Hebreeën, hoofdstuk 3
Door William Marrion Branham1 Goedemorgen vrienden. Het is een voorrecht hier te zijn deze morgen in de dienst van de Here. En we hopen en vertrouwen op een geweldige tijd.
2 Ik was net achterin, in wat we vroeger het kantoor van de diakenen noemden, waar de bandrecorders nu staan. En ik was even aan het spreken met een jongedame en haar moeder uit Joliet, Illinois. En ik dacht er even aan wat een vrucht van Gods genade dat meisje is. De meesten van ons kennen haar. Zij was een alcoholiste, één van het ergste soort. En nooit was haar verhaal duidelijk voor mij, tot op deze morgen, toen ze van het podium afging. De Here had aan haar alles geopenbaard wat er fout was en wat er plaats zou vinden. En zij ging het podium af, huilend en zich verheugend, omdat God haar had gered van een dronkaardsgraf. En ze... Een dame liep op haar toe en begon te huilen, omdat haar dochter, geloof ik dat het was, een verslaafde aan verdovende middelen was. En weet u, door de genade van God, werd dat meisje geroepen. Ik geloof dat ze de volgende avond werd geroepen, Rosella? En het meisje werd genezen van de verslaving. En zij en haar man prediken het Evangelie. En om zo'n lieflijke kleine dame als Rosella te zien en gewoon aangenaam. Zij dwingt nu zeer veel respect af, zij heeft een roeping in haar hart. Maar omdat ze de Bijbel kent over vrouwelijke predikers, ziet u, weet ze dat het iets anders is. En God leidt haar in gevangenissen en zo, om getuigenis af te leggen.
3 Het is wonderbaar om te weten... om te zoeken naar de wil van God. Soms hebben we een gevoelen, maar we willen dat gevoel een bepaalde kant opsturen. En als u niet oplet kan de duivel dat gevoelen nemen en het verdraaien tot iets anders. Maar zolang wij in de Bijbel blijven, dan zijn wij juist, ziet u. Dan gaan we rechtdoor met de wil van de Here.
4 En zo geloof ik dat Rosella tenslotte ergens naar de zendingsvelden zal gaan, omdat Amerika het Evangelie niet wil. U weet dat. We zouden dat maar beter toe kunnen geven. Deze Angelsaksische mensen, het is afgelopen, dat is alles. Er is geen Evangelie meer dat Amerika zal ontvangen. O, u vindt een paar afgedwaalden zo nu en dan. Maar voor wat het Evangelie betreft is het voorbij. En u kunt zelfs niet meer tot hen prediken, of tot hen spreken. Ze zullen niets geloven. Ziet u? Zij hebben hun eigen hardnekkige ideeën, en ze zijn koppig, en het volgende voor deze natie is oordeel. Ze zal het ook gaan krijgen. Het mag zijn door een economische crisis, het mag zijn door een atoombom, het mag zijn door een geweldige plaag, een ziekte of zoiets. Maar zij is er klaar voor. Het komt; duizenden maal duizenden zullen vallen.
5 We kwamen gisteren, broeder Zabel en ik, en broeder Wood, komend van Kentucky, waar we drie dagen waren geweest, langs een woning project en broeder Zabel zei: "Er is niet... (ik vergat het) nauwelijks een enkeling van deze mensen in dat project die zelfs naar een kerk gaat."
6 U zou hen erover kunnen vragen: "Wel, wij hebben onze televisie, dat is hoe wij troost vinden." Ziet u? Dat is de Amerikaanse houding. Ziet u? "Wij hebben televisie. Wij hebben genoeg geld. Wij hebben fijne auto's. Wij hebben fijne huizen. Wat hebben wij met de Heer van doen? Wij hebben dat niet nodig." Dat is de houding.
7 Wel, ongeveer de enige religie en redding die wij hebben en ook liefhebben is onder de werkelijk godvrezende mensen. Weet u dat de Bijbel zei dat het zou gebeuren? U Bijbellezers, ik hoorde u 'amen' zeggen en u predikers daar achterin. Dat is waar. Liefde zou zo ver te zoeken zijn in de laatste dagen, dat de enige liefde die er zou zijn overgebleven, zou zijn tussen de uitverkorenen van Gods volk. De vader zou tegen de moeder zijn, moeder tegen de vader, en kinderen tegen hun ouders en verschillende anderen tegen elkaar. En de enige liefde die zou zijn overgebleven, zou alleen bij die uitverkorenen zijn; alleen de uitverkorenen. Het woord uitverkoren daar komt van het woord "uitgekozen". Gods uitgekozen volk.
8 En toen Rosella de geschiedenis daarstraks aan mij vertelde in de kamer, dacht ik eraan dat zij zei dat er die avond iets gebeurde. Hoe ze zei, dat ze haar hele leven lang gewoon een alcoholiste met fletse drankogen zou zijn. Men kon niet... Geen Anonieme Alcoholisten; vier dokters gaven haar op, niets kon worden gedaan. En hoe er vanaf datzelfde moment iets plaats vond.
9 Nu is ze niet meer dat vreemdogende... Ze is een lieflijke, knappe jonge vrouw van drieëndertig jaar oud en zou kunnen doorgaan voor ongeveer tweeëntwintig. Gewoon hoe God voor haar deed wat Hij deed. En hoe anders ze er uitziet. En ik zei: "Rosella, voor de grondlegging der wereld bestemde God dat moment voor." Jazeker! Ziet u? Precies toen de kleine Billy Paul daar achteraan waar hij zit, gebedskaarten uitgaf aan de mensen die avond. Hoe weinig wist hij toen wie hij een gebedskaart gaf. Is dat niet wonderbaar, Rosella? [Dan spreekt Rosella uit het gehoor tegen broeder Branham – Vert] Amen. De Here zegene je, Rosella. Ik ben er zeker van dat we dat zullen doen. Ze wil dat de gemeente bidt tot God dat Hij haar zal leiden. Dat is de... Volg Zijn onveranderlijke hand. O, dat is zo goed.
10 Ik kreeg een ontzagwekkend voorstel deze morgen. Het is over een... Een vele malen multi-maal multi-miljonair, wil hier in Louisville, Kentucky, iets doen en hij wil voor mij een tabernakel bouwen van vijf miljoen dollar. Maar iets diep in mijn hart zei: "Stop, je bent geen herder." Ziet u? Vijf miljoen dollar aan geld zou daarvoor worden toegewezen. Nu, het... anders zou het naar de regering moeten gaan om te betalen voor whisky en dat soort spul, maar hij wil het in een tabernakel steken voor de Here. Maar ik hoop dat het naar een dienstknecht van God toegaat, die zal... voor een of andere dienst voor God. Maar daarvoor is vijf miljoen dollar bestemd. Denk u dat in. Wat een tabernakel zou dat zijn! Zie je hoe bloemrijk dat er uitziet, Rosella? Maar er is iets hier binnenin dat iets anders zegt, ziet u. Iets hier binnenin.
11 We komen in deze kleine oude tabernakel; tot u vreemden. Wel dit had een prachtig gebouw kunnen zijn, hier op de hoek. U beseft dat niet, dat mensen dit gebouw hebben willen bouwen en voor elkaar maken. Maar dit is zoals wij het graag hebben. Ziet u, wij houden ervan op deze manier. Oude stoelen waar we op zitten, dat waren de oude originele stoelen uit de tabernakel hier; Ze maakten de overstroming mee en dreven rond.
12 En mijn Bijbel lag zo open op de preekstoel, en hij bleef steken tegen de zoldering en kwam weer terug naar beneden met een woord opgeslagen: "Ik de Here heb het geplant. Ik zal het bewateren dag en nacht opdat niemand het uit Mijn hand zal roven." Hoe het er dwars overheen was geschreven, als het ware met een stift hier, en hij kwam regelrecht terug naar beneden. De stoelen kwamen precies terug op hun plaats, alles wat ik had te doen was het uit te schrobben en verder gaan. Ziet u? Dus dit is de manier waarop wij het graag hebben. Daar waar het een gewoon volk is, een gewoon gebouw, en een wonderbare Here. Amen.
13 Nu vandaag hebben we enige... we beginnen net aan de room toe te komen, weet u. U weet, nadat de melk eruit is, blijft de room over. En bedenk dat de melk nodig is om de room te vormen, weet u. De room bestaat uit de bestanddelen van de melk.
14 Zo, wij waren in het eerste, tweede, en we eindigen in het derde, en beginnen dan in het vierde hoofdstuk van het heerlijke boek der Hebreeën. Wat een onderwijzing van dit boek! Wij konden bij één vers wel drie maanden blijven en tonen dat de hele Bijbel elk vers in de Bijbel bijeen brengt. Hebt u daar ooit aan gedacht? Er is niet één vers waar u uw vinger op kunt leggen, dat wij niet, met de genade en de hulp van de Heilige Geest, precies van Genesis tot Openbaring in verband kunnen brengen.
15 Er is nergens anders een stuk literatuur geschreven waarbij dat mogelijk is. En rekenkundig, en aardrijkskundig en van alle kanten. Er is geen boek in de Bijbel geschreven zoals de Bijbel... er is geen boek in de wereld, bedoel ik, geschreven zoals de Bijbel; er is niets. De numeriek van de Bijbel is perfect in harmonie. Zelfs de hoofdstukken en de leestekens en alles. Het is volmaakt. Geen ander boek... u zou er geen hoofdstuk uit kunnen lezen zonder dat het zichzelf tegenspreekt. Maar er is niet één tegenspraak in de hele Bijbel. En ze werd geschreven door vele, vele, vele mensen; en honderden en honderden en honderden jaren ertussen, niet één stukje wetend... De één schreef het hier en de ander schreef het daar, en een ander schreef het weer hier; en toen het allemaal werd samengevat, vormde het Gods Bijbel. En niet één spreekt de ander tegen. En geen rekenkunde of aardrijkskunde of wat anders ook van de Bijbel, alles, de numeriek, alles past perfect bijeen. Als dat niet geïnspireerd is, dan weet ik het niet. Wat zult u dan inspiratie noemen? Ik ben zo blij met die gezegende oude Bijbel.
16 Sommigen van hen zeggen: "Bent u Katholiek? Protestant?" Ik zei: "Geen van beide. Ik geloof de Bijbel." Dat is waar. Ik geloof de Bijbel en ik ben blij dat wij nog steeds de vrijheid hebben om het te prediken in dit land. O, het is wonderbaar.
17 Nu, wij zullen eruit gaan studeren. En we zullen opslaan in het boek van de Hebreeën, te beginnen bij het derde hoofdstuk. Wij waren gebleven bij het vijftiende vers.
18 En nu, u allen... Ik zag dat iemand het merkte een poosje geleden dat ik mijn leesbril pakte. Dat betekent niet dat mijn ogen slecht zijn, maar ik ben over de veertig. Ik kan het hier gewoon nog lezen, maar ik kan het beter lezen met bril. En zij maakten voor mij een leesbril die ik wil gebruiken, omdat ik dan beter kan lezen en sneller en ik... daarvoor heb ik hem.
19 Eerst willen we een kleine achtergrond vormen, omdat er misschien een paar vreemdelingen onder ons zijn die het eerste deel van het boek Hebreeën niet hebben meegekregen.
20 Bent u mevrouw Cox die hier aan het eind zit? Wel, ik ben zeker blij haar te zien. Even voordat ik begin, als een getuigenis van de genade van God, hier was een vrouw wier gezicht door kanker werd weggevreten. Het is de moeder van zuster Wood. En ik was in Michigan met Gene en Leo en de anderen die de bandopnamen maken, en op weg naar huis, toen mijn vrouw mij opbelde (of ik belde haar op), en ze zei: "Ga onmiddellijk bidden voor mevrouw Cox, mevrouw Wood's moeder, want een kankergezwel vreet haar gezicht weg." Het was in de zijkant van het oog gekomen en tot op het gebeente precies aan de zijkant van haar gezicht en verspreidde zich. Een dokter had er een of ander mee gedaan wat het verslechterde en het zich deed verspreiden; deed er een of ander medicijn in.
