Hebreeën, hoofdstuk 5 en 6, deel 1

Door William Marrion Branham

1 ... van het boek der Hebreeën. En dan gaan we naar het zevende, het Melchizédekse priesterschap. Voorts gaan we van het Melchizédekse priesterschap over op die grote dagen van een verzoening, en de scheiding, de indeling van de verzoening; dan dat grote hoofdstuk binnen, dat geloofshoofdstuk, het elfde hoofdstuk. En het twaalfde hoofdstuk: "Alle last afleggend..." en het dertiende hoofdstuk, dat eeuwige thuis, niet gebouwd door mensenhanden, maar God alleen die dit geweldige thuis heeft gemaakt. Hoe wonderbaar.

2 Ik ben blij onze zuster daar achteraan te zien, die zojuist binnenkwam. Ik zie haar en haar man. Gisteren kwamen we op weg een plaats tegen... ik dacht dat ik elk hoekje en gaatje kende, omdat ik hier jachtopziener ben geweest in Indiana en verscheidene jaren patrouilleerde. Ik kende elke plaats. Maar daar waar zij waren, zou ik hebben kunnen verdwalen gisteren; boven in de heuvels op een nieuwe weg.

3 En de dame had kanker in de longen en de Here genas de vrouw voorgoed. We namen... O, en hoe het allemaal kwam, we zaten daar... Broeder Roberson, hij is er waarschijnlijk vandaag. Ik zie zijn vrouw en broeder Wood die er is. En we waren daar boven in een oude truck, broeder Roberson en ik en broeder Wood. En we stapten in deze truck en gingen naar boven naar de top van de heuvel. Daar toonde de Here de kanker definitief. En toen stonden we daar en zagen hoe het de vrouw verliet. Met onze eigen ogen; we stonden ernaar te kijken hoe het de vrouw verliet. Ze belde terug naar broeder Woods vrouw en vertelde me dat ze van dat heel zwarte spul uitspuugde. En hier is ze deze morgen, daarachter in de gemeente zittend, zij en haar geliefde man, een wonderbare tijd in de Here hebbend. Is Hij niet wonderbaar?

4 En ik wist niet dat hier... Gewoonlijk gebeuren hier, voor de mensen die uit de omgeving zijn, erg zelden visioenen. Dit is mijn thuis. En... ik bedoel in de gemeente.

5 Zondag, een week, we... Hoevelen waren hier en zagen de man in de rolstoel? Blind, kreupel, geen evenwicht, mentale zenuwen geruïneerd, en de Mayo kliniek had hem opgegeven. En een katholieke dokter, een vriend van mij, stuurde hem hierheen. En voordat ik naar de dienst kwam, gaf de Here mij een visioen van de man. U allen weet dat. En daar werd de man genezen door het "ZO SPREEKT DE HERE". Ziet u? En toen stond hij op en liep naar buiten, nam zijn rolstoel, kon zien zoals u of ik zou kunnen zien. Hij liep het gebouw uit, zijn rolstoel duwend, normaal. En de evenwichtszenuw, weet u, je kunt jezelf niet staande houden. Ziet u, u kunt het gewoon niet. En voor jaren is het dat...

6 En gisteren toen ik daar kwam, had de dame een droom gehad, dat ze me binnen zag komen, precies om twee uur, en dat ik verklaarde dat ze kanker had en toen "ZO SPREEKT DE HERE", dat ze was genezen. En ze werd wakker en het was precies twee uur. En de Geest van de Heer kwam neer en over die droom die ze had gehad... gaf de Here de uitleg. En ze werd daar ter plaatse genezen, precies daar waar wij stonden te kijken. Hoe wonderbaar!

7 Ik kan niet op haar naam komen. Wat is het? Wat is uw naam, zuster? Zuster Walton, die daar achteraan zit. Zou u willen opstaan, zuster Walton? Ik wil u vragen, hoe voelt u zich? Amen, dat is goed, heel erg fijn. Hij is zo goed om ons op die manier te zegenen. Dus wij verwachten het buitengewone, overvloedige naar Gods geweldige maat.

8 Een dokter had dit voor haar verborgen gehouden. Hij vertelde haar dat ze alleen maar uit één kant ademde. Dat kwam door een kankergezwel, dat er dwars doorheen was gegroeid en dat de adem van die kant van de long afsneed, ziet u. U kunt kanker niet via röntgenstralen zien, omdat kanker zelf een cel is en het is, het is leven... Je kijkt gewoon dwars door de kanker heen met een röntgenstraal. Je ziet het niet.

9 En... maar de Heer heeft werkelijk... We stonden daar, zagen het zelf met onze eigen ogen. Wij zagen het in beweging komen en zagen het weggaan, met onze eigen ogen. Wij zijn daar zo dankbaar voor.

10 En nu... Bidt voor ons, deze week, terwijl we weg zijn. Broeder Neville zal waarschijnlijk de draad opnemen waar ik ben gebleven voor de woensdagavonddienst. Mis het nu niet in deze geweldige keten over het boek van Openbaring.

11 Nu, ik weet dat er veel gebed is opgezonden en we weten dat God gebed verhoort, maar we... Deze morgen willen we even een kort gebed opzenden voor het lezen van het Boek. Nu, ieder persoon die kundig is kan het Boek op deze wijze lezen, of kan het op deze manier openen, maar God alleen kan het begrip openen, want Hij is de Enige die dat kan doen. Dus laten we onze hoofden even een moment buigen.

12 Nu Vader, in de Naam van Uw geliefde Zoon, de Here Jezus, komen we nu zo nederig als we kunnen om onszelf als uw dienstknechten te onderwerpen, opdat U tot ons zou spreken. Besnijdt de lippen die spreken en de oren die horen, opdat het Woord zou mogen worden gesproken door God en worden gehoord door de Geest in de mensen. Geef het Vader. Moge Hij het Woord van God nemen en ons dienen precies zoals wij van node hebben, want wij vragen het in Zijn Naam en tot Zijn eer. Amen.

13 Nu, bij het lezen deze morgen... We studeren; we gaan niet prediken; we bestuderen dit boek der Hebreeën. Hoevelen verheugen zich er in? O, we hebben een wonderbare tijd. En nu, blijf aandachtig Schriftplaats op Schriftplaats bestuderen, de hele totale Bijbel moet tot één verband worden. Er is niet één woord van zijn plaats, als het samen wordt gezet door de Heilige Geest.

14 Nu, mensen hebben gezegd: "De Bijbel spreekt zichzelf tegen." Ik wil het zien. Ik heb daar vijfentwintig jaar lang om gevraagd en niet één heeft het ooit laten zien. De Bijbel spreekt zich niet tegen. Als het zo was, dan is het de Bijbel niet. De grote, oneindige Jehova zou Zichzelf niet kunnen tegenspreken, dus er is geen tegenstrijdigheid in de Bijbel. Het is alleen het misverstaan van de mensen.

15 Nu, als een kleine achtergrond, tot we teruggaan... Nu, het boek der Hebreeën werd door Paulus geschreven aan de Hebreeën. Hij schreef aan de Efeziërs; dat waren de mensen in Efeze, de Christengemeente, één aan de Romeinen in Rome en één aan de Galaten en één aan de Hebreeën.

16 Nu, we merken dat Paulus een Bijbelleraar was om mee te beginnen... Dat ontdekten we, dat hij onder de grote leraar zat, één van de grootste van zijn dagen, Gamaliël. En hij was goed op de hoogte van het Oude Testament, hij kende het goed, maar werd een vervolger van de weg die Christus' weg was, omdat hij getraind was in het Oude Testament, onder leraars. Maar de leraars, gewoonlijk vleselijk... (Ik hoop niet dat ik iets verkeerds zeg.)

17 Maar gewoonlijk, als een mens alleen de lering heeft op de manier van de scholen, dan is het gewoonlijk mensengemaakt. Ziet u, het is niet geïnspireerd, omdat het een leer van een school wordt. We hebben het vandaag: Presbyterianen, Lutheranen, Pinkstermensen, al deze scholen hebben hun theorie en zij draaien de Schriften hier gewoon in.

18 En het was hetzelfde in het Oude Testament. Maar Paulus, die goed getraind was en de Schriften kende door het Woord... Maar ziet u, de Schriften, ongeacht hoe goed u ze kent: als de Geest ze niet levend maakt, dan doodt de letter. De Geest geeft leven. Ziet u, het moet worden opgewekt of levend gemaakt door de Geest. Als de Geest het Woord niet levend maakt en het werkelijk voor u maakt, dan is de letter slechts intellectueel. Daarom hebben we zovele bekennende Christenen vandaag of belijdende Christenen, met deze intellectuele opvatting van Christus.

19 En dan komen we terecht bij, wel, "hij moest iets voelen en hij moet iets doen en..." (O, we zullen op dat alles dadelijk nog komen.) De één moest jubelen. De Methodisten moesten vroeger jubelen voor zij het hadden. De Pinkstermensen moesten in tongen spreken voor zij het hadden. En o, sommigen van hen, de 'Shakers', moesten vroeger beven. Weet u, zij liepen heen en weer, de mannen aan de ene en de vrouwen aan de andere kant. Ziet u? Schudders. Dan kwam de Heilige Geest op hen en schudde hen; dan hadden zij het. Maar het zijn allemaal waandenkbeelden, er is er niet één de Waarheid.

20 God leeft in Zijn Woord. "Geloof komt door het horen, het horen van het Woord. Door geloof bent u gered, door genade." Niet door wat dan ook, of u nu beeft of in tongen spreekt of wat er ook plaats vindt, dat heeft er helemaal niets mee te maken. Jezus zei: "Hij die Mijn Woorden hoort en gelooft in Hem die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven." "Hij die Mijn Woord hoort en gelooft (dat het levend wordt gemaakt voor hem) heeft eeuwig leven." Daar is het. Het maakt niet uit welk klein ding u doet.

21 Nu, ik ben niet tegen beven, of spreken in tongen of schudden, o, dat jubelen. Dat is in orde. Dat is fijn, maar dat zijn alleen maar attributen. Ziet u? Ik zou u een appel van de boom kunnen geven maar dan zou u nog steeds de boom niet hebben, ziet u. Het zijn de attributen.

22 Liegen, stelen, drinken, roken, gokken, overspel plegen, dat is geen zonde, dat zijn de attributen van ongeloof. Ziet u, dat is wat u, u... U doet dat omdat u een zondaar bent. Ziet u? Maar eerst bent u een zondaar. Dat is wat u dat laat doen, omdat u niet gelooft. Als u wel gelooft, dan doet u dat niet. Dan hebt u liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, goedheid, vriendelijkheid, zachtmoedigheid, geduld. Dat is de vrucht van de Heilige Geest. Ziet u?

23 Dus we hebben kleine dingen, die kleine sensaties, omdat de mensen van het oude gebaande pad van het Woord af zijn. Het is het Woord! Geloof komt door het horen.

24 Dus toen Paulus... God koos Paulus. De mens koos Matthias. Toen hij... Zij wierpen het lot, maar hij deed nooit iets. Dat toont welke macht de gemeente heeft om een keuze te maken, om hun diakenen te kiezen, en hun predikers naar verschillende plaatsen te sturen. Dat is menigmaal vleselijk.

25 Laat een man gaan waar God hem heen leidt. Daar houd ik van. Als de mensen in een conferentie gewoon zeggen: "Wel, hier is een fijne gemeente. Deze broeder heeft een fijne gemeente opgebouwd." En zij hebben een kleine voorliefde, en zij zullen hem naar deze gemeente sturen, en zij beseffen niet dat zij zichzelf doden. Ziet u? In de eerste plaats, als die man daarheen gaat, kan hij niet de plaats van die man innemen. Dan verzwakken ze alleen de gemeente doordat ze proberen een of andere lieveling een plezier te doen. Zo is het altijd gegaan.

26 Maar ik geloof in de opperste autoriteit van de plaatselijke samenkomst. Ja, laat elke gemeente op zichzelf zijn, haar herders kiezen, haar diakenen, haar... wat het ook is. En dan, op die manier heeft de man daar geen bisschop boven zich. Als de Heilige Geest iets wil spreken tot die gemeente, hoeven ze niemand te vragen "of ze dit zouden kunnen doen" of "dat kunnen doen". Het is de enkeling in contact met de Heilige Geest. Toon mij in de Bijbel wat groter is in de Bijbel dan een plaatselijke oudste voor een plaatselijke gemeente. Dat is waar. Jazeker, de soevereiniteit van de plaatselijke gemeente, elke gemeente op zichzelf. Nu, broederschap, dat is wonderbaar. Alle gemeenten behoren in een broederschap op die manier samen te zijn. Maar de soevereiniteit van de plaatselijke gemeente...

