Hebreeën, hoofdstuk 4
Door William Marrion Branham2 We proberen elke dienst een deel te nemen van... Ik onderwijs uit het boek Hebreeën; dat hebben we nu de afgelopen weken gedaan. En nu, zo de Here wil, zullen we woensdagavond verdergaan, en dan op zondagmorgen en zondagavond verder doorgaan, zolang ik hier deze tijd zal zijn. Niet een opwekking, maar het is een opwekking... een samenkomst van onze normale avonden. En dus zijn we erg, erg blij om deze tijd te hebben om samen te komen met onze goede vrienden vanuit de steden rondom, uit de omgeving van de Falls steden hier. En als het ons zou gebeuren dat er een afzegging kwam of zoiets, dan zou het mogen zijn dat de Here ons tamelijk spoedig zou leiden naar... Misschien zouden we een paar avonden kunnen hebben in het gymnasium of zoiets, over een poosje, als de Here ons zo zou leiden. Op een plek waar we onze mensen bijeen zouden kunnen krijgen. En we zagen mensen aankomen, teruggaan en zeggen: "Er was geen plaats om binnen te komen." Natuurlijk, de tabernakel is ontzettend klein. Er kunnen slechts zeer, zeer weinig mensen een plaats vinden en we zijn gewoon zo blij dat u gewillig bent om te komen zitten in de hitte om het Woord van de Here te horen. En we bidden dat God u buitengewoon overvloedig zal zegenen en u zal helpen.
3 En nu vanavond willen we beginnen bij het vierde hoofdstuk. Hoevelen waren hier deze morgen? Laat mij uw handen even zien. O, dat is wonderbaar, praktisch allen van u. Wij zijn bij het begin van het vierde hoofdstuk van het boek der Hebreeën. En o, wat een wonderbaar boek. Verheugt u zich erin? En het is het vergelijken van Schrift met Schrift.
4 En Paulus, voordat hij ooit getuigde van zijn ervaring, moest hij eerst naar Arabië gaan en ontdekken door het Woord of het de Waarheid was. Daar houd ik van. En in de les van deze morgen ontdekten we, in de lering deze morgen, dat Christus dezelfde was gisteren, vandaag en voor immer. En Paulus ontdekte dat dezelfde Vuurkolom, die de kinderen Israëls leidde, hem had ontmoet op de weg naar Damascus. We ontdekten dat de Vuurkolom, die de kinderen Israëls uit de woestijn naar het beloofde land leidde, Paulus ontmoette op de weg naar Damascus en Zichzelf Jezus noemde.
5 Toen ontdekten we de werkelijk hoogste Goddelijkheid van Jezus Christus. Dit hele Boek is een openbaring van Jezus Christus. En Hij kwam... En we ontdekken dat God eertijds op vele wijzen tot de vaderen sprak door de profeten. En in deze laatste dagen heeft Hij Zichzelf geopenbaard door Zijn Zoon Christus Jezus. En het Boek is van Genesis tot Openbaring niets dan één voortdurende, steeds weerkerende, openbaring van de Here Jezus.
6 En we ontdekken dat Hij degene was die in de brandende struik was. We ontdekken dat Hij diegene was die bij God was voor de grondlegging der wereld. En we ontdekken dat Hij in het Nieuwe Testament God en mens samen was. Toen Hij het Nieuwe Testament verliet om de hemel in te gaan, zei Hij: "Ik kwam van God en Ik keer terug tot God."
7 Toen Paulus Hem ontmoette, was Hij in dezelfde vorm als toen Hij Israël leidde: een Vuurkolom. En Paulus zag Hem recht in het gelaat, in zijn onbekeerde toestand en het veroorzaakte dat hij een oogkwaal had voor de rest van zijn dagen. Hij werd blind en gedurende verschillende dagen kon hij helemaal niets zien. Hij moest worden geleid naar de straat genaamd de Rechte.
8 En God had daar een profeet tot wie Hij sprak, genaamd Ananias, die door een visioen binnenkwam en zijn handen op Paulus legde en zei: "Broeder Saulus, ontvang uw gezichtsvermogen."
9 En dan ontdekken we dat diezelfde Heilige Geest, diezelfde Here Jezus tot Petrus kwam in de vorm van een licht en hem bevrijdde uit de gevangenis.
10 En we ontdekken dat diezelfde Here Jezus in deze dagen nog steeds in die Vuurkolom is, dat licht dat Zijn volk (Zijn gemeente) leidt, hetzelfde volvoerend, visioenen gevend; binnenkomend en handen leggend op de mensen door een visioen. De Here Jezus die afgelopen zondagmorgen thuis tot mij kwam en zei: "Er zou een man komen met zwart haar, grijzend. Hij was een Griek; zijn vrouw was van middelbare leeftijd en zou huilen bij het altaar..."
11 Enigen van hen hadden het verteld en wisten dat het aan het gebeuren was. Hij was gebrekkig, het evenwicht in zijn hoofd werkte niet, hij had zelfs geen macht meer over zijn voeten of zijn benen en hij was blind. En om het tot een dubbel bewijs te maken liet ik een kleine dame komen om eerst voor de zieken te bidden, keerde het toen om en liet broeder Toms komen om te bidden en wij die hier zaten letten op hoe het zich ontwikkelde. En toen ging ik heen en bad voor de zieken en liep terug. En ze kwam helemaal precies volgens het visioen en pakte me bij de arm en begon te huilen en zei dat Dr. Ackerman hen hierheen had gestuurd. Dr. Ackerman is een boezemvriend van mij. Katholiek. Zijn zoon is een priester in het klooster in St. Meinrad, daar in het zuiden van Indiana. En deze man kwam uit Jasper. En de Here genas hem uit die stoel vandaan, hij stond op en hij liep. Hij kon even goed zien als iemand anders en liep het gebouw uit, normaal en gezond. Alles door een visioen.
12 "Broeder Saul, de Here Jezus die aan u verscheen op de weg heeft mij gezonden opdat ik mijn handen op u zou leggen, opdat u uw gezichtsvermogen terug zou ontvangen en vervuld zou worden met de Heilige Geest." Wonderbaar.
13 Dan ontdekken we, ziende dat we dit geweldige heil hebben, dat we niet behoorden... dan zouden we niet kunnen ontkomen aan de straffen en de wraak van God, als we geen ernst maken met zulk een groot heil.
14 Nu, we zullen vanavond beginnen te lezen uit... te beginnen bij het vierde hoofdstuk van het boek der Hebreeën. Als iemand mee wil lezen, we hebben hier een paar Bijbels. Als ze er een willen, een van de helpers zal hem naar u toebrengen, als u uw hand opsteekt, deze Bijbels. Als een van de broeders hier wil... Er liggen daar twee Bijbels, geloof ik.
15 En nu zullen wij voortmaken, omdat we over een ogenblik avondmaal zullen hebben. En waar we vanavond gebleven zullen zijn, beginnen we woensdagavond opnieuw. Nu, ik geloof dat we vanmorgen begonnen te lezen bij het vijftiende vers.
16 Iemand zou mij niet mogen kennen omdat ik een bril opzet om te lezen. Ik word oud en ik kan nog steeds lezen, maar ik kan het niet snel pakken, speciaal wanneer ik hier fijn schrift heb, fijne druk.
17 En ik ging heen om mijn ogen te laten onderzoeken, om te zien of ik werkelijk mijn gezichtsvermogen verloor. Mijn ogen waren 10–10. Hij zei: "Maar je bent voorbij de veertig, zoon." Hij had iets voor mij om te lezen en zei: "Begin dit te lezen." En ik las het. En ik bleef steeds dichterbij komen en het ging langzamer en langzamer. En toen het ongeveer zo werd, stopte ik. Toen stelde hij het daarop voor 10–10 en ik kon het overal lezen. Maar hij zei: "Wat het is, wanneer je voorbij de veertig bent worden je oogballen plat."
18 Nu, ik kan mijn ogen inspannen en het gewoon zo dicht bij mij lezen, maar je moet turen... Dus hij maakte gewoon een paar glazen voor mij. En ik kon het zien, overal, wanneer het heel dichtbij mij is. Nu, als het bij mij vandaan gaat, dan kan ik helemaal niet met dit ding zien. Maar ik lees hieruit met mijn bril.
19 Nu, vanmorgen hadden we het laatste gedeelte van het derde hoofdstuk van Hebreeën. En o, wat een rijke kernpunten vinden we. Nu luister. Ik wil het opnieuw lezen zodat we een achtergrond kunnen krijgen nu, en niet erover spreken, gewoon het een beetje doornemen.
Als er gezegd wordt: Heden, indien gij Zijn stem hoort, verhardt uw harten niet zoals bij de verbittering.
Wie waren het dan, die, hoewel ze het Woord gehoord hadden,... hoewel ze het Woord gehoord hadden, (God) verbitterden? Waren dat niet allen, die onder Mozes uit Egypte waren uitgegaan?
20 Nu, daarin vonden we deze morgen dat Hij zei: "Verhardt uw hart nu niet, zoals in de dagen der verbittering." Dat is toen ze God tot toorn verwekten, omdat Hij hun Mozes had gegeven, Zijn profeet, en een teken dat met Mozes was. Hoevelen van u, van deze klas vanavond, weten wat dat teken was? De Vuurkolom. Hebreeën 13.
21 Nu, we weten niet of de samenkomst dat teken zag of niet. Maar Mozes zag het, want Mozes ontmoette Hem eerst in een brandende struik. Hij was een vuur. En de kinderen Israëls gehoorzaamden Mozes en verlieten Egypte. En zodra ze uit Egypte kwamen, ontdekken we dat God hen regelrecht in een val leidde. Terwijl Farao's leger achter hen was, en de Rode Zee aan elke kant; en God stelde hen op de proef en ze werden bevreesd. En het verbitterde God. Hij zei: "Waarom roept gij tot Mij?" Hij zei: "Spreek slechts en ga voorwaarts." Ik houd daarvan.
22 Nu, zij volgden Mozes, zoals Mozes de Vuurkolom en de Wolk volgde, en zij waren op hun weg naar het beloofde land. Prachtig beeld van de gemeente vanavond op onze weg naar het beloofde land, geleid door dezelfde Geest, zelfde tekenen en wonderen als waarvan God sprak.
23 Nu, let dan op, zij kwamen bij de woestijn Sin. De wateren waren "bitter", Mara. Waarom leidde God hen naar bittere wateren? Het lijkt alsof Hij hen naar goed water zou hebben geleid. Maar Hij leidde hen naar bittere wateren, zodat Hij hun geloof kon beproeven. Hij houdt ervan om het te doen. Hij houdt ervan om verdrukkingen over u te laten komen, tonend hoe Hij u Zijn liefde en Zijn kracht kan tonen. Hoe kunnen mensen vandaag, die niet geloven in de wonderwerking van God... Wanneer verdrukkingen komen, geven ze gewoon op, en gaan verder. Maar wij geloven dat God wonderen werkt. Hij kan niet... God heeft...
24 Luister naar dit: als God niet op dezelfde wijze handelt, als dezelfde omstandigheden zich voordoen, dan is God er schuldig aan partijdig te zijn aan Zijn volk. Gods oppergezag vraagt van Hem om in elk geval te werk te gaan zoals Hij deed in het eerste geval, of Hij was verkeerd toen Hij werkte in het eerste geval. Als God niet op dezelfde wijze handelt, zoals Hij deed in het eerste geval, als Hij anders handelt bij het tweede geval, dan handelde Hij verkeerd toen Hij bij het eerste geval handelde. Als God de zieken genas in het Oude Testament, zal Hij het gaan doen in het Nieuwe Testament en vandaag, of Hij deed het verkeerd toen Hij hen daar vroeger genas. Hij moet elke keer hetzelfde handelen. En Hij zal het doen, wanneer hetzelfde geloof in de juiste toestand komt. De fout ligt bij ons, niet bij God. Want wij zien Hem bij sommigen. En velen werken geweldige buitengewone wonderen. Wij weten dat. De criticus kan niet zeggen: "Het is niet zo", want wij zien Hem het bewijzen en daar is het.
25 Zij plachten te zeggen: "Toon mij een wonder!" Dat kunnen ze niet meer zeggen. De wetenschap kan het niet meer zeggen. Wij kunnen absoluut bewijzen aan de wetenschappelijke wereld... En de wetenschappelijke wereld heeft getuigenis afgelegd dat een bovennatuurlijk Wezen, in een vorm van een Vuurkolom, bij ons is. Hier is Zijn foto, en één hangt er in Washington D.C. vanavond. Het is dezelfde Christus!
26 Daarom, zoals het een poosje was, mijn predikerbroeders waren gewoon om tegen mij te zeggen: "O, broeder Branham, dat is de duivel. Speel daar niet mee." Het maakte me bevreesd.
27 En ik wilde het niet prediken, totdat God kwam en het openbaarde, dat Hij dezelfde Jezus is, Dezelfde. O, probeer het dan eens uit mij te schudden! Het kan niet gebeuren! Want het is de Schrift. Het is Gods Woord. Het is niet slechts een loze ervaring. Het is een ervaring die geruggensteund wordt door Gods Woord en Gods eeuwige gezegende belofte.
28 Nu, we merken hier dan, dat Hij zei:
Want sommigen waren het, die, toen ze gehoord hadden, (God) verbitterden.
Zeker! Zij werden er moe van, elke keer dat ze weer bij een plaats kwamen waar het er op aankwam. Wat zouden ze doen? Zij zouden opstuiven en het beu worden en terug willen keren en "Waarom gebeurde dit met mij?".
29 Een vreemde zaak deze morgen, nadat ik had gepredikt, net zo hard als ik kon, dat er velen naar het altaar kwamen en het zich afvroegen: "Waarom gebeurt dit met mij?" Ziet u hoe het gaat? Het gaat over het hoofd van de mensen heen. Het zijn gewoon dezelfde mensen.
30 Jezus zei: "Gij hebt ogen, maar kunt niet zien." Hij zei dat tegen de discipelen.
31 Ze zeiden: "Zie, nu spreekt Gij duidelijk, nu geloven we. Geen mens hoeft U iets te vertellen, omdat God het aan U toont."