21 En zij brachten haar vandaar in Campbellsville, Kentucky, naar... ik geloof Acton, Kentucky en naar Louisville, voor een behandeling.
22 En mevrouw Wood, de eerste keer dat ik haar ooit zag dat ze verontrust was, omdat het haar moeder was en zeker zou ze zich verscheurd voelen. Ik ging de kamer binnen en bad voor haar met het vertrouwen dat God zei dat Hij gebed zou beantwoorden. En na een paar dagen was ze eruit en daar zit ze nu, met slechts... Verbazingwekkende genade hoe Hij het voor haar heeft gedaan.
23 Zou u even op willen staan? Ik wil u niet in het openbaar, eh... Waar zat de kanker? Aan de zijkant van haar gezicht. Ziet u, daar aan die kant van haar gezicht, hier om haar jukbeen, rond haar ogen. En God genas haar. Is Hij niet wonderbaar?
24 Hoevelen waren hier vorige zondag om te zien wat de Here deed door een visioen? Een man, zowel kreupel als blind, zat hier in een rolstoel. En iets kwetste mij toen die oude man hier zat, en hij zei: "Broeder Branham," (Ik geloof dat het deze broeder hier was) "doe hetzelfde voor mijn vrouw." Hij heeft een vrouw hier die gebrekkig is. Mijn hart smolt gewoon. Ik wilde... ik zou alles in de wereld willen geven als ik het kon, maar het is niet... het ligt niet in mijn macht. Maar het ligt wel in mijn macht en uw macht om te bidden dat God het zal doen. Hij heeft een gebrekkige vrouw met een verlamde hand en een verlamde voet, zoals dit. En deze man was veel slechter af dan zij, omdat zij kon opstaan en een beetje lopen, maar deze man kon dàt zelfs niet. En hij, in de hersenen was de hoofdevenwichtszenuw weg. En de Mayo's en een heleboel van de anderen hadden hem opgegeven. En een Katholiek zond hem hierheen, een Katholieke dokter; en zijn zoon is priester in St. Meinrad daar in Jasper, Indiana. Maar dat legt een fundament voor die opwekking die daar aan het opkomen is.
25 En toen hij opstond zei hij: "Maar ik kan niet..." Hij keek en zei: "Ja, ik kan het!" Hij dacht dat hij niet kon zien, weet u. En hij keek op; hij deed net even z'n hoofd omhoog, en daar kon hij lopen en zien. Liep daar zelf het pad af. En zij waren Presbyterianen, hij was orthodox. En spreken over... U denkt dat alleen de Pinkstermensen of de Heiligheidsmensen kunnen jubelen. U hebt het mis. Zij kunnen het zeker wel uitjubelen, wanneer ze zoiets dergelijks zien gebeuren, ze omarmen elkaar en ze jubelen. En liep daar regelrecht weg de treden af, z'n rolstoel voor zich uitduwend. Hij liep weg zonder de evenwichtszenuwen in zijn hoofd. Denk u dat in! Wandelend net zoals u en ik zouden wandelen. O, Hij is wonderbaar!
26 Nu, Paulus schreef het boek der Hebreeën, en in dit geschrift aan de Hebreeën, die hij schreef... En voordat hij deze boeken schreef, vinden we nu dat wij gaan... Dit is een zondagsschoolklas en ik zal proberen op te letten dat ik u niet te lang houd en dan zullen we deze diensten gaan hebben, om ze dan vanavond voort te zetten, zo de Here wil.
27 Nu, in het boek van de Hebreeën en de rest van de brieven van Paulus... Wie was Paulus? Hij was een rechtzinnige Hebreeër, een geleerde, een groot leraar van het Oude Testament. En hij was onderwezen door een van de beste mannen van zijn dag. Kan iemand mij vertellen wie zijn naam was? Gamaliël, één van de grootste leraars van zijn dag. En Paulus had aan de voeten van Gamaliël gezeten.
28 Er is iets mee met waar u heengaat, naar welke gemeente u gaat en welke leraar u leert. Weet u dat? Er is iets mee. Daarom behoren wij het allerbeste te zoeken wat we kunnen vinden, zodat wij het beste krijgen. Niet omdat het gezellig is, enzovoort, maar de werkelijke Bijbelse onderwijzing.
29 Kijk, eens toen Israël in de woestijn was met zijn legers, hadden zij een zevendaagse omweg gemaakt en zij zaten zonder water. En zij stonden op het punt om om te komen, zij zeiden: "O, was er maar een profeet in de buurt."
30 En één van hen zei: "Wij hebben hier Elisa. Hij gooide water op de handen van Elia." Ziet u waar hij mee omging? Met andere woorden: "Hier is Elisa die omging met Elia, het Woord van de Here is met hem." Begrijpt u het? Hij was goed onderwezen en hij zei: "Laten we heengaan en hem raadplegen, want zijn leraar was Elia en hij heeft de lering van Elia in zich." Ziet u wat voor een verschil dat maakt? Zeker, wij willen geleerd worden.
31 Dus Paulus had de onderwijzing van Gamaliël. En Gamaliël was die grote man, die de keuze deed, omdat hijzelf een geleerde was, toen al dit gedoe begon bij de eerste gemeente, dat hij zei: "Laten wij onze handen er niet naar uitsteken, broeders. Als het niet van God is zal het toch op niets uitlopen; maar als het van God is en wij vechten het aan, dan zullen we ontdekken dat wij tegen God vechten." Ziet u? Hij had een goede onderwijzing gehad.
32 En Paulus kreeg naam onder deze man en hij wist dat Paulus een groot leraar was. Dus op een dag, toen hij de gemeente vervolgde (met een oprecht hart), ging hij op weg om ze te arresteren.
33 Nu, laten we nog even een ander klein aspect van Paulus bezien, als wij onze achtergrond vormen.
34 Toen Judas viel door overtreding (door de liefde voor het geld en de trots om iets te zijn in het leven), verviel hij van de genade, en ging naar zijn plaats. En de discipelen zeiden: "Er moeten er twaalf zijn!" En de gemeente met al haar waardigheid, om u te tonen wat de gemeente is, met al haar waardigheid, en al haar kracht, komt nog steeds, op zijn gunstigst, miljoenen mijlen tekort. Ze zeiden: "Wij zullen uit moeten zien naar één onder ons, die zijn plaats zal innemen." En zij kozen, door het lot te werpen, Matthias. (Mattheas, geloof ik of Matthias...) Matthias geloof ik dat het is. En toen zij hem kozen, en hem bij de twaalf haalden (bij de elf, wat twaalf maakte), deed hij niet één ding. Dat is de enige keer dat hij ooit werd genoemd in de Schriften. Dat was de gemeente die haar keuze maakte.
35 Nu zij dachten: "Hij is een heer." Ongetwijfeld. "Hij is een wonderbaar iemand. Hij is een geleerde. Hij is knap. Hij is bestudeerd. Hij is een wonderbaar persoon. Hij zou de plaats van Judas in moeten nemen en één van ons zijn." Maar weet u, God maakt soms (naar onze mening) een van de meest dwaze keuzen.
36 Nu, God zag een kleine haakneuzige Jood, zo vol opvliegendheid als maar mogelijk was, met z'n mond vertrokken: "Ik zal heengaan en elk van hen arresteren. En ik zal ze in de gevangenis gooien. En ik zal dit doen." Dat was Gods keuze. De overigen namen een geleerde, een diplomaat. Dat is de keuze van de gemeente.
37 Ziet u, u weet niet wie dat is die naar voren komt naar het altaar. U weet niet wie dat is tegen wie u getuigt... in de gevangenis of waar het ook is. Hij mag eruit zien als een bokser, met oren gebroken, de ogen open gehaald, maar u weet niet wie dat is. U werpt gewoon uw lot, dat is alles; geeft hem het Woord. God maakt de keuze.
38 En God koos deze opvliegende Jood, of koos hem liever gezegd, op z'n weg erheen. "Ik zal heengaan en hen grijpen. Ik zal ze tonen wat ik kan doen", en God sloeg hem gewoon neer. God zei: "Dat is mijn keuze, die daar."
39 Zou dat niet dwaas zijn voor de gemeente? "Wel, hij vervolgt de gemeente. Hij is een vleselijk mens." Maar God wist wat er aan de binnenzijde van de man was. Ziet u wat ik bedoel?
40 Dus Paulus had een ervaring. Hoevelen geloven dat ervaring door bekering komt? Zeker! Als het niet zo is gekomen dan zou ik de bekering betwijfelen. Een bekering brengt ervaring, en u kunt het nu niet aan van alles toeschrijven. Soms zou het jubelen kunnen zijn. Soms zou het spreken in tongen mogen zijn. Soms zou het wenen kunnen zijn. Soms zou het zuchten mogen zijn. U weet niet wat het is, dus probeer niet om het iets bepaalds toe te schrijven, want elk van u bewees er verkeerd in te zijn. U Methodisten en u Baptisten en u Nazareners en de Pinkstermensen.
41 Ik heb mensen zien jubelen zo hard ze maar konden en ze stalen het goud uit je tanden als ze zouden kunnen. Jazeker! Ik heb mensen in tongen zien spreken alsof er erwten werden uitgegoten over een droge koeiehuid, en zo waar als ik hier sta, terwijl ze tabak pruimden in de andere mondhoek en u de keel zouden afsnijden als ze zouden kunnen. Dat is waar! Dus die dingen hebben... Er is geen bewijs waarmee je het kunt bewijzen, dan alleen door het leven wat de persoon leeft; "Aan hun vruchten zult gij hen kennen."
42 Dus dat alles is Gods zaak. Hij maakt de keuze. Hij brengt de dingen samen en dat is de wijze waarop het is. Dus als uw leven overeen komt met de vruchten van de Bijbel, dan hebt u een tamelijk goede opvatting. Als uw geest getuigenis aflegt met Zijn Geest, dat u zonen en dochters van God bent, dan hebt u... Al het kwade is weggevallen en alles is nieuw geworden, en u leeft in liefde, en u hebt vrede en genade, enzovoort; dan komt u behoorlijk dichtbij het koninkrijk. Omdat het leven dat in u is, dat soort leven voortbrengt. Ziet u?
43 Als u zegt: "O, halleluja, ik sprak in tongen, halleluja!" Dat betekent helemaal niets. Dat betekent niets meer dan dat u hier naar buiten was gegaan en een wijsje op een guitaar had gespeeld of zoiets. Dat betekent helemaal niets. Al sprak u in tongen en al jubelde u en rende u de gangpaden op en neer en huilde u tranen totdat het was alsof u uien had schoongemaakt; dat betekent helemaal niets, helemaal niets. Totdat het leven van elke dag daar volkomen mee overeenkomt en daarbij blijft.
44 Nu, als u die dingen doet plus dat leven. Amen. Dat is fijn. Dat is goed. Maar u kunt die dingen doen zonder dat leven te hebben.
45 En dan geen jubelen, nee niets dergelijks is een bewijs. Jezus zei: "Aan hun vruchten zult gij hen kennen." En de vrucht van de Geest is niet spreken in tongen. Dat is niet de vrucht van de Geest. Jubelen is niet de vrucht van de Geest. Wenen is niet de vrucht van de Geest. Maar liefde, vreugde, vrede, geduld, goedheid, vriendelijkheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Dat zijn de vruchten van de Geest. Dat is wat de geestelijke vruchten zijn. Goed.
