Waarom klein Bethlehem?
Door William Marrion Branham1 Het mag deze morgen een beetje vreemd lijken om mijn overjas op het podium te dragen, maar ik was zo blij, dat ik deze mooie overjas wilde laten zien die de gemeente aan mij gaf. Ik zag broeder Neville onlangs met dat mooie pak aan dat hem zo goed paste en ik vond het zo mooi staan en de samenkomst sprak erover, dat ik dacht: "Ik zal mijn overjas op het podium dragen."
2 Weet u, ik geloof dat we nooit volwassen worden. Wij willen altijd... En ik wil niet volwassen worden. Wat vindt u daarvan, broeder Luther? Nee, ik wil nooit volwassen worden. We willen altijd alleen maar kinderen blijven.
3 [Broeder Neville zegt: "Broeder Branham, ik dacht dat u één van die gewaden aanhad die die voorname predikers dragen. Ik zag het in één oogopslag, vanuit mijn ooghoek, en ik dacht dat u misschien een toga aan had." Broeder Branham en de samenkomst lachen – Vert] Een compliment voor deze mooie overjas.
4 Wel, ik zei dat het... het is... Ik had er heel hard een nodig en het is de beste die ik ooit heb gehad. En ik waardeer het zeer zeker. En broeder Roy Roberson, ik weet niet of hij hier deze morgen is, had iets met de keuze te maken. Het was werkelijk een goede keuze, en we zijn... we zijn er erg, erg blij mee.
5 Wij zijn erg blij om vanmorgen weer in het huis van de levende God te zijn en verheugen ons in deze wonderbare tijd van gemeenschap rondom zijn dierbaar Woord.
6 Zo de Here wil, zal ik spoedig overzee moeten gaan. Ik veronderstel dat u het heeft gezien in 'De Stem' van de Zakenlieden, dat ik u verlaat om de komende maand overzee te gaan. En we zullen al de gebeden van de mensen dringend nodig hebben, dat ze voor ons zullen bidden als we weg zijn. Het lijkt erop dat mijn samenkomsten overzee beter lijken, omdat het daar beter aanslaat. In Amerika...
7 Ik vertelde broeder Mercier dat ik had geluisterd naar... Hij gaf me eerst een bandrecorder, en er stond een band op van één van mijn predikingen. Ik wist toen, dat als iemand ooit naar mij zou luisteren, het Gods genade voor hen zou moeten zijn, want ik dacht dat ik het wel wat beter zou kunnen.
8 Hij neemt dit ook op. Een klein... Je kunt dat stukje er vanaf halen. Zie? Of, hij houdt zijn duim naar beneden, ik veronderstel dat dit het ervan afhalen betekent.
9 Maar ik vertel u, ik was zo verbaasd. Ik... De armzaligste prediking die ik ooit in mijn leven hoorde was van mijzelf, dat is zo, op de band. Ik... Het maakte me zo nerveus dat ik zelfs mijn maaltijd niet kon eten. Ik werd misselijk, liep van de tafel weg, kon die nacht niet slapen.
10 Ik ging gisteren met broeder Wood naar Kentucky. Kwam terug en ik zei: "Broeder Wood, ik begrijp niet hoe ik ooit een persoon ertoe zou krijgen om naar mij te komen luisteren. Het is zo... zo armzalig, ik verval zo in herhaling, en o, het ontbreekt mij aan grammatica en leestekens, er klopt niets van!" Ik weet het niet. Ik zei: "Het bemoedigde me op één manier, dat ik weet dat het God moet zijn, anders zou er niemand komen." Dat is zo.
11 Ik sprak er met broeder Collins over. Ik veronderstel dat hij in het gebouw is. Dus zei ik tegen hem... Hij kwam langs; ik vertelde hem erover. Ik zei: "Broeder Collins, eerlijk ik..." Ik zei: "Ik word gauw dertig jaar oud, als prediker, en ik behoor zeker te weten wat een prediking is." Ik zei: "Dit is het slechtste wat ik ooit heb gehoord."
12 En hij is een Methodistenprediker, en zijn broer is een vooraanstaand man in de Methodistendenominatie. En hij zei: "Wel," zei hij, "ik zal u dit zeggen, broeder Branham. De leestekens en uw zinsneden mogen niet goed eindigen, en dergelijke, maar", zei hij, "heeft u ooit nagedacht over die kerel die op de dag van Pinksteren predikte, die zelfs niet met zijn eigen naam kon tekenen? Zijn naam was Petrus." Hij zei: "Ik veronderstel dat dit ook niet de juiste leestekens had."
13 Maar, ziet u, wat zorgt ervoor dat een man daar op let; u luistert naar deze radio-uitzendingen, en dat wordt allemaal uitgeschreven, ziet u. En zij, zij kunnen het opschrijven en het van leestekens voorzien en dergelijke, omdat zij het oplezen.
14 Ik stond met Charles Fuller, predikend achter een soort bak, zoiets dergelijks, op zijn podium. En alles wat hij zei las hij precies zó voor; nummer een, nummer twee, nummer drie, nummer vier, totdat hij alles had voorgelezen en precies op tijd gereed was. Het was alles gecensureerd, voor de radio gecensureerd, alles omdat...
15 Bij Billy Graham zag ik de zijne, enzovoort, en dan staan zij daar gewoon en spreken dàt, zo snel mogelijk lezend als zij maar lezen kunnen, en het is allemaal voorbereid, dus vermoed ik dat u daardoor alles wel tot in de puntjes krijgt.
16 Maar de moeilijkheid met mij is dat ik het zelfs niet zou kunnen lezen. Dus als ik het heb opgeschreven weet ik zeker dat ik het niet kan lezen. Het is zo'n verbazingwekkende genade om te zien wat Hij voor ons kan doen, nietwaar? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Maar ik ben dankbaar om nu te beginnen, dit oude jaar eindigend, om een nieuw jaar te beginnen.