32 Hij zei: "Gelooft u nu? Na al deze tijd?" Ziet u.
33 U moet aan niets twijfelen bij God. Want de voetstappen van de rechtvaardigen worden door de Here beschikt. En elke beproeving wordt op u gelegd om u te beproeven. En de Bijbel zei: "Zij zijn kostbaarder voor u dan goud." Dus als God u weer een paar echte aanvechtingen laat overkomen, bedenk, het is voor uw correctie. Elke zoon die tot God komt moet eerst worden gekastijd, door God beproefd, getraind als kind! Er zijn geen uitzonderingen. Elke zoon die komt! En deze aanvechtingen gebeuren of worden teweeggebracht om te zien welke houding u aanneemt. Ziet u, het is God, op dit testterrein. Dat is wat heel de aarde is, het is een testterrein, waar Hij u probeert te beproeven.
34 Nu luister, als we verdergaan, en ik wil het laatste deel ervan nemen.
Aan wie anders zwoer Hij, dat zij tot Zijn rust niet zouden ingaan... (Nu, daar is het waar wij vanavond op komen) ... niet zouden ingaan, dan aan hen, die ongehoorzaam geweest waren? [Engels: "niet geloofden" – Vert]
Zo zien wij, dat zij niet konden ingaan wegens hun ongeloof.
35 Nu, wat is zonde? Ongeloof! God was tot hen gekomen in een Vuurkolom. Hij zond Zijn profeet en zalfde hem en gaf hem tekenen om voor de mensen te volvoeren. En toen leidde de Vuurkolom door de profeet hen uit. In elke omstandigheid waarin zij kwamen begonnen zij te klagen en elke kleine fout te noemen die zij bij Mozes ontdekten, begonnen tegen hem te knorren en te kakelen. En het mishaagde God, omdat Hij zei dat ze zondigden.
36 Ze behoorden te hebben geluisterd. Maar in plaats daarvan, luisterden ze naar redenering. "Hoe kan het zijn? Hoe kunnen deze dingen zijn?" Als Hij God is, is alles mogelijk! En Hij zal maken dat alle dingen meewerken ten goede voor hen die Hem liefhebben.
37 Nu, wij gaan hier een geweldige studie beginnen, dat is over de "rust", de Sabbat. Nu, zij waren pelgrims op hun reis. Ziet u, zij waren vierhonderd jaar in Egypte geweest en in slavernij. En nu werden zij eruit gebracht door de wonderen Gods, in overeenstemming met Zijn belofte. En zij waren op weg naar het beloofde land. En hier verschijnt een bovennatuurlijk licht onder hen en begint hen te leiden.
38 Nu, sommigen van hen zeiden: "Nu, kijk eens hier, wie is deze Mozes? Wie maakte u een heerser over ons? Bent u niet één van ons? Wie stelde u aan om baas over ons te zijn? Denkt u dat u meer weet dan onze voorganger? Denkt u dat u meer weet dan de priester? Denkt u dat u knapper bent dan wat onze religieuze mannen van deze dag zijn?" Dat had er niets mee te maken. Het was God in de Vuurkolom die betuigde dat Hij in het gebeuren was. Het maakte geen enkel verschil wie knap was en wie niet knap was. De gedachte was om te volgen wat God voor hen stelde.
39 Wel, Mozes had, vanuit een natuurlijk standpunt, een dwaas ding gedaan toen hij probeerde de kinderen te bevrijden door het Woord van God, een groep mensen meenemend de woestijn in, toen hij zijn... Wel, hij was de erfgenaam van alles wat ze hadden. Hij had elk leger dat er was in heel de wereld weggevaagd, en daar was hij. Een groot militair generaal. En de volgende stap was, dat hij koning zou worden. Farao van Egypte. Wel, hij zou gewoon de troon hebben kunnen beklimmen en gezegd hebben: "Kinderen, ga terug naar uw huis." Dat beklonk het. Hij was Farao.
40 Maar Mozes... O, hier is het! Mozes zag door geloof de belofte van God. En de Engel des Heren kwam tot hem en hij wist meer over God in vijf minuten, in de tegenwoordigheid van die Engel, dan hij in veertig jaar leerde bij de leraars van Egypte. Hij wist dat Hij was. Hij zag het bovennatuurlijke gebeuren.
41 Hij zei: "Ik zal met u zijn, Mozes. Ik zal voor u uitgaan." En zij verstonden het. En Hij gaf hem tekenen om te doen.
42 Nu, zij waren op weg naar het land der rust. God had een rust voor hen, een plaats waar ze niet zouden hoeven te... geen onderdrukkers over hen om hen te drijven en dingen te laten doen.
43 Wat een prachtig beeld is het vandaag, als we zien naar de gemeente en de gemeente zien in haar toestand. Ieder mens die is geboren uit de Geest van God versmaadt de wereld. "En indien gij de wereld liefhebt of de dingen van de wereld, is de liefde van God zelfs niet in u." Dat is wat de Bijbel zei. En de werkelijke pelgrim, op zijn weg, haat eenvoudig de dingen van de wereld. Hij haat mensen te zien drinken. Hij haat het mensen te zien roken. Hij haat het vrouwen op straat te zien met die kleine, vieze kleding aan. Hij haat het om bingo- en kaartfeestjes te zien.
44 En gisteren, terwijl broeder Tony... of, broeder Wood en ik door de straat kwamen en nog enigen van de mannen... Toen was daar een kleine dame daar in Louisville, die de straat doorkwam, een lieflijk uitziende vrouw, met kleren aan die afschuwelijk waren. Slechts een klein stukje boven de heup en een lintje aan elke kant aan haar heupen gebonden, en een klein nietig rond lapje stof voor haar dat van achteren met een koord was vastgebonden, door de straat lopend. Afschuwelijk! En elke man op de straat keek naar haar. Ik zei: "Zij beseft niet dat ze schuldig is, in Gods ogen, aan het plegen van overspel met elke man die naar haar kijkt op die manier. En zij zal zich moeten verantwoorden op de dag van het oordeel voor het plegen van overspel met die mannen."
45 Jezus zei: "Die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft reeds overspel met haar gepleegd." Dat is waar.
46 Dus ziet u, broeder Wood zei tegen mij: "Waar schrijft u dat aan toe, broeder Branham?"
47 Ik zei: "Het is òf gebrek aan geestelijke vermogens, òf bezeten zijn door de duivel." Er zijn maar twee mogelijke oorzaken. Een waardige reine vrouw zal die dingen niet dragen, tenzij zij door de duivel bezeten is. Dat is de zuivere waarheid.
48 Nu, een pelgrim die op weg is naar de hemel, leeft in een andere atmosfeer. U hoeft zich er geen zorgen over te maken dat hij naar haar kijkt. Hij zal zijn hoofd omdraaien als hij God in zijn hart heeft, want hij leeft in een atmosfeer die een miljoen mijl van deze dingen verwijderd is. Dat is waar. U wilt niet schuldig zijn aan die rommel in het oordeel. Dus wendt hij zijn hoofd af en zegt: "God, heb genade met die vrouw", en hij gaat door. Wij zijn op onze reis. Wij zijn op onze reis naar Kanaäns land. Wij zijn op weg naar die eeuwige en gezegende rust die God ons heeft gegeven. En op reis worden we verzocht. We worden verzocht door allerlei soorten dingen, maar toch verzocht zonder te zondigen.
49 Nu let op, als we naar het vierde hoofdstuk gaan.
Laten wij daarom op onze hoede zijn... Laten wij daarom op onze hoede zijn, dat niemand van u, terwijl nog een belofte van tot Zijn rust in te gaan bestaat,...
50 Nu, ik wil dat u bedenkt dat tenzij wij ontdekken, tenzij God het aan ons openbaart... Het maakt niet uit hoeveel wij naar de gemeente gaan, dat heeft er niets mee te maken. God moet komen door openbaring en Zichzelf openbaren aan ons, dat neemt alle dingen van de wereld eruit. Nu, terwijl er wordt gezegd: "Heden indien gij..."
51 Nu, laten wij beginnen bij het vierde hoofdstuk:
Laten wij daarom op onze hoede zijn,... terwijl nog een belofte van tot Zijn rust in te gaan...
52 Nu bedenk, toen ze op weg waren naar de rust, leidde de Vuurkolom hen. Nu willen we ontdekken: wat is deze rust?
Laten wij daarom op onze hoede zijn, dat (let op) niemand van u, terwijl nog een belofte van tot Zijn rust in te gaan bestaat, de indruk zou wekken achter te blijven.
53 Nu hier is de belofte. Hier is wat wij moeten vrezen: of er voor ons geen belofte meer is overgelaten. Maar er is een belofte! En dan het volgende: om er niet in achter te blijven.
54 Nu, de gedachte is, als wij op weg zijn naar onze rust. Wat is de rust? Waar is het? Is het het toetreden tot een kerk? Is het gedoopt worden op een bepaalde manier? Is het lid te worden van de grootste kerk in de stad? Betere kleding dragen? Is het opleiding? Is het geld, zodat we kunnen ophouden met werken en gewoon ons neerleggen en de rest van ons leven rusten zoals wij dat noemen? Dat is het niet!
55 Luister wat de Bijbel zegt dat het is, en hoe wij het krijgen.
Laten wij daarom op onze hoede zijn, dat niemand van u, terwijl nog een belofte van tot Zijn rust in te gaan bestaat, de indruk zou wekken achter te blijven.
Want ook ons (die dag toen) is het Evangelie verkondigd evenals hun,...
Wat is het Evangelie? Het goede nieuws! Het goede nieuws kwam tot hen in Egypte: "God heeft een bevrijder gestuurd en gaat ons uitleiden en meenemen naar het beloofde land."
56 Het goede nieuws voor ons nu: "God heeft ons een Bevrijder gezonden, de Heilige Geest, en wij zijn op weg naar het beloofde land." Nu, mensen hebben het tot geloofsbelijdenissen en denominaties gemaakt, maar God handhaaft nog steeds dat onze rust de Heilige Geest is!
57 Let op:
... Evangelie verkondigd evenals hun, maar het Woord der prediking was hun niet van nut,... (onthoud dit) ... het Woord der prediking was hun niet van nut, omdat het niet met geloof gepaard ging bij hen, die het hoorden.
58 O, mijn broeders, laat ik hier voor een ogenblik stoppen. Ongeacht hoezeer het Woord wordt gepredikt, hoezeer u ook houdt van de manier waarop het wordt gepredikt, tenzij u daar zelf deel aan hebt zal het u geen enkel goed doen.
... omdat het niet met geloof gepaard ging bij hen, die het hoorden.
59 Zij zagen de wonderen van Mozes. Ze zeiden: "Dat is tamelijk goed." En zij kwamen eraan en ze zagen hem wonderen volvoeren. En zij zagen de Vuurkolom misschien, of hoorden hen erover spreken. "O, dat is in orde."
60 Maar het werd niet vermengd met persoonlijk geloof, want zodra zij in de woestijn kwamen, begonnen ze allemaal te murmureren. En God zei: omdat ze twijfelden, was het zonde. Betwijfel niets. Geloof! Twijfel niet, ongeacht hoe moeilijk de zaak is, geloof het!
61 Nu, ze begonnen te murmureren en God vernietigde hen. En toen zwoer Hij, in Zijn toorn, dat ze nooit in Zijn rust zouden ingaan. En de Bijbel zei hier (ik geloof dat het in het derde hoofdstuk is) dat hun lijken in de woestijn vielen.
62 Het derde hoofdstuk, het zeventiende vers:
Van wie heeft Hij een afkeer gehad, veertig jaren lang? Was het niet van hen, die gezondigd hadden en wier lijken in de woestijn lagen?
63 En van hen allen die uit Egypte kwamen gingen slechts twee het beloofde land binnen. Uit de hele wereld voor de zondvloed, in vervlogen dagen, werden acht zielen gered uit de biljoenen. "Eng is de poort en smal is de weg, en slechts weinigen zullen er zijn die haar zullen vinden."
64 Sommige mensen zeggen dan: "Broeder Branham, wat dan met al die duizenden van wie de Bijbel spreekt die daar zullen verschijnen?" Bedenk slechts hoevelen er zijn gestorven in elke generatie die Christenen zijn geweest door de eeuwen heen. Zij zullen allemaal opstaan en dat vormt het lichaam. U verwacht dat er honderd biljoen in dit Amerika uit zullen komen of zoiets dergelijks... uit deze wereld vandaag. Het zou kunnen zijn dat er nog geen vijftig uit komen. Maar de grote vrijgekochte gemeente ligt in het stof, wachtend. Zij zijn Gods juwelen die rusten in het stof, maar hun zielen zijn onder het altaar Gods. Zij zijn niet in hun juiste toestand. Zij zijn in een lichaam, zeker, maar een theofanie, en zij roepen het uit tot God: "Hoelang nog?" Zij konden elkaar zien, maar zij konden niet elkaars handen schudden, dat soort lichaam.
65 U ontmoet uw moeder vanavond in de heerlijkheid, als u zou heengaan, maar u zou haar hand niet kunnen schudden, omdat zij dat soort hand niet had. U zou haar niet kunnen voelen zoals u nu zou voelen. Want vijf zintuigen zijn het die in dit lichaam zijn geplaatst; die konden het besturen. Haar aanwezigheid zou in een andere atmosfeer worden gevoeld.
66 Dat is zoals man en vrouw. Er zal geen huwelijk of ten huwelijk geven zijn in de hemel. Waarom? Omdat daar een ander soort liefde is, daar is geen seksueel verlangen. Al die dingen zijn voorbijgegaan. U bent gereinigd en zuiver. Maar u hebt nooit in die toestand geleefd, daarvoor was u niet geschapen, voor die toestand. U wacht daar gewoon. Maar u verlangt ernaar terug te komen waar u werd geschapen als een man en een vrouw, en daar zou God dat lichaam op doen staan uit het stof der aarde en het verheerlijken. Dan zult u zien, proeven, voelen, ruiken, en horen, en gemeenschap hebben. We zullen het nooit weten. Wij zouden ons nooit kunnen verheugen in een engelenleven. Wij werden niet geschapen als engelen. God schiep engelen, maar Hij schiep u en mij als mannen en vrouwen. Dat is de staat waarin we voor immer zullen zijn, bij Zijn gezegende komst.
67 Nu, kijk hoe zij achterbleven, omdat zij zondigden en de heerlijkheid derfden. God toonde hun de Vuurkolom. Hij toonde hun tekenen en wonderen. Hij leidde hen uit. Hij bracht hen in verzoekingen om hen te beproeven en hen op de proef te stellen.