46 Nu, de reden dat wij deze dingen hebben, is omdat men graag organisaties vormt, ziet u. "Wel, wij zullen het doen. Prijs God, allen die geloven op de wijze zoals wij doen, we zullen deze kant opgaan. En allen die geloven zoals wij doen, wij zullen deze kant opgaan." Maar God wil dat allen deze kant op gaan. Ziet u? Rechtdoor!!
47 Nu Paulus, nadat hij deze ervaring had, toen dacht hij dat het een wonderbare ervaring was. Nu, hoe... laten we die ervaring even aanhalen. Paulus was op weg naar Damascus om enige mensen daar te arresteren, omdat het Evangelie zich daarheen had verbreid. Evangelie betekent: "Het goede nieuws." En dus waren ze daarheen verstrooid, en veel mensen stonden op, vol liefde en vreugde, en hadden de Here Jezus lief. Ze hadden zich verspreid zodat Paulus een aantal brieven kreeg van de Hogepriester. Hij zei: "Ik zal er heengaan en ik zal ze allemaal arresteren."
48 Dus hij nam een kleine compagnie wachters met zich mee (tempelwachters, soldaten) en daar ging hij op weg. Terwijl ze de weg afmarcheerden en hij was gewoon... allen wisten wat hij zou gaan doen. En plotseling gebeurde er iets. Plotseling was daar een geweldig groot licht voor hem. Een groot licht. Nu, het schitterde als de zon. Dat is iets vreemds. Het licht straalde zozeer dat hij gewoon (z'n ogen doofden bijna uit) op de grond viel. Daar lag hij op de grond en keek omhoog.
49 Er waren waarschijnlijk tien of vijftien man bij hem. Zag ook maar één van die mannen dat licht? O nee. Paulus zàg het! Het was niet bestemd voor die mannen om het te zien. Dus sommige mensen kunnen dingen zien terwijl anderen het niet zien. Ziet u? Maar Paulus zag dat licht, in zoverre dat het hem zelfs verblindde. Hij kon verscheidene dagen niet zien. Het was zo'n werkelijkheid voor hem. En hij kon niet zien gedurende verscheidene dagen. Later toen hij brieven schreef, bezorgden zijn ogen hem jarenlang zo'n last dat hij daarom met hele grote letters schreef. Hij zei: "Zie met hoe grote letters ik u heb geschreven." Hij kon nauwelijks zien.
50 Hij zat in de gevangenis en hij vroeg de Here hem ervan te genezen. En hij raadpleegde Hem drie keer. Maar wat zei de Here: "Mijn genade is u genoeg, Paulus."
51 Paulus zei: "Dan zal ik roemen in mijn zwakheden; opdat", zei hij, "ik mij niet zou verheffen over de buitengewone openbaring, werd mij een boodschapper van de duivel gegeven, een doorn in het vlees die mij met vuisten slaat." Het zou dan weer een poosje beter gaan en dan kwam het weer op. Met vuisten slaan betekent "slag op slag". Net als een schip op zee, weet u, waartegen de golven beuken, ziet u, klap op klap. En hij zou dan... En dan zou het hem weer beter gaan en dan kreeg hij het weer; en dan weer beter, en dan had hij het weer. Hij zei: "Here, wat is er aan de hand? Neemt U dit niet van mij weg?"
52 Hij zei: "Mijn genade is genoeg, Paulus; blijf gewoon doorgaan." Het hield hem...
53 Hij zei: "Nu, als het... als ik gewoon volmaakt was, en alles volmaakt;" zei hij, "als ik dan zo door ga, dan zou ik opgeblazen worden en zeggen: 'Ziet u, er is niets verkeerds aan mij. De Here zorgt voor mij, broeder, halleluja.'" Dan krijgt u eigengerechtigheid.
54 God moet u zo nu en dan iets geven om u zo'n beetje zachtmoedig te maken, weet u. Dat is waar. Om te maken dat u beseft dat Hij de baas is. O, is Hij niet wonderbaar! Jazeker, gewoon heerlijk.
55 Dus hij, Paulus, vlak nadat hij deze grote ervaring had...
56 Nu, als dat iemand van vandaag zou zijn geweest, dan zouden ze hebben gezegd: "O prijs God. Halleluja. Jongen, de Here deed iets voor mij. Prijs God." Maar Paulus niet, hij was een Bijbelgeleerde.
57 Nu, die ervaring moet kloppen met Gods Woord. Jazeker! Als het niet alles bijeen sluitend is in de Bijbel... Niet eventjes hier kijken en zeggen: "O ja hier... hier staat het precies. Prijs God, ik heb het." Dat is niet de wijze waarop God het geeft.
58 Het moet volgens de hele Bijbel zijn, alles ervan. Omdat u kunt... Ongelovigen gebruiken deze Bijbel voor hun eigen redenen, om over te debatteren. Maar ze zullen hier een Schriftgedeelte nemen en er dan hier doorheen bladeren en hier nog een andere tekst nemen en proberen die met elkaar in verband te brengen; terwijl het twee volkomen verschillende onderwerpen zijn. Dus u moet maken dat de Schrift met Schrift wordt vergeleken.
59 Zoals Jesaja zei in het achtentwintigste hoofdstuk: "Het moet zijn regel op regel, regel op regel, hier een beetje, daar een beetje. Houdt vast aan dat wat goed is." Ziet u, dat is de wijze waarop het komt, regel op regel op regel, Woord op Woord, Schrift op Schrift. Het moet allemaal samenstemmen. Dat is de reden dat ik denk dat in die lessen zoals wij die nu hebben het iets geweldigs is voor de gemeente, omdat het hen tot een positie brengt dat al de Schriftgedeelten verbonden worden. En onze ervaring moet aansluiten bij de Schrift (O, hier is het), als het niet zo is dan is het fout.
60 Hoe heb ik jaren gewandeld, niet wetend wat dat licht was dat Paulus neervelde. Terwijl de buitenwereld met Schriftplaatsen... de mensen, de predikers probeerden mij te vertellen: "Dat is van de duivel. Wel, je zult een waarzegger worden. Je zult een spiritist worden. Houd je er niet mee bezig, Billy, er is iets verkeerd mee. Doe dat niet, jongen, dat is fout. Dat is de duivel. Wel jongen, je zult nog een medium worden. Je zult een spiritist worden, als je dat doet. O, dat is allemaal van de duivel. Dat is niet in orde."
61 Maar toen... Ik wilde dat niet prediken. Maar zoals op de weg naar Damascus, Paulus wilde het niet prediken. Dus zocht hij uit of het goed was of niet. Hij ging naar Arabië gedurende drie jaar en bestudeerde de Schrift. En toen hij eruit kwam, zei hij: "Nu, schud het nu maar eens uit me."
62 Hij wist dat hij voor de Farizeeërs zou komen te staan. Hij moest de Sadduceeën trotseren. Hij moest de wereld trotseren en de heidenwereld. En dus Paulus... Deze Bijbel is geschreven... dit Boek der Hebreeën is geschreven voor dat doel. Het schudde deze Hebreeën, en hij nam het Oude Testament en toonde het hier in het Nieuwe Testament. "Dit is God," zei hij, "hier is Hij in verband gebracht met al de profeten enzovoort." Hij begint daar helemaal in het begin, het eerste hoofdstuk dat wij hadden: "Want God heeft eertijds (ver terug in vervlogen tijden), op vele wijzen gesproken tot de vaderen door de profeten." Dat is hoe God Zijn boodschap bracht (betuigd door de Urim Thummim). "Maar in deze dag heeft Hij tot ons gesproken door Zijn Zoon, Christus Jezus"; betuigd door Zijn Bijbel. Daar hebt u het.
63 Dus deze ervaringen waarvan de wereld zegt: "O, het is geestelijke... Wel niemand..." Toen die engel verscheen, dat licht hier beneden bij de rivier, toen ik mijn eerste opwekkingsdienst predikte hier op de hoek, en wij al die mensen doopten... Ik geloof, broeder Freeman, dat u er geweest zou kunnen zijn en de... Ik weet niet of u er toen was of niet. Hoevelen waren toen hier, toen het licht verscheen aan de rivier? Is iemand van de oudgedienden hier? Ja, enigen van hen; toen het hier beneden aan de rivier gebeurde.
64 En ze zeiden: "Het was gewoon gezichtsbedrog." Velen van ons stonden ernaar te kijken, en hier kwam het naar beneden. En toen, jaren later, bewees God het door het mechanische oog van een camera. Het is waar!
65 Wel is het de een of andere verbeelding? Is het iets wat...? O nee! We nemen het hier precies in de Bijbel en tonen het u. Het is dezelfde Here Jezus. Hij doet hetzelfde. Zijn handelen is hetzelfde. Zijn kracht is hetzelfde.
66 Kijk, hier vorige zondag: ik lag ginds op mijn bed, had de man nog nooit in mijn leven gezien, kwam naar buiten en zei: "Er is een man bij de tabernakel en hij heeft grijs, eh... zwart haar, grijzend. Hij is blind en kan niet lopen, hij zit in een rolstoel. Een man met zwart haar zond hem hierheen, een dokter; dokter Ackerman, een man met zwart haar, een Katholiek man." Zag daar een man zitten, en ZO SPREEKT DE HERE; stond op en liep weg, met z'n gezichtsvermogen enzovoort. Wat deed het? Hier is dezelfde engel. Dezelfde die Paulus velde op de weg naar Damascus, leeft in Zijn gemeente en in Zijn mensen vandaag. Het is Schriftplaats die overeenstemt met Schriftplaats, dat is de wijze waarop het moet zijn.
67 O, we hebben de lauwen. We komen daar over een ogenblik op terug. O, we hebben nog een diepe zaak voor ons als we er maar op in kunnen gaan, vandaag en vanavond. Nu, het gaat nu net in diepe wateren komen, waar u...
68 Weet u, toen ik een kleine jongen was, had ik daar een kleine vijver achter het huis en dan ging ik daarheen. En wij allemaal, kleine jongens, gingen er dan naakt in; kleintjes, ongeveer zes, zeven jaar oud. En we... Het water was ongeveer zo diep. Het was niet meer dan een varkenspoel. En ik had daar een zeepkist. Ik liet dan zien dat ik kon duiken, hield mijn neus dicht, en plons, zo ging dat. En mijn buikje kwam dan op de modder en het vloog gewoon elke kant op. Ik vertelde mijn vader dat ik kon zwemmen.
69 Hij nam mij daar op een dag mee naartoe en hij zei: "Ik wil zien hoe je zwemt." En ik sprong daar vanaf, weet u, trok mijn kleren uit in het kleine acaciabosje, rende erheen en stortte me in het water. Ik begon te spatteren, de modder vloog naar alle kanten en pa zat op een rioolbuis. Hij zat daar een paar ogenblikken te kijken en hij zei: "Kom uit dat watergat vandaan, neem een bad en ga naar huis." Ziet u?
70 Wel, dat is precies zoals het is met sommigen van ons, die zichzelf Christenen noemen, we spatten rond in de modder. Dat is waar. Zolang u verankerd bent: "Ik ben een Methodist. Ik ben van Pinksteren. Ik ben een Presbyteriaan. Ik heb een betuiging. Ik heb het." U bent aan het modderspatten!
71 Eens was ik met mijn oom en ik bleef maar zeggen... Hij was ongeveer vijftien, zestien jaar oud. We waren op de rivier. En ik zei: "Ome Art, ik kan zwemmen." En ik zat op de achterplecht van de boot, weet u, voelde me goed en veilig. Hij nam de roeispaan en drukte me eruit, in ongeveer drie meter diep water, toen was het anders; een geplons en geschreeuw zoals u nooit in uw leven hoorde.