27 Let op Paulus, die een geweldige, goed opgeleide meester-leraar was, en die op een dag op weg was naar Damascus, om de mensen die op deze nieuwe weg waren, te arresteren. Nu, hij was oprecht. God oordeelt u niet naar uw oprechtheid. Ik heb nooit oprechtere mensen gezien dan de heidenen. Velen van hen doden zelfs hun eigen kinderen en dergelijke, als offer aan een afgod. Het gaat niet om de oprechtheid. Een mens zou carbolzuur kunnen nemen, in oprechtheid denkend dat hij iets anders nam. Oprechtheid redt u niet. "Er is een weg die een mens recht schijnt, maar het eind ervan zijn de wegen des doods." Paulus was oprecht toen hij getuigenis aflegde in zijn eigen autoriteit om Stefanus te stenigen. Jaren later (ik houd van de verontschuldiging van Paulus) zei hij: "Ik ben niet waardig een discipel te worden genoemd of een apostel te worden genoemd, omdat ik de gemeente zelfs ten dode heb vervolgd." In oprechtheid!

28 En onderweg trof een ervaring hem. De Heilige Geest kwam er aan in een grote Vuurkolom en verblindde hem. Nu, we hebben dat doorgenomen... Die Vuurkolom was Christus. En Hij is dezelfde Vuurkolom die de kinderen Israëls door de woestijn leidde. Christus was God en God was Christus. God werd vleesgemaakt en woonde in het lichaam van de Here Jezus. God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende, tonend wat Hij was.

29 Hiervoor in de Bijbel, in de eerder genoemde verzen hebben we gelezen, dat Hij Zichzelf lager maakte dan de engelen, nam de vorm aan, niet van engelen, maar nam de vorm aan van vlees. Engelen waren niet gevallen, zij hebben geen verlossing nodig. Vlees was gevallen, menselijke wezens, en zij hadden verlossing nodig. Dus, als een man een verlosser moest zijn, dan moest hij in de oude wetten ten eerste familie zijn; het geweldige boek Ruth, we namen dat hier enige tijd geleden door. En hoe dat God, die Geest was, Bloedverwant werd gemaakt voor ons (door een van ons te worden) teneinde ons te verlossen en ons eeuwig leven te geven. Hij moest als ons worden zodat wij door genade als Hem mochten worden.

30 We zien dat de Vuurkolom de kinderen van Israël leidde. Toen deze vlees werd gemaakt hier op aarde, hoorden we Hem op een dag spreken en Hij maakte er aanspraak op dat Hij de Vuurkolom was. Ze zeiden: "Zegt gij dat gij groter zijt dan onze vader Abraham?"

31 Hij zei: "Voor Abraham was Ben Ik." Wie was de Ik Ben? De Vuurkolom in de brandende struik, een eeuwige gedachtenis in elke generatie, niet alleen díe generatie, maar déze generatie (dezelfde Vuurkolom). En wij zijn dankbaar deze morgen dat wij er zelfs een foto van hebben, dat Hij niet is veranderd. Hij is de Onsterfelijke, Eeuwige, Gezegende. Hij doet dezelfde dingen die Hij toen deed, en wat voelen wij ons daar gelukkig door.

32 Maar voordat Paulus deze ervaring wilde accepteren, wetende dat de Engel van de Here de Vuurkolom was, wat Christus was, de... Wel, Hij was de Engel des Verbonds, wat Christus was. Mozes dacht daar dat... verkoos liever de aanvechtingen met het volk van Christus te verdragen en te worden geleid door Christus, dan al de schatten van Egypte. Hij volgde Christus, die in de vorm van een Vuurkolom was.

33 Toen zei Christus: "Ik kwam van God (toen Hij hier op aarde was) en Ik ga terug tot God." En na Zijn dood, begrafenis en opstanding, toen Zijn verheerlijkt lichaam gezeten was ter rechterhand van de Majesteit om voorspraak te doen, zag Paulus Hem opnieuw als de Vuurkolom. Een licht dat zijn ogen bijna uitbluste, sloeg hem met blindheid.

34 Petrus zag Hem de gevangenis binnenkomen als een licht, dat de deuren voor hem opende toen hij eruit ging. We ontdekken dat Hij de Alfa en de Omega was, de Eerste en de Laatste.

35 En hier is Hij bij ons vandaag, precies dezelfde dingen doende als die Hij toen deed, Zichzelf opnieuw zichtbaar makend aan ons, het tonend aan de wetenschappelijke wereld.

36 O, in dit grote uur van duisternis en chaos over de aarde behoorden we de gelukkigste mensen ter wereld te zijn. Om ons erin te verheugen dat we weten... Heel de tijd, terwijl mensen geïndoctrineerd zijn en er allerlei soorten 'ismen' en dergelijke op aarde zijn... En toch, vandaag toont de waarachtig levende God ons door Zijn Woord en door Zijn zichtbare betuiging, dat Hij hier bij ons is; werkend, bewegend, levend en handelend, helemaal precies zoals Hij altijd deed. Wat een bevoorrecht volk zijn wij om dit te hebben. We behoorden te... De Bijbel zei in het tweede hoofdstuk: "We behoorden deze dingen vast te houden", want, "hoe zullen we ontkomen als wij met zulk een heil geen ernst maken?"

37 Nu, we gaan verder om te ontdekken dat vóór Paulus die ervaring zou aanvaarden... Nu, we zijn het erin aan 't pompen. Nu, ongeacht wat voor soort ervaring u ooit heeft gehad, gemeente, ik wil u iets vragen. Ongeacht hoe goed het eruit ziet, hoe werkelijk het schijnt, het moet eerst worden beproefd door de Bijbel. Altijd op het Woord! Verlaat dat nooit voor welke ervaring ook.

38 En Paulus ging, voordat hij het wilde accepteren, naar Arabië en daar bleef hij drie jaren om deze ervaring te testen met het Woord. En toen hij terugkwam, was hij zeker. Niets kon hem van z'n stuk brengen, want hij stond vast op het Woord, onbeweeglijk. En hier gaat hij heen om aan deze Hebreeën die grote dingen te tonen waarvan werd gesproken in het Oude Testament, wat gemanifesteerd was in Jezus Christus. Wat een heerlijkheid!

39 Nu, vorige zondag of vorige woensdag, haalde broeder Neville er hier (in het vijfde hoofdstuk) enige hoogtepunten van aan, want het is een wonderbaar hoofdstuk. We ontdekten vorige zondag, in het vierde hoofdstuk, dat hij zich daar bezighoudt met de sabbat, het houden van de sabbat. Bent u er zeker van deze morgen dat u weet wat het houden van de sabbat is? Als u het weet, zeg dan: "Amen." [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

40 De sabbat is de "rust" die we binnengaan, niet door dagen, niet door de wet, maar door in Christus binnen te gaan, Die onze Sabbat is. Hij is onze Sabbat. We volgden het door heel het Oude Testament heen en lieten zien dat de tijd zou komen, wanneer het Woord zou komen tot regel op regel, eis op eis. En Hij bewees dat we Zijn rust binnengingen op de Pinksterdag, want dit zou maken dat de "vermoeiden rust kregen".

41 We ontdekten dat God een dag vaststelde in David, over de zevende dag. En God rustte op de zevende. Gaf het aan de kinderen Israëls in de woestijn. En opnieuw stelde Hij een dag vast. Welke dag was het? Een bepaalde dag in de week? "De dag wanneer gij Zijn stem hoort, verhardt uw hart niet." Dat is de dag dat Hij binnengaat om u eeuwige vrede te geven, een eeuwige sabbat.

42 U gaat dan niet naar de kerk op zondag om religieus te worden. Wanneer u geboren bent uit de Geest van God gaat u voor immer in de Rust, geen sabbat houden meer. U bent voortdurend in de sabbat, voor altijd en voor eeuwig. Uw wereldlijke werken zijn opgehouden, zegt de Bijbel, en u bent binnengegaan in deze gezegende vrede.

43 Deze eerste vijf hoofdstukken stellen Jezus op Zijn plaats als Hogepriester. "God heeft eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken door de profeet, maar in deze laatste dag door Zijn Zoon, Jezus Christus." (Eerste hoofdstuk, eerste vers.)

44 Dan verder door naar het einde van het vijfde hoofdstuk, zien we Hem voorgesteld als Melchizedek, die geen begin had van dagen of einde des levens, maar voortdurend Priester was voor immer. Denkt u zich dat in. Wie was deze grote Man? We komen ertoe na ongeveer twee hoofdstukken. Zijn hele leven zullen we gaan bestuderen. De grote Man die Abraham ontmoette, die nooit een vader had, nooit een mamma had. Hij had nooit ook maar een tijd dat Zijn leven begon, of Hij zal nooit een tijd hebben, dat Hij ooit Zijn leven zal eindigen. En Hij ontmoette Abraham, komend van de slag der koningen.

45 Let erop dat deze grote Persoon, wie Hij ook was, nog steeds leeft. Hij had geen einde des levens. Het was Christus die hij ontmoette. We gaan daar over een paar dagen een diepe studie over maken.

46 Nu, we willen hier beginnen in het vijfde hoofdstuk, voor een kleine achtergrond, voor we op het zesde komen, want het is werkelijk iets buitengewoons. Let goed op, we zullen gaan beginnen omstreeks het zevende vers van dit hoofdstuk. Wel, laat ons beginnen bij het zesde vers:

     Zoals Hij ook op een andere plaats spreekt:

     Gij zijt priester in eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek.

     Tijdens Zijn dagen in het vlees heeft Hij gebeden en smekingen onder sterk geroep en tranen geofferd aan Hem, die Hem uit de dood kon redden, en Hij is verhoord uit Zijn angst;

     En zo heeft Hij, hoewel Hij de Zoon was, de gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij heeft geleden.

47 Nu, hier wil ik naartoe, dit negende vers. Luister! Ik vermoed dat broeder Neville het woensdag nam, ik was hier niet. Wel, luister:

     En toen Hij het einde had bereikt, is Hij voor allen, die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwig heil geworden,

     Door God aangesproken als hogepriester naar de ordening van Melchizedek.

     Hierover hebben wij veel te zeggen,...

48 We laten het hier bij, omdat we Melchizedek over een paar avonden zullen gaan nemen.

49 Nu, we zullen hiermee onze vaste studie beginnen. Ik wilde dat ik even de rest hiervan een moment kon brengen, het elfde vers:

     Hierover hebben wij veel te zeggen, maar het is moeilijk uit te leggen, omdat gij traag zijt geworden in het horen.

     Want hoewel gij, naar de tijd gerekend, leraars behoorde te zijn, hebt gij weer nodig dat men u de eerste beginselen van de uitspraken Gods leert, en gij hebt nog melk nodig en geen vaste spijs.

     Want ieder die nog van melk leeft, heeft geen weet van de rechte prediking: hij is nog een zuigeling. (O, ik hoop dat de Heilige Geest dat nu regelrecht op de bodem in u heeft gebracht.) Want ieder die nog van melk leeft, heeft geen weet van de rechte prediking: hij is een zuigeling.

50 Als u een baby vaste spijze geeft, doodt u hem. Dat is de reden dat zoveel mensen zeggen: "Ah, ik geloof dat niet" en weglopen. Nog zuigelingen! Ze kunnen het gewoon niet begrijpen, ze kunnen die waarheid niet vatten. Het doodt ze. Grote en machtige dingen behoorde de gemeente vandaag te weten, maar je kunt het niet onderwijzen. Ze struikelen erover. Zij weten niet wat ze ermee moeten doen.

51 Paulus, sprekend tot deze Hebreeuwse groep... Toch geleerden, waar hij nu tegen sprak, geleerden, goed onderwezen. We ontdekken dat in een paar ogenblikken, erg wetenschappelijk. Maar voor het diepe geestelijke geheimenis is de gemeente nog steeds verblind. Hij zei: "Terwijl gij anderen behoorde te leren, zijt gij nog steeds een zuigeling."

