Hebreeën, hoofdstuk 6, deel 3
Door William Marrion Branham504 Goedemorgen vrienden, het is een voorrecht hier te zijn. Om deze geweldige introductie te vervullen van onze voorganger, zou zeker een werkelijk leven nodig zijn, is het niet? Dus wij prijzen onze Heer voor al Zijn genezende kracht en Zijn genadebewijzen die Hij ons door de jaren heen heeft gegeven.
505 Nu, ik heb een paar aankondigingen te doen. Eén is, dat wij, broeder Wood en broeder Roberson en... Wij willen u allen danken dat u voor ons bad voor een veilige reis. We hadden een wonderbare tijd; we waren maar viereneenhalve dag weg, geloof ik, en zijn weer veilig terug. De Here heeft ons gezegend.
506 Nu, we maken bekend dat de opwekkingsdiensten van broeder Graham Snelling doorgaan, aan het eind van de Brigham Avenue, in de stad hier. En aanstaande woensdagavond... (Ik wil morgen weggaan, na een begrafenisdienst voor iemand; ik zal het over een ogenblik afkondigen.) We zullen het u woensdagavond laten weten. We willen er in een afvaardiging heengaan om broeder Graham te bezoeken voordat hij zijn dienst daar sluit. En we zullen proberen de hele gemeente bij elkaar te krijgen, als we kunnen en gaan als een delegatie om samen bij broeder Graham te zijn in één van zijn diensten.
507 En nu vanmiddag in de begrafenisonderneming in Charlestown is ene mevrouw Colvin, die eens naar de gemeente hier kwam, vele jaren geleden, vierenzeventig jaar oud, verliet dit leven gisteren om bij de Here Jezus te zijn. Haar begrafenisdienst zal maandag worden gepredikt door de Eerwaarde heer McKinney, hij was vroeger de voorganger van de Methodistenkerk in Port Fulton, vele jaren geleden, die een persoonlijke vriend van hen was. En ik zal hem assisteren, maandag om... Ik geloof dat het om 13.30 uur is, in de kapel in Charlestown, Indiana. En al uw vrienden van de familie Colvin zouden... Ik weet dat ze nu een kleine bemoediging of een kleine handdruk zouden waarderen. Want we weten allemaal wat het is, wij die hier zelf doorheen zijn gegaan (door de valleien), die weten wat het is om een vriend te verliezen. En dus we... Ze ligt nu in de kapel in Charlestown, Indiana. Als u er vanmiddag heengaat, zou het worden gewaardeerd door de familie Colvin; daar ben ik zeker van. Velen van hen komen hier nog naar de Tabernakel. Ik heb praktisch hun hele gezin gehuwd, begraven en gedoopt. En meneer Grayson, die vroeger hier onze buurman was, is de begrafenisondernemer.
508 En we zullen vanavond, zo de Here wil, proberen op te pikken waar we vanmorgen zijn opgehouden, in deze geweldige studie waar we nu op aan het studeren zijn. En dan geloof ik dat dit de aankondigingen waren voor zover ik weet. En aanstaande woensdagavond zullen we de avond aankondigen dat we bij broeder Graham zullen gaan zijn.
509 We heten al de vreemdelingen welkom in onze poorten. En we zijn gelukkig u hier deze morgen te hebben en bidden dat God u bovenmate overvloedig zal zegenen, vandaag voor deze samenkomst.
510 Broeder Cox heeft me net verteld dat het luidsprekersysteem op het ogenblik niet al te goed werkt. Het is misschien mogelijk in verband met het weer, dat er veel vochtigheid in de luidsprekers zit. Ze zijn toch al niet zo goed, dus dat kan de oorzaak zijn.
511 Daar ik hier een zuster zie zitten die ik ken, zuster Arganbright, zou ik... Dit is niet netjes en volgens de etiquette om dit te vragen, maar hebt u iets van broeder Arganbright gehoord sinds hij overzee is? Ik ben er erg in geïnteresseerd om zo spoedig mogelijk van hem te horen. Hij is in Zwitserland of in Duitsland in een samenkomst met broeder Tommy Hicks en Paul Cain... Als u ooit wat hoort, zuster Ruth, laat u het mij dan meteen weten, zodra u kunt.
512 Nu, de kleine Tabernakel heeft geen lidmaatschap, maar wij hebben gemeenschap. We hebben geen geloofsbelijdenis dan Christus, geen wet dan liefde, geen boek dan de Bijbel. Dat is het enige Boek waarvan we weten en het enige dat we weten. Als we hebben... Als het Bloed van Jezus Christus ons reinigt van alle zonden, hebben we gemeenschap met elkaar, iedereen.
513 Ik merkte deze morgen op – voor sommigen van u mensen die gehoord zouden mogen hebben wat die broeder bad – dat was een Katholiek, of een gewezen Katholiek, en we hebben allerlei verschillende soorten mensen die hier komen. Ik had zojuist een paar ogenblikken geleden het voorrecht de hand te schudden van een Mennonieten broeder, die hier binnen zit. En van de Mennonieten, van de Methodisten, van de Baptisten, en de Katholieken, of wie ook maar wil, laat ze komen. En we hebben gemeenschap samen rond de zegeningen van Gods Woord. Hier tegenwoordig zijn Jehova-getuigen en verschillende soorten mensen, verschillende soorten denominaties.
514 Vroeger hield ik (wel ik houd er nog van) van het Westen. Ik houd van paarden en vee. Ik werd opgevoed op een boerderij en ik houd ervan. En we hadden dan het bijeen drijven en ik zou dan met ze meegaan en we hadden een drifthek. Ik weet niet of u mensen uit het Oosten weet wat een drifthek is of niet. Het is wanneer je het vee het bosgebied inbrengt, dan hebben ze een omheining om ze te verhinderen op drift te gaan (zoals ze dat noemen), om terug te gaan naar de boerderijen. Dan zouden ze het gras opeten, terwijl ze het gras verbouwen als wintervoer. En dan bovenop de berg hebben ze ook drifthekken, waar ze zoveel vrouwelijke en mannelijke dieren van elkaar scheiden, enzovoort, en het heet een drifthek. Maar het belangrijkste drifthek is dat waar de veeboer staat, wanneer het vee er voorbij trekt.
515 En nu, ik heb daar menige dag gezeten in m'n zadel en op ze gelet, terwijl het vee er door ging. Er waren allerlei verschillende soorten brandmerken die binnen kwamen. Daar waren sommige die de "Diamant" heetten en sommige heetten de "Staaf X" en sommige... de onze was de "Drievoet", zoiets als een padvinderssymbool. De volgende daarna was een "Kalkoenenspoor" op het paard. En ze hadden allemaal verschillende soorten brandmerken om hun vee te kennen, wanneer zij ze er uitdreven.
516 Nu, de veeboer was niet zo geïnteresseerd in wat voor brandmerk ze hadden, maar hier is waarin de veeboer was geïnteresseerd, om te letten op een label in hun oor. Alles wat daar binnenging, ongeacht welk brandmerk het was, het moest een volbloed Hereford zijn. Ze konden daar niet binnenkomen tenzij het een Hereford was; het moest van het stamboek zijn, of het mocht er niet door.
517 Ik denk dat op die dag, wanneer de Here komt, Hij geen enkele aandacht besteedt aan welk merk wij dragen, maar of we allen wederomgeboren Christenen zijn. Zo is het. Dat is de veestapel van Christus. De Bloedtest zal ons het bewijs leveren; we zijn allen Christenen. En als we daar allen op die wijze zullen gaan zijn, dan zouden we eerst evengoed hier op die wijze mogen gaan zijn. Denkt u niet? Dat is de manier, wij waarderen alle gemeenschap van alle verschillende gemeenten.
518 Nu, wij zijn aan het studeren in dit gezegende boek van de Hebreen. Eén broeder heeft zich er zozeer in verheugd dat hij de banden heeft meegenomen en hij maakt hier een boek met studies van.
519 Nu, we zullen al tamelijk spoedig komen bij het elfde hoofdstuk. We verwachten de winter daarmee door te brengen, over het elfde hoofdstuk. Voor elk van die karakters willen we teruggaan door het Boek en het door de hele Schrift in verband brengen. Ik zou het gaan doen... Ik doe het gedeeltelijk over enige van deze voorgaande hoofdstukken, om te maken dat het hele Boek verbonden wordt. Want ziet u, Schrift moet Schrift bewijzen.
520 Daarom als er enige tegenstrijdigheid is, dat iemand zou denken dat de Schriften elkaar tegenspreken, is dat een dwaling. Er is geen Schriftgedeelte dat een Schriftgedeelte tegenspreekt. De tegenstrijdigheid is waar het misschien in tegenspraak is met onze zienswijze, maar het spreekt zichzelf niet tegen. Ik ben in de bediening geweest, nu al bijna zesentwintig jaar, ik heb nooit één keer één ding gevonden in de Bijbel dat in tegenspraak was met iets anders dat stond geschreven in de Bijbel. Ik weet dat het er gewoon niet is.
521 Vandaag zijn we aan het studeren in één van de meest gezegende hoofdstukken van Hebreeën, het zevende hoofdstuk. En als er iemand is die geen Bijbel heeft en die ons graag zou willen volgen met lezen, we zouden u graag een Bijbel brengen als u even uw hand opsteekt. Ik zal enigen van de oudsten... Laat iemand hier komen en een paar... Iemand die daar zijn handen opsteekt, daar achter, en... Dank u, broeder. Als u een Bijbel wilt, steek dan even uw hand op en dan zullen ze hem naar u toebrengen.
522 Nu, de enige manier waarop een gemeente kan worden gebouwd, de enige wijze waarop een mens geloof kan hebben, is niet door zijn denominatie, niet door zijn aansluiting, zijn geloof rust niet op de theologie van de ideeën van een mens (omdat het dat toch min of meer is, de mens...), maar de enige weg waarin geloof zijn plechtige rustplaats kan vinden, is op het onwankelbare en onveranderlijke Woord van God. "Geloof komt door het horen, het horen van het Woord." Daarop vindt het houvast. En wanneer geloof wordt gehoord en geaccepteerd, staat het voor altijd vast. Niets kan het ooit nog van z'n stuk brengen, ongeacht wat er komt of gaat. Niets kan dat geloof ooit nog veranderen. Denk u dat in! U bent verankerd en u verandert niet meer voor tijd en eeuwigheid. U bent voor altijd verankerd. "Want God heeft door één offerande voor altijd diegenen vervolmaakt die geheiligd zijn, of geroepen."
523 En geloof neemt zulk een geweldige plaats in, in de Christen, in het leven van een gelovige, dat het kan gaan staan naast een modderig graf of boven een doodkist van een dierbare baby of een geliefde die is overgegaan van dit leven naar de andere zijde, en met een vaste blik van het adelaarsoog kan opzien naar Hem, die zei: "Ik ben de Opstanding en het Leven." En ze vergeten de dingen die in het verleden zijn en jagen voort naar het doel van de hoge roeping.
524 Ik ben zo blij dat God zoiets heeft bereid, en het een vrije gift voor allen heeft gemaakt. Dat is wat gemeenten moeten zijn. Gemeenten betekent niet denominaties of organisaties; het betekent, groepen van mensen, van gelovigen, die samen vergaderd zijn onder de gemeenschap van het Woord.
525 En in deze wonderbare onderwijzing hier van Paulus... In de achtergronden van de voorgaande hoofdstukken heeft hij zich speciaal bezig gehouden met de allerhoogste Goddelijkheid van de Here Jezus en wie Hij was. Christus was God, zo gemaakt dat de mensen Hem konden voelen en aanraken en gemeenschap met Hem hebben. Christus, de Here Jezus, was het lichaam waarin God woonde. "God werd vlees gemaakt en woonde onder ons." 1 Timotheüs 3:16: "En buiten twijfel, groot is het geheimenis der godsvrucht, want God heeft Zich geopenbaard in het vlees."
526 De grote Jehova kwam neer en werd tastbaar gemaakt door te leven in het lichaam van Zijn eigen Zoon, Zich aan de wereld verklarend en de wereld met Zichzelf verzoenend. God was niets... Christus was niets minder dan God, en God was niets minder dan Christus. De twee tezamen vormden de Godheid lichamelijk, een weinig lager gemaakt dan de engelen, zodat Hij kon lijden. Engelen kunnen niet lijden. Jezus was de tabernakel waarin God woonde.
