Waar is Hij, de Koning der Joden?
Door William Marrion Branham1 Dank u. En ik waardeer dat zeker. Dat is mijn eerste kerstgeschenk, dus ben ik erg dankbaar. En, wel, als ik nu maar kan prediken zonder te proberen om het te openen! Ik ben net als een kind met die kerstverwachtingen van ergens op te wachten, weet u, je voelt dat er een kleine verrassing is en je móet het gewoon openmaken. En, weet u, ik denk niet dat we onze kinderlijk geheel verliezen, ook al worden we oud. Denkt u? [Gemeente zegt: "Nee." – Vert] We zijn gewoon volwassen kinderen, dat is het.
2 Wel de Here zij geprezen! We zijn blij weer hier te zijn, op deze fijne kerstochtend, ernaar uitkijkend dat de zegeningen van de Here op ons blijven als we verder gaan met de samenkomst, waarvan ik er zeker ben dat Hij het heeft gedaan.
3 En ik geloof, dat ze vanmorgen wat cadeautjes hebben voor de kinderen, of – of het is... [Broeder Neville zegt: "Er is al voor gezorgd." – Vert] ... al voor gezorgd, de cadeautjes voor de kinderen. Wel, dat is erg fijn.
4 Nu, ik zou graag een klein kort verslag wilen geven van onze vorige samenkomst, als het nu uitkomt. [Broeder Neville zegt: "Amen!" – Vert] U mensen bent degenen die bidt en vasthoudt aan God voor mij als ik uitga in deze diensten. En ik zou graag een kleine samenvatting geven van de laatste bijeenkomsten.
5 Een van de buitengewoonste gebeurtenissen van de laatste bijeenkomst, gebeurde in Shawano, Wisconsin. Het was in de gehoorzaal van de middelbare school, de nieuwe middelbare school, toen we net ongeveer klaar waren met het bidden voor de zieken. Ik deed net de altaaroproep, en velen hadden hun handen opgestoken om Christus als hun persoonlijke Redder te aanvaarden. En toen merkte ik dat er iets plaatsvond, midden in het publiek, een klein eindje bij mij vandaan. En het was een man van ongeveer 70 à 75 jaar oud. Hij viel dood neer, stierf aan een hartaanval. Het schuim liep uit zijn mond, en het water liep over zijn kleren. En zijn vrouw wreef zijn gezicht, werkelijk buiten zichzelf.
6 En ik wist dat dat de valstrik van de vijand was. Hij doet deze dingen om de mensen van streek te maken, ziet u, en dan, als hij dat doet, breekt er paniek uit. Het is vaak gebeurd tijdens de samenkomst. Pas nog in New England, het gebeurde evenals dat, net voor de oproep.
7 En dus om de mensen niet opgewonden te laten worden... In zulke tijden moet je bij je positieven blijven om te zien wat de Heilige Geest zal zeggen. Omdat ons in de Schriften geleerd is dat: "Alles zal medewerken ten goede voor hen die God liefhebben."
8 En daar waren veel van Gods kinderen, die Hem liefhebben. En ik bleef naar de man kijken, en zag dat hij schuim in de mond kreeg. En zoals een ieder weet, als de dood iemand velt, komt er meestal water uit, ziet u. En zijn vrouw, die zo zijn gezicht aan het afvegen was, en ze deed dat gewoon op zo'n manier. Nu, om de mensen niet naar haar te laten kijken, zei ik: "Wilt u dat iemand uw man water brengt?", zodat ik haar aandacht kreeg.
9 En ze zei: "Broeder Branham, ik laat het geheel aan u over." En ze was van de denominatie der Lutheranen.
10 En toen dacht ik eraan om de gebedsrij te roepen, en de mensen te laten komen om voor hen te bidden. Maar in plaats daarvan begon de Heilige Geest over de mensen te bewegen temidden van de samenkomst, riep ze gewoon uit. En het kwam ongeveer twee keer boven de oude kerel voorbij. En toen, plotseling, zei ik, "Laten we bidden."
11 En toen ik begon met bidden, hoorde ik mijzelf bidden, en tot deze dood zeggen: "Laat hem los." En het werd nog niet gezegd, of de man kwam weer tot leven en stond op. En de hele stad was er buiten zichzelf van, wat de Here had gedaan.
12 En toen waren er natuurlijk nog de andere samenkomsten. En een klein voorvalletje zou ik graag aanhalen, om niet te veel tijd van u te nemen, maar het was in Los Angeles onlangs. Ik verbleef bij broeder Arganbright.
13 En velen van u weten hoe het is in de plaatsen, de mensen bellen op. Het zijn mensen die in nood zijn. We veroordelen de mensen niet omdat ze bellen en gebed willen. Dat is onze plicht, om te bidden voor deze mensen. En het was gewoon verschrikkelijk daar, omdat we vele grote dingen hadden die de Here gedaan had. En, één, daar was een verlamd man, hij was twintig en nog wat jaren verlamd, en lag op zijn baar, en de Here God genas de man en hij kwam lopend uit de samenkomst. En dat startte een kleine beroering onder de gemeenten.
14 En toen, op een morgen hoorde ik de telefoon gaan. En broeder Arganbright, bij wie ik logeerde, was er op dat moment niet om de hoorn op te nemen. En ik nam aan en beantwoordde het, en het was een kleine Mexicaanse zendeling. En hij zei: "Ik wist niet dat u in de stad was, broeder Branham." Hij zei: "Ik – ik – ik weet dat u vanavond een samenkomst hebt, ergens vlakbij het Cow Palace." En hij zei: "Ik heb een kleine jongen van nog geen 5 maanden oud." En zei: "Hij is stervende aan kanker." En zei: "Ik weet dat het niet gebruikelijk is om dit te doen, maar kan er genade gevonden worden, dat u zou willen komen en bidden voor het kleine knaapje!" Stelt u zich eens voor, wat als het uw baby was?
15 En ik zei: "Ik zal mijnheer Arganbright aan de telefoon roepen, en u vertelt het me precies, laat hem de weg wijzen naar het ziekenhuis, want ik ken de stad niet zo goed." Vierhonderd vierkante mijlen stad, ik zou het ziekenhuis nooit vinden. Meneer Arganbright kwam, hij zei: "Broeder Branham, u..." Ik zei: "Ik voel me zeker geleid, dat dit van de Heilige Geest is."
16 Dus gingen we de stad in naar het ziekenhuis. En een Mexicaanse broeder, hoewel hij niet donker was, niet donkerder dan ik, en een man van ongeveer mijn leeftijd. En zijn vrouw was een Finse, een kleine blonde, erg lieflijke vrouw. En hij was een heer, En we gingen het ziekenhuis binnen.
17 En, oh, ik zie een hoop schouwspelen, wij allemaal, die ons van streek maken en ons ontroeren, maar dat was een van de ergste die ik ooit gezien heb. Zij moesten het kleine knaapje naar de... brengen, vlakbij de verpleegkamer, met een speciale verpleegster, En, toen ik keek, de kanker had zijn kleine kaken zover open gespreid, dat ze een doek om zijn hoofd moesten doen om te voorkomen dat zijn hoofd open zou barsten. En in zijn kleine kaken, waar de dokter geprobeerd had om de kanker weg te snijden, en grote insnijdingen maakte, van achter naar voren, op deze manier, helemaal rondom zijn kleine keel. En het had de kanker slechts verergerd, ik noem dat woord, wat het deed uitzaaien, wat het juiste woord zou zijn. En het ging in zijn kleine tong, en een klein babymondje, slechts zo groot, het tongetje was gezwollen en ongeveer zo ver eruit gekomen, en was zwart geworden, en het sloot de lucht af waar het door zijn neusgaten ademde.
18 En die vader liep rond, naast deze kleine baby, en zei, "Hallo Ricky". Zei: "Vaders kleine jongen! Vader bracht broeder Branham mee om voor je te bidden, Ricky". En het babietje herkende zijn vader.
19 En het kon hierdoor niet ademen, zodat ze een gat in zijn keel moesten snijden. Daar zat een klein ding, het leek op een rond fluitje wat we vroeger wel hadden, in zijn keeltje. En het haalde lucht in door dat fluitje, En een zuster moest er de hele tijd bij blijven, omdat de kanker, zich uitbreidende, dit gaatje zou kunnen verstopt doen raken. En ze zou het er zo uit moeten halen, de kankerafscheiding van de kanker. En zijn armpjes zaten gespalkt, opdat hij dat niet met zijn handen kon pakken, om het eruit te trekken als het aan het spartelen was. En een zuster zat daar de hele tijd. Als het begon te spartelen zou ze bukken om dingen te pakken en het kankerspul uit zijn fluitje te trekken waar het door zijn keel komt.
20 En zijn handjes zo, reikend naar zijn vader, zijn hoofdje achterover. En zijn kleine... Wel, we zijn broeders en zusters. Zijn luier, het was niet... Het babietje was alles bij elkaar slechts zo groot. Nog geen 5 maanden oud, en het kleine ding herkende zijn vader! En hij zei: "Rickey, papa's kleine jongen!" Oh, dat doet zelfs het hart smelten van een keihard man. En hij probeerde er mee te spelen of het zó aan te tikken.
21 En ik dacht, terwijl ik daar stond: "Here Jezus, als Gij de Bron van alle medegevoel zijt, en alle genade binnen in U ligt, kunt U dan vreugde hebben bij het zien van dit schatje wat hier zomaar ligt te sterven?" Ik kan gewoon niet geloven, en zal nooit geloven dat dat de wil is van de Almachtige God, om zoiets te zien. Ik dacht: "Gij zijn de Bron der Genade. En als Gij de Bron der genade zijt, hoe U dan, kunt Gij dan een genadevolle God zijn en er plezier in hebben om zoiets te zien?" Ik dacht: "Wat zoudt Gij doen als Gij hier stond?"
22 Wel, ik hoop dat mijn eigen kleine groep hier mij goed genoeg kent, om te weten dat als ik een fanaticus ben, ik dat niet weet. Ik wil alleen maar eerlijk zijn. Als ik God ontmoet, wil ik Hem met een eerlijk hart ontmoeten. En ik heb, bij mijn weten, het beste gedaan wat ik kon.
23 Maar Iets sprak tot mij toen ik zei: "Here, wat zoudt Gij doen als Gij hier stond?" Iets sprak terug, zei: "Ik wacht er op om te zien wat gij zult doen."
24 En toen ik naar dat kleine ding keek, nam ik zijn babyhandje. slechts zó groot, en stopte het zó in mijn vingers, en hield het vast. En ik zei: "Door geloof in God, plaats ik tussen deze kanker en de baby het Bloed van de Here Jezus Christus", en keerde mij om en wandelde weg. De vader ging met me mee. Meer kon ik niet zeggen.
25 En toen ik bij de auto kwam zei hij: "Broeder Branham, hier zijn wat tienden, die ik voor u gespaard heb."
26 Ik zei: "Oh, genadevolle broeder, doe dat niet." Ik zei, "Nee, ik neem geen geld aan."
27 Hij zei: "Maar dit is de tiende voor de bediening. Ik spaarde het op, omdat ik dacht dat ik u eens zou zien."
28 Ik zei: "Zet het op Ricky's rekening, daar." Ik zei: "Hij zal het nodig hebben." En zo ging ik weg naar het huis.
29 En binnen twee uur vanaf die tijd waren de kaakjes normaal gaan staan, zijn tong weer terug zijn mond ingekomen. De liefhebbende genade van een vriendelijke, liefhebbende Vader had er voor zorggedragen om de baby te genezen. De volgende ochtend zou de baby naar huis gestuurd worden, als een gezonde baby.
30 En toen ik op het punt stond te vertrekken... Natuurlijk, dat verspreidde zich over de West Kust. En hier had een of ander bekende dokter zijn kleinkind ginds voorbij Pasadena gestuurd, en legde daar een wegversperring aan, om voor dat kind te bidden; waar hij het een penicilline injectie had gegeven, veroorzaakte het de kanker in zijn zijde te komen, een klein babietje van ongeveer twee jaar.