52 O, ik weet dat er velen opstaan en uitgaan en zeggen: "O, ik hoef niet meer naar de gemeente te gaan. O, prijs God, de Heilige Geest is gekomen, Hij is de leraar." Wanneer u dat idee krijgt, bent u verkeerd. Want waarom stelde de Heilige Geest leraars aan in de gemeente, als Hij de leraar zou zijn? Ziet u? Er zijn ten eerste apostelen, profeten, leraars, evangelisten en herders. De Heilige Geest zet leraars in de gemeente, zodat Hij kan leren door die leraar. En als het niet overeenkomstig het Woord is (als God het niet bevestigt), dan is het niet de juiste soort lering. Het moet overeenkomen met de hele Bijbel en net zo levend zijn vandaag als dat het toen was. Daar is de werkelijke zaak gemanifesteerd.

53 Nu, let op:

     Maar de vaste spijs is voor de volwassenen, die door het gebruik hun zinnen geoefend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad. (Wetende wat goed is en wat kwaad is door onderscheiding.)

54 Nu let op, we beginnen nu met onze les. Deze grote achtergrond; nu laten we naar het eerste vers gaan:

     Laten wij daarom het eerste onderwijs van de leer van Christus laten rusten... Wat zegt hij? Al deze vijf eerste hoofdstukken gingen over Christus, om te tonen Wie Hij is. Nu laten wij de grondbeginselen van Christus rusten.

55 Wat vonden wij dat Hij was? We ontdekten dat Hij de grote Jehova God was, gemanifesteerd in het vlees. We ontdekten, dat Hij geen profeet was, maar de volheid van de Godheid lichamelijk. Hij was Jehova, vleesgemaakt. En het lichaam Jezus was slechts de tabernakel om Hem, God wonend in een mens! God die verzoend werd met de mens door de mens, door de maagdelijke geboorte van Zijn Eigen Zoon. En Jehova, de Geest, woonde in Hem.

56 Nu, hoevelen herinneren zich de onderwijzing over de Godheid? Hoe we teruggingen en God vonden als een grote regenboog, met al de verschillende geesten, hoe het was... En toen ging de Logos uit van God, wat de theofanie werd en dat was in de vorm van een man. Mozes zag het voorbijgaan in de kloof van de rots. Vervolgens werd die theofanie absoluut menselijk vlees gemaakt, Christus! En hoe zien we dat we door Zijn genade eeuwig leven hebben. Nu, het woord voor immer is "voor een afstand, een tijdsruimte". Er staat in de Bijbel "voor immer en voor immer", een voegwoord. Maar voor immer betekent alleen "een tijd". Maar eeuwig betekent voor altijd. En alleen alles wat een begin had, heeft een einde. Maar dingen die geen begin hadden hebben geen eind. Dus God had geen begin en Hij heeft geen einde.

57 En dus, daarom had Melchizedek, de grote Priester (als een mens), geen begin en Hij heeft geen einde. En wanneer wij, door die theofanie die... Wij werden gemaakt naar het beeld van God, voor de wereld ooit werd gemaakt. Toen die theofanie vlees werd gemaakt en onder ons woonde, toen ontvingen wij zelf door Zijn dood Zijn Geest, en hebben wij geen einde, eeuwig leven; geen engelen, maar mannen en vrouwen. O, kon ik het maar op de een of andere manier zo overbrengen dat mijn gehoor het zou vatten.

     U zult nooit een engel zijn. God maakte engelen, maar God maakte de mens. En wat God doet is van God afkomstig, wat net zo eeuwig is als God. En de mens is net zo eeuwig als zijn Schepper, omdat hij van eeuwigheid gemaakt werd.

58 De zonde heeft echter een einde, lijden heeft een einde. Daarom kan er geen eeuwige hel zijn. Er is een hel, vuur en zwavel, we weten dat, maar er is geen eeuwige hel. Er is slechts één soort eeuwig leven en dat behoort aan God. Als u voor altijd zult lijden, dan hebt u eeuwig leven. De hel heeft een eind, het mag miljarden jaren duren, maar het zal tenslotte tot een einde komen.

59 De Bijbel zegt nergens dat ze eeuwig leden; er staat voor immer en immer. Jona dacht ook dat hij voor immer in de buik van de walvis was. Voor immer heeft een grens of een tijdlimiet, maar eeuwig is nimmer eindigend. Het heeft geen begin of eind. Het is als een ring, een cirkel, en naarmate onze tijd doorgaat, draaien wij slechts in het rond in het geweldige plan Gods.

60 Gods voornemen was om de mens te maken naar Zijn beeld, om gemeenschap te hebben met Hem. En Hij maakte een tastbaar wezen. Nu, de zonde bracht ons in een toestand van bederf, maar dat stopte nooit het programma van God. En zondaarvriend vandaag, als u niet wederom geboren bent door de Geest van God, dan hebt u ergens een einde. En uw einde is chaos, in vernietiging, en lijden, en ellende. Maar voor u die hebt geloofd in de Here Jezus, en Hem hebt aanvaard als uw persoonlijke Redder is het even eeuwig als God eeuwig is. U hebt geen einde. "Ik geef hun eeuwig zoë (Gods eigen leven) en zij zullen nimmer vergaan of zelfs in het oordeel komen, maar zijn overgegaan van dood in leven." Dat was Hij. Daarvoor kwam Hij.

61 Nu, Jezus kwam bij Zijn komst in Zijn Priesterschap niet gewoon maar vanwege sympathie. Vele mensen leren het zo; dat Hij kwam en zegt: "Wel, als Ik lijd, zal Ik misschien zo'n deerniswekkend schouwspel zijn dat de mensen zeker tot Mij zullen komen." Dat is een dwaling, daar is geen Schriftgedeelte voor, want elke persoon die ooit zal worden gered, kende God voor de wereld ooit werd geformeerd. De Bijbel zei het. Nu, God wil niet dat er iemand verloren zou gaan; Hij wil dat ze allemaal tot bekering komen. Maar omdat Hij God is wist Hij het door voorkennis.

62 Kijk in Romeinen, het achtste hoofdstuk. Paulus ondersteunde dat, sprekende over de uitverkorenen van God, dat God van Ezau en Jakob zei, voordat één van beide baby's geboren was of wat ook, dat Hij hen kende en dat Hij Ezau haatte en Jakob liefhad. Voordat één van de jongens een kans had om hun dankbaarheid uit te drukken, want Hij was God. Hij weet het. Hij is oneindig. Als Hij oneindig is, dan kende Hij elke vlo, elke vlieg, elke luis, alles wat ooit op aarde zou zijn. Hij kende het. Hij is de oneindige, eeuwige, de onsterfelijke, gezegende God, almachtig, alomtegenwoordig, en alwetend. Er is niets wat Hij niet weet. Dat is de reden dat Hij kan zeggen wat het einde zal zijn. Hij kende het einde van de beginne.

63 Wat profetieën zijn, is gewoon Zijn kennis. Hij is de hoogste gevolmachtigde. Hij is... Hij is de Rechter. En Hij spreekt tot de advocaat iets van Zijn wijsheid. En dat is wat profetie is, wat het kan voorzeggen, omdat Hij weet wat er zal gaan gebeuren. Nu, daar is de God die wij dienen. Niet een God van de geschiedenis, niet zoals Boeddha en de Mohammedanen, enzovoort, maar een God die alomtegenwoordig is (op dit moment nu), hier deze morgen in deze tabernakel, nu op dit moment. De grote Jehova, IK BEN, Die Zichzelf formeerde in nederigheid, om de gedaante van zondig vlees aan te nemen. Hier is Hij. Deze verloste u. Er kan nergens een ander zijn, die het op wat voor tijd ook kan doen.

64 God had daar boven niet drie mensen waarvan Hij er één zond, Zijn Zoon. Het was God Zelf, Die kwam in de vorm van een zoon. Een zoon heeft een begin, en de Zoon had een begin. Zoals sommigen van u, dierbare Katholieke mensen, zeggen... Ik heb uw boek, Feiten van ons Geloof, dat zegt: "Het eeuwige zoonschap van God..." Hoe zult u dat woord duidelijk maken? Hoe zult u het zinnig gaan maken? Hoe kan dit eeuwig zijn? Dat is niet de Bijbel, dat is uw boek. Eeuwig zoonschap, ze hebben geen... Dat woord is niet juist, want alles wat een zoon is had een begin, en eeuwig heeft geen begin. Dus is het geen eeuwig zoonschap. Christus werd vlees en woonde onder ons. Hij had een begin. Het was geen eeuwig zoonschap, het is de eeuwige Godheid, niet zoonschap. Nu, Hij kwam om ons te verlossen en Hij heeft ons verlost.

65 Nu, Paulus komt daar op, waarvan ik verzekerd ben, dat u het door de voorgaande lessen hebt begrepen. We zullen het later nog eens doornemen, zo de Here wil, gewoon vers voor vers.

66 Nu:

     Daarom, nalatende het beginsel van de leer van Christus, laat ons tot de volmaaktheid voortvaren,... (Dat doet hen struikelen, is het niet? Laat ons wat doen?) laat ons tot de volmaaktheid voortvaren, zonder opnieuw het fundament te leggen...

67 Let hier op: laten we dit woord "volmaaktheid" nemen. Weet u dat er slechts één manier is waarop u in de tegenwoordigheid van God kunt staan? Dat is volmaakt! God kan geen onheilige dingen dulden.

68 En u wettische mensen, hoe zult u zich ooit zelf kunnen vervolmaken, terwijl u niet één ding hebt om uzelf mee te vervolmaken? U werd geboren in zonde. Uw ontvangenis zelf was in zonde. Het verlangen zelf waardoor u hier bent, was zonde. Geboren in zonde, geschapen in ongerechtigheid, leugen sprekend ter wereld komend. Nu, waar zult u gaan staan?

69 Waar, u, zondaar, die zei: "Ik zal stoppen met roken en ik zal naar de hemel gaan." Waar bent u, lauwe conservatieve, zogenaamde Christen, die hier rondloopt met een lang gezicht en zegt: "Wel, ik hoor bij de kerk." U zondaar! Dat is waar. Tenzij u geboren bent uit de Geest van God, bent u verloren. Dat is waar.

70 Hoe zult u naar de hemel gaan? U zegt: "Ik heb nooit gelogen in mijn leven. O, die kleine lieveling. Het was gewoon direct al een engel." Dat is een leugen. Het kan me niet schelen hoe goed u bent, u bent een zondaar. En u hebt niet één ding; er is geen priester, geen bisschop, geen kardinaal, geen paus, noch wie dan ook, die u kan redden, omdat hij in hetzelfde schuitje zit, als waar u in zit. (We komen er straks op.) In precies dezelfde toestand, hij was... De paus van Rome werd geboren in zonde, geschapen in ongerechtigheid, kwam leugen sprekend ter wereld, geboren door een seksueel verlangen van een man en een vrouw. Hoe zult u daaruit gerechtigheid verkrijgen?

71 Wel, zijn pappa en mamma werden op dezelfde wijze geboren. En zij werden op dezelfde geboren als zijn grootmoeder en grootvader, en zo verder terug. Het is zonde om mee te beginnen.

72 Dus wie kon zeggen dat dit heilig en dat heilig is. Er is slechts één ding heilig, dat is Jezus Christus, de Zoon van de levende God, die volmaakt werd gemaakt. En onze vereiste is, volmaakt te zijn. Nu, hoe zullen wij het gaan zijn? Probeer het zelf. Ik zou het verschrikkelijk vinden om te proberen naar de hemel te komen op de verdiensten van "Ik werd vijf minuten geleden geboren en ga nu uit de wereld." Ik zou verloren zijn! Als ik nooit één verkeerde gedachte in mijn leven had, als ik nooit één slecht woord in mijn leven sprak, als ik nooit naar welke kwade zaak ook keek, noch iets kwaads of wat ook dacht, ben ik toch even vuil en zwart als de smerige muren van de hel. Ik ben een zondaar.

73 Ik zou m'n leven door kunnen brengen in een afgesloten kamer, en net als sommigen van de Karmelieten-zusters of zoiets nooit de wereld zien en daar blijven en heel mijn leven bidden, goed doen, geboren worden als een multimiljonair en alles aan de armen geven, wat ik maar heb, toch ben ik nog steeds een zondaar en zal naar de hel gaan. Jazeker, meneer.

74 Ik zou mogen toetreden tot de Lutherse kerk, de Baptisten, Pinksteren, Presbyterianen, en als ik op de ledenlijst sta en getrouw leef aan die kerk tot een honderd jaar toe en mijn leven wordt genomen, en geen mens zou met de vinger naar mij kunnen wijzen en zeggen: "Hij heeft zelfs nog nooit zoiets als een slechte gedachte gehad"; ik zal naar de hel gaan, net zo zeker als ik hier sta.

