Een door God geroepen man
Door William Marrion Branham1 ... Neville. Het is spijtig dat u overal langs de muren moet staan. Ik kwam hier ongeveer anderhalf uur geleden voor een bepaalde afspraak voorbij en ik zag de mensen zich bij de deur omdraaien en weggaan. Ik kwam Billy daarbuiten tegen en hij zei dat iedereen al sinds de middag klaar zat om met de dienst te beginnen. Dus ik... We hebben alleen maar deze kleine samenkomst hier. We hebben het zelfs niet in de lokale kranten gezet. We hebben dus alleen maar een kleine tijd van gemeenschap.
2 Het is altijd erg druk, zoals de mensen van buiten de stad wel zullen weten, omdat het hier op het thuisfront altijd hollen, vliegen en draven is van plaats naar plaats, en haasten. Maar ik ben er al tamelijk aan gewend. Ik kom tot een plaats dat ik me er zo min mogelijk door laat hinderen.
3 En u weet wel dat je gewoon enige tijd (en dat behoorde meer te zijn) met de Heer door moet brengen. Als je dat niet doet, kom je niet met de frisheid van de Heilige Geest op je in de samenkomst. En als je ergens binnenkomt (zoals vandaag het geval was) waar het een en al pracht en praal is, wel, dan is het soms moeilijk voor mij om binnen te komen en me niet een beetje opgewonden te voelen, ziet u, wat verward. Als ik dat doe, kan ik eenvoudig de Heilige Geest nergens in ontdekken.
4 Het spijt mij dus echt voor de mensen die in de gangpaden en buiten bij de muren staan. Ze komen aan, kijken naar binnen, stappen in hun auto's en gaan weer weg.
5 Ik wilde de middelbare school hier in de buurt nemen om een paar avonddiensten te houden, maar de school is op deze tijd in gebruik en het is moeilijk voor mij om hem gedurende die tijd te krijgen.
6 Maar ik wil zeggen dat ik voor ieder van u beslist waardering heb, binnen en buiten, voor uw fijne medewerking en voor alles wat u hebt gedaan. Vanmorgen bedankte ik de mensen tijdens de zondagsschool voor het offer dat gisteravond aan mij werd gegeven, wat een vrijwillig offer was. Eerlijk gezegd zei ik tegen de herder hier, onze geliefde herder broeder Neville en de anderen, dat ik liever had dat ze dat niet deden, maar ze deden het toch, daarom wil ik er even wat over zeggen.
7 Nu, dit is een kleine plaats en ik denk dat er niet meer dan ongeveer driehonderd mensen kunnen zitten. En het offer bedroeg driehonderd en vierentwintig dollar, wat betekent dat iedereen gemiddeld een dollar gaf. Dat is het beste offer dat ooit in mijn leven aan mij werd gegeven, naar het aantal mensen berekend. Gewoonlijk is het gemiddelde vierentwintig cent per persoon, vijfentwintig. Per persoon zevenentwintig cent is al een groot offer. Maar nu was het gemiddelde een dollar per persoon. Dat waardeer ik beslist.
8 En ik ben er misschien vanmorgen niet aan toe gekomen enigen van u te bedanken. We vonden jam, er stond een doos met jam op de trap en er werden kleine geschenken bij ons gebracht. Mijn vrouw en ik willen onze dankbaarheid aan u mensen tot uitdrukking brengen. Ik ben er zeker van dat we alles zo goed mogelijk zullen besteden voor het Koninkrijk van God.
9 Het maakt dat ik me voel alsof ik het liefst een hele grote plaats zou willen hebben waar we gedurende een lange tijd konden blijven prediken tot de mensen. Maar er wordt zelfs vanavond al verwacht dat ik na de dienst vertrek. Hoewel ik vanavond wel niet zal kunnen vertrekken, het zal wel vroeg in de morgen worden dat we weggaan. Ik kom volgende week zaterdagavond terug en vertrek zondagmorgen weer naar Colorado. En zo gaat het steeds achter elkaar door. Dan komt de volgende samenkomst overzee in januari, die zal plaats vinden in Australië en Nieuw Zeeland, en daar zo verder. Nu, ik wil dat u voor mij bidt. Ik heb beslist uw gebeden van node.
10 Vervolgens wil ik dat we allen de Almachtige God dankbaar zijn, die in deze kleine samenkomst zulke geweldige dingen voor ons heeft gedaan. Ik geloof dat in dit kleine tijdsbestek er in deze samenkomst meer tot stand is gebracht dan in enige andere samenkomst die ik eerder in mijn leven in deze tabernakel heb gehouden. Het lijkt erop dat de Heer Zijn zegeningen begint uit te delen.
11 Ik heb er aan gedacht dat misschien gedurende deze dienst, in verband met een visioen dat ik heb gehad... dat mijn bediening zal worden veranderd in een betere en grotere bediening. Nu zal dit net zo zeker gaan gebeuren als dat u mensen deze andere drie bedieningen hebt horen voorzeggen, of deze twee andere. Deze zal precies zo zijn, alleen groter. Maar de eerste avond toen ik de mensen hier naar het altaar riep, ging het regelrecht terug naar onderscheiding. De tweede avond heb ik ze in de kamer genomen en het ging gelijk over op onderscheiding. En de laatste twee avonden hebben we ze hier op het podium gebracht en het ging direct weer over naar onderscheiding.
12 Alleen om een paar dingen te vermelden: een blinde voorganger ontving zijn gezicht op het podium. En twee kleine meisjes gisteravond, die in een rolstoel zaten met ziekten waarvan niemand weet wat het is, geen enkele dokter, hun voeten waren opgezwollen en hun tenen vielen eraf, vingers vielen eraf en er kon niets voor hen worden gedaan. En precies toen de Geest zalfde, ging ik naar ze toe en vervloekte die ziekte in de Naam van de Here Jezus, en daar kwamen ze uit hun rolstoelen vandaan. En vanmorgen lopen ze hier rond door de tabernakel als ieder ander kind, kwamen en werden gedoopt in de Christelijke doop, precies hier in het doopbad vanmorgen.
13 Terwijl ik zojuist een paar ogenblikken aan het studeren was, kwamen er enige vrienden van mij – broeder Hoover, een prediker uit Kentucky – even langs en lieten een berichtje achter bij mijn vrouw over een geval tijdens de gebedsrij gisteravond. Er zaten vrouwen in het gehoor zonder gebedskaarten of iets dergelijks, die daar zaten te bidden. En daar was één vrouw die al heel lang geen maaltijd had gegeten – ik ben vergeten hoe lang – haar maag zat vol met gezwellen. En de Here riep haar en genas haar. En vanmorgen stond ze op en at een volwaardig ontbijt en ze is hier vanavond ergens. En men vertelde over anderen. En o, we zouden tijd tekort komen om te vertellen wat onze Here heeft gedaan. Dus dat geeft ons moed te weten dat het vlakbij is, iets geweldigs staat op het punt te gebeuren.
14 Ik heb nog nooit op enige andere tijd dan gisteravond na de dienst, na de boodschap, de Heilige Geest mensen zien zalven op een geweldiger manier dan Hij gisteravond deed. We zien vanavond naar nog zoiets uit. Bid nu voor mij.
15 Ik wil iets lezen uit Gods gezegende Woord. En laten we, voordat we het Woord lezen, even tot Hem spreken; met onze hoofden voor een ogenblik gebogen.
16 Dierbare hemelse Vader, we komen vanavond tot U, misschien wat vermoeid in het lichaam, maar o, wat is onze geest verfrist! De tekenen van de levende God bewijzen dat Hij met ons is en ons zegent en ons datgene geeft wat Hij beloofde: oneindig veel meer dan wij zouden kunnen denken of doen. En als wij genade hebben gevonden in Uw ogen door in Uw Zoon, de Here Jezus, te geloven, dan zouden we vanavond willen vragen of U ons opnieuw wilt bezoeken met een dubbel deel van Uw Geest. Moge het op iedere persoon hier met grote kracht en mate worden uitgestort, om het Evangelie te geloven en de kracht van de Heilige Geest in hun levens te ontvangen. Red degenen die vanavond gered kunnen worden, Here, en genees degenen die gereed zijn voor genezing. Sta het toe, Here.
17 Als we de mensen zien binnen dringen, in de deuropeningen staan, honderden keerden zich weer om bij de kleine kerk vandaan, dan doet dat ons er aan denken dat Jezus Christus dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer. Want in de dagen dat Hij ons hier bezocht in een vleselijke gedaante, was de druk zo groot dat ze zelfs niet met een man bij Hem konden komen en ze moesten hem door het dak van het gebouw neerlaten. En wij bidden, God, dat een ieder vanavond, die zich in dit gebouw moest dringen, beloond zal worden zoals die man.
18 Zegen Uw Woord als wij het lezen. En moge het een lamp, een licht op ons pad zijn. Want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
19 [Iemand spreekt tot broeder Branham – Vert] Nee. Rosella Griffith? ["Ja."] Er werd mij zojuist meegedeeld dat het meisje waarover ik vanmorgen sprak, een alcoholiste die in de samenkomst in Chicago er werd uitgeroepen... Het was zo dat ze op het balkon zat toen de Heilige Geest tot haar sprak en zei dat ze een alcoholiste was. En vijf bekende doktoren uit Chicago hadden haar opgegeven. De kliniek voor alcoholverslaafden had haar opgegeven. En ze werd er uit geroepen met ZO SPREEKT DE HERE. Ze was genezen. Ze heeft sindsdien nooit meer een verlangen naar drank gehad.
20 En op het balkon boven haar zat een andere kleine dame met wie ze bevriend was, ze woonden in Calumet City. Misschien weet iemand wat dat is, het is daar het grensgebied waar het slechter is dan in Parijs, Frankrijk; allerlei soort van kwaad speelt zich daar af. Het vertelde haar dat ze een drugsverslaafde was en dat ze danseres was bij Fred Astaire. En haar vader ging daar tegen in, maar zij stond op en zei: "Pap, de man heeft volkomen gelijk." Ze is nu getrouwd – dat meisje – en is op pad met haar man om het Evangelie te prediken.
21 Rosella is een zendelinge, ze gaat naar iedere gevangenisdienst en van alles waar ze maar kan binnen komen om alcoholisten te vertellen dat er hoop is en dat die in Christus is. Ze maakte zich ernstig zorgen over haar vader. Niet langer geleden dan eergisteren tijdens een tien minuten durend privé gesprek (het meisje is sinds de laatste vier of vijf jaar een echte supporter van de samenkomsten geweest), vertelde ze me daar tijdens een verslag van tien minuten, buiten in de trailer, tijdens een interview dit: "Broeder Branham, wat u ook doet, ik maak me ernstig zorgen om mijn vader. Hij houdt van u maar hij wil maar niet tot Christus komen."
22 Ik zei: "Rosella, God weet hoe Hij dat moet doen. Hij weet hoe Hij hem daartoe kan krijgen." En nu komt het nieuws dat hij bedolven ligt onder een vracht kalksteen. Laten we voor hem bidden.
Here, bij monde van deze getrouwvolle dochter, terwijl hij daaronder bekneld ligt, wat zijn dood zou kunnen betekenen; God, sta toe dat hij niet sterft, maar moge zijn ziel omhoog zien en bedenken dat U God bent die van onder een hoop kalksteen gebed kan beantwoorden, precies zoals U dat kon in de maag van een walvis, of in de vurige oven, of in de leeuwenkuil. U blijft dezelfde. Breng hem eruit, Here, als een gewassen Christen. Wij weten dat alle dingen medewerken ten goede voor degenen die U liefhebben en wij bidden dat dit een van deze dingen zal zijn, terwijl wij het aan U opdragen, in Jezus' Naam. Amen.
23 Ik wil vanavond uit het Woord lezen uit het tweede boek der Koningen en wil lezen in het tweede hoofdstuk, voor een kleine tekst, om als God het wil, een achtergrond te vinden.
Het geschiedde, toen de HERE Elia in een storm ten hemel zou opnemen, dat Elia met Elisa uit Gilgal ging.
En Elia zeide tot Elisa: Blijf toch hier, want de HERE heeft mij naar Bethel gezonden. Maar Elisa zeide: Zo waar de HERE leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten. Daarop begaven zij zich naar Bethel.
Toen kwamen de profeten van Bethel naar Elisa en vroegen hem: Weet gij, dat de HERE heden uw heer boven uw hoofd zal wegnemen? En hij antwoordde: Ook ik weet het, zwijgt stil.
En Elia zeide tot hem: Elisa, blijf toch hier, want de HERE heeft mij naar Jericho gezonden. Maar hij zeide: Zo waar de HERE leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten. Zo kwamen zij te Jericho.
Toen naderden de profeten van Jericho tot Elisa en vroegen hem: Weet gij, dat de HERE heden uw heer boven uw hoofd zal wegnemen? En hij antwoordde: Ook ik weet het, zwijgt stil.
En Elia zeide tot hem: Blijf toch hier, want de HERE heeft mij naar de Jordaan gezonden. Maar hij zeide: Zo waar de HERE leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten. Zo gingen zij beiden verder.
24 Moge de Here Zijn zegeningen toevoegen aan Zijn Woord. Mijn onderwerp vanavond is: "Een door God geroepen man", en ik zal proberen zo kort mogelijk te zijn, omdat er over enige ogenblikken een lange gebedsrij zal komen, maar ik wil u een kleine blik geven op de tijden waarin wij leven.
25 We horen deze roep over de radio en op verschillende plaatsen, komend uit oprechte harten: "Here, geef ons een opwekking in onze tijd." En uit brieven van Christenen rondom de wereld horen we die roep en het doet iets in je hart. Het is inspirerend. Het is verheffend. Het is opwekkend voor de ziel om Gods volk te horen roepen om een opwekking.