68 Nu, hebt u niet heel wat verzoekingen gehad? Klaag er niet over. Verheugt u! God is met u. Hij probeert uw geloof te beproeven. Kijk naar Job, in het Oude Testament, toen hij zei: "Hebt gij gelet op mijn dienstknecht Job? Een rechtvaardig man, een perfect man, er is niemand als hij op aarde."
69 "O," zei hij, "zeker. U hebt hem beschut: hij heeft geen enkele moeite, heeft helemaal geen zorgen. Hij heeft helemaal geen financiële lasten, alles is fijn. Hij heeft helemaal geen ziekte en pijn. Laat mij hem eens hebben. Ik zal maken dat hij U vervloekt in Uw gezicht."
70 Hij zei: "Hij is in je hand, maar neem niet zijn leven."
71 O. Hij deed alles, behalve z'n leven nemen, maar hij kon Job niet van zijn stuk brengen. Job wist dat hij pal op het Woord stond. Dat is waar. En al de duivelen van de hel konden hem niet van zijn stuk brengen, want hij wist dat hij dat offer had geofferd. Hij was rechtvaardig. En zij beschuldigden hem en zeiden: "Je hebt gezondigd, Job, en God straft je." Hij wist dat hij niet gezondigd had voor God. Hij wist dat hij rechtvaardig was. Niet omdat hij een goed mens was, maar omdat Hij het brandoffer in zijn plaats aanvaardde.
72 En vanavond weten we dat zijn leven uitwees dat hij rechtvaardig was. En als u... Niet trachtend thuis te komen in de heerlijkheid omdat u probeert uw buurman te helpen (dat is goed), niet omdat u toetreedt tot de kerk (dat is goed), maar u komt thuis in de heerlijkheid omdat u de gerechtigheid van Jezus Christus hebt aanvaard. Niets wat uzelf hebt gedaan.
73 Nu, als we verder lezen.
Want ook ons is het Evangelie verkondigd (tweede vers) evenals hun, maar het Woord der prediking was hun niet van nut, omdat het niet met geloof gepaard ging bij hen, die het hoorden. (Er was geen geloof in hen die het Woord hoorden.)
74 Denk u vandaag even in, in de kleine nederige bediening die de Here mij heeft gegeven, behoorden er veertig miljoen Amerikanen gered te worden, vanavond. Weet u wat ze zeggen? "Wel, het is geestelijke telepathie. Hij is een gedachtelezer. Niets van dat gedoe! Wel, hij behoort niet tot onze kerk." Ziet u? Het is niet... ongeacht hoezeer u de nadruk legt op het Woord en bewijst dat het Gods Woord is, dat het Gods belofte is, hoeveel de wetenschap ook zou bewijzen dat het waar is, zij zullen het nog steeds niet geloven. De Bijbel zei dat ze het niet konden.
75 Wat is dan het nut het te prediken? God moet een getuigenis hebben om hen te veroordelen op die dag. Het Woord werd gepredikt en onder hen bewezen en toch lopen zij onkundig ervan weg. Er is niets overgebleven dan oordeel. God zou niet rechtvaardig een natie kunnen oordelen tenzij ze genade ontvingen voordat ze oordeel kregen. Hij is God, Hij zou het niet kunnen.
76 Nu, wat zullen wij zeggen?
Want wij gaan tot de rust in, wij, die tot geloof gekomen zijn, zoals Hij gesproken heeft: Gelijk Ik gezworen heb in Mijn toorn: Nooit zullen zij tot Mijn rust ingaan; en toch waren Zijn werken van de grondlegging der wereld af gereed.
Want Hij heeft ergens van de zevende dag aldus gesproken:...
77 Nu, ik wil niet de gevoelens van de mensen kwetsen tegen hun religie, dat is niet mijn doel. Ginds op het veld predik ik gewoon de normale geweldige fundamentele Evangelieleer. Maar in de tabernakel, onder mijn kinderen hier, voel ik dat ik een recht heb te prediken wat ik denk dat leer en waarheid is. Ziet u? Ik denk dat dit juist is.
78 Nu, ik heb duizenden goede vrienden die de sabbat houden. Mensen die Zevende Dag Adventisten zijn. En enigen van de dierbaarste vrienden die ik heb, sommigen daarvan zijn Zevende Dag Adventisten. Nu, hoewel de grote stroom van de, wat u noemt: 'De stem der profetie', sterk tegen mij is. Ze zeiden dat ik op de kansel had beweerd en gezegd dat ik God was. En dat dit licht dat volgde een engel was en dat ik God was. En ik was naar de wereld gekomen om grote dingen te doen en te bewijzen dat ik God was. Nu, dat is wat 'De stem der profetie' over mij zei in Californië. En wie dat ook vertelde, die weet dat hij iets vertelde wat niet zo was.
79 Maar in de eerste plaats, niet om het op te nemen tegen de kerk van de Zevende Dag Adventisten of welke andere sabbatshoudende kerk dan ook, maar alleen terwille van het Evangelie... We zullen in een paar minuten ook op Pinksteren ingaan. Jazeker. Op de Baptisten; we zullen daar op ingaan en tonen dat God geen enkele denominatie steunt. Hij steunt alleen de individuele persoon. En Hij houdt zich met geen enkele denominatie bezig. Hij deed het nooit, en Hij zal het nooit, overeenkomstig Zijn Woord. Maar Hij handelt met de individuen in elke denominatie. Ja, het zijn de individuen met wie God handelt.
80 Nu, luister hier heel scherp naar, en als ooit, wanneer ook, die vraag in u opkomt, dan zal het vast staan. Nu, moge de Here ons helpen.
81 Nu, aandachtig, het vierde vers:
Want Hij heeft ergens van de zevende dag aldus gesproken:...
82 Nu let op, Hij spreekt van de sabbat. Hoevelen weten dat het woord s-a-b-b-a-t in het... dat het een Hebreeuws woord is dat rust betekent? Hoevelen van u weten dat in het Engels? Zeker. Klinkt sabbat niet als een eigenaardig woord? Het is het.
83 Klinkt sanctify niet als een eigenaardig woord? Sanctify is een Grieks woord. Sanctify betekent: heilig gemaakt worden. In het Hebreeuws betekent het heiligmaking. In het Grieks betekent het heiligen. In het Engels betekent het rein maken.
84 Sabbat betekent "een dag van rust". Dat is wat de oude sabbat was, een dag der rust. Wanneer u rust ziet, betekent het 'sabbat'. Zoek het op in uw originele manuscript, als u bij geval een Griekse Bijbel hebt en ontdek of het woord... Als u een Scofield Bijbel heeft, kijk dan naar uw kanttekeningen over 'rust' en zie of het u niet terugbrengt naar de 'sabbat'. Sabbat betekent 'rust'. Goed.
85 Nu kijk.
Laten wij daarom op onze hoede zijn, dat niemand van u, terwijl nog een belofte van tot Zijn (sabbat) rust in te gaan bestaat,...
86 Nu, vele mensen houden dagen, zoals het houden van de sabbatdag op zaterdag. Anderen maken de zondag tot een afgod, een dag van aanbidding. En door de genade van God en door Gods Woord, en moge God mij vanavond helpen, kan ik u bewijzen dat ze allebei fout zijn. Zowel de zondagaanbidder, als de sabbathouder. Zij zijn absoluut beiden verkeerd overeenkomstig Gods woord. En per slot van rekening is het het Woord waar wij ons naar moeten richten, niet wat de Adventisten zeggen, of naar wat de Protestanten zeggen, of wat de Katholieken zeggen. Het is wat de Bijbel zegt!
87 Nu, nu let op:
Want Hij heeft ergens van de zevende dag aldus gesproken:... (Nu, we zullen hier zoiets als dit gaan opstellen, en we noemen dit 'Gods rust', de zevende dag.)
88 Nu kijk.
En God... (Luister naar dit Schriftgedeelte.) En God rustte op de zevende dag van al Zijn werken; (God had een sabbat, en die zevende dag was duizend jaren lang, een beeld van het duizendjarig rijk.)
Want Hij heeft ergens van de zevende dag aldus gesproken: En God rustte van al Zijn werken; (Het persoonlijk voornaamwoord, al Zijn werken. Hij rustte op de zevende dag, dat is God.)
En hier wederom: (onder de wet) Nooit zullen zij tot Mijn rust ingaan.
89 God rustte fysiek. Want Hij had de hemelen en de aarde gemaakt in zes dagen en op de zevende dag rustte Hij van al Zijn werk. Hij rustte duizend jaren, want de Bijbel zei dat één dag op de aarde duizend jaren in de hemel is en duizend jaren in de hemel is één dag op de aarde. Hoevelen weten dat de Schrift dat zegt in II Petrus? Goed, God rustte op de zevende dag en Hij heeft ergens aldus gesproken.
90 Nu, luister aandachtig.
Want Hij heeft ergens van de zevende dag aldus gesproken: En God rustte... van al Zijn werken;
En hier wederom: (de wet) Nooit zullen zij tot Mijn rust ingaan. (Hij gaf de Joden op hun reis van het beloofde land... of van Egypte naar het beloofde land, de sabbat op de zevende dag).
91 Nu luister:
Aangezien nog te wachten is, dat sommigen tot die rust zullen ingaan, en zij, die het Evangelie het eerst ontvangen hebben,... (de rust; God gaf hun de wet, en de sabbat was het vierde gebod) niet ingegaan zijn vanwege hun ongeloof.
92 Nu let op, Hij spreekt over de wet. Hoe zij binnengingen... ging niet gepaard met geloof, zij hielden het niet. Zij hielden de sabbat als een gedenkteken, dat zij naar een sabbatsland gingen om altijddurende rust te hebben van al hun moeiten, en al hun zorgen, geen onderdrukkers meer, geen rusteloze nachten meer. Zij waren op weg naar het beloofde land van rust. Het vloeide over van melk en honing. De druiven waren zo groot dat twee mannen één tros over hun schouders droegen. O, wat een land van gezegende rust. Maar zij bleven in gebreke het te nemen toen zij daar kwamen vanwege hun ongeloof. Zij werden afgewezen op maar veertig mijlen, vanwaar zij Egypte verlieten naar het beloofde land. En zij hadden veertig jaar gewandeld om daar te komen, vanwege hun ongeloof. God gaf hun een profeet, gaf hem Zijn teken, gaf hun de Vuurkolom, toonde tekenen en wonderen en predikte het Evangelie aan hen. En zij wandelden weg na de vissen en broden en kwamen om in de woestijn, en hun lijken vergingen in de woestijn.
93 Jezus bij de bron. Zij zeiden: "Onze vaders aten manna in de woestijn, veertig jaar lang."
94 Hij zei: "Ik ben dat Brood des levens, dat komt van God uit de hemel. Ik ben dat Brood des levens. Mozes gaf u dat Brood niet. Mijn Vader gaf dat Brood. En Ik ben dat Brood, dat komt van God uit de hemel. Indien een mens dit eet, zal hij nooit sterven." Daar ligt het verschil.
95 Nu, let op. Ze zeiden dat Hij... dat ze dronken van die Rots die in de woestijn was voor de periode van zoveel jaar.
96 Hij zei: "Ik ben die Rots!" Geprezen zij Zijn heilige Naam. "Ik ben die Rots!" Hoe kon Hij die Rots zijn? Die Rots was een geestelijke Rots. Hij volgde de kinderen Israëls. En Mozes had een stok in zijn hand, wat een oordeelsstaf van God was. En God zei hem de Rots te slaan en hij sloeg de Rots. En toen hij het deed kwam er water uit de Rots. En Christus was die Rots en het oordeel van Gods straf der zonde kwam op Hem neer. God maakte dat de ongerechtigheid van ons allen op Hem werd gelegd. En die ongerechtigheid deed zijn hart open breken. En uit Zijn hart werd de Heilige Geest gegoten als waterstromen naar omkomende, stervende mensen. "Ik ben die Rots die in de woestijn was."
"Wel," zei hij, "bedoelt U te zeggen..."
97 Hij zei: "Mozes, degene die u dat verteld heeft, hij verlangde om Mijn dag te zien. En hij heeft hem in zijn deel gezien."
98 Hij zei: "Nu, bedoelt U ons te vertellen dat U groter bent dan Mozes? Dat U Mozes hebt gezien? En Mozes is al achthonderd jaar geleden gestorven." Ze zeiden: "Nu weten we dat u een duivel hebt (met andere woorden, dat u krankzinnig bent). Wij weten dat u krankzinnig bent."
99 Hij zei: "Voor Abraham was Ben Ik. Ik was de grote Ik Ben in de brandende struik. Ik ben dat vuur dat in de brandende struik was. Ik ben die Engel die voor hen uitging." En Hij zei: "Ik kom van God en ga terug tot God." En Hij kwam van God, werd vlees gemaakt en woonde onder ons, ging terug tot diezelfde Vuurkolom. En hier is Hij vanavond na tweeduizend jaar (Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer) en doet hetzelfde en leidt Zijn gezegende kinderen. En velen komen niet binnen vanwege hun ongeloof.
100 Nu, Hij zei: "Hij stelde een dag vast", een dag... toen God Zijn werk voltooide. Toen stelde Hij een andere dag vast en op deze wijze, dat als ze zullen horen, als zij zullen komen (zij houden de sabbatten en onderhouden nieuwe maan, enzovoort)... Daar is waar de Adventisten broeders proberen om u mee naar terug te nemen.
101 Let op, laten wij verder lezen:
Aangezien nog te wachten is, dat sommigen tot die rust zullen ingaan, en zij, die het Evangelie eerst ontvangen hebben, niet ingegaan zijn wegens hun ongeloof.
102 Nu, het zevende vers (o my). Ik zeg dat de Schrift rekenkundig geïnspireerd is. Ik zeg dat de Schrift op elke wijze geïnspireerd is. De rekenkunde van de Bijbel is perfect.
103 Hebt u ooit opgemerkt dat de Verenigde Staten dertien is in alles wat ze doet? Weet u dat wij werden gesticht als dertien koloniën? Weet u dat er oorspronkelijk dertien sterren in de vlag stonden? Wist u dat alles wat de Verenigde Staten doen in het getal dertien ligt? Wist u dat ze verschijnen in Openbaring dertien? Dat doet ze zeker! Het kleine dier, het lam dat opkwam uit het water, niet menigten der volken... niet uit het water, maar uit een land waar er geen zijn. Het had twee kleine hoornen: burgerlijke en kerkelijke krachten. En hij was een lam: vrijheid van godsdienst. En na een poosje gingen ze samen en sprak hij als de draak, en oefende alle macht uit die Rome voor hem had. Dat komt naar ons land. Noteert u dat. Let u op dat de Raad van kerken en de Katholieken zich samen verenigen, en let op wat er plaats vindt.
