zaten daar in een kleine kamer en er was een klein rood licht, dat kwam daar van achteruit een donkere kamer. Wel, ik kon die letters lezen... twintig – twintig. Ik kon het op beide manieren lezen. En hij schakelde over op vijftien – vijftien, en ik kon ze lezen. En hij stelde in op tien – tien, en ik kon het lezen. Hij zei: "Wel, er is niet zoveel fout met uw ogen."
17 Dus hij had een kleine telescoop. Hij zette er een klein apparaatje achter, een klein ding... Kent u die oude telescoop? Hoevelen herinneren zich die dingen? We keken er vroeger door en dan keken we naar foto's. Het is precies net zo. En hij zei: "Kunt u dat lezen?" En ik zei: "Ja meneer." Hij zei: "Lees het mij voor."
18 En ik had een... o, een hele paragraaf, ongeveer zo groot, en ik begon het te lezen, en hij begon het omhoog te trekken. Ik begon langzamer en langzamer, en ik kwam tot ongeveer zo, en ik stopte. Hij zei: "Ik kan u één ding vertellen, u bent de veertig gepasseerd." Ik zei: "Ja, dat is waar, ik ben er al lang voorbij."
19 Hij zei: "Hoe heeft u het gedaan?" Hij zei: "Het menselijk oog heeft op natuurlijke wijze, wanneer je veertig jaar oud wordt, net zoals je haar grijs wordt, enzovoort, dat de oogbal platter wordt. Als u lang genoeg leeft, dan zal het weer terugkomen." Hij zei: "Dat is wat zij uw tweede gezichtsvermogen noemen." Maar zei hij: "Een menselijk wezen van ongeveer veertig jaar oud heeft in wezen..." Hij zei: "Er is niets verkeerds met uw ogen."
20 Ik kan een haar zien als die op de vloer ligt. Als het ver van mij af is... Maar komt het dichter bij me... En hij zei: "Nu, als u uw Bijbel leest, moet u hem een eind bij u vandaan houden, maar na een poosje zal uw arm niet lang genoeg meer zijn. U kunt niet ver genoeg komen om het nog te kunnen onderscheiden."
21 Daarom maakte hij een bril voor mij en het onderste deel dat is om te lezen. Hij zei: "Nu op uw preekstoel..." Nu, hij dacht dat ik een van die deftige predikers was. En dus zei hij dat het bovenste gedeelte gewoon vensterglas is – normaal glas is. En het ondergedeelte is een beetje geslepen zodat ik van dichtbij kan lezen, weet u. Ik vind het vreselijk om hem op te zetten. Zeker.
22 En nu in die Bijbelonderwijzingen... Ik heb het Nieuwe Testament vanavond. Ik kreeg een Collins' Nieuw Testament, en die heeft vrij grote letters. Maar als ik in die andere lees, als ik die oude moet pakken en die moet doorlezen... Maar wat het ook is, ik ben blij dat ik iets heb zodat ik kan lezen. En wat ik ook heb, ik zal ieder gaan geven of alles gaan geven wat ik kan tot ere van God en hoop dat Hij dat ouderdomsteken weg zal nemen. Ik kan Hem niet vragen om mijn leeftijd weg te nemen. U weet dat is iets waar wij allen doorheen moeten. Wij moeten dat doormaken. En ik weet dat ik niet meer een kleine jongen ben, zoals ik vroeger was, zoals ik hier op het podium sta. Ik ben achtenveertig jaar oud. En denk u even in, nog twee jaar en dan ben ik vijftig jaar oud, broeder Mike.
23 My... Ik kan het nauwelijks geloven. Ik heb nooit geweten dat ik de twintig gepasseerd was, tot ongeveer twee jaar geleden. Dat is waar! Dat is zo. Ik kon het niet geloven. Hoewel, het is moeilijk voor me om het te geloven, totdat ik in de spiegel kijk, dan weet ik dat het zo is. Maar afgezien van dat kijken, voel ik me even goed als ik me ooit in mijn leven heb gevoeld, en ik ben daar ook dankbaar voor. O God zij geprezen.
24 Nu, wij bestuderen het boek der Hebreeën. Het was... O, het is een van de allerdiepste, rijkste boeken van de Bijbel. Ik zeg u, het is een boek dat werkelijk zal... Als God het toestaat, en we gaan hier op in, dan geloof ik dat we gouden schatten zullen vinden, totdat wij Gods lof zullen uitjubelen.
25 En nu, ik... Het boek der Hebreeën wordt in werkelijkheid verondersteld te zijn geschreven door Paulus, de grootste Bijbelverklaarder, vermoed ik, die de wereld ooit heeft gehad, afgezien van onze Here Jezus Christus. En Paulus scheidde de... Nu Paulus was een echte Bijbelleraar; dat is van het Oude Testament. Dat is het enige boek dat toen was geschreven, dat de Bijbel werd genoemd. En hij probeerde aan de Hebreeën te tonen, het Oude Testament af te scheiden en te tonen dat het Oude Testament een schaduw of een type was van het Nieuwe.
26 Precies daar zouden we een eindpunt kunnen maken en daar drie maanden bij blijven, bij deze ene gedachte. Om helemaal terug te gaan... Als wij in onze Bijbels zouden kunnen opslaan... natuurlijk zijn wij hier bij Hebreeën, hoofdstuk 1. Maar als wij Openbaring, het twaalfde hoofdstuk zouden opslaan, dan zou u opnieuw perfect zien hoe de schaduwen...
27 Als u die uw pennen hebt meegenomen om de Schriftgedeelten op te schrijven... In Openbaring 11 vinden we dat Johannes op het eiland Patmos een vrouw zag [Broeder Branham bedoelt hoofdstuk 12 – Vert] staande in de hemelen en zij had de zon boven haar hoofd en de maan onder haar voeten. En de vrouw was in barensnood van een kind dat zou worden geboren en zij bracht een mannelijk kind ter wereld. De rode draak stond daar om het kind te verslinden zodra het was geboren en het kind werd opgenomen in de hemel en de vrouw vluchtte de woestijn in waar ze werd gevoed voor een tijd, tijden en een halve tijd, of een tijdsgedeelte.
28 Nu, de vrouw stelde de gemeente voor, en het kind wat zij voortbracht was Christus. De maan onder haar voeten was de wet, en de zon boven haar hoofd was genade. De twaalf sterren in haar kroon waren de twaalf apostelen. En daar is waar... De twaalf apostelen was de heerlijkheid, of de bekroning van het Nieuwe Testament. Ziet u? Want geen ander fundament kan er worden gelegd dan wat reeds gelegd is. Ziet u? Het fundament, het Nieuwe Testament, de apostelen, de leer der apostelen, enzovoort, is de fundamentele bekroning van het Nieuwe Testament.
29 En dan, de maan is een afschaduwing van de zon. De zon weerkaatst haar licht, wanneer zij achter de aarde is. En de maan geeft licht om 's nachts in te wandelen. En wat een prachtig beeld hebben we hier, nog een prachtig beeld. De zon stelt Christus voor, de maan vertegenwoordigt de gemeente. Zij zijn als man en vrouw. En in de afwezigheid van Christus weerkaatst de gemeente, het mindere licht, het Evangelie, en dat is het licht om in te wandelen totdat de Zoon weer opstaat. En dan vloeien de gemeente en de Zoon, de maan en de zon samen. Ziet u? De maan is een deel van de zon, en de gemeente is een deel van Christus. En tijdens de afwezigheid van Christus, weerkaatst de gemeente Zijn licht. En zo zeker als we kunnen zien dat de maan schijnt, is het bekend dat de zon ergens schijnt. En zolang de gemeente het licht van Christus weerkaatst, is Christus ergens levend. Amen! Denk daar over na.
30 Nu, de wet was een beeld van de genade, maar de wet had geen kracht tot verlossing in zich. De wet was alleen maar een... De wet was een politieagent. De politieagent zet u in de gevangenis. Maar ziet u, er was genade voor nodig om u uit de gevangenis te halen. Ziet u?
31 Dus het Bloed van Christus, het Evangelie, bevrijdt ons van zonde. De wet maakt ons alleen zondaars. De wet zei alleen maar: "U bent een zondaar. Gij zult niet stelen! Gij zult geen overspel plegen! Gij zult geen vals getuigenis afleggen." Ziet u? Het is een politieagent die zegt dat u verkeerd bent en dat u schuldig bent. Maar het Evangelie is het Goede Nieuws: Christus stierf om ons te redden van al onze overtredingen, onze overtredingen van de wet. Christus stierf om ons eruit te halen.
32 Nu zodra Paulus bekeerd was, ging hij nooit te rade bij een seminarie, evenmin raadpleegde hij een voorganger. Maar hebt u opgemerkt, hij ging naar Arabië en was daar drie jaar, in Arabië.
33 Nu, dit is naar mijn mening, dat... Nu, wij moeten hier een achtergrond voor geven, zodat wij zullen weten hoe werkelijk het is. En in de eerste les vanavond, vormen we onze achtergrond.
34 Nu, Paulus was zo'n Bijbelleraar, omdat hij was onderwezen onder die vanouds geweldig beroemde Gamaliël. En hij was een van de best bekendstaanden van die dag, die grote leraar van de wet en de profeten. Dus was Paulus goed geschoold in die dingen.
35 En dan mag ik hem op deze manier, deze grote openbaring, omdat hij oprecht was in zijn hart, een moordenaar, had toegestemd in de dood van Stefanus en zag hoe Stefanus onder de stenen en kluiten dood werd gestenigd. En ik denk dat het Paulus wel wat moet hebben gedaan toen hij zag hoe Stefanus zijn handen ophief naar de hemel en zei: "Ik zie de hemelen geopend en ik zie Jezus staande ter rechterhand Gods." En hij zei: "Vader, reken hun deze zondelast niet toe." En hij viel in slaap.