17 Ik luisterde naar een gebedsrij en ik was ook zeker niet tevreden over de gebedsrij, om daarnaar te luisteren. Het is de eerste keer dat ik mijzelf weer zo hoorde, in een boodschap, en ik was zeker verrast. De gebedsrij liep niet goed. Nee. Ik denk dat het weldra zal gebeuren dat het zo zal zijn dat iedereen alles over zich zal willen weten voordat zij zullen geloven. En bij het begin van het nieuwe jaar wil ik dat veranderen en precies daar met de gebedsrij beginnen waar God tot mij spreekt: "Deze persoon is niet op z'n plaats", of er is iets verkeerds. Ik zal bij hem stoppen en de rest van hen door laten gaan, omdat je er niet genoeg kunt bereiken op die manier. Ziet u? De mensen weten waar zij zijn, en wie zij zijn, en wat zij hebben gedaan. Maar zij vinden iets wat niet precies met God overeenstemt, dat is de tijd om bij die ene te stoppen, zeggend: "Dit is degene." Ziet u? Dus ik denk dat er misschien wat verandering in moet komen, broeder Leo, sinds ik dit hoorde. En ik vertrouw dat God ons het komende jaar wil helpen.
18 Nu, ik geloof dat ze hier vanavond in de Tabernakel diensten hebben. En ik ben hier vanavond op nummer 62, bij broeder Ruddell. Ik begrijp dat zij hier een "dienst tot middernacht" zullen houden. En broeder Ruddell vroeg me voor deze dienst tot middernacht, maar ik denk dat ik misschien die avond terugkom naar de Tabernakel, omdat ik altijd probeer om in de Tabernakel te zijn op oudejaarsavond. En ik wil hier terugkomen met de broeders hier. Dus een beetje een soort van een compromis en ik zal vanavond bij broeder Ruddell zijn, op 62, in die oude 62-Club die veranderd is in een kerk. En dan zal ik woensdagavond terugkomen voor die oudejaarsdienst. Dan vertrekken we donderdag naar Chicago, en vandaar door naar Philadelphia, en dan overzee.
19 Vanmorgen willen we u niet te lang houden, omdat we de vraaggesprekken hebben en de diensten doorgaan.
20 Ik wil zeggen dat ik sinds de laatste gebedsdienst hier, o, dat ik erg dankbaar ben voor de resultaten die voortkwamen uit de laatste gebedsdienst. Het was zeker wonderbaar wat onze Here kan doen als Zijn mensen tezamen komen. "Zij die de Naam van de Here aanroepen, zichzelf tezamen vergaderend..." (Ik geloof dat het er zo staat.) "en bidden, dan zal God van de hemel horen."
21 Laten wij onze hoofden voor een ogenblik buigen als we naar Hem opzien om ons de inspiratie die nodig is voor deze boodschap te geven.
22 Here, Gij zijt onze schuilplaats en kracht geweest in alle generaties. Onze voorvaderen vóór ons vertrouwden op U en zij werden niet beschaamd. Zij geloofden in Uw heilige Naam en zij kwamen voort als schijnende lichten. En we zien hen, zoals de dichter zei, als "voetstappen in het zand van de tijd. Onze scheiding laat voetstappen achter ons in het zand van de tijd." Dan zien we dat zij die altijd op U vertrouwd hebben, zonder een keer te falen, goed uitkomen. Ofschoon zij door vele diepe wateren gingen en door grote beproevingen en vervolgingen, haalde U hen er uiteindelijk altijd doorheen, als meer dan overwinnaars, omdat het Uw beloofde Woord is dat U dit zou doen.
23 En we willen vandaag bidden dat U deze kleine gemeente wilt zegenen. Zegen haar voorganger, onze goede broeder, broeder Neville en zijn gezin. We vragen of U met hem wilt zijn in dit komende jaar, en hem meer wilt zalven en hem op iedere wijze wilt zegenen. Versterk de gezondheid van zijn gezin, de kleinen die opgroeien. Houd broeder Neville sterk en gezond.
24 En zegen deze gemeente en ieder lid dat hier komt. De raad van beheerders – die we liefhebben als werkelijke dappere mannen van God; en de raad van diakenen, die ook Uw dappere dienstknechten zijn. En al de mensen die hier komen, we zijn dankbaar voor hen, Here. Het doet mijn hart goed om te weten dat vele jaren geleden deze kleine, oude vijver, waar op de hoek een lapje grond was met onkruid, tot een lichtbaken voor het Koninkrijk van God is gemaakt. En ik bid, God, dat het zal blijven totdat Jezus komt. Mogen vele grote zielen die hierin geweest zijn, Here, op die dag naar voren komen, gewassen in het bloed van het Lam. Sta het toe.
25 En als we deze morgen dit gezegende Woord van U openen, Here, bij het omslaan van de bladzijden om er een tekst uit te lezen, weten we dat U alleen de uitleg kunt geven. En we bidden, God, dat U Uw Woord wilt zalven. Moge het direct tot de harten van de mensen gaan, wat hen goed zal doen. Maak gelovigen uit ongelovigen en versterk de Christenen, en genees de zieken. Geef moed aan de ontmoedigden en verkrijg glorie voor Uzelf. Om dit te doen, Here, besnijd de lippen die zullen spreken en de oren die zullen horen, want we vragen het in Jezus' Naam. Amen.
26 Ik wil een kleine tekst brengen die op mijn hart kwam, sinds de laatste zondag, waar ik sprak over de wijze mannen die kwamen om Jezus te zien, de Ster die zij volgden van het oosten naar het westen. Terwijl ik dat bestudeerde trof me een Schriftplaats. Vervolgens kon ik hier niet zijn op Kerstavond, omdat er een gevangenisdienst was, enzovoort, waar ik moest zijn. Ik dacht dat ik vandaag kon spreken over het onderwerp: Waarom klein Bethlehem?