31 Maar deze kleine Mexicaanse zendeling belde op, en hij zei: "Ik moet broeder Branham spreken voor hij vertrekt." En mijn vrouw en ik waren al in de auto.
32 En ik had een vis gevangen, een paar jaar geleden, beneden aan de No-Return rivier, met de Christen Zakenlieden. En Walt Disney, die groep daar, hadden hem geprepareerd, omdat het een wereldrecord was van regenboogforel. En ik was bezig hem in de auto te laden.
33 En daar kwam een kleine stationwagen aanrijden, en deze kleine Mexicaanse vader sprong er uit. En de tranen rolden over zijn wangen, terwijl hij aan kwam rennen en hij rukte zijn hoed af; Samen met zijn Finse vrouwtje. En hij zei: "Broeder Branham, hier is die tiende die de Here u stuurde." "Oh", zei ik, "Broeder!" Hij zei: "Weet u, Ricky komt vandaag thuis."
34 En ik zei: "Daar ben ik dankbaar om." Hij zei,... Ik zei, "Maar ik zei u om de tiende te nemen en op Ricky's rekening te zetten."
35 Hij zei: "Dat is nu juist waar ik u over wilde spreken, broeder Branham." Hij zei: "Toen ik de dokter wilde betalen, vanmorgen, gaf ik hem dat geld." Ik zei: "Dokter, ik wil u wat van de rekening betalen." Hij zei: "Mijnheer, praat er zelfs niet met me over. U bent mij niets schuldig." Hij zei: "Dit is de grootste zaak die ik ooit heb zien plaatsvinden in mijn hele leven." Hij zei: "Dat is het wonder der wonderen! U bent mij geen cent schuldig."
36 Het toont gewoon aan dat de levende God nog steeds leeft. En nu voordat wij Zijn Woord openen... Oh, er zijn nog veel meer dingen gebeurd. Ik wou maar dat ik de tijd had om het u te vertellen, maar de tijd staat het niet toe.
37 En nu, direkt aan het begin van het jaar, in januari, vertrek ik weer overzee. Want ik zal in Kingston. Jamaica zijn op de renbaan, begin januari, en vandaar naar Puerto Rico enzovoort.
38 Laat ons nu onze hoofden een moment buigen, in gebed tot onze grote, liefhebbende Christus.
39 O Here, Gij was onze toevlucht in iedere generatie. Gij zijt een zeer nabije hulp in tijd van moeilijkheden. En te weten dat Uw liefhebbende aanwezigheid nooit faalt, Hij gaat voor ons uit en ons is geleerd dat de Engelen van God rondom hen die Hem vrezen gelegerd zijn.
40 Breng op ons die goddelijke vrees, Here, dat we mogen weten dat wij de onderdanen van Uw hand zijn, en eens in Uw Goddelijk oordeel zullen staan. En daarvoor is slechts één geneesmiddel waar we van weten, en waar Uw Woord van leert, dat is het Bloed van Uw Zoon, Jezus, die voor ons bemiddelt deze morgen, in de Aanwezigheid van de Almachtige, en ons verzoent met Hem, door Zijn verdiensten. En dan is aan ons onverdiende genade gegeven en we hebben Hem hiervoor lief. En als wij...
41 In onze gedachten liggen honderden grote dingen die Gij gedaan hebt. En de allergrootste die we kunnen bedenken is toen U ons redde van een leven van dood, waar in ons de dood woonde vanwege de zonde en overtredingen. Maar door Zijn vergeving aan te nemen, volgens Zijn Woord... Want er staat geschreven: "Hij die Mijn Woorden hoort en gelooft in Hem die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig Leven." En wij geloven het en hebben Het aangenomen, en getuigen van de aanwezigheid van de Heilige Geest.
42 En nu in deze laatste boze uren van de geschiedenis van deze wereld, zijn wij dankbaar voor U, o God, om te weten dat... terwijl er zoveel verwarring heerst, "En mensen rennen heen en weer", zoals Gij gesproken hebt door de heilige profeten, dat in deze dag, "een tijd zou komen dat de mensen uit het Oosten, uit het Westen, en Noorden en het Zuiden zouden komen, zoekende om het ware Woord van God te horen." En wij leven om deze tijd te zien.
43 En Gij voorspelde dat van Uw kruisiging tot Uw komst er een tijd zou zijn, "Een dag die nacht noch dag zou zijn, het zou een nare, sombere tijd zijn", net genoeg Licht om te zien hoe er te komen. Maar U zei, "In de avondtijd, zal er Licht zijn", dezelfde Zoon, dezelfde Christus, die op het toneel verscheen in het Oosten. En geografisch steekt de zon het horizontale deel van de aarde over, en gaat nu in het Westen onder, maar het is de zelfde zon die opkwam in het Oosten. Zo zendt dezelfde Zoon van God Zijn Geest in deze laatste dagen, om te tonen dat Zijn Woord niet verbroken kan worden, elk ervan moet vervuld worden.
44 Aan de vooravond van dit grote Kerstmis, terwijl, we weten weinig, maar dit zou de laatste kunnen zijn waarvan we ooit samen in zijn. En wij zouden willen vragen of de Zoon van de levende God in ons midden zou willen verblijven deze morgen, en tot ons van Zijn vriendelijkheid en Zijn genade spreken, en aan ons vergeving van onze zonden geeft.
45 En we zouden hen niet willen vergeten, Here, die aangevochten zijn en Uw genezende aanraking nodig hebben, dezelfde God Die kleine Ricky liet leven, wekte de doden op zoals Gij beloofd hebt dat Gij zou doen in de laatste dagen. En Uw Woorden zijn waar. Wij geloven dat Gij hier zijt deze morgen, alomtegenwoordig, en meer dan gewillig is om het buitengewoon overvloedige te doen, boven alles wat we zouden kunnen vragen of denken. Wij wachten op U, Vader, in de Naam van de Here Jezus, Uw Zoon. Amen.
46 Nu, vanavond wil ik, zo de Here wil, een evangelistische dienst houden. Ik weet nog niet precies waar mijn boodschap over zal gaan, omdat onze zeer genadige en geliefde voorganger me gevraagd heeft om de twee diensten te houden vandaag. En ik zal het proberen, door Gods genade. En ik wil spreken over de komende Messias, of iets daarvan voor vanavond, of zoiets.
47 Deze morgen, de zondag voor kerstmis, zou ik over iets willen spreken waarvan ik denk dat de kleintjes, die net weggezonden zijn en hun plaats in de kerk innemen, het zullen kunnen begrijpen; van een klein, wat we noemen, kerstonderwerp.
48 En u die de heilige Schrift wilt opslaan, sla met mij op het Mattheüs Evangelie, het 2e hoofdstuk, terwijl wij Zijn Woord lezen.
49 En vergeet niet, de diensten beginnen om 7 uur 30 Dat is toch goed, broeder? [Broeder Neville zegt: "Dat is juist. Ja." – Vert] Half acht, precies, vanavond. En de prediking zal ongeveer een uur duren.
50 En nu u die uw Bijbel open hebt, ik wil er graag een vers of twee uit lezen, voor een – een onderwerp, en bidden dat God ons de samenhang wil geven.
Toen nu Jezus geboren was te Bethlehem in Judea in de dagen van koning Herodes, ziet, daar kwamen wijzen uit het Oosten te Jeruzalem.
Zeggende, Waar is de Koning der Joden, die geboren is? Want wij hebben zijn ster in het Oosten gezien, en zijn gekomen om hem te aanbidden.
51 Zij zullen wel heel erg moe geweest zijn. Ziet u, het bevel was dringend. En het was het bevel van de koning, daarom moest het uitgevoerd worden. En het lijkt misschien vreemd, bij zo'n groot schouwspel waar we naar kijken, de eerste kerstmis, dat in die tijd zo'n bevel uitgegaan zou zijn. Maar, weet u, de God des Hemels heeft alle dingen voorbestemd, door Jezus Christus, en alles gaat precies volgens Zijn grote wil. En toen stonden zij daar, aan de westkant van Bethlehem.
52 Als u bovenkomt, van onder in Judea, komt u over een berg, een rotsachtig, woest, eenzaam land. En uitkomend van een van de hoofdstraten van Bethlehem, is er een paadje dat omhoog gaat over de berg, dat de weg genoemd wordt. Het is niet meer dan een klein spoor zoals we hier vinden, waar dieren doorheen hebben gelopen. Want het was een pad voor ezels, waar ezels en kamelen over gaan, afgaande Judea in, Bethlehem uit.
53 En als u de top overgaat, komend van Judea, Bethlehem in, en over de top van de heuvel gaat, ligt daar een groot rotsblok, ongeveer één derde van de grootte van dit gebouw. En het moest ongeveer daar geweest zijn waar ze gestopt zijn na het beklimmen van de heuvel, om de kleine muilezel rust te geven. En Jozef was erg moe omdat hij zich die dag erg had ingespannen, om in Bethlehem te komen.
54 Want er was een bevel uitgegaan van Herodes en Keizer Augustus, dat ieder persoon terug moest keren naar de plaats waar men was geboren, om ingeschreven te worden. En tellingen zijn altijd de ondergang geweest van alle naties. Iedere natie die ooit viel, viel door zijn tellingen. En zij moesten ingeschreven worden.
55 En, oh, daar zou een hardvochtig man voor nodig zijn om te maken dat een vrouw, in haar toestand, uit huis gehaald moest worden en te gaan in haar toestand, want je zag dat ze elk moment moeder kon worden, En ze was nog maar een meisje, zo ongeveer... geloof zo achttien à negentien jaar oud. En ze zat op het ezeltje, en het ezeltje zuchtte toen ze stopten voor een ogenblikje rust.
56 En Jozef loopt stapvoets naar de rand, van waar zij stonden, en kijkt naar beneden op Bethlehem neer. De wereld wist er weinig van dat die nacht door de lippen der mensen bezongen zou worden in de eeuwen die komen zouden! En Jozef keek uit over de stad en het gemopper van de mensen, sommigen tegen het ingeschreven moeten worden, en ik kan hem zoiets als dit horen zeggen: "Liefste, weet je, ik vraag me af of we vanavond voor jou een plekje in het hotel zullen vinden. Ik kan de mensen zien slapen op straat en waar ze maar een slaapplaats kunnen vinden. De stad is vol. En al de streken uit de omtrek zijn hier gekomen voor deze heffing."
57 Maar vreemd, als hij zich in verbazing omdraait om te kijken, schijnt zijn vrouwtje niet in staat om te antwoorden. Als hij zijn hoofd omdraait om te kijken wat er met haar aan de hand is, bemerkt hij een licht in haar gezicht, zoals hij nog nooit eerder had gezien. En onder haar liefelijke voorhoofd leken haar ogen omhoog gericht te zijn, kijkend naar de hemel, en er scheen een hemelse gloed in haar gezicht te zijn. Hij keert zich om en raakt haar hand aan.
58 En tenslotte kijkt ze naar hem, en zegt, "Jozef, heb je die Ster daarginds opgemerkt? Het lijk wel de mooiste Ster die ik ooit in mijn hele leven heb gezien. Het lijkt wel of die het hele dorp Bethlehem verlicht." En ik kan haar horen zeggen, "Vanaf dat de zon onderging heb ik die Ster opgemerkt, en het lijkt wel of die ons gevolgd is."
59 Ik kan Jozef zoiets als dit horen zeggen: "Ja liefste, ik zie iets eigenaardigs, want het lijkt wel de helderste ster in de hele hemel." En waarlijk dat is juist.
Hij is de Lelie van de Vallei, de Morgenster,
(Zoals de dichter het neergezet heeft.)
De helderste van tienduizenden in mijn ziel.
60 En terwijl hij zijn handen, zachtjes, om de armen en om de middel van zijn kleine liefste doet, tilt hij haar van de ezel, draagt haar en zet haar neer op het rotsblok, zodat het kleine lastdier kon rusten.