72 En op een of andere dag wordt u eraf geduwd, u kunt maar beter weten waar u staat. Jazeker! Als u Hem kent, zult u voelen... 't Is beter dat u Hem werkelijk kent! Dat is waar. Maar nu zullen we in diep water gaan, diep water, waar u zult verdrinken als u niet een goede, uit de kluiten gewassen Christen bent.
73 Let op het Woord! Paulus ontdekte eerst dat... hij ging terug in het Oude Testament en hij ontdekte dit. Hij zag dat zijn ervaring absoluut... "Nu wat was dat wat mij neervelde?"
74 Het was een licht, een groot licht dat daar stond, schitterend als de zon, dat zich vlak voor z'n gezicht bevond en Hij sprak: "Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij?"
75 Hij zei: "Heer wie zijt Gij die ik vervolg?"
76 Hij zei: "Ik ben Jezus."
77 "Ik dacht dat Hij een man was, die gelittekende handen heeft, van wie ze beweren dat Hij nu verschijnt in samenkomsten met spijkerlittekens in Zijn hand en in Zijn hoofd." Nee, nee, niet dat lichaam, niet in dat lichaam. Ziet u?
78 Hij is nu een licht. Saul... Toen Hij hier op aarde was zei Hij: "Ik kom van God, Ik ga terug tot God."
79 Hij was de Engel die de kinderen Israëls in dit licht door de woestijn leidde. Hij keerde terug naar datzelfde licht en Paulus zag het uit het Oude Testament. Hij zei: "Ik ben Jezus, de Engel des Verbonds."
80 En Hij werd vlees om ons te verlossen. Hij nam niet de gestalte aan van engelen, vinden we in de voorgaande hoofdstukken van onze studie. Hij nam nooit de natuur van engelen aan, maar was het Zaad van Abraham, opdat Hij gekend zou mogen zijn, opdat de mens God zou kunnen zien. Amen. Nu zegt Hij: "Ik zal daarheen terugkeren."
81 En toen Paulus dat zag, zei hij: "Zeker, dat was Hem. Dat was Hem!"
82 Petrus had een ervaring op een avond toen hij aan het bidden was. En datzelfde licht kwam in het gebouw, opende de deuren voor hem, ging naar buiten de straten in. En Petrus dacht dat hij droomde, hij was zo gezalfd. Hij wist niet wat er plaatsvond. Hij zei: "Ben ik net wakker geworden? Maar ik ben hier buiten op de straat!"
83 En hij ging naar Johannes Markus' huis. En het kleine meisje opende de deur, een kleine dame daar... Er was een bidstond. Er klopte iemand op de deur. Ze opende de deur. "O," zei ze, "hier is Petrus al. U bent aan het bidden dat hij uit de gevangenis komt; de Here heeft hem bevrijd!"
84 "O," zeiden ze, "kom nou." ("O, Here, bevrijd hem.")
85 "Wel," zei ze, "hij staat op de deur te kloppen." (Petrus bleef maar bonzen: "Laat mij binnen.")
86 "O," zei ze, "het is Petrus." In die dagen... zij hebben nog altijd een kleine trekstang. Een klein dekseltje hier dat je oplicht, om naar buiten te kijken, ziet u. Voor je je gast binnenlaat, moet je weten wie er aan je deur klopt; omdat ze rovers hadden, die, als je de deur opende, je anders zouden doden.
87 Dus ze opende de deur. Ze zei: "Het is Petrus."
88 Ze zeiden: "O! O my, hij is dood, dat is zijn engel die daar staat." Ziet u? Hij is al in zijn verheerlijkt lichaam gekomen, weet u, in die theofanie.
89 Bedenk nu hoe wij het doornamen, de grote diamant en hoe hij het licht weerkaatste; hoe het daardoor terugkwam. "Als deze aardse tent wordt afgebroken hebben we er een die reeds wacht." En zij dachten dat Petrus reeds was gestorven en dat dit oude lichaam was gevallen en dat zij het met een paar dagen zouden begraven; hij was ingegaan in zijn verheer... niet zijn verheerlijkt lichaam, maar in zijn theofanie, het lichaam dat reeds is voorbereid. Het kon u niet de handen schudden. Het heeft geen handen om zo te schudden, maar het is in een beeld van een mens.
90 Kwam eraan en klopte op de deur. Ze zei: "Nee! Het is Petrus, hij staat daar." Hij opende de deur en liep naar binnen en daar was hij. Nu, Petrus was bevrijd door dit licht.
91 Nu, op dezelfde wijze dat die eerste... dat Paulus in de eerste gemeente dat licht van God zag dat op Paulus scheen, datzelfde is neergekomen. Nu, mensen kunnen van alles zeggen, maar dat maakt niet dat het in orde is. Maar wanneer God iets bewijst, dan bewijst het werk van Hem het. Dan bewijst de camera het. En alles wat we.. wat de Here heeft gedaan, is absoluut onfeilbaar bewezen dat het God is. Door de Schriften, door Zijn handelen, door ervaring; maar zij willen niet luisteren.
92 Kijk hier in deze Tabernakel. Nu herinner u, u weet dit, we verlangen geen grote menigte. We hebben hoe dan ook geen plaats om ze te bergen. Maar kijk, een samenkomst van deze soort, waar we hiervoor samenkwamen, behoorde de aandacht te trekken van de Falls Cities. Maar ze zijn dood. Ze zijn absoluut dood. Zij hebben ogen maar kunnen niet zien. U zegt: "Wel, broeder Branham, waarom gaan ze niet naar een dokter om hun ogen in orde te laten brengen?" Hij kan dat soort 'zien' niet in orde brengen!
93 Jezus zei: "Indien gij Mij zoudt gekend hebben, zoudt gij Mijn dag gekend hebben." Hij zei: "Gij blinde Farizeeërs, gij kunt het aanzien van de lucht onderscheiden, maar de tekenen der tijd kunt gij niet onderscheiden."
94 Gaat dat over uw hoofden heen? Luister. Kijk naar de tekenen waar wij hier in leven. Nu, dit is niet het een of andere... ik zal... ik ben gewoon een mens, zelfs geen prediker om over te spreken. Ik heb geen opleiding, wat de wereld een 'prediker' noemt. Wij zijn maar arme mensen, kijk naar het gebouw waar we in zitten. Kijk naar de kathedralen deze morgen. Maar kijk waar God is! Daar ligt de zaak.
95 Zo stond Moab in al zijn schittering en zijn schoonheid. Maar daar was Israël in tenten. Maar waar was God? Er was daar een stel kleine heilige rollers, die alles deden wat verkeerd was. Maar Bileam, hun bisschop, bleef in gebreke die geslagen rots te zien en die koperen slang, die Vuurkolom. Zijn ogen waren blind, hij kon het niet zien. Hij zei: "Zij verbeelden zich dat maar." Maar Hij was er!
96 Prijs God, o Hij is hier! God is hier! En Hij doet hetzelfde, wat Hij heeft gedaan. En Hij zal... Wij vergelijken de Schrift met Schrift. God heeft Zich nooit afgeschilderd als iets groots op aarde, maar Hij heeft altijd gewoond onder de gewone en nederige mensen. En hier is Hij deze morgen en doet hetzelfde. De Schrift betuigt het. De camera betuigt het. Nu, dat... de reden dat ik verwees naar die foto is niet omdat ik daar ben. Ik ben slechts een zondaar, gered door genade, net zoals u. Maar wat ik probeer te zeggen is dat Zijn tegenwoordigheid bij ons is. Dat is de hoofdzaak. Wel, als Hij mij een geïncarneerde Elisa had gemaakt, als u niet het geloof had om het te geloven, dan zou het u nooit enig goed doen. "Hij kwam tot de Zijnen en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen."
97 Dat is de reden hier in de stad vandaag... Wel, ik zou hier een opwekkingsdienst kunnen beginnen, in één of ander groot gebouw of zoiets, u zou nooit veel mensen krijgen die dat geloven. Zij zullen het gewoon niet. Zij kunnen het niet. Hun dag is voorbij.
98 Dezelfde les, deze morgen, in Afrika, zou waarschijnlijk maken dat tienduizend, tenminste tienduizend zielen tot Christus kwamen. Of er zou hier misschien deze morgen één zondaar zitten, of iets... een of andere teruggevallene. De meesten van hen zijn al door en door uitgezift tot het gewoon opgehouden is. Dat is alles. Maar wat we proberen te zeggen is, de Schrift komt overeen met Schrift.
99 Nu, het maakt mij niet uit hoe geweldig de ervaring is, tenzij het overeenkomt met de Schrift, de Urim Thummim, is het fout. Ongeacht hoe goed de profeet was, als hij sprak en die lichten niet opflitsten op de Urim Thummim, was het fout. Hoe goed de droom ook scheen, als het niet opflitste op de Urim Thummim, dan was het fout. Toen dat priesterschap eindigde, stelde God Zijn Bijbel op. Paulus zei: "Indien een engel van de hemel neer zou komen" (Galaten 1:8) "en enig ander Evangelie zou prediken, dan dat er reeds is gepredikt tot u, hij zij vervloekt."
100 De engel van de hemel (sprak tot Johannes de openbaarder), wat God zelf was, zei: "Ik, Jezus, zond Mijn engel tot een betuiging om deze dingen te tonen." Hij zei: "Indien iemand één woord zal toevoegen of er één woord uit wegneemt, dat zal van hem worden weggenomen uit het Boek des Levens." Dit is het: de Bijbel.
101 Daarom, deze ervaringen en deze dingen die we hier zien gebeuren, als het niet betuigd was door Gods Woord, dan zou het fout zijn. Het kan mij niet schelen wat er zou gebeuren, het zou verkeerd zijn. Het is Schriftuurlijk, absoluut de waarheid. O, ik ben zo blij dat ik een lid ben van het grote lichaam van Christus.
102 Nu laten we voortgaan, we komen tot de les. Nu, we eindigden hier waar hij zei: "Daarom, dan laten ook wij nu zulk een..." Het spijt me. Dat is... Ik citeerde het twaalfde hoofdstuk. Ik heb het gelezen, maar ik heb het niet bestudeerd. Ik heb...
103 Broeder Norman verblijft daar in mijn huis en hij weet dat ik pas gisteren thuiskwam en de broeders weten het daar dat ik net thuiskwam. De enige tijd die ik kreeg om het Schriftgedeelte door te lezen, was toen ik hier een paar minuten geleden zat. Dat is waar. Ik studeerde het niet. Ik wacht gewoon op de Heilige Geest om het te geven, zoals Hij het wil. Hij weet waar de persoon aan toe is die het moet hebben. Dus als ik iets had besloten in mijn gedachten dat ik zou gaan zeggen, dan gaat het fout. Maar als ik Hem het laat doen, dan zal Hij het helemaal recht brengen tot dat punt waar het hoort. Ziet u? "Neem u niet voor wat u zult zeggen, want gij zijt het niet die spreekt, het is Uw Vader die in u woont. Hij doet het spreken."
104 Nu, in het laatste hoofdstuk, het voorgaande hoofdstuk, hoorden we dit:
Hoe zullen wij dan ontkomen, indien wij geen ernst maken met zulk een heil, dat allereerst verkondigd is door de Here Jezus en bevestigd door degenen die Hem hoorden?
Dezelfde dingen die Jezus deed om te tonen... Dezelfde dingen als daar plaats vonden vinden hier plaats. Dezelfde Engel Gods, dezelfde werken, dezelfde betuiging, alles hetzelfde, alles erbij, hetzelfde Evangelie. Precies volgens het Woord. Als dat was onderwezen door de Here, toen werd bevestigd door Zijn discipelen, die we hebben gehoord en Paulus evenzo; hoe zullen we ontkomen als wij met zulk een heil geen ernst maken?