27 Ik wil lezen uit het Boek Micha, de profeet, een van de kleinere profeten, het vijfde hoofdstuk en het eerste vers, waar staat:
En gij, Bethlehem Efratha, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u zal Mij voortkomen, die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid.
28 Ik had hier een vlek gemaakt op dit Schriftgedeelte, daarom kon ik zojuist niet zien wat het woord was.
29 Van al de plaatsen die in Palestina zijn... Daar zijn zoveel grote steden met hun omstreken, steden die meer bekend schijnen te zijn in de kennis van de geschiedenis, en beter versterkt, grotere steden, waarom zou God het kleine Bethlehem kiezen als de geboorteplaats van Zijn Zoon? Er zijn er die veel belangrijker zijn. Neem bijvoorbeeld de historische geschiedenis van Jeruzalem, het trotse Jeruzalem, de hoofdstad daarover. Het is één van de grootste steden van Palestina. En dan verbazen we ons waarom God dat hele kleine stadje Bethlehem verkoos als de geboorteplaats van Zijn Zoon.
30 Maar zoals de Schrift zei: "Wat God bepaalt om te doen, zal worden gedaan." En God beschikte het op die wijze voor, anders zou het nooit op die wijze geweest zijn. En de Schrift zegt, in het vijftiende hoofdstuk van Handelingen: "Er gebeurt niets bij geval." God wist alles. Het gebeurde helemaal niet toevallig zo. Het was precies dàt wat God op die wijze bereid had.
31 En dan als we in ons klein begrensd verstand beginnen te denken over: "Waarom zou de grote Koning der hemelen een dergelijke kleine plaats verkiezen boven de hoofdstad? In plaats van enige..."
32 Er waren zelfs vele plaatsen die een grotere geestelijke achtergrond hadden dan Bethlehem. Bijvoorbeeld zo'n plaats als Silo. Silo was een oude aanbiddingsplaats van Israël, waar zij allen kwamen, jaar na jaar, naar deze grote plaats waar de ark van de Here verbleef. Dan vragen we ons af waarom Hij niet in Silo geboren werd.
33 Voorts was daar Gilgal, een andere grote geestelijke plaats van aanbidding. Waarom liet God Hem dan niet in Gilgal geboren worden?
34 En daar was er nog een, Sion. Sion lag op de bergtop. En we vragen ons af waarom Jezus dan niet in Sion geboren werd, omdat het een groot historisch gedenkteken was waar de Here Zijn volk had gezegend door de eeuwen.
35 Het leek erop dat Hij misschien Sion, of Gilgal, of Silo, of een van de andere grote plaatsen zou hebben verkozen, waar zij grote zegeningen en grote onderwijzingen hadden gehad.
36 Er waren andere grote steden zoals Hebron. Dat was een plaats voor een man die een vrijstad nodig had, een plaats van veiligheid. Daar was ook Ramoth-Gilead, een andere vrijstad waar de mensen heen konden komen, die erg geschikt zou zijn voor Hem om geboren te worden.
37 En misschien, als ik erover nagedacht zou hebben, zou ik Hem in Kades-Barnea gebracht hebben, omdat daar de oordeelstroon was en een vrijplaats. Misschien zou ik Hem in die streek hebben gebracht als geboorteplaats of misschien zouden we een van de andere steden hebben gekozen.
38 Maar weet u, ik ben zo blij dat zelfs de kleine onbetekenende dingen in de Bijbel zoveel betekenen. Ik geloof dat het Jezus was die zei: "U gaat eraan voorbij; u doet wel de gewichtige zaken van de wet, maar gaat voorbij aan de kleine dingen." En soms zijn het de kleine dingen die de grote dingen bij elkaar houden. Maar al met al draaien de grote raderen precies zoals God verordineerd heeft dat ze moeten draaien. Draai hierheen, er zal er niet één zijn plaats missen. God heeft alle dingen verordineerd en het moet precies tot die plaats geraken.
39 En als we zo'n geloof krijgen en beginnen te denken van: "Wie staat achter dit alles? Waar is de hoofdbron die deze grote maatschappij van God laat draaien?" We ontdekken dat het de Heilige Geest is. Hij heeft het niet in de handen van mensen gegeven om deze dingen te doen, maar in de handen van de Heilige Geest. En Hij is de oorsprong, en wanneer Hij de overige instrumenten kan nemen zal het perfect werken en precies Gods tijd aangeven.
40 En als we dat zien, en we ons in ons verstand verwonderen, als we dan naar grote dingen kijken die we graag zouden willen hebben, dan geeft het ons vandaag grote troost te bedenken dat, al zijn we een kleine groep mensen die misschien onbeduidend zijn voor de wereld en de grote kerken en denominaties, nochtans God soms deze kleine, simpele dingen gebruikt.
41 Want er staat ook geschreven in de Schrift: "Vrees niet, kleine kudde, het is uws Vaders welbehagen u het Koninkrijk te geven." Wat een troost! Ik weet, zo zeker als Jezus in klein Bethlehem geboren moest worden, dat de kleine kudde ook diegenen zijn die de Vader het Koninkrijk zal geven, omdat het geschreven staat. En de hele Schrift is gegeven door inspiratie, en de Schriften kunnen niet worden gebroken. Zij moeten worden vervuld. Dus geeft het ons die hoop, te weten dat het een kleine kudde zal zijn die het Koninkrijk zal ontvangen, een kleine schare van trouwe gelovigen. Ik vertrouw ook één van deze schare te zijn, of in die kleine kudde, behoorde ik te zeggen.
42 En dan kennen we de geschiedenis, de meesten van ons zijn bekend met de geschiedenis, hoe Israël in Palestina kwam door de belofte van God. En we weten dat de grote Jozua diegene was die iedere stam hun erfdeel toewees.