61 En terwijl zij haar armen zachtjes om zijn schouders doet kan ik haar iets als dit horen zeggen, "Jozef, we zijn er ons allebei van bewust dat dit alles mysterieus is. Wij kunnen het gewoon niet begrijpen. Maar, we zijn beiden gelovigen, we weten dat Jehova iets in petto heeft. En Hij heeft ons gekozen; en Hij heeft mij gekozen, uit de vrouwen van de wereld vandaag, om deze Boodschap in mijn hart te bewaren." Ziet u, de wereld dacht dat dat een onwettig kind was dat geboren ging worden, maar Maria wist wat de Waarheid was.
62 En, vandaag de dag denken veel mensen hetzelfde, dat mensen die deze Christus hebben ontvangen, ze denken dat ze een of andere krankzinnige zijn of iemand met een slechte reputatie. Maar hun die die Geest en dat Geloof in hun hart gekoesterd hebben, zij weten waar ze zijn, niets verstoort Dat.
63 Een goede vriend van mij belde mij een paar dagen geleden. Hij had gesproken met iemand die psychologie studeert en de geest. En die persoon had mijn boek gelezen, en ze zeiden: "Als hij een geestelijk man is, weet u dat er slechts een haarbreed verschil is tussen diep geestelijke mensen en krankzinnigheid?" En die persoon was nogal verontrust.
64 Ik zei: "Acht dat niet zo vreemd. Onze Here werd voor gek verklaard, al Zijn discipelen werden voor gek verklaard, en allen die Hem aanbaden werden voor gek verklaard. 'Op de manier die ketterij genoemd wordt, zei de grote Paulus, 'aanbid ik de God van mijn vaderen'." Zij waren niet gek. Maar voor de wereld, is het prediken van het evangelie dwaasheid, voor hen die vergaan; maar het behaagde God, om door deze dwaasheid, hen die geloven, te redden.
65 En terwijl dit paartje daar zat en over deze vallei uitkeek, en deze grote ster in het Oosten zag schijnen; waren ver weg, honderden mijlen daar vandaan, over de bergen en de zee, ginds in India, de wijzen uit het Oosten ook aan het kijken.
66 Nu deze wijze mannen waar we over spreken werden genoemd... Het zijn werkelijk magiërs uit het Oosten, zij zijn "astronomen", die de sterren bestuderen, zij werden toen "wijze mannen" genoemd. En heden bestaan ze nog. Ik heb vele keren met hen gesproken. En ze werken altijd gedrieën, omdat de drie overeen moeten stemmen. En drie is een bevestiging. En in India heb ik ze onlangs zien zitten in de straten, samen bijeenkomend, en precies zo gekleed als deze eerste wijzen uit het Oosten. Zij veranderen niet.
67 En zij zijn aanbidders van één ware God. Zij zijn kinderen van Abraham, door een andere vrouw. En zij geloven dat er één ware God is. Hoe vaak heb ik de Mohammedaanse priesters de grote gong horen slaan, zoals dàt, en schreeuwen, "Er is één ware en levende God, en Mohammed is Zijn profeet."
68 Wij zeggen, "Er is één ware en levende God, en Jezus is Zijn Zoon." En zij zeggen: "Het zij verre dat God een Zoon heeft!"
69 Ik was bevoorrecht om te zien hoe er bijna een honderdduizend tot Christus kwamen, door Zijn Aanwezigheid en wat Hij deed in India.
70 Nu, de Indiërs die we de wijze mannen noemen, werden eerst (in de Bijbel) genoemd als de Meden en Perzen. U kunt het vinden in het 2e hoofdstuk van Daniël. Dat is de reden dat de zendeling zegt, "Het is zo moeilijk om een Mohammedaan van zijn geloof tot het christendom te bekeren", omdat zij van de oude Meden en Perzen zijn, wiens wetten niet te veranderen of te verbreken waren. Als iets als afkondiging gedaan werd, gold het eeuwig. Daarom, als een Mohammedaan zich tot het christendom bekeert, is alles dood voor hem, omdat hij hun regels heeft verbroken.
71 En deze mannen, zij wachten op één ware God, en zij aanbidden Hem in het licht van een heilig vuur. En zij gaan dan om deze vuren zitten en wachten op de Here. En veel van hen hadden sterrenwachten, zoiets als we nu hebben, en ze gaan dan naar die plaatsen hoog in de bergen en ze kijken dan naar iedere beweging van de sterren. Zij beweerden dat, "Voordat God iets op aarde doet, toont Hij het altijd eerst in de hemel." En ze hebben gelijk.
72 God toont het altijd eerst met hemelse tekenen. Sinds wanneer deed Hij ooit iets zonder dat Hij eerst een hemels teken gaf? Denk eraan, in welk tijdperk u het ook wenst, toont God altijd eerst tekenen in de hemel, voordat Hij dan ook maar iets op aarde doet. Het komt van het bovennatuurlijke, valt in het natuurlijke en wordt gemanifesteerd; ieder tijdperk, iedere keer.
73 En dus was het deze maal niet anders. En de wijzen uit het Oosten keken naar die hemellichamen die zichtbaar waren, sterren, manen, en alles wat ze maar konden zien met hun ogen. En zij wisten elke positie, precies waar iedere ster zit. Zij kenden die astronomische kalender net zo goed als wij de Schriften kennen. En als er één klein ding anders is, weten zij het, want het is een teken. En zij volgden die tekenen nauwkeurig, ieder uur van de nacht. Zij keken ernaar. Geen wonder dat het verschijnen van een Vreemdeling in de lucht hen allemaal in de war maakte! Geen wonder dat de Bezoeker hen een beetje door elkaar schudde! Omdat zij elk van die sterren kenden, en zij ze wetenschappelijk elke beweging ervan bestudeerden.
74 En zij hadden zich rond dit vuur verzameld. En zij verlichtten het door heilige oliën, en het brandde, en zij keken er dan in, omdat zij geloofden dat "God een verterend vuur was". En Hij is het.
75 U ziet in Handelingen, het lOe hoofdstuk en het 34e vers, dat de Schrift zegt, "Bij God is geen aanzien des persoons, maar Hij ontvangt elk volk dat Hem vreest en Hem eert, wat ze ook zijn." Dat zijn u Methodisten, en Baptisten, en Presbyterianen, Lutheranen of Katholieken, of wat u ook mag zijn. Als u oprecht bent in uw hart, zal God u een kans geven om u te brengen in het Goddelijk Licht van Zijn genade. Hij is God, en Hij is verplicht aan Zijn belofte. Dan is het aan u, wat u doet nadat u het ontvangt; dan kunt u in het oordeel staan. Maar tot dan bent u niet verantwoordelijk, u wandelt naar al wat u weet.
76 Zo ook deze wijzen uit het Oosten, en zij staan dan op, na het aanbidden rond het heilige altaar van het vuur, terwijl het brandde, en kijkend in zijn heilige vlammen, en zich afvragend of inspiratie... van die God Die een verterend Vuur was! "In Zijn tegenwoordigheid zal de wereld vergaan." Als hij daar in keek, dan kreeg hij zijn inspiratie. Dan zou hij de toren inklimmen, en rondkijken, om te zien of er iets in beweging was gekomen. En zij deden dit, jaar na jaar, dag na dag, uur na uur, l000 jaar na 1000 jaar. Zij keken naar de sterren, het lichaam. En zij brachten dan de boekrollen te voorschijn en lezen ze dan.
77 En het zal op die zekere nacht geweest zijn, dat ze aan het praten waren over het vallen van het rijk en het instorten van koninkrijken, en hoe dat de wereld op plaatsen oprees en weer instortte, en zo voort, dat er een boekrol werd gebracht. En het moet wel het boek van Daniël geweest zijn. En zij waren daar iets aan het bepraten dat Daniël had gezegd, "Er zal een steen uitgehouwen worden van de berg, zonder handen."
78 En het moet geweest zijn terwijl zij daar aan dachten, en de heilige vuren brandden, dat zij toevallig opmerkten dat er een Vreemdeling onder hun was, iets dat ze niet konden verklaren. Geen van hun boekrollen vertelde ervan. Geen van hun geschriften vertelde er iets van, maar daar was Het! Zij konden het niet ontkennen. Zij keken naar de hemellichamen en zij wisten dat er iets bovennatuurlijks had plaatsgevonden.
79 Oh, Hij is zo goed! Hij zal de aandacht trekken van ieder persoon die Hij tot Leven heeft verordineerd, ook al is het op hun eigen manier van aanbidden. Maar Hij is God, en Hij kent de harten der mensen, en Hij slaat hen gade en Hij beschermt hen, en Hij brengt ze naar een plaats! "Als de diepte roept tot de Diepte", moet er een Diepte zijn om die roep te beantwoorden. Als een mens ergens naar dorst, toont het aan dat er daar Iets is om te antwoorden, om die dorst te lessen.
80 Zoals ik vaak zei: Voordat er een vin op de rug van een vis kon zijn, was er eerst water voor hem om in te zwemmen, anders had hij geen vin om mee te zwemmen. Voordat er een boom kon zijn om in de aarde te groeien, moest er eerst een aarde zijn anders er zou geen boom zijn.
81 Enige jaren geleden, terwijl ik het bestudeerde, zag ik een stuk in de krant, waarin stond dat een jongetje de gummetjes van de potloden at op school. En op een dag vond zijn mama hem buiten in de achterpoort zijn pedaal van zijn fiets aan het opeten. En zij vroeg zich af wat er met het knulletje aan de hand was. Zij nam hem mee naar de kliniek voor een onderzoek. Toen zij zijn lichaampje onderzochten, vonden de dokters dat hij zwavel nodig had. En zwavel zit in rubber. Daarom, voordat er ooit een verlangen naar zwavel kon zijn in zijn systeem, moest er zwavel zijn om aan dat verlangen te beantwoorden, anders zou hij nooit het verlangen hebben gehad.
82 En voordat er een schepping kan zijn, moet er een Schepper zijn om die schepping te maken.
83 En welke man of vrouw hier vandaag, jongen of meisje, wie verlangt er niet naar leven? Toon me de sterveling vandaag die niet naar leven verlangt, om voor altijd te leven, en ik zal u een krankzinnig persoon aanwijzen die dat niet weet, want er is niets groter dan leven.
84 Wat zou u vandaag geven als u de wereld bezat en al zijn goederen, u zou... Waarom bent u, zieke mensen hier, vandaag, als u ziek bent, waar zoekt u naar? Wat maakt dat u voor gebed komt? Omdat er iets in u is; Het maakt niet uit tot wat voor kerk u behoort, met wat voor merk u gemerkt bent, dat heeft er niets mee te maken. U bent een menselijk wezen. U bent een schepping van God. En er is iets in u, dat u naar iets trekt. En zo zeker als er een trekken is in uw hart dat er nog hoop is, nadat de dokter u misschien heeft opgegeven, moet er ergens een Bron open zijn van Gods rijkdom, van Zijn genezende kracht, anders zou u er nooit naar verlangen. Het móet ergens zijn!
85 Als u er naar verlangt die Jezus te zien, als iets maakt dat u ernaar verlangt Jehova te zien, is Hij ergens, anders zou u nooit dat verlangen hebben. En God is net zo goed voor u als Hij is voor de wijze mannen of wie dan ook. Als u naar Hem verlangt, "Gezegend zijn zij die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen naar die Bron gebracht worden waar ze het genoegzame deel kunnen drinken."
86 Er kunnen hier mensen stervende zijn. U wilt niet sterven, u voelt dat er iets voor u overgebleven is. Daarom bent u hier. Er kunnen zenuwaandoeningen zijn, waardoor u uw gedachten niet bijeen kan houden; maar iets in u zegt u, "Er is Iets wat me weer helemaal in orde kan brengen." Er kunnen prostituées zijn die de straat opgegaan zijn, in schaamte; er kunnen vrouwen zijn die onrechtvaardig tegenover hun mannen geleefd hebben, en hun huwelijksgeloften braken; er kunnen mannen zijn die dronken zuiplappen zijn, die alles gedaan hebben wat er maar op de zondelijst staat; maar iets zegt u dat er ergens een Bron is.