36 Hebt u opgemerkt dat hij nooit stierf? Hij viel in slaap. Gewoon zoals ik niet geloof, dat hij ooit nog één steen voelde. Net zoals een baby aan de boezem van zijn moeder in slaap valt, viel Stefanus in slaap in de armen van God.
37 Dat was iets waar Paulus maar niet uitkwam. En toen hij... ieder mens die overtuigd is probeert er tegen te vechten. Hij gaat naar de hogepriester en hij haalt een paar brieven; hij zei: "Ik zal die mensen arresteren die al dat rumoer maken, en deze ketters." (Zoals iemand werd beschouwd, die men vandaag een of andere radicale fanatiekeling of zoiets zou noemen, die een heleboel lawaai maakt en opschudding veroorzaakt.) "Wij zullen er heengaan en orde op zaken stellen."
38 En op weg daarheen, een smal weggetje, niet over brede hoofdwegen zoals wij reizen. De wegen in Palestina waren slechts kleine sporen, als een koeiespoor door de bossen waar het vee, en de schapen, en de paarden en de ezels, en de kamelen over de heuvels trokken.
39 En Paulus, op zijn weg naar Damaskus, zag omstreeks de middag van die dag, een groot licht dat neerstraalde en hem op de grond wierp. Niemand zag het dan Paulus. Ik wil dat u daar op let. En op dit punt, dit is niet persoonlijk nu, maar zo koersen we aan op deze achtergrond, zodat u zult weten dat diezelfde Jezus...
40 Nu, toen Hij hier op aarde was, zei Hij: "Ik kwam van God en Ik keer terug tot God."
41 Nu, toen Hij de kinderen Israëls leidde, was Hij een Vuurkolom en Hij werd vleesgemaakt; toen keerde Hij terug tot diezelfde Vuurkolom. En toen Hij Paulus ontmoette op de weg naar Damaskus was Hij die Vuurkolom, dat Licht. Ziet u? Een groot Licht. En Paulus zei: "Wie is het die ik vervolg?"
42 En Hij zei: "Ik ben Jezus die gij vervolgt." (Het Licht.) O, is Hij niet wonderbaar?
43 En hier is Hij vanavond zo bij ons. Liet Zijn foto daar nemen. Hetzelfde. Ziet u? De Vuurkolom! Licht. Precies dezelfde die Hij was; dezelfde gisteren, heden en tot in eeuwigheid.
44 Nu, de mannen die bij hem waren zagen dat licht niet. Maar het was daar evengoed. De resultaten waren hetzelfde.
45 Nu, is het mogelijk dat iemand Christus zou kunnen zien in dit gebouw en dat niemand anders Hem zag? Zeker! Het gebeurde daar ook.
46 Het gebeurde ook op een nacht toen Petrus in de gevangenis was. En het licht kwam de gevangenis binnen en raakte Petrus aan, en hij liep vlak langs de binnenwacht, de buitenwacht, liep door de poort, de hoofdpoort, en de stadspoort. Petrus zei: "Ik moet gedroomd hebben." En hij keek rond, maar het licht was verdwenen, Christus, dat eeuwige, eeuwigdurende licht. Daar is Hij. Ziet u?
47 Nu, op weg erheen... En kijk, nog iets, waarvan vandaag hier sprake zou zijn, het komt net in mijn gedachten. Maar de wijzen die de ster volgden, helemaal van India, het Oosten – maanden – komend door de dalen en woestijnen, gingen voorbij sterrenwachten. En zij hielden de tijd van de nacht bij door de sterren. En geen geschiedschrijver of wie dan ook, noemde ooit dat die ster gezien werd dan alleen de wijzen. Het was de bedoeling dat zij hem zouden zien.
48 Zo kunt u dingen zien die de ander niet zou mogen zien. Voor u is het werkelijkheid. Voor hem, zij begrijpen het niet. Precies zoals een bekering. U kunt bekeerd zijn en u verheugen in de zegeningen van God, het gewoon indrinkend (de zegeningen van God). En de volgende die naast u zit: "Ik zie niks." Ziet u? Dat is het. "Ik begrijp het gewoon niet. Ik zie niet wat er allemaal aan de hand is." Wel, hij begrijpt gewoon niet waar u bent, dat is alles.
49 Let nu op, toen Paulus onderweg was en hij deze grote ervaring kreeg... Nu, hij was niet bevredigd... Dat was wat Paulus zo goed maakte.
50 Nu, onze les vanavond is niet diep. Het is een oppervlakkige les, maar o, we zullen na een poosje de diepte ingaan. Maar dit is een oppervlakkige les; maar het is nog maar het begin. En wat het is, het gaat om één ding: dat is het verhogen van Jezus Christus. (Paulus, waar we mee beginnen.)
51 En voor hij dit deed was Paulus een Bijbelgeleerde. En een Bijbelgeleerde zal nooit de leer baseren op ervaringen. Beslist niet! Zij zullen nooit hun leer laten steunen op ervaring. U kunt elke soort ervaring hebben. Maar het moet ZO SPREEKT DE HERE zijn. Dat is waar.
52 Nu, in het Oude Testament hadden ze drie verschillende manieren waarop zij een boodschap konden onderkennen. Ten eerste door de wet, dat was gewoon de wet. Voorts hadden ze een profeet; een dromer, en zij hadden de Urim Thummim. Nu, dat is misschien een beetje diep.
53 De Urim Thummim was het borstschild dat Aäron op zijn borst droeg. En daarin waren twaalf stenen; jasper, sardis, karbonkel, enzovoort, en zo verder. Zij hadden alle twaalf die grote stenen die in het borstschild waren, tonende dat hij de hogepriester was van elke stam van de twaalf stammen van Israël. Dit borstschild hing aan een pilaar in de kerk, en als een profeet profeteerde en zij wilden zeker zijn of het juist was of niet dan gingen de profeten of de dromers voor deze Urim Thummim staan en hij vertelde zijn droom of visioen, wat hij ook had gezien. En als het heilige licht... O, ziet u het niet? God woonde altijd in die bovennatuurlijke sfeer. Dit samenstelsel, die lichten waren gewoon normaal totdat deze stem klonk. Als die stem de stenen trof, als het niet bovennatuurlijk was, dan werkten ze niet. Maar als het bovennatuurlijk was, dan weerkaatsten al die lichten samen de kleuren van de regenboog. Amen. Dan was dat God die sprak: "Dit is Mijn profeet. Die droom komt van Mij." Het was overeenkomstig de Urim Thummim waardoor zij het beoordeelden.
54 Herinnert u zich Saul toen hij teruggevallen was? Hij zei dat hij geen droom meer kon krijgen. En de profeet Samuël was dood en er was geen manier. Hij zei: "Zelfs de Urim wil niet meer tot mij spreken. Niets!" Saul stond voor de Urim en zijn woorden waren dode klanken. Ziet u? God weigerde hem gewoon. En die Urim Thummim was Aärons betuiging van zijn priesterschap. Nadat Aäron was heengegaan, hing Mozes het schild aan die pilaar.
55 Nu, het Aäronitische priesterschap hield op toen Jezus stierf. En nu de wet van de genade is gescheiden, hebben wij nog steeds de Urim Thummim. En Paulus gebruikte die, (ziet u?) de Urim Thummim vandaag is Gods onsterfelijk, eeuwig, immerdurend Woord. Ziet u?
56 Want wie ook maar iets uit dit Boek zal nemen of er iets aan toevoegt. "Ik wil niets daarbuiten, maar Ik wil alles wat erin staat." (dat is de gemeente) Wij willen... En alle dingen moeten worden bewezen door het Woord.
57 Dat is de reden dat ik onlangs een klap kreeg van de Pinkstermensen, omdat ik zei, dat ik niet kon begrijpen, dat als er olie uit hun handen loopt, of bloed uit hun gezicht komt, dat dit een teken was dat u de Heilige Geest had. Dat is niet Schriftuurlijk en ik kon dat gewoon niet aanvaarden. Het moeten komen uit het Woord.
58 Nu dan, Paulus hield van het Woord. Dus voor hij ooit getuigen zou van deze grote ervaring die hij had gehad ging hij drie jaar naar Egypte. Ik geloof dat het drie jaar was, drie jaar in Egypte. En weet u wat ik geloof dat hij deed? Ik geloof dat hij het Oude Testament nam en door het Oude Testament speurde, en ontdekte dat Dit absoluut de Messias was. Hij moest zijn ervaring staven door de Bijbel. Amen. O my!
59 Kijk naar hem toen hij in de gevangenis zat. U merkt dat er een periode in Paulus' leven was, dat hij een lange tijd in de gevangenis zat. Hij schreef het boek der Efeziërs. Hij schreef deze brief aan de Hebreeën. Ziet u? Hij had tijd. God zette hem daar apart in een gevangenis, en hij schreef deze brieven aan de gemeenten. Eén aan de gemeente van Efeze. Hij schreef er één aan de Pinkstergemeente (hij had daar erg veel moeite mee). Met de Pinkstergemeente had hij veel meer moeite dan met ieder ander. Het is nog steeds zo. Maar hij was dankbaar voor ze. Het enige wat hij hun kon leren... Als ze binnenkwamen, had de één een tong, één had een psalm, één had een sensatie, één had een gevoel. Hij kon niet praten over... tot hen spreken over "eeuwige zekerheid". Hij kon niet tot hen spreken over voorbestemming. Hij kon niet tot hen spreken, zij waren baby's. Zij moesten allen iets voelen of iets zien of bijzondere gevoelens hebben, en... of zoiets om hen heen, een paar bewijzen.
60 Maar ik geloof, dat toen hij tot de Efeziërs sprak, dat hij kon spreken over: "God heeft ons voorbestemd tot zonen en dochters en ons aangenomen tot kinderen in Jezus Christus voor de grondlegging der wereld." Kijk daar naar. My!