75 Ik ben een zondaar. Dat is juist. Ik heb niets, er is totaal geen mogelijkheid, voor welke prijs ook die ik zou kunnen vinden, om te voldoen. God vereiste de dood, en als ik mijn eigen leven geef... als ik mijn eigen leven geef, hoe kan ik mij dan bekeren, omdat... De schuld moet eerst worden betaald. En God was de Enige die Zijn leven kon afleggen en weer opnemen. Dus Hij kon zonde worden en Zijn leven afleggen en weer opnemen en het rechtvaardig noemen en de schuld is betaald. Daar hebt u het.

76 Nu, laten we opslaan Mattheüs, ongeveer het achtste hoofdstuk. Ik geloof dat het het zevende of achtste hoofdstuk is. We zullen zien wat Jezus hier zegt. Goed, het is Mattheüs, het vijfde hoofdstuk en het... Jezus die de zaligsprekingen predikt, vers 47:

     En indien gij alleen uw broeders groet, waarin doet gij meer dan het gewone? Doen ook de heidenen niet hetzelfde? (Let op:)
     Maar weest dan gijlieden volmaakt,... (Wat?) Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader die in de hemelen is, volmaakt is. (Dat was Jezus' gebod.)
     Weest dan zo...

77 Ze zeggen: "Niemand kan volmaakt zijn. De Bijbel zei dat er niemand volmaakt is. Daar is uw tegenstrijdigheid." Is het zo? Goed, u kunt niet in uzelf volmaakt zijn. Als u vertrouwt in wat u hebt gedaan, bent u verloren. Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk God volmaakt is.

78 Nu:

     Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader die in de hemelen is, volmaakt is.

     DAAROM...

79 Nu, het vijfde hoofdstuk... zesde hoofdstuk van Hebreeën:

     DAAROM, nalatende het beginsel van de leer van Christus, laat ons tot de volmaaktheid voortvaren;...

80 Nu u, Branham Tabernakel... O, ik weet het: "We hebben genezing." Dat is wonderbaar. "We hebben visioenen." O, dat is fijn. En u hebt geestelijke dromen en soms zijn het geen geestelijke dromen. En soms doet u... We proberen de armen te helpen. We doen wat we kunnen. O, dat is goed, maar dat is niet waar wij nu over spreken. Wij gaan nu over tot een andere fase.

     ... nalatende... de leer...

81 "O ja. We hebben de leer van Christus, wij geloven dat Hij de Zoon van God was, maagdelijk geboren. We geloven dat met al deze dingen." Dat is gewoon wonderbaar. Maar dat laten we rusten, laten wij tot de volmaaktheid voortvaren! O my, ik wilde dat ik nu de stem van een aartsengel had om dit tot een plek te brengen dat u het zou kunnen zien.

82 Nu, hij zegt:

     ... nalatende... al de leer van Christus,... (al de theologen en al de theologie die we kennen, alles over de Godheid van Christus, hoe Hij God vlees gemaakt was, en al deze andere dingen...)

83 Paulus gaat hier verder dit alles uit te leggen, in een paar ogenblikken. Laten wij het even lezen, een klein stukje, voordat we er op ingaan.

     ... niet wederom leggende het fundament van de bekering van dode werken (Nu, dat geloven we) en van het geloof in God, (We geloven dat) van de leer van dopen (Precies zoals u gedoopt moet worden; we geloven dat) en van de oplegging der handen... (Wij geloven in het opleggen der handen, is het niet? Ziet u, dat alles. Zeker.) en van de opstanding der doden... (Wij geloven dat.)

84 Nu kijk, u ziet hier dat "oordeel" wordt gebruikt als "eeuwig". Dat is voor immer. Wanneer oordeel wordt gesproken door God, is het voor immer. Dan kan er geen verzoening meer zijn, nadat het oordeel is geweest. Nu, kunt u begrijpen waarom God, zoals wij dat noemen, Zijn eigen medicijn moest nemen? Toen Hij de mens veroordeelde wegens het zondigen, was de enige manier waarop Hij kon verzoenen de plaats van de mens Zelf in te nemen. Dat is de enige manier waarop Hij ons kon verzoenen, door onze plaats in te nemen en een zondaar te worden. God, Jehova, werd een zondaar en Hij gaf Zijn leven.

85 U zou uw leven kunnen geven als zondaar om te sterven voor de zaak. Paulus zei: "Al geef ik mijn lichaam om te worden verbrand als offer, ik ben nog steeds niets", omdat het niet zou werken, ziet u. Wanneer u sterft, bent u weg; als u sterft als een zondaar, bent u verloren.

86 Maar God kwam neer in het vlees en veroordeelde de zonde in het vlees, omdat Hij zondig vlees werd gemaakt; omdat Hij de eeuwige God was, en Zijn eigen lichaam opwekte. Dus Hij is degene die rechtvaardigt. "Al deze dingen... Laat ons tot de volmaaktheid voortvaren", zegt Paulus.

87 Nu, let op:

     ... en van het eeuwig oordeel.

     ... en dit zullen wij ook doen, indien God het toelaat. (Derde vers.)

88 Nu, "voortvarend tot volmaaktheid". Jezus zei: "Weest gijlieden dan volmaakt gelijk uw Vader in de hemel volmaakt is. "En wij zijn, iedereen, veroordeeld. Ongeacht wat we ooit doen, we zijn veroordeeld. We werden veroordeeld geboren. Uw vader en moeder werden veroordeeld geboren. U, al uw voorouders werden geboren in zonde, gevormd in ongerechtigheid. Dus hoe zou u het ooit worden? Hoe zult u volmaakt gaan zijn? Al deed u nooit één ding, u stal nooit, loog nooit, deed nooit iets in uw leven, dan bent u toch nog veroordeeld. U was veroordeeld; voordat u uw eerste ademtocht deed was u veroordeeld. Dat is juist. U werd veroordeeld door God voor u uw eerste ademhaling deed. Want u werd veroordeeld door het seksueel verlangen van uw vader en moeder die u hier door hun daad op de aarde brachten en God veroordeelde dit in den beginne. En u bent al veroordeeld om mee te beginnen. Dus waar zult u...? En elk ander persoon op aarde was met u veroordeeld. Nu, waar zult u volmaaktheid gaan krijgen?

89 Let op! Laat ons even een moment Hebreeën opslaan, het tiende hoofdstuk. Luister goed. Ik wil eerst een klein stukje lezen uit het negende hoofdstuk, het elfde vers:

     Maar Christus, de Hogepriester der toekomende goederen, gekomen zijnde, is door de meerdere en volmaaktere tabernakel... (Zijn eigen tabernakel, Zijn vlees.)

90 Ziet u, de oude tabernakel... Hebt u opgemerkt dat de oude tabernakel een voorhang had, dat de ark waar God in woonde, verborg? Hoevelen weten dat? Zeker. Wel, die oude mensengemaakte tabernakel hier, de gordijnen uit geverfde geitenvellen, enzovoort, waren gemaakt tot een tabernakel om de tegenwoordigheid van God te verbergen. Hoevelen weten dat slechts één man daar eens per jaar naar binnen kon gaan? Zeker, dat was Aäron, eens per jaar binnengaand, en hij moest gezalfd zijn. En o, wat een vereiste! En hij moest vuur in zijn hand hebben en als hij zonder dat vuur ging, dan stierf hij zodra hij die voorhang wegduwde. Hij zou dood neervallen. Hij moest daar binnengaan en deze kandelaren aansteken en de genadetroon besprenkelen, welk bloed sprak van de dood die plaatsvervangend was... Dus moest Christus komen om het te vervullen.

91 Nu... maar toen kwam God in een ander soort tabernakel. En wie was die Tabernakel? Jezus. En God was binnenin Jezus en Hij was verborgen, maar Hij was de wereld met Zichzelf verzoenende door Zijn uitdrukking. Christus openbaarde God. Hij zei: "Ik ben het niet die de werken doe, het is Mijn Vader die in Mij woont; Ik doe niets uit Mijzelf, maar wat Ik de Vader zie doen. De Vader in Mij toont Mij deze visioenen en dan ga Ik precies doen wat de Vader Mij vertelde te doen." Begrijpt u het? God was in een menselijk lichaam, niet achter geverfde geitenvellen, maar was levend, bewegend. God had handen. God had voeten, God had een tong, God had ogen en het was Christus! Daar was Hij.

92 Nu is Hij heengegaan en de Geest kwam, opdat Hij door Zijn dood de gemeente zou mogen volmaken en de gemeente tot onderdanigheid zou brengen. Dan is dezelfde Geest die in Christus was, in de gemeente, dezelfde dingen doende die Christus deed. "Een korte tijd en de wereld zal Mij niet meer zien, maar gij zult Mij zien, want Ik zal met u zijn, ja in u, tot het eind van de wereld."

93 Nu luister hiernaar:

     Maar Christus, de Hogepriester der toekomende goederen, gekomen zijnde, is door de meerdere en volmaaktere tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van dit maaksel; (Hij was niet met handen gemaakt. Hoe werd Hij geboren? Maagdelijk geboren.)
     Noch door het bloed der bokken en kalveren, (werd dit lichaam ooit geofferd... of geheiligd) maar door Zijn eigen bloed...

94 U weet dat het bloed van het mannelijke geslacht komt. En dan zei iemand: "O, Jezus was een Jood." Hij was geen Jood. "O, we worden gered door Joods bloed." Nee, dat werden we niet. Als we werden gered door Joods bloed, dan zijn we nog steeds verloren. Jezus was geen Jood, evenmin was Hij een heiden. Hij was God: God de Vader, de Geest, de Ongeziene. "Geen mens heeft ooit God gezien, maar de eniggeborene van de Vader, die heeft Hem verklaard." Hij manifesteerde God, wat God was.

95 Nu wordt Zijn gemeente verondersteld God te manifesteren, te tonen wat God is. Ziet u? Wat doen wij? Onszelf organiseren en: "Ik heb niets met hen te maken. Zij zijn Methodisten; zij zijn Presbyterianen. Ik wil niets met hen te maken hebben. Ik ben Baptist; ik ben van Pinksteren." U bent verloren met dat soort motieven. Precies!

96 Wie kan er roemen? Wie kan er iets zeggen? Kijk naar de schande die de Presbyterianen hebben gebracht. Kijk naar de schande, de Baptisten. Kijk naar de schande, de Katholieken. Kijk naar de schande, de Pinkstermensen, Nazareners, Pelgrim Heiligheidsmensen. Kijk naar de overigen. Maar ik daag u uit om één hand smadelijk daarnaar uit te strekken! Amen. Wijs met één vinger, terwijl God, de Almachtige, zei: "Dit is Mijn geliefde Zoon in Wie het Mij behaagt om te wonen, hoor Hem." Daar is Hij. Dat is de Volmaakte.

97 Nu, laten we hier nog een klein beetje verder lezen:

     Noch door het bloed der bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeg gebracht hebbende... (Begrijpt u het?) ... eeuwige verlossing voor ons.

98 Niet om vandaag verlost te zijn en dan, als volgende week de opwekking begint, opnieuw te worden verlost en dan o, vallen we terug en worden weer opnieuw verlost. U bent eens en voor altijd verlost. Dat is juist. Niet meer verlossen, verlossen, verlossen: eeuwige verlossing! "Hij die Mijn woorden hoort en gelooft in Hem die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en zal nimmer in het oordeel komen, maar is overgegaan... (verleden tijd) overgegaan van dood in leven." (Omdat hij heeft gebeefd? Omdat hij op een bepaalde manier werd gedoopt? Omdat hij bloed in zijn hand had?) "Omdat hij geloofd heeft in de eniggeboren Zoon van God!" Zo hebben wij de eeuwige verlossing.

99 Luister nu:

     Want indien het bloed van stieren en bokken en de as der jonge koe, besprenkelende de onreinen, hen heiligt tot de reinheid des vleses;

     Hoeveel temeer zal het bloed van Christus, Die door de eeuwige Geest Zichzelf Gode onbestraffelijk opgeofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken, om de levende God te dienen? (Overgegaan van dood in leven.)

100 Wat maakt het u uit wat de wereld denkt? Wat maakt het u uit wat de buurman denkt? Ons geweten is gestorven en wij zijn herschapen en opnieuw geboren door de Geest van God om de ware en levende God te dienen. Daar hebt u het.