43 En het is... stellig, als we de tijd hadden van ongeveer nú tot zes uur vanavond om precies bij dit onderwerp te blijven, om deze dingen op een rij te zetten, om er de juiste betekenis van te achterhalen (wat we niet hebben, slechts ongeveer dertig of veertig minuten.) ... Dus kunnen we alleen maar de hoogtepunten aanroeren, vertrouwend dat de Heilige Geest aan u, Bijbellezers, het overige in uw hart wil plaatsen terwijl we verder gaan.
44 Wist u dat deze erfdelen, hoe Jozua die onder hen verdeelde in Palestina, door inspiratie waren gegeven? En deze Hebreeuwse moeders van deze aartsvaders riepen, wanneer de baby geboren werd, in hun barensweeën om het kind te baren, precies de plaats uit waar deze aartsvaders zich zouden vestigen en in de laatste dagen zouden zijn.
45 Over inspiratie gesproken: deze Bijbel is geïnspireerd. Het maakt niet uit hoe onbetekenend, elk klein Schriftgedeelte heeft iets voortreffelijks in de Schrift in het grote geheel. Alles ervan, elk Woord is geïnspireerd en daarvan hangt de bestemming van zielen af, want het is het Woord van de onsterfelijke en eeuwige God.
46 En zelfs deze moeders verhieven, toen de baby geboren werd, hun stem en dit plaatste hen in de positie waar zij honderden jaren later zouden zijn in het beloofde land. En Jozua, die dat niet wist, plaatste hen nochtans door dezelfde inspiratie exact waar zij zouden moeten zijn.
47 Jozua, die het verdeelde, wees Juda zijn plaats aan. Als u oplet op de kaart is het aardrijkskundig precies ten westen van de hoogvlakte, een paar kilometers ten zuiden van Jeruzalem, de hoofdstad. En toen Juda haar plaats, of zijn plaats liever gezegd, kreeg in het land, zijn provincie, zouden wij zeggen, had gekregen, is het vreemd, maar dit stadje, Bethlehem, werd zelfs niet genoemd. Toch was het dáár, omdat Abraham, of ik geloof Rebekka daar begraven werd bij die plaats. Maar het moet gewoon een klein dorpje zijn geweest of zoiets, want als u Jozua 5 leest, zult u zien dat er honderdvijftien belangrijke plaatsen in het Judeese gebied waren, naast de dorpen en stadjes; honderdvijftien steden werden genoemd. En misschien was Bethlehem, toen het verdeeld werd, zo klein, dat het misschien een of twee huizen telde. Het werd zelfs niet genoemd in het erfdeel. Verder zien we dat het nooit feitelijk bekend werd...
48 Degene die het stichtte was Kalebs zoon, Kalebs zoon wiens naam Salmon was, en hij stichtte het. De Bijbel zei dat hij er de vader van was, wat betekent dat hij de stichter van Bethlehem was. Met andere woorden, hij moest daarnaar toe zijn verhuisd en er wat zaken en handel zijn begonnen, een handelsonderneming enzovoort, die opbloeide. En later ontdekken we dat de werkelijke reden ervan was dat het hele land jaloers was op dat kleine stukje land, dat ten noorden en oosten lag, en waarvan de uitloper een beetje naar het zuiden helde. Het was het vruchtbaarste deel van heel Palestina. Het was een graanstreek en een tarwestreek en er waren daar grote olijfboomgaarden, enzovoort, in dat deel van Bethlehem, of Palestina, aan het einde van het Judeese gebied.
49 We zien dat het ook het thuis werd van Rachab, de hoer. Toen Israël de grens van de rivier de Jordaan was overgestoken, Palestina binnen, werden we bekend met de geschiedenis van Rachab, de hoer. Laten we haar vanmorgen enkele ogenblikken voorstellen als een jongedame, een mooie jonge vrouw, die door ongelukkige levensomstandigheden, als heidense vrouw gedwongen was tot het leven dat zij leefde. En vele keren wòrden mensen gedwongen tot het leven dat zij leven.
50 Ik was gisteravond in de gevangenis om een man te bezoeken die veroordeeld was. En ik nam hem bij de hand en praatte tot hem. Ik zei: "Waarom deed u zoiets dergelijks?" En me bij m'n hand vasthoudend begon hij te spreken. Hij was gedwongen tot wat hij had gedaan. Ik zei: "Omdat u toestond daarin gedwongen te worden. U hoefde dat niet te doen. U... Niemand hoeft te drinken." Ik zei: "Ik ben zenuwachtig van mijzelf, maar dat is niet nodig."
51 En deze jonge vrouw, nadat zij voor het eerst over Israël had gehoord en over een God die gebeden beantwoordt; niet alleen een God tot wie men bad, maar een God die terug antwoordde; toen zij had gehoord dat er een God was van wonderen, die wonderen kon verrichten, die de zee liet opdrogen, en brood uit de hemel deed regenen, begon haar hart te beven. En toen zij de eerste boodschap kreeg van twee predikers die overkwamen, accepteerde zij het snel met heel haar hart. Zij had een scharlakenrood koord aan haar raam gebonden ter bescherming van haar huis omdat zij de boodschap had aanvaard.
52 Ik wil dit hier aan toevoegen. Weet u dat zij de heidengemeente typeerde? Zij was een heidense. En zij was een type van de heidengemeente toen zij de boodschap hoorde. We stonden er allemaal buiten, in geestelijke hoererij, geestelijk overspel bedrijvend tegen de God des hemels, in allerlei vuil, allerlei denominaties en religies. Maar toen we hoorden dat er een God was die nog altijd leefde, die wonderen kon verrichten, aanvaardden we snel de boodschap.