26 En God heeft een belofte gegeven: "Als het volk dat bij Mijn Naam is geroepen zich zal vergaderen en bidden, dan zal Ik horen vanuit de hemel."
27 En daar willen wij vanavond aan denken. En onthoud dat God temidden van al dit geroep geen opwekking kan zenden tenzij Hij mensen in de juiste conditie heeft om deze voort te brengen. We kunnen geen opwekking hebben tenzij wij mannen hebben, door God geroepen mannen, door God getrainde mannen die niet zijn opgeleid in theologische en wetenschappelijke scholen, maar stoere mannen van geloof, die God heeft opgeleid op de school van Zijn ruwe training. Mannen die niet bevreesd zijn het vuur onder ogen te zien! Mannen die in de tegenwoordigheid van God zijn gekomen en Zijn kracht kennen en Zijn almacht kennen en Zijn genezende kracht kennen. Enige mannen die zijn getraind om de levende God te kennen! Het is in orde om ze met het Woord te trainen, maar: "De letter doodt, de Geest doet leven."
28 En voordat we deze opwekking kunnen hebben, moet God mannen eruit roepen en trainen, door God getrainde mannen om deze boodschap te dragen. Het maakt hun niet uit wat de oppositie is. Ze zijn bereid vernietigd te worden in de vurige oven of in de leeuwenkuil of waarin het mag zijn. Ze zijn bereid er heen te gaan omdat ze in de tegenwoordigheid van God zijn geweest en weten dat Hij bestaat. Of het nu uitloopt op overwinning of nederlaag, ze blijven onwrikbaar staan.
29 Dat is het soort training dat God aan mensen geeft. En het is zeer vreemd te bedenken dat God zoiets dergelijks zou doen, dat God Zijn mannen op die manier traint, maar Hij doet het.
30 Weet u, wij hebben een oud lied dat we zingen:
Sommigen door het water, sommigen door de vloed;
Sommigen door diepe beproevingen, maar allen door het bloed.
God leidt Zijn volk door grote beproevingen om ze te reinigen en soms duurt dat jaren. En wat mij betreft geloof ik dat God nu precies deze avond zulke mannen aan het trainen is om in de frontlinie te vechten, mannen die zullen doortrekken en soms op hun voeten hebben gewankeld. Soms lijkt het erop of de hele zaak instort, maar toch kennen zij temidden van dit alles deze levende God en blijven zij voorwaarts blikken, blijven zij voorwaarts gaan.
31 Terwijl veel mensen bidden voor een opwekking, vraag ik mij af of ze soms niet – degenen die bidden – of hun eigen gebeden niet de bronnen van zegeningen stoppen. Want ze zijn lafhartig en bevreesd om God te vertrouwen, bevreesd Hem op Zijn Woord te nemen, bevreesd te geloven dat Hij vandaag nog leeft, terwijl de Bijbel duidelijk zegt dat Hij dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer.
32 God roept niet – heel zelden – de knappe mannen, de opgeleiden, de intellectuelen. Zij vervullen hun deel en het zijn grote mannen. Maar wanneer God wil dat het werk wordt gedaan, neemt Hij gewoonlijk iemand die nauwelijks z'n ABC kent. Onderzoek de Schrift. Kijk door de geschiedenis. Mannen die iets bij God bereikten waren geen mannen met een geweldige opleiding, maar mannen die, wel, ze hadden geen opleiding, slechts een verlangen in hun hart om God te dienen. Hij nam de ploeger, de herder, de visser, de jager, degenen die in de natuur leefden. Daar in die stilte en rust van de natuur kon God tot hen spreken. Dat zijn degenen die Hij riep.
33 Als we dat zien, dat Hij een grote intellectueel roept, dan zal deze persoon tenslotte teruggaan naar zijn intellectuele opvattingen. En na een tijdje, wanneer het er op aankomt het bovennatuurlijke te demonstreren, is hij te zeer vermengd met de mensen uit de wereld om zoiets te accepteren. Daarom zal hij tenslotte eindigen in een denominatie, afglijden en een prediker worden. En dat is in orde, ik heb niets tegen die persoon die dat zou doen. Maar wanneer God gereed staat iets te doen in de bovennatuurlijke sferen, neemt Hij gewoonlijk een man waarin Hij Zijn vertrouwen kan stellen en zalft hem en zendt hem uit en hij is onbevreesd met het werk.
Dat is het soort mannen dat wij vandaag nodig hebben; geen gladde geleerden, maar mannen die God kennen in de kracht van Zijn opstanding.
34 Er was bijvoorbeeld een man in de Bijbel, genaamd Mozes, die alle mogelijke training had gehad. Hij wist alles over theologie. Hij wist alles wat hij moest weten. Als hij nog enige opleiding nodig zou hebben gehad, hij kon de leraren in Israël... of in Egypte, onderwijzen. Hij had niets nodig. De Bijbel vertelt ons dat hij was onderwezen in al de wijsheid van de Egyptenaren. Wel, hij kon hun geleerden onderwijzen. Hij kon hun wetenschappers dingen leren. Als het op intellectuele zaken aan kwam stak hij ze naar de kroon. Toch kostte het God daar in de zandwoestijn veertig jaar om dat alles uit hem te slaan. En toen bij hem al zijn intellectuele opvattingen over God daar in de zandwoestijn er uit waren geslagen, toen was het metaal gereed om opnieuw te worden gevormd.
35 Dat is de manier waarop God Zijn mannen neemt en er al hun vreesachtigheid en al hun verstandelijkheid uit slaat, dan plaatst de grote Meesterpottenbakker ze op de schijf en begint ze opnieuw te vormen. Dan zijn ze de werkman waardig! Het is Gods man. Wie zou een man beter kunnen trainen dan God Zelf? Let op de manier hoe Hij ze traint.
36 We zouden er aan nog een willen denken, David genaamd. God trainde David toen hij nog maar een jongen was. De profeet Samuël kwam en goot olie op zijn hoofd en zalfde hem, omdat God David zou gaan trainen om een geweldig krijgsman te worden. Kijk naar de training die Hij hem gaf.
37 Ik las enige tijd geleden toen ik bij Green's Mill was, waar ik gewoonlijk heenga om te bidden, dat God tegen David zei: "Ik heb je van de schaapskooi vandaan gehaald, van het volgen van deze paar schapen van je vader daar buiten, en Ik heb je een grote naam gegeven zoals de grote mannen der aarde." En ik denk aan de ruwe training die Hij David gaf. Hij schoolde hem niet zozeer op een bepaalde school, maar Hij schoolde hem op Zijn eigen school.
38 David was een jager en een herder. In de Psalmen schreef hij over groene weiden en stille wateren, want daar was hij alleen, op zichzelf. Hij was niet bezoedeld met de dingen van de wereld. God moet een man weg krijgen bij de dingen van de wereld, zodat Hij hem rustig kan krijgen, zodat hij naar God kan luisteren, naar die stille, zachte stem. Als hij dan eenmaal in contact is met God, wordt hij onbevreesd. Merk op dat het hem niet meer uitmaakt wat iemand zegt; hij is in de tegenwoordigheid van God geweest. Hij kent God in de kracht van Zijn opstanding.
39 Zo zien we David... Op een dag stond God toe dat er een beer aan kwam die een van zijn schapen nam. David ging die beer gewoon achterna! Ongetwijfeld bad hij ervoor, want even later beleed hij dat. Hij bad en vroeg God. Hij moest voor dat schaap zorg dragen. Hij kon dat schaap niet verliezen. Hij moest het schaap tegen elke prijs redden. En hij greep zijn kleine slinger en ging die beer achterna en doodde hem! Hij moest dat schaap redden. Ziet u waar God hem voor trainde?
40 God wil dat Zijn herders de schapen redden, ongeacht hoe hij zal worden genoemd en waar hij doorheen moet gaan. Red die schapen! Toen Hij zag dat David ten opzichte van deze beer dapper was, nam Hij een dier waarvan de kracht een beetje groter was en Hij stuurde een lam... er een leeuw op af en deze nam een van de lammeren, en een leeuw is een vreesaanjagend dier.
41 O, toen ik in Afrika op ze joeg... Een leeuw kan tien mannen doden voordat je: "Jack Robinson" kunt zeggen. O, een krachtig groot beest! Door die geweldige brul bezwijken de mensen al. Degene die sterft onder de kracht van een leeuw voelt helemaal geen pijn. Het is zo angstaanjagend dat gebrul te horen dat hij uitstoot! Met deze grote, geweldige poten heeft hij binnen enkele ogenblikken een dozijn mannen verscheurd.
42 En dan te bedenken: een jonge knaap! De Bijbel zegt dat hij "rossig" was. Dat betekent dat hij maar een klein kereltje was, met een kleine slinger. U weet wat dat is, een stukje leer met aan beide uiteinden een touw. En een hongerige leeuw, met de smaak van bloed reeds in zijn bek, rende naar binnen en greep een schaap. David keek op naar God en zei: "Ik kan deze niet missen. Helpt U mij, Here." En hij sloeg – met een slinger – de leeuw neer. En toen de leeuw weer tegen hem opstond, tegen die kleine jongen – en de leeuw woog ongeveer vijfhonderd pond of meer en die kleine jongen woog misschien zeventig of tachtig pond – toen trok hij het mes uit zijn gordel. En terwijl de leeuw opstond, die met een paar uithalen tien mannen zou kunnen doden, greep hij de leeuw bij z'n baard en doodde hem.
43 Moed! God wil geen lafaards. Hij kan u niet gebruiken als u bevreesd bent om Zijn Woord te nemen en Hem te geloven. Hij wil dappere mannen die aan niets anders aandacht zullen besteden dan aan wat de Heer zegt. Dat is het soort waarmee Hij vooruit kan. Ongeacht wat de kerk zegt, wat de herder zegt, waar de kerk voor staat; hij staat voor God en gerechtigheid en Zijn Woord. Dat zijn de mannen die God dezer dagen zal zenden voor Zijn opwekking, waar Zijn volk voor aan het bidden is.
44 Enige jaren later was er een geweldige grote reus, met vingers van vijfendertig centimeter, toen hij heenging om zijn broers op te zoeken tijdens de strijd. Hij bralde en hij zei: "Laat er nu iemand komen om tegen mij te vechten. Als je mij omver krijgt, zal ik me overgeven (en omgekeerd) en wij zullen jullie dienen." Wie zich dus overgaf zou natuurlijk degene zijn die verloor.
45 De duivel houdt ervan het op die manier te doen. Als hij denkt dat hij u het mes op de keel heeft gezet, zal hij u vertellen: "Daar kun je niet mee aankomen. Je kunt geen Goddelijke genezing prediken in de Methodistenkerk, Baptistenkerk." Wel, u Methodistenpredikers, krijg eens een houvast op God en ontdek of u dat kunt of niet. U zult het nimmer kunnen met uw theologie die zij leren. U zult een houvast op God moeten krijgen en weten dat Hij bestaat.
46 Ze zeggen van de Pinkstermensen dat ze enige jaren geleden een groep mensen waren die op de hoek stonden, ze hadden zelfs geen gebouw om heen te gaan. Maar hebt u onlangs in het tijdschrift Life gelezen wat ze over hen zeiden? "Het is een van de grootste fenomenen die deze eeuw ooit heeft gekend: de opkomst van de Pinksterkerk!" Beslist. "En ze brengen meer bekeerlingen voort in één jaar dan al de overige kerken gezamenlijk." Dat stond in het tijdschrift Life. Waarom? Ze mogen dan in sommige dingen verward zijn, maar broeder, ze zijn dapper! Ze staan daar schouder aan schouder en noemen zwart "zwart" en wit "wit". Als de opwekking tenslotte uitbreekt, zal het onder hen uitbreken. Let op en kijk of dat niet gebeurt. Een dezer dagen zullen ze worden recht getrokken.
47 En David, toen Saul hem zijn wapenrusting aan deed en zei: "David, als je met deze Goliath, deze reus, gaat vechten... wel, je bent nog maar een jongen, slechts een jongeman en hij is een krijgsman geweest vanaf zijn jeugd. Hoe kun jij hem bestrijden?"
48 Luister naar deze kleine David. Kijk, hij zei niet zoiets dergelijks: "Saul, hooggeëerde heer. Mijn vader heeft mij naar de lagere school gestuurd, de universiteit, de middelbare school. Ik heb een doctorstitel in de filosofie. Ik ben er voor toegerust. Ik ben knap." Hij heeft het nooit op die manier gezegd. Hij zei: "Meneer, toen ik daarginds de schapen van mijn vader hoedde, kwam er een beer aan en greep er één en ik doodde hem. En er kwam een leeuw aan en greep er één en ik sloeg hem neer. En toen hij opstond, doodde ik hem." Hij zei: "De God die mij uit de klauwen van de beer en de leeuw bevrijdde, kan mij ook bevrijden uit de handen van die onbesneden Filistijn." Een door God getrainde man!
49 Daar stond Saul met al de training die een man maar kon hebben over hoe men moest vechten. David wist niets over een zwaard; hij wist niets over een schild. Wel, Saul liep op hem toe en trok hem zijn enorm grote harnas aan en daar stond kleine David, die bijna door zijn benen zakte. Hij ontdekte dat zijn kerkelijke jas een man van God niet paste; het drukte hem neer. En al onze leerstellingen en dergelijke zullen daarginds nooit kunnen opwegen tegen Gods uitrusting.
O, wat zouden we door kunnen gaan en veel over velen kunnen zeggen. Maar laten we ons haasten om snel naar onze tekst te gaan.
50 Elia werd oud en hij wist dat het niet lang zou duren voordat hij de wereld ging verlaten. En God had een man gevonden die een eerlijk man was, een goede man. Zijn naam was Elisa. Als u zult opmerken, ziet u dat een van die namen Elia is en de andere is Elisa.