105 Nu, Paulus zei dat tot zijn Hebreeuws gehoor. Nu, zij hadden geen bandrecorders zoals wij vandaag hier hebben. Maar zij hadden schrijvers die daar zaten en die het opschreven, precies zoals Paulus het predikte. En dat is wat het hier is. Wij hebben het via bandrecorders, en deze banden gaan over de hele wereld, ziet u, om te tonen dat het de waarheid is. Onze godsdienst is niet tevergeefs. Het is absoluut de opgestane Jezus Christus; hetzelfde. Nu, wij moeten het niet veronachtzamen.
106 Nu, ga niet vandaag de kerk uit en zeg: "Wel, ik vind het wel fijn daar. Ik houd van het zingen, de mensen zijn vriendelijk daar bij die kleine gemeente." Doe dat niet.
107 Broeder, laat uw hart in vuur en vlam komen en zeg: "Heer, ik moet hier iets aan doen. Ik zal moeten uitgaan en zien of ik kan zorgen dat iemand gered wordt."
108 En ga niet uit om te zeggen: "Prijs God, als u zich niet bekeert, dan zult u gaan omkomen." Nee. Ga er vriendelijk op uit. Wees zo wijs als een slang, en onschuldig als een duif, ziet u, dat is de manier om te gaan. Benader de persoon; als hij van kippen houdt, spreek een poosje met hem over de kippen. Ziet u? En weet u, dan zult u al spoedig aan het spreken zijn over de Here. Als hij een boer is, spreek over zijn boerderij.
109 Als hij auto's verkoopt, spreek een poosje over zijn auto's. "Wat heeft u fijne auto's", enzovoort. Ziet u?
110 Tot u de Geest vat, wanneer Vader zegt: "Nu is het tijd om hem over zijn ziel te benaderen."
111 U kunt het afwikkelen, ziet u. "Dat is een fijne auto. Weet u, het transport is tegenwoordig erg toegenomen. O, wat zijn de naties dicht bij elkaar gebracht en de steden van onze staten dicht bij elkaar gekomen. Vrienden en moeders kunnen elkaar bezoeken. Weet u, het is een wonderbaar iets om auto's te verkopen zoals u."
112 "Jazeker, dat is het zeker." (Weet u, trekkend aan z'n sigaar of wat het ook is.) "Ja dat zijn goeie wagens."
113 "Hebt u er ooit eens aan gedacht wat men vroeger zou hebben gedacht als ze zoiets dergelijks zouden zien?" Blijf gewoon zo doorgaan, weet u.
114 Na een poosje, zeg: "Ja, jazeker is dat zo. Weet u, er is nog iets wat het doet, het brengt zoals we hebben in... zoals bij opwekkingssamenkomsten. De mensen kunnen snel door het hele land komen voor een opwekkingssamenkomst." Ziet u, u opent heel de tijd de weg, weet u.
115 Nu, als u voelt dat iets de weg verstopt, stop er dan meteen mee en ga ergens anders op over. Zoals een dokter in Phoenix zei: "Heer, vul mijn mond met goede woorden en stoot mij dan even aan als ik genoeg heb gezegd." Ziet u? "Stoot mij even aan wanneer ik genoeg heb gezegd."
116 Nu, let nu op, we willen gaan beginnen vanaf het vijftiende hoofdstuk... of het vijftiende vers van het derde hoofdstuk; aandachtig nu.
Als er gezegd wordt: Heden, indien gij Zijn stem hoort, verhardt uw harten niet zoals bij de verbittering.
117 Nu, let op wat Paulus hier spreekt. Nu, er wordt gezegd: "Heden, na zo lange tijd..." We zullen daar op ingaan na een poosje, op dat "heden na zo lange tijd". Het komt in het volgende hoofdstuk, "na zo lange tijd".
Als er gezegd wordt: Heden, indien gij Zijn stem hoort, verhardt uw harten niet, zoals in de dag van de verbittering. (Toen zij God verbitterden.)
118 Nu, laten we het volgende vers lezen:
Wie waren het dan, die, hoewel zij (de stem) gehoord hadden, (God) verbitteren? (Nu, waar spreekt Hij over? Het Evangelie.) Waren dat niet allen, die onder Mozes uit Egypte waren uitgegaan?
En van wie heeft Hij een afkeer gehad, veertig jaren lang? Was het niet van hen, die gezondigd hadden en wier lijken in de woestijn lagen? (Laten we hier een ogenblik stoppen.)
119 De verbittering – toen ze verbitterden. Nu, wat deed God? Nu, Paulus probeert te spreken. Wat is het dat hen uit Egypte leidde? Was het Mozes? Nee! Mozes was het vleselijke instrument.
120 Nu, we kregen hier een achtergrond. We willen nu recht worden getrokken. Wanneer we hier over enige ogenblikken tot dit punt komen, dan zult u het zien.
121 Nu, God had Zijn volk met een onzekere rust. Ze waren daar in Egypte. Zij waren uit hun juiste positie. Zij waren uit hun thuisland. Zij waren vreemdelingen en pelgrims en God zou hen gaan brengen van die plaats waar ze woonden in Egypte, naar het thuisland.
122 Een beeld van vandaag; wij zijn niet tot rust gekomen. Hier maakt men het niet lang; kleine jongetjes met mollige handjes spelen met knikkers; kleine meisjes spelen met poppen; al gauw, weet u, heeft u grijs haar en rimpels. Er is hier ergens iets fout, dit is niet thuis. Wij zijn op de verkeerde plaats. Daarom zeggen we dat wij pelgrims en vreemdelingen zijn. Er is iets gebeurd.
123 Een kleine dame sprak deze morgen in de kamer over hoe mensen haar soms uitlachten. En ik zei: "Maar beste zuster, u hoort niet bij die mensen. Wij zijn een ander volk."
124 Mijn kleine meisje zei: "Pappie! Die en die meisjes deden die en die dingen..." wat ze deden.
125 Ik zei: "Maar kijk, lieverd..." Zij hadden die grammofoonplaten van Elvis Presley. Ik zei: "Ik zou ze niet in mijn huis willen hebben."
126 Ze zei: "Maar pappie, het zijn fijne meisjes."
127 Ik zei: "Dat zou kunnen, ik heb daar niets tegen, maar er is één ding: wij zijn anders. Wij zijn anders. Niet dat we anders willen zijn, maar de Geest die in ons is, is daaruit vandaan gekomen. U bent van een andere wereld."
128 Als ik naar Afrika ga, dan kan ik me niet aanpassen aan hun manier van leven. Zij dragen helemaal geen kleren, zij zijn naakt. En ze pakken iets op dat verrot is, waar maden inzitten; zij eten het hoe dan ook; het maakt helemaal geen verschil, ziet u, ik... ik... Het is anders.
129 Weet u, eens waren we allemaal zo. Maar de beschaving heeft ons opgevoed en anders gemaakt. En bekering heeft dat miljoenen malen verdubbeld. Wij willen de bedorven dingen van de wereld niet meer. Christus heeft ons Christenen laten worden; zoals de beschaving ons heeft gemaakt dat wij rein werden. En let op, niet alleen dat, maar we belijden dat wij pelgrims zijn en vreemdelingen. Wij zijn niet van de wereld. Dan wilt u niets te maken hebben met de wereld. Die dingen zijn voorbijgegaan.
130 Nu, Israël was daar in Egypte; zij waren geen Egyptenaren. Egyptenaren... het was een schande voor een Egyptenaar zich met een schaap te bemoeien, en de Israëlieten waren schaapherders. En hoe moet het Mozes hebben gegrepen (de smaad), die per slot van rekening een Egyptenaar was (die veefokkers). Hebt u gemerkt wat Farao tot Jozef had gezegd, enzovoort? "Het is een gruwel." Hij zei: "Uw mensen zijn schaapherders." En zelfs een Egyptenaar, die kon zelfs met zijn handen een schaapherder niet aanraken. Hij was van een ander volk.
131 En zo is het met een Christen vandaag. Wanneer hij wederom geboren is, dan is het niet... is het vuilheid voor hem om daar te verkeren, waar mensen drinken en vuile grappen vertellen en vrouwen naakt en alles... Het is vuilheid. En o, geprezen zij de Here, wij zijn pelgrims hier. Wij zijn hier vreemdelingen. De geest is bekeerd, en wij zien uit naar een Stad waar vrouwen geen shorts dragen. Wij zien uit naar een Stad waar ze geen bierkroegen hebben. Wij zien uit naar een Stad waar gerechtigheid woont. Dus zijn we pelgrims.
132 God kwam neer in een grote vuurbundel, als een stralenkrans, flitste neer in een struik en begon Zichzelf eerst aan Mozes te openbaren. Mozes zei... Weet u, hoe we de les hier onlangs 's avonds hadden, hoe, toen Jezus hier op aarde was, Hij zei: "Voor Mozes was, ben Ik." Dat was Jezus in het brandende braambos, in de Vuurkolom. Het is Jezus vandaag, precies zo! En Hij openbaarde Zichzelf in een Vuurkolom en Mozes kreeg de ervaring. Hij gaat naar Egypte, hij predikt het Evangelie (het goede nieuws), en tekenen en wonderen volgden hem. Begrijpt u het? Hetzelfde vandaag!
133 Niet alleen dat, maar toen de Hebreeën eruit kwamen (wandelend in het Licht), werden ze geleid door dezelfde Vuurkolom. En de Bijbel zei: "Gij zult God niet verzoeken."
134 Let hier op. Laat mij het lezen:
Als er gezegd wordt: Heden indien gij Zijn stem hoort, verhardt uw harten niet (Zijn stem sprekend tot uw hart...) zoals bij de verbittering. (Toen zij Hem verbitterden.) Luister:
Want sommigen, hoewel zij (de stem) gehoord hadden, verbitterden...
135 Hoevelen weten dat de Israëlieten God verbitterden met hun ongeloof? Zij murmureerden. Zij waren volledig... God ging daar regelrecht heen... en toen Hij kwam... al gauw kwamen zij in moeilijkheden. Hier was de Vuurkolom boven hen. Ik weet niet of zij het allemaal zagen, of niet. Tenminste Mozes zag het en het was boven hen en zij keken ernaar. En toen zij kwamen... Om te zeggen of zij het niet zagen... Ik weet niet of zij het wel of niet zagen. Het ging voor hen uit, de Bijbel zei dat het er was.
136 Er staat: "De Ster ging voor de wijzen uit." Niemand zag het dan de wijzen. Het ging over elke sterrenwacht heen. Zij hielden de tijd bij door de sterren. Niemand zag het, alleen de wijzen. Het was voor hen om te zien en de wijzen waren het voor wie de Ster was gezonden.
137 En de Vuurkolom was gezonden naar Mozes en Mozes werd gezonden tot de kinderen Israëls. En zij werden verondersteld Mozes te volgen. Zij konden Mozes zien en Mozes zag het licht. Daar gingen ze, toen werden zij geleid. En terwijl zij uittrokken, kwamen zij bij de Rode Zee. En alles wat ze... Zij hadden nooit meer tekenen en wonderen, enzovoort, plaats zien vinden terwijl ze nog in het oude land Egypte waren. Maar toen ze daar buiten kwamen op hun reis (pas bekeerd en uitgeleid), toen kwamen ze al gauw in moeilijkheden.