53 Daar werd het Bloed van de Here Jezus aangebracht, wat het scharlakenrode koord inhield. En om niet in details te gaan; u weet dat zij het uit haar raam hing, in het openbaar. Het Bloed werd aan het publiek getoond. Dat is de manier waarop het Bloed moet worden getoond. Publiekelijk hing het aan de buitenkant van de muur, om te tonen dat aan de binnenkant iets had plaats gevonden. Zo is het met de ware gelovige in Christus vanmorgen; aan de buitenkant wordt het Bloed van de Here Jezus getoond, wat aangeeft dat er daarbinnen iets is gebeurd.
54 En God keek hier doorheen naar beneden toen de wraak neerkwam en de trompetten begonnen te blazen, en God zag dat scharlakenrode koord daar hangen als een gedenkteken. Het heeft Hem altijd behaagd om aan dat Bloed voorbij te gaan. "Als Ik het Bloed zie, zal Ik u voorbij gaan." Hij zag het. En toen het begon te schudden en de Heilige Geest de aarde deed dreunen en de muren neerstortten, sommige zes meter dik, viel er niet één steen waar dat koord hing. Het toont de bescherming van een ware God aan een ware gelovige, ongeacht wat de toestand is waarin u bent als Hij u vindt, als u alleen maar dat scharlakenrode koord accepteert. Het is door de Bijbel heen verweven.
55 Voorts zien we dat zij wordt opgenomen als één der Israëlieten. Zij kreeg een man lief die een hoofdman en een vorst in Juda was. Hij was de aanvoerder van de Israëlietische legers. Zijn naam was Salmon, net als koning Salomo. En hij was de hoofdman en zij had een romance met deze hoofdman, die de prins van Juda was. En uiteindelijk trouwde zij met hem. En toen de Israëlieten in hun land gevestigd waren, woonden zij en haar geliefde man in Bethlehem.
56 Nu begint u het open te zien gaan, is het niet? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Het begint zich te openen als we zien dat zij in Bethlehem woonde, zij, een heidense bruid, bij een Jood. Waarom? Omdat zij geloofde in een wonderwerkende God. Als we zien waar zij vandaan kwam, komend uit een slecht bekendstaand huis van prostitutie. Door haar bekering en door haar onfeilbaar geloof in God, bracht het haar van een huis van prostitutie naar een mooi huis in Bethlehem. Wat een verschil!
57 Zo is het met ons allen gegaan. Van een huis van ongeloof en frustraties en immorele handelingen en dergelijke tot een plaats, een positie in Christus, wat het wonderbaarlijkste is. Van het belachelijke tot het sublieme, zo'n verschil bewerkt onze bekering. En ziet u het? Zij trouwde een vorst van het huis van Juda, een hoofdman. Die hoofdman vertegenwoordigde Christus, die voor Zichzelf een heidenbruid nam. Van de allerlaagste tot de voornaamste en beste plaats in het land, zoals we er straks in onze boodschap op zullen komen, om te bewijzen dat het niets anders dan dat kon zijn. Zij zijn typen van de heidengemeente.
58 En wij ontdekken dat zij een lieflijk huis in Bethlehem hadden, dat Salmon had gesticht en het zou een belangrijke plaats worden, met vruchtbaar land. En wat wonderbaar is het om te denken aan dat geweldige graangebied daar, dat de broodplaats voor de wereld zou zijn. En het is waar. Geen wonder dat Jezus daar geboren moest worden omdat Hij het brood des levens was. Daar kwam heel de natie voor hun graan; heel de natie kwam er voor hun koren, omdat men in Bethlehem dit vruchtbare land had. En ziet u, dit kleine stukje zegt slechts: "O, het was de graanprovincie", nochtans betekende dat iets. En u ziet hoe de heidense vorst, of deze Joodse vorst, deze heidenbruid mee terugnam naar Bethlehem, om een nederzetting te stichten, een plaats om te leven, waar een overvloed van brood was.
59 We ontdekken door deze grote romance en grote gehoorzaamheid des geloofs, door Rachab de hoer... Zij gaf geboorte aan een zoon voor Salmon en zijn naam was Boaz. En we zijn allen bekend met een ander groot verhaal om deze ontbrekende schakel mee te verbinden. En Boaz werd in Bethlehem geboren, uit Salmon en Rachab, de hoer.
60 En we zien jaren later, nadat Naomi het land had verlaten en wegging om bij de Moabieten te verblijven, toen men haar slecht had behandeld, dat zij zich uit de gemeenschap van de overige gelovigen moest onttrekken en zij zag dat zij in een teruggevallen toestand was, in een ander land, onder andere mensen. Met andere woorden, zij had de ware gelovige gemeente verlaten om voor een korte tijd de wereld in te gaan, om zich aan te sluiten bij een sociale kerk, die geloofde dat alles wel goed zou zijn. Daar verloor zij haar echtgenoot.
61 En het hoeft niet iedere keer door een lichamelijke dood te zijn. U zou hem door geestelijke dood kunnen verliezen, of uw vrouw verliezen. U kunt maar beter op goede grond blijven. U had beter daar kunnen blijven waar u wist dat u bedekt was door het Bloed, ongeacht hoe de anderen eruit zien, hoe groot zij zijn, wat voor grote torenspits zij op hun kerken hebben, of hoe de grote klokken luiden. U kunt beter daar blijven waar het Bloed de zonde van de mensen bedekt. Je zou elkaar kunnen verliezen. En boven alles zou u de Here Jezus kunnen verliezen en buitengesloten kunnen worden.
62 Voorts zien we, dat nadat haar zonen heengegaan waren (zij verloor hen beiden), zij terugkeerde omdat er in die tijd geen geest van opwekking in de stad was.
63 O, wat zou ik hier graag een paar ogenblikken bij willen blijven stilstaan. Wat zou ik dit graag hier oppikken om het u te tonen! Ongeacht hoeveel kerken zijn teruggegaan, blijf onder het Bloed; dat is de plaats om te verblijven. Binnen of buiten, op of neer, door dik en dun, hoe het ook gaat, blijf onder het Bloed. Maar Naomi dacht dat het beter zou zijn daarheen te gaan en zich aan te sluiten bij een andere groep, omdat zij moeilijkheden hadden, geestelijk brood was daar niet. Maar God wil het terug herstellen: "Ik zal herstellen, zegt de Here." Blijf in het veld waar het vandaan komt.