51 Nu, hij ging nimmer naar de bestaande vormen, enzovoort, of ging in de theologische scholen en op de grote hogescholen van die dagen zoeken. Wat deed hij? Hij ging het veld in en ontdekte een man die met twaalf span runderen ploegde. Wat? Elisa, degene die ploegde, wist een rechte vore te waarderen en hij wist dat als hij zich omdraaide en achterom keek, hij van het pad zou afwijken. En God wist dat een man die een rechte vore kon ploegen wel wist dat hij zijn handen niet aan de ploeg kon houden en tegelijkertijd kon omkijken. Hij wachtte helemaal niet op de voltooiing van zijn opleiding, zigzaggend over de weg. Hij doodde eenvoudig de ossen en bracht een offer en ging met Elia mee zodra die mantel over hem heen kwam. Hij was gereed, gewillig. God wist dat Hij hem capabel kon maken.
52 Nu, God moet hem wat training gaan geven. Hij deed het al, trainde hem zijn ogen gericht te houden op de vore met twaalf span runderen en slechts één man die met ze ploegt. Hij leerde hem wat geduld, om geduldig te zijn om deze runderen te leren in een rechte lijn te lopen. Later moest hij enige mannen trainen om ze bij de Bijbel te houden, bij het Woord, in lijn met God; in lijn te blijven staan. Vervolgens moest God hem ook nog een beetje trainen.
53 Hij zei: "Blijf jij nu hier want ik ga door naar Gilgal. De Here heeft mij geroepen."
54 En nadat de profeet die kracht op zich had gevoeld, die mantel van Elia, zei hij: "Zo waar de Here leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten!"
55 Ze gingen door naar Gilgal, wat de plaats is van de christelijke belijdenis en doop. Toen zei hij: "Blijf nu maar hier; dit is goed genoeg. Je hebt belijdenis gedaan en bent gedoopt. Dit is goed genoeg. Ik ga verder naar Bethel", wat "het huis van God" betekent.
56 Nu, dat zou voor menig professor afdoende zijn. "O, ik ben pas in de kerk gekomen en heb gemeenschap. Waarom niet eenvoudig hier blijven?"
57 Maar luister, Elisa kon op die manier niet denken. Hij had de kracht van God reeds gevoeld. Hij wist dat er meer voor hem was. Dus hij zei: "Zo waar de Here leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten." O, wat houd ik daar van!
58 Hij ging naar Bethel, naar het huis van God en daar vond hij een groep geleerden. Het waren allemaal goed getrainde predikers en ze liepen op hem toe en zeiden: "Meneer, weet u het al? U trekt aan het kortste eind. Wist u dat Elia bij u vandaan zal worden genomen? Hij is te oud, hij kan niet lang meer leven. Elia zal worden weggenomen en u zult daar buiten te boek staan als een fanaticus."
59 Laat mij u iets vertellen. Een man die eenmaal God heeft gesmaakt zal niet bereid zijn... of kan zijn dorst niet lessen bij een door mensen gemaakte regenbak. Hij kan dat niet. Al de theologie die ze daar op die profetenschool hadden, zou de dorst van die man van God niet kunnen lessen, die eenmaal God had gesmaakt. En ze bleven bij hem aandringen: "O, u zou hier moeten blijven, want binnen zes weken zouden we u uw doctorstitel in de filosofie kunnen geven. En weet u, u hoeft hier niet veel langer dan vier jaar training te hebben, dan kunnen we u het recht geven om te prediken. Weet u, als u hebt bewezen in orde te zijn, zullen we u uitzenden in onze denominatie." Dat zou een man van God niet bevredigen. "We zullen u een opleiding geven als prediker, als u slechts vier of vijf jaar hier bij ons blijft."
60 Hij had geen tijd voor dat soort rommel. Hij was onderweg naar die Fontein. Hij was daar bovenuit gekomen. Hij had een proefje van de hemel in zijn ziel gekregen en hij zei: "Ik..."
"Weet u dat uw hoofd zal worden weggenomen?"
61 Luister naar wat hij zei: "Ja, dat weet ik. Houd je mond maar." Met andere woorden: "Spaar je adem. Probeer me er niets over te vertellen. Probeer me niet te vertellen wat ik moet doen. Ik weet waar ik naartoe ga en de reden waarom." God, geef ons zulke mannen: door God getrainde mannen die weten dat ze niet naar hier moeten afwijken en niet naar daar moeten afwijken. "Ik weet waar ik heenga. En praat me er niet over. Houd gewoon je mond. Probeer me niet te ontmoedigen want dat helpt toch niet."
62 O, als de mensen waarvoor wordt gebeden maar zoveel moed zouden hebben! "O, de dagen van de wonderen zijn voorbij. Dat was niet echt. Let maar op, je zult weer ziek worden."
63 "Houd je mond maar. Vertel me daar niets over; ik ga voorwaarts. De opwekking komt, God heeft het beloofd." O, u zonen van God, beweeg u voorwaarts in die gindse sfeer. Onbevreesd! Onbevreesd. Neem God op Zijn Woord.
64 "Ik weet dat hij zal worden weggenomen, maar dat is niet wat ik... Jullie hebben hier niets wat mij interesseert. Al jullie graden en doctoraten in de filosofie en kandidaats letterkunde en al dat spul, bevredigt mij niet. Houd je mond maar."
"Wel, je zult daarginds een inzinking krijgen."
"Wel, als ik een inzinking krijg, laat me dan maar een inzinking krijgen. Ik ben op weg." En daar ging hij.
"Het lukt je niet er overheen te komen."
"Ik weet dat ik er niet overheen kan komen, maar God brengt me er overheen", zei hij.
"Wel, Elia gaat naar de Jordaan."
"Ik ga met hem mee."
65 God vereist in ieders leven een Jordaan. Elia kwam er aan en zei: "Nu, Elisa..." Elia zei tegen Elisa: "Je bent nog maar een jongeman", zoiets dergelijks misschien, "en je hebt eigenlijk nog helemaal geen scholing gehad." De oude profeet was hem aan het uitproberen. Hij zei: "Je bent nog maar een jongeman. Je hebt niet veel scholing gehad. Wel, weet je, het is eigenlijk... Je bent zelfs niet naar de basisschool geweest. Het enige wat je weet is hoe je moet ploegen. Je kunt dus beter hier blijven en proberen je kandidaats te halen. Zie je? Je kunt beter blijven en je titel halen."
66 Maar niet Elisa, niet die man die eens God had aangeraakt, die de kracht van die zalving op zich had gevoeld. Hij zei: "Zo waar de Here leeft en uw ziel nimmer sterft, ik zal u niet verlaten." Hij had een doel; hij zag het visioen. Hij wist wat er zou gaan gebeuren.
67 En zij beiden daalden af naar de Jordaan. Jordaan betekent "dood". Daar stonden ze, de oude man en de jonge man. In werkelijkheid vertegenwoordigt dat Christus en Zijn gemeente. En daar stonden ze bij de Jordaan. Daar is ze, zoals ze omlaag komt uit de heuvels van Judéa, de bruisende golven maken een bulderend geluid. En Elia met zijn grijze haar dat op zijn rug hangt en met zijn slechtziende oude ogen, kijkt naar de overkant van de Jordaan terwijl de jongeman iedere beweging gadeslaat. De één, de jongeman, stond te wachten op een visioen om de wil van God uit te kunnen voeren; de andere was op weg naar huis. Ze stonden beiden bij de Jordaan.
68 Wat Elia betrof, hij ging naar huis. Elia had een bitter leven gehad. Die vrouwelijke prediker daar had zijn levenspad ruw gemaakt: Izebel en Achab. Al de steenachtige plaatsen en dergelijke waar hij doorheen was gegaan! Elia was er moe van en hij wist dat hij de goede strijd had gestreden en zijn loop had beëindigd. Precies over de Jordaan lag zijn pensionering. Maar Elisa lette op die Geest die op hem was.
69 Dus als u hebt opgemerkt, iedere gelovige – als u tot een plaats komt waar u zich moet overgeven – zult u de koude golven van de Jordaan over uw voeten voelen slaan. Steekt u over of gaat u niet? Jordaan betekent "scheiding", zich afscheiden.
70 En ginds boven op de heuvel stonden deze predikers nog tegen Elisa te schreeuwen: "Je kunt maar beter niet oversteken. Je zult overboord gaan." Je hoort die opmerkingen vandaag ook nog.
71 Maar Elisa zei: "Als God God is en dat Zijn profeet is, dan moet ik zijn plaats innemen. En om dat te doen heb ik zijn Geest nodig. Ik heb hun school niet nodig. Als hun school genoeg was geweest, zouden zij zijn plaats kunnen innemen! Maar God heeft mij geroepen om het te doen en ik heb zijn Geest nodig."
72 Als de scholen van de kerken de plaats en de kracht die Jezus aanbood hadden aangenomen, dan hadden ze het jaren geleden kunnen overnemen; Methodist, Baptist, Katholiek, Presbyteriaan. Maar ze zullen het nimmer kunnen. De Geest van Jezus Christus is daarvoor nodig! En u zult de Jordaan moeten oversteken van iedere denominatie en al het andere achterlaten en alleen staan met God.
73 Hij stond dus met hem bij de Jordaan. Elia keek omhoog en wist dat daar ergens aan de overkant een ontmoeting wachtte met God. En hij trok zijn mantel uit en hij keek opzij naar de jongeman en hij sloeg de Jordaan. Toen hij dat deed, opende de Jordaan zich en ze staken over op droge grond.
74 Kijk, de Jordaan is uiteindelijk niet zo erg als er iets bij u is om de weg te openen. O, toen ze de overkant bereikten! Aan iedere struik stond een paard en een wagen vastgebonden. De Koning der koningen had een escorte gestuurd om Elia naar huis te brengen. Voor Elia was het allemaal voorbij. Hij had er genoeg van, na ongeveer tachtig en nog wat jaren van ruzies met die mensen daarginds, en van honger lijden en door strijd heengaan en al het andere. Hij was gereed om naar huis te gaan.
75 En hij keek opzij naar Elisa. En Elisa wilde een visioen zien. O, daarginds had hij al de scholing om bij te kunnen blijven. Maar zij belandden nergens. God zou hem op Zijn eigen manier gaan trainen. Dus toen hij daar rondkeek en bij al die struiken daar in het rond deze vurige wagens en vurige paarden zag, toen deed dat iets bij Elisa. Hij zag een visioen. Ja, broeder! En toen God Elia had opgenomen, kwam hij terug met een dubbel deel van zijn Geest. Toen was hij klaar voor de opwekking.
76 Let nu op de man die voorheen slechts een ploeger was geweest. God maakte zijn naam onsterfelijk. Al de profeten die er omheen stonden en op hem letten, moesten aan zijn voeten neerbuigen, omdat de kracht van God op hem was. Er komt een uur dat God zal maken dat de wereld buigt aan de voeten van de mannen en vrouwen die door de Jordaan zijn gewaad en zijn overgestoken en zichzelf hebben afgescheiden van de dingen van de wereld.
77 Broeder en zuster, wat u ook doet, wat u ook denkt, steek vanavond de Jordaan over met God. Steek over en scheid u af, laat de wereld achter u. Laat God u trainen voor Zijn eigen dienst. We leven in een dag vóór deze opwekking, maar God onderzoekt, probeert harten te vinden.
78 Kijk, Hij vond een man genaamd Paulus, o, een eigenzinnige Farizeeër. Maar Hij moest hem als het ware opnieuw behandelen voordat hij een discipel kon worden. Kijk wat Hij gedurende de eeuwen met mensen heeft gedaan. Hij moest ze nemen en al hun theologie eruit pompen. Zodra Paulus het visioen had gezien, ging hij niet naar Jeruzalem naar Gamaliël, de grote leraar, de grootste in Israël, door wie hij onderricht was. Hij ging helemaal niet naar hem terug om hem te consulteren. Wel, hij ging helemaal niet naar Jeruzalem terug dan veertien jaar later. Maar hij vertrok naar Egypte, naar een gebedssamenkomst. Daar liet God hem vele boeken van het Nieuwe Testament schrijven. Ziet u? God zoekt naar mannen. Hij had iemand nodig om dat Testament te schrijven, daarom koos hij Paulus. En Hij verwijderde al zijn theologie uit hem. Paulus zei dat hij alles moest vergeten wat hij ooit had geweten om Christus te leren kennen.
79 God probeert vandaag de wereld uit ons te krijgen en ons ertoe te krijgen onszelf te ontledigen om onbevreesde mannen en vrouwen te zijn die God liefhebben en bij God willen blijven en de scheidslijn, de Jordaan, willen oversteken, zodat Hij ons kan gebruiken voor zijn glorie.
80 Dit is het uur waarin ik wil dat u hard nadenkt. En als u deze plaats nog nooit bent overgestoken, als u nog nooit over deze lijn bent heengestapt, als u nog steeds zegt: "Wel, mijn moeder behoorde tot een bepaalde kerk." Dat is in orde. Maar dat neemt úw plaats niet in. Ziet u? God roept vandaag mannen en vrouwen naar het oorlogsfront. Hij roept ze niet naar Gilgal, noch roept Hij hen naar Jericho of Bethel. Hij is... Die zullen omkomen. Maar Hij roept ze om de Jordaan over te steken zodat Hij u daar in de school van Zijn eigen kracht kan krijgen en u kan vormen en kneden.
81 Kijk wat Hij hier nu op dit ogenblik doet: Hij zendt de Geest van Zijn Zoon neer. Hij bewerkt tekenen en wonderen en wonderwerken, die de wereld gedurende de laatste tweeduizend jaar niet heeft gezien. De wetenschappelijke wereld heeft de foto ervan genomen, de Vuurkolom, de Engel des Heren. Hij hangt vanavond in Washington D.C., in de hal van religieuze kunst, het enige bovennatuurlijke wezen dat ooit wetenschappelijk werd bewezen gefotografeerd te zijn. Hij brengt Zijn zelfde tekenen en wonderen voort.