87 U kunt Katholiek zijn, u kunt Jood zijn, u kunt wat dan ook zijn, maar u bent een menselijk wezen dat naar het beeld van God gemaakt is. En Hij trekt aan u, roept u, en u bent net zo geleid als die wijze mannen geleid werden.
88 En toen zij bestudeerden, en ginds keken en dat Licht zagen, konden zij niet uitmaken wat Het was. En laat ons veronderstellen dat ze... De volgende dag gingen zij liggen, om te slapen. Zij waren in de war, en bleven Het bekijken. En een van hen moet wel een droom gehad hebben, Bildad, laten we zeggen dat hij een droom had. En hij droomde dat er een profetie was die zei, "Er zal een Ster van Jacob opgaan. En ergens ginds, temidden van de Joden, is er een Koningsbaby die geboren moet worden. En dat Licht dat u nu ziet brengt u naar het volmaakte Licht dat elke man die naar Licht zoekt zal verlichten, dat in de wereld komt."
89 Ziet u, het maakt niet uit wat voor godsdienst daar was, als ze werkelijk God vrezen, is God verplicht om hen naar dat Licht te brengen. Hij brengt hen op hun eigen manier.
90 Soms brengt Hij hen door beproevingen. Soms brengt Hij hen... Weet u, in deze laatste dagen, Hij profeteerde dat ze door beproevingen zouden komen. Hij maakte het avondmaal gereed en toen niemand kwam, zei Hij, "Ga de hoofdwegen en zijwegen in, en haal de lammen, manken, blinden, en aangevochtenen, want Mijn tafels zullen gevuld raken!"
91 Hij zoekt ze van iedere levenswandel en iedere levenshoek, overal, bewegend in de Geest in deze laatste dagen, ze samenbrengend. Alle denominaties, en allen die naar leven verlangen, hebben een recht om het te ontvangen, om in Zijn Tegenwoordigheid te wandelen, van Zijn heerlijk Wezen, want Hij is de Zoon van de Levende God, nog steeds de Morgenster die schijnt temidden van ons, zoals Hij altijd geschenen heeft.
92 En dat zelfde licht sloeg Paulus, op zijn weg naar Damascus! Oprecht in zijn hart, proberend een groep mensen te vervolgen die te luidruchtig waren, schreeuwend, te veel geluid makend; hij ging heen om ze neer te slaan, en hij dacht dat hij juist was. En daar stond die Vuurkolom op zijn weg, die hèm tegen de grond sloeg, en uitriep, "Saulus, waarom vervolgt gij Mij!" Hij zei, "Wie zijt Gij, Here?" Zei, "Ik ben Jezus", de Jehova waar hij voor ijverde.
93 Hij ijverde voor Jehova. Hij wist niets van Jezus, alleen dat Hij een misdadiger was. Maar God zond hem, en toen werd hij de grootste zendeling die de wereld ooit gezien heeft. Waarom? Hij was oprecht, hij geloofde en God leidde hem door het Licht.
94 Wat denkt u dat ons vandaag doet voelen, als christenen, om zelfs maar de foto van Hem te zien? En ik heb er nu een die dat te boven gaat, wel honderden keren. Maar diezelfde Jehova God heeft Zijn Licht gezonden, voor de tweede komst van Zijn Zoon, om ons te leiden, te troosten, en te brengen tot die Bron; dat we onze zonden kunnen afwassen, en schoon zijn in de gerechtigheid van Zijn Zoon, de Here Jezus; en zonen en dochteren van God worden, wederomgeboren door de Geest van God, die doet "veranderen".
95 De Geboorte betekent dat we veranderd zijn van ons denken, veranderd van onze houding, veranderd door iets dat binnenin plaatsvond. Er is geen religie in de wereld, er is niet genoeg water, er zijn niet genoeg ceremoniën of preken, die u kunnen veranderen. Er is het Bloed van Gods Zoon, Jezus Christus, voor nodig. U kunt zich niet reiner maken door u bij een kerk aan te sluiten, dan een luipaard zijn vlekken van zich af kan likken. Hoe meer hij likt, hoe duidelijker ze worden. Hij laat ze alleen beter uitkomen. Door u bij een kerk aan te sluiten en eigen verdiensten trachten te doen, toont u slechts uw gebrek aan honger aan de binnenkant, iets dat nog niet gevuld is. Stop met proberen; ontvang Hem slechts, Hij leidt u naar het Licht.
96 En zoals deze mensen met die droom, dat ze deze Baby moesten aanbidden, zij moesten gaan. En het waren rijke mannen. En zij verzamelden hun rijkdommen en stopten ze in schatkisten, zoals wierook, goud en mirre. Drie gingen er als getuigen. En zij zadelden hun kamelen, en zij trokken er op uit, de Ster volgend. Zij moesten wel over de berg gegaan zijn, afdalend en de Tigris rivier overstekend bij de doorwaadbare plaats, en door de Shinar vallei. En de Ster leidde hen naar Jeruzalem.
97 Want Jeruzalem was altijd de godsdienstige zetel van de wereld geweest, want de Grote Koning woonde daar. Het was in diezelfde stad waar er een Koning was Die Abraham ontmoette, die terugkwam van de slachting van de koningen, en Zijn Naam was Melchizédek. "Hij had vader noch moeder; geen begin van dagen, of einde van leven." Zelfs de aartsvader, Abraham, gaf Hem de tienden. "Geen vader, geen moeder; geen tijd dat Hij ooit begon, of geen tijd dat Hij ooit zal ophouden." Het is de Grote Koning komend van Salem, hetwelk Jeruzalem was.
98 En de Ster leidde deze wijze mannen recht naar de godsdienstige zetel van de wereld, maar het trieste was dat toen ze daar aankwamen, ze niets over Hem wisten. En deze wijze mannen gingen de straten op en af. De Ster ging weg zodra ze in Jeruzalem kwamen, dus begeleidde Het hen niet meer, Wat deed God? Hun gewoon tonend hoe die mensen kunnen worden.
99 Toch, in heel onze theologie en onze grote kerken, enzovoort, vandaag de dag, als het grote Licht van God is beginnen te schijnen, weet de kerk er niets van. Wat weet het Vatikaan van deze dingen, wat weten de kerkorganisaties? Niets! We bevinden op een nieuwe kerstmis.
100 Deze mannen wisten dat ze iets gezien hadden. Zij wisten dat er iets plaats gevonden had. Want zij bestudeerden de hemellichamen, en hier was een Vreemdeling, en zij werden op een zonderlinge manier door Hem geleid. En nu in de stad, lopen ze op en neer door ieder straatje, roepend: "Waar is de Koning der Joden, die geboren is?... we hebben Zijn ster in het Oosten gezien,..."
101 Nu, zij waren in het Oosten, zij zagen Zijn Ster in het Westen. Maar zeiden, "Toen we in het Oosten waren", honderden mijlen weg. Zie, het kostte hen twee jaar om de reis te maken.
102 Ik weet dat dat enige van uw leringen onderuit haalt, maar het is de waarheid. Het kostte hen twee jaar om de reis te maken. Zij kwamen nooit zoals deze zogenaamde christenen vandaag de dag, die hun babietje daar in een kribbe hebben liggen terwijl de wijze mannen binnenkomen. Dat is christelijke onzin. Zij kwamen niet bij een baby in de kribbe. Er is geen schriftgedeelte die zegt dat ze dat deden. Zij kwamen bij een jong Kind, twee jaar oud. Hij lag niet in een kribbe. Hij was in een huis. Lees de rest van dat schriftgedeelte. Maar christelijke tradities, oh, ze hebben de hele wereld met hun leringen opgescheept.
103 Waarom doodde Herodes dan twee jaar oude kinderen, als Hij slechts een baby was? De schrift zei dat ze bij een "jong Kind" kwamen, geen baby, een "jong Kind", van twee jaar oud. En Herodus begon de kinderen te doden vanaf twee jaar, om te proberen Hem te pakken te krijgen; als het babies waren, dan zou hij die van twee jaar niet genomen hoeven te hebben, slechts de babies.
104 Ze vonden Hem nooit in een kribbe; ze vonden Hem in het huis. "En toen ze bij het huis kwamen, vonden ze het Kind en Maria." Maar u ziet hoe ze het verdraaid hebben.
105 Geen wonder! Een paar avonden geleden predikte ik wat Jezus tegen deze Farizeeën zei, "U nam uw tradities, en maakte de Geboden van God krachteloos."
106 Toen riepen zij, "Waar is God?" Hoe kunt u God geloven als u Zijn Woord niet wilt geloven, en dan zeggen, "Waar is die God van de Bijbel?" Ga terug naar Hem op de manier zoals Hij is, dat is de enige manier dat u Hem ooit zult kennen. Híer is de weg.
107 Zij liepen de straten op en neer, roepende: "Waar is Hij? Waar is de Koning der Joden, die geboren is? Want wij zagen Zijn Ster toen we in het Oosten waren, en we zijn gekomen om Hem te aanbidden."
108 Oh, ik kan sommige van de priesters zien zeggen: "Zeg, heren, u zult wel naar een groep fanatiekelingen ergens geluisterd hebben. U zult wel naar iemands lievelingstheologie geluisterd hebben."
109 Deze mannen konden zeggen: "Nee, mijnheer! Wij zagen Het in werking. We weten dat Het echt is. En Het heeft ons tot zover geleid. Maar we kunnen het nergens vinden, en dit is de stad van de koning."
110 Is het niet vreemd? De grootste kerk in de wereld, de meeste mensen, toch wisten zij er niets van af. En als dat niet dezelfde omstandigheid is van de mensen op aarde op deze kerstmis, dezelfde omstandigheid! Niemand had het antwoord. Zij konden het antwoord niet vinden.
111 En tenslotte werd het zo erg! Dit waren rijke mannen, dat kon je zien op de manier dat hun kamelen opgetuigd waren. En zij sloegen niet één straat over; in iedere steeg riepen ze uit: "Waar is Hij? Waar is Hij? Waar is Hij?"
112 En vandaag met de atoombommen die ginds in de stellingen hangen, vandaag als de wereld op de rand van totale vernietiging staat, en deze generatie mensen op het punt staat om te komen in één tel, in een oogwenk, kan bijna ieder klein landje de aarde doen ondergaan.
113 Laatst zei men op een bijeenkomst van geleerden dat het er somber uitzag. Waarom, omdat vergeleken bij wat ze nu hebben de atoombom een klappertjes-pistool is. En andere landen hebben het ook. Als het Pentagon ooit loslaat wat ze hebben, zou er geen kerstsfeer meer overblijven, de mensen zouden in paniek de straat oprennen, schreeuwend en huilend. U zou zich niet kunnen verbergen. Er is geen mogelijkheid tot verbergen.
114 Het einde is nabij. We zijn aan het einde, tekenen en wonderen die verschijnen, de Messias die Zichzelf manifesteert in de Geest.
115 Die Geest, neerkomend door de eeuw, Zichzelf meer en meer vormend, en tenslotte geboren in deze volmaakte Man.
116 Nu door de tijdperken van Methodisten, Baptisten, Presbyterianen, Pinksteren, en door naar het einde, en nu is Het hier gemanifesteerd net voordat Hij terugkeert in een vleselijk lichaam, de Perfecte; Zijn Gemeente tesamenbrengend, ze uitleidend uit iedere denominatie, alles, naar Hem brengend, want Hij zal spoedig verschijnen. En de kerken hebben het antwoord niet.
117 Dus werd de Raad van het Sanhedrin ingeschakeld door Herodes de viervorst, en de raden kwamen samen. Zij namen de priesters en de rabbi's mee. Zij zeiden: "Lees de Schriften." "Waar wordt de Messias geboren?" , zei de koning.