61 En let op hoe hij hier overkomt in het boek van de Romeinen, enzovoort. Zij waren opgegroeid. O, zij spraken in tongen. Zeker! En zij hadden andere tekenen van de Heilige Geest onder zich. Maar zij produceerden geen leerstellingen, en sensaties en kleine huiveringen en eigenaardige gevoelens.
62 Paulus zei: "U wordt daarmee extreem. Terwijl u had behoren te leren, bent u nog steeds baby's en moet u melk hebben."
63 En dat is waar ik altijd voor heb geprobeerd te strijden, dat deze tabernakel niet een stel baby's mocht zijn. Laat ons volwassen zijn. Staan op de weg. O my! Daar hebt u het.
64 Dus Paulus gaat daar eerst heen, om te zien of zijn ervaring overeenkwam met Gods Bijbel.
65 O, zou dat vandaag niet wonderbaar zijn als mensen dat alleen weer eens deden? Als wij onze ervaring lieten kloppen met Gods Bijbel. Als het niet zo is dan is onze ervaring fout; dan zal niets opflitsen in de Urim Thummim! Als het daar in oplicht (Amen!), dan hebben we het. Maar als dat niet zo is, dan zijn enige... Het kan mij niet schelen hoe goed het schijnt, hoe het er echt op leek dat het juist was, als die lichten niet oplichten op die Urim Thummim, dan was het fout!
66 En ongeacht hoeveel ervaring je hebt gehad, hoe echt het schijnt te zijn, hoe aannemelijk het ook lijkt, hoe bestudeerd het is, wat een geweldig werktuig het is om zielen te winnen; als het niet oplicht in het Woord, is het fout. Dat is waar. Het moet in orde zijn met het Woord.
67 Nu, ik geloof dat er een midden van de weg bestaat. De weg wordt vele keren... Ik ging vroeger naar een Nazarener gemeente (De Here zegene deze dierbare mensen), het zijn ouderwetse, geheiligde Methodisten; Kerk van God, Nazarener gemeente, Pelgrim Heiligheidgemeenten en velen van die goede oude heiligheidsgemeenten. En zij zongen vroeger dit lied:
Ik wandel op de grote, oude hoofdweg,
Vertellend waar ik maar ga.
Dat ik liever een ouderwetse Christen ben, Heer
Dan wat anders ook. (Goed, wonderbaar!)
68 En dan spraken ze over de hoogweg van heiligheid. Nu, als u dat zult lezen... Zij halen het uit Jesaja, het 35e hoofdstuk, Nu, als u oplet, dan zei hij: "Er zal een hoogweg zijn, en een weg."
69 Nu, 'en' is een voegwoord. Ziet u? Een hoogweg... Het was niet een hoogweg van heiligheid. "Het zal een hoogweg zijn en een weg en ze zal de weg der heiligheid worden genoemd." Niet de hoogweg der heiligheid; "de weg der heiligheid." En de weg van de straat, dat is het midden van de straat. Ze is zo gebouwd dat het water het vuil naar beide zijden zou afspoelen, om de weg schoon te houden. Als u dat niet hebt, dan heeft u de hele tijd plassen op uw weg: als ze niet juist aangelegd is. De weg is het midden van de straat.
70 Nu, aan deze kant, als de mensen tot bekering komen zijn hun gedachten helemaal gericht op Christus. En als ze een klein beetje wetenschappelijk zijn en niet onder gebed blijven, zullen ze heel koud, en stijf, en star, en onverschillig worden. En als ze een klein beetje nerveus zijn, dan zullen ze, als u niet uitkijkt, radicaal worden en wild, aan deze kant, ziet u, ze zullen overgaan naar sensaties en dergelijke.
71 Maar de werkelijke gemeente heeft een echt gezond Evangelie; precies in het midden van de weg. Het is niet koud en star; en evenmin is het fanatisme. Het is een echt goed, oud, warm Evangelie, een hartgevoelde liefde van God; wat zuiver op het midden van de weg gaat, van beide zijden terugroepend. Dat is waar. Nu, dat is wat... Hoe zult u die gemeente gaan krijgen? Precies uit het Woord, de Urim Thummim.
72 Nu, Paulus wilde deze gemeente precies op het midden van de weg brengen. Dus hij ging heen en studeerde drie jaar over de Schriften die hij kende. Daarom schreef Paulus het merendeel van het Nieuwe Testament. God liet hem dat doen omdat er een heidentijdperk kwam. Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes (de vier Evangeliën), zij waren Joden. Maar Paulus schreef de meeste van de brieven.
73 Nu let op, nu zullen we gaan beginnen met deze achtergrond te nemen; waar hij aan toe is, terwijl hij dit schrijft vanuit de gevangenis. En hij heeft heel deze ervaring gehad. Maar eerst werd deze ervaring beproefd en deze brief van hem is de sleutel ervan. Dit is de sleutelbrief. Romeinen en Efeze enzovoort, hadden hun plaats, maar dit is de sleutelbrief.
74 Nu, het hele eerste hoofdstuk verheft Jezus, en maakt hem er los van een profeet te zijn. Dat is het hele thema. En ik zal proberen om er nu zo vlug als ik kan op in te gaan zodat we niet zolang hoeven te blijven. Het hele thema is het afscheiden van het Nieuwe... Het eerste hoofdstuk is een scheiding te maken tussen Jezus en welke profeet dan ook, of welke wet, enzovoort, en te tonen wie Jezus is. Nu kijk.
God... (We beginnen al met het eerste woord: God!) Nadat God eertijds... (Eertijds betekent ver terug, in vervlogen tijden.) ... eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen had gesproken door de profeten,...
75 Nu kijk, God had eertijds, lang geleden, tot de vaderen gesproken door de profeten. Dat is hoe Hij Zijn boodschap moest geven – door Zijn profeet.
76 God zond Zijn profeet als Elia, Jeremia en Jesaja. En als u er op let, nooit, in heel de geschiedenis van de wereld, heeft ooit de kerk een profeet voortgebracht. Zoek het na in het Oude Testament, Nieuwe Testament, of in deze dag – in de laatste dag. Toon mij één profeet die ooit werd opgewekt uit de kerk in de laatste dag. Toon mij er één die er ooit uit opkwam. En toon mij één keer dat een profeet, een werkelijke dienstknecht van God, niet door het kerkelijke systeem van de wereld werd veroordeeld.
77 Denkt u zich dat in. Jeremia, Jesaja, door het hele Oude Testament heen, werden ze veroordeeld. En Jezus zei: "Gij verfraait de grafstenen der profeten en maakt ze wit, en u bracht hen daar zelf in." Dat is waar!
78 De kerk zet dat voort. Kijk naar die heilige Patrick. U Katholieke mensen eisen hem op. Hij is evenmin Katholiek als ik het ben. Dat is waar. Maar u eist hem op.
79 Kijk naar de heilige Franciscus van Assisi. U eist hem op. Hij is evenmin Katholiek als ik.
80 Kijk naar Jeanne d'Arc. U verbrandde haar op de brandstapel als een heks omdat zij visioenen zag en geestelijk was. Verbrandde haar op een brandstapel! En die vrouw riep om genade en men verbrandde haar op de brandstapel. En ongeveer honderd jaar later ontdekte men dat zij een profetes was. Zij was een dienstmaagd van God. O, natuurlijk hebt u toen geweldig boete gedaan. U groef het lichaam van die priesters op en gooide ze in de rivier.
81 "Gij verfraait de grafstenen der profeten, en brengt ze daar in." Dat is waar. Nooit heeft het kerkelijke systeem ooit een man van God voortgebracht, nooit heeft het dat, vandaag niet, en zal het nimmer doen. De georganiseerde religie is nooit Gods thema geweest.
82 De oudste georganiseerde kerk ter wereld is de Katholieke kerk; Luther de tweede; toen kwam Zwingli; na Zwingli kwam Calvijn; van Calvijn naar de Anglicaanse kerk; de Anglosaksen namen het op, vervolgens kwam de Anglicaanse kerk en koning Hendrik VIII, en... protesteerde, enzovoort, en verder door tot de Wesleyaanse Methodisten, Nazareners; Pelgrim Heiligheids; enzovoort, tot ten laatste het tot Pinksteren komt. Allen organiseerden zich! En de Bijbel leert duidelijk dat de Katholieke kerk een slecht bekend staande vrouw is, en de Protestantse kerken en hun organisaties zijn haar dochters, Openbaring 17. Dat is precies waar.
83 Dus zij hebben... Niet de mensen nu, er zitten goede mensen in al die kerken (geheiligde, geredde mensen). Maar God roept Zijn volk niet door een organisatie. Hij roept ze als individuele personen. God handelt met individuele personen, of u nu Methodist bent, Baptist, Protestant, Katholiek, of wat u ook bent. God kende u voor de grondlegging der wereld en bestemde u voor eeuwig leven, of anders werd u voorbestemd tot eeuwig verloren te zijn.
84 Niet... Hij wilde niet dat u zou vergaan, dat u zou omkomen. Maar omdat Hij oneindig is, moest Hij het eind van de beginne kennen of Hij is geen God. Dus Jezus kwam nooit naar de aarde alleen om te zeggen: "Wel, Ik zal zien of iemand zo genadig is... dat als Ik mij gedraag en sterf op een erge wijze dan zullen ze waarschijnlijk denken: 'Wel, Ik...' dan zal het hun harten overtuigen, en dan zullen ze..." God behartigt Zijn zaken niet op die wijze.
85 Jezus kwam voor één speciaal doel, en dat is om diegenen te redden van wie God voor de grondlegging van de wereld wist dat ze gered zouden worden. Hij zei het! Dat is waar. Dus u bent... "Het is niet degene die wil, noch hij die loopt, maar het is God die genade bewijst." Paulus zei dat. Dezelfde man van hier.