82 Wat is het? Het is de Jordaan oversteken. Zoek de eenzaamheid met God. Lig in Zijn eigen zuiveringsoven. Kom op de schijf van de grote Meesterpottenbakker en laat Hem u vormen. Leg vanavond, terwijl wij in gebed zijn, terwijl wij tot die plaats komen, uzelf nu direct op Zijn schijf en zeg: "Here, hier ben ik. Kneed mij en maak mij overeenkomstig Uw eigen maatwerk." En God zal het doen, terwijl wij onze hoofden een ogenblik buigen voor een woord van gebed.
83 Vlak voor we bidden, zou ik deze vraag willen stellen aan de mensen die binnen en buiten zijn. Hoevelen hier binnen zouden oprecht met Jezus naar de Jordaan willen gaan vanavond en daarheen oversteken waar u een visioen kunt zien en zien wat God werkelijk bedoelt? Wilt u uw handen opsteken? God zegene u. Kijk eens aan! Ik vermoed dat er in het gebouw tweehonderd handen omhoog zijn gegaan.
Daal af naar de Jordaan, niet naar een seminarie. Elisa ging er regelrecht aan voorbij.
Ze zeiden: "Blijf hier."
84 Hij zei: "Dat wil ik niet, dat is door mensen gemaakt." Ach, het zal die dorst van een man die naar God dorst nooit lessen. Nimmer, nimmer zal een seminarie ervaring, graden in de letteren, enzovoort, die dorst kunnen lessen, totdat u hebt gedronken van die bron des levens.
U, die uw handen hebt opgestoken, bid nu met mij mee.
85 Dierbare God, gedurende deze paar minuten dienst, staan mannen en vrouwen, jongens en meisjes, langs de muren en buiten leunen ze tegen de ramen aan; heet. Maar toch is er iets in hen waardoor U hun aandacht hebt getrokken, anders zouden ze zijn weggelopen. Dan zouden ze daar niet op die manier staan, Here God, maar ze weten dat ze slechts menselijke wezens zijn. We lazen in de krant dat een van onze geëerde oud-burgemeesters die naar de vice-president zat te luisteren, werd weggenomen. Onlangs 's avonds ging iemand anders tijdens een balwedstrijd – een bekend iemand – snel heen. En vanavond zijn hun zielen ergens. God, dat zal een dezer dagen ook ons lot zijn. Misschien niet op dezelfde manier, maar we moeten gaan.
86 Laat mensen tot zichzelf komen en beseffen dat slechts tot een kerk toebehoren niet is wat U vereist. U wilt dat mannen worden vervuld met de Geest, geboren, eruit gehakt, ingebrand met de Heilige Geest, gebrandmerkt; mannen die de grens zijn overgestoken, door God geroepen mannen. En wij geloven dat U de opwekking zult zenden waar Billy Graham en vele anderen voor bidden. Als u maar mannen kunt krijgen die uit zichzelf vandaan kunnen komen, van hun theologische scholen vandaan, van hun eigengereide wegen vandaan, onbevreesde mannen, mannen die karakter vertonen bij U, die U geloven en U op Uw Woord nemen.
87 God, mogen nu velen van hen hier staan, die alles wat ze hebben aan de Here Jezus willen geven, de wereld opdoeken, aan Gilgal voorbij trekken, de plaats van belijdenis en christelijke beginselen, voorbij trekken aan de school van de profeten die daar met hun theologie blijven zitten, doortrekken naar de Jordaan, naar een open visioen zodra ze zijn overgestoken om te ontdekken dat de levende God nog steeds leeft.
88 Later zien we dat deze profeet op een dag in Dothan om zich heen keek en daar weer deze zelfde vurige engelen en wagens zag. Ze zijn hier vanavond nog steeds, Here. Roep Uw mannen, roep Uw vrouwen, Uw jongens, Uw meisjes, Here. Spreek vrede tot hun harten en laat ze ginds over de dingen van de wereld heenstappen. Want wij vragen het in Jezus' Naam en voor Zijn zaak. Amen.
Ik wil dat nu even zingen, heel rustig, in aanbidding.
Heer, ga Uw gang! Ga Uw gang!
Houd over mijn wezen de absolute heerschappij!
Vorm mij en maak mij naar Uw wil,
Terwijl ik wacht, overgegeven en stil.
Nu allen samen in een vorm van aanbidding.
Heer, ga Uw gang! Ga Uw gang!
(Wijd uzelf nu toe aan dat lied, door dat lied aan God.)
Houd over mijn wezen de absolute heerschappij!
Vorm mij en maak mij naar Uw wil,
Terwijl ik wacht, overgegeven en stil.
Nu heel zacht, in aanbidding. Kijk niet rond. Kijk alleen naar God.
Heer, ga Uw gang! (Meen het echt.) Ga Uw gang.
Gij zijt de Pottenbakker; ik ben het leem.
Vorm mij en maak mij naar Uw wil,
Terwijl ik wacht, overgegeven en stil.
89 Ik geloof dat dit echt goed zou zijn. Houdt u ervan om te aanbidden? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] De boodschap is nu voorbij. Laten we nog een ogenblik aanbidden met onze hoofden gebogen; nog eens dat lied. Meen het vanuit uw hart.
Heer, ga Uw... Ga Uw gang!
Gij zijt de Pottenbakker; ik ben het leem.
Vorm mij en maak mij naar Uw wil,
Terwijl ik wacht, overgegeven en stil.
90 Here, sta dit toe. Moge een ieder, van deze kleine kinderen af tot de oudste man en vrouw in Goddelijke tegenwoordigheid, moge de Heilige Geest precies nu aan hun geloof werken en alle twijfel wegnemen, al de kleine gebreken en mogen zij worden gevormd naar Uw wil. Terwijl zij op Uw grote draaischijf zijn, leggen we onze zielen daar voor toewijding en hervorming. Sta het toe, o God, in de Naam van Jezus, Uw Zoon. Amen.
91 Ik houd hier zo van, u niet? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Om zo zacht de Heilige Geest te voelen. O, na een ruwe boodschap en dan die lieflijkheid van de Heilige Geest! Het komt door het Woord. Ik ga er een vers over zingen, of probeer het.
Het druppelt van bloed, ja, het druppelt van bloed,
Dit Heilige Geest Evangelie druppelt van bloed;
Het bloed der discipelen die stierven voor de waarheid,
Dit Heilige Geest Evangelie druppelt van bloed.
De eerste die stierf voor dit Heilige Geest plan,
Was Johannes de Doper, maar hij stierf als een man.
Toen kwam de Heer Jezus, zij kruisigden Hem,
Hij predikte dat de Geest de mens zou redden van zonde.
Daar waren Petrus en Paulus en de heilige Johannes,
Zij offerden hun leven op zodat dit Evangelie kon schijnen;
Zij stortten hun bloed, zoals de profeten vanouds,
Zodat het ware Woord van God eerlijk zou worden verteld.
Toen stenigden zij Stefanus, hij predikte tegen zonde,
Hij maakte hen zo boos dat zij zijn hoofd insloegen.
Maar hij stierf in de Geest, hij gaf toen de geest,
En ging heen om zich te voegen bij die levengevende groep.
De zielen onder het altaar roepen: "Hoe lang?"
Dat de Heer zal gaan straffen allen die verkeerd deden.
Maar er zullen er meer zijn die hun bloed zullen geven
Voor dit Heilige Geest Evangelie en haar bloedrode vloed.
Nu allen samen:
Het druppelt van bloed, ja, het druppelt van bloed,
Dit Heilige Geest Evangelie druppelt van bloed;
Het bloed der discipelen die stierven voor de waarheid,
Dit Heilige Geest Evangelie druppelt van bloed.
92 Wat waren zij? Mannen die God trainde en riep. [Leeg gedeelte op de band – Vert] Hoe kan God ooit een lafaard gebruiken om daar Zijn Woord in te plaatsen? Hij is bevreesd. Om die reden weten zij er niets over. Bij mannen die niet bevreesd zijn, die God heeft besneden door de Heilige Geest, daar leeft God binnenin. Het zou hem niets uitmaken het met zijn bloed te moeten bezegelen, zijn getuigenis met zijn bloed. Hij leeft voor Christus. "Het leven is mij Christus en het sterven gewin." Zo voelen zij zich daarover. Amen.
93 Nu is het tijd voor de gebedsrij en het is een vroege gebedsrij, ongeveer twintig minuten over acht. Maar we willen voor de mensen bidden. En nu wil ik dat u dit... Al het prediken dat wij zouden kunnen doen, zou niet vergeleken kunnen worden met één gesproken woord van God Zelf.
94 Als we nu de gebedsrij beginnen; we hebben beloofd voor iedereen te bidden. Dat zullen wij doen, als God wil. Wij hebben iedere avond gebedskaarten uitgereikt. Waarbij ik kan zeggen dat we iedere avond er een groep hebben uitgeroepen voor onderscheiding. Maar er zijn sommigen van hen die op die bepaalde avond moeten vertrekken. We kunnen een grote samenkomst houden en de Geest kan vallen en de mensen moeten vertrekken. En de volgende avond moeten we er meer uitgeven.
95 Als ik me niet vergis, kijk ik dan niet naar Fanny Wilson, die daar achteraan staat? [Zuster Wilson zegt: "Dat klopt." – Vert] Ik herinner mij dat ik die vrouw ongeveer zeventien jaar, of meer dan dat, ongeveer twintig jaar geleden meenam... ["1932."] In 1932 was ze stervende aan t.b. en de dokter van deze staat had haar opgegeven. Ze had bloed opgegeven totdat de dekens en dergelijke waar ze lag doorweekt waren van bloed.
96 Haar man en dochter kwamen mij op een ochtend halen; ging erheen en riep over haar de Naam van de Here Jezus aan. En slechts een paar dagen later doopte ik haar tijdens een koude wintertijd in de Naam van de Here Jezus in de rivier. Ze keerde naar huis terug achter in een oude veewagen, zo nat als ze maar zijn kon. Ze leeft vanavond nog steeds, omdat Christus dit deed. Het is de eerste keer dat ik haar zie sedert vele jaren. Terwijl ik over het gehoor keek, zag ik haar. God leeft nog steeds. Dat is juist. En Hij zei: "Omdat Ik leef, kunt u ook leven."
97 Nu zou ik enigszins aan u willen uitleggen wat dit is, want als ik dat niet doe, zou u kunnen weggaan en zeggen: "Wel, ik begrijp dat niet."
98 Welnu, mijn bewering is deze, dat: "Jezus Christus dezelfde blijft, gisteren, vandaag en voor immer." Als Hij nu dezelfde is, moet Hij in ieder principe dezelfde zijn, hetzelfde in kracht, hetzelfde in macht, hetzelfde in alles wat Hij was. Toen Hij hier op aarde was, waren er eens enige Grieken die kwamen vragen: "Heren, wij zouden Jezus willen zien."
99 En ik geloof dat dit het verlangen is van iedere man of vrouw die ooit van Jezus heeft gehoord, om Hem te willen zien. En als Hij niet dezelfde is, dan kunnen we Hem niet zien. Maar als Hij dezelfde is, kunnen wij Hem zien, anders heeft Hij iets verkeerds gezegd. "Nog een korte wijl en de wereld ziet Mij niet meer, toch zult gij Mij zien, want Ik", persoonlijk voornaamwoord, "Ik zal met u zijn, zelfs in u tot het einde der wereld." Dan beloofde Jezus in Zijn gemeente te zijn en dezelfde dingen te doen als die Hij toen deed, tot het einde der wereld.
100 Nu, Hij zei: "Een korte wijl" en de wereld zou Hem niet meer zien. Welnu, hoe zouden wij Hem zien? Wij moeten Zijn Geest zien als Hij in ons is en die Geest zou hetzelfde moeten doen als wat Hij toen deed, anders zou het niet dezelfde Geest zijn. "Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken." En als wij dragen... Als de rank in de wijnstok is, zal de rank dezelfde soort vrucht dragen als die de wijnstok produceert. Wel, de eerste wijnstok die voortkwam... De eerste rank die voortkwam uit de wijnstok was een pinksterrank; visioenen, krachten, genezingen, doop van de Heilige Geest, grote tekenen en wonderen. De volgende rank zal dezelfde soort rank moeten zijn. Het moet tot het einde toe hetzelfde zijn. Zo zei Jezus het.
101 Laten wij nu zien wat Hij gisteren was. Als wij kunnen ontdekken wat Hij gisteren was... Ik zal wat overslaan vanwege de tijd; zal ongeveer vijf minuten instructies geven. En als wij kunnen zien wat Hij gisteren was, dan kunnen wij zien wat Hij vandaag is en voor immer zal zijn. Bent u het daar mee eens? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
102 Welnu, toen Hij hier op aarde was, kwam Hij als de Messias, werd gedoopt door Johannes de Doper, maar had toen nog geen werken gedaan. Toen begon Hij Zijn vroege bediening. Tot wie werd Hij gezonden? Tot de Joden.
103 Nu zijn we er ons van bewust dat er slechts drie soorten van menselijke nationaliteiten in de wereld bestaan, dat zijn: Joden, heidenen en Samaritanen, hetgeen de volken zijn van Cham, Seth en Jafeth. Joden, heidenen en Samaritanen! Herinnert u zich dat? Petrus, met de sleutels van het Koninkrijk, betrok ze erbij, toen hij op de Pinksterdag tegen de Joden zei: "Bekeert u, een ieder van u, en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus."