104 Mensen die de Vuurkolom volgen zullen zeker een harde tijd hebben, maar zullen gereed zijn voor de verandering op dat moment. Dat is waar, gewoon gereed om te gaan. "Want het Lam overwint hen" zei de Bijbel. "En zij die Hem volgden... want zij werden de gekozenen genoemd en de getrouwen, de uitverkorenen van God." Ik ga nu niet verder op die profetie door, zodat we hier mee door kunnen gaan.
105 Luister aandachtig, het zevende hoofdstuk, het... Ik bedoel het vierde hoofdstuk, het zevende vers. Zeven is het getal van voltooiing. Drie is het getal des levens. Zeven is het getal van voltooiing en dit geeft de volledige sabbat.
En stelt Hij wederom... (Bedenk, Hij sprak van "God" op deze wijze. Toen sprak Hij van de "wet" op die wijze. En dan "stelt Hij wederom een dag vast": derde dag, derde keer.)
... stelt Hij wederom een dag, een bepaalde dag vast, heden, als Hij door David na zo lange tijd spreekt,... Heden,... na zo lange tijd... zoals boven gezegd werd: Heden, indien gij Zijn stem hoort, verhardt uw harten niet. (Let op.)
... indien Jezus [Nederlandse vertaling: Jozua – Vert] hen in de rust had gebracht, (een sabbat) zou Hij niet meer over een andere, latere dag gesproken hebben. (De bedelingen veranderen met Jezus Christus: van de wet naar genade, van werken naar genade, van iets wat u doet naar datgene wat God deed, door uw eigen verdienste of door Zijn verdienste; het is veranderd.)
106 Toen Mozes uit de woestijn kwam met de wet, zei hij: "Gij zult geen overspel plegen. Gij zult niet stelen. Gij zult niet doden. Heiligt de sabbatdag." Maar toen Jezus uit de woestijn kwam... Toen Mozes kwam verzocht de duivel hem. Zo gauw de duivel hem verzocht sloeg hij er acht op. Mozes had een zwakke plek. Hoevelen weten wat dat was? Opvliegendheid. En zo gauw hij hen het gouden kalf zag aanbidden wierp hij de geboden neer en brak ze, u tonend dat dit priesterschap zou worden gebroken. En God gaf ze opnieuw aan hem.
107 Maar toen Jezus uit de woestijn kwam, veertig dagen van vasten, was Hij hongerig, de enige zwakke plek die Hij had. En de duivel kwam en zei: "Indien Gij de Zoon van God zijt, verander deze stenen in brood. Doe hier een wonder. Laat mij het U zien doen en ik zal U geloven."
108 Jezus zei: "Er staat geschreven: 'De mens zal niet leven bij brood alleen, maar bij elk Woord dat de mond Gods uitgaat.'" Hij wist dat hij niet tegenover Mozes stond, want Hij ging naar het Woord!
109 Nam Hem mee naar het dak van de tempel en zei: "Indien Gij de Zoon van God zijt, werp Uzelf neer." (En "camoufleerde", niet "citeerde", maar camoufleerde de Schrift.) Zei: "Er staat geschreven: 'Hij zal de engelen aangaande U gebieden... opdat Gij Uw voet niet tegen een steen stoot. Hij zal U omhoog brengen.'"
110 En Jezus ging regelrecht naar het Woord en bestrafte hem!
111 Nam Hem mee bovenop een berg en toonde Hem de Verenigde Staten, Duitsland en Zwitserland en al de naties van de wereld die er ooit zouden zijn en zei: "Ik... Ze zijn allemaal van mij. Ik doe met ze wat ik maar wil." (Geen wonder dat we oorlogen en moeite hebben.) Zei: "Ik doe met ze..." (Geen wonder dat de vrouwen zich kleden... en er goed vanaf komen met de wet, ze worden allemaal geregeerd door de duivel; dat is wat de Bijbel zei.) Satan zei: "Zij zijn de mijne. Ik doe met ze wat ik maar wil." Zei: "Indien U mij zult aanbidden, zal ik U koning maken, zoals ik ben."
112 Jezus zei: "Er staat geschreven: 'Gij zult de Here, Uw God, alleen aanbidden en Hem alleen zult gij dienen.' Ga achter Mij, Satan!" Waarom? Jezus wist dat Hij ze zou beërven in dit geweldige duizendjarige rijk, wanneer Zijn Koninkrijk zou komen. "Uw wil geschiedde op aarde zoals in de hemel." Daar zullen geen korte broeken meer worden gedragen. Daar zal geen drinken meer zijn. Daar zal geen lust meer zijn. Daar zal geen overspel meer zijn. Daar zal geen dood meer zijn. Daar zal geen zorg meer zijn. Hij beërft elke natie. Zij zijn van Hem. Dat is waar. Zij zijn van Hem en Hij zal ze beërven. Maar Satan heeft ze voor een zeker tijdsbestek, dat is de dag waarin wij leven.
113 Maar:
... stelt Hij wederom een dag vast, heden, als Hij... na zo lange tijd spreekt,... verhardt uw harten niet.
Want indien Jezus hen in de rust gebracht had, zou Hij niet meer over een andere, latere dag gesproken hebben.
114 Mijn Adventistenbroeder, kijk daarnaar. Paulus zei hier... Paulus zei hier in Galaten 1:8, als u de Schriften opschrijft. Galaten 1:8: "Indien een engel uit de hemel komt en enig ander Evangelie predikt dan wat ik heb gepredikt, die zij vervloekt." Paulus zei: "Als Jezus hun een rustdag had gegeven..."
115 Wel, kijk, toen Hij van de berg afkwam... Hij kwam toen naar beneden, Hij had de duivel overwonnen. Hij was gezalfd, gereed voor Zijn bediening. Hij zei: "Gij hebt horen zeggen, dat tot de ouden gezegd is: 'Gij zult niet doden', maar Ik zeg u: die toornig is op zijn broeder zonder reden, heeft reeds gedood. U hebt hen horen zeggen, mensen van ouds... (In deze dag de sabbathouders.) U hebt hen horen zeggen, vroeger, in vroeger dagen, onder de wet: 'Gij zult geen overspel plegen.' (Het moest een handeling zijn om schuldig te zijn.) Maar Ik zeg u, dat wie ook een vrouw aanziet om haar te begeren, reeds overspel met haar heeft gepleegd in zijn hart." Anders; ging regelrecht aan dat vierde gebod voorbij. Maar gaf Hij hun rust?
116 Laat ons kijken wat Hij zei:
David zei,... na zo lange tijd zou er een volmaakte rust komen.
God rustte op de zevende dag van... Zijn werken.
God zegende de sabbatdag en gaf die aan de Joden in de woestijn op die wijze: Zij zijn niet ingegaan wegens hun ongeloof, omdat het Woord niet werd gemengd met geloof.
En stelt Hij wederom een dag vast,... als Hij door David na zo lange tijd spreekt,... (Honderden jaren nadat David was gestorven, zou de Zoon van David opstaan, welke Jezus is. "En indien zij Mijn stem zullen horen, verhard dan uw hart niet." God zal gaan spreken tot het hart.)
117 Nu kijk. Het negende vers nu, voor u die meeleest:
... Jezus hen in de rust gebracht had,... (het achtste vers) zou hij niet meer over een andere, latere dag gesproken hebben.
118 Als er een sabbat had moeten zijn, als daar een zondag houden had moeten zijn, dan zou Hij erover hebben gesproken. Als Hij had gezegd: "Nu, er is geen sabbat meer, niet het houden van de zevende dag meer, wat Ik wil dat u houdt is zondag." Hij zou het hebben gezegd. Paulus zei dat Hij dat gedaan zou hebben. Hij zou hebben gezegd: "Aanbidt u allen op zondag; dat zal de rust zijn." Wel, als Hij zou hebben gewild dat ze de sabbat hielden, dan zou Hij hebben gezegd, gewoon door te gaan de zevende dag te houden. "Maar nu wil Ik dat u de zondag houdt, de achtste dag." Nee! Hij zei dat nooit.
119 Hij zei: "Als Jezus hun een dag had gegeven, zou Hij er dan niet over gesproken hebben?"
120 Nu, het negende vers, houd u klaar:
Er blijft dus een sabbatsrust over voor het volk van God (een sabbathouding, voor het volk van God).
Want wie tot Zijn (Christus') rust is ingegaan, is ook zelf tot rust gekomen van zijn werken, evenals God van de Zijne op de sabbat.
121 Ziet u? Nu laat ons enige Schriftplaatsen nemen en het bevestigen. Goed, toen God de wereld in zes dagen maakte, rustte Hij op de zevende dag en werkte nooit meer. Geprezen zij de Naam van de Here. Hij bouwde de wereld, zette de schepping er op, en ging rusten en kwam nooit meer terug, om nog welke wereld ook te bouwen. Hij voltooide de werken en ging rusten. Nu, op... na die duizend jaar, toen kwam zonde. Toen werd Christus vertegenwoordigd, werd het Lam vertegenwoordigd. Nu, de Joden werd dit gegeven als een beeld van de rust van de zevende dag.
Nu, Hij stelde wederom een dag vast,... als Hij door David na zo lange tijd spreekt: "Er komt een andere Rust."
122 Nu, wat is die Rust? Sla met mij op Mattheüs, het elfde hoofdstuk en het laatste gedeelte van het elfde hoofdstuk van Mattheüs. Dat is toen Jezus Zijn bergrede beëindigde en u zult zien wat Hij zei.
123 Hij zei: "Wie een vrouw aanziet om haar te begeren heeft reeds overspel met haar gepleegd in zijn hart. Een ieder die een toorn heeft tegen zijn broeder zonder reden, heeft de broeder gedood." Al deze dingen, en Hij beroerde nooit dat vierde gebod, de sabbat. Nu komt Hij tot een afsluiting, en de sabbat is de grote belofte van God. Het is een Rust.
124 Nu, nu let hier op, toen Hij de zaligspreking had afgesloten. Hij zegt hier, het zevenentwintigste vers van het elfde hoofdstuk van Mattheüs (terwijl hij de zaligspreking leerde in het vijfde hoofdstuk):
Alle dingen zijn Mij overgegeven in Mijn hand... door Mijn Vader en niemand kent de Zoon dan de Vader,... (Ziet u, u kunt de ene niet kennen zonder de ander te zien, omdat Hij de Vader was, gemanifesteerd in het vlees) en niemand kent de Vader dan de Zoon... (Het lijkt of dat mensen dat zouden kunnen zien en er niet over argumenteren, zeker.)
125 God is niet drie personen. Als Hij drie goden is, dan zijn wij heidenen. Welke is God? Zij zijn alle drie één God. Het zijn drie bedieningen van dezelfde God. Hij was de Vader in de vorm van de Heilige Geest, in die Vuurkolom in de woestijn. Hij was de Zoon, toen Hij de Zoonschap bediening gebruikte. "Een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer. Ik zal heengaan en Ik zal terugkomen en met u zijn, ja in u, tot het eind van de wereld." Ziet u? Hij is het Vaderschap, het Zoonschap, en ook de Heilige Geest. Het is alles precies dezelfde God, werkend in drie verschillende bedieningen: Vaderschap, Zoonschap, Heilige Geest. Nooit... I Johannes 5:7 zei: "Drie zijn er die getuigenis afleggen in de hemel, Vader, Zoon en Heilige Geest, deze drie zijn één."
126 En Thomas zei tot Hem: "Here, toon ons de Vader en het zal hem bevredigen."
127 Hij zei: "Ben Ik zo lang bij u geweest en kent gij Mij niet? Wanneer gij Mij ziet, hebt gij de Vader gezien. En waarom zegt gij: 'Toon ons de Vader.'?"
128 Nu, de Eenheidskerk vatte dit op, de eenheidsgroep, en probeert Vader, Zoon en Heilige Geest gewoon tot één bediening en één plaats te maken, net zoals uw vinger één is. Dat is fout. God kon niet... Jezus kon niet Zijn eigen Vader zijn. Als Hij het was, dan was Hij een... Wel, hoe kon Hij Zijn eigen Vader zijn?
129 En als God een mens is, apart van de Heilige Geest, dan had Hij twee Vaders. Want de Bijbel zei dat de Heilige Geest Maria overschaduwde en zij werd zwanger, en de Bijbel zei in Mattheüs 1:18, dat wat in haar verwekt was, uit de Heilige Geest was. Dan, welke is Zijn Vader, de Heilige Geest of God? Het is beide dezelfde Geest of Hij had een onwettige geboorte uit twee geesten. Dat is een Katholiek dogma, het was nooit een Bijbelse lering. En Maarten Luther bracht het daaruit mee met een heleboel ander katholicisme dat er in de Lutherse kerk is. En Wesley ging ermee door, en het gaat nog steeds door, maar het is een dwaling. Het is niet de waarheid, was het nooit. Nooit was het een Bijbelse leer. Nooit was het een gebod in de Bijbel om drie goden te onderwijzen. Er is één God. En Jezus zei: "Hoor, o Israël, Ik ben de Here, uw God." Eén God, niet drie goden.
130 In Afrika dopen ze eenmaal voor de Vader, eenmaal voor de Zoon, en een keer voor de Heilige Geest. En dan komt er een arme Jood aan en zegt: "Welke van hen is uw God?" Welke is de Vader, Zoon of de Heilige Geest? Zij zijn alle drie Eén. De Bijbel zei dat ze Eén waren.
131 Jezus was een huis waarin God woonde, de Bijbel zei dat. I Timotheüs 3:16: "Buiten twijfel (onbetwistbaar) groot is het geheimenis der godsvrucht. Want God werd gemanifesteerd in het vlees, verscheen aan engelen, opgenomen in... verkondigd, geloofd en opgenomen in heerlijkheid." Dat was God! De Bijbel zei: "Zijn Naam zal heten Immanuël, wat betekent: 'God met ons.'" De Bijbel zei dat in Jezus, in Hem, de volheid der Godheid lichamelijk woonde.