64 Dan zien we dat zij begon te verlangen om terug te gaan, omdat zij gehoord had dat er een grote opwekking was uitgebroken. En als u opmerkt, keerde Naomi terug in de tijd van de "gersteoogst", zegt de Bijbel, precies in de tijd van de oogst. Met andere woorden, toen er een grote opwekking gaande was, als u het geestelijk toepast. Zij keerde net in dàt seizoen terug. Ze had niets meer over; zij had niets meer.
65 En toen Orpa, een van haar schoondochters, een type van de moderne kerk, kwam zien wat zij moest opofferen: "Als ik dáárheen moet gaan, moet ik van mijn dansen wegblijven. Ik moet wegblijven van mijn feestjes en mijn sociale partijtjes." Toen huilde zij, kuste haar schoonmoeder en ging terug.
66 Maar hier is een mooi beeld. Er ging er één met haar mee, Ruth genaamd, een andere schoondochter die weer een type was van de heidenbruid, die haar schoonmoeder kuste en zei: "Ik laat alles achter. Ik ga met u mee. Laat uw volk mijn volk zijn. Laat uw God mijn God zijn. Waar u sterft, daar zal ik sterven. Waar u begraven wordt, daar zal ik begraven worden." Dat is het. Dat is wat God wil, niet een grensgelovige, tot halverwege; maar een onvoorwaardelijke, volledige overgave aan het Koninkrijk van God. Zij kuste haar.
67 En dus zei Naomi om haar te ontmoedigen: "Je kunt maar beter naar je volk teruggaan. Ik ben oud, en er zijn geen zonen meer in mij." Want de wet was dat zij op een zoon moest wachten. En ze zei: "Welaan, er zijn geen zonen meer in mij. En al had ik een echtgenoot en zou ik een zoon krijgen, dan zou je te oud zijn om hem te trouwen, dus keer nu maar terug naar je volk."
68 Maar Ruth zei: "Ik ga niet terug." Geloof, geworteld, gegrond! Perfect geloof was in Ruth's hart gekomen. Ze zei: "Ik ga direct met u mee." En zij omarmde haar, hield haar vast. "Ik ga daarheen waar u gaat." Daar houd ik van.
69 En wij zijn bekend met de geschiedenis zoals deze verder gaat, dat deze grote Boaz, die de heer van de oogst was – het was in die tijd oogsttijd – een losser was voor Naomi. En toen zij Ruth daar vond in een kleine zendingspost aan het aren lezen, ieder strootje dat zij maar kon oprapen dat koren bevatte hield ze vast omdat het leven was. Boaz, de heer van de oogst, beval zijn maaiers dat zij zo nu en dan een handvol voor haar moesten laten vallen. En zij zou het oprapen met vreugde. En zij schudde die dag een grote schort vol uit. En toen Boaz, de heer van de oogst, kwam en naar Ruth keek en haar toewijding zag, werd hij verliefd op haar.
70 Let op dat Boaz Christus vertegenwoordigt. Waar was hij? In Bethlehem. Waar kwam Ruth naartoe? Naar Bethlehem. Waar was zij aren aan het lezen? In Bethlehem. Ziet u al deze geestelijke toepassingen hier, de achtergrond voor dit grote tafereel dat plaats vindt? God wist het van den beginne!
71 En zij begon haar schoonmoeder te vragen wat zij moest doen. En uiteindelijk trouwde Ruth met Boaz. Een heidense trouwde opnieuw met een vorst, in Judéa, en vestigde zich daar en leefde in Bethlehem.
"O, gij klein Bethlehem, zijt gij niet de minste onder alle grote steden van Palestina? Maar het behaagde God, Die weet wat er gebeurt en voortgaat met wat vanouds was, van den beginne, om Zijn Zoon dáár geboren te doen worden."
72 Hij weet alle dingen. En Hij werkt het goed uit. Daar trouwde Ruth met Boaz. En toen Ruth en Boaz getrouwd waren... Als we tijd hadden om op dit prachtige verhaal in te gaan, dat een van de grootste liefdesgeschiedenissen is van al de tijdperken, toen Ruth en Boaz trouwden, bedenk...
Laat ons hier voor een ogenblik stoppen. Het is te goed om aan voorbij te gaan!
73 Ruth was een heidense. Zij had geen erfdeel met de Joden, zoals wij heidenen geen erfdeel hadden. Dus Naomi was feitelijk degene die erfde. Zij had alles van haar eerste nalatenschap verloren, al haar goederen waren openbaar verkocht, daarom was... Zij was in de kerkelijke ban gedaan en moest weggaan.
74 Nu, toen zij terugkwam was er maar één persoon die ooit haar verloren gegane erfdeel kon lossen, dat was de naast bijzijnde mannelijke bloedverwant. Boaz wist dit, dus moest hij zich een weg banen om deze heidenbruid als vrouw te krijgen. Wat moest hij doen? Hij moest de gehele nalatenschap van Naomi kopen, om deze nalatenschap te verkrijgen, waarvan Ruth een deel was, van de nalatenschap van Naomi. En de enige man die het kon kopen moest een bloedverwant zijn, de naast bijzijnde mannelijke bloedverwant. Dat was de wet van de lossing.