104 Filippus ging naar de Samaritanen en predikte tot hen. Ze geloofden allemaal en bekeerden zich en werden gedoopt in de Naam van Jezus Christus. Alleen was de Heilige Geest nog niet op hen gekomen. Petrus had de sleutels. Hij ging erheen en legde hun de handen op en zij ontvingen de Heilige Geest.
105 Daarna kreeg Cornelius, de heiden, een visioen dat hij een boodschapper moest sturen om een man genaamd Petrus, Simon Petrus, te roepen, die in het huis van een man verbleef die leerlooier was. En toen Petrus daar kwam: "Terwijl Petrus deze woorden nog sprak, viel de Heilige Geest op hen." Toen zei Petrus: "Kunnen wij het water weigeren? Dezen hebben de Heilige Geest ontvangen zoals wij in het begin." Iedere tak kwam op precies dezelfde wijze voort. Ziet u?
106 Welnu, toen Jezus bij... Nu, Hij kwam niet bij de heidenen. Hoevelen weten dat? Hij verbood Zijn discipelen naar een heiden te gaan. Hoevelen weten dat? "Wendt u niet naar de heidenen, maar ga liever naar de verloren schapen van Israël. En als u gaat, predik, en zeg: 'Het Koninkrijk der hemelen is nabij'"; naar de verloren schapen van Israël.
107 Welnu, wie zag er naar Hem uit in die dag? Niet de heidenen, wij waren ongelovigen, Angel-Saksen. Wij waren Romeinen die de zon, enzovoort, aanbaden. Wij keken naar geen enkele Messias uit, maar de Joden en Samaritanen wel. Nu, hoe verklaarde Hij Zichzelf aan de mensen die naar Hem uitkeken? Laten we teruggaan naar Johannes, het eerste hoofdstuk, slechts voor een ogenblik. En luister aandachtig.
108 De eerste Jood die ooit bij Hem werd gebracht was... Toen Filippus, of... Andreas bekeerd werd en zijn broeder ging halen, Simon Petrus, bracht hij Simon voor Jezus. En Jezus vertelde hem wat zijn naam was en wie zijn vader was. Hoevelen weten dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Wat denkt u dat dat veroorzaakte bij die man die later de sleutels van het Koninkrijk in zijn hand zou houden? Hiermee bewees Hij de Messias te zijn. Toen werd weldra Filippus bekeerd en hij ging op weg naar Nathanaël. Dat is vijfenveertig kilometer om de berg heen. En hij naderde het huis en ik kan hem horen zeggen: "O, mevrouw Nathanaël, waar is Nathanaël?"
"O, hij zit buiten in de olijfboomgaard."
109 Hij rende meteen door naar buiten: "Nathanaël, waar ben je?" En hij vond hem onder een boom. Nathanaël zat te bidden. En hij wachtte tot hij klaar was met bidden. Hij zei niet: "Hoe gaat het ermee, Nathanaël? Hoe staat het ervoor met de gewassen?" O, hij had een boodschap! Zo gaat het als een mens Jezus heeft ontmoet. Hij heeft geen tijd voor dwaasheid. Hij zei: "Kom, zie wie wij gevonden hebben, Jezus van Nazareth, de zoon van Jozef!"
110 Ik zie nu voor me hoe Nathanaël, na het bidden, zijn kleding afslaat. Hij zei: "Welnu, Filippus, ik heb je gekend als een goed en een eerlijk man. Nu, kan er iets goeds uit Nazareth komen? Wel, weet je, als de Messias zou komen, dan zou Hij naar Jeruzalem komen, via de kerk." Zo denken mensen er vandaag over. "Hij zou vanuit Jeruzalem komen. Kajafas heeft het tijdens de laatste samenkomst totaal niet aangekondigd. Trouwens, niemand van de theologen heeft het aangekondigd. En ik weet dat jij een eerlijk man bent. Je hebt toch niet je verstand verloren?"
"O nee, kom het zelf maar ontdekken."
Hij zei: "Zou er iets goeds..."
111 Hij gaf hem het beste antwoord dat iemand kon geven en zei: "Kom zelf maar kijken." Nu ik kan op de terugweg Nathanaël horen zeggen, of Filippus zei tegen Nathanaël: "Weet je wat? Herinner je je die oude visser daar, die zelfs die kwitantie niet kon ondertekenen toen je hem die gaf, toen je die vis van hem kocht?"
"Ja, ik geloof dat zijn naam Simon was."
"Ja, die is het."
112 "Ik bracht hem gisteren voor deze Messias en zodra Hij hem zag, zei hij: 'Uw naam is Simon. Uw vaders naam is Jonas.' En het zou me niet verbazen als Hij, zodra jij voor Hem komt, Hij jou zal vertellen wie jij bent."
Hij zei: "Ach, wacht nu even, niet bij mij."
113 Ze kwamen dus de volgende dag aan. En Jezus was zoals gewoonlijk met de gebedsrij bezig; biddend voor de zieken. En toen hij dichterbij kwam in het gehoor, keek Jezus op en Hij zag Filippus aankomen, die een man meebracht door het gangpad. En Hij keek naar hem en Hij zei: "Ziet, een Israëliet in wie geen bedrog is."
114 Is dat geen vreemde leer? Dat was Jezus gisteren. Dat is Jezus vandaag, als Hij dezelfde is. En deze man stond stil. Ik kan Nathanaël zien. Filippus knikte naar hem en zei: "Wat zei ik je? Wat zei ik je?"
115 Hij zei: "Rabbi", wat leraar betekent, of hoe we dat vandaag zouden noemen, weet u. In werkelijkheid betekent het echte Hebreeuwse woord "leraar". Hij zei: "Rabbi, wanneer hebt U mij ooit eerder gezien? Hoe weet U iets over mij? Ik heb U nog nooit in mijn leven gezien. Hoe weet U dat ik een Israëliet ben? Hoe weet U dat ik oprecht en eerlijk en betrouwbaar ben? U hebt mij nog nooit in Uw leven gezien. Hoe kent U mij?"
116 Hij zei: "Voordat Filippus u riep, toen u onder de boom zat, zag Ik u", vijfenveertig kilometer om de berg heen, de dag ervoor. Wat een ogen!
117 Nu, wat zei hij? Hij zei: "Rabbi, Gij zijt de Zoon van God. Gij zijt de Koning van Israël."
118 Als de Joden dat herkenden... Nu, wacht. Dat was de uitverkoren Jood. Hoevelen geloven in uitverkiezing? O, er zijn veel mensen die dat nooit zullen aannemen. Ziet u? Het staat in de Bijbel. Maar die man had de Geest van God in zich en hij beleed dat en zei: "Rabbi, U bent de Zoon van God. U bent de Koning van Israël."
119 Maar daar stonden de theologen van die dag, de priesters en de grote leraars, naar Hem te luisteren. En weet u wat zij zeiden? Ze zeiden: "Hij is een waarzegger. Hij heeft de geest van Beëlzebul op Zich." Jezus...
120 Ze zeiden dat helemaal niet hardop. Nee, nee. Maar Jezus draaide Zich om en keek ze aan. Hij zei: "U kunt Mij zo noemen en het zal niet tegen u gehouden worden. Maar er zal een tijd komen, dat de Heilige Geest zal komen, en als u één woord tegen Hem spreekt als Hij hetzelfde zal doen, dan zal dat nimmer worden vergeven, noch in deze, noch in de toekomstige wereld."
121 Waar handelen wij dus mee? Dat waren de Joden. De echte, ware, oprechte Joden geloofden dat Hij de Messias was. En de leraars en theologen, wat waren zij? Het zaad van de slang, zoals we behandeld hebben. Hij zei: "U bent uit uw vader, de duivel." Toch waren zij knappe, briljante, heilige mannen. Ze zouden nog geen strootje verplaatsen... heilig! Ze zouden de sabbat niet breken. Zij zouden bepaald vlees niet eten. Ze waren heilige mannen, maar ze faalden er in het te zien. Kijk, ze waren getraind door mensen. God traint Zijn mannen ruw. Dat is juist. Door God geroepen mannen!
122 Toen, op zekere dag, had Hij... Dat is wat de Joden dachten. Dat was de wijze waarop Hij Zichzelf aan de Joden bekend maakte. Hoevelen weten dat dit de Schrift is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] In orde. Welnu, toen Hij Zichzelf bekend maakte bij de Joden was dat Jezus gisteren bij de Joden. Nu zegt u: "De Samaritanen keken naar Hem uit." Ja, dat deden ze, maar de heidenen niet. Alleen de Samaritanen.
123 En toen Hij voor het eerst de Samaritanen ontmoette, voelde Hij de behoefte om door Samaria te gaan. Hij stopte en zond Zijn discipelen weg om voedsel te kopen, ongeveer om twaalf uur. Hij ging bij een bron zitten. Daar kwam een vrouw aan, die begon... Nu, in dit land zou ze bekend staan als een vrouw van slechte zeden, een straatmeisje, weet u, prostituée. Ze kwam dus de stad uit en begon de emmer neer te laten in de put om wat water te putten. En ze hoorde een stem zeggen: "Vrouw, geef Mij wat te drinken."
124 En ze keek om zich heen en daar zat een Jood van middelbare leeftijd. Hij was pas ongeveer dertig jaar, maar de Bijbel zei dat Hij er uit zag alsof Hij vijftig was. Ze zeiden: "U bent een man die niet ouder is dan vijftig jaar en zegt dat U Abraham hebt gezien?"
Hij zei: "Voor Abraham er was, ben Ik." Ziet u? Hij moet er tamelijk oud hebben uitgezien vanwege Zijn werk; Zijn menselijk lichaam.
125 En ze keek om. Ze wist dat Hij een Jood was. Ze zei: "Meneer, het is niet de gewoonte dat u, Joden, dergelijke dingen aan Samaritanen vraagt. Wij gaan helemaal niet met elkaar om."
126 Hij zei: "Vrouw, indien u wist tot Wie u sprak, zou u Mij te drinken vragen. En Ik zou u water geven, dat u hier niet komt putten." Wat was Hij aan het doen? In contact komen met haar geest. Let op, Hij is nu bezig Zichzelf aan de Samaritanen bekend te maken.
127 En ze zei: "Wel, u zegt: 'Aanbid te Jeruzalem.' Wij zeggen: 'Op deze berg.'"
128 Hij zei: "De tijd is komende en is nú dat u, noch op deze berg noch te Jeruzalem God zult aanbidden maar in de Geest en in waarheid. De Vader zoekt dezulken." Wat was Hij aan het doen? Haar geest opvangen.
129 En na enige tijd toen Hij ontdekte wat haar probleem was... Hoevelen weten wat haar probleem was? Ze had vijf mannen en ze leefde met de zesde. Dus toen zei Hij: "Vrouw, ga uw man halen en kom hier."
Ze zei: "Ik heb helemaal geen man."
130 Hij zei: "Dat is waar. U hebt er vijf gehad en degene met wie u nu leeft is de uwe niet."
131 Ze stopte en keek Hem aan. Nu, ze zei niet: "U bent Beëlzebub, meneer. U bent een waarzegger." Ze wist meer over God dan de helft van de predikers in Jeffersonville, dat is juist, terwijl zij een prostituée was. Ze zei: "Meneer, ik bemerk dat U een profeet bent." Merk op, een "profeet". En als u dat woord opzoekt, zult u het ontdekken, "de Profeet" waarvan Mozes sprak dat die zou komen, ziet u: "De Here uw God zal een profeet opwekken zoals ik."
Ze zei: "Ik bemerk dat U een profeet bent." Ze wist dat Hij dat op geen enkele andere manier kon weten; kon dat niet weten. Ze zei: "Ik bemerk dat U een profeet bent." Luister hier nu: "Wij, Samaritanen," – nu, geen Joden, Samaritanen – "wij weten dat wanneer de Messias komt, Hij ons deze dingen zal vertellen." Ziet u naar welk soort teken zij uitkeken? Het teken van de Messias. "Wanneer de Messias komt, zal Hij ons deze dingen vertellen, maar wie bent U?"
Hij zei: "Ik ben het die tot u spreek."
132 Ze zette haar waterkruik neer en rende de stad in en zei: "Kom, zie een Man die me de dingen vertelde die ik heb gedaan. Is dit de Messias niet?"
133 Als dat toen het teken van de Messias was, moet het ook vandaag het Messiaanse teken zijn. Als Hij is... Bedenk nu dat dit wonder nimmer voor een heiden werd volvoerd. Dat was verboden. Waarom? De heidenen hadden tweeduizend jaar van kerkleer. Maar nu is het einde van de heidenbedeling hier. En Rusland, de communisten, heeft een bom die rechtstreeks op u staat gericht om het eveneens te beëindigen. Wees niet bezorgd, het komt er aan. De Bijbel sprak daar van. Het zal hier zijn met uw naam er op geschreven en het zal de hele natie binnen een seconde in stof veranderen. Er zal een totale vernietiging zijn.
134 Merk op dat God dat doet. Ik weet dat ze brutale heersers zijn; het is een stel heidenen. Maar verwekte God in voorbije dagen geen heidennaties om Israël recht te trekken? De Bijbel beweert dat Rusland en het communisme God regelrecht in de hand spelen om alle mensen van de aarde weg te vagen. Maar voordat dat kan plaats vinden, komt de opname die de gemeente naar huis haalt, voordat dat kan plaats vinden. En als dat zo dichtbij is, hoe dichtbij is de opname dan? Nog dichterbij dan dat.
135 Dus daarom begrijpt u waarom ik predik zoals ik predik, waarom ik zo hard mogelijk mijn best doe; terwijl God alles doet wat Hij maar kan om dat in de uitverkorenen te persen, om het vrouwenzaad er uit te trekken zodat het slangenzaad de straf kan ondergaan. Dat is geheel juist. Dat is wat Hij beloofde te doen.