101 Nu, ik spreek nu over het tiende vers... tiende hoofdstuk liever gezegd, aan de andere kant van de bladzijde:

     Want de wet, hebbende een schaduw der toekomende goederen, niet het beeld zelf der zaken, kan met dezelfde offeranden, die zij alle jaren geduriglijk opofferen, nimmermeer degenen v-o-l-m-a-k-e-n... (v-o-l-m-a-a-k-t, het is dat perfecte...)
     Daarom, nalatende het beginsel van de leer van Christus, laat ons tot de volmaaktheid voortvaren;...

     Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader die in de hemelen is, volmaakt is.

102 De wet die een schaduw heeft van de goede dingen die komen, al de inzettingen en de dopen en al de andere dingen die ze hadden, konden nooit de aanbidder volmaakt maken. En toch vereiste God het volmaakte.

103 U treedt toe tot de Nazerenerkerk, het zal u nooit volmaakt maken. U treedt toe tot de Baptistenkerk, Pinksteren, wat het ook is, het zal u nooit volmaakt maken. Dat u een goed, eerlijk mens bent, zal u nooit volmaakt maken. U kunt niet één ding verdienen. Er is niets aan u wat iets verdient. U bent verloren! U zegt: "Wel, ik hield de wet. Ik houd de sabbat. Ik houd al de inzettingen van God. Ik doe dit."

104 Paulus zei: "Laat ons nu al die dingen laten rusten."

105 "Dat is in orde, maar we zullen dit doen. We zullen de mensen dopen en we zullen hun de handen opleggen voor hun genezing, enzovoort."

106 We konden het vers voor vers nemen, elk van die dingen. De doop; we geloven het. "Er is één hoop, één Heer, één geloof, één doop." We geloven dat er één doop is. Wij geloven in de opstanding van de doden. Absoluut! Wij geloven dat Jezus stierf en weer opstond. Wij geloven dat. Het opleggen der handen voor de zieken, dat is wat er stond: "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven. Als ze hun handen op de zieken leggen, zullen ze herstellen." Wij geloven dat. Maar wat is dat? Paulus zei: "Het zijn allemaal dode werken!" Het is iets wat u doet. Laten we nu voortvaren naar de volmaaktheid. O my!

107 We komen de Tabernakel binnen, niet het fundament, de Tabernakel. De Tabernakel zelf. Dat is het fundament, de wet en de gerechtigheid en toetreden tot de gemeente en gedoopt worden en het opleggen van handen. Dat zijn allemaal inzettingen van de gemeente, maar laat ons nu naar de volmaaktheid gaan. En er is slechts Eén die volmaakt is; dat is Jezus.

108 Hoe komen we in Hem? Door de Methodisten? Nee! Pinksteren? Nee! Baptisten? Nee! Door enige kerk? Nee! Rooms-katholiek? Nee!

109 Hoe komen wij er in? Romeinen 8:1:

     Zo is er dan nu geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn, die niet naar de dingen van deze wereld wandelen, (het vlees,) maar naar de dingen van de Geest. (Die geen aandacht besteden aan wat de wereld heeft te zeggen.)

110 Zelfs als u ziek bent en de dokter zegt: "U zult gaan sterven." U besteedt er geen aandacht aan. U maakt zich er helemaal niet druk over.

111 Als ze zeggen: "U moet een Katholiek worden voordat u gered wordt, of Presbyteriaan, of u moet dit doen", u besteedt er geen aandacht aan. Daarom is er geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn, die niet wandelen naar het vlees (de dingen die ze zien). Alles wat u met uw ogen ziet is aards.

112 Maar het zijn de dingen die u ziet in uw geest, door het Woord. Het Woord is Gods spiegel die weerspiegelt wat Hij is, en wat u bent. Halleluja. O my! Het zegt u... Dit is het enige Boek in de wereld dat u vertelt waar u vandaan komt, wie u bent, en waar u heengaat. Toon mij enige bladzijde of literatuur, met al de wetenschap of wat anders ook, enig goed boek dat er geschreven is, geen enkele kan u dat vertellen. Dit is Gods spiegel die toont wat Hij is, en wie u bent. Dan daartussen is een Bloedgrens die toont wat u kunt zijn, als u de keus wilt maken. Daar hebt u het. "Door één Geest..."

113 Nu, 1 Korinthe 12. Hoe komen we in dat lichaam? Door handen schudden? Beslist niet! Door toetreden tot de kerk? Zeker niet! Door gedoopt te worden, achterwaarts of voorover? In de Naam van de Vader, Zoon en Heilige Geest? De Naam van Jezus Christus? De Naam van Roos van Saron, de Lelie der Valleien, de Morgenster, wat u maar wilt? Dat heeft er niets mee te maken, het is slechts een antwoord van een goed geweten ten opzichte van God. En toch redetwisten we, we ruziën en argumenteren en maken splitsingen en hebben meningsverschillen. Dat is waar. Maar al die dingen zijn dode werken! We zullen gaan tot volmaaktheid.

114 Dat zijn dingen die ik deed. Een prediker doopte u. Of hij nu doopte voorover, achterover of drie keer, vier keer of één keer, of hoe hij het ook deed, dat heeft er niets mee te maken. U bent gewoon gedoopt in de gemeenschap van die gemeente, hoe dan ook bewijzend aan die gemeente dat u gelooft in de dood en begrafenis en opstanding van Christus. Het opleggen der handen van de zieken, om de zieken te genezen, dat is wonderbaar. Maar het is allemaal natuurlijk, en dat lichaam zal opnieuw sterven, zo zeker als u leeft. Het zal opnieuw sterven. Nu, laten we al die dingen terzijde leggen en doorgaan tot volmaaktheid.

115 Hoe komen we tot volmaaktheid? Dat is wat we willen weten. Christus is volmaakt. "God legde op Hem de ongerechtigheid van ons allen. Hij werd verwond om onze overtredingen, verbrijzeld om onze ongerechtigheden, de straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, door Zijn striemen werden wij genezen." Dat is het lichaam waar we heen willen. Dat is het lichaam. Waarom? Als u in dat lichaam bent, zult u nooit oordeel zien, zult u nooit de dood smaken. U bent vrij van alle dood, oordeel, zonde en al dat andere, wanneer u in dat lichaam bent.

116 "Hoe kom je erin, prediker? Door lid te worden van deze tabernakel?" Dan bent u toch verloren. U zou hoe dan ook niet toe kunnen treden, want wij hebben helemaal geen boek. Hoe komen wij erin? Door toe te treden tot een kerk? Beslist niet! Hoe komt u er in? U wordt er in geboren.

117 1 Korinthe 12.

     Want door één Geest zijn wij allen gedoopt tot één lichaam,...

118 Door de Heilige Geestdoop zijn we in dat lichaam gedoopt en vrij van zonde. God ziet u niet meer, Hij ziet alleen Christus. En wanneer u in dat lichaam bent, kan God dat lichaam niet oordelen. Hij heeft het reeds geoordeeld. Hij nam ons oordeel en nodigde ons binnen. En door geloof, door genade, wandelen we en aanvaarden we onze vergeving. En de Heilige Geest brengt ons in deze gemeenschap met Hem. En we wandelen niet meer naar de dingen van de wereld, maar we wandelen in de Geest; levend gemaakt, het Woord kwam tot ons. Hij stierf in mijn plaats. Ik ben levend gemaakt. Hier ben ik, die eens dood was in zonde en overtredingen, levend gemaakt. Al mijn verlangens zijn om Hem te dienen. Heel mijn liefde gaat naar Hem uit. Heel mijn wandel wil zijn in Zijn Naam, zodat, waar ik ook ga, wat ik ook doe, ik Hem verheerlijk. Of ik op jacht ben of aan het vissen, of als ik een balspel aan het spelen ben, of ik... wat ik ook doe, het moet zijn "Christus in mij", in zo'n leven dat een mens ernaar zou laten verlangen om op die wijze te zijn; niet kletsen, roddelen, en redetwisten over uw gemeenten. Vat u het? "Door één Geest zijn wij in dat lichaam gedoopt" en "wanneer Ik dat Bloed zie, zal Ik u voorbijgaan."

119 Luister, laten we hier een klein beetje verder lezen, alstublieft.

     ... nimmer... diegenen die toetreden, te volmaken.

     Immers... (tweede vers, hoofdstuk 10) Immers, zou anders het offeren daarvan niet opgehouden zijn?

120 Als dat de persoon volmaakt kan maken en God eist volmaaktheid... Als het houden van de wet en het doen van al de geboden u volmaakt zou maken, dan is het niet nodig iets anders te hebben; dan bent u reeds volmaakt. Want wanneer u volmaakt bent, bent u eeuwig. Omdat God de enige is die eeuwig is, en God is de enige die volmaakt is. En de enige manier dat u eeuwig kunt zijn, is een deel van God te worden.

     ... eenmaal gereinigd... generlei besef van zonden meer hadden? (Wat?) ... de aanbidder, na eenmaal gereinigd te zijn, generlei besef meer heeft... (Als u de vertaling ervan opschrijft, dat is "verlangen") ... de aanbidder, na eenmaal gereinigd te zijn, heeft geen verlangen meer naar zonde.

121 Als de aanbidder éénmaal gereinigd was... Nu, u gaat heen en zegt: "O, halleluja, ik werd gisteravond gered, maar ik... Wel, prijs God, zij maakte dat ik terugviel. Halleluja, op een dag zal ik weer gered worden." U arme, ongeleerde, onwetende. Zo is het niet. "De aanbidder die éénmaal gereinigd is, heeft geen besef meer van zonde." De Bijbel zei...

122 Luister, als wij het in een ogenblik verder lezen.

     Doch door die offeranden werden ieder jaar de zonden in gedachtenis gebracht;...

123 Nu, we zullen meteen overstappen naar het achtste vers, om tijd te sparen, waar ik heen wil:

     In de aanhef zegt Hij: Slachtoffer en offergaven, brandoffers en zondoffers, hebt Gij niet gewild, noch daarin een welbehagen gehad, hoewel zij naar de wet gebracht worden.

124 Het negende vers:

     Doch daarna heeft Hij gezegd: Zie, hier ben Ik, o God, om Uw wil te doen. Hij heft het eerste op... Hij heft het eerste op (de wet), om het tweede te laten gelden.

125 Ik wilde dat we tijd hadden om er bij stil te staan. Zo lang als u Presbyterianen, Pinkstermensen, Baptist of Methodist bent, kan Hij nooit iets met u doen. Hij moet dat eerst allemaal wegnemen, ziet u, zodat Hij het tweede kan laten gelden. Zolang als u zegt: "Wel, ik ben Methodist." Ik heb niets tegen de Methodisten of Baptisten of Pinkstermensen. Maar broeder, dat betekent het niet. U moet voortgaan tot volmaaktheid, dat is Christus binnen.

126 Let hier nu even een ogenblikje op:

     Krachtens die wil zijn wij eens en voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus.

127 Laat ons nog een beetje verder lezen. En houd dat vast, laat dat doordringen terwijl we lezen, eens en voor altijd.

     Voorts staat elke priester dagelijks in Zijn dienst om telkens dezelfde offers te brengen, welke nimmer de zonde kunnen wegnemen;

     Deze echter,... (Bent u klaar? Heeft u uw vest open nu, zodat het niet net langsgaat, en het regelrecht naar het hart zal gaan?) Deze echter... (Welke mens? Niet de paus van Rome, niet de bisschop van de Methodistenkerk of enige andere kerk, maar:) Deze echter, Christus, is na één offer voor de zonden te hebben gebracht, voor altijd gezeten aan de rechterhand van God,

     Voorts afwachtende, totdat Zijn vijanden gemaakt worden tot een voetbank voor Zijn voeten.

     Let op. Hier komt het:

     Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen v-o-l-m-a-a-k-t... heeft Hij... volmaakt... (tot de volgende opwekking? Wat zou er staan?) ... heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd zijn. (Begrijpt u het? "Laat ons voortvaren tot volmaaktheid!")

128 Nu, u heiligheidsmensen zegt: "O ja, wij geloven in heiligheid. Halleluja, wij geloven in heiliging." Maar u neemt uw eigen heiligheid. U stopt gewoon met dit en stopt met dat, waarvan u weet dat u het niet behoorde te doen. Tenzij Christus de deur heeft geopend en het aan uw hart heeft levend gemaakt en u tot een plaats komt waar zonde en verlangen dood zijn en alles weg is... Dan neemt Hij uw eigen gerechtigheid weg. Hij kan Zichzelf in u vestigen. En het is Christus de Zoon van God in u, de hoop der heerlijkheid.