138 God houdt ervan u in moeilijkheden te brengen. Hij houdt ervan om moeite te sturen om te zien wat u ermee zal doen. Dus Hij sloot gewoon de Rode Zee, en het eerste wat gebeurde, weet u, Hij liet hen regelrecht tot die plaats marcheren en zond Farao toen achter hen aan. Ziet u hoe graag God dat doet? Hij houdt ervan om Zijn macht en Zijn liefde te tonen. Hij is God en Hij houdt er gewoon van om u te tonen wie Hij is. Amen! En de moeite van vandaag is dat de mensen zeggen: "O, die dagen zijn voorbij." Nu, hoe kan God Zichzelf tonen wanneer zulk spul wordt onderwezen? Maar God houdt ervan Zichzelf te manifesteren.
139 Hier komen de kinderen Israëls, wandelend in het licht; Mozes gaat voor hen uit. Daar waren ze: "Kom, daar is de weg. God roept, we trekken weg. We gaan naar het beloofde land. O, halleluja!" Hier waren ze, jubelend en springend en hadden een goede tijd, weet u. Maar al gauw, weet u, keken ze om en zeiden: "O, wat betekent dat stof?"
140 En één van hen klom op een heuvel en zei: "O, o, ach! ach! Het is Farao's leger!!"
141 God zei: "Waar bent u zo bevreesd voor? Hebt gij niet geloofd wat Ik daarginds deed? Waar maakt u zich bezorgd over? Waarom maakt gij Mij toornig?"
142 En toen zij daar beneden kwamen ging Mozes heen en deed voorspraak bij God. God opende gewoon de Rode Zee en zij gingen erdoor; sloot de vijand in. Dat is de wijze waarop God het doet. Wordt niet bevreesd. Wordt niet helemaal opgewonden. Wees niet opgejaagd. Gij verbittert God.
143 Wat deed Hij toen? Kijk, zoals: "Wel, wij hadden één grote beproeving. Prijs God, wij zijn erdoor gekomen. We zullen er niet meer krijgen. Wij zijn onderweg naar het beloofde land." En Hij leidde hen regelrecht de woestijn in waar geen water was. Ziet u? Zou u zich dat kunnen voorstellen? God met Zijn geheiligd, heilig volk, leidde hen regelrecht in deze val, haalde hen toen uit die val en leidde hen regelrecht daarheen waar geen water was. Terwijl Hij hen langs een of andere weg had kunnen nemen waar wel water was. Wel, Hij zou een rivier hebben kunnen maken, langs de hele weg, als Hij dat had gewild. Hij had elke berg in vreugde kunnen laten uitbarsten, water vijftien meter hoog in de lucht laten spuiten, als Hij dat had gewild. Zeker, dat kon Hij. Maar als Hij dat had gedaan, dan was het te gemakkelijk geweest. O my, geprezen zij de Naam des Heren!
144 "Waarom liet God dit gebeuren, broeder Branham? Waarom heeft God...?" God doet dat. Laat Hem begaan, wandel gewoon door. Dat zijn Gods zaken. "De voetstappen van de rechtvaardigen worden door de Here beschikt." Jazeker! Wat voor verschil maakt het?
145 "Ik verloor al mijn geld, broeder Branham." Wel, prijs God hoe dan ook!
146 "O, ik deed dit en er gebeurde dit, de storm deed mijn huis omwaaien."
147 O, prijs God hoe dan ook. "De Here heeft gegeven, de Here heeft genomen. Geprezen zij de Naam des Heren." Blijf gewoon doorwandelen, het is alles de glorie van God. God weet wat Hij doet. [Broeder Branham zingt:]
Sommigen door het water, sommigen door de vloed.
Sommigen door zware beproevingen, maar allen door het Bloed.
(Dat is de wijze waarop Hij ons leidt.)
148 Dat is waar. O my! Ik voel me alsof ik kan stoppen en schreeuwen. Dat is de wijze waarop Hij zijn dierbare kinderen leidt. O, kunt u het niet voelen? Nu, ik ben geen psycholoog, maar kunt u niet gewoon die lieflijke Geest voelen die over het gebouw stroomt? Wat als onze ogen zouden opengaan, nu op dit moment, en zien wat er rond de zijkanten van deze muren staat en overal langs de zijpaden?
149 O, Elisa op een morgen, toen die jongen zo blind was als hij maar kon zijn, zei: "Kijk naar die Syriërs daar." Hij antwoordde: "Maar er zijn er meer bij ons." Hij zei: "Ik kan niemand zien." Hij zei: "Heer, open die jongen zijn ogen."
150 Hij keek langs die profeet, en overal in de rondte... de bergen stonden in brand en vurige paarden en wagens van vuur. Toen was hij overtuigd.
151 Hij zei: "Wij zullen naar buiten gaan en ze met blindheid slaan." En ze hadden hun gezichtsvermogen net zo volmaakt als ze ooit hadden, maar zij waren blind voor hem. Hij zei: "Zoekt u allemaal Elisa?" Ze zeiden: "Ja meneer."
152 "Kom mee, ik zal u tonen waar hij is." En dat was hij zelf die hen leidde. Zij wisten het niet.
153 Zo is het vandaag. Christus is hier! De Heilige Geest is hier en doet dezelfde dingen die Hij altijd heeft gedaan en de wereld is er blind voor! En zij weten het niet. "O, ik weet dat zo net nog niet, mijn voorganger..." O, arme, vervallen mensen! Ziet u wat ik bedoel? Zij zijn er blind voor. Zij weten het niet. God is aan het voortleiden.
154 Nu, zij komen bij de woestijn Sin. Er was daar geen water. God had het al voorzien. O, ze vonden een poel water, en ze zeiden: "Dit is het." En ze konden het zelfs niet proeven. O, het was afschuwelijk. My, het was erger dan honderd procent zwavel. Ziet u, net als verrotte eieren, weet u. "O my, het is afschuwelijk." Het was vergif. Nu, het werd de woestijn van Sin genoemd. Verschillende palmbomen groeien daar en het beekje waar die palmen groeiden... Toen zei Mozes: "Ga niet..."
155 Maar God zei: "Waarom hebt gij... Waarom hebben zij Mij... Waarom verbitteren zij Mij? Wel, als Ik dat vroeger deed kan Ik dan niet iets aan deze situatie doen?"
156 Als Hij u uit een aanval van ziekte bevrijdt, kan Hij u dan niet bevrijden van iets anders? Hij haalde u uit één moeilijkheid. Kan Hij u niet uit een andere halen? Prijs God als Hij mij uit de zonde trok, dan kan Hij mij ook uit het graf trekken. Hij is God. Wat voor verschil maakt het? Ga gewoon door, houdt uw oog op Hem gericht.
157 Hij zei: "Als Ik de Rode Zee achter u sloot en die Egyptenaren verdronk, kan Ik dan niet iets doen met dit water? Waarom vertoornt gij Mij?" O, uw ongeloof! "Gij verwekt Mij tot toorn, vanwege uw ongeloof."
158 Nu, het woord zonde wordt hier gebruikt; verbitterd. Maakte... de reden dat zij het deden, zij geloofden niet. Zij gingen nooit uit om te dobbelen, en dat soort dingen. Zij gingen nooit op stap met de vrouw van iemand anders en om leugens te vertellen. Dat deden ze niet. Maar dat is ook geen zonde om mee te beginnen.
159 Leven in overspel is geen zonde. Roken en pruimen, drinken, dobbelen, vloeken, vervloeken, enzovoort, dat is geen zonde. Dat zijn de attributen, eigenschappen van ongeloof. U doet dat omdat u een ongelovige bent. Als u een gelovige bent, doet u dat niet. Dat is de reden dat Jezus zei: "Hij die Mijn woorden hoort en gelooft Hem die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven." Niet zegt dat hij gelooft, maar die werkelijk gelooft. Dat is het. Dat neemt al uw uiteindelijke bewijs weg. Ziet u? Daar hebt u het. (Niet, "hij die Mijn woorden hoort en jubelt"; niet, "hij die Mijn woorden hoort en in tongen spreekt"; niet, "hij die Mijn woorden hoort en bloed aan zijn handen heeft of in zijn gezicht", of wat maar meer.) Dat is het niet. "Hij die Mijn woorden hoort en gelooft in Hem die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven, en zal nooit in het oordeel komen, maar is overgegaan van dood in leven."
160 Wat is zonde? Ongeloof! Er kan iets opkomen, en in plaats van regelrecht naar de Schrift te gaan en uit te vinden of het waar is of niet, zegt u: "Aha, ik... ik eh, eh." Ziet u? Daar gaat u. "Ik zal gewoon doorgaan als de Presbyteriaan die ik ben. Ziet u, ik..." Ga door. Blind! En u verbittert God.
161 Wanneer God iets doet, dan verwacht Hij dat het volk het vastgrijpt. Maar in plaats daarvan: "Weet u, o wel, ik weet niet wat ik daar mee aan moet." Ziet u? Hij verwacht dat de mensen het grijpen. Als u er bezorgd genoeg om bent, zet u dan neer met de Schrift, neem het door en doorzoek het van voren naar achteren om te zien of het gebeurde; of het voorzegd is dat het zou komen te geschieden, enzovoort. Dan zult u het aanvaarden. Amen.
162 Nu let op:
Als er gezegd wordt: Heden indien gij Zijn Stem hoort, verhardt uw harten niet zoals bij de verbittering. (Toen God verbitterd over hen was, ziet u.)
Wie waren het dan, die, hoewel zij (de stem) gehoord hadden, (ze hoorden het Evangelie dat Mozes predikte) (God) verbitterden? Waren dat niet allen, die onder Mozes uit Egypte waren uitgegaan?
163 Hoevelen weten hoeveel mensen werden gered uit die oorspronkelijke groep die er uitkwam? Hoeveel? [Samenkomst antwoordt: "Twee." – Vert] Twee, dat is waar. Hoevelen weten hun namen? [Samenkomst antwoordt: "Kaleb en Jozua." – Vert] Ja, dat is waar. Kaleb en Jozua, de enige twee uit de twee miljoen ongeveer.
164 Luister hiernaar:
En van... (Het is het zeventiende vers) En van wie heeft Hij een afkeer gehad, veertig jaren lang? (Vanwege hun ongeloof.) Was het niet van hen, die gezondigd hadden (niet geloofden)...
165 Neem het woordenboek en ontdek wat zonde betekent, neem het Bijbelse woordenboek; het is ongeloof. Ongeloof is zonde! "Hij die niet gelooft is reeds veroordeeld", Johannes 4, ziet u? "Is reeds veroordeeld!"
... wier lijken in de woestijn lagen?
Aan wie anders zwoer Hij, dat zij tot Zijn rust niet zouden ingaan...
166 Uw ongeloof... Oh, hoe zal ik ooit door mijn hoofdstuk heenkomen. Maar kijk, dat is wat er aan de hand is met dit land vandaag. Tekenen en wonderen zijn door dit land getrokken. Wat doen ze? Voortdurend keerden ze het de rug toe. En Hij zei: "Ik zal zweren dat Ik hen niet in het land zal laten binnengaan waarnaar zij op weggingen."
167 Wat is er aan de hand met deze grote kerken vandaag? Hun ongeloof heeft God verbitterd. Halleluja! Hij is bij machte om van deze stenen, kinderen Abrahams op te wekken. Hij probeerde om het Evangelie aan hen te geven, en zij verhardden hun harten. Zij maakten zichzelf cultussen en zij maakten kleine denominaties en: "Wij geloven dit en niets anders." En God kon niet binnenkomen. Waar zijn zij vandaag? Staan op een zijspoor.
168 Gods kleine getrouwe groep trekt regelrecht verder met tekenen en wonderen. Hij stelt ze op de proef. Elke zoon die tot God komt moet eerst beproefd, getest en groot gebracht worden als kind.
169 Het eerste kleine voorval dat er gebeurde: "O, wel, misschien is het toch eigenlijk niets." U bent een onecht kind en niet een kind van God.