132 Zoals we het onlangs 's avonds namen, God was in den beginne Geest. En toen ging van God de Logos uit, of de Theofanie, wat een vorm van een man was, genaamd de Zoon Gods (vooraf voorgesteld). Hij kwam op aarde in een lichaam van vlees, zelfs voor Hij in Jezus Christus kwam. Nu, slikt u dat ene maar even, broeder. Ik zal het u bewijzen.
133 Toen Mozes Hem zag zei hij: "Laat mij Uw vorm zien, Heer." En God verborg Hem in een rots. En toen Hij voorbijging zei hij: "Het was het achterdeel van een man." Dat was die Theofanie. Dat is het precies. Toen moest die Theofanie vlees worden gemaakt. Niet een andere persoon, maar dezelfde Persoon moest vlees worden om de prikkel des doods weg te nemen. Zoals een bij, wanneer hij steekt, dan laat hij een angel achter. En de... Hij liet die nooit achter... Hij kon een angel in menselijk vlees steken, omdat het zonde is. Maar broeder, toen hij dat vlees van Immanuël stak, verloor hij zijn angel. Jazeker meneer! Hij kan zoemen, maar hij heeft geen angel meer.
134 Geen wonder dat Paulus, toen ze z'n hoofd zouden afhakken, zei: "O dood waar is uw prikkel? Je kunt zoemen en gonzen zoveel als je wilt. Graf waar is uw overwinning? Maar God zij gedankt die ons de overwinning geeft door Jezus Christus." Daar bent u er. God Zelf was er voor nodig om dat te doen. Hij kwam en werd gemanifesteerd in het vlees. En Hij keerde terug in de Geest.
135 U zegt: "Broeder Branham, u hebt ons nog nooit verteld wanneer God vlees werd gemaakt voor Hij in Christus kwam." Toen Abraham op een dag onder zijn tent zat, kwamen er twee engelen en God die op hen toeliepen in menselijk vlees. Zij hadden stof aan hun kleren en waren vermoeid en ze gingen zitten. En Abraham ging naar buiten en nam een kalf weg bij de koe en doodde het, en maakte wat lamskoteletten. Ging naar buiten en liet Sara wat maïsmeel nemen en het zeven en wat schoffelbroodjes maken [Dat zijn dunne broodjes die gebakken werden op het blad van een schoffel – Vert], en nam wat boter van de koe en nam wat karnemelk, en nam het mee naar buiten en zette het neer. En God at het! Halleluja.
136 Dat is de reden:
Mijn geloof ziet op naar U,
Gij Lam van Calvarie.
137 Denkt u dat dit een groot iets is voor God? God, die al de potas en calcium en alles in de wereld maakte, Hij kwam neer om Abraham te bezoeken. Hij zei: "Denkt u dat Ik het voor u zal verbergen, ziende dat gij erfgenaam van de wereld zijt?" Amen. "Ik zal het niet voor u weghouden."
138 God nam gewoon een... Wij zijn gemaakt uit zestien elementen. Hij nam gewoon wat potas en wat calcium, wat petroleum en kosmisch licht en deed... [Broeder Branham blaast – Vert] "Stap daar in, Gabriël." Een lichaam...
139 [Broeder Branham blaast – Vert] "Stap daar in, Wormwood." Hij stapte er in. Twee engelen uit de hemel.
140 God strekte Zijn hand uit en nam er een handvol van [Broeder Branham blaast – Vert] en Hij stapte er Zelf in. Kwam neer en hij was hongerig. Geprezen... O, wat zegt u daar van, Adventistenbroeders, die geen vlees wilt eten? Wij zullen na een poosje daarop ingaan. God, de Almachtige, Jehova! Zoek uit of diezelfde Naam niet vertaald wordt als dezelfde als in de brandende struik. Halleluja! En toen Hij op aarde stond, zei Hij: "Voor Abraham was, BEN IK." Dezelfde als in de brandende struik. Dat is waar. Elohim! Ziet u of Hij niet dezelfde is. Hij is Degene die in de brandende struik was.
141 En Hij was degene hier die in de tegenwoordigheid van Abraham, in een vleselijk lichaam, het kalf at en de melk dronk van de koe, en boter at op een schoffelbroodje. Geprezen zij de heilige Naam van God. Liep daar regelrecht heen en zei: "Ik zal niet achterhouden..." Hij had Zijn rug afgewend. Hij zei: "Abraham, Ik zal u gaan bezoeken en gij zult dat kind voortbrengen. Gij zijt nu honderd jaar oud en Sara is negentig." Sara in de tent lachte. Hij zei: "Wat liet Sara lachen?" Achter Hem! De tent tussen hen in!
142 Abraham zei: "Sara, heb je gelachen?"
143 "Nee, helemaal niet."
144 Hij zei: "Ja, je deed het wel!" Wat soort van telepathie was dat? Wat voor een soort gedachtelezen was dat? Hij doet hetzelfde vandaag! Hij is Jehova-Jireh, Jehova-Rapha, Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. Hij faalt nooit.
145 Kijk naar Hem, daar staat Hij, kwam regelrecht aanlopen en sprak tot Abraham en verdween uit zijn gezicht. En de grote aartsvader Abraham zei dat hij van aangezicht tot aangezicht met God had gesproken. Elohim, dezelfde God. Begrijpt u het? Nee, geen drie personen, broeder. Drie bedieningen van dezelfde Persoon.
146 In den beginne was het Dezelfde. Hij was die grote Geest-Bron; al de waarachtigheid, al de liefde, alle vrede, alles wat zuiver was, dat was in deze Bron. Het begon een lichaam te formeren, een theofanie, het soort lichaam waar wij heengaan. Niet een verheerlijkt lichaam, maar als een engelachtig lichaam, heeft een omtrek, heeft een vorm.
147 Elke keer als ik een boom zie, dan denk ik: "Die boom is een negatief, er is ergens een positief. Die boom werd ergens van nagemaakt, een Intelligentie maakte haar." En alles wat deze aarde doet is het hemelse weerspiegelen. De Bijbel zegt het. En als er hier een boom is die moet vergaan, dan is er één in de heerlijkheid die niet zal vergaan.
148 En als ik een man zie... Als ik een lieflijk jong stel zie, een man en zijn vrouw, en ze lopen op straat, geliefden van elkaar... Wat weerspiegelt het? Geprezen zij de Naam des Heren. Er is er een in de hemel die nooit zal vergaan. Als deze aardse tent wordt afgebroken, hebben we er reeds een die wacht, de theofanie.
149 Dan krijgt u de drie-eenheid: de grote Geest wonend in de Zoon, Jezus, Jezus wonend in de gemeente. "Te dien dage zult gij weten dat Ik in de Vader ben, de Vader in Mij en Ik in u." Alles wat God was, goot Hij uit in Jezus, alles wat Jezus was, goot Hij uit in de gemeente. Daar hebt u het. "Ik in de Vader, de Vader in Mij. Ik in u en gij in Mij." Er is een... Er is een lichaam.
150 Dat is wat er aan de hand is met de gemeente. Zij krijgen een of andere soort kleine, oude dames lievelingstroetelleer onderwijs, gaan rond en houden etentjes en kaartfeestjes. Geen wonder dat we zo'n chaotische bedoening hebben gekregen zoals nu. We hebben geen kinderprogramma's nodig en kleine soepmaaltijden. Wat we nodig hebben is een stoer, oud Evangelie en mannen met geloof, met het zwaard dat daar klaar hangt en dat uitdaagt. Wat we vandaag nodig hebben is niet een of andere lievelingstheologie en een theorie van de een of andere mensgemaakte kliek. We hebben het ongepolijste Evangelie nodig, dat wordt gepredikt in het licht en de kracht, in de demonstratie van de Heilige Geest.
151 Let hier nu op. Zoals Hij zei:
... stelt Hij wederom een dag vast, heden, als Hij door David... spreekt,...
Want indien Jezus hen in de rust gebracht had, zou Hij niet meer over een andere, latere dag gesproken hebben.
Er blijft dus een sabbatsrust voor het volk van God.
Want wie tot Zijn rust is ingegaan, is ook zelf tot rust gekomen van zijn werken, evenals God van de Zijne.
152 Nu, waar gaan wij lezen? Mattheüs, het twintigste... elfde hoofdstuk, het zevenentwintigste vers:
Alle dingen die de Vader Mij heeft overgegeven... zijn Mij overgegeven door Mijn Vader (liever gezegd) en niemand kent de Zoon dan de Vader, (goed) en niemand kent de Vader dan de Zoon en wie de Zoon het wil openbaren.
153 Ziet u, het is niet hoeveel u leert en hoeveel de bisschop wil dat u weet; het is hoeveel God wil dat u weet. Als u deze openbaring niet kunt zien, vraag het niet aan de bisschop, vraag het God. Vraag niet uw voorganger, vraag het God. De Zoon openbaart Hem, "Hij", persoonlijk voornaamwoord.
154 Luister! Dit zal u schokken. Hier is het gebod. Paulus zei: "Als Hij een andere dag had nagelaten, dan zou Hij erover hebben gesproken." Maar hier is wat Hij zei:
Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u (sabbat) rust geven;
Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult sabbat vinden voor uw zielen;
Want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.
155 Kijk wat Paulus zegt:
... als Jezus hen in de rust gebracht had, zou hij niet meer van een andere, latere dag gesproken hebben.
Maar Hij stelde een dag vast, als Hij door David na zo lange tijd spreekt; ... wanneer gij Zijn stem hoort, verhardt uw harten niet.
Er blijft dus... (Luister nu, het negende vers.) Er blijft dus een sabbatsrust (een sabbat) voor het volk van God.
Want wie (de man of de vrouw) tot Zijn rust is ingegaan,... ("Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.") is ook zelf tot rust gekomen van zijn werken, evenals God van de Zijne.
156 U zou twintig jaar oud geweest mogen zijn. U zou dertig jaar oud geweest mogen zijn, u zou vijftig jaar oud geweest mogen zijn. Maar op het moment dat u de stem van God hoort, kloppend aan uw hart, verhard het dan niet. Ga dan binnen. "Hij die Mijn Woorden hoort en gelooft in Hem die Mij gezonden heeft, heeft immerdurend (eeuwig) leven en zal nooit in het oordeel komen, maar is overgegaan van dood in leven."
157 "Zeg, broeder Branham, wat gebeurt er?" U ontvangt de Heilige Geest. Christus komt in u. "Is dat waar?" Sla met mij Jesaja, het achtentwintigste hoofdstuk, op en laten we Jesaja 28 lezen. Zie wat de profeet erover zei. Mattheüs 28. Te beginnen bij het achtste vers.
158 Hier is de voorzegging voor de laatste dag (we moeten over een ogenblik sluiten):
Ja, alle tafels zijn vol... braaksel, geen plek is er over.
159 Laat ik een ogenblik stoppen. Zoals Ernie onlangs 's avonds zei; hij sprak tegen iemand. Ernie Fandler, deze broeder hier van Zwitserland. Hij zei: "Ik stopte en liet het indringen."
160 Ik wil dat dit indringt:
... geen plek is er rein. Want alle tafels zijn vol... braaksel,...
"Zoals een hond, die teruggekeerd is naar zijn uitbraaksel, en een zeug naar haar modderpoel", zo keert het volk terug.
161 Wat is er aan de hand met u, Methodisten? U had vroeger het licht? Wat is er gebeurd? God nam het u uit uw hand en Hij gaf het aan de Nazareners. Wat gebeurde er met u, Nazareners? U had eens het licht. God nam het uit uw hand en gaf het aan de Pinkstermensen. Precies. U, Kerk van God, en de rest van u, heiligheidsmensen, omdat u het licht verwierp. U maakte uzelf tot denominaties en zei: "Wij geloven niets meer, dan alleen dit." God ging er meteen uit en toonde u dat Hij een volk had dat Hem zou volgen.
162 Wat gebeurde er met u, Pinkstermensen? U had het licht. God heeft het van u weggenomen. De Vuurkolom gaat door. Elke keer als de Vuurkolom verder trok, trok de gemeente met haar mee. En toen Luther uit de Katholieke kerk zijn eigen kerk organiseerde, ging de Vuurkolom verder en ging Wesley met haar verder. Wesley organiseerde zich en vormde zijn denominatie en de Vuurkolom ging verder en de Nazareners gingen met haar mee. De Nazareners organiseerden zich en de gemeente Gods ging met haar mee. En zij zeiden dat zij geen denominatie waren, maar ze waren het. Wat gebeurde er toen?
163 Het volgende wat er gebeurde is dat Pinkstermensen het Vuur zagen en zij gingen weg. En wat deed u? Maakte een leerstelling uit de tongentaal en organiseerde het; iedereen moest in tongen spreken voordat ze de Heilige Geest hadden, en toen trok God meteen weg en verliet u. Liet u zitten waar u bent.
164 Wat gebeurde er met u, Eenheidsmensen? U ontdekte de doop in Jezus' Naam. U maakte er een leer uit en scheidde u af van de rest ervan en God trok regelrecht weg en liet u daar zitten. Precies!
165 Wat gebeurde er met u, Assembly van God, de oude algemene raad? U vormde een organisatie uit de uwe en God trok regelrecht weg en liet u zitten; nu bent u niets dan een koude formele groep zoals de rest van hen. En de Vuurkolom gaat verder. Halleluja!
166 Alle tafels zijn vol braaksel. Kijk naar het avondmaal des Heren. Wel, ze nemen nu zelfs... Ik was ergens waar men een oud stuk brood nam. En het brood wordt verondersteld te worden gemaakt van ongezuurd brood. En zij deelden het uit aan zondaars, sigarettenrokers, prostituees, hoeren, zolang zij hun naam maar in het boek hebben staan. En u, Baptisten, noemt het zelfs besloten avondmaal.
167 Nu, u Baptisten, kraai een beetje; God zal u uw hoorn afnemen. Dat is precies waar. U zult niet meer in staat zijn om te blazen. Besloten avondmaal. U scheidt u af, schijnt heiliger te zijn dan u bent. Bedenk, dit is een Baptistentabernakel. En dat is wat u krijgt, u organiseert uzelf. "O," zegt u, "wij zijn geen organisatie." Ja, u bent het! Zeker bent u het. U zegt: "Wij zijn een gemeenschap." Ja, voor iedereen die de deur binnenkomt en leert op precies dezelfde wijze dat u gelooft, is het in orde. Maar een... u zult hem er niet uitgooien, maar u zult hem excommuniceren van uw broederschap. Dat is precies waar. O, u hebt een wijze van doen. Zo heeft God een manier om het te doen. Maar Gods gemeente zal doorgaan, de Vuurkolom zal daar niet voor staan; alle tafels zijn vol braaksel.