527 De Bijbel zei in het zevende hoofdstuk van de Handelingen der Apostelen, dat tabernakelen en brand... "Slachtoffers en brandoffers hebt Gij niet gewild, maar een lichaam hebt Gij Mij bereid. Echter de Allerhoogste woont niet in tempels met handen gemaakt, maar een lichaam hebt Gij Mij bereid." Dat is in een tent zijn of wonen, in gemeenschap met de mens.
528 Als God het toestaat, willen we, zodra we klaar zijn met dit hoofdstuk hier, of klaar met dit boek, teruggaan en het boek Ruth openen en daarin tonen hoe God bloedverwant werd van ons om het verlorene te verzoenen met Zichzelf, door gemeenschap te hebben en één van ons te worden. De Verlosser moest een bloedverwant zijn, en de enige manier waarop God een bloedverwant kon worden, was om één van ons te worden. Daarom kon Hij geen engel worden en bloedverwant van de mens zijn.
529 Gisteravond toen ik sprak met mijn partner, wiens hart gebroken was, de zoon van de moeder die pas heenging, zei hij: "O, broeder Bill, ik denk dat ze vanavond een engel is."
530 Ik zei: "Nee Earl, ze zal nooit een engel zijn. Ze is vanavond een vrouw, precies zoals God haar maakte en zal het altijd zijn, nooit een engel." God maakte engelen. Hij maakte nooit dat de mensen engelen werden. Hij maakte engelen èn mensen. Dus de mensen zullen nooit engelen zijn. En engelen zullen nooit mensen zijn. God maakte ze verschillend.
531 Nu, en in Christus, die vlees werd om te verlossen uit die grote overzijde waar de mens was gevallen en de onsterfelijkheid door zonde naar beneden was gehaald, kwam God neer en nam de vorm aan van de gestalte van een mens en werd bloedverwant van ons, opdat Hij onze zonde en onze dood zou mogen dragen.
532 En in een van de illustraties die we gaven in de voorgaande lessen... (Even een kleine achtergrond, zodat de nieuwkomer het zal begrijpen.) God, op Zijn weg naar Golgotha, terwijl de angel des doods op Hem was en rond Hem zoemde en Hem tenslotte stak, totdat Hij stierf. Hij stierf totdat de zon stopte met schijnen. Hij stierf totdat de maan en de sterren hun licht niet wilden geven. Maar Hij moest dat doen om de angel des doods te verankeren. Als Hij een onsterfelijke persoon was geweest, als Hij in de theofanie was geweest, of in de geest was geweest, daar heeft de dood geen macht over. Hij moest vlees worden, opdat Hij de angel des doods kon nemen.
533 Maar wanneer een bij of een insekt steekt, eenmaal diep heeft gestoken, zal hij nooit meer steken. Hij laat zijn angel achter in het vlees. En dat is wat Christus... of wat God werd, Christus woonde in het vlees opdat Hij in Zijn eigen vlees de angel des doods zou mogen verankeren. En toen de dood zich van Hem aftrok aan het kruis, liet hij zijn prikkel achter, hij kon er gelovigen niet meer mee steken. Hij kan een brommend geluid maken; hij kan zoemen en dreigen, maar hij kan niet steken. Hij heeft geen angel meer.
534 De grote Paulus, op zijn doodsreis, riep het uit en zei: "O, dood waar is uw prikkel? En graf waar is uw overwinning? Maar dank God die ons de overwinning heeft gegeven, door onze Here Jezus Christus", want zowel dood als graf hebben hun macht verloren.
535 Vervolgens namen we vorige zondag: "Laten we dan het eerste onderwijs aangaande de leer van Christus laten rusten" (in het zesde hoofdstuk lezen we dit) "en voortvaren tot het volkomene." En we ontdekken dat de mensen vandaag in vele kerken, de Branham Tabernakel en verschillende daarbij inbegrepen, dat we ons teveel toeleggen op het studeren over de grondbeginselen van Christus: Hij was de Zoon van Abraham. Hij was de Zoon van Die-en-die en verder terug naar de geslachtsregisters. Maar de Bijbel zei: "Laten we die dingen afleggen en ons richten op het volkomene!"
536 Eerst moet u de leer kennen en dan moet u al deze dingen weten; laten we ze vervolgens terzijde leggen, zei hij, over de opstanding der doden, opleggen der handen, dopen en al die dode inzettingen van God. Hoewel ze... ze hebben geen leven in zich. Maar de gemeente vandaag gaat juist naar díe dingen: "O, we geloven in de Godheid van Christus (jazeker). We geloven in de waterdoop (jazeker), het opleggen der handen."
537 Paulus zei: "Wij zullen dit alles doen als God het toelaat. Maar nu we dat alles weten, laten we het nu laten rusten en voortvaren tot volmaaktheid."
538 Nu, de gemeente kan niet worden vervolmaakt door organisatie. Ze gaat de hele tijd verder bij God vandaan, of verder weg van elkaar. We trekken grenzen, we scheiden onszelf af, naar het schijnt het geloof niet hebbend. Maar dan, wanneer we die beginselen van de leer laten rusten, als we voortgaan tot volmaaktheid, dan worden die kleine dingen niet meer van veel nut.
539 We gaan tot een verhouding komen, en we ontdekken dat de enige wijze dat we kunnen worden volmaakt, is in Christus te zijn. En we ontdekken dan, door de leringen van de Bijbel, dat... hoe we in Christus komen. Niet door waterdoop, niet door het opleggen der handen, niet door lering, maar door één Geest worden we allen gedoopt tot één lichaam en we worden vervolmaakt door Zijn lijden. Dan zien we anders, we denken anders, we handelen anders, we leven anders. Niet omdat het een plicht is, of dat we tot de gemeente behoren, maar vanwege de liefde die God heeft uitgestort in onze harten door de Heilige Geest, dat maakt ons medeburgers van het Koninkrijk Gods, dan zijn daar geen denominaties of grenzen meer. Wij zijn allen één groot lichaam.
540 Nu zijn we gereed om in te gaan op de morgen-onderwijzing, in een paar ogenblikken. Op nog één ding zou ik hier graag willen komen, dat is dat Paulus spreekt in het boek van het zevende... of het zesde hoofdstuk, wat we hier vinden, dat we volmaakt zijn in Christus. Dan in het dertiende vers van het zesde hoofdstuk, even als een kleine achtergrond...
Want toen God aan Abraham Zijn belofte deed, zwoer Hij, omdat Hij bij niemand hoger kon zweren, bij Zichzelf,... (God zwoer bij Zichzelf omdat Hij niet zweren kon bij iemand die groter was.)
541 Nu, we willen terug gaan, laten we naar Galaten gaan, even een paar ogenblikken. Sla terug naar het boek der Galaten en neem Galaten 3:16. En we zullen hier lezen, even een ogenblik, over waarbij Hij zwoer:
Nu werden aan Abraham de beloften gedaan en aan zijn zaad. Hij zegt niet: en aan zijn zaden, in het meervoud, maar in het enkelvoud: en aan uw zaad, dat wil zeggen: aan Christus.
542 Nu, als u zult opletten, dat aandachtig lezend, als u leest:
... aan Abraham en zijn zaad (enkelvoud) werden de beloften (meervoud) gedaan. (Abraham en zijn zaad.)
543 Nu, het zaad van Abraham was één, hetwelk Christus was (en als voorafschaduwing: Izaäk). Maar Abraham had vele kinderen. Hij had er één voor hij Izaäk had, wat het wegglijden toonde door het ongeloof van Sara, die wilde dat Hanna het kind voortbracht, daar ze dacht dat zij te oud was, om God te omzeilen, en de een of andere weg te maken, los van de wijze waarop Hij had beloofd het te doen.
544 Maar God houdt Zijn belofte! Ongeacht hoe onlogisch het moge schijnen, God is aan Zijn belofte gebonden. En Sara dacht dat ze misschien Hanna... of Hagar liever gezegd, haar dienstmaagd zou kunnen hebben om een baby ter wereld te brengen voor Abraham, en zij zou hem nemen. En dat werd Ismaël, wat een doorn in het vlees was van toen aan tot nu toe. Nog steeds een doorn in het vlees, want daaruit kwamen de Arabieren voort en ze zijn altijd op die wijze geweest.
545 Nu, elke keer dat u het naakte Woord van God betwijfelt en een andere manier aanvaardt, dan zal het een doorn in uw vlees zijn vanaf dan. Neemt u precies dat wat God zei! Als Hij het zei: dan is dat precies wat Hij bedoelt. (O, geprezen zij Zijn Naam.) Neem gewoon Zijn Woord.
546 Ongeacht wat het probeert te omzeilen en zegt: "Wel, het betekent dat echt niet." Het betekent precies wat het zegt, wanneer God een belofte doet.
547 Nu, als we aandachtig zullen opletten...
Nu werden aan Abraham de beloften gedaan en aan zijn zaad...
Het ene was het Zaad (enkelvoud) en het andere waren de beloften. Er is meer dan één belofte en meer dan één persoon die begrepen zijn in het zaad van Abraham. Ziet u, er is één zaad, maar vele mensen van dit zaad. Ziet u, zij waren niet slechts van Abraham alleen, of voor Izaäk alleen, maar het... het was voor heel het zaad van Abraham. De belofte was gedaan tot elk en ieder individueel zaad van dat Zaad. Begrijpt u het?
548 Daarom, wij gestorven zijnde in Christus, (overeenkomstig de Schriften), nemen Abrahams zaad aan en zijn erfgenamen overeenkomstig de belofte, niet door aansluiting bij een kerk, of het vormen van dode inzettingen enzovoort. Maar door te worden geboren uit de Geest van Christus, zijn wij Abrahams zaad en zijn mede-erfgenamen met Hem in het Koninkrijk.
549 Dan gaan wij even verder lezen, een klein beetje verder, over God die een eed aflegt. Nu, het zeventiende vers van het zesde hoofdstuk:
Daarom heeft God, toen Hij des te nadrukkelijker... God, toen Hij des te nadrukkelijker aan de erfgenamen der belofte het onveranderlijke van Zijn raad wilde doen blijken, Zich onder ede verbonden,...
550 O, laten we daar nu even blijven. God wilde des te nadrukkelijker! Niet dat Hij het moest, maar om dit een zeker iets te maken...
551 Nu, we hebben al ontdekt dat God vlees werd, onder ons woonde, hoe Hij Zichzelf manifesteerde aan de wereld. Toen Hij de vrouw in overspel vond, zei Hij: "Ik veroordeel u niet, ga heen en zondig niet meer." Toen Hij de zieke vond, handelde Hij precies zoals Hij zou moeten handelen, want Hij was God, en Hij genas de zieken. Hij wekte de doden op. Hij vergaf de zonden, ongeacht hoe groot het was en hoeveel en hoe teruggevallen; Hij vergaf ze hoe dan ook, als ze bereid waren erom te komen vragen.
552 Nu, let op! Als God ooit één keer heeft gehandeld bij een bepaalde omstandigheid, moet Hij, als diezelfde omstandigheid zich opnieuw voordoet, de tweede keer handelen zoals Hij de eerste keer deed of Hij is onrechtvaardig. Ziet u? Ongeacht hoe slecht u bent in zonde, hoe verlaagd u ook mag zijn geworden, Hij moet ten opzichte van u handelen, zoals Hij het deed bij die gevallen vrouw, of Hij handelde toen verkeerd.
553 Gods handelswijze is Zijn Persoon en wat Hij is in Zijn handelswijze, verklaart Zijn Persoon. Zo is het ook met u: uw wijze van handelen in uw leven, vertelt wat u bent. Zoals we het een les of twee geleden hebben doorgenomen, wilden de Methodisten verklaren: "Als u jubelt, hebt u het ontvangen", en de Pinksterman zei: "Toen u in tongen sprak, kreeg u het." De Shaker zei: "Wanneer je beeft heb je het ontvangen", de Pennsylvania Shakers. En we ontdekken dat ze allemaal verkeerd zijn. Uw leven verklaart het! Uw persoon maakt bekend wat u bent, een mens wordt gekend door zijn werken. En wat uw leven ook is...