170 Want een kind van God is het Zaad van Abraham, die de dingen die niet waren noemt alsof zij waren. "God zei het zo!" En ze blijven gewoon doorgaan. Amen. Ongeacht wat er wordt gezegd, of wat anders ook, zij gaan door hoe dan ook. "God zei het zo!"
171 Vijfentwintig jaar wachtte hij op die baby, ongeacht hoe tegenstrijdig het was. En hij scheidde zichzelf af van die ongelovigen (amen) zodat hij kon geloven. O my, ik voel mij gezegend. Denk het u in. U moet uzelf afscheiden van het dogma van de wereld: "Ach die dagen van de wonderen zijn voorbij. Er bestaat niet zoiets als dat. Dat is fanatisme." Scheidt u uzelf af!
172 De Bijbel zei: "Kom uit van hen en scheidt u af, spreekt de Here, en Ik zal u aannemen." Hoe wonderbaar. "Ik zal u aannemen, nadat u zichzelf hebt afgescheiden. Gij zult Mijn kinderen zijn en Ik zal uw God zijn. Scheidt uzelf af en ga niet één juk aan met ongelovigen." Dat is waar.
173 Een jonge man gaat trouwen met een of ander meisje dat niet gelooft, of een jong meisje trouwt een jongen die niet gelooft. Zij behoorden dat niet te doen. Het kan mij niet schelen hoe knap hij is en... of hoe knap zij is en wat voor grote ogen ze heeft. Dat zal allemaal vergaan een dezer dagen. Maar broeder, uw ziel zal voor immer leven. Wees zorgvuldig met wat u doet. Als zij geen werkelijke gelovige is, of hij geen werkelijke gelovige is, gaat u dan niet zo'n juk aan. Blijf weg van dezulken, het zal u moeite veroorzaken onderweg.
174 Nu luister, het zeventiende vers.
En van wie heeft Hij een afkeer gehad, veertig jaren lang? Was het niet van hen, die gezondigd hadden en wier lijken in de woestijn lagen?
Aan wie anders zwoer Hij, dat zij tot Zijn rust niet zouden ingaan,...
175 Zij trokken uit, maar... Zij zagen de wonderen, maar zij kwamen nooit in het beloofde land. Slechts een uitgekozen aantal van twee gingen het beloofde land binnen.
176 Nu, wat doet Paulus? Hij spreekt nu tot de Christenen. Laat het u niet overkomen met ditzelfde Evangelie dat destijds werd gepredikt, met tekenen en wonderen en de Vuurkolom die hen leidde... en als deze dingen opnieuw gaan plaats vinden, valt u dan niet langs de weg door ongeloof, door te gaan twijfelen, want hun lijken vielen in de woestijn.
177 Nu, we komen er nu snel op, let goed op:
... dan aan hen, die ongehoorzaam geweest waren.
Zo zien wij, dat zij niet konden ingaan wegens hun ongeloof. (Hij noemt het de ene keer "zonde" en hij noemt het de volgende keer "ongeloof"; ongeloof is zonde.) ... dat zij niet konden ingaan wegens hun ongeloof.
178 Zij zagen die profeet Mozes, ze zagen wat hij deed; zagen wat hij zei. Het was de waarheid, elke keer. Hij ging regelrecht door met de waarheid. Deze Vuurkolom zou voor hem verschijnen. Zij aanschouwden het; zij zagen het.
179 Paulus probeerde hier even later op te komen, op de ervaring die hij had. Ziet u? Hij probeerde verband te leggen met de ervaring, hij typeerde het met het Oude Testament. Hij zei: "Nu zijn wij in wat nieuws binnengegaan, in deze nieuwe bedeling, door Jezus Christus." In oude tijden verscheen de Here aan hen door de profeten; maar nu deed Hij het door Zijn Zoon, Jezus. Ziet u? En hij gaat de ervaringen typeren om ze te tonen wat had plaats gevonden, hoe, met tekenen en wonderen en alles wat er geschreven staat.
180 Nu zei hij:
... zij konden niet ingaan wegens hun ongeloof. (Zij geloofden niet!)
181 Maar nu, wij die een bedeling zullen binnengaan... En verhardt u uw harten niet. Doet u niet zoals zij in de dagen van de verbittering, toen zij God verbitterden. Hoe deden ze het? Niet door immoreel te leven. Laat mij u dit goed duidelijk maken.
182 U zegt: "Broeder Branham, ik ga naar de kerk." Dat is in orde.
"Ik heb nooit in mijn leven gelogen." Dat is fijn.
183 "Ik heb nooit gestolen." "Ik heb nooit dit of wat ook gedaan." Dat is erg fijn. Dat is allemaal goed, maar dat is nog steeds geen zonde. De zonde is wanneer God Zichzelf toont en u gelooft het niet. U wilt er niet naar luisteren.
184 "Ach", zegt u, "mijn kerk leert dat niet." Zolang de Bijbel het leert en God het bewijst, komt het daar op aan.
Nu, let even een ogenblik op. Nu zullen we beginnen over iets héél, héél dieps. Nu, stop uw geweten in uw vestzakje tot u buiten komt.
185 Nu, let nu héél goed op:
Laten wij daarom op onze hoede zijn, dat niemand van u, terwijl nog een belofte van tot Zijn... (zijn, haar: persoonlijke voornaamwoorden)... (wat?) ...tot Zijn rust in te gaan bestaat, de indruk zou wekken achter te blijven.
186 Nu, Paulus probeert hun in het voorgaande hoofdstuk over al deze dingen te vertellen, maar nu tracht hij hun te zeggen wat het is. O, hebben we nog tijd? Ik... misschien wachten we liever tot vanavond. Het wordt laat en we zullen nog een gebedsdienst hebben. Misschien nemen we het liever vanavond, omdat dit werkelijk vol vitaminen zit (geestelijke vitaminen). Er is veel te doen en ik heb het druk deze middag.
Laten wij daarom op onze hoede zijn,... omdat er een belofte...
187 Nu, hadden zij een belofte voor het beloofde land, daar in Egypte? En toen God neerkwam om deze belofte werkelijkheid te maken... Wel, God zei tegen Abraham, honderden en honderden jaren tevoren, dat Hij het zou gaan doen. Het was Schriftuurlijk.
188 Jozef zei: "Haal mijn beenderen hier niet vandaan totdat gij naar het beloofde land gaat. En begraaf mij daar bij de rest van mijn vaderen." Want hij wist dat de opstanding zou komen, wanneer Jezus opstond uit de dood; omdat hij had geweten wat Job zei.
189 Ziet u, elk van die profeten wist precies wat de andere profeet had gezegd en wist dat hun geest hetzelfde was en zij keken uit. O, broeder, daar houd ik van. Het behoorde ons los te schudden uit onze toestand van heen en weer geslingerd te worden. Zij hadden hun ogen niet op wat de mensen zeiden, maar op wat die profeten zeiden; elk van hen zag ernaar uit.
190 Abraham zei: "Begraaf mij precies hier waar Job werd begraven." Hij zei: "Sara, ik zal een stuk grond gaan kopen en we zullen hier begraven worden."
191 Izaäk was een profeet na zijn vader, hij zei: "Luister! Begraven jullie mij niet ergens anders, niet hier in Egypte, maar nemen jullie mij mee terug in het beloofde land. Begraaf mij hier."
192 Jakob stierf daar in het beloofde land, maar zei tot zijn zoon die een profeet was: "Je weet dat op een avond de Engel mij in de zij aanraakte en ik ben sindsdien altijd mank geweest. Kom, leg je hand..." (O, genade) "Mijn profetenzoon, ik ben oud en ik ben blind; maar leg je heilige hand, omdat je zelf een profeet bent, leg hem op de plaats waar de Engel Zijn hand had, en zweer bij de God des hemels dat je me hier niet zult begraven."
193 Geprezen zij... Kunt u de geestelijke openbaring zien van het Woord? Wel, de helft van hen wist... negentig procent wist niet waar hij over sprak, maar hij wist waar hij over sprak. "Leg je profetenhanden op deze plek waar de Engel Zijn hand legde. Ik was eens een grote, sterke man, een robuuste lafaard, maar Hij raakte mij aan en sindsdien ben ik een kreupel man geweest. Maar ik ben altijd een vorst geweest sinds ik kreupel werd. De hele tijd sinds ik de wijze van mijn wandel veranderde, ben ik een vorst geweest." (Ja.) "Leg je hand hier en zweer bij de God des hemels, dat je me hier niet zult begraven." Waarom? Niemand wist waar hij over sprak. (Jozef wel!) Hij zei: "Neem mij mee naar ginds, begraaf mij in dat beloofde land." Daar was het. Zeker.
194 Toen Jozef jaren later stierf, zei hij: "Begraven jullie mij niet hier, maar zie naar mijn gebeente wanneer jullie voorbij trekken, want op een dag zal je hier uitgaan en wanneer jullie gaan, neem mijn beenderen dan met jullie mee."
195 Daar hebt u het. Laat de wereld zeggen wat ze willen en doen wat ze willen. Geprezen zij de Naam van de Here. Houd mij in Christus, al word ik ook van alles genoemd, een fanatiekeling of een heilige roller. Op een dag komt Hij en zij die in Christus zijn zal God met Zich meebrengen, wanneer Hij komt. Het is alles een geestelijk geopenbaarde waarheid die hier ligt en er is een geestelijke gezindheid voor nodig om het te vatten. Laat het tot rust komen gedurende de dag, denk er aan. Zelfs als u het zonder uw middageten doet, denk er aan.
196 En vanavond zullen we op Zijn rust ingaan, die was gebleven en zien wat deze belofte vandaag is. Wat is deze zaak vandaag? Als God het niet hier in de Bijbel heeft (en het bewijst, dat het regelrecht hier nu is), dan ben ik een valse profeet. Dat is precies waar. Maar het is hier! Wat is deze rust?
197 Hij zei:
... Laten we daarom op onze hoede zijn,... terwijl nog een belofte bestaat om binnen te gaan... (Precies zoals zij deden.)
198 En het moet dezelfde belofte zijn. Het moet dezelfde rust zijn. Het moet dezelfde God zijn. Het moeten dezelfde tekenen zijn. Het moet dezelfde zaak zijn. Maar laten we rusten. Nu wat is het? Moge de Here het ons toestaan vanavond, terwijl we onze hoofden buigen.
199 Gezegende Here, slechts de eeuwigheid zal de grootse dingen openbaren die wij nu samen delen met elkaar. Klein is het voor velen die zijn bestemd voor het oordeel. Zoals Gij hebt gezegd in het boek Judas, dat "mannen van ouds, die reeds lang tevoren tot dit oordeel waren bestemd, de genade van onze God in losbandigheid zouden veranderen." En velen vandaag prediken het Evangelie (de genade van God) en verdraaien het tot een geldinzamelingsprogramma. Zij hebben een grote kerk en de meesten in de zondagsschooldienst; nemen de genade van God en veranderen het in losbandigheid. En de wereld is blind en ze gaan voort als blinde varkens, zij begrijpen het niet.
200 O God, open ons begrip. Laat ons begrip niet zijn als de kinderen van deze wereld, want Gij hebt gesproken in Uw Woord dat de kinderen van deze wereld wijzer zijn dan de kinderen des lichts. In het begin was het zo. De kinderen van Kaïn werden grote vooraanstaande geleerden. Zij werden grote opvoeders. Zij werden bewerkers van materiaal. Zij maakten enorme vooruitgang, zij waren erg religieus, maar werden veroordeeld en verdronken in het oordeel en hun lijken dreven op het water en hun zielen gingen naar de hel.
201 En Jezus ging heen en sprak tot hen toen Hij stierf. "En ging naar de hel en predikte tot de zielen die in de gevangenis waren, die zich niet bekeerden in de lankmoedigheid, in de dagen van Noach", zeggen de Schriften. En God, toen Hij op aarde stond, zei: "Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het zijn in het komen van de Zoon des mensen."