136 Nu, als Jezus Zichzelf met deze tekenen voor de Joden en voor de Samaritanen verklaarde en Hij ons zou laten gaan zonder hetzelfde teken aan ons te verklaren, dan is Hij onrechtvaardig. Als Hij ons gewoon aanneemt met te zeggen: "Wij zijn Methodist; wij zijn Baptist; wij zijn Katholiek; wij zijn Presbyteriaan." O nee. Hij laat ons niet gaan met een koude theologie. Hij moet komen met tekenen, wonderen, precies zoals Hij het de eerste keer deed, als Hij dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer. Wij zijn in die tijd aangekomen. Wij zijn hier nu. Door de Bijbel, door de getuigen, door de Geest, door de wetenschap, alles bewijst dat het hier is. O, ik... O, ik wenste dat ik de kracht had om dat de mensen in te prenten, om ze dat te laten zien!
137 U mensen hier in Jeffersonville bent mijn mensen. Ik ben bij u opgegroeid. En ik houd van u. Denk niet van mij dat ik een fanaticus ben. Hoe denkt u over deze voorspellingen? Kijk terug naar de overstroming in '37, u mensen, toen u precies hier in de kerk er om lachte. En ik zei: "Er zal zes meter zestig water in Spring Street staan", zes maanden voordat het gebeurde. Vertel me van één keer dat er ooit iets werd gezegd als ZO SPREEKT DE HERE, dat het niet exact de waarheid was. Vertel me van één ding dat Hij ooit heeft gezegd. Nimmer! Het is de waarheid en het blijft steeds de waarheid en het zal altijd de waarheid zijn.
138 Welnu, we kunnen niet naar voren brengen... Ik vermoed dat hier honderd mensen of meer zijn om voor te bidden. We kunnen ze niet allemaal tegelijk naar voren brengen. We zullen zoveel mogelijk tegelijk brengen en zo dan steeds door blijven gaan totdat we ze allemaal hier hebben gehad.
139 Welnu, ik ga beginnen met... ik geloof... Was Billy Paul hier niet? Is hij daar achterin? Zeg hem dat hij hier moet komen. Ik wil weten wat hij heeft uitgedeeld. Welke gebedskaart heb je uitgedeeld? [Broeder Billy Paul zegt: "Q, één tot honderd." – Vert] Q's, Q. Q... gebedskaart Q. Kijk op uw gebedskaart. Er staat een Q op. Eén tot honderd. In orde. We kunnen ze niet allemaal tegelijk hierheen brengen, maar we kunnen er enkele tegelijk brengen totdat we ze hier allemaal hebben gehad. We willen ze één voor één laten komen, totdat er voor hen allen gebeden is.
140 Nu kijk. Ik wil dat iedereen, zowel binnen als buiten, hier aan denkt. Bij het eindigen van deze samenkomst draag ik deze gemeente over aan de voorganger, broeder Neville, en draag u op aan hem en hem aan God, broeder Neville hier. Ik wil ieder van u uitnodigen om terug te komen. Broeder Neville is een dapper soldaat. Hij is een echte dienstknecht van Christus, vroeger een Methodistenprediker, ik geloof een student van Asbury en hij heeft bij alle theologen college gelopen, op een theologische hogeschool en is bekend met wat zij leren. Maar op een dag kwam hij tot een plaats dat hij wist dat hij iets anders nodig had en hij stak de grens over. Hij is de voorganger hier, een man vervuld met de Geest, een echte prediker, een echte theoloog. En ik vraag aan u, de mensen van deze stad en in deze omgeving – als u geen gemeente hebt en u wilt het echte Evangelie horen – kom dan naar broeder Neville luisteren. Hij staat voor dezelfde zaak als ik. Hij is absoluut een echte dappere soldaat. Wij houden hier allen van broeder Neville. Hij is hier nu al lange tijd bij ons en we houden van hem.
141 Nu, als Jezus Christus door de Geest hier vanavond terugkeert en dezelfde dingen doet als die Hij deed toen Hij hier op aarde was bij de Joden en de Samaritanen, en als Hij hetzelfde voor u, heidenen, zal doen, hoevelen van u zouden dan willen zeggen: "Ik zal Hem met mijn hele hart geloven en het nu direct aannemen"? Het maakt niet uit tot welke kerk u behoort. Dat heeft er niets...
U zegt: "Wilt u dat ik ermee stop om naar de Methodistenkerk te gaan?" Beslist niet. "Baptist?" Beslist niet.
142 U kunt gaan waar u maar wilt, want God heeft in ieder van die kerken kinderen. Dat heeft Hij beslist. En misschien bent u er één van. En ik heb u even lief als wanneer u een lid van de Branham Tabernakel zou zijn. Dat maakt mij totaal niet uit. U weet dat, door wat u overal in mijn bediening hebt kunnen zien. Ik geloof dat God van Zijn kinderen houdt, ongeacht welk merkteken zij dragen. Het is wat u in uw hart bent. Maar we nodigen u eenvoudig uit in deze gemeenschap. U bent welkom om te komen.
143 Nu weet iedereen... en u mensen van Jeffersonville weet, na de talloze dingen die zijn gezegd en gedaan en voorspeld, dat elk ervan komt te geschieden, zo volmaakt als... Hoevelen hier in Jeffersonville weten dat dit waar is? Steek uw handen op, die uit deze omgeving dat weten. Nu, u mensen van buiten de stad, ziet u wat ik bedoel? Hoevelen zijn er van buiten de stad die wel eens in mijn samenkomsten zijn geweest en hebben gezien dat het precies zo gebeurde als werd gezegd? Steek uw handen op voor de mensen uit Jeffersonville. Ziet u? De Bijbel zei: "Laat bij monde van twee of drie getuigen iedere zaak vast staan." Het is rondom de wereld gebeurd. Waar wachten wij dan nog op? Alles ligt precies in onze handen, door de Here Jezus. "Hij heeft ons alles om niet gegeven."
144 We zullen nu de gebedsrij beginnen. En als Jezus Christus hier vanavond zal maken dat... Hoevelen van u weten van die foto van de Here Jezus, dat licht? Praktisch ieder van u weet het. Het is in Washington, D.C., en werd genomen door de beste man die Edgar Hoover de afgelopen paar jaren had: George J. Lacy, op het gebied van documentenonderzoek. We hebben zijn handtekening op het papier staan, dat in werkelijkheid... Hij zei dat hij eens dacht dat het psychologie was, dat ik de gedachten van de mensen las. Hij zei: "Maar, meneer Branham, het mechanische oog van die camera zal geen psychologie vastleggen." Hij zei: "Dat licht trof de lens." En we hebben het allemaal op papier staan, het is bij de foto gevoegd, dat het licht de lens trof.
145 Hoevelen zijn nog in leven sinds dit voor het eerst aan de mensheid verscheen, daar ginds bij de rivier toen ik die honderden daar doopte op die dag? Wie in het gebouw is, steek uw hand op. Daar zijn drie of vier handen van mensen die nog steeds in leven zijn sinds dit jaren geleden daar aan de rivier naar beneden kwam en de boodschap van de Heer kwam. Nog steeds hetzelfde! Heeft het gedaan wat het daar zei? Dat de bediening die ik zou prediken een opwekking zou beginnen rondom de wereld, vlak voor de tweede komst van Christus? Kijk wat het heeft gedaan. Daar kwam een Oral Roberts uit voort en al deze anderen. En het ging de wereld rond in iedere natie, naar elk volk, elke taal. De opwekkingsvuren branden, grote genezingsdiensten. Nu, wees gereed. Binnen, buiten, waar u ook bent, ontvang Christus. Wilt u dat vanavond doen?
146 Nu, vanaf dit moment draag ik mijzelf op aan de Here Jezus, dat ik in staat mag zijn mijzelf over te geven aan de Geest, om alleen Jezus Christus te verheerlijken; niet mijzelf, maar Jezus Christus, zodat deze mensen, mijn mensen, mijn vrienden in en buiten de stad, mogen weten dat het Evangelie dat ik heb gepredikt absoluut de waarheid is en dat Christus hier is om te betuigen dat het de waarheid is, door Zijn Woord en Zijn Geest.
We zullen ze met één tegelijk moeten oproepen, dus we zullen... We zullen met nummer één beginnen, Q nummer één. Wie heeft dat? Als u nu niet kunt opstaan, zullen de oudsten u ondersteunen. We willen u er allemaal in krijgen. Q nummer één. Broeder Hickerson, Billy Paul... of wacht, Doc zal hem hier gaan helpen. Q nummer één, wilt u uw hand opsteken, wie het ook is. Weet je zeker dat het Q was? Of... wel, o, sorry. In orde. Kom direct hierheen. Laat hem zien hoe hij daar door het gangpad moet komen. Q nummer één. In orde.
Nummer twee, steek uw hand op alstublieft. In orde, een dame die hier helemaal achterin zit. In orde, dame, kom. Maak uw weg hier langs, als u allen haar dat laat doen. De jongens daar zullen u helpen, de suppoosten, enzovoort. Q nummer drie, steek uw hand op. Nummer drie, wilt u uw hand opsteken, wie ook maar Q nummer drie heeft? Kijk even of deze dame die hier loopt de kaart heeft. Heeft u die niet? [Een zuster zegt: "Broeder Branham, ik vroeg om een kaart. Maar ik zag een vriendin van mij staan met een zieke jongen." – Vert] Dat kunt u niet doen. ["Echt niet?"] Nee. U moet hem bij u houden en naar de instructies luisteren. We zullen dat kind hoe dan ook krijgen, ziet u? Komt u alleen als uw nummer wordt afgeroepen. De baby kan komen wanneer hij wordt geroepen. Zie? Het is in orde.
Nummer één, twee. Wie heeft nummer drie? Steek uw hand op. Nummer drie, nummer vier. Nu, dat was bijzonder vriendelijk van u, zuster, of wie het ook was, die dame die dat wilde doen. Zie? Maar kijk, als hun nummer wordt afgeroepen, zullen ze gewoon... Als ze niet worden geroepen, krijgen we ze toch nog. Begrijpt u? We willen u op uw plaats hebben zodat ú ook uw plaats kunt hebben, begrijpt u? In orde.
Nummer drie, nummer vier, nummer vijf. Q nummer vijf steek uw hand op. Helemaal achteraan, een jonge vrouw. Nummer zes. In orde, de jongeman. Nummer zeven. De man precies hier. Nummer acht. We moeten dit doen. Kijk, je kunt het niet anders doen, het zou hier een gedrang worden als je zou zeggen: "Iedereen die gebed wil."
Laat me u iets tonen als u wilt weten waarom we ze in een rij moeten zetten. Iedereen hier binnen die naar voren zou willen komen voor gebed, steekt uw handen op, iedereen, ongeacht wie u bent. Kijk daar eens. Wie moet er eerst komen? Zie? Dat moet iemand zijn.
Billy komt hierheen, neemt deze kaarten en schudt ze allemaal voor u en hij geeft iedereen een gebedskaart die er een wil. Misschien krijgt u vijf, zes, en soms beginnen we ergens anders. En het maakt niet uit waar we... Soms worden degenen die in het gehoor zitten echt genezen nog vóór dezen op het podium. Hoevelen weten dat, zowel vreemdelingen als... Zeker wel, dat heeft er niets mee te maken.
Nummer zes, is die gekomen? Nummer zeven, nummer acht. Wie heeft gebedskaart acht? Al gekregen? Nummer negen. Acht, nummer acht, we willen dat u het nu oppikt. Misschien is het iemand buiten. Als ze daar zijn, als daar iemand z'n hand opsteekt of zoiets, iemand buiten die niet binnen kan komen? Nummer acht. Broeder Collins, is daar ergens achter iemand met gebedskaart nummer acht, die probeert binnen te komen? In orde, gebedskaart nummer acht. Goed. Nummer negen. Gebedskaart nummer negen steek uw hand op. Misschien gingen ze naar buiten en konden niet meer binnen komen. Als ze binnen komen, zet ze dan in de rij. Nummer tien, steek uw hand op. De man helemaal achteraan. Kom, meneer. Ben blij te zien dat u opgeroepen wordt. U stond daar achterin met kramp in uw benen. Nummer tien. Nummer elf. Steek uw hand op, wie gebedskaart Q nummer elf ook heeft. In orde, elf. Twaalf, Q nummer twaalf. Helemaal... In orde, twaalf.
Dertien. Dertien. Steek uw hand even op alstublieft zodat ik het kan zien. Gebedskaart dertien, Q dertien. Veertien. Veertien. Vijftien. Hoeveel kaarten heb je uitgedeeld, Billy, honderd? Dertien, veertien en vijftien missen we. Gebedskaart dertien, veertien en vijftien, bent u hier? Vijftien, zestien, zeventien, achttien, negentien, twintig. Q eerst, dan verder naar J en zo verder de rij langs. Ik denk dat ze eerst proberen dezen erdoor te krijgen, ziet u. Nadat we dat noemen zullen we op de anderen overgaan, zover als we kunnen komen. Wat zegt u? [Een broeder zegt iets – Vert] Dat is het. Kijk, we deelden vanmorgen de kaarten uit en misschien zijn de mensen niet teruggekomen. Begrijpt u? Goed.
Laten we nu met deze weinigen beginnen. Hoe... Klopt dit aantal daar in de rij nu ongeveer? In orde. Nu, wie heeft vijftien, zestien, zeventien, achttien, negentien en twintig van Q? Eenentwintig, tweeëntwintig, drieëntwintig, vierentwintig, vijfentwintig. Wees nu gereed zodra dit voorbij is. We hebben nu het gangpad vol staan. Daarna komen we toe aan de anderen, gaan de hele rij af en stappen vervolgens over op de rest van de kaarten, de J's, waar we zijn gestopt en zo verder tot we aan het einde van alle kaarten zijn gekomen.