554 U hebt het oude gezegde gehoord: "Uw leven spreekt zo luid, dat ik uw woorden niet meer kan horen." Dus wat u ook bent, u bent het leven dat u leeft. Dat toont het soort geest dat in u is.
555 En dan mag u de verkeerde zaak nabootsen... of, de juiste zaak nabootsen, bedoel ik te zeggen. U mag misschien een Christen nabootsen, maar er zal weldra een tijd komen, dat er spanningen op u zullen gaan komen en dan zal het uitwijzen wat u bent. Een ketting is zo sterk als bij z'n zwakste schakel.
556 Toen Christus, de Zoon van God, op de proef werd gesteld, toonde het wat Hij was. Zeker! Wanneer u op de proef wordt gesteld, zal het bewijzen wat u bent. Zeker! Uw leven weerspiegelt altijd wat er aan de binnenkant van u is. Weldra... maar wees er zeker van dat uw zonden u niet ontdekken. En dat is wat we proberen te zeggen.
557 Jezus zei: Johannes 5:24: "Hij die hoort... (niet hij die schudt, hij die spreekt, hij die...) Hij die Mijn Woord hoort, en gelooft in Hem die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en zal nooit in het oordeel komen, maar is overgegaan van dood in leven."
558 Het is uw geloof. En uw geloof, beleden door uw lippen, wordt openbaar aan de mensen die kunnen horen, maar uw leven is open voor allen. Dus ongeacht hoezeer u probeert u zo te gedragen en dit te doen en dat, het zal nooit werken, het moet in u zijn. Dat is de eigenlijke kern van de hele geschiedenis. Uw persoonlijk geloof in de opgewekte Christus als uw Redder, dat Hij aan de rechterhand Gods is, handelend in uw plaats deze morgen, terwijl u handelt in Zijn plaats hier beneden als een getuige. Een getuige moet handelen in iemands plaats; voor u instaan als een getuige. En zoals uw leven hier weerspiegelt wat uw getuigenis in Christus is, weerspiegelt het daar en weerspiegelt het hier. En Hij is daar boven; wat Hij voor u is, wordt zowel daar als hier weerspiegeld. Dus u bent... Door uw geloof bent u gered en dat alleen. Dus sensaties, emoties, gevoelens, wat ook, heeft er totaal geen plaats in.
559 Nu, ik ben niet... dit... Nu vat het niet verkeerd, dat ik niet geloof in deze emoties. Zeker! Maar waar we nu mee bezig zijn, is om te proberen tot deze mensen van deze dag te laten doordringen, dat het niet emoties zijn. De duivel heeft die dingen genomen en de mensen op een dwaalweg gebracht, liet hen hun eeuwige bestemming er op baseren, op een emotie. Jubelen, in tongen spreken, naar de gemeente gaan elke zondag, zich gedragen als een Christen, dat zal geen enkel gewicht in de schaal leggen op die dag! "Tenzij een mens wederom geboren wordt..." En uw leven reflecteert wat u bent aan de binnenkant (Ziet u?), niet uw emoties.
560 U kunt bloed in uw handen hebben, u kunt spreken in tongen, u kunt de zieken genezen, u kunt bergen verzetten met uw geloof, en u bent nog niets! 1 Korinthe 13, ziet u. Er moet iets zijn gebeurd door een geboorte, die van God komt, en God brengt een nieuwe geboorte in u, en geeft u een deel van Zichzelf. Dan zijn die dingen er! U bent een nieuwe schepping. "Ik geef hun het eeuwige..."
561 We namen het woord "eeuwig" door. Voor immer is "een tijdsruimte". Eeuwigheid is voor immer, voor immer en voor immer, maar er is slechts één eeuwigheid. En we ontdekken dat u eeuwig leven ontvangt. Het woord in het Grieks is Zoë, wat "Gods leven" betekent. U ontvangt een deel van Gods leven, wat u een geestelijke zoon van God maakt, en u bent even eeuwig als God eeuwig is. U hebt geen einde, geen plaats om op te houden, omdat u geen plek had om te beginnen. Alles wat een begin heeft, heeft een einde, en wat zonder begin is heeft geen einde.
562 Wat houden we van dat kostbare Woord! Wat behoorden Christenen gegrond te zijn in het geloof dat eenmaal werd overgeleverd aan de heiligen en niet heen en weer geslingerd te worden van plek tot plek, en toe te treden tot de verschillende kerken. Elke kerk waartoe u wilt behoren is in orde, zolang u een Christen bent; maar stel het eerste voorop, wat die geboorte is die u bloedverwant van God maakt, zoals God Bloedverwant van u werd.
563 Hij werd Bloedverwant opdat Hij u zou mogen opwekken. Voor Hij u zou kunnen opwekken, moet Hij u eeuwig leven geven. Toen moest God Bloedverwant worden om de dood te ondergaan, om u op te wekken. Dan moet u bloedverwant van Hem worden, teneinde in de opstanding te gaan. Ziet u wat het is? Het is gewoon een ruil. God werd u, opdat u God zou mogen worden. Ziet u? God werd een deel van u (vlees), opdat u door Zijn genade, een deel van Hem zou mogen worden (dat is alles), om eeuwig leven te hebben. Gewoon een prachtig beeld. O, hoe houden we ervan!
564 Nu:
God wilde des te nadrukkelijker... (hoefde het niet, maar Hij wilde het.)
565 Daar ben ik zo blij om (u niet?), dat onze God het wil. Kijk, wat als Hij niet lankmoedig was? Wat is de vrucht van de Geest? Liefde, vreugde, geloof, vrede, lankmoedigheid. Dat is een deel van God dat in u is. En kan verdragen, elkanders lasten verdragend. Elkaar vergevend, zoals God om Christus' wil u vergeeft. De Geest van God in u, maakt u op die manier. En toen God hier op aarde was en u werd, zonde werd, dat Hij uw zonde nam, deze voor u droeg, en uw straf ervoor betaalde... God is lankmoedig, onze lasten verdragend.
566 En dan, Hij is een goede God. Als u wilt dat bepaalde dingen op uw manier gebeuren, weet u, God is goed genoeg om dat te doen. Hij houdt ervan om u gelukkig te maken. Hij wil dat... Hij is liefde en Zijn geweldige liefde dringt Hem om zelfs soms af te dalen om u de dingen te laten hebben die u wenst.
567 Kijk naar Thomas na de opstanding. Thomas wilde niet geloven. O, hij heeft vele kinderen vandaag gekregen. Maar Thomas zei: "Nee! Nee! Ik zal een of ander bewijs moeten hebben. Ik zal mijn handen in Zijn zij moeten leggen en mijn vingers in Zijn handen, voordat ik het zal geloven. Het maakt mij niet uit wat u zegt." Ziet u, hij was volkomen uit de Schriftuurlijke orde, op datzelfde moment. U wordt verondersteld te geloven! Dus hij zei: "Ik moet het een of ander soort bewijs hebben, om het te bewijzen."
568 En Jezus verscheen; Hij is goed. "Kom, Thomas, als dat is wat je wilt, wel hier is het. Je kunt het hebben."
569 Dat is de manier waarop wij zijn. Wij zeggen: "Heer, ik moet in tongen spreken, ik moet jubelen. Ik moet..."
570 "O, ga je gang, Ik zal het je laten hebben." Hij is goed.
571 Dus hij stak zijn handen in Zijn zijde, toen zei hij: "O, het is mijn Heer en mijn God."
572 Hij zei: "Nu, Thomas, je gelooft sinds je hebt gezien. Maar hoeveel groter is het loon van hen die geen bewijs hebben en toch geloven!" Daar hebt u het. Daartoe moeten we komen. Hoeveel groter is het loon van hen die niets zagen, maar toch geloofden! Het is een daad van geloof, dat we het accepteren.
573 Nu, ik geloof dat tekenen de gelovigen volgen, maar laten we de eerste dingen voorop stellen. U kunt tekenen hebben, zonder dit. Paulus zei dat u het kon, hij zei: "Ik zou kunnen spreken als mensen zowel als engelen, toch ben ik niets. Al zou ik bergen kunnen bewegen door mijn geloof, toch ben ik niets. Al zou ik de Bijbel kunnen begrijpen op zo'n wijze dat ik al de geheimenissen van God zou kennen, ik ware niets." Ziet u, dat zijn gaven van de Heilige Geest, zonder de Heilige Geest.
574 De Heilige Geest is God, en God is liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, geduld. Dat is de Geest van God. Dat is wat God opwekt in de laatste dag, door die Geest.
575 Nu:
Daarom heeft God, toen Hij des te nadrukkelijker aan de erfgenamen der belofte... wilde doen blijken,...
... God, toen Hij des te nadrukkelijker aan de erfgenamen... wilde doen blijken,...
Wie zijn de erfgenamen? Wij, dood zijnde in Christus, doen Abrahams zaad aan en zijn erfgenaam. O, dringt dat door? Wij zijn erfgenamen van het Koninkrijk Gods door een gezworen belofte! God hoefde niet te zweren, Zijn Woord is volmaakt. Maar Hij zwoer evenzo bij Zichzelf, want er is niemand groter.
576 Terwijl wij even een ogenblik verder lezen, luister:
... aan de erfgenamen der belofte het onveranderlijke van Zijn raad wilde doen blijken, Zich onder ede verbonden, (De onveranderlijkheid, het onveranderbare.)
577 God kan niet veranderen, Hij moet dezelfde blijven. Als God één zieke persoon genas, kan Hij nooit Zijn houding veranderen. Als God één zondaar vergaf, één prostituée, kan Hij nooit Zijn houding veranderen. De onveranderlijkheid, het onveranderlijke van Gods Woord. Als God op één plaats zei: "Ik ben de Here, die al uw krankheid geneest", dan moet Hij er bij blijven, want Hij is oneindig. Hij wist het einde van de beginne.
578 Nu, ik kan zeggen: "Ik zal dit doen"; en de Bijbel zei, we behoorden te zeggen: "Zo de Here wil", omdat ik een sterveling ben, ik weet het niet. Soms moet ik mijn woord terugnemen, maar God kan het Zijne niet terugnemen. Hij is God!
579 En Hij vereiste slechts één ding: "Indien gij kunt geloven!" Oh, my. "Indien gij kunt geloven, zijn alle dingen mogelijk. Indien gij kunt geloven..." Dat is alles... "Indien gij kunt...", daar ligt de vraag. Maar de vraag ligt niet bij Gods Woord, want vanwege Zijn onveranderlijkheid kan Hij niet veranderen. Hoe wonderbaar!
580 Nu luister, als we verder lezen:
opdat door twee onveranderlijke dingen, waarbij het onmogelijk is dat God liegen zou... (Onmogelijk, een onmogelijkheid en onveranderlijkheid is praktisch hetzelfde woord: het kan niet veranderen, kan niet bewegen. Het moet voor immer hetzelfde blijven. Het kan niet worden veranderd: de onveranderlijkheid en de onmogelijkheid.) ... door twee... door twee onveranderlijke dingen, waarbij het onmogelijk is dat God liegen zou...
Hebben we twee dingen? Ja. Ten eerste, Zijn Woord zei dat Hij het zou doen. Het tweede was Zijn gezworen eed erop dat Hij het zou doen.
581 O my! Welk soort mensen behoorden wij te zijn? Waarom zouden we heen en weer geslingerd moeten worden en ronddraaien en de dingen van de wereld nemen en ons gedragen als dit gestroomlijnde model 1957-Christendom? Wij willen het ouderwetse soort zijn, dat God op Zijn Woord neemt, en die dingen die niet waren noemt alsof ze waren. "Als God het zei, dat beklinkt het."
582 En Abraham, aan wie de belofte werd gegeven, aan hem en aan zijn zaad, noemde de dingen die niet waren alsof ze waren. Want het was Gods belofte, wetende dat God niet zou kunnen liegen. Hij beloofde hem dat, en hij geloofde het. En naarmate de jaren voorbij gingen, en de belofte verder weg scheen te raken voor het natuurlijk oog, kwam het dichterbij voor Abraham.