75 En de enige weg waardoor Christus ooit de nalatenschap van het teruggevallen Israël kon kopen was om een Losser te worden. De enige wijze waarop God het menselijke ras kon verlossen was, dat God Zelf vleesgemaakt moest worden. En Jezus was God, bloedverwant gemaakt met het menselijk ras. Hij was Immanuël. Hij werd bloedverwant. Hij nam niet de gestalte van engelen aan maar de gestalte van een dienstknecht die de voeten waste en leefde. En de vossen hadden holen en de vogels van de lucht hadden nesten, maar Hij had zelfs geen plaats om Zijn hoofd neer te leggen. Hij at, Hij dronk, Hij... Hij huilde, Hij lachte, precies zoals alle andere mensen. En Hij was God, niet een profeet. Hij was God omdat hij bloedverwant moest worden gemaakt van de mensen om het verloren menselijke ras te verlossen. Dus Boaz, in dit grote type, in Bethlehem; kijk waar deze Losser van het menselijke ras werd geboren, het moest zo zijn.
76 Toen dan deze grote Boaz het verlossingswerk deed, moest hij in het openbaar tonen dat hij alles van haar verloren gegane nalatenschap had gelost. Hij ging naar de poort van Bethlehem, opnieuw die kleine stad, en hij riep de oudsten van de stad en hij liet hun weten dat hij die dag alles had gekocht... al wat Naomi was kwijtgeraakt. Alles wat zij had verloren, kocht hij terug. En hij schopte zijn schoen uit en hij gooide hem omhoog voor de mensen, als een symbool. "Als er iemand is met enige reden om iets te zeggen, zeg het nu, want dit is een gedenkteken dat ik alles wat zij verloren had gelost heb."
77 O, gezegend zij de Naam van de Here! Toen onze Bloedverwant kwam, Jezus van Nazareth, geboren in Bethlehem, stond Hij boven op Golgotha, en men hief Hem op tussen hemel en aarde als een gedenkteken dat Hij alles wat het menselijk ras in de val had verloren, had gelost. Hoe kunnen mensen Goddelijke genezing verachten en de krachten van de opstanding van de Here Jezus, als er een publiek teken werd gemaakt op Calvarie, dat: "Ik heb het hele menselijke ras, en alles wat ze ooit waren kwijt geraakt, verlost." Verloste onze ziel, verloste ons lichaam, verloste alles wat we in de val verloren hadden. Onze Bloedverwant Verlosser kwam en werd vlees gemaakt en woonde onder ons en bood het teken aan en zei: "Het is volbracht." Wat is volbracht? Alles is volbracht. We zijn nu precies ons erfdeel in aan het wandelen. Naarmate de dagen voorbijgaan, wandelen we er dichter en dichter bij.
78 Boaz en Naomi... Na een tijdje getrouwd te zijn brachten zij een zoon voort, die nog meer nakomelingen voortbracht en dat was Obed. En hij bracht eveneens een zoon voort welke Jesse was. En Jesse had acht jongens.
79 En het was de grote profeet Samuël die met de oliekruik kwam, de grote profeet, die naar Jesse ging en zei: "God heeft een uit uw zonen verkozen om te heersen en Mijn volk te dienen." En het was buiten, ver weg in het veld, in een kleine schaapsweide, waar vandaan de kleine, rossige, broodmager uitziende jongen werd gehaald, David, de jongste. Samuël goot de zalfolie over hem in de tegenwoordigheid van al zijn broers en hen die daarbij stonden, en bewees dat God hem tot koning had gezalfd. Waar gebeurde dat? Te Bethlehem. Prijs God in de hoge! Geen wonder, Bethlehem, waar hij tot koning werd gezalfd.
80 En het was in Bethlehem waar David werd geboren. En zijn grotere Zoon, Jezus, moest ook in Bethlehem geboren worden, omdat er zo'n nauwe vereniging tussen die twee is, tussen Vader en Zoon. Niet alleen was deze grote Zoon alleen maar de Zoon, Hij was de Wortel en Spruit van David. Hij was zelfs vóór David en Hij zal ná David zijn. Hij was voor altijd en eeuwig. Maar wat het vlees betreft en om alles te vervullen, was Hij de Zoon van David. Hij werd jaren later in dit zelfde Bethlehem geboren, deze kleine verlaten stad.
81 Maar in dit alles (merkte u het op?) werkte er een groot, machtig geheimenis dat niemand scheen te begrijpen. Dat is hetzelfde als in Gods Bethlehem vandaag. Er werkt een geheimzinnig teken maar niemand schijnt het te begrijpen. Het is iets dat over het hoofd van de mensen heengaat. Zij schijnen het niet te kunnen vatten, het geeft niet wat er gedaan wordt, of wat er gezegd wordt. En de mensen kijken naar het geheimzinnige deel van de dingen die gedaan worden en zeggen: "O, wel, ik veronderstel dat het juist is", en gaan door, maar zij begrijpen het niet. Zij kunnen het niet vatten. Zij kunnen het niet bevatten. Zo deed God het in Bethlehem in Judéa. Hij werkt; al deze kleine dingen zijn in beweging om tot één groot hoofd te komen.
82 David, o, toen hij tot koning gezalfd werd, als kleine jongen, zag hij er rossig uit. Maar er moet iets in hem geweest zijn dat echt leek voor God, in deze kleine, de kleinste van de familie. De andere jongens waren voorname, grote, fijne mannen, die er in zo'n mantel goed uit zouden zien, en met een kroon op hun hoofd. Maar God toonde waar Híj naar keek; niet naar de uiterlijke verschijning, maar naar de innerlijke mens. Hij keek naar zijn hart. En Hij wist wat in Davids hart was; het gaf niet hoe de kroon hem stond. Hij wist dat Hij in hem een man naar Zijn eigen hart vond. Deze David zou een man zijn naar Zijn eigen hart. Daarom goot Hij de zalfolie uit, of liet Hij deze op David uitgieten. De naam David betekent "geliefde".