118 En het vreemde is, weet u waar ze Hem vonden? In de profetie van Micha. "Gij Bethlehem van Judea, zijt gij niet de kleinste onder al de prinsen van Juda? Zijt gij niet de heilige-roller? Zijt gij niet de kleinste van hen allen? Maar uit u zal de Regeerder van Mijn Volk voortkomen." Daar vonden zij het.
119 En toen de wijze mannen dat hoorden, gingen ze de poort uit! En zodra zij die oude, koude, afvallige, formele plek verlieten hing daar de Ster weer. De Ster was daar. En de Bijbel zei: "Zij verheugden zich met buitengewone grote vreugde." Oh, ik kan wel zeggen dat ze een beetje jubelden, toen ze er achter kwamen. En dat gezegende Bovennatuurlijke dat ze gezien hadden verscheen opnieuw, toen ze uit de oude, koude, formele gewoontes kwamen. Daar was Het.
120 En Het leidde hen naar Bethlehem, waar zij die Ene vonden, Hij Die Emmanuel was, opgroeiend in een timmermanswerkplaats, arm. En zij laadden alles uit wat ze hadden, en legden het aan Zijn voeten. En zij aanbaden Hem omdat zij wisten dat het Licht was gekomen, en de Redder van de wereld was geboren. Zij gaven, ze gaven alles wat ze hadden, omdat God had gegeven!
121 "God had de wereld zo lief", vriend, dat bent u en ik, "dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gaf, dat wie ook maar", Methodist, Baptist, Presbyteriaan, ongelovige, wat u ook bent, "wie ook maar in Hem gelooft, zal niet omkomen maar eeuwig Leven hebben", waar u naar zoekt. Heb Leven!
122 En in de uren waar we nu in leven, en het opnieuw voor de deur staande komen van Zijn Wezen, op de aarde, als u op de Schriften let.
123 Kijk wie Jozef was, kijk naar de Geest van Christus in Jozef. Gehaat door zijn broeders omdat hij geestelijk was, hij zag visioenen, maar geliefd door zijn vader. Was dat niet Jezus? Door zijn broeders verkocht voor ongeveer dertig zilverlingen, net als Jezus. Verraden, net als Jezus. In een put gegooid om te sterven, net als Jezus. Opgestaan en de rechterhand van Farao geworden, en niemand kon tot Farao komen dan door Jozef. En als Jozef van de rechterhand van Farao ging, riepen ze, "Buig de knie, want Jozef komt!"
124 De Bijbel zegt dat: "Als Hij komt, zoals de bliksem schijnt van het Oosten naar het Westen, zal elke knie zich buigen, en elke tong zal belijden dat Hij de Zoon van God is." Elk volk zal treuren en beven op dat moment.
125 Wat was het? Het manifesteerde zich nader, het kwam uit in David, de koning. Omdat Hij zowel Profeet, Priester als Koning was; en toen David onttroond was en verworpen in Jeruzalem, net als Jezus, zat David op de berg, een verworpen koning, door zijn eigen volk, en weende over Jeruzalem, zeggende: "Hoe dikwijls heb Ik u bijeen willen vergaderen, zoals een hen haar kuikens bijeen vergadert, maar u hebt niet gewild."
126 Wat noemden zij Hem? "Beëlzebub, een waarzegger, een boze geest."
127 Toen Hij Zijn bediening begon, werd er een oude visser tot Hem gebracht die niet eens zijn eigen naam kon schrijven. En Hij keek naar die oude visser, en Hij zei hem wat zijn naam was. En Hij vertelde hem wat de naam van zijn vader was. Die oude visser geloofde Hem, met geheel zijn hart.
128 En een ander daar staande, werd bekeerd, Philippus genaamd. En hij ging de berg rond, dertig mijl, en vond iemand genaamd Nathanaël, onder een boom, biddend. Zei: "Kom en zie Wie we gevonden hebben. Ik weet dat je een groot gelovige bent in Jehova. Dat weet ik. Maar Jehova belooft een Messias, en we hebben Hem gevonden. Hij is een gewoon Man, niets groots aan hem. Er is niets deftigs en ontwikkelds aan Hem. Hij is een Timmerman." Hij was een Timmerman, zowel van materiaal als van een mensenziel.
129 En Nathanaël keek naar Hem en zei: "Nu wacht even, kan er iets goeds uit Nazareth komen?" Ziet u, ze keken er naar uit in Jeruzalem.
130 Dat is waar velen van u naar kijken vandaag de dag. Kijk daar niet naar. De duivel gebruikt altijd hoofd en ogen van een mens. God gebruikt zijn hart. U kijkt en zegt, "Oh, dat kan gewoon niet zo zijn. Het is gewoon onredelijk. Ziet u, ik kan het weten, ik kan er naar kijken." Daar ligt de duivel. De duivel gebruikt iemands ogen. Hij deed dat bij Eva, in den beginne, en hij heeft het sindsdien zo gedaan.
131 Maar God vertelt een man dat Hij leeft, in zijn hart, en uw hart doet u dingen geloven die u niet kunt zien. Omdat, "geloof is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen die men niet ziet."
132 Zeker, deze grote kerk met al zijn grote mensen, al zijn miljoenen rondom de wereld, beheerst de mogendheden van de wereld, het lijkt groot. Kijk er niet naar. Het is de Geest, de Geest! Nathánael zei: "Kan er iets goeds uit komen?" Hij zei: "Kom en zie."
133 En toen Hij hem zag komen, keek Jezus naar hem en Hij ging Zijn Messiaans teken op hem ten uitvoer brengen. Hij zei: "Waarlijk een Israëliet waarin geen bedrog is!"
134 Hij zei: "Vanwaar kent Gij mij, Rabbi?" Dat verbaasde hem. "Vanwaar ken Gij mij?"
135 Hij zei: "Voordat Filippus u riep zag Ik u, toen u onder de boom zat." Hoe kon Hij hem zien, dertig mijl aan de andere kant van de berg, de dag ervoor?
136 Degeen aan wie het wonder was voltrokken, keek op en zei: "Rabbi, Gij zijt de Zoon van God. Gij zijt de Koning van Israël."
137 Jezus zei: "Omdat Ik dit voor u gedaan heb, en u het gelooft, zult u grotere dingen zien dan deze, want er zal een tijd komen dat u de Engelen des Hemels zult zien nederdalen."
138 Daar stonden dezen bij, ofschoon ze knap waren. Zij hoorden tot de grote kerk, zij konden zichzelf niet losmaken. Zij zeiden: "Deze Man is een waarzegger. Hij is Beëlzebub. Hij is gek. Hij is een Samaritaan die een boze geest in Zich heeft. Hij is gek geworden", verklaarden Hem in het openbaar "krankzinnig".
139 En Jezus zei: "Omdat u dat tegen Mij zegt, vergeef ik het u. Maar er komt een tijd, als de Heilige Geest op aarde zal zijn, en dezelfde dingen zal doen die Ik doe, en één woord Daar tegen zal nooit vergeven worden in deze wereld of de komende wereld." Denk daar aan! Eén woord Daartegen is genoeg, verzegelt u voor eeuwig.
140 Waar leven wij! Wij zijn weer bij kerstmis. Ik vraag mij af of onze religie ons dicht genoeg bij God heeft gebracht, dat we geleid kunnen worden, evenals de Wijzen uit het Oosten geleid konden worden?
141 Nu, onthoud, er zijn hoe dan ook, slechts drie volken op de aarde: Cham, Sem en Jafeth's volk; dat is de Jood, Heiden en Samaritaan.
142 Nu, zowel Jood als Samaritaan keken uit naar Zijn komst, niet wij, heidenen. Wij waren heidenen, domme afgoden meedragend in die dagen, stok op onze rug, een knuppel, dodend en etend wat we konden, Heidenen, domme honden.
143 Maar zij keken uit naar een Messias, en faalden om het te zien, omdat zij Zijn teken niet herkenden. Daarom had Jeruzalem het antwoord niet.
144 Dat is vandaag de dag de reden, dat ze het antwoord niet hebben. God heeft alleen het antwoord.
145 Kijk naar hen een ogenblik, zoals zij waren. Er was een andere klasse mensen uitkijkend naar Hem, het staat in Johannes 4, dat zijn de Samaritanen. Zij geloofden dat er een Messias komende was.
146 Dus onthoud, Hij had dat teken nooit één keer voor de heidenen gedaan, alleen voor de Samaritanen en de Joden, aan hen die naar Zijn komst uitkeken. En zij geloofden Hem er niet door; sommigen wel, sommmigen niet.
147 En toen Hij bij Samaria aankwam, zond Hij de mensen weg, Zijn discipelen de stad in. Hij wachtte. Omdat Hij hun zei, "Iets te eten te halen." Het was ongeveer deze tijd van de dag, denk ik.
148 Toen zij weg waren kwam er een liefelijke dame aan op weg naar de bron om wat water te halen. Oh, wij noemen haar een prostituée. Misschien was zij het, ziet u. Wel, laten wij zeggen dat zij een liefelijk uitziende vrouw was. Zij ging uit naar deze bron om wat water te halen. En zij hoorde een stem, zeggende: "Vrouw, breng Mij wat te drinken."
149 En zij keek om, en daar zat een Jood. Nu, er was toen rassenscheiding, zij hadden geen enkele omgang. En zij zei tot Hem, ze zei: "Waarom vraagt Gij, een Jood, mij, een Samaritaanse vrouw! Wij hebben geen omgang met elkaar. Het is niet goed voor U om dat aan mij te vragen."
150 Hij zei: "Maar vrouw, als u wist tegen Wie u sprak, zou u Mij om Water vragen."
151 Zij zei: "Waar is de... Waar kunt Gij dan water vandaan halen. U hebt niets om mee te putten, enzovoorts."
152 En Hij ging voort met het gesprek, zoals het verder verliep. Tenslotte zei Hij tegen haar, Hij begreep waar haar moeilijkheid zat, Hij zei: "Vrouw, ga uw man halen en kom hierheen." Zij zei, "Ik heb geen man."
153 Hij zei: "Dat is juist. U bent vijf keer getrouwd geweest en degene waarmee u nu leeft is uw man niet."
154 Let op wat zij zei. Zij keken uit naar een Messias, weet u. Zij zei: "Meneer, ik bemerk dat Gij een profeet zijt." Daar bent u er. "Ik bemerk dat Gij een profeet zijt. Wij weten, dat als de Messias komt, Hij ons deze dingen zal vertellen. Het teken van de Messias, wij weten dat de Messias dit zal doen als Hij komt. Maar U bent gewoon een... hebt eelt in Uw hand, U bent een Timmerman en een Jood. Maar U moet wel een profeet zijn, anders zou U dat niet kunnen doen. Maar als de Messias komt... Wij kijken naar Hem uit, hier. Als Hij komt, zal Hij dit doen." Jezus zei: "Ik ben Degene, die tegen u spreekt." Oh, my!
155 Zij liet die waterkan vallen. Zij ging de stad in en zei, "Kom, en zie een Man Die mij de dingen vertelde die ik gedaan heb. Is dat niet de Messias?" En de gehele stad liep uit en geloofde Hem, ja, omdat dat teken getoond was. De kerken hadden het antwoord niet, maar de nederigen van hart kijken naar God.
156 En vandaag de dag vraag ik mij af of onze godsdienst ons tot dat Wezen (die Intelligentie) heeft gebracht, om te beseffen dat het niet in een mensengemaakte geparfumeerde theologie is wat we proberen te onderwijzen, maar het is in de kracht en de wederopstanding van Jezus Christus, en de Heilige Geest in het land vandaag. Broeder, zuster, in dit laatste uur, waarin het aan het einde der tijd komt, doorzoekt uw zielen, onderzoekt hoe u met God staat.
157 Het is Kerstmis. Al dat klatergoud op en in de straat, van Kerstman, een Germaans verzinsel, een Katholiek dogma, er is geen spat van waar! En het neemt de plaats in van Jezus Christus, in de harten van te veel Amerikanen. Kerstmis betekent geen Kerstman. Kerstmis betekent Christus. Het is niet een of andere man met een pijp in zijn mond, die door een schoorsteen komt! Als u uw kinderen zoiets leert, wat denkt u dan dat ze zullen zijn als ze groot zijn? Vertel ze de Waarheid, niet het een of ander verzonnen verhaal. Vertel hen: "Er is een God des Hemels Die Zijn Zoon zond, en dat betekent Kerstmis. En Hij komt spoedig."