168 Nu luister. Nu, dit zal u even een ogenblik gaan schokken! Luister als ik het Woord lees. Wie was dit? De profeet Jesaja.
... alle tafels zijn vol braaksel, geen plek is er over.
169 Het is gewoon: hond eet hond... Komen naar de kerk: vrouwen kappen en knippen hun haar af, dragen korte broeken, gaan naar buiten en zien de mannen door de straat komen; het gras maaiend in de tuin. Kleine meisjes willen horen dat iemand hen met dat buldog- of wolfsfluitje, of wat het ook is, nafluit, weet u. [Broeder Branham fluit – Vert] Zo, u denkt dat u bijdehand bent, is het niet?
170 En u mannen loopt over de straat met een sigaar in uw mond en bent diaken in de kerkenraad. U ziet er uit als een onthoornde Texasstier. En dan denkt u, dat u iemand bent. Dat is precies waar. Geen wonder dat alle tafels... Komt naar voren en neemt het avondmaal en handelt alsof u iemand bent, en bedriegt en steelt en liegt doordeweeks. Wat is er aan de hand met u? Alle tafels zijn vol braaksel.
171 "O, ik neem het avondmaal. Zeker, dat doen wij in onze kerk. Jezus zei dat Hij ons zou opwekken in de laatste dagen, als wij het avondmaal des Heren namen."
172 Maar "hij die onwaardig eet en drinkt, eet en drinkt zichzelf een oordeel, het lichaam des Heren niet onderscheidend. Want om deze reden zijn velen ziek en zwak onder u en velen zijn dood": oude, dode, formele kerken, de Geest van God is uit u weggegaan en de Vuurkolom is er niet meer. U ontkent Goddelijke genezing. U ontkent de opstanding.
173 "O," zegt u, "o, Hij stond historisch op uit de dood." Maar hoe is het dan dat Hij vandaag Dezelfde is, als Hij opstond uit de dood? U zegt: "Ah, dat is niet zo." Nu, daar hebt u het! U hebt de opstanding op de wijze dat u het wilt, en God heeft het op de wijze dat Hij het wil.
174 Maar de zaak is dat de Bijbel zei (wat wij weten dat de waarheid is), dat Hij het Woord zou bevestigen en "deze tekenen die Ik doe, zult gij evenzo doen en Ik zal altijd met u zijn tot aan het eind van de wereld." "Jezus Christus Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer." Dat is wat het Woord zegt.
175 Nu, wat is de sabbat?
... alle tafels zijn vol braaksel, geen plek is er over.
Wie wil Hij kennis leren... (Niet wereldse kennis, geestelijke kennis.) Wie wil Hij kennis leren en wie wil Hij een openbaring doen verstaan?...
176 "O, prijs God, onze organisatie gelooft dit niet. Zij zouden zich daar niet mee inlaten." Het maakt niet uit wat uw organisatie gelooft. Wat zegt Gods Woord erover. "Ach, wel, onze voorgangers, weet u, zijn bestudeerd." O zeker. Zeker, ze hebben zoveel opleiding dat ze God er buiten lieten. Zeker, want u kunt ze het Woord zeggen en zij zullen zich omdraaien en zeggen: "Wel, ik geloof het niet helemaal op die wijze." O, gij verwijfd ding. Laat me u vertellen...
177 Kijk eens hier:
... wie wil Hij een openbaring doen verstaan? Hun die van de melk gespeend,... aan de borst, en... Hun die van de melk gespeend, en aan de borst ontwend zijn?
178 Onlangs kwam er een buurman van mij en hij zei: "Billy, een zekere voorganger hier in de stad, de meest lieflijke kleine man die je ooit hebt gezien..." Zei: "Mijn vrouw en ik zaten met onze pyjama's aan, omstreeks middernacht, en die kleine voorganger kwam bij ons langs en hij dronk wat koffie met ons en hij ging weg naar het huis van de andere buurman, en hij schudde hen de hand. En zij deden een kaartspelletje, hij ging zitten en hij speelde kaart met hen." Ze zeiden: "O, hij is de meest sociale kleine man die je ooit hebt gezien." Ze zeiden: "O, we houden van hem. We zouden hem voor niets kwijt willen."
179 En ik stond daar een poosje en ik dacht: "Wel?"
180 Ze zeiden: "O, denkt u niet dat elke gemeente een dergelijk soort man nodig heeft?" (Hm.) Dat kon ik niet beantwoorden. Hij zei: "In een andere kleine stad, daar hadden ze zo'n lieflijk huis. Deze prediker en zijn vrouw, lieflijke mensen, gingen uit en ze hielden zich met de kinderen zozeer bezig, tot ze een Bijbelschool hadden." En zeiden: "Ze hadden er gewoon zoveel; het werd gewoon overvol van de kleine kinderen." Hij zei: "Wel, hij kan alle soorten kleine geschiedenissen aan de kinderen vertellen."
181 Ik zei: "Dat is fijn, dat is ontzettend aardig."
182 Ik ging terug (ik kwam net uit Canada) en ik dacht: "Hier ben ik... O mensen, wat is er met mij aan de hand? Ik doe dat niet." Ik ging weg om mijn auto te wassen. Ik dacht: "God, ik zal een oude man gaan zijn, en hier ben ik. En ik heb gedacht, ik heb gehuild, ik smeekte en alles wat ik krijg is een grote lastering."
183 Van alles, laat iemand iets slechts over u zeggen: "O, de oude heilige roller!" Zoiets dergelijks.
184 En ik dacht erover na, en een stem kwam tot mij en zei: "Die man is in orde als ze dat doen, maar Ik heb u nooit geroepen om dat te doen. Ik heb u geroepen om het Zwaard te nemen en daar te staan als Jozua en uit te dagen, broeder. Niet om rond te beuzelen met een of andere oude vereniging, een of andere kerkorganisatie, maar om de duivel uit te dagen. Om in de eerste linies te staan, om recht recht te maken en fout fout. Predik het Woord en ontdek wie het geloof heeft om het te geloven. Sla er op los, daarbuiten."
185 Ik begon de auto sneller te doen, al de tijd wassend. Ik zei: "Dank U, Here. Dank U, Here." En ik voelde mij toen goed. "Het is in orde, Here, ik zal het een beetje steviger aanpakken, en ik wil sterven met dat in mijn hand."
... wie kan Ik een openbaring doen verstaan?... (Luister.)
... tafels zijn vol... braaksel... Hun die van de melk gespeend, aan de borst ontwend zijn? (Nu, let op.)
Want het is wet op wet, wet op wet, eis op eis,... hier wat, daar wat,...
Voorwaar, door mensen die een onverstaanbare taal spreken [Engels: door stamelende lippen], en in een vreemde tongval zal tot dit volk spreken Hij,
Die tot hen gezegd heeft: Dit is de sabbat, geeft de vermoeide rust, en dit is de verademing – maar zij wilden niet horen.
Want zo zal voor hen het Woord des HEREN zijn (iemand predikte het) wet op wet, wet op wet, eis op eis, eis op eis, hier wat, daar wat, opdat zij bij hun gaan achterwaarts struikelen en te pletter vallen, verstrikt en gevangen worden.
186 Wat is de rust? Wanneer kwam de rust? Toen mensen in andere tongen spraken en met stamelende lippen. Stamelende lippen, zij spraken niets; zij stamelden. Wanneer gebeurde dat? Op de dag van Pinksteren toen de Heilige Geest kwam. Dat is de Rust: de Heilige Geest! Jezus zei: "Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Ik zal u leven geven. Eeuwig leven (Zoe), Gods eigen leven." God zal in u komen en een deel van u zijn. Hij zal u een geboorte geven en u een zoon en dochter maken.
187 Nu let op, dat was de derde rust die Hij gaf. Het eerste: God ontving het van Zijn werken. Het tweede: Israël ontving het in de wet. Ten derde: De gemeente ontving het als een deel van God.
188 Drie is het getal van leven. Hoevelen weten dat? Elke keer als u drie ziet is het leven. Let op toen God de aarde schiep was er op de derde dag leven. Hoevelen weten dat? De derde dag kwam er leven, op de derde dag van de schepping. De drie-eenheid: de Vader was boven het volk in een Vuurkolom, de Zoon was een Man die tot mensen sprak en hen gereedmaakte; de Heilige Geest was de derde stap, wat de Heilige Geest was, God in de mensen: leven, Vader, Zoon... De rust van God, de rust van Israël, en de rust van de gemeente. Het houden van de sabbat!
189 Dus als u nog nooit de Heilige Geest hebt ontvangen, dan bent u nooit binnengegaan in Gods rust. U hoeft niet te zeggen: "O, ik zou het niet kunnen. Ik wil roken; ik kan het niet doen, ik ben een Christen. Ik wil werkelijk niet drinken, maar ik ben een Christen. Ik kan gewoon niet... Ik wil niet drinken, maar toch houd ik ervan."
190 Als u lust hebt voor vrouwen, als u al deze goddeloze dingen doet, dan bent u nog nooit tot die rustperiode gekomen. U bent nog nooit ingegaan in uw rust. En als u binnengaat in deze rust, dan bent u tot rust gekomen van uw eigen wereldlijke werken, evenals God van de Zijne. Waarom? U bent een deel van God, u rust eeuwig. Daar hebt u het. Dat is de sabbat. "Komt tot Mij, gij allen die vermoeid zijt."
191 Heden stelt Hij wederom een bepaalde dag vast, als Hij door David na zo lange tijd spreekt: Indien gij Zijn stem hoort, verhardt uw harten niet.
192 Nu nog even een paar woorden hier, en dan zullen wij sluiten.
Want wie tot Zijn (Christus') rust is ingegaan... ("Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt.") gij zijt tot rust gekomen van uw werken, evenals God van de Zijne, op de zevende dag. (Het uwe mag het dertigste, het veertigste, het vijftigste jaar zijn. Wat het ook is, u bent tot rust gekomen van uw werken, evenals God van de Zijne, voor eeuwig. U wilt de dingen van de wereld niet meer, de wereld is dood voor u.)
193 Nu, het elfde vers. Let op:
Laten wij er dus ernst mee maken om tot die rust in te gaan, (niet deze, niet deze, maar deze) opdat niemand ten val kome door dit voorbeeld van ongeloof te volgen.
194 Wat is het? De Vuurkolom is hier. De Engel des Heren is bij ons. Hij doet precies dezelfde dingen als die Hij zei dat Hij zou doen. En mensen wankelen rond en zeggen: "Nu, o, wel, ik denk dat het goed is. Dat is wel aardig goed. Ah, ik denk wel dat het in orde is." Pas op dat u niet in dezelfde val van ongeloof valt. Neemt u het aan met heel uw hart.
195 Let op:
Want het Woord Gods... (niet de leer van de kerk) ... het Woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard... (Luister) ... en het dringt door dat het vaneen scheidt ziel en geest, gewrichten en merg (En luister...) ...schift overleggingen en de gedachten van het hart.
Wat was dat? De Heilige Geest kan komen en zeggen: "U deed een zekere bepaalde zaak en u deed dit en deed dat; u hebt dit soort ziekte, en die; als u dit in orde zult maken, zult u dat doen." Ziet u? De onderscheider van de gedachten.
196 En de mensen zeggen: "Wat is dat? Wel, het is geestelijke telepathie. Wel, het is een... hij is een waarzegger." Ziet u wat ik bedoel? Het is een boze, oude, overspelige wereld die God niet kent.
197 Het is levend, harder, krachtiger, dan een tweesnijdend zwaard en een onderscheider van de overleggingen en de gedachten van het hart. Nu, wat is het dat de bedoeling van het hart kent? God! U zei: "Wel, de Bijbel zei: het Woord van God." Het Woord van God is God!
In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.
En het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond,...
198 God onderscheidt de gedachten. Abraham had zijn rug afgewend en zo deed... God had Zijn rug naar de tent gekeerd en Sara lachte. En God keerde Zich om en zei: "Waarom lachte Sara?" Een onderscheider van de gedachten van het hart! Ik wil dat dit een klein beetje doordringt. [Broeder Branham pauzeert – Vert]
199 En dan, wanneer zo'n soort bediening opkomt, die God beloofde in deze laatste dag, wat gebeurt er? "Het is geestelijke telepathie."
200 Noemden zij de Here Zelf niet "Beëlzebul"? Hij zei: "Als zij de Heer Beëlzebul hebben genoemd, hoeveel temeer zullen zij het Zijn discipelen noemen?"
201 Ik heb u lief. Het brengt aan het licht dat u geïnteresseerd genoeg bent. U hoeft niet naar een gebouw met een airconditioning te komen om het Evangelie te horen. U bent hongerig genoeg om te komen naar een plaats als deze. God heeft ons nooit iets anders laten bouwen dan dit. We houden er gewoon van op deze manier, een kleine oude hut, maar dat is de wijze dat wij het fijn vinden. God woont niet in uiterlijke schittering. God woont in nederigheid. Wij houden ervan op deze manier. We zijn gelukkig om te komen, en u bent het ook, om te zitten in een gebouw als dit. Ongeacht hoe heet het is, hoezeer u zweet in uw nieuwe pak, uw nieuwe jurk, dat maakt helemaal geen verschil; u luistert naar eeuwig leven, naar het Woord van God, die de gedachten van uw hart kent. De Vuurkolom die boven de kinderen Israëls hing, hangt hier vanavond. Ik zou het als uitdaging kunnen geven. Er is geen mens hier die hier zou kunnen staan onder de kracht van de Heilige Geest, zonder dat God hem gewoon meteen leeg giet en hem vertelt wat hij was. Precies! Daar hebt u het.
202 Wat is het? Wat is het? Het is dezelfde Geest die de kinderen Israëls naar hun rust leidde en zij vielen vanwege ongeloof. Valt u niet. Dit is de laatste kans. Vader, Zoon en Heilige Geest – leven kwam daar doorheen.