147 Wees nu gedurende enige ogenblikken heel eerbiedig. Ik wenste dat we voldoende zitplaatsen hadden. Ik wenste dat ik een mogelijkheid had om dat te doen, maar we hebben het niet. Maar ik wil dat u zo eerbiedig mogelijk bent. Het is nog vroeg, het is tien voor negen. Over een half uur zal de samenkomst voorbij zijn. Dit is dus de afsluiting van de dienst en wees nu dus echt eerbiedig. Wees heel rustig. Loop niet heen en weer. En hoeveel hier binnen hebben geen gebedskaart en willen toch dat er voor hen gebeden wordt? Steek uw hand op. Wel, ze zitten overal. Welnu, als u geen gebedskaart hebt, wil ik u een Schriftgedeelte geven.
148 Op een keer was onze Heer op weg om een klein dood meisje op te wekken, die toch niet dood was, Zacheüs' [Jaïrus – Vert] dochter. En een vrouw zei in haar hart: "Ik geloof dat Hij een heilig man is. Ik geloof dat Hij de Messias is." En ze leed gedurende vele jaren aan bloedvloeiingen. En ze glipte tussen de menigte door en raakte Zijn kleed aan. Hebt u het verhaal wel eens gelezen? En Jezus stopte en zei: "Wie raakte Mij aan?"
149 En Petrus bestrafte Hem. Hij zei: "Wel, ze raken U allemaal aan. Waarom zegt U: 'Wie raakte Mij aan?'"
150 Hij zei: "Ik werd zwak. Deugd, kracht ging uit Mij vandaan." Ziet u wat een visioen je doet? "Ik werd zwak. Kracht ging van Mij uit." En Hij keek uit over het gehoor totdat Hij de vrouw vond. Ze was bevreesd. Ze dacht dat ze iets verkeerd had gedaan. Maar Hij keek haar aan en Hij vertelde haar over haar bloedvloeiing en zei: "Uw geloof heeft u gered." Hoevelen weten dat dit de waarheid is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
151 Nu, tot u, Bijbelonderzoekers. Zegt de Bijbel dit, dat "Jezus Christus nu een Hogepriester is, onze Hogepriester, die kan worden aangeraakt door het gevoelen van onze zwakheden"? Hoevelen weten dat? ["Amen."] Wel, als Hij nu de Hogepriester is die kan worden aangeraakt door het gevoelen van onze zwakheden, hoe zou Hij dan handelen als Hij dezelfde is, gisteren, vandaag en voor immer? Hij zou op dezelfde manier moeten handelen als toen. Is dat juist? ["Amen."]
Welnu, Hij heeft nu geen vleselijk lichaam want dat zit aan de rechterhand Gods. Maar Hij heeft onze lichamen waardoor Hij werkt en het is Zijn Geest die door ons werkt, zoals Hij zei dat het was: "Ik zal met u zijn, in u; de werken die Ik doe zult u ook doen. Meer dan deze zult u doen, meer, want Ik ga naar de Vader." En Hij zou in onze plaats staan. Maar Hij zou ons zalven met de Geest.
152 U die daar in het gehoor zit, kijk even deze kant op. En kijk niet maar mij als broeder Branham. U zegt eenvoudig: "Here Jezus, U bent de Hogepriester en U bent in dit gebouw. En ik wil U aanraken met mijn zwakheden." Vertel Hem: "Ik ben ziek en bevestigt U dat aan mij en laat broeder Branham zich door Uw Geest tot mij wenden en het mij vertellen zoals U het die vrouw vertelde. Dat zal het bewijzen." Ik daag uw geloof uit in de Naam des Heren, om dat te doen.
Kijk dan of het waar is of niet. Vraag dat aan God en kijk of het op die manier uitkomt. Wees nu echt heel eerbiedig.
U kunt nu uw patiënten brengen. Wie is... Oh, is dit de man? In orde. Het eerste geval in de rij, dit gedeelte van de rij...
153 Er zitten veel mensen hier binnen. We proberen de mensen van Jeffersonville weg te houden zodat alleen... De mensen van buiten de stad proberen naar binnen te komen, want bij dit soort rij, als het personen zijn van hier rond Jeffersonville, zouden de mensen zeggen: "Wel, broeder Branham kent die mensen. Natuurlijk, daar komt het door." Natuurlijk zijn zij nog nooit in Afrika geweest en in India en Azië en Europa en rondom de wereld in andere plaatsen. Maar ik weet niet dat...
154 Ik geloof dat al deze mensen nu in deze rij er wat mij betreft uitzien als vreemden. Bent u allen vreemden voor mij? Steekt even uw handen op als u dat bent. In orde; dat is goed. Hoevelen daar in het gehoor zijn vreemden voor mij, of u weet dat ik niet weet wat er verkeerd met u is? Gewoon iedereen, ongeacht wie het is? Zeker, je weet dat niet, zie. Maar Hij weet het. Nu, ik zeg niet dat Hij het zal doen, maar als Hij het wel doet, dan maakt het dat Hij beslist hier aanwezig is.
155 Nu, deze man hier heeft, geloof ik, zijn hand opgestoken dat we onbekenden van elkaar zijn. Wij zijn onbekenden. [De broeder zegt: "Dat is zo." – Vert] Ik heb de man nog nooit in mijn leven gezien. Ik heb... ["Ik heb u nog nooit gezien."] Hij heeft mij nog nooit in zijn leven gezien tot nu toe. Wij kwamen het gebouw binnen en wij zien elkaar nu voor de eerste keer.
156 Nu is hier een perfect beeld van Filippus die Nathanaël gaat halen en Nathanaël komt voor Jezus te staan. Niet dat hij Nathanaël is of ik Jezus. Nu, denk dat niet. Maar het is jaren later door een belofte die toen werd gegeven. En hier zijn twee mannen die elkaar tijdens dit leven nog nooit hebben ontmoet, precies zoals die twee mannen toen. En als Jezus dezelfde blijft, kan hij zijn geest overgeven aan geloof en ik kan mijn geest overgeven aan geloof, aan Christus, door een Goddelijke gave van de Heilige geest, die hetzelfde wonder kan laten geschieden. Is dat waar? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] En dat is bovennatuurlijk.
U zegt: "Een wonder?"
157 Wel, hoe zou ik het moeten weten als ik hem nog nooit heb gezien? Hier is mijn hand. We hebben elkaar niet eerder ontmoet. Wij staan hier voor de eerste keer. God kent hem; ik niet. Onthoud nu dat u voor mij bidt.
158 Welnu, soms gedurende deze tijd zalft de Heilige Geest en doet dat zo vaak dat het lijkt alsof... Wel, ik wil dat u heel stil zit. Wees echt eerbiedig. Let op. Wees in gebed.
159 Welnu, ik wil van u, meneer, terwijl ik u niet ken – maar u bent hier om een bepaalde reden die ik niet weet. Maar wat het ook mag zijn en de Here Jezus zou mij vertellen wat u van Hem wilt zonder dat u mij dat zegt, zou Hem dat maken wat ik zei dat Hij was, dezelfde gisteren, vandaag en voor immer? Gelooft u dat? [De broeder zegt: "Beslist." – Vert] In orde, hij gelooft dat. En nu gelooft het gehoor dat. En de Heer heeft in Zijn Bijbel gezegd dat Hij dat zou doen.
160 Nu, hier is het waar ik bevonden wordt de waarheid te vertellen over Gods Bijbel, òf de Bijbel heeft iets beloofd dat waar gemaakt kan worden, òf ik ben een bedrieger; het een of het ander. Ziet u? Dat is juist. Ziet u waar je jezelf in plaatst? Ik heb dit voor vele, vele duizenden mensen gedaan, critici en alles. Maar ik weet dat Hij het belooft en Hij houdt Zijn belofte.
161 Ik zie dat het nu hier begint. Ik zie mensen om u heen op het podium en in andere samenkomsten, waar wij niemand bij hebben staan. Ziet u? Er zijn zieke mensen hier. Zodra het begint, kan je dat voelen. Het is de Heilige Geest. Wees nu echt eerbiedig, heel eerbiedig, terwijl we spreken.
162 Ja zeker. De Here Jezus heeft ons allebei lief, want we zijn twee mannen voor wie Hij stierf. En onze eerste ontmoeting... Als u in nood bent is God in staat in die nood te voorzien, omdat Hij beloofde dat Hij dat zou doen. Maar als de man in zijn hart eerlijk is, dan is hij zich er van bewust dat er iets aan de gang is. Hij kan niet precies omschrijven wat het is. Maar die Engel die u op de foto ziet, komt steeds dichter naar de man toe en hij wordt vager voor mij. En de man lijdt aan een hartkwaal en hij heeft suiker. Dat is juist. Dat is ZO SPREEKT DE GEEST. Als dat waar is, steek dan uw hand op.
163 Nu, als ik u niet eerder heb gezien, hoe zou ik dan iets over u weten? Het is op de een of andere manier hetzelfde als hoe Hij het daar toen wist. Is dat juist? [De broeder zegt: "Dat is juist." – Vert] Gelooft het gehoor dat? ["Amen."] Waarom niet wat meer van onze tijd nemen zodat u zult zien dat het niet een raden van iets was? Laten we iets anders nemen en zien of de Heilige Geest iets anders aan ons wil openbaren. Laten we nog even een ogenblik tot de man, die daar staat, spreken. Misschien is er nog iets anders in zijn leven, misschien is er nog iets verkeerd met hem. Ik weet het niet. Ik weet het echt niet wat ik heb gezegd. Ik zou het van de recorder hier moeten vernemen, want het is namelijk een visioen, je ziet waar hij was. Ja, ik zie het nu. Het is iets met zijn bloed. Het is suiker. Ja, het is diabetes. Hij heeft suikerziekte en het heeft een hartkwaal ontwikkeld, wat een nerveus hart heeft veroorzaakt. Hij heeft dat al gedurende enige tijd. En hij komt niet uit deze stad, maar hij komt uit Indiana, van een plaats vlakbij... een plaats die Borden wordt genoemd, of zoiets. U... Ik zie Borden. U komt uit Borden. Dat is ZO SPREEKT DE HERE. Dat is het.
164 En er is iets verkeerd in uw leven. Hier is nog een ding. Ik zie hier in het visioen een vrouw verschijnen, want u bent in een... Het is uw vrouw en ze heeft ook een bepaalde genezing nodig. Zij lijdt aan een soort hoesten. Het is astmatisch wat ze heeft.
165 En er is iets verkeerd in uw leven wat u probeert te doen. Wat uw godsdienst betreft bent u van Pinksteren, want ik zie u in een Pinkstersamenkomst waar ze juichen en in hun handen klappen. En u probeert op te houden met... U rookt. Daar probeert u vanaf te komen, van sigaretten roken. Dat is geheel juist. Dat is ZO SPREEKT DE HERE. Dat is de waarheid, is het niet? Zeker is het dat. Ziet u? Gelooft u dat Hij nu hier tegenwoordig is? Bent u bereid uw genezing te aanvaarden? Laten we onze hoofden buigen.
166 Here God, die Jezus Christus opwekte, die nu tegenwoordig is, Here, deze man die hier is opdat de zegeningen van God op hem mogen rusten, wij vragen voor hem dat U hem het verlangen van zijn hart wilt geven, in de Naam van Jezus Christus. Amen.
Keer terug naar uw huis en vind het precies zoals u hebt geloofd. Op die manier zal het zijn. God zegene u.
167 Gelooft u? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] De almachtige God die deze Bijbel schreef, Wiens Geest tegenwoordig is, weet dat ik de man niet eerder in mijn leven heb gezien – bewust – tot op dit ogenblik. Maar één ding weet ik, dat de Heilige Geest precies hier is. Ik weet niet wat Hij zal doen, maar ik weet dat Hij hier is.
168 Is dit de dame? In orde. Zijn wij onbekenden voor elkaar? Wel, u... u zag mij in de samenkomsten, maar ik ken u niet. [De zuster zegt: "Nee. Nee." – Vert] Dat is juist. Goed. U bent hier natuurlijk voor een bepaalde reden. Welnu, de vrouw kan hier zijn... Ze zou een Christen kunnen zijn, ze zou het niet kunnen zijn. Ze zou een criticus kunnen zijn. Als ze dat is, let dan op wat er gebeurt. Zie? En ik weet niet waarvoor ze komt.
169 Mijn moeder zit ergens in het gebouw, een bejaarde vrouw. Zou u denken dat ik dat arme mens pijn zou willen doen? Denkt u dat ik naar haar toe zou willen komen als een bedrieger? Dat zou ik beslist niet willen. Ik zou liever het podium aflopen en naar huis gaan. Ik heb de boodschap gepredikt, maar het blijft niet alleen bij de boodschap. Christus is dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. Het geeft niet wat de wereld daar over zegt. Wij moeten daar hoe dan ook voor staan. God zei dat we dat moesten doen.
170 Ik ken u niet, en terwijl u in de samenkomst zit, waar misschien honderden en nog eens honderden mensen zitten, heb ik natuurlijk geen manier om u te kennen. Maar hier is nu een beeld zoals in Johannes 4 waar een man en een vrouw elkaar voor de eerste keer ontmoeten. Onze Heer en de vrouw van Samaria ontmoeten elkaar opnieuw. Ze spraken met elkaar. Hij maakte contact met haar geest, wist wat er verkeerd met haar was en vertelde haar dat, en ze herkende dat Hij de Messias was. Zou u datzelfde doen? U zou dat? Zou het gehoor datzelfde doen, iedere vrouw die daar zit? ["Amen."] Moge God het toestaan. Ja.