86 Hij zei: "Dat is de reden dat God kon zeggen vóór Ezau of Jakob was geboren... Hij zei: 'De één heb Ik liefgehad en de ander heb Ik gehaat.'" Voordat één van de jongens was geboren, wist God dat Ezau een bedrieger was, en Hij wist dat Jakob een... dat hij zijn geboorterecht op prijs stelde. Dus Hij wist ervan voordat de wereld ooit werd gevormd. Nu, we zullen dadelijk gaan uitvinden Wie dat was die dat wist. Dit hoofdstuk vermeldt dat:
Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen had gesproken door de profeten,
Heeft Hij nu in het laatste der dagen tot ons gesproken door de Zoon,...
(Heeft Hij wat gedaan? Hij heeft tot ons gesproken in deze laatste dagen door Zijn Zoon.)
87 Nu, hoe zou u dan denken dat een profeet zou zijn? Zouden we dan een profeet hebben van deze dag? Absoluut! Zou Hij door hem spreken? Zeker! Maar hij... dat... De profeten van vroegere dagen was de Geest van Jezus Christus.
88 Nu, laat mij dit duidelijk stellen, omdat ik niet geloof dat het goed doordringt. Nu, dit is gewoon als een zondagsschoolonderwijzing, dus wij willen dit duidelijk begrijpen. Ziet u?
89 Let op. Laten wij de Geest van God nemen die in Mozes was. Het is volmaakt een voorafschaduwing van Jezus Christus. Alle Oudtestamentische karakters voorafschaduwen het kruis. Mozes: geboren als een schoon kind, verborgen in de biezen, weggenomen van zijn ouders, enzovoort, en was... hij was een koning – of een leider, wetgever, middelaar, priester. Alles wat hij was voorafschaduwde Christus.
90 Kijk naar Jozef: geliefd door zijn vader, gehaat door zijn broeders en verkocht voor bijna dertig zilverlingen. In een put geworpen, werd verondersteld dood te zijn; werd eruit gehaald. En in zijn vervolging werd de schenker gered en de bakker was verloren (twee dieven aan het kruis). En toen hij eruit kwam, stond hij op uit die put en werd gezet ter rechterhand van de Farao, o, het grootste handels... of... het land dat heel de rest van de wereld overheerste. En geen mens kon tot Farao komen tenzij zij via Jozef kwamen (Jezus gezeten ter rechterhand Gods, en geen mens kan tot God komen tenzij door Christus.) En als Jozef die troon verliet en naar buiten ging, dan gingen er mannen voor hem uit, schreeuwend en op de bazuin blazend, ze bliezen op de bazuinen en zeiden: "Buig de knieën, Jozef komt."
91 En als Jezus komt, zal er een bazuin klinken en elke knie zal zich buigen en elke tong zal belijden. Jazeker. Daar was Hij.
92 En toen Jozef stierf, liet hij een gedachtenis na voor hen die wachtten op bevrijding.
93 Ik legde mijn hand op die oude doodkist, hier niet lang geleden, ze was uit lood gemaakt. Zijn lichaam werd verondersteld te blijven... Zijn beenderen... Hij zei: "Begraaf mij niet hier, want op een dag zal God u gaan bezoeken." (Hij was een profeet.) "God zal u gaan bezoeken." En hij zei: "Wanneer gij optrekt naar het beloofde land, neem dan mijn beenderen mee."
94 En daar kwam een oude Hebreeër, met een kapotgeslagen en bebloede rug, keek naar die kist en zei: "Op een dag zullen wij wegtrekken."
95 Jezus liet een gedachtenis na – een leeg graf. En op een dag wanneer wij naar het graf gaan om onze geliefden... en ze die kluiten horen vallen als er gezegd wordt: "Van as tot as en van stof tot stof, en van aarde tot aarde." Maar broeder wij kunnen over die zee heen zien naar een leeg graf. Op een dag, dan gaan wij hier uit vandaan, dan gaan we naar huis. Hij komt. Alles is een type.
96 Kijk naar David: verworpen door zijn eigen volk, onttroond door zijn eigen volk. Hij die een koning van Jeruzalem was, werd uit Jeruzalem verdreven door zijn eigen volk. En toen hij de Olijfberg opging, keek hij terug en weende. Hij was verworpen.
97 En achthonderd jaar later, zat de Zoon van David, Koning van Jeruzalem, op een heuvel en weende omdat Hij verworpen was.
98 Dat was de Geest van Christus in David. Alles voorafschaduwde het kruis. Die profeten daar vroeger spraken in Zijn Naam. Zij leefden in Zijn Naam. Zij handelden in Zijn Naam. Zeker! God heeft eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken, door de profeten, maar in deze laatste dag door Zijn Zoon.
99 Dus de profeten en geestelijke mensen in deze dag zijn slechts de weerspiegeling van Christus. Daar hielden ze stand bij de wet. Hier staan ze juist andersom terug te zien door genade.
100 Dat daar in Hebreeën 11, het laatste hoofdstuk, daar heb ik mij vaak over verwonderd in het laatste hoofdstuk, het laatste deel van het elfde hoofdstuk van Hebreeën, als hij spreekt over Abraham. Het grote geloofshoofdstuk, waar hij aan het einde zei: "Zij hebben rondgezworven in schaapsvachten, in geitenvellen, onder ontbering en werden door midden gezaagd. Zij hebben rondgezworven, geen plaats om heen te gaan, gehaat, en veracht, en zij zijn vervolgd, mensen welker deze wereld niet waardig was."
101 Dan staat Paulus op en zegt: "Maar zonder ons zijn zij niet volmaakt." Want zij zagen slechts naar het kruis en wij kijken via het kruis. Wij hebben de Geest van Christus, nadat Hij menselijk vlees werd en onder ons woonde. En wij kwamen hier door de Heilige Geest, wat een veel beter plan is.
102 En soms vraag ik mij af wat de Christenheid vandaag verwacht. Een prediker die uitgaat met een tent, moet... of naar de een of andere gemeente of één of andere nieuwe opdracht, noemt zichzelf een profeet, gaat daarheen en zegt: "Wel, als ze me zoveel geld zullen geven. Als ik de beste auto kan hebben. Als zij zullen... als mijn salaris elke zesde maand omhoog gaat."
103 Wij moeten het beste hebben. We moeten de beste huizen hebben. Wij moeten de beste kleren hebben. Wat zullen wij gaan doen wanneer wij in de tegenwoordigheid van die mannen staan, die rondzwierven in geitenvellen en in schaapsvachten, zonder plaats om hun hoofd neer te leggen; rondzwervend in woestijnen. En iemand kan de spot met ons drijven en dan staan wij al klaar om niet meer naar de gemeente te gaan en niet meer terug te komen. Wat Christendom vandaag verlangt! Wij behoren ons te schamen over onszelf. (O God, wees ons genadig.)
104 In die dag sprak Hij door de profeten, maar in deze dag door Zijn Zoon. Dat was het woord van een profeet, daar. Dit is het Woord van de Zoon, vandaag. O, geprezen zij de Naam van de Heer!
105 Met andere woorden, als u naar de schaduw kijkt, het negatief, dan zou u een fout kunnen maken; maar dit is ontwikkeld. Het beeld is duidelijk. Dat was door de profeet. Dit is door Zijn Zoon. Dat was door een negatief; Dit is via een positief. Amen. Ziet u het? Er is geen kans om het te missen. Het is een positief iets, deze dag is het door Zijn Zoon. O, hoe wonderbaar!
... die Hij gesteld heeft tot erfgenaam... (o my) ... erfgenaam van alle dingen...
106 Wat was het? Het was een aanstelling. O luister! Hij werd aangewezen (Christus) tot erfgenaam van alle dingen. O, de duivel wist dat vanaf de Hof van Eden. Ziet u, toen de duivel dat Woord daar hoorde die dag toen het oordeel over die mensen werd uitgesproken; er werd gezegd: "Omdat gij uit het stof genomen zijt, zult gij tot stof wederkeren; en het zaad van de vrouw zal de slang de kop vermorzelen." Een beloofd Zaad.
107 Satan zag steeds uit naar dat Zaad. En toen Abel werd geboren zei hij: "Daar is het, dat is het zaad." En hij doodde Abel. Zijn zoon Kaïn doodde Abel. En zodra Abel stierf, zei hij: "Ik heb het zaad." Hij sloeg het dood. Hij zei: "Ik heb het te pakken." Maar Abels dood... Seth's geboorte was de opstanding opnieuw. Let op hoe ze steeds komen.
108 Die afstammingslijn van Seth; het kwam via een eenvoudig, rechtvaardig mens; verder door via Henoch; verder naar Noach, tot het eind, tot de antediluviaanse vernietiging.
109 Kijk naar Kaïns geslacht: het werden knappe mensen, geleerd, wetenschap. Zegt de Bijbel niet... zei Jezus niet dat de kinderen van deze wereld wijzer zijn dan de kinderen van het Koninkrijk? Kijk naar de kant van Kaïn nu vandaag: knap, bestudeerd, twijfelachtig, erg religieus. Ziet u? Erg religieus; maar wetenschappers, bouwers, grote mannen.
110 Neem eens grote mannen: kijk naar Thomas Edison. Vele grote mannen: kijk naar Einstein; de hersens van de wereld, zogenaamd vandaag, de hersenen van de wereld. Maar wij proberen niet om ons verstand te laten werken. Wij laten de gezindheid die in Christus was in ons zijn en kijken naar dit Woord en noemen het op die manier!
111 Dokters in de medicijnen, hoewel wij ze eren met wat we ook maar hebben, maar de meesten van hen zijn twijfelaars, agnostici [mensen die buiten het tastbare niets aannemen – Vert] Kijk naar die knappe, intelligente mensen vandaag. Ze staan aan die kant daar, aan de kant van Kaïn.