203 Rechtvaardiging, Maarten Luther, nog steeds een vorm van religie. Heiliging, Maarten Luther... John Wesley. De doop van de Heilige Geest. Leven. Rechtvaardiging is geloof. Heiliging is het reinigen. Heilige Geest is het vullen. Het is het leven! Niet door het Lutherse tijdperk, zij hadden het in een vorm. Niet door het Wesleyaanse tijdperk, zij hadden het in een vorm. Maar dit is het tijdperk dat de Heilige Geest Zelf komt.
204 En als u het niet hebt ontvangen, hoe kunt u in wonderen geloven? Daar is God in u voor nodig om te geloven. U handelt als God. U kent als God. U denkt als God. De Bijbel zei dat u kleine minigoden bent. Jezus zei het. Want u bent een deel van God. Precies hetzelfde als ik een kleine Branham ben en u bent een kleine... wie u ook bent, en omdat uw ouders die naam dragen. De natuur die u hebt is omdat uw eigen ouders zo zijn en omdat u uit hen bent geboren. En de reden dat u God gelooft en in wonderen en tekenen en wonderwerken gelooft is omdat u zonen en dochters van God bent. U ontving leven. Leven komt bij het derde.
205 Goed. Toen Jezus de berg op ging, nam Hij, overal waar Hij heen ging, Petrus, Jakobus en Johannes mee, drie getuigen. Drie is het getal van leven. Begrijpt u het? Liefde, vreugde, vrede.
206 Nu, laten we nu snel naar het einde van het hoofdstuk gaan, ik zal het vlug lezen:
Want het Woord Gods is levend en krachtiger... dan enig tweesnijdend zwaard, en het schift overleggingen en de gedachten van het hart.
En geen schepsel is voor Hem verborgen, want alle dingen liggen open en ontbloot voor de ogen van Hem, voor Wie wij rekenschap hebben af te leggen.
207 Broeder, er is geen vlieg die op een deur zou kunnen neerstrijken zonder dat Hij het weet. Alle dingen liggen open. Broeder, Hij weet alles wat u ooit deed, elke gedachte die u ooit dacht. Dat is wat Hij is. Wij geloven Hem op die wijze. En wanneer God in ons komt en ons in de gemeente zet, zo brengt Hij gaven en dergelijke dingen in de gemeente om vanuit Zijn Wezen te werken. Als God die oneindige God is, dan geneest Hij de zieken, kan Hij de doden opwekken, kan Hij de melaatsen reinigen en de blinden laten zien. Hij kan visioenen geven. Hij kan al deze soorten dingen doen, werkend door Zijn gemeente, omdat het God in u is. Daar is de gemeente.
208 Hoe werd die gemeente een gemeente? Door er lid van te worden? O nee! Door een handdruk? O nee! Door waterdoop? O nee! Door lidmaatschap? O nee! Hoe krijgt u het? "Want door één Geest zijn wij allen gedoopt in één lichaam." Daar hebt u het.
209 Romeinen 8:1:
Zo is er dan nu geen veroordeling... (geen wereldlijke veroordeling, zij kunnen u van niets beschuldigen.) Er is geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn... die niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest.
210 Daar hebt u het. Dat is hoe u uw christendom moet beoordelen. Dat is hoe u kunt weten of u bent ingegaan in die rust; de wereld kwelt u niet meer. Zeker! U ziet het en loopt ervan weg. U hebt iets beters om aan te denken. Daar hebt u het. "Geen veroordeling!" Dat is hoe wij in het lichaam komen. En u bent voor immer verzekerd. De Bijbel zegt het.
211 Kijk hier in Hebreeën, het tiende hoofdstuk. Hij zei:
... want door die offerande van stieren en offergaven, werden ieder jaar de zonden in gedachtenis gebracht.
Deze mens echter is, na één offer... (Gezegend zij Zijn heilige Naam.)
Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen vervolmaakt... (Halleluja! Niet voor de volgende opwekking, maar voor altijd.)
212 De oude dingen zijn voorbijgegaan en alle dingen zijn nieuw geworden. Wij wandelen in het licht, het prachtige licht. De vogels zingen anders.
213 Hier zittend... kijkend naar deze kleine alcoholiste (ongeveer vijf jaar geleden, vermoed ik), Rosella, een dronken vleermuis, lopend door de straten van Chicago, dronken, zich draaiend in elk soort zonde die er was, dronken en in alles wat ze maar kon zijn. En op een avond sprak de Heilige Geest, die levend is en krachtiger dan een tweesnijdend zwaard: "Vrouw, u bent een alcoholiste." Halleluja. Als dat niet dezelfde God was, die daar vroeger was, die wist dat Sara lachte achter Hem, dan weet ik niet wat Hij is.
214 Het kwam bovenin de zaal, tot een andere kleine vrouw, die zij opgezocht en meegebracht had. Sprak: "U bent verslaafd aan verdovende middelen." Hoe Hij de gedachten des harten onderscheidt.
215 En grote geweldige aristocratische predikers zaten daar, die een wereldwijde evangelisatiedienst hebben, met hun handen achter hun hoofd gevouwen, in T-shirts, en dachten dat wij hen niet kenden, alsof ze onder zo'n samenkomst konden zitten en dat God niet zou openbaren wie ze waren. Daar zittend, er anders uitziend alsof ze iemand anders waren. De Heilige Geest wist wie zij waren. En zij zaten daar en in hun hart dachten ze dat het geestelijke telepathie was. Weten niet meer over God, dan een Hottentot zou weten over een Egyptische duisternis. Dat is waar. Zij weten het naar de letter, maar niet naar de Geest. De letter dood, maar de Geest maakt levend. Dat is het, dat is de gedachte. "Levend, krachtiger dan een tweesnijdend zwaard, een onderscheider van de gedachten van het hart."
216 Luister! Kijk:
En geen schepsel is voor Hem verborgen, want alle dingen liggen open en ontbloot voor de ogen van Hem, voor Wie wij rekenschap hebben af te leggen.
Daar wij nu een grote Hogepriester hebben (luister nu, voor de zieken), die de hemelen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, laten wij aan die belijdenis vasthouden.
217 Vasthouden, dat betekent niet alleen door blijven gaan met getuigen. Als u het leven niet leeft, dan houdt u het niet vast. U leeft dan een huichelachtig iets. U kunt beter weer naar buiten gaan en zeggen dat u een zondaar bent en de zaak vergeten. Belijd niet een Christen te zijn, terwijl u iets anders leeft; dan bent u het grootste struikelblok dat de wereld ooit heeft gehad. Als u een zondaar bent, geef het toe, en ga verder, kom in orde met God. En als u een Christen bent, houdt vast aan uw belijdenis, blijf er bij.
218 En let nu op dit. Ik wil dit naar voren brengen, vlak voordat we weggaan:
Want wij hebben geen Hogepriester, die niet kan meevoelen met onze zwakheden, maar Een die in alle dingen op gelijke wijze als wij is verzocht, doch zonder te zondigen. (Luister.)
Laten wij daarom met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd. (Geprezen zij de Naam van God.)
219 Luister, Baptist, Presbyteriaan, Lutheraan! U zult mij deze vraag gaan stellen: "Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend." Ik weet dat het dit is waar u altijd mee komt. Dat is waar. "Wat kan een mens meer doen dan God geloven?" Dat is precies waar; dat is alles wat hij kon doen. Maar wanneer God dat geloof erkent, geeft Hij u de Heilige Geest.
220 "Nu, wat doe ik dan, broeder Branham? Jubel ik?" Niet noodzakelijk. "Spreek ik in tongen?" Niet noodzakelijkerwijs. U kunt zowel jubelen als in tongen spreken en nog steeds leven als een heiden. U begeert nog steeds vrouwen. U kunt nog steeds roken en drinken en al dat andere. Ik zag mensen in tongen spreken en weglopen en meteen een van de vuilste, oneerlijkste, zakelijke transacties sluiten die ik ooit zag. Ik zag ze jubelen en krokodillentranen huilen en ze zouden alles stelen wat je maar beetpakt. Ik zag ze naar buiten lopen en zich omdraaien naar elk meisje dat er over straat gaat. Hm, hm, dat is een goed teken dat u het niet hebt. Dat is waar.
221 Maar broeder, wanneer u bent overgegaan van dood in leven, dan worden al die dingen dood, en u bent een nieuwe schepping in Christus Jezus. Als u iets verkeerds ziet, zult u ervoor bidden: "God wees genadig." En als u moeilijkheden ziet, in plaats van weg te gaan en te kletsen en te proberen het erger te maken, zult u proberen om bij de persoon te komen en het in het rechte spoor te brengen en het heel vlug te kalmeren. Dat is de Geest van God.
222 Als u een fout maakt (u bent daar vatbaar voor)... Als u een fout maakt, dan zult u het heel vlug corrigeren. "Laat de zon niet ondergaan over uw toorn." Dat is hoe u weet dat u bent overgegaan van dood in leven. U hebt liefde, vrede, vreugde, lankmoedigheid, goedheid, vriendelijkheid, geduld. Wij hebben een Hogepriester die in de hemel gezeten is, gereed tussen beiden te komen op onze belijdenis. Wat is het? Het is toen Jezus terugging naar de Logos, de Vuurkolom die de kinderen Israëls leidde, gezeten in de tegenwoordigheid van die geweldige bron, die regenboog van licht die daar uitkomt, de zeven volmaakte geesten, een volmaakte Geest der liefde.
223 Nu let op. Het eerste is een volmaakte liefde; dat is Gods liefde, zuiver en onvervalst. Het volgende wat hier in komt, is phileo liefde; dat is de liefde die u hebt voor uw vrouw en kinderen. De volgende die daarna komt is begerende liefde. De volgende is ongoddelijke liefde. En het zakt gewoon verder af totdat het vuil is, blijft gewoon doorgaan, bedervend en bedervend.
224 En alles wat een begin had, heeft een eind en dat alles zal worden weggenomen en er zal totaal niet meer aan gedacht worden, en het zal op een dag regelrecht terugkomen tot het perfecte. En de enige manier... U kunt hier beneden niet halverwege stoppen, en hier boven komen. U zult helemaal binnen moeten zijn, vertrouwend en volledig rustend in de redding die Jezus Christus u gaf door geloof.
225 Er is een Geest van rechtschapenheid, die van God komt; dat is de Bron. De Bron van God, dat is rechtschapenheid. Het volgende is een man die een goede daad zal doen voor zijn buurman. Het volgende is de makker voor wie je uit moet kijken. Het volgende is een kerel die een dief is. De volgende is een kerel die een moordenaar is, een overvaller. Ziet u hoe het steeds verder bederft? Maar al die dingen spreken van een werkelijk iets.
226 Dat is wat ik zeg, elke keer dat u een persoon ziet die... U ziet een paartje op de straat lopen, geliefden, misschien zijn ze tachtig jaar oud. Het spreekt er alleen van dat er in de hemel een jong paar is, dat hen vertegenwoordigt in de hemel. Als deze aardse tabernakel wordt afgebroken, hebben we er al een daar.
227 Als je een man ziet die bedriegt, steelt, liegt; bedenk dan gewoon, dat zijn deel in de hel op hem wacht, zijn plek waar hij zal worden gekweld in de tegenwoordigheid van God en de heilige engelen, met vuur en zwavel. Hij zal daar gekweld worden. Niet voor eeuwig; hij kan niet voor eeuwig worden gekweld. Voor altijd betekent niet alle tijden. Eeuwigheid is voor altijd. Eeuwigheid heeft noch begin noch einde. Maar 'voor immer' is een tijdsruimte. De Bijbel zei "voor immer en (dat is een voegwoord) voor immer." Jona zei dat hij voor immer in de buik van de walvis was. Het is een tijdsruimte.
228 Maar kijk, er is slechts één eeuwig leven en dat is God. En als u voor altijd gekweld zult gaan worden en nooit kunt sterven, dan hebt u eeuwig leven. U kunt niet voor altijd worden gekweld. U zou mogen worden gekweld voor een honderd miljoen jaren in de tegenwoordigheid van God en de heilige engelen, met vuur en zwavel, ik weet niet hoe lang Zijn oordeel duurt. Maar tenslotte zal een eind moeten komen, omdat het een begin had. En God alleen heeft eeuwig leven. "Hij die Mijn woorden hoort en gelooft in Hem die Mij gezonden heeft, (heeft geen leven voor immer) hij heeft eeuwig leven." En dat leven begon... helemaal niets hier, helemaal ver boven daar, eeuwig leven (Zoe). Gods eigen leven komt neer en woont in de mens en hij is eeuwig bij God en kan niet sterven. Dat is wat het Woord zegt.
229 Denk eens even in. Zijn er twee eeuwige levens? U zou dat niet kunnen beantwoorden, is het wel? Er is één eeuwig leven, en dat is het leven van God. Deze andere soort leven, ongeacht wat het is, heeft een einde. En alles wat een begin had, heeft een einde. Maar alles wat geen begin had, heeft geen einde. En God zei dat Hij ons eeuwig leven zou geven, zonder begin. Wij werden gewoon een deel van Hem gemaakt. En in wezen werd het leven dat in ons is hier niet gebracht door de menselijke natuur. De natuur gaf ons een geest, maar die geest stierf en wij kregen de Geest van God. God zij geprezen.
230 Was God een man? Zeker! "Laat Ons mensen maken naar Ons eigen beeld." Wat was God? Een theofanie, een lichaam! En daar maakte God... werd de man zo gemaakt en gesteld over de hof, maar er was geen mens om de grond te bewerken in de zintuigen. Toen schiep Hij de mens uit het stof van de aarde in het dierlijke leven en die man bewerkte de aardbodem. En de mens viel door overtreding. Precies. En God, de theofanie, kwam neer en werd vlees gemaakt en woonde onder ons om de mens te redden.
231 Dus is er niets wat u zou kunnen doen. U bent een zondaar om mee te beginnen. U bent gevormd in ongerechtigheid. U bent geboren in zonde, kwam leugensprekend ter wereld. U werd hier in deze wereld geboren door een seksueel verlangen van uw vader en moeder en u bent gewoon net zo op weg naar de hel als u maar kunt; het kan mij niet schelen wat u doet. U zou misschien nooit liegen of stelen, elk gebod en al het andere houden en u zult naar de hel gaan, zoals een huiszwaluw naar haar nest. Maar de enige manier dat u ooit weer kunt leven is de Heilige Geest te aanvaarden. Gods eeuwig leven.