171 De vrouw lijdt aan nervositeit. Ze heeft dat al geruime tijd gehad, al sinds vele jaren geleden. Ik kan haar zien als een nog jonge vrouw, maar dat is niet het voornaamste waarvoor ze wil dat ik bid. Het is voor artritis waardoor ze kreupel wordt. Daar wilt u mij voor laten bidden.
172 Gelooft u nu? Laten we nog wat meer tot haar spreken. Moge de Heilige Geest dit toestaan. In feite spreekt de vrouw met een buitenlands accent. Haar naam is Hanson. Dat is waar. Noors of Zweeds, een van beiden. U komt niet uit deze stad. U komt van een plaats, genaamd Canton. En dat is in een uitgestrekt land waar veel graan groeit. Het is Minnesota. Daar komt u vandaan. Dat is waar. Ga nu terug naar huis; u bent genezen. Jezus Christus maakt u gezond. Vertel de mensen welke goede dingen de Here voor u heeft gedaan.
173 Ik veronderstel dat wij onbekenden zijn voor elkaar. [De zuster zegt: "Ja. Ik ben in de samenkomsten geweest, maar u kent mij niet." – Vert] Ik ken u niet. Nee, mevrouw. Maar de Heer kent u. U bent hier met een bepaalde reden. Ik weet het niet. Maar als de Here Jezus aan mij zal openbaren waarvoor u hier bent, dan zult u weten of dat de waarheid is. Als ik hier kom en zeg: "U bent ziek, mevrouw." Natuurlijk, u staat in de gebedsrij, dat laat zien... [Leeg gedeelte op de band. ]
174 Uit uw onderzoek blijkt dat er iets verkeerd is met uw lever. Hij zei dat het cirrosis was. Dat is juist. (Gewoon even met haar praten.) Gelooft u dat de Here Jezus, die met de vrouw bij de bron praatte dezelfde Jezus is vandaag? ["Ja."] Dat gelooft u? Het schijnt dat u een fijne geest hebt. U bent niet van hier. U komt uit het oosten, uit Ohio. Dat is juist. Dayton, Ohio, hierheen gekomen. ["Dat is juist."] Dat is juist. Ik zie een... U bidt voor iemand anders; dat is een jongen. Hij heeft hartproblemen. Hij heeft ook zweren, een nerveus type jongen. Dat is juist. En u bidt voor zijn ziel, want hij is ongered. Dat is ZO SPREEKT DE HERE. Dat is waar, is het niet? ["Het is mijn zoon."] U bent genezen. Ga terug en vertel hem goede moed te hebben. Jezus Christus...
175 Ik ken u niet, dame, ik ken u niet. God kent u wel. Als God mij zal vertellen wat uw moeite is, gelooft u dan dat ik Zijn dienstknecht ben om Hem te betuigen? Kijk, wat ik wil doen is deze mensen, die in de gebedsrij komen, ertoe te krijgen om te zien dat Hij hier is.
176 Er gebeurde iets in de samenkomst. Er staan daar twee vrouwen, die allebei een bril dragen. Iemand raakte Hem aan met het gevoelen van hun zwakheden. Als ik de vrouw kan zien... Uw oorprobleem is nu weggegaan. Kijk naar de dame, hoeveel ze op deze lijkt. Ze stonden daar; ik kon ze zien. Maar een ervan deed dit en bij deze gebeurde niets. De reden daarvan is dat deze vrouw hier voor iemand anders staat. Dat is juist. En die vrouw is uw buurvrouw. En zij heeft artritis. En u staat er voor haar. Ik zie u voor haar bidden omdat ze niet is gered. En u bidt voor haar. Dat is een edele zaak. Leg die zakdoek op haar die u in uw hand houdt. Vertel haar niet te twijfelen en om haar leven aan Christus over te geven en de artritis zal haar verlaten.
177 [Leeg gedeelte op de band – Vert] ... huilt u voor, zuster? Gelooft u God? Gelooft u dat ik Zijn dienstknecht ben? Gelooft u dat God mij kan vertellen waarvoor u huilt en wat uw verlangen is? Als u dat gelooft, steek dan uw hand op. Gelooft u dat die breuk bij hem zal weggaan? Als u het gelooft zal het weggaan. Heb slechts geloof. Twijfel niet.
178 Hoe maakt u het? Vermoedelijk zijn wij onbekenden voor elkaar. De Here Jezus kent ons allebei. U bent een nog zeer jonge vrouw. Maar u bent hier niet voor uzelf. Ik zie een ziekenhuis verschijnen, een bed. Het is uw moeder waar u voor bidt en zij is overschaduwd door de dood. Ze lijdt aan haar galblaas, tumoren en... Ze heeft ook kanker, een zwarte schaduw van kanker. Neem die zakdoek waarin u huilt, leg die op haar. En roep de Naam des Heren aan en twijfel niet. Als u niet twijfelt zal God haar er uit brengen en haar gezond maken. Twijfel nu niet. Ga in de Naam van de Heer en geloof Hem.
179 Bent u overtuigd dat Christus leeft? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Er is daar iets... O, het is de vrouw die precies daar achteraan in die stoel zit. Zij lijdt aan hoofdpijnen. En ze bidt tot de Heer daar terwijl ze probeert voor dat kind te zorgen. Hij hoorde u, zuster. Het is nu allemaal voorbij. Ga even op uw voeten staan om God er voor te prijzen, dame. Geef God daar de eer voor, ziet u.
180 Wat raakte zij aan? Zij raakte mij helemaal niet aan. Maar ze raakte die Hogepriester aan. Ik ken de vrouw niet. Ik heb haar nog nooit in mijn leven gezien. Maar God genas haar precies op dat moment. Maakt dat Jezus dezelfde, gisteren, vandaag en voor immer? ["Amen."] Zeker doet het dat. Indien gij kunt geloven! Alles is mogelijk voor degene die gelooft.
181 Het treft het gehoor, iemand is aan het bidden. Kijk, het hangt er van af waar de kracht het sterkst is, waar de Geest heengaat. Ik kan slechts volgen en zeggen wat Hij zegt; ik weet het niet.
182 O, het is de vrouw die haar bril opzet omdat ze huilde. De reden waarom ze huilde was om dat de Geest op haar is. Daar is het. Dat probleem met uw ingewanden waar aan u lijdt – heb geloof en het zal u verlaten en nimmer terug komen. Ik ken de vrouw niet. Ik heb haar nog nooit gezien. Ze raakte mij niet aan; ze raakte de Hogepriester aan.
Indien gij kunt geloven!
183 Het trof een andere vrouw. Ik wil dat iedereen die het wil, deze kant opkijkt. Kijk naar de vrouw die huilt; kijk naar de andere vrouw die daar normaal zit; kijk naar de andere vrouw naast haar, huilend. Ze had hartproblemen, de kleine dame die precies daar zit, die naar mij kijkt met uw... Ja, dat is juist. U had hartproblemen, is het niet? Het is bij u weggegaan. Uw geloof vatte vlam bij God en u raakte Hem aan.
O, dit is wonderbaar!
[Broeder Branham pauzeert vijfentwintig seconden – Vert]
184 Zie die dame die daar zit te bidden, met haar hoofd naar beneden; een grijsharige vrouw, een vreemde voor mij, zij zit daar. Ja. U keerde zich om, keek naar haar. Ze heeft problemen met haar galblaas. Ze is aan het bidden of God het van haar wil wegnemen. En toen bad u: "Here, laat hem mij noemen." Dat is juist. Als dat waar is, steek dan uw hand op. Hoe wist ik uw gebed? Het is van u weggegaan. Uw geloof heeft u genezen. Ga naar huis en wees gezond.
185 Gelooft u? Indien gij kunt geloven zijn alle dingen mogelijk. Maar u moet geloven. Het beweegt zich nog steeds in dat gedeelte van hen die daar zitten.
186 Precies hier, de tweede vanaf het eind: hoge bloeddruk. Als u met uw hele hart zult geloven, zuster, is alles voorbij. Gelooft u God, neemt u Hem op Zijn Woord? In orde. Steek uw hand op. Dat is waarvoor u bad: "Here, laat hem mij als volgende noemen, met deze hoge bloeddruk." Ik ben een vreemde voor u. Als dat waar is, wuif met uw hand. In orde. Het is bij u weggegaan. Ga naar huis en wees gezond. Ziet u wat het is? Het is geloof. Als u het maar kunt geloven! Gelooft u? ["Amen."] Ziet u, deze mensen die daar zitten hebben geen gebedskaarten of zoiets. Bent u klaar om te geloven? Is dit de manier waarop de Here Jezus het deed toen Hij op aarde was?
187 Hier, is deze – is deze het, de man die komt? Goed. Toch weet u niet wat dit met je doet. U, allen van de Branham Tabernakel, kijk hier nu naar de bovenkant van mijn hand. Ziet u het? U weet dat ik dat normaal niet krijg. Wat is het? De Geest van de Here. Het is de zalving. Veel mensen begrijpen niet wat zalving betekent. Ze denken dat het juichen betekent. Dat is vreugde. Kracht komt ernstig. Zie? Dat is de vreugde van de Heer. Dit is de kracht van de Heer; geneest, maakt gezond.
188 Kijk wat hij gisteravond voor dat meisje deed dat daar kreupel zat; voor de blinde man; voor de anderen die overal zaten.
189 Hoe maakt u het, meneer? Ik veronderstel dat wij vreemden voor elkaar zijn. Wij kennen elkaar niet. Ik ken u niet en u kent mij niet. Als dat waar is, steek dan uw hand op. In orde, onze eerste ontmoeting. Wees nu eerbiedig. Hier is een man en hij en ik... veel jonger dan ik, staan hier met onze handen omhoog tegenover elkaar voor God, dat dit de eerste keer is dat we elkaar ontmoeten. Jezus kent de man en er moet iets verkeerd zijn, hij staat daar. Ik weet het niet.
190 Maar indien ik de waarheid heb verteld – wat God door vele getuigen heeft bekrachtigd, dat ik u de waarheid heb verteld – namelijk dat u "door Zijn striemen werd genezen", dan is dat verleden tijd. U moet dat stoere geloof krijgen om boven deze dingen uit te rijzen. Kijk naar de kanker die hier vanavond verdween! Let slechts op de getuigenissen die hier over zullen binnen komen.
191 Die zwarte doodsschaduwen. Uw geliefde dokter heeft misschien alles geprobeerd wat hij maar kan om uw leven te redden. Maar wanneer God iets zegt, dat beslist het. En dat was ik niet. Ik heb er niets mee te maken.
192 Er zijn er hier ongeveer tweehonderd om voor te bidden. Ik wil nu een ogenblik rust nemen. Daarna zullen we voor de mensen gaan bidden, ze naar voren laten brengen; niet gehaast door een rij laten komen, maar hier staan en voor ze bidden. Ik wil voor iedereen bidden die voor zich wil laten bidden. Maar wat betreft het gehoor en dezen op het podium, ik wil dat u beseft dat Jezus Christus hier is. Bent u zich daar allemaal van bewust? ["Amen."] Iedereen is zich daarvan bewust. ["Amen."] Welnu, opdat het voorgoed mag vaststaan in uw gedachten. Deze man en ik staan hier met onze handen omhoog voor God dat dit onze eerste ontmoeting is. Als Hij over het geheim van zijn hart zal spreken, precies zoals Hij deed bij de vrouw bij de bron, of bij Filippus, of ergens anders gedurende Zijn bediening, als Hij dat zal doen, zal dit dan aan u allen bevestigen dat dit absoluut Hem is, de Here Jezus? ["Amen." ]
193 Is het dat voor u, meneer? [De broeder zegt: "Ja zeker." – Vert] Ik heb geen mogelijkheid, geen idee wat uw probleem is. Ik weet niet of u een zondaar of een Christen bent. Ik zou u dat niet kunnen vertellen. Hij wel, God kan dat. Maar ik kan u dat niet vertellen. Maar als Hij het aan mij vertelt... Maar u bent een Christen. ["Ja."] Want zodra uw geest in contact komt met de zalving van deze Geest die op mij is, verwelkomt hij die, daarom weet ik dat u een Christen bent. En u bevindt zich onder een diepe schaduw. Er is iets verkeerd met uw bloed. En u bent naar doktoren geweest en zij willen een operatie uitvoeren en die operatie is... Ik hoor hen, twee doktoren beraadslagen met elkaar en ze willen een orgaan uit uw lichaam weghalen, wat de milt wordt genoemd. Dat is waar. ["Ja."] En u komt niet uit deze stad, maar u komt uit een grote stad waar een groot instituut is van een bepaalde religie. Het is Wheaton. En uw naam is Carl Rhodes, Rhodes, zoiets als Carl Rhodes. Ja zeker. Als u met uw gehele hart zult geloven, kunt u naar huis terugkeren en God zal uw leven sparen. Gelooft u het? [De broeder zegt: "Ik geloof het." – Vert]
Laten we bidden.
194 Here Jezus, ik werp deze boze zaak van onze broeder af. En in de Naam van Jezus Christus, moge hij leven voor de glorie van God. Amen.
God zegene u, broeder. Ga met vreugde naar huis!
195 Hoevelen geloven nu met heel uw hart? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
Zijn ze dat allemaal waarvoor gebeden moest worden? In orde. Wel, uw rugklachten verlieten u terwijl u daar zat, dus u kunt heengaan en u verheugen als u dat wilt. Ga verder en zeg: "Dank de goede Heer!"
U kunt uw maaltijd gaan eten. Uw maagkwaal verliet u toen u de rij in kwam, dus u kunt ook weggaan. Geloof slechts met geheel uw hart.
Uw artritis zal u niet lastig vallen als u het zult geloven. Ga heen, verblijdt u en prijs God, als u wilt, broeder. In orde; in orde.
Gelooft u met heel uw hart? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Hoevelen geloven God? ["Amen."] Nu ga ik hier even aan de kant staan...