583 In plaats van zwak te zijn en te zeggen: "Misschien is er niet zoiets als Goddelijke genezing. Misschien heb ik het verkeerd gezien. Misschien bestaat er niet zoiets. Misschien ben ik verkeerd geweest in al mijn opvattingen." Dan toont dat één ding, dat u niet wederom geboren bent.
584 "Want het is..." We namen dat vorige zondag door, even verder terug in het hoofdstuk: "Want het is onmogelijk voor een mens die eenmaal de hemelse gave en dingen heeft gesmaakt, en dan afvalt, om zich opnieuw te bekeren." Absoluut, totaal onmogelijk. "Want hij die uit God geboren is, zondigt niet en kan geen zonde bedrijven, want het zaad Gods blijft in Hem en hij kan niet zondigen." Het zaad Gods is het Woord van God. Geloof komt door het horen, het horen van het Woord. Het offer werd gebracht, het is alles voorbij!
585 Nu, als u fout doet, zal God u ervoor laten boeten. Maar als u verkeerd doet, doet u het niet willens en wetens. Het tiende hoofdstuk, het zevenenveertigste vers, geloof ik: "Want indien wij opzettelijk zondigen, nadat wij tot de erkentenis der waarheid gekomen zijn..." Maar nadat u eenmaal geboren bent, hebt u de waarheid; niet de kennis ervan, maar u hebt de Waarheid aanvaard, en het is een werkelijkheid geworden, en u bent een kind van God voor tijd en eeuwigheid. God zwoer dat Hij het zou doen!
586 Jezus zei: "Hij die Mijn woorden hoort en gelooft in Hem die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven, en Ik zal hem opwekken ten jongste dage; hij zal nooit in het oordeel komen, hij is overgegaan van dood in leven." Nu, met zulk een eed dat, "God wilde dat wij het zouden ontvangen."
587 Let op wat hij hier zegt; Paulus sprekend tot de gemeente:
... waarbij het onmogelijk is, dat God liegen zou, wij, die tot Hem de toevlucht genomen hebben, een krachtige aansporing zouden hebben... (Niet: "Wel, als de Baptisten me niet goed behandelen, zal ik naar de Methodisten gaan." Ziet u?) ... dat we een krachtige aansporing zouden hebben, om de hoop te grijpen, die voor ons ligt.
588 Nu, dan, het lezen van het laatste:
Haar hebben wij als een anker der ziel,... (de hoop: de gezworen eed van God) ... hebben wij als een anker der ziel, dat veilig en vast is, en dat reikt tot binnen het voorhangsel,
589 Laat ons even een ogenblik spreken over "het voorhangsel". We hebben het niet al te goed genomen, gisteren, zondagavond.
590 "Binnen de voorhang!" De voorhang is het vlees. De voorhang is wat ons weerhoudt om God te zien van aangezicht tot aangezicht in deze gemeente. Het voorhangsel is wat ons verhindert om engelen te zien in hun positie deze morgen, staande naast de stoelen. De voorhang is wat ons weerhoudt Hem te zien. Wij zijn verborgen achter de sluier, en die sluier is het vlees. Wij zijn zonen en dochters van God, wij zijn in de tegenwoordigheid van God. De engelen van God zijn gelegerd rondom diegenen die Hem vrezen. Wij zijn voortdurend in de tegenwoordigheid van God: "Ik zal u nooit verlaten, noch zal ik u ooit begeven. Ik zal met u zijn altijd, ja, tot aan het einde." Maar de sluier is het vlees, dat is wat ons uit Zijn tegenwoordigheid weghoudt. Maar door de ziel, de geest, door ons geloof weten we dat Hij naar ons kijkt. Hij staat bij ons. Hij is hier nu!
591 Ginds op een morgen in Dothan, was een oude profeet omsingeld door een leger en zijn knecht ging naar buiten en zei: "O vader, het hele land is omsingeld door de vreemdelingen."
592 En Eliza stond op en zei: "Wel zoon, er zijn er meer bij ons dan er bij hen zijn."
593 Wel, hij knipperde met zijn ogen en keek rond, hij kon niets zien.
594 Hij zei: "God, ik zou willen dat U zijn ogen zou openen, de sluier wegdeed." En toen de voorhang van z'n ogen viel, waren er rond die profeet wagens van vuur, de bergen stonden in brand van engelen en wagens. Daar hebt u het!
595 O! Toen kon Gehazi zeggen: "Nu begrijp ik het." Ziet u, de voorhang viel. Daar is de belemmering.
596 Hier is het, houdt het goed vast; de voorhang weerhoudt ons ervan om te leven zoals we zouden moeten! De voorhang is wat ons weerhoudt de dingen te doen die we werkelijk willen doen. En God werd gesluierd in het vlees, en de sluier werd in tweeën gescheurd. En God werd opnieuw God en Hij wekte de voorhang op waarin Hij Zichzelf had verborgen, dat is de opstanding van de Here Jezus. En bewijst ons dat we in deze sluier zijn waar we nu in verborgen zijn... Door geloof geloven we het en aanvaarden we het. En wanneer deze voorhang in tweeën wordt getrokken, zal ik in Zijn tegenwoordigheid gaan met deze zekerheid, dat ik weet dat ik Hem ken in de kracht van Zijn opstanding. Bij het komen van de Here Jezus, zal deze sluier weer worden opgewekt op een vervolmaakte wijze, zodat ik zal gaan en spreken met Hem als mijn Redder en mijn God, wanneer Hij de troon van David neemt. En we zullen voor immer leven in deze sluier, nadat deze vervolmaakt is, maar deze sluier heeft zonde in zich. Hij werd ... Ongeacht hoe... Denk nooit aan het verheerlijkte lichaam hier op deze aarde. Dit zal moeten sterven, evenals uw ziel moet sterven om te worden wederom geboren. In de volmaaktheid...
597 Niet het eten van voedingsmiddelen en dit te doen en dat te doen, om het lichaam te volmaken, u zult dat nooit hebben. En je moet met dit stoppen, en dat doen, en dit doen, en dat doen, dat is de wet. Dat is iemand die zich aan de wet houdt. Wij geloven niet in de wettische vorm van redding. Wij geloven dat we door genade gered zijn. Het is niet aan u, u hebt er niets mee te doen, het is Gods verkiezing die het doet. "Niemand kan tot Mij komen, tenzij Mijn Vader hem trekt." Dat is waar. En Hij... Alles wat Jezus kwam doen was om diegenen te halen die de Vader van tevoren kende en had voorbestemd van voor de grondlegging der wereld, om zonen en dochters van God te worden. Amen. "Niet hij die loopt, noch hij die wil, maar de ontfermende God." Het is God die het doet! U kunt u totaal niet beroemen. Er is helemaal niets wat u deed. God, door genade, redde u; niet u zelf. Als u het doet, dan heeft u iets om u op te beroemen. Maar u heeft niets om te roemen. Alle lof gaat naar Hem. Hij is het. Toen heeft Hij u deze zekere hoop gegeven, gezworen met een eed, dat het onmogelijk is dat Zijn kinderen ooit verloren gaan.
598 Nu, zij krijgen slaag als zij iets verkeerds doen; u oogst wat u zaait, u begrijpt dat. Denkt u nu niet dat u gewoon door kunt gaan met zondigen en er goed vanaf komen. Als u dat doet, en die houding hebt, dan toont het dat u nooit wederom geboren was. Begrijpt u het? Als u nog steeds het verlangen in u hebt om het verkeerde te doen, dan bent u nog steeds verkeerd. Ziet u? "Want Hij heeft vervolmaakt, eens voor altijd, diegenen, die..." En die dieren, onder het Oude Testament, in de dagen van de wet, die jaarlijks werden geofferd, voortdurend, konden nooit zonde wegnemen. Maar wanneer wij onze handen leggen op Zijn hoofd en onze zonden belijden en wederom geboren worden uit de Geest van God, dan hebben we geen verlangen meer naar zonde. Zonde is van u weggegaan. Dat is voor tijd en eeuwigheid.
599 U zult fouten maken, u zult vallen, u zult opzettelijk verkeerd doen, u zult weggaan en dingen doen. Dat betekent niet dat u verloren bent, dat betekent dat u correcties zult gaan krijgen.
600 Mijn kleine jongen, heel wat keren... Mijn kinderen zullen dingen doen, de uwen ook, waarvan ze weten dat het tegen de regels is. En ze weten wat ze kunnen verwachten als ze het doen; ze zullen er een pak slaag voor gaan krijgen, soms een goed pak. Maar het blijft toch uw kind! Zeker!
601 Het is onmogelijk voor die mens om ooit weer verloren te gaan, die eens werd geboren uit eeuwig leven. God is geen Indianengever. "Hij, die Mijn Woorden hoort, en gelooft in Hem die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en zal nimmer in het oordeel komen, maar is overgegaan van dood in leven. En Ik zal hem opwekken ten laatste dage." Dat is Gods belofte.
602 Nu, als u verder gaat en zegt: "O, wel, dan kan ik gewoon doen..." Ik doe altijd wat ik wil doen. Maar als u een Christen bent, dan wilt u datgene niet doen wat verkeerd is, vanwege het leven zelf in u, het fundament zelf. Als u verkeerd wilt doen, dan toont dat, dat het verkeerde hier binnen in zit. Hoe kunnen bitter en zoet water uit dezelfde bron komen?
603 Dus bent u helemaal in verwarring over een of ander soort emotie of fabelachtig iets, of wat anders, een sensatie, vergeet het! Ga terug naar het altaar en zeg: "God, neem mijn oud zondig leven weg, en breng mij in zo'n toestand dat mijn hele verlangen..." Hij die uit God geboren is, doet geen zonde. Dat is waar. Hij heeft geen verlangen zo te doen.
604 Zeker de duivel zal hem hier en daar in de val laten lopen, maar niet opzettelijk. De Bijbel zei het. Ziet u, de duivel zal hem zo nu en dan vangen. Zeker zal hij dat. Hij probeerde onze Here Jezus een val te zetten. Hij deed het met Mozes en ving hem. Hij deed het met Petrus en ving hem. Hij deed het met velen, maar... Petrus verloochende Hem zelfs, maar toen ging hij heen en weende bitterlijk; er was iets in hem.
605 Toen de duif uit de ark werd gezet... De kraai ging uit, hij kraste rond. Hij was goed in de ark, maar toen hij er uit ging, was zijn natuur anders. Hij kon al de oude, dode karkassen eten die hij wilde en bevredigd zijn. Waarom? Hij was een kraai om mee te beginnen, hij was een aaseter, hij was niet goed. Hij was een huichelaar en zat op de slaapplaats bij de duif, even groot als de duif was. Hij kon overal heen vliegen waar de duif kon vliegen. Maar hij kon goed voedsel eten precies zoals de duif at, en vervolgens kon hij verrot voedsel eten, wat de duif niet kon eten. Want de duif heeft een ander gestel, ze is een ander maaksel, zij is een duif. De duif kan geen verrot voedsel verteren, omdat ze helemaal geen gal heeft.
606 En een mens die geboren is uit de Geest van God, wordt een duif van God, zijn natuur, zijn verandering, zijn opmaak. Jazeker! Brengt u de geest van de duif in de kraai, dan zou hij nooit op een dood kadaver zitten. Als hij er per ongeluk op neer zou strijken, zou hij zeker snel weggaan. Hij zou het niet kunnen verdragen. En een mens die is geboren uit de Geest van God, is niet onverdraagzaam. Hij zou eens even in een gelagkamer mogen komen, maar hij zal daar vlug uit weggaan. Een vrouw zou hem mogen verleiden, proberen hem een andere kant op te laten gaan, maar hij zal zijn hoofd opnieuw afwenden. Hij zal daar snel vandaan gaan. Waarom? Hij is een duif. Zo is het. U zult hem niet voor de gek kunnen houden, omdat hij het weet! "Mijn schapen kennen Mijn stem, en een vreemde zullen zij niet volgen." Hij is een duif om mee te beginnen. Daar spreek ik over, van het werkelijke dat daar binnen verankerd is.