158 En als de druk op de aarde begint te komen, heeft de duivel zijn dingen uitgestald, door de ogen, door wat u kunt zien, het klatergoud, enzovoorts. God heeft de Zijne uitgestald, die Zijn Geest is, wat men niet kan zien, maar gelooft.
159 Jeruzalem had de oplossing niet. Jeffersonville heeft de oplossingen niet; Louisville niet, Amerika niet, noch de wereld.
160 God heeft de oplossingen, en Hij heeft beloofd dat Hij ze zou manifesteren. En ik verklaar u, dat diezelfde Jezus, Die negentienhonderd jaar geleden geboren was, vandaag leeft, door de wederopstanding, en Dezelfde is, gisteren, vandaag en voor altijd. Laat ons onze hoofden buigen.
161 Gelooft u dit plechtig met geheel uw hart? Als u het gelooft... En misschien hebt u het nooit eerder aangenomen, maar, voordat Hij iets doet om Zichzelf te manifesteren, zoudt u uw handen willen opsteken? Door uw handen op te steken, terwijl iedereen met hoofd gebogen heeft, zou uw handen op willen steken en zeggen: "broeder Branham, bid voor mij. Ik geloof dat dat de Waarheid is. En ik geloof, dat ik op een of andere mysterieuze wijze geleid ben naar deze kleine oude plek hier op de hoek, deze morgen. En ik geloof dat de Geest van de levende God hier nu is. Ik wil Hem aanbidden. Ik hef mijn hand op." God zegene u. Dat is goed. Oh, my, twintig of dertig mensen, door het gebouw.
162 Dierbare God, Gij ziet deze handen en Gij kent elk van hen. En zij zijn in nood. En zij zouden hun hand nooit opgestoken hebben tenzij Iets bij hen was, zij zouden op hun eigen manier doorgegaan zijn. Maar zij hebben geloofd, door het horen van het Woord. Onze Schriften zeggen ons, Here, Uw Heilige Schrift, dat, "Geloof komt door het horen, en het horen van het Woord van God." En deze ruwe, maar simpele manier, de enige manier dat we Het aan de mensen moeten tonen, zij hebben Het geloofd. En vele, vele handen gingen omhoog. Ik ken geen van hen. Gij kent ze allemaal. Maar ik weet dat binnen in hen, ze bestuurd en gekontroleerd worden door een geest, en die geest die in hen is heeft gezegd: "Je bent verkeerd".
163 En er is een andere Geest die bij hen staat, zeggende: "Neem Mij aan, Ik ben je Redder." En zij braken alle wetenschappelijke wetten door hun handen op te heffen. Omdat daar een God in is Die de wetenschappelijke wetten maakte, en hun handen gingen omhoog, omdat zij zich door geloof er naar wilden uitstrekken om de Redder aan te grijpen, en Hem te aanvaarden als hun Redder. Zij hebben dat deze morgen gedaan, Here.
164 En ontvang hen nu in Uw Koninkrijk. Zij zijn de overwinningstekenen van de Boodschap. Ik bid dat Gij hen wilt ontvangen in Uw Tegenwoordigheid, in Uw Koninkrijk. En mogen zij hier gelukkige levens leiden, elk moment uitkijkend naar de Komst van de Here Jezus, naarmate zij de dag zien naderen, en tekenen en wonderen, omdat Hij steeds dichter, en dichter bij komt. Hij is op Zijn weg.
165 Zoals Rebecca opstond, schrijlings op de kameel ging zitten, en weg reed om haar geliefde, Isaak, te ontmoeten. En Isaak had het kamp reeds verlaten, en was het veld ingegaan in de avondtijd, toen hij haar aan zag komen. Het was liefde op het eerste gezicht. Ze sprong van haar kameel en rende hem tegemoet. Zij werd in Abrahams tent gebracht en werd daar een erfgename en erfde alle dingen.
166 God, we beseffen dat het nu avondtijd is. Gij zei dat het Licht zou zijn, dat de Heilige Geest hier op aarde zou zijn en Zichzelf zou manifesteren in een kleine kudde die Gij hebt gekozen door Uw genade. Ik bid nu dat Gij Uzelf grotelijks wilt manifesteren aan een ieder. En mogen zij verlost worden van hun zonden.
167 En mogen zij ergens tot een bron komen, een aardse bron, nadat zij tot de Hemelse gekomen zijn, en gedoopt worden in de Naam van Uw geliefde Zoon, de Here Jezus; en hun zonden afwassen, de Naam van de Here aanroepend. Mogen zij de Heilige Geest ontvangen, en in de positie gebracht worden om hun deel uit te spelen van dit groot toneelspel dat op het punt staat plaats te vinden.
168 Wij geloven, Vader, dat ons samenkomen deze ochtend in Uw wijze voorzienigheid lag. Er is niets dwaas bij U. Alles, alles waarin U voorziet is volmaakt. Mannen en vrouwen, die hier zitten, kwamen uit verschillende delen van het land. U hebt ze op een geheimzinnige wijze geleid door Uw Geest. Zij hebben U geloofd. Ontvang hen nu. In Jezus Christus' Naam, bied ik hen U aan.
169 Nu, Here, laat Uw Heilige Geest komen om de zieken te genezen, opdat deze pasbekeerden tot U, mogen beseffen dat we niet slechts spreken van een Bijbel als een historisch verhaaltje. Het is levend, tegenwoordige tijd, op dit moment. Hij is dezelfde Here Jezus.
170 Nu, laat Hem komen, Here, en ons vlees overnemen, onze lichamen, als we onze harten openen. Neem alle twijfel en de hele wereld er uit, en laat de Heilige Geest gewoon door ons bewegen; opdat Gij Uw wil onder ons kan werken, als schone vaten; niet omdat we rein zijn door onze eigen rechtvaardigheid, maar omdat we hebben geloofd in Hem Die ons gereinigd heeft, de Here Jezus; de dingen volvoerende die Gij deed toen Gij hier op aarde was, dat deze nieuw bekeerden mogen zien dat Gij nog steeds de Here Jezus bent. Gij zijt niet dood. Maar Gij stond weer op, negentienhonderd jaar geleden, en bent heden levend, elke belofte volvoerend die Gij maakte. Amen.
171 Ik weet dat het geen kerstlied is, maar een lied van onze harten, waar we van houden; nu dat de boodschap afgelopen is, nogal snijdend, enzovoorts, het is de enige manier.
172 Wat onze kansels vandaag nodig hebben is niet deze opgesmukte religie, maar de Waarheid. De Waarheid, predik Het vanuit de Bijbel! Maak geen verschillende uitleggingen, maar zeg gewoon Dat, wat de Bijbel zegt. God is verplicht aan Zijn Woord. Als Hij Zijn Woord niet steunt, dan is Hij God niet, of het is gewoon Zijn Woord niet. Maar Hij zal zorg dragen over Zijn Woord.
173 Nu, voordat we voor de zieken bidden, laten we dit goede oude lied zingen, u allen tezamen, allemaal.
Ik wil Hem prijzen, ik wil Hem prijzen
Het Lam prijzen voor het wegnemen der zonden;
Geef Hem glorie, al gij mensen,
Want Zijn Bloed heeft elke smet weggewassen.
174 Wilt u ons het accoord geven, zuster? Iedereen tezamen, nu, allen, iedereen!
Ik wil Hem prijzen, ik wil Hem prijzen,
Het Lam prijzen voor het wegnemen der zonden;
Geef Hem glorie, al gij mensen,
Want Zijn Bloed heeft elke smet weggewassen.
175 Ik vraag me af. Dit is niet heiligschennend. Dit is gewoon als uitdrukking. Kinderen, we zijn kinderen. Als u gaat denken dat u volwassen bent, in God, toont dat, dat u nergens bent. Wees altijd een kind, dan kan Hij u leiden. Maar als u meer weet dan Hem, probeert u Hem te leiden. Ziet u? Laat Hem leiden. Laat ons gewoon onze ogen sluiten en onze handen opheffen, en onze hoofden buigen, en dat nog eens zingen.
Ik wil Hem prijzen, ik wil Hem prijzen,
Het Lam prijzen voor het wegnemen der zonden;
Geef Hem glorie, al gij mensen,
Want Zijn Bloed heeft elke smet weggewassen.
Van Bethlehem's kribbe kwam een Vreemdeling tevoorschijn
Op aarde verlang ik te zijn als Hem;
De gehele levensreis door, van aarde tot Glorie,
Vraag ik alleen te zijn zoals Hij.
Gewoon te zijn zoals Jezus, net zoals Jezus,
Op aarde verlang ik te zijn als Hem;
De gehele levensreis door, van aarde tot Glorie,
Vraag ik alleen te zijn zoals Hij.
176 "De dingen die Ik doe zult gij evenzo doen."
177 Zou u niet graag daar gestaan hebben, toen Hij sprak tot de vrouw met de bloedvloeiing? Zij kwam door de menigten heenwringend, ze raakte Zijn kleed aan: "Want", zei ze in zichzelf, "Dat is de Zoon van God, en als ik slechts Zijn kleed kan aanraken!" Nu, het Palestijnse kleed hing los, en het had een onderkleed. Zij... Hij heeft die aanraking nimmer gevoeld, want Hij bewees het. Zij raakte Zijn kleed aan, en ze snelde terug het publiek in.
178 Jezus stopte en zei: "Wie heeft Mij aangeraakt? Wie raakte Mij aan?"
179 Petrus berispte Hem, zei: "Here, iedereen raakt U aan, schudt U de handen, tikt U aan, en dat alles, Iedereen raakte U aan, waarom zegt U zoiets?"
180 Hij zei: "Maar Ik werd zwak. Kracht is van Mij uitgegaan. Iemand raakte Mij aan."
181 En Hij keek rond, over het publiek, en Hij vond haar. En Hij zei haar toen dat ze een bloedvloeiing had gehad, en dat haar geloof haar gezond gemaakt had.
182 Zou u ook niet graag zo zijn? Ik zou niets groters kunnen bedenken.
183 Een man liep op Hem af. Hij zei: "Uw naam is Simon. De naam van uw vader is Jona." Oh!
Ik vraag slechts te zijn zoals Hij.
184 Is het mogelijk? Hij zei: "Deze dingen die Ik doe! En over een poosje, en de wereld..." Nu, het Griekse woord voor de wereld is cosmos, wat 'het wereld systeem' betekent, niet de aarde, 'het wereld systeem'. "Nog een poosje en de wereld ziet Mij niet meer; maar gij zult Mij wel zien", dat is de gelovige, "want Ik", en Ik is een persoonlijk voornaamwoord, "Ik zal met u zijn, ja in u, tot het einde der wereld. De werken die Ik doe zult gij evenzo doen. Meer dan deze zult gij doen, want Ik ga tot Mijn Vader." Gezegende, geheiligde beloften die niet verbroken kunnen worden. Jezus zei: "Geen Schrift kan gebroken worden."
Zo te zijn als Jezus, (is Hij hier?) Jezus,
(gewoon nu in een houding van aanbidding)
Op aarde verlang ik te zijn zoals Hij;
De gehele levensreis door, van aarde tot Glorie,
Vraag ik alleen te zijn zoals Hij.
185 Kunt u zich Hem voorstellen, wandelende in Galilea? En daar zijn deze Farizeeën, zeggende in hun hart: "Hij is Beëlzebub." Zij zeiden dat nooit hardop, maar Hij doorgrondde hun gedachten. Zei de Schrift dat? Hij doorzag hun gedachten.
186 Hij zei: "U spreekt dat tegen Mij, en Ik zal het u vergeven, maar er komt een tijd wanneer de Heilige Geest deze zelfde dingen zal doen. Spreek Dat niet tegen."