129 "Laat ons voortvaren tot de volmaaktheid." Hoe kunnen we volmaakt zijn? Door de dood van Christus; niet door toetreden tot de gemeente, niet door onze eigen goede werken die we doen (dat is allemaal in orde). Niet omdat wij op deze manier gedoopt werden of op die manier, niet omdat we werden genezen door het opleggen van handen, niet vanwege welke van deze andere dingen dan ook. Wij geloven in de dood, begrafenis en opstanding.

130 Paulus zei: "Ik zou kunnen spreken met tongen van mensen zowel als engelen (dat is zowel de tongen die worden verstaan, als de tongen die niet kunnen worden verstaan, die moeten worden uitgelegd), ik ware niets. Al had ik de gave van kennis en begreep ik al de wijsheid Gods (om de Bijbel uit te leggen... hem in verband te brengen), ik ware niets." Het doet dan niet veel goed om naar school te gaan, is het niet? Om de Bijbel te leren. "Al had ik geloof, dat ik bergen kan verzetten..." Genezingscampagnes betekenen dan niet erg veel, is het wel? "Ik ben niets, al gaf ik mijn lichaam om te worden verbrand als een offer."

131 "O," zeggen ze, "die man is religieus."

132 "Maar hij is niets," zei Paulus, "is nooit iets geworden."

133 Want als er tongen zijn, ze zullen verstommen. Profetieën zullen hebben afgedaan. Waar al deze andere dingen zijn, het zal afgedaan hebben. Maar wanneer het volmaakte is gekomen, zal dat wat ten dele is, afgedaan hebben. Ziet u, dat is volmaakt. Wat is volmaakt? Liefde! Wat is liefde? God! Laat ons afleggen al deze kleine dode werken en inzettingen, en voortvaren tot volmaaktheid. Ziet u het? Wij zijn vervolmaakt door Christus. Hoe komen we erin? Door een Heilige Geestdoop!

134 Goed, wat gebeurde er? U bent overgegaan van dood in leven.

135 Wel, beef ik? Springen? Doet het...? U hoeft niets te doen. U hebt het reeds gedaan. God bracht u van dood in leven, en u leeft. Dan tonen uw vruchten in uw leven het.

136 Een heleboel van u, Methodisten en Nazareners, jubelen zo hard als u kan jubelen, en stelen maïs van iemands akker. Dat is waar, en doen alles wat maar kan.

137 Een heleboel van u Pinkstermensen, spraken in tongen als werden erwten op een koeienhuid gestrooid, zeker, gingen naar buiten en gingen er van door met de vrouw van uw naaste en deden allerlei soorten dingen. Dat is het niet, broeder.

138 Probeer niet om welke sensatie dan ook te hebben, om de plaats van de Heilige Geest in te nemen. Wanneer de wedergeboorte is gekomen, bent u veranderd. U hoeft helemaal niets te doen om het te bewijzen, uw leven bewijst het. In uw wandel, uw liefde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, zachtmoedigheid, geduld, dat is wat u bent. En de hele wereld ziet de weerkaatsing van Jezus Christus in u.

139 Nu, spreken in tongen, en het jubelen, dat zijn gewoon attributen die dit soort leven volgt. En u kunt deze attributen nemen en nadoen en nooit dat leven hebben. We zien het. Hoevelen weten dat dit waar is? Zeker, zeker weet u dat. Wel, u ziet het overal om u heen.

140 Dus het betekent niets dat u zegt, dat dit het bewijs van de Heilige Geest is, tenzij het uw leven is, dat u leeft. Nu, als u in tongen wilt spreken, dat is volmaakt in orde, als u het leven leeft dat het waarmaakt. Dat is waar. En als u wilt jubelen, fijn, dat is goed. Ik jubel ook, ik word soms zo gelukkig, dat ik nauwelijks een paar schoenen kan dragen, ik spring er het liefst uit. Dat is wonderbaar. Ik geloof het.

141 En ik heb visioenen gezien, de zieken genezen en de doden opgewekt, terwijl zij daar lagen en de dokters weggingen en zeiden: "Het is afgelopen, gedaan met ze." Ze liggen er een paar uur en de Heilige Geest komt regelrecht neer en toont een visioen: "Ga daar heen en wek die persoon op." Ik heb ze gezien die doof zijn, stom en blind, en heb kreupelen zien lopen. Dat maakt niet... Dat waren slechts attributen.

142 Broeder, lange tijd geleden, voordat de wereld er ooit was... ooit een fundament had, zag God door Zijn eeuwige genade, naar beneden, en door voorkennis zag Hij u en mij. Hij wist in welke eeuw we zouden leven, Hij wist wat we zouden zijn. Daarom door uitverkiezing koos Hij ons voor de grondlegging der wereld om zonder smet bij Hem te zijn.

143 Nu, als Hij ons koos voor de grondlegging der wereld om zonder smet in Hem te zijn en we werden helemaal met smetten geboren, niets anders kan... niets kan ons reinigen, hoe zullen we zonder... hoe zullen we zonder smet gaan zijn? Hij zond Zijn eniggeboren Zoon, opdat een ieder die in Hem gelooft geen einde des levens zou hebben, maar eeuwig leven zou hebben, nooit zal vergaan, maar eeuwig leven heeft. Dan, wanneer wij in Hem komen... Door geloof, door genade zijn we gered, door de Heilige Geest die ons riep.

144 Voordat er een lichaam op deze aarde lag, lagen uw lichamen hier. Het is gemaakt uit calcium, potas, vocht, kosmisch licht, en petroleum, enzovoort, zestien elementen. En de Heilige Geest begon te broeden over de aarde, haar het hof te maken. En toen Hij dat deed, was het eerste ding, weet u, wat opkwam, een kleine Paasbloem. En toen broedde Hij wat gras uit, en enige vogels, en na een poosje kwam er een mens voort.

145 Nu, Hij maakte nooit een vrouw uit het stof van de aarde. Zij is al een man van oorsprong, de man en de vrouw zijn één. Dus, Hij nam uit de zijde van Adam een rib en maakte een vrouw, een hulpe voor hem, en toen kwam zonde binnen.

146 Toen nadat de zonde binnenkwam... God zal niet worden verslagen, ongeacht wat er plaats vindt. Hij zal nooit worden verslagen. Toen begonnen vrouwen mensen op aarde te brengen. En God zag door eeuwige genade wie zou worden gered, en Hij riep u. "Niemand kan tot Mij komen tenzij de Vader Hem eerst roept. Niet hij die wil, noch hij die loopt, maar God die ontferming toont."

147 U zegt: "Wel, ik zocht God!" "Ik zocht God." Nee, dat deed U nooit, God zocht u. Dat is zoals het in den beginne was.

148 Het was niet Adam die zei: "O Vader, Vader, ik heb gezondigd. Waar bent U?"

149 Het was de Vader die zei: "O Adam, Adam, waar zijt gij?" Dat is de natuur van een mens. Dat is het karakter van een mens. Zo is hij gemaakt.

150 "En niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader hem trekt. En alles wat de Vader Mij geeft..." Halleluja. "Allen die komen, Ik zal hun eeuwig leven geven, en Ik zal hem opwekken ten jongste dage." Wat een gezegende... Wat een gezegende belofte van een God des hemels. We komen er vanavond op, waar Hij zwoer bij Zichzelf, omdat er niemand groter is. U zweert bij iemand die groter is dan u. Er is niemand groter, dus God zwoer bij Zichzelf. We zullen er op komen, hoe Hij het deed, en wanneer Hij het deed, en een eed zwoer bij Zichzelf, dat Hij ons zou opwekken en ons Zijn eigen erfdeel maken.

151 O, hoe volmaakt en wat vast kunnen we staan deze morgen. Hoe kunt u zien terwijl de dood u regelrecht in het gezicht staart, en kunnen zeggen als Paulus: "Dood, waar is uw prikkel? Graf waar is uw overwinning? Maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Here Jezus Christus." Daar bent u er.

152 Waarom? "O, u deed zo-en-zo."

153 "Ik weet het, maar ik ben bedekt door Zijn bloed!" Halleluja!

154 Door één Geest zijn wij allen gedoopt in één lichaam. U Methodisten, Baptisten, Presbyterianen, wat u ook bent, we werden gedoopt in één lichaam. En wij hebben gemeenschap en wij zijn burgers van het Koninkrijk van God. Belijdend dat wij niet van deze wereld zijn.

155 Mijn kleine meisje kwam onlangs en ze zei: "Vader, dit kleine meisje deed zus-en-zo, en zij deden zus-en-zo en wij gingen naar dat huis en deden zus-en-zo." Ze zei: "Waarom doen wij dat niet?"

156 Ik zei: "Lieverd, wij zijn niet van deze wereld. Zij leven in een wereld voor zichzelf."

157 Ze zei: "Maar lopen we niet allemaal op dezelfde grond?"

158 Ik zei: "Van de wereld, lieverd. Wij zijn niet van die mensen."

159 De Bijbel zei: "Kom uit van hen, scheid u af, spreekt God." Kijk, je bent daar niet van. En wanneer die nieuwe natuur in je komt, dan hoeft u er niet uit getrokken te worden. U wenst niet terug te gaan zoals Lots vrouw. U bent er gewoon uit vandaan geboren. En u bent in een andere dimensie. En dit ziet er als vuilnis voor u uit. En dit, het grote, fabelachtige Amerika, waarin wij leven, is één grote chaos ervan geworden. Alles is begeerte en vrouwen. En vrouwen, de wijze waarop zij zich kleden, de mannen, de manier waarop zij zich gedragen en de dingen die ze doen en zichzelf dan Christenen noemen...

160 Bijvoorbeeld deze Elvis Presley, gaat heen en wordt nu lid van de Pinksterkerk, natuurlijk dat waren... Judas kreeg dertig zilverlingen, Elvis kreeg een vloot Cadillacs en een paar miljoen dollar voor het verkopen van z'n geboorterecht! Arthur Godfrey! Kijk daarnaar!

161 Kijk hier naar Jimmie Osborn in Louisville daarginds met die boogie-woogie, rock en roll, rommel en vuilheid. En op zondagmorgen nemen ze de Bijbel en staan op het podium en prediken. Wat een schande! Geen wonder dat de Bijbel zei: "Elke tafel is vol braaksel."

162 Wel, we leven in een verschrikkelijke dag. En de mensen zeggen: "O, ze zijn erg religieus." O! Weet u niet dat de duivel religieus is? Weet u niet dat Kaïn even religieus was als Abel? Maar hij had niet de openbaring. Dat is het. Hij had niet de openbaring. Ja, wij gaan allemaal naar de gemeente, maar er zijn sommigen die leven hebben, dat zijn degenen die de openbaring van Jezus Christus in hun hart hebben. Niet door beven en springen, niet door toe te treden tot de kerk, maar door openbaring. God heeft Zichzelf geopenbaard.

163 Kijk wat Hij zei: "Wie zeggen de mensen dat Ik, de Zoon des mensen, ben?"

164 "Sommigen zeiden: 'U bent een profeet' en sommigen zeggen: 'U bent Elia.' En sommigen..." Hij zei: "Maar wie zegt gij?"

165 Petrus zei: "Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God." Dat kwam niet van zijn lippen.

166 Hij zei: "Gezegend zijt gij, Simon, zoon van Jona, want vlees en bloed hebben dit nooit geopenbaard. Je hebt dit nooit geleerd uit een of andere ethiek van de Bijbel, of een of ander theologie-seminarie. Gezegend zijt gij, want vlees en bloed heeft u dit niet geopenbaard, maar Mijn Vader in de hemel heeft u dit geopenbaard. En op deze rots zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen."

167 Als u deze morgen een Christen bent omdat u tot een kerk hoort, bent u verloren. Als u een Christen bent omdat u overgegaan bent van dood in leven, dan bent u vrij van oordeel; in Christus komt u heel de tijd in de volmaaktheid. God kan niet één ding zien... U zegt: "Zal ik nooit een fout maken?" Zeker, maar u zult het niet willens en wetens doen.

168 Nu, we zullen daar zo op komen. "Want als hij opzettelijk zondigt, nadat hij tot erkentenis der waarheid is gekomen, blijft er geen offer voor de zonde meer over." Wij gaan daar vanavond op in, omdat het nu een beetje te laat is.