112 Maar kijk eens naar de nederige en zachtmoedige. Daar is uw opstanding opnieuw. O, gezegend zij de Naam van de Heere. Daar hebt u het. Let op:
... Die Hem aangesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, en door wie Hij ook de werelden heeft geschapen;
(Wie schiep de werelden? Christus. Schiep Christus de werelden? Jazeker!)
Laten wij nog wat verder gaan:
Deze de afstraling Zijner Heerlijkheid, en de afdruk van Zijn Wezen... (De afstraling van wiens Heerlijkheid? Gods Heerlijkheid. De afdruk van wiens wezen? Gods wezen. O, hier houd ik van... Of) het tot uitdrukking gebrachte beeld van Zijn persoon die alle dingen draagt door het Woord... (Daar hebt u het! Het Woord dat alle dingen draagt. Jezus zei in Mattheüs 24: "Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn Woord zal nooit voorbijgaan." Hij draagt alle dingen.)
113 De wetenschap probeert het naar beneden te halen door te zeggen: "Het is een oud boek, het werd vertaald."
114 Zelfs de Roomskatholieke kerk, bisschop Sheen zei: "Die is al vier of vijf keer vertaald, er zit niet veel in. U zou er niet naar kunnen leven al zou je het moeten." Maar Hij houdt alle dingen in stand door Zijn Woord. Amen. Zo denk ìk erover. Ik geloof de Bijbel:
... door het Woord Zijner macht... (Er is kracht in het Woord) heeft na de reiniging der zonde... tot stand gebracht hebbende... (Nu, kijk eens hier) ... zich gezet ter rechterhand van de Majesteit in de hoge.
115 Wat probeert Paulus te doen? Hij probeert te tonen dat God Zich alle dingen had voorgenomen in Christus, en Christus was de afdruk van het wezen van God. Heel de rest van het hoofdstuk houdt zich ermee bezig, hoe Hij hoger was dan de engelen, hoger dan alle machten: de engelen aanbaden Hem. Paulus probeerde Hem te verhogen.
116 Nu, ik wil proberen... Al kom ik helemaal niets verder dan dit, de rest is gewoon het verheerlijken van Christus. Wat Paulus hier zegt, zoals in het elfde hoofdstuk, en al wat hij spreekt over de wereld; hij zei: "Tot welke engel heeft Hij gezegd: 'Mijn Zoon zijt gij, Ik heb u heden verwekt.'" Ziet u?
117 Het eind van de wereld... Zij zal verdwijnen, de wereld zal verdwijnen, maar de... en al de dingen van de wereld zullen verdwijnen. Hij zou ze oprollen als een kleed. Zij zouden oud worden en veranderd en vergaan. "Maar Gij blijft; Gij blijft voor immer. Gij zijt Mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt, en zal nooit voorbijgaan." Gezeten aan de rechterhand van de Majesteit in den Hoge. Wat betekent rechterhand? Niet dat God een rechterhand heeft en dat iemand er op zit. Rechterhand betekent de "macht en autoriteit"; heeft de autoriteit over alles in de hemel en op de aarde. En al de hemelen en de aarde werden door Hem gemaakt.
118 Nu, wie is deze grote persoon? Deze grote man, Christus? Hier: God in Vader, Zoon en Heilige Geest is niet zoals de drie-eenheid... Maar het is geen drie-eenheid van mensen. Het is een drie-eenheid van bediening, van één God.
119 Hij was de Vader die de kinderen Israëls leidde. Dat was Zijn bediening, de grote Jehova Vader. En Hij woonde op aarde, de Zoon genaamd. En nu woont Hij in Zijn gemeente, en wordt de Heilige Geest genoemd. Niet drie goden, één God in drie bedieningen. Vader, Zoon en Heilige Geest! De mensen proberen Hem drie verschillende goden te maken! God de Vader... En dat is de reden dat de Joden... U zou nooit, u zou dit nooit aan een Jood kunnen brengen. Nee, dat... Hij kan het niet, hij heeft een gebod gekregen van: "Ik Ben Eén God." Er is slechts één God.
120 In Afrika dopen ze op drie verschillende manieren. Zij dopen: éénmaal voor de Vader, en éénmaal voor de Zoon, en éénmaal voor de Heilige Geest. De Apostolische Geloofszending, zij dopen drie keer voorover tot Zijn dood. En wat zij dan het Volle Evangelie noemen aan de Westkust of de Oostkust, daar dopen zij drie keer achterover; ... "tot Zijn begrafenis." En hij zei: "Toen Hij stierf viel Hij voorover."
121 En een ander zei: "Nee, je begraaft een mens op zijn rug." Gewoon van die kleine technische dingetjes, terwijl ze beiden fout zijn; beiden fout volgens de Schrift. Dit is de Urim Thummim, dit bepaalt het.
122 Nu hier, laten we dat even uittekenen en zien wat – en hoe het eruit ziet vanavond. Hier is het, als u het wilt zien. In al die ongeveer vijfentwintig jaar dat ik prediker ben heb ik dat bestudeerd en ik heb me dikwijls afgevraagd of gaven in de gemeente... Wat zijn die gaven: profetie, spreken in tongen, uitleg van tongen, goddelijke openbaring, enzovoort? Dat alles komt door Christus.
123 Nu kijk, Christus is het hoofd van alle dingen. En Hij is het hoofd van de gemeente. En hebt u ooit een grote diamant gezien? Een hele grote diamant die goed is afgekloofd, daar zijn kleine splinters van afgeslagen, die zijn er afgekloofd. En dat vormt een goede diamant. Waar dienen die splinters voor? Die werkelijke diamant, toen die eruit kwam, werd verbrijzeld. De echte diamant toen die uit de... Ik was in Kimberley. U, velen van u die gehoord hebben dat u de diamanten van de straat kunt oprapen, dat is juist. Billy en ik en meneer Bosworth. De president van de Kimberley diamantmijnen nam me mee... Hij was mijn helper in de samenkomsten daar. En zij hadden ons meegenomen en gewoon uit de... Zij delven ze op, van ongeveer zeshonderd meter onder de aarde. Zij komen uit een blauwe steen. Grote blauwe, net als deze blauwe steen die u hier in de buurt vindt. En die inboorlingen brengt men ongeveer zeshonderd meter de grond in om ze te delven, om de prijs hoog te houden. U zou daar de rivier op kunnen gaan en ze laten het bewaken over honderden kilometers. "Neem twee tienliter emmertjes mee", zei hij, "en schep die vol zand en als u daar mee thuis zou komen, dan zou u multimiljonair zijn." Zoveel diamanten zouden er in zitten, maar zij moeten er voor werken en in mijnbouw delven om de prijs ervan hoog te houden.
124 Nu, de diamant als die tevoorschijn komt, is hij gewoon net een groot, glad stuk glas. Het is een blauwe diamant, zwarte diamant, smaragdgroen, een heldere diamant, witte diamant. Maar als hij tevoorschijn komt... Dan wanneer hij wordt gevormd en in gebruik genomen, dan is er een deel van de diamant dat er af moet. Er moeten spaanders vanaf. Men hakt er kleine spaanders vanaf want als hij dan in het licht komt, krijgt hij een schittering. Zoals een afgekloofde een schittering geeft, naar de wijze waarop hij is gekloofd. Hij wordt gekloofd, afgevlakt en dan als het gebeurt geeft hij een schittering en de ene zal een groen licht geven, en de ander komt naar voren als een blauw licht en misschien een ander als een smaragdgroen licht, en een rood licht, en verschillende lichten gaan er vanuit als de kleuren van de regenboog. En dat noemen ze het vuur in de diamant.
125 Nu, elk van die lichten stellen gaven voor. Maar het is slechts Christus, die de diamant is. En Hij was degene die kwam, en die verbrijzeld werd en verwond werd, en gekloofd, opdat Hij Zichzelf zou mogen weerkaatsen als een licht voor de wereld. Hij is die Meester Diamant.
126 Zou u zich dit voor kunnen stellen voordat er ooit een aarde was, voordat er een licht was, voordat er een ster was, voordat er ook maar iets was? Dat er een grote, geestelijke bron ontsprong, een Geest, en dat uit deze bron de meest zuivere liefde kwam; want er was niets anders wat er uitkwam dan liefde. Nu we... Wat wij vandaag liefde noemen is verdorven liefde. Maar als wij daar even iets van proeven, of een klein beetje van die liefde krijgen, dan verandert het onze hele mening.
127 En toen kwam daar een andere stroom uit, uit deze Hoofdbron, de Diamant, en zij werd gerechtigheid genoemd. Absolute gerechtigheid. Nu, dat is de reden dat we een wet moeten hebben. Dat is de reden dat de wet oordeel moet hebben. Als het oordeel niet volgt op de wet, dan doet de wet geen goed. En toen was oordeel gekomen door de wet, wat de dood brengt... En er is niet één die de straf kon betalen dan God Zelf. En Hij betaalde de straf voor onze dood, en nam onze zonden op zich, opdat wij de gerechtigheid Gods zouden mogen zijn door Hem.
128 Nu, toen deze grote lichten uitgingen, en deze grote lichtstralen van de Geest: liefde, vrede,... was dat alles wat er was. Er was geen lijden, er was geen haat, geen arglistigheid. Het kon niet komen uit deze Bron. Dat was Jehova! Dat was Jehova God! En nu, zoals de theologen het noemen, ging er een theofanie daarvan uit, wat in de Schrift de "Logos" werd genoemd, de Logos die van God uitging. Het is moeilijk uit te leggen, maar het was een deel van God.