202 Maar dan letten we op de afstammingslijn van Seth: nederige mensen, werkelijke mannen van God, niet al teveel wetend van de dingen van de wereld, niets gevend om de dingen van de wereld, maar hadden elke last terzijde gelegd en hadden God geloofd en werden profeten en grote mannen in het koninkrijk. Terwijl de anderen, de andere religieuze wereld om hen lachte en gekheid over hen maakte. Maar het uur kwam dat de vloed en het oordeel kwam.
203 Zo was het met het komen van Jezus Christus. Wat lachten zij en maakten ze plezier over Hem, omdat ze hun eigen religies en hun eigen grote kerken hadden. Maar ze maakten plezier over de Morgenster en zij lachten om Hem. Maar toch gingen zij het oordeel in; en toen zij vluchten en in Jeruzalem gingen, aten ze daar hun eigen kinderen om niet te sterven van de honger en hun bloed vloeide uit de poorten van de straat toen zij de stad en de tempel verbrandden. En hun zielen gingen naar de hel.
204 Heer, hier zijn wij opnieuw bij de derde keer. Dit is de laatste keer. Drie is het getal des levens en hier zijn wij gereed voor de opname. De kerk gaat door; de grote wetenschappelijke wereld,... de kerken vandaag zitten vol twijfelende gelovigen, tienduizenden met hun naam in het boek (ja, miljoenen) en ze zouden lachen om het Evangelie en zeggen dat "ze ongeletterden zijn en dat ze het niet weten". Misschien is dat zo, Heer, maar wat we tekort komen aan opleiding, vult U aan in genade, door uw Licht-engel te zenden, door Zijn kracht te manifesteren, door de woorden te bevestigen aan diegenen die arm zijn en ongeletterd zoals wij. Maar hierom houden wij van U, omdat het de genade van God is die het heeft gedaan en wij weten dat wij geboren werden en dat we helemaal niet lieflijk waren; we waren zeer onbeminnelijk. Maar Gij, door Uw genade, strekte Uw genadige hand uit en hebt onze ogen geopend, daar Jezus voor ons gebeden heeft; zoals Elia deed voor Gehazi toen hij keek om om zich heen te zien. En vandaag zijn onze ogen open en we zien de dingen van God en weten dat we door de eindtijd gaan waarin de dagen van de heidenvolken ongeveer voorbij zijn en Hij een volk zal nemen voor Zijn Naam. Laat ons daarin ingesloten zijn, Heer, nederig vragen we het U. Wij bidden dat U het zult toestaan.
205 Zegen ons. Zegen dit kleine gehoor deze morgen. Het is samengesteld uit allerlei typen religies en geloven, maar ze leggen die terzijde vandaag, God. En mogen ze recht naar Calvarie kijken en zeggen: "God, kneed mij en vorm mij. Ik ben als de..." De profeet zei dat hij heenging naar het huis van de pottenbakker opdat hij verbroken mocht worden en opnieuw gevormd. Kneed ons en vorm ons naar de wijze waarop God ons wil hebben. Ongeacht of we nu de deurmat moeten zijn in het huis van de Here. Ik zou liever de deurmat willen zijn dan in de tenten der goddelozen te wonen. En geef het Heer. Zegen ons nu en houd ons nederig. Laat onze harten open zijn, onze gedachten helder voor de dingen van God, want wij vragen het in Christus' Naam.
206 Met onze hoofden gebogen, vraag ik mij af of er iemand wil dat er aan hem wordt gedacht in een woord van gebed, voor de redding van uw ziel? Zou u uw hand op willen steken. Is dit een zondaar? God zegene u, jongeman. Nog iemand anders? God zegene u daar achter, meneer. God zegene u, dame. Nog iemand anders die graag in gebed gedacht wil worden, voor uw ziel? God zegene u, meneer, met uw hand opgestoken. En God zegene u, en u hier, wonderbaar! Zou er nog een ander zijn, vlak voordat wij sluiten? Ik voel dat ze er zijn. God zegene u daar achterin, meneer daar achteraan.
207 Nu, kijk, ik wil u iets vragen. Ik wil helemaal niet dat u denkt dat dit is vanwege deze kleine tabernakel. Ik wil niet dat u denkt dat het is omdat het deze mensen zijn. En genadige God, denk niet dat het is vanwege de Engel van de Here, dat Hij de foto met mij liet nemen en ik... en zoiets dergelijks... om te doen. O God, als ik mij op die wijze voelde, dan broeder, dan zou ìk naar het altaar moeten komen in plaats van het u te vragen. Maar ik zeg dit alleen, ik zeg dit alleen door de Schrift, opdat u zult zien dat dit de waarheid is. Als ik het zei, en dat zou alles zijn wat het was, en doorgaan net als elke andere prediker of zoiets anders, of wie anders dan ook, dan zou het anders zijn. Maar ziet u, de zaak is, dat God regelrecht weer terug komt en bewijst dat het de waarheid is. Ziet u? Dat is wat het werkelijk maakt: God die het bewijst. En dan niet alleen dat, maar Zijn Woord zegt dat Hij het zal doen. Hier doet Hij het.
208 Nu, als u niet goed staat, als uw hart niet in orde is met God, zou u dan gewoon uw hand op willen steken? Zeg: "Bidt voor mij." Goed, precies waar u bent. Ongeveer acht of tien handen werden opgestoken, van hen die genade willen voor hun ziel. Terwijl u uw hoofden heeft gebogen, bidt u nu. Bedenk, u bent degene die zich moet bekeren. Ik vraag alleen slechts voor u dat God genadig zal zijn. Maar dat is het altaar. God heeft u in een positie in uw geest gebracht; dat is het altaar. Wij geloven in het komen naar het altaar, zeker, maar dat is niet... dat heeft geen... Het is in orde. Maar uw werkelijke altaar is waar God u ontmoet; en Hij heeft u ontmoet, regelrecht daar waar u zit. Dat is uw altaar.
209 Zeg nu: "God wees mij zondaar genadig. En van deze dag aan, als U mij zult helpen, zal ik voor U leven. Ik zal U dienen. Ik bekommer mij er niet om wat wie ook maar zegt; ik stap uit deze morgen, ik ben hier nu in gebed; neemt U deze oude, onbeschaamde geest van mij weg. Neemt U deze opvliegendheid van mij weg. Ik weet dat ik mij niet op die manier kan gedragen en recht kan staan voor God. Ik heb vijandschap in mijn hart. Ik ben afgunstig. Ik heb wrok. Ik heb dit en dat. Neem het eruit, God. Ik wil niet zo zijn. Maak mij lieflijk en nederig en zachtmoedig. Maak mij vriendelijk. Maak mij zo iemand dat ik anderen voor U zou kunnen winnen. Laat mij iets voor U doen om waardering te tonen in mijn leven." Dat is het gebed dat u nu bidt, terwijl wij samen bidden.
210 Hemelse Vader, zij zijn de Uwen. Zij zijn de vruchten van de boodschap deze morgen. Zij hebben hun handen opgestoken. Iets liet hun dat doen. Zij overwonnen de wetten van de zwaartekracht toen zij hun handen opstaken. Er was een geest in hen die een beslissing maakte. Zij hebben hun handen opgestoken dat zij de Schepper aanvaardden, die hen maakte.
211 En nu, Hemelse Vader, bid ik dat U hen zult zegenen en hun eeuwig leven geeft op dit moment nu. Er is niets wat ik kan doen (hen naar voren roepen, naar het altaar brengen, hen in een extra kamer brengen en al deze werken doen); U bent daarvoor nodig om het te doen, Heer. Wij kunnen niet meer doen dan het Woord prediken. U zei: "Geloof komt door het horen van het Woord, het Woord van God." Nu, wij hebben het Woord gepredikt en zij hebben hun hand opgestoken dat zij het geloofden. Geef hun nu immerdurend leven, omdat U beloofde dat U het zou doen. En als zij oprecht waren in het opsteken van hun handen, dan zullen zij uit dit gebouw gaan deze morgen als een lieflijke, zachtmoedige, nederige Christen. Omdat U het beloofde en Uw Woorden kunnen niet falen. Ik vraag het in Jezus Christus' Naam. Amen.
Nu zie ik uit, wachtend en verlangend,
Naar die schone stad, die Johannes neer zag komen.
In die schone stad (aanbidt nu), die parelwitte stad,
Daar heb ik een woning, een harp en een kroon.
Nu zie ik uit, wachtend en verlangend,
Naar die schone witte stad, die Johannes neer zag komen.
212 Houdt u niet van Hem? De boodschap is nu voorbij. Dit is aanbidding. We komen niet alleen naar de gemeente om een boodschap te horen. We komen om te aanbidden. Vergeet de persoon naast u. Aanbid Hem. O, hoe prachtig, hoe wonderbaar. Vertel Hem gewoon in uw... U hoeft het Hem niet hardop te zeggen. Zeg het Hem gewoon in uw hart. "Ik heb U lief, Here. Vergeef mij mijn zonden." O my.
... parelwitte stad,
Daar heb ik een woning, een harp en een kroon.
Nu zie ik uit, wachtend en verlangend,
Naar die witte stad, die Johannes neer zag komen.
213 Onze Vader God, ontvang ons. Wij wachten terwijl wij luisteren naar het Woord. Verlangend, onze harten dorsten naar U, zoals het hert smacht naar de waterbeek. Zo dorst onze ziel naar U, o God, verlangend en wachtend. Wachtend op dat uur dat Jezus zal komen. Wachtend op de tijd dat we zullen worden opgeroepen de lucht in. Niet om voor de Rechter te staan in het oordeel. Het is al voorbij. We zijn dood voor de dingen van de wereld. Wij zijn binnengegaan in Christus en Hij nam ons oordeel. Hij is nu onze advocaat bij de rechterstoel. Onze gezegende advocaat die op onze belijdenis onze zaak bepleit, totdat we weten dat wij onwaardig zijn, zoals een dierbare oude zuster deze morgen zei in haar getuigenis, haar penninkjes brengend: "Sinds ik hier kom heb ik geleerd, dat het niet míjn heiligheid is, het is Gods heiligheid."
214 Waarlijk, Here, we onderwijzen de mensen dat er niets goeds is in de mens, niet één ding. "Wat is de mens dat Gij hem gedenkt?" Het is echter de genade van God die ons verschenen is. Wij vertrouwen alleen in Zijn verdiensten, niet in die van onszelf. En we aanbidden U, allerheiligste God, voor Uw goedheid om ons in te sluiten in Uw groot Koninkrijk en in Uw grote plan. Wij ontvangen U in onze harten in geloof. En door genade geloven wij het, dat U het ons hebt gegeven voor de heerlijkheid van God, voor de dienst van God.
215 Nu, Here, genees de zieken deze morgen, als zij naar voren komen voor gebed. Geef hun die vreugde, hun verlangen om gezond te zijn. Laat ze weten dat deze kleine, lichte aanvechting die op hen gelegd is, slechts een kleine beproevingstijd is. God weet er alles over. Hij deed het om te zien wat we ermee zouden doen. Hoe God ons uit deed stappen en dat volbrachte werk opeiste. Moge u... Mogen ze U niet verbitteren door hier en daar heen te lopen, naar binnen en naar buiten. "Wel, ik weet dit niet en dat niet en..."
216 Here, mogen ze een vast standpunt innemen en zeggen: "Heer, U was degene die mij redde. U was degene die deze dingen voor mij deed. Ik geloof U en ik vertrouw U vandaag." Ik bid dat Gij dit toe zult staan aan de mensen in Christus' Naam. Amen.