169 Laten we nog even een paar verzen meer hier van lezen, zodat we een beter gevoelen kunnen hebben als we nog wat verdergaan. Goed, we zullen hier vanavond meteen mee beginnen. Het vierde vers, luister hiernaar:

     Want het is onmogelijk, degenen, die eens verlicht zijn geweest, en de hemelse gave gesmaakt hebben, en des Heiligen Geestes deelachtig geworden zijn,

     En gesmaakt hebben het goede woord Gods, en de krachten der toekomende eeuw,

     En afvallig worden, die, zeg ik, wederom te vernieuwen tot bekering...

     Ziet u, en we brengen dat in Hebreeën 10 en heen en weer, om te tonen wat dit is.

170 Vrienden, laat ons voortvaren tot volmaaktheid. We hebben... we zijn... we hebben geen verontschuldiging vandaag. We hebben totaal geen verontschuldiging. De God des Hemels is verschenen in deze laatste dag en doet precies dezelfde dingen als die Hij toen deed; toen Hij hier eerder was, toen Hij op aarde was. Hij bewees het. Zoals wij door deze Bijbel heengaan en u hebt... U klas, weet dit, dat we mirakel na mirakel hebben genomen, en teken na teken, en wonder na wonder, wat Hij deed voor de kinderen in de woestijn, de dingen en de tekenen die Hij deed. De dingen die Hij deed toen Hij hier op aarde was, gemanifesteerd in het vlees, en precies dezelfde dingen vinden vandaag plaats, hier vlak onder ons. Hier is het Woord om het te betuigen. Hier is de zaak om te zeggen dat het juist is, om het juist te maken. Hier is de Geest van God om hetzelfde te doen. Dus hebben we geen excuus. Laten we bidden.

171 Hemelse Vader, ziende dat we omringd zijn door zo'n grote wolk van getuigen, laten we dan afleggen elk woord, elk ding, elke fout, elk kwaad woord, elk kwaad gesproken woord, elke gedachte, en laat ons met volharding de wedloop lopen die voor ons is gesteld, ziende op de Aanvanger en Voleinder van ons geloof, de Here Jezus Christus. O, gezegend zij Zijn meest weergaloze en Heilige Naam! Hoe dat Hij naar de aarde kwam om de gevallen mens te redden, en ze terug te brengen in de gemeenschap van de Here God. En wij danken U hiervoor. En nu, door Zijn genade... Wij kozen Hem nooit, maar Hij koos ons. Hij zei: "Gij hebt niet Mij gekozen, maar Ik koos u." Wanneer? Voor de grondlegging der wereld.

172 En dierbare God, als er deze morgen hier enigen zitten, die dit misschien jaar na jaar hebben uitgesteld, maar voortdurend is er een beetje aan hun hart geklopt... Misschien zijn zij toegetreden tot de kerk en denken: "Wel, het zal in orde zijn." Vader, zeker, de Schriften hebben het deze morgen uitgelegd, dat je je niet kunt verbergen achter een gemeente en rechtvaardig zijn. Evenmin kun je goed zijn, niet liegen en stelen en alles doen wat slecht is, en nog steeds rechtvaardig zijn.

173 Er is slechts één gerechtigheid die we hebben, niet van onszelf, maar Zijn gerechtigheid. Hij heeft onze redding volmaakt. Daarom, in Hem zijnde, ziet God onze fouten niet. Wanneer we ook maar iets verkeerd doen is er een Geest in ons die het uitschreeuwt: "O, Vader, vergeef mij!" Dan ziet God het niet. En het is... Wij zijn binnengebracht in gemeenschap en genade bij Hem. Geef het Here, terwijl wij deze dienst sluiten. In Christus' Naam. Amen.

174 Even een ogenblik, ik zou u willen vragen... Ongeacht wat u doet, bent u verloren. Luister hiernaar, enige tijd geleden... Ik heb het misschien al eerder verteld. Hier is een kleine ervaring die mij overkwam.

175 Ik was ginds in Toledo, Ohio. Ik was in een opwekkingssamenkomst en hield daar een samenkomst. En zoveel mensen wisten waar het hotel was, dus hadden ze mij meegenomen naar het platteland. En ik verbleef daar in een klein motel.

176 We hadden gegeten in een klein Dunkard restaurant, het was een wonderbare plek. En de kleine dames zagen er net zo Christelijk en heilig uit als ze maar konden zijn, schoon en werkelijk vriendelijk. Het werd zondag en ik kreeg honger. Ik had een beetje gevast en ik wilde naar de overkant van de straat gaan naar een ander klein... een kleine straat daar op een hoek, en daar was een... gewoon een Amerikaanse gelegenheid om daar te eten. Een kleine... Ze hadden een kleine gelegenheid, een café dat de hele avond open was.

177 En toen ik daar op die zondag binnenging, ongeveer twee uur in de middag, voordat ik heenging die middag om te prediken, kwam ik tot het punt dat ik niet wist wat te doen. Ik liep naar binnen en het eerste wat ik opmerkte, was een jongedame van ongeveer zestien of achttien jaar oud (de lieveling van een of andere pappa en de lieveling van een of andere moeder) die daar achteraan stond met een jongen, met zijn handen rond haar heupen. Een groep teenagers zat aan de balie.

178 Ik hoorde een gokmachine en ik keek erheen en daar stond een politieman met zijn arm hierboven rond een vrouw, rond haar taille, spelend aan een gokmachine. Nu, u weet dat dobbelen en gokmachines illegaal zijn in Ohio, u Buckeye-mensen hier. En u weet dat het onwettig is. En hier was de wet, spelend aan een gokmachine: een man van mijn leeftijd, waarschijnlijk getrouwd, een stel kinderen, misschien al grootvader. Een politieman op patrouille, spelend aan een gokmachine. Daar was dat jonge... Wat heeft zo'n teenager zo gemaakt? Wat heeft dit veroorzaakt?

179 Ik stond daar. En niemand merkte dat ik binnenkwam, ze waren te druk bezig; de helft van hen was dronken. Dus ik keek. Ik hoorde iemand zeggen: "Wel, denk je dat de regen de rabarber kwaad zal doen?" En ik keek om mij heen en hier zat een dame, hier zittend, een oude dame, een echt... ze was vijfenzestig, zeventig, dicht erbij. En de arme dame... Ik neem het niemand kwalijk wanneer ze er niet op z'n best uit zien, maar toen ze... Ze had zich opgedoft... Ze had haar haar blauw gemaakt, het zag er heel blauw uit, en van boven helemaal afgeknipt en ze had het echt blauw gemaakt. En ze had een hele dikke laag manicure op, of hoe u dat spul ook noemt, dat op haar gezicht was gedaan en grote vlekken. En ze had een heel klein kort broekje aan, het arme oude mens was zo gerimpeld, dat het vlees, de kwabben vlees, zo neerhingen over haar been. En ze was dronken. Ze zat daar met een oude man, in de zomertijd, met een van deze oude grijze legeroverjassen aan, olijfbruin, die zo naar beneden hing, en een grote shawl rond zijn hals. Allebei dronken en zij zaten bij deze arme, oude vrouw.

180 Ik stond daar en keek rond. Ik zei: "God, hoe kunt U dit verdragen? Wat, wat... hoe ziet U naar zoiets? Terwijl het mij (een zondaar gered door genade) dat laat denken; hoe kunt Gij ernaar kijken? Wel, het ziet er naar uit dat U de zaak uit elkaar zou moeten laten spatten. Zullen mijn kleine Rebekka en Sara onder dat soort invloed moeten opgroeien? Zullen mijn twee kleine meisjes tegenover zo'n populaire, zogenaamde, wereld moeten staan, zoals het vandaag is, waar de mensen zich zo gedragen. God, hoe kan ik ooit... Wat kan ik doen?" (Natuurlijk, het is Zijn genade, als ze bestemd waren voor eeuwig leven zullen ze komen; als ze het niet waren, zullen ze niet komen. Ik weet het niet. Dat is aan God. Ik zal mijn deel doen.)

181 Ik dacht: "Hoe kunt U het verdragen, God? Het lijkt of U zo heilig bent, dat U gewoon die zaak van de aarde af zou moeten wissen." Ik zei: "Kijk naar die arme grootmoeder, die daar zit. Kijk naar dat jonge meisje, daar achteraan. En hier is een vrouw die hier staat, waarschijnlijk vijfentwintig jaar oud. En die politieman met zijn armen rond haar middel, spelend aan een gokmachine. Daar is de wet, het land is vergaan. Het is met het moederschap afgelopen. Hier is het met de oude afgelopen. En daar zit een jong meisje, daar achteraan en het is met haar afgelopen. Kijk naar de jongens, terwijl ze in de kerk of ergens behoorden te zijn."

182 En ik dacht: "O God, wat kan ik doen? En hier ben ik in deze stad, roepend met heel mijn hart, en ze ontkennen het, en lopen door alsof ze..." En ik dacht: "Wel God..."

183 Wel, en toen kwam er een gedachte: "Als Ik ze niet heb geroepen, hoe kunnen ze komen?" "Alles wat de Vader Mij heeft gegeven, zal komen." "Gij hebt ogen, maar gij kunt niet zien, oren en kunt niet horen."

184 Ik dacht: "Wel, als de president naar de stad zou komen in plaats van de opwekkingssamenkomst, dan zou iedereen komen." O zeker, dat is werelds.

185 Toen begon ik te denken: "Wel, God, hoe... waarom laat U het niet gewoon... Wel, kom en zend Jezus en laat het voorbij zijn. Waarom laat U het niet gewoon allemaal voorbij zijn, en laat U het niet gaan?"

186 Toen begon ik te zien, dat er iets voor mij begon te bewegen. Het zag eruit als een kleine wervelwind, die zo ronddraaide. Ik bleef ernaar kijken en ik zag een wereld die rond en rond draaide. En ik keek ernaar, en er spoot iets van af. En ik keek, en het was een besproeiing met rood, karmozijnrood Bloed, de wereld rond, net als een werveling die rondgaat (als een komeet) en het was een werveling er omheen op deze manier. En ik keek naar deze werveling en vlak erboven zag ik Jezus in het visioen. Hij keek naar beneden. En ik zag mezelf hier beneden op de aarde staan, en dingen doen die ik niet behoorde te doen. En elke keer dat ik zondigde, had God me moeten doden, "Want ten dage dat gij daarvan eet, te dien dage zult gij sterven." En Gods heiligheid en recht vereist... en je zult moeten sterven. En toen keek ik daarheen en ik bleef in mijn ogen wrijven. En ik zei: "Ik ben niet... Ik ben helemaal niet in slaap gevallen. Ik ben... het is een visioen. Ik ben er zeker van dat dit een visioen is."

187 En ik bleef kijken, terwijl ik achter de deur stond. En ik zag mijn eigen zonden opkomen. En elke keer dat ze zouden beginnen de troon te raken, werkte Zijn Bloed als een bumper op een auto. Het ving het op en ik zag het schudden, en het Bloed stroomde dan van Zijn gelaat. En ik zag Hem Zijn handen opheffen en zeggen: "Vader, vergeef hem, hij weet niet wat hij doet."

188 Ik zag mijzelf iets anders doen, het schudde Hem opnieuw, pats. Het zou... God zou me op datzelfde moment hebben gedood, maar Zijn Bloed ving mij. Het hield mijn zonden vast. Ik dacht: "O God, deed ik dat? Zeker was ik dat niet?" Maar het was het wel!

189 Toen begon ik zo te lopen, alsof ik door die kamer liep, en ik wandelde tot vlak bij Hem. Ik zag daar een boek liggen en daar stond mijn naam op, en er stonden allerlei zwarte letters dwars overheen geschreven. Ik zei: "Here, het spijt mij zo, dat ik dit deed. Waren het mijn zonden die maakten dat U dat deed? Heb ik Uw Bloed rond de aarde gedraaid? Heb ik U dit aangedaan, Heer? Het spijt mij zo dat ik dit deed." En Hij strekte Zijn hand uit. Ik zei: "Wilt U mij vergeven? Ik bedoelde het niet. Ik zal... U, door Uw genade... ik zal proberen een betere jongen te zijn, als U mij zult helpen."

190 Hij nam Zijn hand en beroerde Zijn zijde, nam Zijn vinger en schreef "v-e-r-g-e-v-e-n" op mijn boek, wierp het omhoog achter Zich (in de zee van vergetelheid). Ik keek er een poosje naar. En Hij zei: "Nu, Ik vergeef jou, maar je wilt haar veroordelen." Ziet u? Zei: "Jij hebt vergeving, maar hoe is het met haar? Je wilt haar uiteen laten spatten. Je wilde niet dat ze leefde."