187 Gewoon te zijn zoals Jezus! Hoevelen in dit kleine gehoor deze morgen, geloven dat Hij is opgestaan uit de dood, dat Hij leeft vandaag, en dat Hij dezelfde is, om iedere belofte te houden? [Gemeente zegt: "Amen!" – Vert] Dank u. Dat brengt Zijn Tegenwoordigheid.
188 Velen van u kennen de foto van de Engel des Heren, daar boven waar ik sta. Wij kregen hem uit Duitsland, Zwitserland, overal namen zij hem. Onlangs namen zij er een, en het is de meest buitengewone die ik ooit zag. Ik zal hem naar de gemeente brengen, de volgende keer dat ik terugga. Hij is nu bij de nationale autoriteiten, om hem te onderzoeken voor dubbele belichting, en gelegd onder een ultraviolette lamp, enzovoorts. om te onderzoeken. De Engel van... De grootste troost die ik had sinds Hij mij ontmoette, om te weten dat we in de eindtijd zijn.
189 Ik ben een man, en er is geen goeds in een man. Maar zoals een man zijn hart kan openleggen en hem door God laten reinigen, dan is het niet... God heeft alleen handen in uw en mijn handen. Zijn ogen zijn mijn en uw ogen, omdat Hij Geest is. Maar Hij kan door ons werken, om Zich te manifesteren en Zijn wil te doen.
190 Ik was van plan u hier in een gebedsrij op te roepen. Ik ben van gedachten veranderd. Ik geloof dat de Tegenwoordigheid van de Here God hier is. En ik geloof dat Hij precies hetzelfde kan doen wat Hij deed toen Hij hier tevoren was, anders is Hij God niet. Hoeveel mensen...
191 Er zijn vele gezichten hier die ik niet ken. Ik ben niet hier; zelfs velen van u kunnen hier naar de gemeente gaan, ik ken u niet. Maar hoeveel hier die een nood hebben, en u weet dat ik u niet ken, steek uw hand op; allen die in het gebouw zijn weten het. Het is voornamelijk hier vooraan, tamelijk dichtbij iedereen hier vooraan, totaal vreemden.
192 Dan als Jezus leeft, en Hij dezelfde is gisteren, vandaag, en voor immer, en als u een nood hebt over enig iets, zegt de Schrift... Nu, niet het Oude Testament; het Nieuwe Testament! Het Nieuwe Testament, het Boek Hebreeën, zegt: "Jezus Christus is op dit moment de Hogepriester." Weet iedereen wat een hogepriester is? "Een Hogepriester die aangeraakt kan worden door het voelen van onze zwakheden." Een hogepriester is er om te bemiddelen in de Tegenwoordighied van God. Jezus staat als de Hogepriester, om te bemiddelen, en Hij kan aangeraakt worden door het voelen van onze zwakheden. Nu, als Hij dezelfde is, gisteren, heden, en voorimmer; en als een vrouw Hem toen daar aanraakte, en Hij zich omdraaide en het haar zei; en blinde Barthimeüs bij de poort stond, [ongeveer] driehonderd meter van waar Hij was, roepende: "Heb genade met mij!"
193 En de mensen die de gek met Hem staken toen Hij voorbij ging, Hem, met Zijn hoofd naar Calvarie, opgaande naar Jeruzalem, om geofferd te worden. En die priesters, die zeiden: "Zeg, U die de doden opwekte! We hebben ginds een kerkhof vol, kom en wek hen op, dan zullen wij U geloven." Dezelfde groep die zei: "Kom van het kruis af, als Gij de Zoon van God zijt, en wij zullen U geloven."
194 Ziet u die kritici? U hebt ze altijd gehad. Groepeer u niet, werp uw lot niet bij dat soort. God verhoede het! Krijg God in uw hart zodat u Hem kunt zien en Hem kent.
195 Maar deze arme, oude, blinde bedelaar die daar stond, zei: "Gij Zoon van David, heb genade met mij." En zijn geloof deed Jezus stoppen. Jezus draaide Zich om en keek tot Hij hem vond, zei hem dat hij zijn gezicht zou ontvangen.
196 Diezelfde Jezus leeft! Als... Wat voor goeds is een God der geschiedenis, als Hij heden niet dezelfde God is?
197 Wat voor goeds doet het, om een man proberen warm te krijgen door hem naar een geschilderd vuur te verwijzen! Een geschilderd vuur helpt niet. Dat is een historisch vuur. U zegt: "Het is geen geschilderd vuur, Broeder Branham, het is een afbeelding van een vuur dat werkelijk brandde." U kunt niet warm worden door de afbeelding. Dat is iets dat was. Maar wat nu?
198 Hij is dezelfde gisteren, of Hij... en heden, of Hij is dezelfde God niet. Gelooft u dat niet? [Gemeente zegt: "Amen." – Vert]
199 Weest nu ieder van u gewoon eerbiedig. Als het zou gebeuren dat ik zou spreken, ik heb geen wijze om u te kennen. God kent mijn hart. Maar als Jezus zal komen en mijn vlees neemt, en overneemt... Het maakt niet uit hoezeer Hij mij zou overnemen, Hij moet het ook van u overnemen! U moet het geloven. Want onthoud, het gaat alleen als u gelooft. Als de Here Jezus zal komen en dat zal doen, en u zult Zijn kleed aanraken, zeggende: "Here, ik heb een nood, laat mij U aanraken, Here."
200 Dan als u Hem aanraakt en Hij is dezelfde Hogepriester, zal Hij op dezelfde manier handelen zoals Hij deed toen Hij hier op aarde was. Is dat juist! [Gemeente zegt: "Amen." – Vert] Als het op enig andere manier handelt, dan is het het verkeerde, u raakte het verkeerde aan. Het moet het zelfde zijn, moet op de zelfde manier werken. Dan als u Zijn kleed kan aanraken, zoals de vrouw die Zijn kleed aanraakte, zou Hij dan niet het zelfde doen?
201 Als het zo is dat ik... Als sommigen van u mensen die naar deze samenkomst komen, zodat U zou weten, dan zeg ik niets tegen u. Het zou uw geloof moeten zijn, omdat dit is... ik wil vreemden. Ik zal straks aan u toekomen, zo de Here wil. Ik wil... ik zal u hier naar het podium halen, om voor u te bidden.
202 Ik wil vreemden die van buiten de stad zijn gekomen. En u mensen van buiten de stad, u bent hier in hotels en motels, en zo, wachtende. Zeker, komen van uit de hele wereld, daar vandaan. Zij hebben de Here lief. Zij geloven Hem. En zij lezen in de Bijbel dat Hij verondersteld wordt dit in de laatste dagen te doen.
203 "En niemand kan tot Mij komen, tenzij Mijn Vader hem trekt", zei Jezus. U kunt niet komen, het is niet nodig om te proberen iets te doen, tenzij God u trekt. Als God u trekt, dan zult u komen. "En hij die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen."
204 Nu, heb gewoon geloof en geloof nu. En wees heel eerbiedig, zit een ogenblikje stil. Geef uw aandacht aan God. Bid, zeggende: "Here God, laat mij Uw kleed aanraken. Ik ben ziek. Ik ben behoeftig. Ik heb een nood. Broeder Branham kent mij niet, dit is de eerste keer dat ik de man ooit heb gezien. Maar ik wil voor mijzelf overtuigen dat Gij nog steeds Jehova zijt, dat Gij nog steeds Jezus bent waar hij over spreekt. En ik geloof dat mysterieuze Licht waar de wereld vandaag over spreekt. Ik geloof dat Gij het bent. En Gij zijt Dezelfde die me hierheen geleid hebt. Nu, wat zal ik vinden? Laat mij Hem vinden, Here, dezelfde Jezus die zij vonden. Laat mij Hem vinden." Nu, let gewoon op en kijk.
205 lk weet helemaal niets totdat God het zal openbaren. En als God het openbaart, dan is het God die het doet, niet ik. Hoevelen zullen geloven als Hij het zal doen? Ik wacht op Hem. Steek uw handen omhoog, en zeg: "Ik zal het geloven. Ja, meneer. Ik zal het met geheel mijn hart geloven." Oké.
206 Nu, hef uw hoofd op, als u kijkt en bidt. Nu heel zachtjes dit lied; hier is de oude piano die ik eerst hoorde.
Geloven alleen.
207 Jezus kwam van de berg, Zijn discipelen probeerden een epileptisch geval te genezen. Zij konden het niet, hoewel zij de macht hadden. Zij brachten hem tot Jezus. Hij zei: "Ik kan het als u gelooft, want alles is mogelijk. Geloof alleen."
208 En iedereen zo eerbiedig als u kunt zijn. Kijk gewoon deze kant op, zoals Petrus en Johannes zeiden: "Zie op ons." Niet om naar hun te kijken voor iets, maar om aandacht te geven. Zij zeiden: "Zilver en goud heb ik niet."
209 Moge de God des Hemels het toestaan. Zie, Zijn Woord staat op het spel, niet het mijne. Ik ben slechts verantwoordelijk om het te prediken.
210 Het is moeilijk, dit is mijn eigen vaderstad. Weet u, van Jezus werd gezegd, als Hij naar Zijn Eigen vaderstad ging, kon hij niet veel machtige werken doen. U allen weet dat. En Jezus stond daar en zei: "Een profeet zal niet zonder beloning zijn, tenzij het in zijn eigen vaderstad is, temidden van Zijn volk." Dat geldt vandaag nog.
211 Maar er zijn hier velen die niet van de vaderstad zijn. [Broeder Branham pauseert – Vert]
212 Recht aan het einde van de rij daar, meneer, met bril op, die naar mij kijkt. Ik neem aan dat wij vreemden voor elkaar zijn. God kent ons beiden. Maar u bent zich er van bewust dat er iets geheimzinnigs aan de gang is. Als u kon zien wat ik zie, recht boven u is dat Licht. Als God het aan mij wil openbaren! Nu bent u in contact met Hem. Hij moet mijn stem en mijn ogen gebruiken. Maar u bent van iets in nood. Ik ken u niet. U weet dat ik niets van u weet. Als dat juist is, steek uw hand op, meneer.
213 Maar u beseft dat u een soort gevoel over u krijgt, heel fijn, nederig gevoel (is dat niet juist!) juist nu. Dat is de Engel des Heren. Het is recht boven u. Als God aan mij zal openbaren wat uw moeilijkheid is, net zoals Hij deed door Zijn Zoon, de Here Jezus; en Hij kwam om mijn hart te heiligen, dat Hij hier kan zijn om tot u te spreken; zou u geloven dat het dezelfde Hogepriester is die u aangeraakt hebt? U bent met Iets in contact. Dat is Hem.
214 Uw moeilijkheid zit in uw longen. Als dat juist is, steek uw hand op. Het is zo erg dat u niet kunt werken. Als dat juist is, steek uw hand op. Ik ken u niet.
215 Hoevelen geloven nu? Kijk hier. U denkt dat ik dat raadde. De Geest is nog steeds over de man.
216 Gelooft u dat de God des Hemels u kent? U dient Hem? Ik zeg dat u Hem dient. Ja, meneer, u bent een Christen. U komt hier met het doel om genezen te worden. U gaat beter naar huis. Uw naam is meneer Raney. Dat is precies juist. Steek uw hand op als dat waar is. U kunt naar huis terugkeren. U bent genezen meneer. Uw geloof heeft u beter gemaakt. God zegene u.
217 Ik heb de man nooit in mijn leven gezien, hier zijn mijn handen, misschien onze eerste keer. Het is God. Nu zit stil, wees allemaal in gebed. U weet dat Iets hier dat doet.
218 Nu, de Farizeeën zeiden: "Hij is de duivel." Toen kregen zij zijn vergelding.
Philippus zei: "Het is de Zoon van God." Hij kreeg Zijn beloning.
Wat u er van denkt is uw zaak.