129 Nu, hier is wat er gebeurde. O... (Neemt u mij niet kwalijk.) Ik kom gewoon op dit... Dit brengt me even naar wat ik fijn vind. Ziet u? De Logos, en deze grote Bron; deze grote Bron van de Geest die begin noch eind had. Deze grote Geest begon vorm te geven aan de schepping, en de Logos die ervan uitging was de Zoon van God. Het was de enige zichtbare vorm die de Geest had. En het was een theofanie, wat een lichaam betekent, en het lichaam was als dat van een man.
130 Mozes zag het, toen Het voorbij de rots ging. En hij keek ernaar en hij zei: "Het zag eruit als de achterzijde van een mens." Het is hetzelfde soort lichaam dat wij ontvangen wanneer wij hier sterven. Als deze aardse tent wordt afgebroken, dan hebben wij er een die al op ons wacht. Dat was het. En dat was de theofanie wat de Zoon van God was. Die Zoon, die Logos, werd vlees, omdat wij in het vlees werden gezet. En de theofanie, de Logos, werd vlees hier onder ons en het was niets anders dan de woonplaats, want die hele Bron woonde in Hem. O, ziet u het? Daar is het. Dat was Degene waarin...
131 Kijk eens hier, laten we nu heel vlug Hebreeën, het zevende hoofdstuk opslaan. Even voor een ogenblik van genade, zo God wil. Laten we eens zien hoe het er hier uitziet. Abraham... (Hoeveel tijd hebben we nog? We hebben nog tien minuten.) Goed, we nemen dit en dan zullen we het afmaken de volgende... of zondag, zo de Here wil.
132 Abraham kwam terug van het verslaan van de koningen.
Want deze Melchizedek, koning van Salem,... (Hoevelen weten, wat ik zei dat Salem was? Jeruzalem.) ... koning van Salem, priester van de Allerhoogste God, die Abraham bij zijn terugkeer na het verslaan van de koningen, tegemoet kwam, en hem zegende; (Luister!)
Aan wie Abraham ook een tiende van alles gegeven heeft, is vooreerst volgens de uitlegging van zijn Naam de Koning der gerechtigheid... vervolgens ook Koning van Salem, hetwelk is de Koning des Vredes;
Zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsregister, zonder begin van dagen of einde des levens.
133 Een Koning kwam uit Salem, en ontmoette Abraham die terugkwam van het verslaan van de koningen. En deze Koning had geen vader, had geen moeder, had geen begin van dagen, noch einde des levens. Wie ontmoette Abraham? Nu denk na. Hij had geen vader, Hij had geen moeder, Hij had nooit een begin, een tijd dat Hij begon, en Hij heeft nooit een tijd dat Hij zal ophouden. Dus diezelfde Koning van Salem moet vandaag nog leven. Amen. Ziet u het? Het was die theofanie die de Zoon van God was! Welk Salem? Dat Jeruzalem dat van boven is! Die Abraham, die gezegend was met cirkelend vuur... die probeerde een stad te vinden wiens Bouwmeester God was. Hij zwierf rond in schaapsvachten en geitenvellen, overal, onder verdrukking en rondzwervend op zoek naar een stad wiens Bouwmeester en Maker God was. En hij ontmoette terugkomend de Koning van Salem en hij betaalde Hem tienden van heel de buit. Amen! Dat deed de deur dicht. O, broeder Graham, dat was Hij. Dat was Hij!
Abraham zag Hem opnieuw. Op een dag zat hij in de tent. Hij keek, en daar zag hij drie mannen aan komen lopen.
134 Weet u, er is gewoon iets met een Christen, dat hij de Geest onderscheidt als hij het ziet. Wanneer hij... Hij weet het gewoon. Er is gewoon iets geestelijks mee. Geestelijke dingen worden geestelijk onderscheiden. Weet u, u... Ja, hij kon het zeggen. Als hij werkelijk geboren is; "Mijn schapen kennen Mijn stem."
135 En hij wist gewoon dat er iets was. Hij liep naar buiten en zei: "Kom binnen, mijn Heer. Ga zitten. Stop een poosje. Ik zal een bete broods halen en in Uw hand geven. Ik zal Uw voeten wassen. Rust U uit, en ga dan verder op Uw reis, want U bent gekomen om mij te bezoeken." Daar in dat dorre land, de moeilijke weg nemend, de weg met de weinige verachten van de Here. Terwijl Lot zijn neef daar in rijkdom leefde; maar hij leefde in zonde. En dat is wat rijkdom meestal voortbrengt – zonde.
136 Dus Abraham bracht ze mee; terwijl hij wat water nam en hun voeten waste. Hij ging naar buiten om een kalf te halen, en hij nam een vet kalf uit de kudde, en doodde het; gaf het aan zijn dienstknecht om het klaar te maken. En zei: "Sara, kneed je meel." U weet wat kneden... U weet het... het betekent dat... Weet u, mamma had vroeger een soort wig of zo die ze in het meelvat had. Hebt u ooit zo'n ding gezien, met een zeef? En dan werd er een wig in gedaan, je schraapte het meel, weet u, en het werd zwaar zo en je schraapte het er zo door. Ik heb dat mamma vele malen zien doen met een wig, en dat ze zo'n klein rond ding had waar gaas op zat. Dan deed ze dat meel erin en dan zifte ze dat zo, weet u. En klopte het heen en weer, zo. En nam dan de wig en krabde die zo in het rond om het er allemaal door te krijgen. En dat is wat wij hebben als we heen moeten gaan, om ons meel te malen bij de oude korenmolen; met grote oude maalstenen (weet u, zware) om echt tarwebrood te maken. Je kon er de hele dag houtblokken op zagen.
137 Dus toen zei hij: "Kneed onmiddellijk wat meel, en maak vlug wat platte korenbroodjes hier op het haardvuur." En ze molken de koe voor wat melk, karnden het voor wat boter. En toen gingen ze heen, doodden het kalf en haalden wat vlees en zij braadden het vlees. Namen de karnemelk, het tarwebrood; en zij deden wat boter op die warme koeken (o, dat is echt goed) en zij smeerden het er allemaal op. En hij nam het mee en zette het daar neer voor deze drie mannen.
138 En terwijl zij aten, bleven ze maar in de richting van Sodom kijken. En na een poosje stonden ze op en begonnen weg te lopen. En Hij zei... of Abraham zei: "U zult het voor mij niet verbergen."
139 "Ik kan voor u niet verborgen houden wat Ik ga doen. Ik ga daarheen. De zonden van Sodom zijn Mij ter ore gekomen." Wie was die Man? Stof overal over zijn kleren, zat daar vlees van een kalf te eten, en dronk melk van de koe, en at korenbroodkoeken en boter. Wie is deze vreemde man? Twee of... Ze zaten daar met z'n drieën. Overal stof op hun kleren. O ja: "Wij komen van een ver land." (Ja, heel ver weg!) En dus zei hij... Wel, wie waren zij?
140 En Hij zei: "Ik kan het voor Abraham niet verborgen houden, ziende dat hij de erfgenaam van de aarde is." (Amen!) "Ik openbaar Mijn geheimenis..." (met andere woorden) "aan diegenen die erfgenaam zijn van de wereld." Dat is waar de gemeente vandaag behoorde te zijn. Dat is waar. Ontvang de geheimen van God en weet hoe je moet handelen, hoe je je moet gedragen, en wat te doen, en hoe te wandelen, en hoe te leven. Wij zijn de erfgenamen van de aarde. Dat is waar. Hij openbaart het aan u omdat Hij niets achter zal houden. Daarom zien wij er naar uit dat deze dingen komen te geschieden. En de wereld zegt: "Ah, dat is een hoop fanatisme." Laat ze het maar zeggen. De erfgenaam van de aarde weet deze dingen. [Leeg gedeelte op de band – Vert]
... want zij zullen kinderen Gods genaamd worden.
Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven.
(Hij maakt Zijn geheimen bekend aan hen, openbaart het aan ze; toont hun wat te doen en hoe te leven, de dingen van de wereld verzakend, godvruchtig wandelend en godvruchtig levend in deze tegenwoordige wereld. Voortwandelend met Hem! Laat de wereld zeggen wat ze willen.)
141 Hij zei: "Ik kan dit geheim voor Abraham niet verborgen houden, aangezien hij de erfgenaam van de aarde is!" Maar Hij zei: "Ik zal Sodom gaan vernietigen. Ik zal er heengaan."
142 "Wat zult U gaan doen, meneer? Waar komt U vandaan? Wat heeft dit alles te betekenen?"
143 "Ik ben gekomen om het uit te zoeken", zei Hij. "En nog iets Abraham, je hebt vijfentwintig jaar gewacht op deze belofte die Ik je gaf. Je hebt al de babykleertjes, en de spelden en alles voor deze baby klaargemaakt, vijfentwintig jaar geleden. En je wacht nog steeds op Mij. Nu, Ik zal je gaan bezoeken, precies omstreeks de tijd des levens, overeenkomstig de tijd des levens, de volgende maand, zal Ik bij je zijn."
144 En Sara, achterin de tent... En deze Man had Zijn rug naar de tent gekeerd, terwijl hij zo tegen Abraham sprak. En Sara deed van... [Broeder Branham beeldt het uit door te grinniken – Vert]
145 Hij zei: "Waarom lachte Sara?" Hoe zit dat? Dat was nog eens telepathie, is het niet? "Wat maakte dat Sara lachte?"
Sara zei: "O, ik heb nooit gelachen."
146 "O jawel," zei Hij, "je deed het wel." Ze was bevreesd. Ze stond te beven. Wie was dat die wist wat zij achter in de tent deed? Dat is diezelfde God die hier bij ons is vandaag. Dezelfde! Hij weet er alles van. Ziet u? Hij openbaart het alleen als u het nodig hebt. Ziet u?
147 "Waar lach je om?" Ziet u, Hij had Zijn rug ernaar toegekeerd. En de Bijbel vermeldde dat Zijn rug naar de tent was gekeerd. Hij wist het echter toch. Dat zij daar achter in zo deed, ziet u?