607 Let goed op, God zwoer:
Welke hoop wij hebben als een anker der ziel, dat veilig en vast is, en dat reikt tot binnen het voorhangsel;
608 Het voorhangsel: God kwam neer, gesluierd in vlees. Om wat te doen? Om Zichzelf te tonen. Hij moest Zich verbergen omdat wij Hem niet konden zien. En Hij verborg Zich achter de sluier. En de sluier was wie? Jezus. "Niet Ik doe de werken, maar Mijn Vader", zei Jezus. "Mijn Vader woont in Mij. Ik werk en Mijn Vader werkt ook en Ik werk tot nu toe." Hier is Hij als de versluierde, wandelend in het vlees, God Immanuël (God met ons). "God was in Christus, de wereld met Zichzelf verzoenend"; hier wandelt Hij rond.
609 Nu, Hij kwam neer en volvoerde een heiliging (of voorziening, of verzoening), opdat door Zijn doodsoffer de prijs van de zonde werd betaald, opdat Hij zou mogen terugkomen en in ons wonen. Dan is het geloof dat wij hebben een versluierd geloof... een gesluierd persoon; daarom kijken we niet naar de dingen die we in deze sluier zien. De sluier heeft opleidingen en ze doet dingen en spreekt dingen; het is een wetenschappelijk iets, maar de Geest van de levende God, die hier binnen woont, noemt die dingen die niet waren alsof ze waren, als God het zo zei. Daar is uw versluiering. Wij zijn binnen de voorhang.
610 Nu, op een dag zal Hij deze sluier opwekken, niet geboren uit een vrouw, niet door het sexueel verlangen van man en vrouw; maar door de wil van God zal Hij spreken en het zal komen te geschieden. Dan zullen we een lichaam hebben zoals Zijn eigen verheerlijkt lichaam. We zullen versluierd zijn, zodat we kunnen spreken met elkaar en elkaar een hand geven.
611 Nu, als we van hier gaan, is er een tabernakel, een theofanie (gewoon een beeld van een mens) die niet eet, die niet drinkt, die niet slaapt, voor altijd wakker. Daar gaan wij heen. Maar ze wachten onder het altaar en roepen; "Heer, hoe lang nog? Hoe lang?" om terug naar beneden te komen, omdat ze elkaar de hand willen geven, ze willen zich neerzetten en eten en met elkaar praten. Ze zijn menselijk. Geprezen zij de Naam van de Here.
612 Toen God de mens maakte naar Zijn eigen beeld in den beginne, maakte Hij hem zo. Hij had gemeenschap onder elkaar, omdat we elkaar kenden. Wij houden van de dingen die God voor ons maakte, omdat we zo werden gemaakt. En in Zijn grote komst, zullen diegenen die gereed zijn voor immer zo zijn, onsterfelijk zullen we staan in Zijn gelijkenis. O, geprezen zij de Naam van Christus!
613 En nu hebben we het onderpand van onze redding, als we Hem aanvaarden als onze persoonlijke Redder, als onze Heelmeester. Al deze andere beloningen zijn de uitkeringen die worden betaald door de verzekeringspolis. Amen. U weet wat een verzekeringspolis is. U kunt er uitkeringen van trekken totdat de nominale waarde bereikt wordt. Zeker, u kunt er uitkeringen van trekken, en wij trekken er nu de uitkering van. Alleen de zaak is dat, zodra wij uitkeringen krijgen, de vergoedingen opnieuw opgebouwd worden.
614 Een verzekeringsagent zei eens tegen mij: "Billy, ik zou je graag wat verzekeringen verkopen." Ik zei: "Ik heb al wat." Mijn vrouw keek me aan.
615 Nu, niets tegen verzekeringen. Maar sommige mensen zijn "verzekeringsarm". Dus ze draaiden zich om en hij zei:...
616 Mijn vrouw keek mij vreemd aan: "Heb jij een verzekering?"
617 Ik zei: "Zeker." Wel, ze wist daar helemaal niets van.
618 Hij zei: "Wel Billy, welk soort verzekering heb je?"
619 Ik zei:
Volle verzekering, Jezus is mijn!
O wat een voorsmaak van Goddelijke heerlijkheid!
Erfgenaam van redding, vrijgekocht door God;
Geboren uit Zijn Geest, gewassen in Zijn Bloed.
620 Hij zei: "Dat is heel goed, Billy," zei hij, "maar het zal je hier niet naar de begraafplaats brengen."
621 Ik zei: "Het zal me er vandaan halen, dat is de hoofdzaak. Ik maak mij niet bezorgd hoe ik er kom. Ik ben bezorgd hoe ik er vandaan kom."
622 En sinds ik de verzekering heb, door de gezworen God der eeuwigheid, dat Hij mij weer zal doen opstaan in de gelijkenis van Zijn Zoon in de laatste dag, wandel ik vrijmoedig en heb ik een vertroosting en een anker der ziel; dat terwijl ik in deze sluier ben, er een ongezien iets is, dat mij verankerd heeft in de Rots der eeuwen. Als de wateren stampen en woeden, maakt het me geen enkel verschil; de dood, gevaren of wat anders ook scheiden ons niet van de liefde van God. Mijn anker heeft houvast binnen de voorhang! Laat de vloeden opkomen, laat haar woeden, laat ongelovigen komen, de wederom geboren gelovige heeft een anker. U kunt nog niet door deze voorhang zien. Maar ik weet dat mijn anker houdt, ginds tegen de Rots der eeuwen, Die een gezworen belofte is, dat Hij mij zal opwekken in de laatste dag.
623 Geen wonder dat u de dood in het gezicht kunt zien en zeggen: "Waar is uw prikkel? Graf waar is uw overwinning? Maar God zij gedankt, Die ons de overwinning geeft door onze Here Jezus Christus."
...waarheen Jezus voor ons als voorloper...
O my. We zullen niet tot de les komen. Wij hebben Iemand die ons is voorgegaan.
624 Een voorloper. Heeft u er ooit op gelet in de oude westerse dagen, dat er vele keren, overal langs de oude sporen, een voorloper was, een verkenner? Als de wagenkaravaan aan het omkomen was vanwege watergebrek, dan renden de verkenners vooruit (en als hij de Indianenstammen zag, dan ging hij om hen heen) en als hij zag waar daar een waterbron was, haastte hij zich terug om het de leiders van de wagenkaravaan te vertellen: "Spoor de paarden aan, laat iedereen goedsmoeds zijn, want vlak over de berg, daar ligt een grote waterbron." Hij is een voorloper.
625 En hier de voorloper... De mens werd eens door de duivel vastgepind onder snelvuur, maar iemand overmeesterde het mitrailleursnest. Dat was Jezus, de voorloper, die ons is voorgegaan. En Satan stond daar met een machinegeweer, pinde ons vast: hield ons altijd in slavernij en bevreesd voor de dood. Hij bewaakte de Bron, zeker dat deed hij; hem was de opdracht gegeven, omdat wij hadden gezondigd en verdreven waren. Maar de Voorloper, Christus, kwam er binnen en nam het nest in.
626 Hebt u dat oude lied gehoord? "Houd het fort totdat Ik kome?" Houdt het fort niet, laten we het innemen. Wij willen het niet langer houden, Christus nam het fort in! Halleluja! De deur is geopend. Er is een Bron ontsloten in het huis Gods, in de stad Davids, tot reiniging van de onreine. Onze Voorloper is reeds voor ons binnengegaan.
627 De Voorloper, Hij vertelt ons: "Er is juist aan de andere zijde ginds een plaats waar je nooit oud zult worden." Waar geen rimpels zullen zijn, waar je geen Max Factor hoeft te gebruiken om te maken dat je er leuk uit zult zien voor je man. De Voorloper is gegaan. Daar is nooit een toestand waar je oud wordt, en vermoeid en beverig. Daar is een plaats waar je nooit ziek wordt, waar de baby nooit buikpijn zal hebben. Waar je nooit voor het uitvallen van een tand, een valse hoeft te nemen. Halleluja! O, geprezen zij Zijn Naam! Hij ging binnen, en onsterfelijk zullen wij staan in Zijn gelijkenis. Eens op een dag ginds, overtreffen wij de sterren en de zon in glans. Zeker, de Voorloper is voor ons uitgegaan.
... waarheen Jezus voor ons als voorloper is binnengegaan, naar de ordening van Melchizédek hogepriester geworden in eeuwigheid.
628 Deze grote voorloper is voor ons uitgegaan om een weg te bereiden. Hij is uit Geest geworden, de geweldige bronnen van de regenboog Gods, die geen begin had en geen einde... Hij was voor immer God. Deze lichtstraal ging uit, het was een uitstraling van liefde, dat is de voornaamste, rood. De volgende kleur die daarop volgt, was blauw: blauw, de waarheid. Vervolgens volgen daarna de andere kleuren tot de zeven volmaakte kleuren, welke de zeven geesten van God zijn, die uitgingen van die grote bron, van die grote Diamant, waarvan Jezus sprak. Die grote Diamant die gekloofd is om deze kleuren te weerkaatsen. God werd vlees gemaakt en woonde onder ons, opdat Hij Zijn goedheid en genade onder ons zou mogen reflecteren, door gaven en tekenen en wonderen. Die hele grote regenboog was geworden tot een theofanie... in het beeld gemaakt zoals de mens. Toch was Hij geen mens. Hij had nog geen vlees, Hij was een theofanie.
629 Mozes zei: "Ik zou U graag willen zien." God verborg hem in de rots.
630 En toen Hij voorbijging, Zijn rug toekerend, zei Mozes: "Het zag eruit als de achterzijde van een mens."
631 En toen, wat gebeurde er? Op een dag, ginds, toen Abraham in zijn tent zat... We zullen er vanavond op komen. Toen Abraham in zijn tent zat, kwam God naar hem toe in een vleselijk lichaam.
632 "Wel," zegt u, "broeder Branham, hij was..." We zullen hem hier vinden, toen Hij daar Abraham ontmoette, in de orde van Melchizédek, een lichaam van vlees, wat God was. Zeker, dat was het. Hij was God in het vlees.
633 U zegt: "Dan, broeder Branham, waarom zou Hij terug moeten komen om geboren te worden?" Hij was toen niet geboren; Hij werd gewoon geschapen, een lichaam waar Hij in woonde.
634 Melchizédek was de Koning van Salem, welke is de Koning van Jeruzalem, welke is de Koning des vredes; Die vader noch moeder had, noch begin van dagen of einde des levens heeft. Jezus had zowel vader als moeder, en een begin van dagen en einde des levens. Maar Hij was gemaakt naar de orde van Melchizédek, die geen begin van dagen noch einde des levens had.
635 Melchizédek was God Zelf. Melchizédek was Jehova God, Dezelfde die Abraham jaren later ontmoette, voor zijn tent. Hij had zijn rug naar hem toegekeerd, Hij zei: "Waarom lachte Sara?" Dat is waar. Het was Hij die daar stond te kijken in de richting van Sodom. Abraham herkende Hem, omdat er binnen zijn voorhang een anker was dat die belofte vasthield. Niet omdat hij de één of andere sensatie had, maar God deed hem de belofte. En toen hij in contact kwam met die grote magneet, wist hij dat Hij in dat vlees was.
636 Hij liep daar buiten met Abraham, een klein stukje naar buiten. Hij zei tegen Abraham: "Zou Ik deze dingen voor Abraham verborgen houden, ziende dat hij de erfgenaam van de wereld is? Ik zal het niet doen. Dus Abraham, Ik zal u vertellen wat Ik op het punt sta te doen (We zullen er vanavond op doorgaan) daar in Sodom (en wat Hij allemaal zou gaan doen)." En zodra Hij Abraham had gezegend, ging Hij weer terug de ruimte in. Een man die daar stond en stof op zijn kleren had, een man. En niet alleen dat, maar Hij at het vlees van een kalf dat Abraham had geslacht en dronk van de melk van de koe en at een paar broodjes (wat maïsbrood) met boter erop. Dat is precies waar. En keerde toen weer terug tot een theofanie.