219 U, die hier weent. U was zich bewust dat Iets u trof, is het niet? Als dat juist is steek dan uw hand op. De man die weent, hier zittende, wij zijn vreemden voor elkaar. Dat is juist. Ik ken u niet. Maar God kent u. Als God aan mij uw kwaal zal openbaren, zult u dan met geheel uw hart geloven? Als u dat zult, zwaai dan met uw hand heen en weer. In orde.
220 U lijdt aan een maagkwaal. Dat is juist. Gelooft u dat God u zal genezen? In orde, u gelooft het. Gelooft u dat God weet wie u bent? Als Hij me zal vertellen wie u bent, zal het u dan versterken? Houdt uw hand gewoon omhoog als het dat doet, wuif hem heen en weer. In orde, het zal u versterken? Meneer Fred Moore. Dat is precies juist. Ga naar huis meneer, die etterende zweer in uw twaalfvingerige darm heeft u verlaten. Het werd teweeggebracht door een zenuwachtige toestand, maar Jezus Christus genas u toen Hij u daar aanraakte.
221 De dame die daar naast u zit, oh, ik weet wie dat is. Ik ken die vrouw, wier naam is... Ik vergis mij niet, ik geloof dat het mevrouw Green is, niet? Ik kan u niet noemen zuster Green, omdat ik u ken. Maar hier, wacht eens even. Nee, het is niet voor u. U bidt voor iemand anders. Dat is juist. En die persoon is in een groot land ver van hier, waar het erg aan het sneeuwen is. Het is Nebraska. Het is een dame met kanker, waar u voor bidt. Als dat juist is, steek dan uw hand omhoog. Het is een persoon met kanker, waar u voor bidt, in Nebraska. In orde. God zegene u.
222 Heb geloof! Geloof! De dame die daar zit, die de tranen van haar ogen veegt, ze is een vreemde voor mij. Ik ken de vrouw niet. Dat is haar man die naast haar zit, de grote man. Ze zijn vreemden!
223 Gelooft u dat God gebed verhoort? Gelooft u dat dit de Geest van God is, dame? U bent overschaduwd door de dood, is het niet? Het is een kanker. Wij zijn vreemden. Als dat juist is, wuif dan met uw hand. Dat is juist. Ik heb u nooit in mijn leven gezien. U bent niet van deze stad, u bent van ergens voorbij de rivier. Dat is juist. Mevrouw Zanders is de naam. Dat is juist. Hilda is de voornaam. Dat is precies juist. Sta op, op uw voeten, dame, en neem uw genezing aan van Jezus Christus. God zegene u. Ziet u?
224 Heb geloof in God, twijfel niet. Sommigen van u in deze rijen hier, geloof in de Here Jezus en u zult beter gemaakt worden.
225 Nu, het is Hem. Gelooft u dat Hij het is? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Ziet u, ik ken u niet. "Als gij kunt geloven!" Het is aan u.
226 U, die daar zit, meneer, lijkt aan het bidden. Gelooft u dat ik Zijn profeet ben? Gelooft u dat Hij het is? Ik ben een vreemde voor u, u bent een vreemde voor mij; dit is ons ontmoetingsmoment. Maar God kent ons beiden. Gelooft u dat? Steek uw hand op, als deze dingen juist zijn. Gelooft u, dat u naar huis gaat zonder uw rugkwaal, dat God u beter gaat maken? Ja? Terugkeren naar Ohio, Hamilton. Dat is juist. Uw naam is meneer Burkhart. Dat is waar. Jezus Christus heeft u nu genezen, en u kunt naar huis gaan, wees gezond. Amen. Iemand anders, geloof!
227 Oh, bent u zich bewust van Zijn Tegenwoordigheid? Beseft u, dat Iets dat moet doen. Dat is precies wat de Bijbel zei, dat Hij eerst zou doen, en beloofde... Hij deed het voor de Jood, voor de Samaritaan, en beloofde het te doen voor de heiden. Dit is het uur! Niet een of andere historische God; maar een God die Zijn belofte houdt, die juist nu leeft; de Here Jezus, Dezelfde Die de zieken geneest, op dezelfde manier zoals Hij het deed, dezelfde methode, en het in de laatste dagen beloofde. Dit is weer Kerstmis, Zijn leidende Licht. "Waar kijkt u naar, broeder Branham?" Ik kijk naar Hem. Het is een andere wereld, het is een andere dimensie, als u dat zo wilt noemen. Het is in de geestelijke wereld.
228 Ik zie een man, heel zwaarmoedig, maar ik ken hem. Broeder Funk, ik wist tot zo net niet, dat u in moeilijkheden bent. Een werkelijk donkere schaduw over uw moeder. En u weet dat ik dat niet weet; ik kom net thuis. Maar uw moeder heeft een operatie gehad, kwaadaardig, kanker. En u bent bezorgd om haar, en u bidt. De God die uw vader weer zijn verstand teruggaf, zijn gezondheid, kan uw moeder weer beter maken. Vrees niet. "Als gij kunt geloven, alles is mogelijk voor hen die geloven."
229 Daar is Hij over een ander persoon, maar ik ken haar. Maar zij bidt voor iemand anders. Mevrouw Arganbright, als u zult geloven dat die kanker zal genezen zijn! Het is voor iemand anders. U gelooft het!
230 Hoe staat het met u? Gelooft u, dame, en dat ik Zijn profeet, Zijn dienstknecht ben? U lijdt aan het zelfde waar de vrouw aan leed, een bloedvloeiing. Dat is correct. U bent niet van deze stad. U komt ook uit Ohio. En u bent pas zelf van iets genezen in een van mijn samenkomsten. U had kanker, u werd overschaduwd door de dood, en het is nu weg. Dat is juist. Dat u mocht weten dat ik Zijn Dienstknecht ben, de vloeiing van bloed komt door uw leeftijd. Maar u hebt ook rheumatiek, of het is iets als arthritis, als u opstaat. U bent stijf 's ochtends. U hebt ook moeilijkheden met uw keel. Gelooft u dat ik Zijn dienstknecht ben?
231 U hebt iemand anders op uw hart, waar u voor bidt. Het is uw schoondochter. Zij heeft spataderen. Zij is moeder van een flink aantal kinderen. Is het niet? Dat is precies juist. Uw naam is mevrouw Alice Thompson. Dat is precies juist. Keer terug, ontvang waar u om gevraagd hebt. Zo zal zij genezen zijn, omdat u geloofd hebt in de Here Jezus. Nu, als wij vreemden voor elkaar zijn, wuif, wuif met uw hand heen en weer, op die manier. Ik ken u niet, weet niets van u af.
232 Ik daag uw geloof uit. Ik daag elk persoon hier uit, in de Naam van Jezus Christus, om te geloven in Zijn Tegenwoordigheid. Het maakt mij niet uit wat er verkeerd met u is, als u het maar zult geloven!
233 Onthoud, dit is het laatste dat Hij zal doen, voordat Hij komt. Herinnert u zich wat Hij zei? "Zoals het was in de dagen van Sodom en Gomorra, zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen." Wat was de boodschap?
234 Daar waren drie Engelen die afdaalden. Twee ervan, een Billy Graham en een Jack Schiller gingen Sodom in, en predikten gewoon de boodschap van evangelische bevrijding voor de mensen. Maar één Engel bleef achter bij de uitverkorenen, Abraham en zijn groep.
235 En de Engel stond met Zijn rug naar de tent. En Sara lachte in de tent. En de Engel zei: "Waarom lachte Sara?" Hoe wist Hij dat zij lachte, in de tent achter Hem? Dat was de laatste boodschap die Sodom had voor de vernietiging.
236 En hier zijn de laatste tekenen die God zal tonen voor vernietiging. Ontvang het, geloof het, en wees gered.
Laat ons onze hoofden buigen voor een ogenblik.
237 Bent u zich bewust van Zijn Tegenwoordigheid? Wilt u Hem nu, nadat Hij, nadat u hebt... Ik heb het evangelie aan u gepredikt en u hebt Zijn Boodschap gehoord. Dan ziet u Hem neerkomen en spreken, Hijzelf. Een man kan alles zeggen; maar tenzij God spreekt en het bevestigt, is het niet goed. Maar als Hij komt, God, en de Boodschap waar maakt, en weer levend, dan is het God. Wilt u Hem nu aannemen in volle overgave van uw leven? Wilt u uw hand een ogenblik omhoog houden, en zeggen: "Ik zal mijn handen opheffen. Ik geef nu mijn alles, mijn alles aan Hem over"? God zegene u. God zegene u.
238 Allen die gebed, genezing van node hebben, ik geloof dat een ieder van u genezen zal zijn. Laat ons voor de zieken bidden.
239 Here, dat niemand achter moge blijven, dat allen mogen ontvangen! Wij zijn ons er van bewust, Here, zoals ik hier sta, zwak en bevend, dat Gij hier zijt. Het is buiten enige zweem van twijfel. De mensen raken getroffen door het ontzag voor Gods Heilige Tegenwoordigheid, opnieuw een Kerstmis, hetzelfde bovennatuurlijke Licht dat schijnt. Het heeft velen van verschillende levenswandels geleid. Zij hebben Uw Woord horen lezen en prediken, en zien U nu komen en het Woord bevestigen.
240 De Bijbel zei: "De discipelen keerden terug, en predikten het Woord overal; de Here werkte met hen, het Woord bevestigend met tekenen die volgden", de laatste dingen die in de Schriften geschreven waren, buiten de Openbaringen. Nu zien wij het weer. Het is vlakbij de Komst, Here. Wees genadevol. Genees alle zieken, die hier deze ochtend zijn. Uw Geest is juist, Het is krachtig, en Het is hier.
241 En er zijn hier velen, Here, die mensen van de tabernakel zijn, die hier komen. U bent genadevol voor hen geweest, om hen te roepen.
242 En toch, Here, is Het nu over het gehele publiek. De grote Shekina Glorie, de grote Macht van de wederopgestane Christus, de regenboog van veel kleuren, de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, de Morgenster, de Roos van Saron, is aanwezig! Genees, Here. Wij verklaren hen genezen, door Uw genade. Geef hen geloof om het te geloven, Here, en het nu te accepteren, voor de glorie van God. Moge elke zieke persoon genezen zijn.
243 En ieder persoon die verkeerd is, verkeerd geleefd heeft tegenover hun metgezel, moge het hun vergeven zijn. Ieder persoon die rookt of drinkt, moge het hun vergeven zijn. Mogen hun zonden onder het Bloed zijn door de alomtegenwoordige God Die hier nu is; misschien het dichtste bij dat ze ooit bij Hem waren, in heel hun leven. Sta het toe nu, dat dit zal worden ontvangen.
244 Hoor ons, Here, O God, onze grote Koning, als wij Uw Naam aanroepen, in deze kersttijd; niet een Kerstman; maar een Jezus die is opgestaan van de dood, en levend is, Zichzelf tonend onder Zijn volk. U Here, Gij zijt God, en God alleen, en er is niemand dan Gij. En wij danken U dat wij het voorrecht hebben om in Uw tegenwoordigheid te zitten, in deze kleine, nederige plaats. Hij vernederde Zichzelf en komt onder ons. Wij zijn daar zo gelukkig om! Gezegend zij Zijn heilige Naam! Wij geven Hem lof, van ochtend tot avond, en door geheel de nacht perioden, onze harten zingen de liederen en de lofprijzingen van Jehova. Dank zij aan Hem, voor immer en immer!
245 Neem deze, Uw kinderen, Here, onder Uw vleugels, vergader hen zoals een hen haar broedsel. Leid hen in dieper Leven, en tot gelukkiger leven en voller leven, geef hen de doop met de Heilige Geest. Doe hun zielen herboren worden, Here, in nieuwe schepselen in Christus, dat Gij in hen moogt leven en wonen, en door hen werken, als Uw discipelen. Sta het toe, Here. Want wij geloven, dat de hemel spoedig zal breken en onze Here zal komen, en we Hem Die wij liefhebben zullen zien. Wij danken U ervoor, door Jezus onze Here.
246 Nu, met onze hoofden gebogen geef ik de dienst over aan de voorganger.