Dus Hij zei: "Ik zal je gaan bezoeken."
148 Wie is deze vreemde Man? Weet u wat er gebeurde? Hij liep daar gewoon weg en verdween. En de Bijbel zei dat dit de Almachtige God was, Jehova, die grote Bron, die theofanie, die Logos.
149 Een prediker zei een tijdje geleden tegen mij: "Broeder Branham, u gelooft toch niet echt dat dat God was, nietwaar?"
150 Ik zei: "De Bijbel zei dat het God was, Elohim", waarmee Hij de Almachtige God was, de El Shaddai (dat is waar) de Krachtgever, de Bevrediger. Amen! O, ik voel mij gezegend. Denkt u dat in!
151 Hier is Hij nu, ik zal u gaan tonen wie Hij hier is en dan zult u zien wie de Zoon is. Dat was Jezus, voordat Hij de menselijke naam Jezus had!
152 Hij stond daar bij die bron die dag... En zij dronken allen van... Zij hadden die wateren die in de woestijn waren, en dat soort dingen. (Hij zei...) "Zij aten het manna..." En iemand zei: "Onze vaderen aten het manna in de woestijn veertig jaar lang."
153 Hij zei: "En zij zijn allen gestorven." Hij zei: "Ik ben het Brood des Levens wat van God uit de hemel is neergedaald. Hij die dit Brood eet zal nimmer sterven."
154 Ze zeiden: "Wel, onze vaderen dronken uit een geestelijke Rots die in de woestijn was, die hun volgde."
155 Hij zei: "Ik ben die Rots." Glorie! Johannes, het zesde hoofdstuk.
"Wel", zeiden ze: "Wat?"
"Ja, dat is waar."
156 "Wel," zei hij: "U bent... U bent zelfs nog geen vijftig jaar oud." (Natuurlijk, Zijn werk maakte dat Hij er wat ouder uitzag, maar Hij was pas dertig.) Ze zeiden: "U bent een man van niet meer dan vijftig jaar oud en U zegt dat U Abraham hebt gezien die al achthonderd of negenhonderd jaar dood is. Nu weten wij dat gij een duivel zijt."
157 Hij zei: "Voor Abraham was, ben Ik." Daar is Hij. Wie was die Ik Ben? Een eeuwige Naam voor alle generaties. Dat was die Vuurkolom in het brandende braambos. Ik Ben Die Ik Ben. Daar was Hij, die theofanie die hier werd gevormd, de Zoon van God genoemd; de Ik Ben! De Jehova!
158 Thomas zei: "Here, toon ons de Vader en het is ons genoeg."
159 Hij zei: "Ben Ik zo lang bij u en kent gij Mij niet?" Hij zei: "Wanneer gij Mij hebt gezien, hebt gij de Vader gezien. En hoe zegt gij dan, 'toon ons de Vader'? Ik en de Vader zijn Eén. Mijn Vader woont in Mij. Ik ben slechts een tabernakel, de Zoon genaamd. De Vader woont in Mij. Niet Ik ben het die de werken doe; het is Mijn Vader die in Mij woont. Hij doet de werken; niet Ik."
160 Nu gaan we weer daarnaar terug. Mozes zag Hem, Zijn achterdelen en zei: "Het zag eruit als de achterzijde van een mens." De Logos die van God uitging.
161 Wat gebeurde er toen? Dit was God, en de reden dat Hij van Logos tot vlees was geworden... Wat... Hoe zult U... Wat gebeurde daarmee? Vijf minuten daarvoor was Hij de Logos. Maar wat deed Hij? Hij strekte gewoon zijn hand uit...
162 Nu, onze lichamen zijn opgebouwd uit zestien verschillende elementen van de wereld. Wij bestaan uit potas, en een beetje calcium, en petroleum, en kosmisch licht, en atomen, enzovoort; allemaal samengebundeld vormen ze dit lichaam. Het komt van het stof der aarde. U eet voedsel, u eet het voedsel. Het verandert in... uit het stof en het kwam uit het stof, en het gaat gewoon zo door. Uw vlees, voor zover het uw vlees betreft, is niet afwijkend van dat van een paard of van een koe of wat anders ook. Het is nog altijd gewoon vlees.
163 En jongen, u verheerlijkt het vlees. Maar die geest heeft een ziel daarin liggen, mijn broeder. Dat is waar. Maar uw vlees is slechts stof van de aarde zoals bij een dier. Uw vlees is niet meer dan een dier. En als uw begeerte naar het vlees uitgaat en naar de dingen die u ziet, begeerte naar vrouwen, begeerte naar al deze verschillende dingen, is het nog steeds dierlijk. Dat is waar. Dat is waar. U behoorde dat niet te doen. De Geest van God zal u voortleiden en u op een hoger plan zetten dan dat. Dat is precies waar.
164 Nu, en hier... Deze grote theofanie die daar stond... Wat... Die grote Jehova God die daar stond, weet u wat Hij zei? Hij strekte gewoon Zijn hand uit en nam een handvol atomen, nam een beetje licht, en goot het er zo in en deed van... [Broeder Branham blaast – Vert] ... Een lichaam! En Hij stapte er gewoon in en dat is alles.
165 Hij zei: "Kom hier, Gabriël!" (Die grote aartsengel.) En hij deed... [Broeder Branham blaast – Vert] "Stap er in!"
166 "Kom hier, Michaël." (De engel aan Zijn rechterhand.) [Broeder Branham blaast – Vert] "Stap jij daar in!"
167 God, en twee engelen, liepen hier in menselijk vlees, en dronken melk van een koe, aten de boter uit de melk, aten wat tarwebrood en aten het vlees van een kalf. Twee engelen en God! De Bijbel zegt het. Dat is Melchizedek, die Abraham ontmoette, komend van het verslaan van de koningen. Dat is de Zoon van God.
168 Voortgaand hier in de Hebreeën, het zevende hoofdstuk, zei Hij: "Maar gelijkgesteld in de orde van de Zoon van God." Daar is Hij. Hij schiep alle dingen door Hem. En Hij liep daar zo maar... En veranderde gewoon dat stof weer regelrecht terug tot stof, en traden regelrecht terug in de heerlijkheid.
169 En de engelen, zodra ze Lot en mevrouw Lot hadden bevrijd... (en zij bleef omkijken. Hij zei... vertelde ze het niet weer te doen.) En zij traden regelrecht terug in de tegenwoordigheid van God.
170 Nu, wat een geweldige hoop hebben wij, in dit grootse geloof dat wij vanavond dienen. De levende God, die Jehova, de Vuurkolom is bij ons! Toont Zichzelf in kracht, en daden, en verheerlijkt Zich... laat hen Zijn foto nemen, dezelfde Jehova! De Zoon van God die van God kwam, ging terug tot God, en woont in Zijn gemeente, voorimmer! Daar is Hij.
171 Hij heeft onze namen in Zijn Boek met een gezworen eed bij Zichzelf, want er is geen grotere bij wie Hij kan zweren, dat Hij ons zal opwekken ten jongste dage. "Hij die Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven. En Ik zal Hem opwekken ten jongste dage. Hij die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. Hij die Mijn Woord hoort en gelooft in Hem die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en zal nimmer in het oordeel komen, maar is overgegaan van de dood in het leven."
172 Diezelfde kon gewoon Zijn hand uitstrekken en een handvol calcium en potas nemen... [Broeder Branham blaast – Vert] En daar bent u weer. En mijn naam staat in Zijn Boek. O, wat maak ik mij zorgen over hoe mijn schouders zich gaan krommen, of hoe oud ik word. Zeker niet! Geen enkele zorg!
173 Broeder Mike, één dezer dagen... Wees gezegend broeder, wanneer die grote bazuin zal komen, die zal klinken, en deze Jozef naar voren zal treden... Halleluja! Hij zal zeggen: "Kinderen!"... [Broeder Branham blaast – Vert] En daar zult u zijn, gevormd naar Zijn gelijkenis. Jong voor immer, "oud zijn" is voorbij. Ziekte, moeite, zorgen zijn voorbijgegaan. Glorie aan de levende God!
174 Dat is door wie Hij spreekt vandaag, Zijn Zoon! "Eertijds en op vele wijzen sprak Hij door de profeten, maar in de laatste dag door Zijn Zoon Christus Jezus." Hij spreekt tot het hart van ieder mens die Hij heeft geroepen. En als u ooit Zijn roep heeft gevoeld, als u Hem hebt horen kloppen aan uw hart, alstublieft, wijs Hem niet af.
Laten wij bidden.
175 Hemelse Vader, vanavond zijn we zo gelukkig te weten bij het openen van deze Hebreeënbrief, hoe Paulus regelrecht terugging de Evangeliën in. Hij wilde het niet zomaar aannemen van horen zeggen of op grond van een ervaring. Hij wilde dat wij wisten wat de waarheid was. En hij ging regelrecht terug de Evangeliën in, en hij... terug het Oude Testament in, het Evangelie dat tot hen was gepredikt. En hij ontving door het Oude Testament daar al de schaduwen en beelden. Daarom namen wij dit grootse boek der Hebreeën vanavond. En wij zien het Heer, en wij hebben het lief. En door de eeuwen heen werd het verbrand, werd het verstrooid, men probeerde om er vanaf te komen, maar ze beweegt precies hetzelfde verder. Want Gij hebt gesproken: "Hemelen en aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn Woorden zullen niet voorbijgaan."
176 En dan zou de twijfelaar zeggen: "Wel, u zei dat Paulus dit schreef." Niet Paulus, maar God die in Paulus was; dat scheppende Wezen, dat in Paulus was.