637 Wat was het? Waarom nam Hij het toen niet? Hij was nooit geboren zoals u en ik. Maar Hij moest geboren worden in het vlees, zodat Hij die angel kon bevatten. Dat was een geschapen lichaam. Dat was een lichaam waarvoor Hij gewoon de calcium en kalium uit de aarde haalde en zei: [Broeder Branham blaast – Vert] en stapte erin. Dat was hetzelfde als wat Melchizédek was. Hij stapte in Hem, in een lichaam waarin Hij tot voor hen kon lopen onder de voorhang, een versluiering van Zijn eigen schepping. Niet de voorhang van de schepping van een vrouw, door de schoot van een vrouw, door een cel; nooit, maar Hij schiep deze en stapte erin en sprak in de orde van Melchizédek.
638 Wie is deze Melchizédek?
Want deze Melchizédek, Koning van Salem, (wat Jeruzalem is) Priester van de allerhoogste God, (zeker) die Abraham bij zijn terugkeer, na het verslaan van de koningen, tegemoet kwam en hem zegende,
Aan wie ook Abraham een tiende van alles gegeven heeft, is vooreerst, volgens de uitlegging van Zijn naam: Koning der gerechtigheid, (die geweldige liefde, die geweldige Geest in den beginne) ...Koning der gerechtigheid, vervolgens ook: Koning van Salem, dat is: Koning des vredes;
Zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsregister, zonder begin van dagen of einde des levens,...
639 Wie was het? Hij werd nooit geboren, Hij zal nooit sterven. Wie is het? Hij was God, (zeker was het dat) in de voorafschaduwing van de Here Jezus. Zeker, Hij was het. Maar Hij moest komen via een vrouw in de orde waarin u door een vrouw kwam, en Hij moest komen op de wijze dat u kwam, teneinde u terug te brengen tot Hem. Halleluja!
Verbazingwekkende genade! hoe lieflijk het geluid
Dat een arm, blind wrak als ik redde!
Eens was ik verloren, maar nu ben ik gevonden (door Zijn genade);
Ik was blind, maar nu zie ik.
640 Ik begrijp wat Hij moest doen. God werd mij, opdat ik door genade van Hem zou mogen worden. Hij nam mijn zonde, opdat ik door Zijn gerechtigheid eeuwig leven zou mogen hebben. Ik kon zelf niet kiezen, mijn natuur was een zondaar, ik had er niets mee van doen. Ik werd geboren uit de wereld, geformeerd in ongerechtigheid, leugen sprekend ter wereld komend, totaal kansloos, niets, zelfs geen verlangen.
641 Vertel een varken dat hij fout is door draf te eten, wilt u dat? Kijk hoezeer hij naar u zou luisteren! Vertel een kraai dat hij verkeerd is met het eten van een dood kadaver en kijk wat hij u zal zeggen. Als hij kon spreken: "Bemoei je met je eigen zaken." Zeker.
642 Maar o, de genade van God, die deze natuur veranderde en mij de gelegenheid gaf om te verlangen, te smeken en te dorsten. "Uw liefde, vriendelijkheid, is beter voor mij dan het leven. O God, mijn hart verlangt naar u."
643 David zei: "Zoals een hert dorst naar de waterstromen, zo dorst mijn ziel naar U, o God."
644 God gaf de mens die dorst om Hem te aanbidden, Hem lief te hebben, en naar Hem te zoeken. Maar de mens verdraait het door de roep van de duivel, en hij gaat heen en heeft lust aan vrouwen en plezier en dingen van de wereld, proberende dat heilige geschapene te bevredigen, dat God in hem legde om Hem lief te hebben, en hij brengt het over op de dingen van de wereld. Maar, broeder, wanneer hij eenmaal veranderd is, en die bron met die wriemelbeestjes erin (alle soorten van wanorde in de waterbakken) is gereinigd en gesteriliseerd, en het zuivere water van God is er ingedaan, kan de zonde het nooit beroeren. Amen!
O, wat heb ik Hem lief! Wat aanbid ik Hem!
Mijn leven, mijn zonneschijn, mijn alles in alles!
De grote Schepper, werd mijn Redder,
En heel Gods volheid woonde in Hem.
Neerdalend uit Zijn heerlijkheid,
De immer levende geschiedenis,
Mijn God en Redder kwam, en Jezus was Zijn Naam.
Geboren in een kribbe, een vreemde voor de Zijnen,
De God van zorg, tranen en zielestrijd.
O, wat heb ik Hem lief! Wat aanbid ik Hem!
Mijn adem, mijn zonneschijn, mijn al in alles! (O God.)
645 Hoe kon Hij het doen? De mens probeerde het te schrijven. Eén zei er:
Als wij met inkt de zeeën vulden,
En elk strootje op aarde was een pen;
Als de luchten van perkament waren,
En ieder mens een schrijver van beroep;
Om de liefde van God op te schrijven,
(hoe die grote God des hemels vlees werd en mijn zonde nam),
Om de liefde van God te beschrijven,
Zou de oceaan droog laten vallen;
Evenmin zou de boekrol het kunnen bevatten,
Al besloeg ze heel het uitspansel.
646 En om de erfgenamen van de verlossing een zekere hoop te bereiden, zwoer Hij bij Zichzelf, dat Hij ons zou opwekken in de laatste dag, en ons eeuwig leven zou geven. "En geen mens kan ze uit Mijn hand roven. Amen!" Laten we bidden:
647 Bent u er schuldig aan Zijn liefde te versmaden? Heeft u Zijn gezegend Wezen gemeden (deze Geweldige, die u maakte wat u bent)? En nu bent u hier deze morgen, tot hiertoe in het leven, en wordt u een gelegenheid gegeven. Wilt u voortgaan met leven? Er is slechts één manier om te leven, dat is te geloven in de Here Jezus... Als u vanuit uw hart gelooft dat Hij de Zoon van God is en Hem aanvaardt als uw Redder, en gelooft dat God Hem opwekte voor uw rechtvaardiging, als u het wilt aanvaarden op die basis, dan is het nu het uwe.
648 Zoudt u uw hand op willen steken? Een onboetvaardige ziel, die zich deze morgen graag zou willen bekeren en zeggen: "Gedenk mij, broeder, prediker", als we overgaan tot gebed. "Ik heb ook gefaald. Ik ben toegetreden tot een gemeente, maar ik weet, dat ik nooit dat heb gehad waarover u spreekt. Ik ben nooit geboren uit die Geest, broeder Branham. Ik heb het gewoon niet ontvangen, dat is alles. Ik wil dat u voor mij bidt, dat God het mij zal geven deze morgen." God zegene u, meneer. Zou er nog een ander zijn? Die zegt: "God, maak mij wat U wilt dat ik ben... Ik wil dat U, ik wil zijn zoals U wilt dat ik ben. Ik heb Uw liefde versmaad." God zegene jou, zoon.
649 Even een moment nu.
Als we met inkt de oceanen vulden,
En elk strootje op aarde een pen was;
Als al de luchten van perkament waren,
En ieder mens een schrijver van beroep;
Om de liefde van God op te schrijven,
Dat zou de oceaan droog laten vallen,
Noch zouden de rollen alles kunnen bevatten,
Al besloegen ze het hele uitspansel.
O liefde Gods, zo rijk en rein!
Hoe onmetelijk en sterk!
Die liefde zal immer standhouden,
Bezongen door heiligen en engelen.
650 Dierbare God, waarlijk de dichter die deze woorden schreef was net als vele anderen van Uw gelovigen, zoekend, proberend woorden te vinden om het uit te drukken. En er staat geschreven in de Bijbel: "Voorts, omdat de prediker wijs was, onderzocht hij en stelde vele spreuken op." O, wat zouden wij graag de taal en de woordenschat hebben, zodat we zouden kunnen uitleggen aan de mensen wat het werkelijk is, maar het kon niet worden gevonden op sterfelijke lippen. De hele eeuwigheid zou het ongetwijfeld ooit openbaren, hoe de God des hemels ooit op aarde kwam om arme, verloren, ongelukkige zondaars te redden.
651 Ik bid U, Vader, dat door deze paar ongebroken woorden... of gebroken woorden deze morgen, zoals ik zou moeten zeggen, iemand vrede heeft gevonden en een bevrediging, en een sterke vertroosting, die gevlucht is om een schuilplaats te vinden. Moge hun ziel zich verankeren aan die belofte waarbij God zwoer dat Hij hen op zou wekken op de jongste dag. Verschillende handen werden opgestoken hier in dit gebouw, hier in deze Tabernakel. God geef ze die onwrikbare hoop op dit moment. Mogen ze verankerd zijn in de Rots der eeuwen. Ongeacht hoe hoog de zee mag woeden en hun kleine bootjes mogen stampen, ze hebben een anker; de belofte van God. Daar blijven ze bij. God zei het; Hij kan niet liegen.
652 "Hij die Mijn Woorden hoort" (die ik heb geprobeerd te prediken deze morgen,) "en gelooft in Hem die Mij gezonden heeft, (Jehova,) heeft immerdurend leven en zal niet in het oordeel komen, maar is overgegaan van dood in leven."
653 O, Eeuwige, zegen diegenen vandaag, en moge elke persoon hier binnen, die niet onder het Bloed is, wiens ziel nooit werd veranderd, moge het nu meteen gebeuren, Heer. U werkt het geheimenis; het is alles het Uwe; het is aan U opgedragen. Ik bid dat U het aan hen zult geven: eeuwig leven. Mogen op een dag ginds aan de andere oever, als we één voor één diep door het dal gaan, mogen we elkaar daar ontmoeten, waar ze nooit meer vaarwel zullen zeggen.
En op een dag zullen we aan de rivier komen bij het afsluiten van de tijd,
Als de laatste gedachten van zorgen zijn verdwenen,
Daar zal Iemand staan wachten, die ons de weg zal wijzen,
Wel, ik hoef niet alleen door de Jordaan te trekken;
Daar zal Iemand staan wachten, die mij de weg zal wijzen,
Niet alleen trek ik door de Jordaan.
654 Allen die die hoop hebben, heft uw handen op, nu, als u uw hoofd opheft:
Ik hoef niet...
(Nu aanbidt Hem, de boodschap is voorbij. Bent u niet blij? God zwoer dat Hij niet zou... God zwoer dat Hij u daar zou ontmoeten.)
Jezus, stervende, verzoende al mijn zonden;
Wanneer ik de duisternis...
(Wat zegt u? De angel is er niet meer.)
... zal Hij op mij wachten;
Niet alleen trek ik door de Jordaan.
Soms voel ik me moe en verlaten... (Aanbidt Hem nu.)
En dat geen vriend mij terzijde kan staan;
(Bent u ooit in zo'n toestand geweest?)
Maar er is één gedachte die mij blij maakt...
(Wat was die belofte?) ... maakt mijn hart blij:
Niet alleen trek ik door de Jordaan.
655 Nu, kinderen der belofte, aanbidt Hem gewoon, omdat Hij het doet.
Niet alleen trek ik door de Jordaan,
Jezus stierf om al mijn zonden te verzoenen;
(Wat gebeurt er nu?)
Als ik de duisternis zie, zal Hij op mij wachten,
Niet alleen trek ik door de Jordaan.
Wanneer ik kom aan de rivier...
(Iedereen van u komt daar. Er hangt een grote donkere schaduw voor u. Het is een grote deur. U gaat daar binnen één dezer dagen, misschien voordat de dag voorbij is, misschien voordat de kerk sluit deze morgen. U gaat daar binnen. Elke keer dat een hart klopt, bent u een stap dichterbij.)
Maar wanneer ik de duisternis zie, zal Hij daar staan wachten,
(Hij zei dat Hij het zou doen! Hij zwoer dat Hij het zou doen!)
Dan trek ik niet alleen door de Jordaan.
656 O, gezegende Heer, onze harten zijn vol deze morgen, tot overvloeiens toe.
657 Om te bedenken dat wanneer de polsslag stopt, en de verpleegster het kussen rond uw hoofd aandrukt; en u uw handen niet meer kunt bewegen, uw handen zijn tot ijs geworden... Uw kinderen, uw moeder, uw geliefden roepen en huilen. Die grote deur zwaait open daarginds. Hij zal staan te wachten!