191 Ik dacht: "O God, vergeef mij, het was niet mijn bedoeling om dat te denken. Ik wilde dat niet doen. Ik, ik wilde dat niet doen."

192 "Het is jou vergeven, jij voelt je prima. Maar wat met haar? Zij heeft het ook nodig. Zij heeft het nodig."

193 Wel, ik dacht: "God, hoe wist ik wie U had geroepen en wie U niet hebt geroepen? Het zijn mijn zaken om tot iedereen te spreken."

194 Dus, toen het visioen mij verliet, liep ik naar haar toe en ik zei: "Hoe maakt u het, dame?" En die twee mannen waren naar het toilet gegaan. En ze... Ze zat daar te hikken, weet u, te lachen. En de fles whisky stond op tafel, of bier was het, alcohol, stond daar waar ze hadden gedronken. Ik liep erheen en ik zei: "Hoe maakt u het?"

     En ze zei: "O, hallo."

     En ik zei: "Zou ik plaats mogen nemen?"

     Ze zei: "O, ik heb gezelschap."

     Ik zei: "Ik bedoel het niet op die manier, zuster."

     Ze keek naar me toen ik haar zuster noemde. Ze zei: "Wat wilt u?"

     En ik zei: "Zou ik even een ogenblik kunnen gaan zitten?"

     Ze zei: "Ga uw gang." En ik ging zitten.

     Ik vertelde haar wat er was gebeurd. Ze zei: "Wat is uw naam?"

     En ik zei: "Branham."

     Ze zei: "Bent u de man hier in dit stadion?"

     En ik zei: "Ja mevrouw."

195 Ze zei: "Ik had daarheen willen komen." Ze zei: "Meneer Branham, ik ben opgevoed in een Christelijk gezin." Ze zei: "Ik heb twee jonge meisjes die Christen zijn. Maar deze en die dingen gebeurden." En ze kwam op de verkeerde weg, of ze begon dat!

196 Ik zei: "Zuster, dat maakt mij niet uit, het Bloed is nog steeds om u heen. Deze wereld is bedekt met Bloed. Als dat niet zo was, zou God ons hebben gedood, iedereen. Hij..." Als dat Bloed wordt verwijderd, zie dan uit naar oordeel. Maar nu, als u zonder dat Bloed sterft, dan gaat u die plaats voorbij, dan is er niets meer wat iets voor u kan doen. Vandaag staat dat Bloed in uw plaats. Ik zei: "Dame, zeker, het Bloed houdt u nog steeds bedekt. Zo lang als u adem in uw lichaam hebt, heeft het Bloed u bedekt. Maar op een dag, wanneer de adem hier weggaat, (de ziel die weggaat,) dan zult u boven dat Bloed uitgaan, en dan is er niets dan oordeel. Terwijl u nog een kans hebt voor vergeving..."

197 En ik nam haar bij de hand; ze huilde en zei: "Meneer Branham, ik drink."

198 Ik zei: "Dat maakt niet uit. Iets heeft mij gewaarschuwd het u te komen vertellen." Ik zei: "God heeft u voor de grondlegging der wereld geroepen, zuster. En u doet verkeerd, en u maakt het alleen nog maar erger."

199 Ze zei: "Denkt u dat Hij mij zou willen hebben?"

200 Ik zei: "Absoluut zal Hij u willen hebben."

201 En daar op haar knieën, we knielden neer, midden op die vloer, en hadden een ouderwetse gebedssamenkomst. En die politieman nam zijn hoed af en boog neer op één knie. En daar hadden we een gebedssamenkomst in die gelegenheid. Waarom? God is soeverein... "Laten we daarom deze dode werken afleggen en laten we voortgaan tot het volkomene." Laten we ons begeven in die sfeer, waar...

202 "Ik behoor tot de gemeente." "En ik behoor tot dat." Dat is allemaal afgelopen, laten we voortgaan tot de volmaaktheid.

203 Mijn zondaarvriend, als u zonder dat Bloed bent vandaag, zonder redding, zonder genade, het Bloed van Jezus Christus houdt u vast. U zegt: "Wel, ik ben er heel deze tijd goed doorgerold." Maar op een dag zult u gaan waar er niets meer voor u is overgelaten. Laten we nu bidden, terwijl wij onze hoofden buigen.

204 Is daar iemand, zou er iemand zijn vandaag, die graag zou willen zeggen: "God wees mij genadig. Ik besef dat ik verkeerd heb gedaan." Misschien bent u lid geworden van de kerk. Dat is in orde. Maar als u niet de genade van Christus hebt ontvangen, zou u dan uw hand op willen steken en zeggen: "Bid voor mij, broeder Branham?" God zegene u, meneer. God zegene u, dame. Dat is in orde. Laat niet... God zegene u daar, meneer, daar achteraan. God zegene u en u. Daar helemaal achterin, ja, God zegene u. Steek uw hand op. Dat is goed. Steek gewoon uw hand op en zeg: "God, wees mij genadig."

205 U zegt: "Ik behoor tot de gemeente, broeder Branham. Ja, ik heb geprobeerd goed te zijn, maar ik weet het niet, ik heb gewoon... het schijnt alsof ik het gewoon niet kan." O arme pelgrim, arme vervallen vriend, u hebt werkelijk het visioen nog nooit gezien.

206 U zegt: "Broeder Branham, ik jubelde. Ik heb in tongen gesproken. Ik heb dit allemaal gedaan." Dat zou ook waar mogen zijn. Dat is allemaal goed, daar is niets op tegen. Maar, mijn dierbare verloren vriend... maar in tongen te spreken of te beven, of een hand te geven, of gedoopt te worden, dat is in orde, maar Hem te kennen is een Persoon te kennen. Hem te kennen is leven.

207 U zegt: "Wel, ik ken de Bijbel heel goed." Wel, de Bijbel te kennen is geen leven. Hem te kennen (het persoonlijk voornaamwoord). Hem te kennen, Christus! Dat u weet dat Hij u vergeven heeft. Wilt u nog even uw handen opsteken? Iemand anders nog? God zegene u, dame. God zegene u, meneer. God zegene u hier, broeder. God zegene u daar, jongeman. God zegene u hier, zuster. God zegene u, helemaal daar achteraan. Dat is juist. Hem te kennen is leven. "Broeder Branham, gedenk mij. Ik zal nu hier op mijn zitplaats Christus gaan accepteren."

208 Zeg: "Kom in mijn hart, Heer Jezus, en geef mij die vrede, die liefelijkheid." Naar de gemeente gaan, de muziek spelend, zo hard als u kunt, op en neer dansend, door het pad lopend, vermoeid naar huis gaan en smijten en ruziën, dat is niet Christus. U gaat naar de kerk, zit daar en luistert naar een kleine prediking, over hoe die brug zal gaan worden geschilderd, of zoiets dergelijks, en hoort nooit het Woord. Het Woord brengt leven. Het is het zaad. Wilt u die vrede niet?

209 Maakt u zich zorgen over het sterven? U had vandaag een hartaanval kunnen krijgen; maakt u dat bezorgd? Of zou u zich erin verheugen met te zeggen: "Ik zal bij de Here Jezus gaan zijn aan het eind van deze weg"? Kent u Hem? Als het niet zo is, steek gewoon uw hand op, we zullen gebed voor u gaan vragen. Ja broeder, u ook.

210 Goed, in uw hart nu.

Zoals ik ben, zonder een pleitgrond,
Dan dat Uw Bloed werd gestort (voor wie?) voor mij,
Omdat ik beloof dat ik geloven zal,
O Lam van God, ik kom! Ik kom! (Teder en genadig.)

Zoals...

     (Ga regelrecht tot Hem door geloof. Geloof dat Hij daar aan uw zijde staat. Hij is daar om...)

Mijn ziel te bevrijden... (van hoeveel nu?)...
Van een... (opvliegendheid, kwaadaardigheid)
Tot Hem Wiens Bloed elke vlek kan reinigen,
O Lam...

     (Door geloof zal ik naar het kruis lopen deze morgen, ik leg mijn lasten af.) ... ik kom!

211 God zegene u, daar achteraan, dat is het. [Broeder Branham neuriet het lied – Vert] Wees nu niet onverschillig. Warm, liefelijk, loop regelrecht naar het kruis.

212 In het Oude Testament brachten zij een lam. Ze wisten dat ze gezondigd hadden, ze wisten het door de geboden. U weet het nu, omdat God tot uw hart sprak. Zij namen de geboden en keken daarnaar: "Gij zult geen overspel plegen. Gij zult zo en zo niet doen." En zij namen een lam, gingen en legden hun handen op het lam, de priester sneed de keel door. De kleine makker schopte, bloedde, blaatte en stierf. Zijn handen waren helemaal overdekt met dat bloed. Het lam stierf in zijn plaats, maar hij liep naar buiten met hetzelfde verlangen om het opnieuw te doen.

213 Maar in deze plaats komen we door geloof, door genade. God riep ons. Wij leggen onze handen op het hoofd van het Lam van God. We horen die zwaaiende hamer. We horen die stem: "Mij dorst, geef Mij te drinken. Vader, reken hun deze zonde niet toe, ze weten niet wat ze doen." Ziet u, door geloof voelen wij Zijn dood daar in onze plaats. Heel diep in ons hart komt een diepe, blijvende vrede, wanneer een stem zegt: "Je hebt nu vergeving ontvangen. Ga heen en zondig niet meer." Hoe we dan door genade heengaan met niet meer hetzelfde verlangen, maar met een verlangen om nooit meer te zondigen of om wat ook verkeerds te doen. De vrede die alle begrip te boven gaat is binnen gekomen in ons hart. Moge u het nu ontvangen terwijl wij bidden, iedereen samen.

214 Hemelse Vader, ze komen door geloof, door genade. Er zijn ongeveer een dozijn handen opgestoken, het zijn de vruchten van de boodschap. Ze komen tot U. Zij geloven. Ik geloof ook in hen, Heer. Ik geloof dat waarlijk de Heilige Geest tot hen sprak. En door geloof komen ze regelrecht Jakobs ladder nu op, regelrecht naar de voet van het kruis, daar al hun zonden neerleggend en zeggend: "Heer, het is te veel voor mij. Ik kan het niet langer meer dragen. Wilt U mijn zondelast wegnemen en het verlangen uit mijn hart wegnemen om zo te doen? En laat mij deze dag door geloof, U ontvangen als mijn persoonlijke Redder. En van nu af aan zal ik U volgen, elke mijl van de weg, tot het eind van de reis. Ik ving een glimp op van wat het betekent voort te gaan tot volmaaktheid, niet in de kerk gaande, en de wortels van dode werken, zoals dopen, enzovoort, maar ik wil verdergaan totdat niet meer ik, maar Christus in mij kan leven."

215 O Jezus, geef dit deze morgen aan elke berouwvolle ziel. Ieder die zijn hand opstak, zal eeuwig leven ontvangen, omdat U het beloofde. Ze beleden in het openbaar, het aan te nemen. Ze hieven hun handen op, zij braken al de wetten van de zwaartekracht. Zij maakten dat de wetenschap zich beschaamd voelde over zichzelf, omdat de wetenschap zegt dat uw armen naar beneden moeten hangen. Alles zou dat bewijzen in de wetenschap dat het aardgebonden moet blijven, omdat de zwaartekracht het naar beneden houdt. Maar daar was een geest in hen die een beslissing maakte en ze overwonnen de wetten van de zwaartekracht en hieven hun handen op. U zag het, Heer. U zette hun naam in het Boek: "Vergeven!" Het oude boek ligt nu in de zee der vergetelheid om nooit meer gedacht te worden. Laat ze voortgaan vandaag, als liefhebbende, lieflijke Christenen, om U te dienen. En misschien velen die hun hand niet opstaken, geef het hun ook.

216 Laat de heiligen nog meer nauwgezet wandelen, Heer, want we zijn weer één dag dichter bij Huis dan we gisteren waren. Weest Gij met ons, Heer, want we vragen het in Christus' Naam en tot Zijn eer. Amen.

Deze site maakt gebruik van functionele cookies.

Download
audioE-BookPrint
AudioAudio
mp3 Download mp3mp3 is een populaire audioformaat dat op vrijwel alle mediaspelers te beluisteren is. meer info...
m4b Download m4bM4B is een Audiobook formaat voor Apple apparatuur (iPod, iPhone etc...) Uw plek wordt bewaard e.d. meer info...
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
English (Engels)