177 Precies zoals het in David was, toen hij zei: "Ik zal niet toestaan dat Mijn Heilige verderving ziet, noch zal Ik Zijn ziel in de hel verlaten." En de Zoon van God nam die Woorden van die profeet, en ging regelrecht de schoot der hel in. En zei: "Breek deze tempel af en Ik zal hem in drie dagen weer opbouwen." En Hij deed het omdat van Gods Woord geen jota kan falen. Het kan niet falen. Hoe danken wij God hier voor, deze grote Urim Thummim. En te weten dat onze ervaringen vanavond, Heer, hier opflitsen over deze Bijbel. Wij zijn wederomgeboren, hebben de Heilige Geest.
178 Dierbare God, als hier een man of vrouw is vanavond, een jongen of meisje, die dit nooit heeft ervaren... Hoe zouden we kunnen opstaan als daar binnen geen leven is? O, ze zeggen: "Ik heb leven."
179 Maar de Bijbel zei: "Zij die een los leven leidt, is levend dood." U zegt dat u leven heeft, maar u bent dood. "Gij beweert", zegt de Bijbel, "dat gij leven hebt, maar gij zijt dood. Gij zegt dat gij rijk zijt en aan niets gebrek hebt en weet niet dat gij ellendig zijt, arm en naakt, en blind, en gij weet het niet." En dat is de toestand van de kerken vanavond, Heer. Hoe ontgaan hen deze grote waardevolle dingen.
Om te weten dat de grote Jehova God, Die slechts iets kan voortbrengen door... Hij zei: "Breng Mij die kleine vissen." Hij moest de vis nemen om er iets mee te maken. Tonende dat de opstanding iets moest zijn, om iets mee te doen. Hij maakte niet alleen vis, maar Hij schiep gekookte vis; Hij bakte brood. En Hij voedde vijfduizend met vijf kleine visjes, kleine broden en twee vissen. O Heer, het was in Zijn handen, en Hij was de Schepper. Maar Hij moest iets in Zijn handen hebben.
God, mogen wij ons vanavond in Zijn handen leggen, en zeggen: "O God, neem mij zoals ik ben. En als het eind van mijn leven is gekomen, laat mij dan gaan met deze hoop die binnenin mij was, wetend dat ik wederomgeboren ben, en dat Uw Geest getuigenis met mij heeft afgelegd, en met mijn geest getuigenis aflegt, dat ik Uw zoon of Uw dochter ben." En op die laatste dag zult U hen opwekken. Geef het Vader.
180 En terwijl wij onze hoofden gebogen hebben, zou er iemand zijn hand op willen steken en zeggen: "Gedenk mij, broeder Branham, in gebed. Ik wil dat God mij kent als... voordat ik deze aarde verlaat, dat Hij mij zozeer kent dat Hij mijn naam zal noemen. En ik zal antwoorden." De Here zegene je, zoon. God zegen u en u; en u, dame. Nog iemand anders? Steek gewoon uw hand op en zeg: "Bid voor mij, broeder Branham." Dat is wat we zullen doen. God zegene u, jongedame. Dat is goed.
181 Nu, terwijl u uw hoofden gebogen hebt, terwijl u bidt, zal ik een vers van dit lied gaan zingen:
Koester niet de ijdele rijkdom dezer wereld,
Die zo spoedig vergaan,
Bouw uw hoop op eeuwige dingen,
Dat wat nimmermeer vergaat!
Grijp Gods trouwe Vaderhand!
Grijp Gods trouwe Vaderhand!
Bouw uw hoop op eeuwige dingen,
Grijp Gods trouwe Vaderhand!
182 Terwijl zij nu speelt en uw hoofden gebogen zijn, wilt u even uw hand opsteken en zeggen: "Ja, Heer, hier is de mijne"? Wat zal het doen? Het zal tonen dat uw geest in u een beslissing heeft gemaakt. "Ik wil Uw hand, Heer." God zegene je, klein meisje. "Ik zal mijn hand opsteken." God zegene je, klein meisje hier. Dat is fijn, lieverd. God, weet je, is gelukkig als Hij je dat ziet doen. "Laat de kinderkens tot Mij komen."
183 "Ik wil o God, dat U mijn hand vasthoudt. En op die dag dan wil ik in Uw hand zijn; dat als U roept, ik zal komen." Ziet u, zoals Lazarus was. God zegene u, zuster.
Als de reis straks is volbracht,
En u God trouw bent geweest,
Zal uw weggenomen ziel,
Uw schitterende thuis aanschouwen!
(Wat zult u nu dan doen?)
Grijp Gods trouwe Vaderhand!
Grijp Gods trouwe Vaderhand!
Bouw uw hoop op eeuwige dingen,
Grijp Gods trouwe Vaderhand!
184 Hemelse Vader, verschillende handen gingen omhoog in deze kleine samenkomst, vanavond, dat zij vanavond Uw onveranderlijke eeuwige hand willen vastgrijpen. Wetende dat wat U is toevertrouwd... U zei: "Al wat de Vader Mij heeft gegeven zal tot Mij komen. En geen van hen zal verloren gaan. En Ik zal hen opwekken ten jongste dage." Zij kunnen nooit omkomen, kunnen nooit tot het oordeel komen, dan als eeuwig, eeuwig leven. En er is slechts één eeuwig leven, en dat komt van God alleen. Het is God! En wij worden zozeer deel van God, dat wij zonen en dochters van God zijn. Als wij Gods Geest in ons hebben dan denken wij als God. Wij denken aan gerechtigheid en heiligheid. En wij proberen te leven om Hem te behagen.
185 Geef Heer, dat dit soort leven hier bij elke persoon die z'n hand opstak, binnen zal komen. En degene die hun hand zouden hebben moeten opsteken, en het niet deden, ik bid dat U met hen zult zijn. Geef het Vader. En als de reis volbracht is, het leven geëindigd is, mogen wij dan ingaan in de vrede op die dag bij Hem, waar we nooit oud zullen zijn, nooit ziek zijn. Nooit meer zorgen. Tot dan, houdt ons vol vreugde en gelukkig, Hem prijzend; want wij vragen het in Zijn Naam. Amen.
186 Al u gelovigen... Laten wij nu onze handen opheffen en dat koor zingen:
Grijp Gods trouwe Vaderhand!
Grijp Gods trouwe Vaderhand!
Bouw uw hoop op eeuwige dingen,
Grijp Gods trouwe Vaderhand!
Nu, laat het ons neuriën. [Broeder Branham neuriet – Vert]
187 Nu, terwijl u dat doet, laat uw buurman... Zeg: "God zegene u nu buurman." Schud iemand de hand die naast u zit. "God zegene u." Aan beide kanten. Schud iemand de hand die naast u zit. God zegene u. Aan beide kanten. Aan beide kanten, schud elkaar de hand. "God zegene u buurman. God zij met u." Bouw uw hoop op eeuwige dingen.
Als de reis straks is volbracht (en het zal gaan gebeuren één dezer dagen),
Als u God trouw bent geweest (we zullen broeder Seward daar gaan zien),
Uw stralend en schitterend thuis in de heerlijkheid
Zal uw opgenomen ziel dan aanschouwen.
Houd vast aan Gods trouwe Vaderhand! (ik houd van die aanbidding na de boodschap!)
Houd vast aan Gods trouwe Vaderhand!
Bouw uw hoop op eeuwige dingen,
Houd vast aan Gods trouwe Vaderhand!
De tijd is vol snelle verandering,
Niets houdt op deze aarde blijvend stand.
Bouw uw hoop op eeuwige dingen,
Houd vast aan Gods trouwe Vaderhand!
Laten wij nu een blik van Hem opvangen, die Ongeziene die nu in ons midden is. En aanbid Hem nu, terwijl wij zingen.
Houd vast aan Gods trouwe Vaderhand!
Houd vast aan Gods trouwe Vaderhand!
Bouw uw hoop op eeuwige dingen,
Houd vast aan Gods trouwe Vaderhand!
Vree, vree! wondere vree (aanbid Hem nu).
Neerkomend... (de boodschap is over, aanbid)
Ik bid, o Heer, neem mijn geest nu voor eeuwig mee,
In de peilloze diepten der liefde. (Baad u gewoon in Hem.)
Vree! vree! wondere vree
Neerkomend van... (die grote Bron opent zich)... daarboven;
Ik bid o Heer, neem mijn geest nu voor eeuwig mee,
In de peilloze diepten der liefde. (Doet u dat niet iets?)
Vree! vree! wondere vree.
Neerkomend van de Vader daarboven;
Ik bid o Heer, neem mijn geest nu voor eeuwig mee.
In de peilloze diepten der liefde. (Is daar niet iets mee wat rijk en lieflijk is?)
188 Ik vraag mij af of iemand ziek is die gezalfd wil worden, en wil dat er voor u wordt gebeden. Als ze daar zijn, vind gewoon uw plek. Dit is de dame in de rolstoel daar? Laat haar daar blijven. Ik zal komen om voor haar te bidden. Ze hoeft niet op te staan vanuit de rolstoel. Nog iemand? O, houdt u niet van dit deel van de dienst? Hoevelen voelen... weten dat de tegenwoordigheid van God hier is? Daar spreek ik over. Diezelfde... Voelt u zich zo? Hoevelen voelen dat u het uit zou kunnen schreeuwen? Nu, laat ons dat even zien. Die voelen of er iets zou kunnen gebeuren die het gewoon zouden willen uitschreeuwen, ziet u.
Vree, vree, wondere vree.
Neerkomend van de Vader boven.
Ik bid u, Heer, neem mijn Geest nu voor eeuwig mee,
In de peilloze diepten der liefde.
189 Terwijl wij in aanbidding zijn, zullen wij nu de zieken gaan zalven, en voor hen bidden. Wilt u niet deze kant opkomen, dame?
190 Wat betekent dit? Het gebed des geloofs zal de zieke behouden. Laat nu iedereen dat lied neuriën. [Broeder Branham bidt voor de zieken – Vert]