658 David zei: "Al maak ik het dodenrijk tot mijn sponde, Hij zal er zijn." Ik zal niet alleen hoeven over te steken. Als de waterspetters van de rivier in ons gezicht beginnen te spatten, zal God de levensboot nemen, ons er meteen dwars doorheen leiden. Hij beloofde dat Hij het zou doen. David, de profeet, zei: "Ja, al ga ik door een dal van de schaduwen des doods, ik zal geen kwaad vrezen; Gij zijt bij mij, Uw stok en Uw staf die vertroosten mij."
659 Heer, we zijn zo gelukkig vandaag dat we werden besloten onder de erfgenamen der belofte. Vandaag hebben we binnen in ons eeuwig leven, omdat we de Here Jezus liefhebben en Hem hebben geloofd en Zijn Woord aannamen, en Zijn onderwijzing. En Hij gaf aan ons, als een zegel van ons geloof, de Heilige Geest, het zegel van de Heilige Geest; ons geloof in ons is verankerd. En al gaan we vele keren door donkere schaduwen, vele keren struikelen we onderweg, maar ons anker houdt nog steeds. Daar ligt ergens iets in, ver weg, ginds dat schijnt voort te leiden, zeggend: "Ga door. We gaan door."
660 God, zegen ons. We hebben U nodig. Houd ons immer getrouw en recht, tot de tijd dat U voor ons komt, en we zullen U prijzen door de eindeloze eeuwen. En die dag, wanneer we op de aarde staan... Zijn gezegende voeten hebben nog nooit de aarde beroerd. En daar staat Hij daar in de lucht, en de heiligen en de verlosten uit alle eeuwen, door elke wake (de eerste, tweede, derde, vierde, vijfde, zesde en zevende), staan daar allen in Zijn gerechtigheid gekleed en we kronen Hem tot Koning der koningen en Here der heren, en zingen die verlossingsgeschiedenissen en onze arme harten zullen beven als we op Hem zien die ons liefhad en Zichzelf voor ons gaf, terwijl we onbeminnelijk waren en zondaren. Christus stierf, opdat wij gered mochten worden. We danken U daarvoor, Vader, in Christus' Naam. Amen.
661 Hebt u Hem lief? O, hoe werkelijk is Hij! Voelt u zich niet gewoon alsof u graag op een of andere manier uw armen om Hem zou willen heenslaan? Zou u niet heel graag naar Hem toe willen kruipen en Zijn voeten willen aanraken?
662 Weet u, er kwamen gewoonlijk een paar mensen naar mijn diensten in Phoenix, Arizona, die zeiden: "Ik zou het graag met Hem willen bepraten. Ik zou graag willen zeggen: 'Here, U hebt mij liefgehad toen mijn pad zo duister was.'" Ik zou het zo graag met Hem bepraten voordat we oversteken. Ik wil Hem zien. Ik wil Hem gewoon graag zien. Te bedenken hoe ik mij zou voelen! Terwijl mijn arme hart zal beven wanneer ik Hem daar zal zien staan.
663 Ik heb mij dikwijls afgevraagd: "Ik wenste dat ik die stem had kunnen horen zeggen: 'Komt allen tot Mij, gij die vermoeid zijt en zwaar beladen en Ik zal u rust geven.'"
664 Ik zal dat waarschijnlijk nooit letterlijk horen zoals Hij het toen sprak, maar ik wil Hem dit horen zeggen in de laatste dag: "Het was welgedaan, Mijn goede en getrouwe dienstknecht, ga nu binnen tot de vreugde des Heren, die voor u werd bereid." Sinds wanneer?
665 Sinds u gered werd?
666 Nee, broeder. "Sinds de grondlegging van de wereld, toen Ik u zag, en u tevoren kende en u voorbestemde tot eeuwig leven." Toen werd u gezegend. "Allen die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij geroepen." Is dat waar? "Allen die Hij geroepen heeft, heeft Hij gerechtvaardigd. Degenen die Hij gerechtvaardigd heeft, heeft Hij reeds verheerlijkt." Daar hebt u het. Hij kende ons tevoren, riep ons, rechtvaardigde ons, en wij zijn reeds verheerlijkt met Hem; aan het eind van de wereld gaan we tot ons loon. Bent u niet blij? Zeker, het zou maken dat u Hem liefhad. Toen u uzelf niet kon helpen, en hier kwam Hij en deed dat voor u.
667 Gezegend zij de band die samenbindt,... (Zuster Gertie...) Onze harten in Christenliefde; terwijl we deze kleine gemeenschap van aanbidding hier nu hebben, waarna we zullen gaan bidden voor de zieken. God zegene u, u die uw handen opstak tot Christus deze morgen; vindt een plaats om te aanbidden, Hem te dienen.
668 Nu, laten we Hem aanbidden, als een samenkomst, al u Methodisten, Gemeente Gods, Vergadering Gods, Presbyterianen, Lutheranen, Katholieken. Allen samen nu, laten we het nu zingen:
Gezegend zij de band,
Die onze harten in Christenliefde samenbindt.
De gemeenschap van verwante geesten
Is zoals die daarboven.
Voor de Troon van onze Vader,
Storten we ons vurig gebed uit;
Onze vreze, onze hoop, ons streven is één,
Onze vertroosting en onze zorg,
Wanneer we uit elkander gaan,
Doet het ons van binnen pijn,
Maar toch zullen we ook steeds verenigd zijn in hart...
(Hoeveel Methodisten, Baptisten, en alles?)
En hopen elkaar weer te ontmoeten.
669 Doet u dat geen goed? Laten we ons omdraaien en ieder ander de hand schudden, terwijl we het nog een keer zingen:
Voor...
(Schudt elkaar de handen, iemand achter u, iemand voor u, aan welke kant ook...) de troon,
Storten wij ons vurig gebed uit,
Onze vertroosting en onze zorg.
Nu, terwijl we uit elkander gaan;
(We zullen elkaar liefhebben.)
Het doet...
(Ik wilde dat de dienst door zou kunnen gaan. Ziet u, dat is hoe we denken.) ...innerlijke pijn,
Maar we zullen in ons hart nog steeds één zijn (In Eén),
En hopen elkaar weer te ontmoeten.
(Als het niet meer hier is, dan zullen we elkaar op die grote dag ontmoeten.)
670 Nu, Vader, aanvaard onze aanbidding deze morgen. Neem het Woord en plant het in het hart van de gelovige. Mogen ze niet zomaar heen en weer geslingerd worden, vandaag hoog, en morgen in de diepte. Maar mogen deze woorden hun rustplaats vinden in het hart van elke gelovige, dit te weten, dat God met een eed heeft gezworen, bij twee onveranderlijke dingen. De onveranderlijkheid van God, dat is, dat het onmogelijk is voor Hem om te liegen. Zodat de erfgenamen van deze redding, deze sterke hoop zouden mogen hebben, vast en zeker, een anker in de ziel. Dit te weten dat God aan ons heeft beloofd met een gezworen eed: Het ene, dat Hij niet kan liegen; het andere, Zijn gezworen eed daar nog overheen, dat Hij ons zou opwekken in de laatste dag, en ons eeuwig leven zou geven. Wetende dat Hij, nadat we werden geroepen, zei, dat Hij ons kende voor de grondlegging van de wereld, en ons voorbestemde tot de aanneming tot kinderen door Jezus Christus. En Hij kende ons van tevoren, Hij riep ons. En toen Hij ons riep, rechtvaardigde Hij ons. Wij kunnen onszelf niet rechtvaardigen. Dus Hij rechtvaardigde ons door de dood van Zijn eigen Zoon. Degenen die Hij heeft gerechtvaardigd, heeft Hij alreeds verheerlijkt. Het Woord is reeds gesproken en we zijn op weg, voortgaand, ons verheugend op de weg naar de Heerlijkheid.
671 Geef de mensen geloof, en mogen de kleine gewoonten en zo, die aan de mensen kleven, mogen ze zich er van los schudden deze morgen, met het Woord van God, wat een anker is van de ziel, veilig en vast. Mogen ze zich los schudden van de gewoonten, hun kleine buien van opvliegendheid, en de dingen die werden... Zoals Paulus zei, in het verdere gedeelte van de boodschap over een paar dagen: "Laat ons afleggen alle last en de zonde die zo licht in de weg staat, opdat we met volharding de wedloop die voor ons ligt zouden mogen lopen, het oog gericht houdend op de Leidsman en Voleinder van ons geloof, Jezus Christus, die op alle manieren werd verzocht, gelijk wij, doch zonder te zondigen." Hem werd toegelaten te worden verzocht, maar Hij ging niet op de verzoeking in. En wij worden verzocht om te zondigen, maar nooit om er op in te gaan. Want het leven dat binnen in ons is, is het anker van onze eeuwige bestemming en we houden dat toegewijd aan ons hart.
672 Nu, er zijn er velen die ziek zijn en die met leed worden aangevochten. We zullen zo meteen voor ze gaan bidden, Vader. Mogen ze, als ze onder het Woord van God voorbij komen vandaag, dat kostbare Woord, dat werd gepredikt, de Bijbel die getuigenis aflegt, de engelen Gods die vlakbij staan, en bovenal de grote Heilige Geest die hier staat, om getuigenis af te leggen van het Woord... Nu Vader, als ze onder het Woord voorbij komen deze morgen, mogen ze hier gezond vandaan gaan; dat ze hun beugels afdoen, van de stoelen opstaan en van de draagbaren waarop ze hebben gelegen, om gezond te worden gemaakt. Geef het Heer. Mogen ze terugkeren en in de volgende dienst, wanneer het hun wordt vergund om te komen, of in hun eigen gemeenten, zich verheugend, tonend welke grote dingen Christus heeft gedaan. Dit bedienen wij voor Uw heerlijkheid, in Jezus' Naam. Amen.
673 Ik verontschuldig me voor de belofte die ik deed, dat we deze morgen het zevende hoofdstuk zouden nemen, maar ik ben er niet aan toegekomen. We moeten wat tijd hier toekennen aan deze gebedsrij. En nu, vanavond, als de Here wil, zullen we het zevende hoofdstuk nemen en ontdekken wie deze Melchizédek was. Hoevelen zouden het graag willen weten? O, we gaan er regelrecht op in, om precies uit te vinden wie Hij is. En de Schrift vertelt ons wie Hij is, ziet u.
674 En Scofield zei: "Het was een priesterschap." Hoe kon het een priesterschap zijn, zonder begin of einde? Ziet u, het was geen priesterschap. Het was een Man, Melchizédek (een naam), een Persoon. Zoals....
675 Niet geringschattend, maar Christian Science zegt dat de Heilige Geest een 'gedachte' is. En de Bijbel zei, "Hij, de Heilige Geest" en Hij is een persoonlijk voornaamwoord, het is een persoon. Niet een gedachte, het is een persoon. Absoluut!
676 En Melchizédek is een Man, een Man die geen begin van dagen had of einde van jaren. Hij had vader noch moeder, noch afstamming. En we zullen ontdekken wie Hij is, zo de Here wil, vanavond, door het Woord. Houdt u ervan? O! "Uw Woord is een lamp op mijn pad en voor mijn voet." O!
677 Nu, u zegt: "Broeder Branham. Ik begrijp het niet helemaal." Ik evenmin.
678 Maar eens was ik aan het prediken ginds in het zuiden in Kentucky. En als er enige nieuwkomers zijn, en Katholieken en anderen, die niet begrijpen hoe deze diepe, rijke dingen van de Schrift zijn; ik had gepredikt over goddelijke genezing. Een klein meisje op blote voeten bracht... Ze was niet ouder dan vijftien, had een kleine baby en hij had stuiptrekkingen. En ik zei: "Wat is er aan de hand, zuster, met uw baby?"
679 Ze zei: "Hij heeft de stuipen." Ze wist niet wat te zeggen, ze wist niet hoe het te noemen.
680 Het kleine ding had waarschijnlijk nooit een paar schoenen aan gehad in haar leven. De geliefde van een of andere man, lang haar hing naar beneden. En ik zei: "Gelooft u?"
681 En die kleine staalgrijze ogen keken naar me, en ze zei: "Jazeker, ik geloof zeker."
682 Ik nam de kleine baby. En terwijl ik voor hem aan het bidden was, stopte hij met de stuiptrekking. En het ging weg, het ging eruit.