232 Wat maakte u wat u bent? In den beginne, toen de Heilige Geest broedde over de aarde, was er niets dan vulkanische uitbarstingen. Een kleine paasbloem kwam op. God zei: "Dat ziet er mooi uit, blijf gewoon broeden." Bloemen kwamen op. Gras kwam op. Bomen kwamen op. Vogels vlogen op uit het stof. Dieren kwamen op. Een mens kwam tevoorschijn.
233 Nu, hoe werd het gedaan? Door het broeden van de Heilige Geest, dit materiaal samenbrengend, potas, calcium, de bloemen makend, dieren makend, u makend.
234 En nu, u kreeg een vrije keus. God broedt opnieuw over u en zegt: "Hoor je Mijn stem? Verhard je hart niet zoals in de dagen van de verbittering." En hier komt Hij neer, predikt het Woord. Het Evangelie dat hun werd gepredikt, werd niet... zij hadden er geen geloof in, dus het deed hun geen goed. Zij hoorden het, maar zij geloofden het niet.
235 God kwam neer en Hij toonde hun een Vuurkolom, toonde door Zijn profeten tekenen en wonderen, dat Hij met hen was. Zij geloofden het niet. O, zij vonden het fijn om de wonderen te zien. Zij hielden ervan om de profeet te horen. Maar om het te geloven, zover gingen ze niet. Hun levens bewezen dat zij het niet deden.
236 Nu zei Hij: "Komt u niet ten val door dit voorbeeld van ongehoorzaamheid te volgen!" Want in deze laatste dag is God voor de hedengemeente opnieuw verschenen; hetzelfde teken, hetzelfde wonder, dezelfde Vuurkolom betuigd, bewezen. Laten we onze harten niet verharden en terugvallen in die verzoeking van ongeloof, want we zullen verrotten op aarde en dat zal alles zijn.
237 En wanneer de Heilige Geest aan uw hart klopt – "Na zo lange tijd, wanneer gij Mijn stem hoort, verhard uw hart niet." – zegt Hij: "Mijn kind, dit is de waarheid." Kijk niet naar de boodschapper, luister naar de Boodschap. Geloof het. "Verhard uw hart niet, zoals in de dagen van de verbittering."
238 Wanneer u Zijn stem hoort, verhard uw hart niet. Zeg dan: "Ja, Here, ik geloof." Dan gaat u leven binnen, de Heilige Geest komt in u. Uw oude geest, die u liet begeren, haten en afgunstig zijn, sterft uit en vijandschap en haatdragendheid en al die dingen sterven uit. En u wordt vol liefde, vreugde, vrede. Rustend. Het geeft niet hoe de winden waaien, het is in orde.
Mijn anker houdt binnen de voorhang.
Al gaan orkanen stormen,
Mijn anker houdt binnen de voorhang,
Want op Christus, de vaste Rots, houd ik stand.
Alle andere grond is zinkend zand.
239 Daar hebt u het. Eddie Perronett, zoals hij dat beroemde lied schreef. Alle andere grond: alle denominaties, alle geloofsbelijdenissen, alle leerstellingen vervagen. Christus!
U zegt: "Wel, ik ken de Bijbel." U hebt geen leven door de Bijbel te kennen.
"Ik ken mijn catechismus." U hebt geen leven door uw catechismus te kennen.
"Wel, ik ben een Christen." U hebt geen leven door te belijden een Christen te zijn.
240 U hebt leven door Hem te kennen. Hem kennend hebt u leven. Dan gaat u binnen in Zijn Rust. U komt tot rust van uw werken, evenals God van de Zijne. U wordt een zoon van God gemaakt, een deelgenoot van God. En als die Heilige Geest u liefkoost en u Hem terug liefkoost, dan zegt u: "Ja, Heer." Of koerend.
241 Hij koert: "Komt tot Mij, gij allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven."
242 En u zegt: "Ah, ik ben jong. Ik heb... O, mijn voorganger is niet... Alles wat ik hoef te doen..." Ziet u? U zult het nooit vinden.
243 Maar wanneer u zegt: "Ja, mijn Heer. Ik hoor Uw stem. Ik verhard mijn hart niet. Ik maak mij geen zorgen, Heer. Het is Uw Woord, en ik geloof U. Neem mij, Jezus, zoals ik ben; 'k pleit anders niet, dan dat Uw Bloed mij redding biedt. En dan beloof ik dat ik zal geloven. O, Lam van God, ik kom." Leg Uw hand dan op Zijn stervend hoofd en zeg: "Heer, ik ben een zondaar en U riep mij."
244 "Al wat de Vader Mij heeft gegeven, zal tot Mij komen en Ik zal hem opwekken in de laatste dagen."
245 "Ja, Heer, ik kom. Ik verhard mijn hart niet zoals ze deden in de verbittering. Ik geloof werkelijk."
246 Wat doet Hij dan? Hij geeft u Zijn leven (zoe), eeuwig leven. En als God ons kon opwekken uit het stof van de aarde, waar we vandaan komen... Kwamen we van het stof? Alles wat u ziet komt van het stof. En als God mij kon maken wat ik vandaag ben zonder dat ik enige keuze had, gewoon omdat het Zijn verlangen was om mij te maken en mij de gelegenheid te geven om tot Golgotha te komen en mijn beslissing te nemen (en ik nam mijn beslissing en geloofde in Hem), hoeveel temeer zal Hij mij opwekken? Als Hij mij maakte tot wat ik ben, zonder dat ik een keuze had, dan maakte ik een keuze en haalde Hem binnen, terwijl Hij Zijn handen ineen sloeg en zwoer bij Zichzelf dat Hij mij zou opwekken in de jongste dag.
247 Ik zal verzekerd rusten, ik heb rust. Niet omdat ik aanbid op zondag, niet omdat ik aanbid op de sabbat; dat heeft er niets mee te doen. Ik aanbid, omdat ik ben binnengegaan in Zijn vrede en rust (vrede, rust, liefde, vreugde). Laat de storm woeden; mijn anker houdt.
248 Hebt u die ervaring vanavond, vriend van mij, die hier in deze hete tabernakel zit? U kwam niet om mij te horen. Nee, u kwam om het Woord te horen. Luister, mijn vriend.
249 Nu, als u die rust niet hebt, u kunt haar nu meteen vinden. U hoeft hier niet naar voren te komen bij het altaar, blijf gewoon zitten waar u bent. Wees oprecht en zeg: "Christus, spreek slechts tot mijn hart. Ik weet dat het heet is. Ik baad gewoon helemaal in het zweet. Het is erg met me, maar Heer, waarlijk, ik zou het uit mogen zweten van pijn, erger dan dit voordat het morgen is." En de dokter zou misschien zijn hoofd schudden en zeggen: "Het is een hartaanval. Hij is overleden." Wat dan?
250 Wat dan? Wanneer dat grote Boek wordt geopend, wat dan? U hebt dat lied gehoord: "Wat dan?" Wanneer degenen die de Boodschap verwierpen wordt gevraagd een reden te geven, wat dan? "Wat dan?" Denk er nu intens over na.
251 Terwijl wij onze hoofden buigen, denk er aan:
Wanneer degene die deze Boodschap vanavond verwerpt
Zal worden gevraagd om een reden te geven, wat dan?
Wat dan? Wat dan?
Wanneer dat grote Boek wordt geopend, wat dan?
Wanneer degenen die deze Boodschap vanavond verwerpen
Zal worden gevraagd om een reden te geven, wat dan?
252 Onze Hemelse Vader, dit ligt nu allemaal in Uw handen. Hier is de ware sabbat, die ligt voor de mensen. Hier is de engel Gods die de afgelopen paar jaren rond de wereld heeft gebazuind. Critici en al het andere hebben geprobeerd het te veroordelen, maar elke keer bewees U dat U God was.
253 De wetenschappelijke wereld, de kerkwereld... Zijn zij blind, Heer? Misschien is er één hier binnen vanavond die graag zijn gezichtsvermogen zou ontvangen om door te gaan en God niet te verzoeken zoals in de dagen der verbittering. Niet proberend Hem te verzoeken door op zondag goed te zijn of een bepaalde dag te houden of een bepaalde geloofsbelijdenis, of te behoren bij een bepaalde kerk, maar die er graag uit zou willen komen en besneden worden aan het hart en de Heilige Geest ontvangen; en zij willen Hem. Door geloof nu proberen ze Hem te accepteren in hun hart. Ze proberen genade bij U te vinden, Heer.
254 O, ze mogen in tongen hebben gesproken, ze mogen hebben gejubeld. Ze hebben nog steeds de oude opvliegendheid. Ze hebben nog altijd dezelfde oude boosheid. Ze kletsen en praten nog steeds en doen dingen die ze niet behoren te doen. Ze willen dat niet, Heer. Wat dan? Als dat grote Boek wordt geopend? Maar er staat: "Dezulken zullen het Koninkrijk niet binnengaan. Weest gijlieden dan volmaakt zoals Uw Hemelse Vader volmaakt is." Alles wat minder is zal niet binnengaan. Vertrouwen ze geheel vanavond in de Gekruisigde? Zo niet, Heer, mogen ze dan tot dat ene eeuwige "Ja" komen, nu op dit moment.
255 Zeggend: "Heer, ik... geen emoties, maar ik voel gewoon iets diep in mijn hart – dat iets me vertelt: 'Ik kan het nu op dit moment doen, door Uw genade', en ik accepteer U als mijn persoonlijke Redder. Ik verwerp al de dingen van de wereld en ik ben... ik wil binnengaan in Uw rust en ik geloof dat ik het op dit moment doe. Ik geloof dat de Heilige Geest mij regelrecht op die plaats brengt."
256 Terwijl elk hoofd gebogen is. Is er iemand die zich op die wijze voelt? Steek even uw hand op. "De Heilige Geest brengt mij nu daar waar ik niet meer zal kletsen." God zegene u. "Ik zal de dingen niet doen... Mijn humeurigheid is verdwenen. Ik kan in vrede en vreugde en lankmoedigheid leven van dit moment af aan. Ik geloof dat God tot mij spreekt op dit moment. Dat ik het kan doen van deze ure af aan, door Zijn genade." Wilt u uw hand opsteken? God zegene u. God zegene u, jongedame. Nog iemand anders? "Ik geloof nu."
257 Verzoek Hem niet zoals in de dag van de verbittering. Denk niet omdat we naar de kerk gaan op zondag of de sabbat houden... Paulus zei: "Gij die dagen en maanden houdt, enzovoort, ik ben bevreesd over u." De wet, die een schaduw heeft van goede toekomstige goederen en niet de gestalte van de dingen zelf, kan nooit de aanbidder volmaken. Maar Christus maakt u volmaakt, volmaakt in de ogen van God. Hij neemt uw zonden weg, neemt veroordeling van u weg, geeft u Zijn liefde en vreugde.
258 Zou u in die rust willen binnengaan? Iemand anders die zijn hand opsteekt en zegt: "Ik heb dat gedaan."? God zegene u, jongedame, hier aan mijn linkerhand. God zegene de man die daar rechts van mij zit. Ingaan in Zijn rust, denk daar nu gewoon aan.
259 Bid: "Zoals ik ben, Heer, ik pleit anders niet... Ik ben niet goed. Niets kan ik U aanbieden, dan alleen mijn oude uitgeputte zondige leven. Wilt U mij aannemen? Reinigen? Verlichten? Omdat ik heb beloofd dat ik zal geloven. O Lam van God, ik kom!" "Ik kom, gelovend dat ik nu ben overgegaan van dood in leven. Omdat ik hier op mijn zitplaats U heb aangenomen als mijn Redder en ik voel vrede in mijn hart."
260 Vijf hebben hun handen opgestoken. Zou nog iemand het willen doen die het op die wijze voelt? Steek uw hand op. Als u geen Christen bent, aanvaard Hem nu op dit moment.
261 Als u belijdt een Christen te zijn en u niet op die wijze bent geweest, dan bent u nog steeds een zondaar, ongeacht wat voor leven u... wat u heeft gedaan of hoezeer u probeert uzelf te vormen. Wat u doet wordt niet geaccepteerd. Het is wat Hij deed. Uw eigen gerechtigheid zal niet worden geaccepteerd. Als u stopt met roken, gewoon omdat u zei: "Wel, ik stop maar liever met roken, omdat ik het christendom belijd." God aanvaardt het niet. Als u stopt met vrouwen te begeren, gewoon omdat u uzelf dat laat doen, God accepteert het niet. Dat is iets wat u doet, dat is werken. Het is genade die U redt. Is God tot u gekomen en heeft Hij de hele zaak uit u weggenomen? Dat is het volgende.
262 U zegt: "Ik trad toe tot de kerk en dus moest ik met deze dingen stoppen." God accepteert dat niet, niets wat u kunt aanbieden. Hij aanvaardt alleen wat Christus gaf. Hij geeft u eeuwig leven en neemt het van u af. Wilt u het ontvangen?
Ginds op de stormig, wilde zee,
Kom, veranker uw ziel in de haven der rust,
En zeg: "Mijn Geliefde is mijn."
Ik heb mijn ziel verankerd...
(U, die uw handen opstak. De Boodschap is nu voorbij. Laten we nu gewoon aanbidden.)
Ik bevaar de wilde zeeën niet meer.
De orkaan mag dan gaan over de diepste oceaan,
Ik ben veilig in Jezus, mijn Heer.
263 Iedereen in aanbidding nu.
Ik heb mijn ziel verankerd in de haven der rust (sabbat),
Ik bevaar de wilde zeeën niet meer,
De orkaan mag dan gaan over de diepste oceaan,
Ik ben veilig in Jezus, mijn Heer.
Schijn op mij...
(Laat uzelf gewoon los, sluit uw ogen. Voelt u die lieflijke Geest? Dat is aanbidding. De Boodschap is voorbij, dit is aanbidding.)
Laat het licht van de vuurtoren op mij schijnen;
Schijn op mij, o Heer, schijn op mij,
Laat het licht van de vuurtoren op mij schijnen.
264 Hoevelen voelen zich echt goed? Steek uw hand op. Die lieflijke, nederige geest, dat is het.
Om te zijn als Jezus, slechts te zijn als Jezus,
Op aard' wens ik te zijn als Hij;
Mijn hele leven van de aarde naar het paradijs,
Vraag ik alleen te zijn zoals Hij.
Aanbid gewoon!