683 De volgende dag was ik aan het eekhoorntjes jagen, ginds op de flank van een berg. En ik hoorde een paar mannen die zaten te praten, een zaag zoemde. En ik liep onopgemerkt naar beneden, ik was op eekhoorntjesjacht geweest. Ze spraken over mij, zaten daar tabak te pruimen en spuwden, dat de bladeren zo overal heenvlogen. En ze spraken over de samenkomst van de avond tevoren. En één van hen zei: "Ik zag die baby, ik ben er vanmorgen langs gegaan. Hij heeft vanmorgen nog geen stuiptrekkingen gehad." Ziet u? Hij zei: "Dat was echt." En hij spuwde het...
684 En ze hadden geweren tegen de boom aangezet, dus ik dacht dat ik mijzelf maar beter bekend kon maken. Weet u, zij hadden daarginds ook vetes. Ik kwam aanlopen en ik zei: "Goedemorgen, broeders."
685 En die hele grote kerel die scheen te spreken, hij had zo'n pruim in z'n mond, het liep er zo uit aan de zijkant, had een grote lange nek. En hij had een hele grote, oude hoed op, over z'n gezicht getrokken. En hij keek om, hij zag me, hij greep die hoed en rukte hem af en ging... [Broeder Branham illustreert het – Vert] slikte die pruimtabak in en zei: "Goedemorgen, dominee." Ziet u? Ja meneer. Respect! En dat is waar. Hoe hij het ooit overleefde, ik weet het niet. Maar hij deed het.
686 De volgende avond, terugkomend, was er een man die een beetje met me wilde argumenteren. Hij ging naar een kerk die niet geloofde in Goddelijke genezing. Dit was een Methodistenkerk, White Hill, Kentucky. Dus hij ging naar... Hij stond buiten. Hij had een lantaarn in z'n hand en hij zei: "Ik wil iets zeggen, prediker. Ik kan dat gewoon niet accepteren, want ik kan het niet zien."
687 Ik zei: "Kunt u het niet zien?"
688 Hij zei: "Nee!" Hij zei: "Ik ben zelf een ziek man, maar", zei hij, "ik kan het gewoon niet zien."
Ik zei: "Waar woont u?"
Hij zei: "Daar achter in Big Renox."
Ik zei: "Wel, nu hoe zult u thuis gaan komen?"
Hij zei, "Wel, ik zal naar huis lopen."
Ik zei: "Kunt u uw huis zien?"
Hij zei: "Nee meneer."
Ik zei: "Het is vreselijk donker vanavond en bewolkt."
Hij zei: "Ja."
Ik zei: "Hoe gaat u naar huis?"
Hij zei: "Met deze lantaarn."
Ik zei: "Die lantaarn laat het licht niet helemaal tot aan het huis schijnen." Ik zei: "Hoe gaat u?"
Hij zei: "Ik zal lopen bij de lantaarn."
689 Ik zei: "Dat is het. U hebt nu het licht van de lantaarn en elke keer dat u deze kant op stapt, zal het licht het verder laten zien, voor u uit. Als u gewoon door blijft lopen, zal het licht met u mee blijven gaan."
690 En doet u dat deze morgen. U wilt Christus, de grote Hogepriester, de Middelaar voor uw ziekte, of uw kwalen, of uw ziel. U zou het niet mogen begrijpen, wij begrijpen dat niet. Maar ons is opgedragen om "te wandelen in het licht, gelijk Hij in het licht is". U doet een stap in het licht. En wanneer u het licht bij u hebt, zal het licht schijnen tot aan de volmaakte dag. Het zal het pad voor u houden:
En we zullen deze geweldige hoogweg opgaan,
Vertellend overal waar ik ga:
Ik zou liever een ouderwetse Christen zijn, Heer,
Dan wat anders ook. (Nooit van dat oude lied gehoord?)
Er is niets gelijk een ouderwetse Christen,
Die Christenliefde toont;
We gaan over de grote oude hoofdweg,
En vertellen overal waar we gaan:
Ik zou liever een ouderwetse Christen zijn, Heer,
Dan wat anders ook. (Ik houd daar zo van.)
691 Goed, nu zullen we gaan bidden voor de zieken. We zijn niet... We beweren niet dat wij de zieken kunnen genezen. Als we dat deden, zouden we iets verkeerds vertellen. Iedere zieke persoon hierbinnen is reeds genezen, dat is wat de Schrift zegt: "Door Zijn striemen zijn wij genezen." Is dat waar?
692 Elke zondaar die hier binnen is, als er misschien een is, u werd gered sinds Jezus stierf. Maar sterft u nooit, terwijl u hier de gelegenheid werd gegeven, om dan in Zijn tegenwoordigheid te gaan om te proberen het te aanvaarden. Het is gemaakt voor nu. Op dit moment nu moet u het aanvaarden. Als u onder het Bloed vandaan gaat, bent u niets dan... U bent reeds geoordeeld, omdat u wordt geoordeeld naar de wijze waarop u handelde ten opzichte van de verzoening van de Here Jezus Christus. Ziet u – u oordeelt uzelf daar.
693 Dus "Hij werd verwond voor onze overtredingen, en door Zijn striemen werden wij genezen." Er is niets wat ik heb om u te genezen. Er is niets wat de kerk zou hebben om u te genezen. Het enige waarvoor wij kunnen bidden is dit: dat uw geloof niet zal falen, dat u naar het altaar zult komen deze morgen om Christus aan te nemen als uw Geneesheer, zoals u het deed als uw Redder. En zonder enige... God werkt wonderen, Hij toont grote tekenen; blinden, doven, stommen, alles, zijn hier genezen in de Tabernakel. Maar of dat nu zo is, of niet, wij accepteren het hoe dan ook. Vele keren zijn die dingen door visioenen.
694 Hoevelen waren hier ongeveer drie zondagen geleden, of vier, toen de man hier binnenkwam, die zowel blind als verlamd was, die in een stoel zat en zenuwstoornissen had. En voor ik van huis ging, zag ik hem in een visioen. "Dat daar een man zou zijn, donker haar, grijs aan het worden. Zijn vrouw is een aantrekkelijk uitziende vrouw, ongeveer zestig jaar oud. Ze zal komen en huilen, en ze zal me vragen... En om terug te komen en te bidden voor haar man." Hij zat daar.
695 En ik kwam, en ik zei tot enigen van mijn broeders hier: "Let hier op."
696 En toen we naar het altaar gingen, anderen hadden gebeden. Toen ik ging bidden, liep ik meteen weg en kwam hier terug. En zijn vrouw stond op en kwam helemaal precies zoals de Here had gezegd dat het zou zijn, terwijl mensen keken om te zien of het op die wijze zou gebeuren. Het faalde nooit. En dus toen hij liep...
697 We kwamen erachter, dat een man, Dr. Ackerman, ginds in Birdseye, Indiana, degene was die hem hierheen had gezonden. Hij is een Katholiek en zijn zoon is een priester in het klooster daar in Saint Meinrad. En Dr. Ackerman is een jachtvriend van mij en hij zond de man hierheen. En de Here toonde mij een man met zwart haar die hem zou zenden, maar ik wist niet wie het was.
698 En ik zei: "Was dat Dr. Ackerman?"
699 Hij zei: "Die was het." Ziet u? En toen de man...
700 Ik zei: "Het is ZO SPREEKT DE HERE." Ik liep erheen en zei: "Meneer, sta op." Zowel blind, als dat hij niet kon... hij was... de evenwichtszenuwen hadden het begeven, hij kon zichzelf niet zo staande houden. Ziet u, was zo jaren lang geweest, was naar de Mayo kliniek geweest en overal. En ik bad een gebed voor hem en richtte hem op. Daar ging hij, lopend door...
701 Eerst zei hij: "Ik kan u niet zien." Toen riep hij: "Ja, ik kan het wel!" En zijn ogen kwamen daar open, hij was Orthodox geweest, zijn vrouw Presbyteriaan.
702 Sommige mensen denken dat Presbyterianen en Orthodoxe mensen niet jubelen. U had ze moeten horen. Zeker. Zij riepen en omhelsden elkaar. Kwam terug en pakte zijn rolstoel, en liep weer naar buiten en ging de stoep af net als welke andere man ook, kon zien en spreken, enzovoort.
703 Ik kreeg onlangs een brief van hem, of een telefoontje. Ik geloof dat broeder Cox naar hem toe ging; hij zei: "Zijn ogen hadden een brandend gevoel." Zeker. Het is de zenuw, de gezichtszenuwen zijn aan het groeien en aan het terugkomen tot leven, weet u, en nemen hun plaats in. De vloek werd er afgenomen.
704 Als u de natuur z'n gang laat gaan, als niets de natuur hindert, dan zal ze haar volle invloed hebben. Als u een band rond uw arm hebt, die de bloedstroom afsluit, dan zal uw hand tenslotte sterven. Nu, want op natuurlijke wijze zal het in orde zijn als u het gewoon laat begaan. Maar iets heeft de natuur onderbroken. Dan, als je het niet kunt zien, is er geen manier voor een dokter om er vat op te krijgen. Er zijn slechts twee dingen waarmee hij kan werken: wat hij kan zien, wat hij kan voelen. Dat is het enige waarmee hij kan werken, wat hij ziet en wat hij voelt.
705 Als hij het niet kan zien, dan moet het geestelijk zijn. En het enige wat dan kan gebeuren: wij bidden, Christus neemt de vloek weg (zendt de duivel weg) en het begint normaal te worden, gezond. Wordt gezond en dat is alles. "In Mijn Naam zullen ze duivelen uitwerpen." Is dat waar? Het is een belofte aan de gemeente. Het is een belofte van kracht aan wat... Het is Zijn tegenwoordigheid bij ons. Nu, wat maakt dat wij nog niet perfect zijn deze morgen om die dingen te doen, precies zoals Hij deed, is omdat we nog steeds in de voorhang zijn. Ziet u? Maar we hebben het een of ander gevoelen daar dat ons zegt: "O ja." Ziet u?
706 En wanneer u uw genezing aanvaardt... Ongeacht wat de voorhang zegt, het is wat het Woord zegt. Ziet u, dat is het. Dat is het. Het Woord heeft altijd de overhand over alles: Gods eeuwige Woord.
707 Kijk naar Sara, haar schoot gestorven, negentig jaar oud, leefde met haar man sinds ze ongeveer zestien of zeventien was, geen kinderen; Abraham honderd, en God wendde het allemaal en gaf hun de baby. Ziet u, omdat ze geloofden en die dingen die niet waren noemden als waren ze er. Ga die weg op deze morgen, vriend.
708 En vanavond verwachten we... Als u allen ons bezoekt, dan zijn we gelukkig u hier te hebben deze morgen. En God zij met u. En als u in de stad bent voor de avond, wij zouden gelukkig zijn u vanavond te hebben in de rest van de dienst over Melchizédek. En dan als u er niet bent, en u hebt zelf een gemeente, gaat u dan naar uw eigen gemeente. Dat is de plaats van uw plicht. Als u tot een gemeente behoort, dan gaat u daarheen. Dit is gewoon een kleine Tabernakel waar we samenkomen en gemeenschap hebben met elkaar. Nu, de Here zegene u.
709 En zuster Gertie zal voor ons spelen: De grote Heelmeester is nu nabij. En is hier iemand waar voor gebeden moet worden? Steek uw hand op, degenen die in de gebedsrij willen komen, stel uw geloof op Christus. Goed, als u zich wilt opstellen aan deze kant van de kerk als u wilt. En als ze de bank een klein beetje achteruit willen trekken, broeder, als u wilt, zodat we daar een klein beetje ruimte kunnen krijgen, en de mensen daardoor kunnen gaan. Kom naar deze kant.
710 En we zullen nu gaan bidden, terwijl we zingen. En ik zal de oudsten gaan vragen hier (van welke denominatie of gemeente ook, ongeacht wat het is), als u gelooft in Goddelijke genezing, zou u dan hier bij mij willen staan op dit podium om te bidden voor de zieken? Wij zouden blij zijn u te hebben. Welke denominatie ook, of geen denominatie, of wat u ook bent, wij zouden het fijn vinden u te hebben. Zou u nu meteen willen komen, om te bidden? Kom naar voren en kom bij mij staan. Broeder Neville, als u nu wilt komen met de olie.