83 En het werd jaren later in Jezus juist voorgesteld, de Geliefde, de Zoon van David, Die zou komen om alle dingen te vervullen die beloofd waren. In deze kleine stad Bethlehem vond het plaats. En het gebeurde vele jaren later op dezelfde Judeese heuvels waar David zijn schapen weidde, dat de engelen hun eerste kerstlied zongen op de heuvels van Judéa, die over Bethlehem uitzagen. Het eerste kerstlied: "U is geboren in de stad Davids, Christus de Here." Het was niet in Jeruzalem, de grote kerk, waar de engelen eerst verschenen om te zingen; evenmin was het in Gilgal; ook niet in Silo, waar zij heel de tijd de religieuze kerkaanbidding hadden gehad. Maar het was in het kleine Bethlehem, waar de Geest van God op geheimzinnige wijze werd gedreven om iets voort te brengen. Dáár gebeurde het.
84 Daar was het waar Christus moest komen. Daar was het. Het was precies in diezelfde kleine stad, dat een Koning werd geboren, waar een moeder, een maagd, haar eerstgeboren zoon baarde. Het was verborgen en huisde in zijn kleine vesting, de Koning der koningen en de Here der heren. Niet alleen Samuël kwam om de zalfolie uit te gieten, maar God goot het op Hem uit, en op de wereld, Christus de Here. De engelen kondigden Zijn komst aan en zongen op de heuvels voor de herders, die jaren daarvoor David, de koning, volgden. Ziet u hoe groot het geheimenis van God is?
85 Hij werd geboren in dit belangrijke graangebied, waar gerst werd verbouwd, de allereerste levensbehoefte. En Hij was het Brood des Levens. "Ik ben het Brood des Levens. Hij die Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt hééft eeuwig leven en zal nimmer sterven of in het oordeel komen, maar is overgegaan uit de dood in het leven."
86 Bethlehem! De naam beth-el. B-e-t-h, beth; het Hebreeuwse woord beth betekent "huis". E-l staat voor Elohim, in verkorte vorm. Elohim betekent "God". B-e-t-h, beth; E-l, E-l is Elohim, wat God betekent, het Huis van God, waar het Brood des Levens is neergelegd. E-l, h-e-m, werk het uit, breng uw "l" weer terug met uw "e", wat een "brood" betekent, in het Hebreeuws El-hem. E-l betekent God, Elohim. B-e-t-h betekent brood, of b-e-t-h betekent... b-e-t-h betekent "huis". E-l is Elohim, verkort. Dan E-l-h-e-m wat "brood" betekent. Wat was Hij? Het huis van het Brood van God. "Het Huis van Gods Brood." Huis, beth; Elohim, God; El-h-e-m, brood. "Het Huis van Gods Brood", betekent Bethlehem.
87 Waar kon Hij anders geboren worden dan daar? Maar het was voor iedereen verborgen behalve voor die profeet. Hij zei: "Uit Bethlehem zal Hij voortkomen." Zij zochten in Jeruzalem. Zij zochten in al de grote Silo's. Zij keken overal. Maar Hij kwam uit Bethlehem, omdat het het Huis van Gods Brood des Levens was. Hij is Gods broodmand voor de wereld. Daar kwam Hij, geboren in Bethlehem. Hij kon nergens anders geboren worden.
88 Er konden vele grote dingen zijn – die ik deze week bestudeerde, de verschillende geestelijke gezichtspunten daarvan – waarom Hij in Bethlehem geboren moest worden. Toen ik deze paar plaatsen aantrof, voerde de Heilige Geest me mee en ik zei: "O God, dat is voldoende. Nu zie ik het."
89 Hij kon nergens anders geboren worden dan in Bethlehem. Het was de plaats van het brood van het land. Het was het brood van het gehele huis van Israël, het kwam daar vandaan. En Hij was het Brood des Levens dat van de hemel neerdaalde, het geestelijke Manna; het moest uit Bethlehem komen, de broodvoorraad, de plaats waar het brood lag. Bethlehem, waar het brood werd gebakken. Nu, Jezus die het Brood des Levens was, zei: "De mens die hiervan eet, zal nimmermeer sterven."
90 Een andere grote gebeurtenis die ik niet wil vergeten te noemen was toen David in zijn moeilijkste tijd was, toen hij een vluchteling was. Hij was al gezalfd. Hij wist wat hij zou gaan zijn. Hij zou koning worden. God had het gesproken, maar toch werd hij gehaat. Hij stond tussen twee grote vuren in. Hier waren de Filistijnen aan de ene kant, achter hem; daar was Saul aan de andere kant. En hij was een man zonder natie.
91 Precies zoals de gemeente er vandaag voorstaat, de ware levende gemeente van God, zonder een denominatie of iets anders. Zij staat alleen. Maar nochtans is zij gezalfd. Zij weet wat zij is.
92 Hoe ter wereld kon het ooit gebeuren dat de duivel vanuit beide kanten op David joeg? Hij had een schuilplaats gevonden, in forten in de wildernis en in grotten, proberend zichzelf te verbergen met een kleine groep trouwe strijders, slechts een paar die geloofden zoals hij. Maar deze mannen geloofden God, dat dìt de koning zou worden.
93 Zo is het met de gelovigen vandaag, die zich moeten verbergen van plaats tot plaats, maar zij weten Wie de komende Koning is. Het maakt me niet uit wie er president zal worden. We weten dat Híj komt. En het lijkt verder weg dan ooit, als de wetenschap het probeert te overstemmen, zeggend: "Zij kunnen een mens maken, zij kunnen dit doen, en zij kunnen een konijn nemen en uit de genen een ander konijn maken, enzovoort", proberend Gods Woord te weerleggen. Nochtans is er een volk dat God gelooft, dat standhoudt, dat net zo pal staat als ooit. Het geeft niet wat komt of gaat, zij geloven God nog steeds. God heeft gelijk! Zij houden vast aan Gods onveranderlijke hand. Temidden van de strijd, temidden van tranen, temidden van ziekte en dood en dat alles, houden zij nog steeds vast aan Gods onveranderlijke hand. Zij weten dat Hij de komende Koning is.
94 De mensen vandaag lachen en maken grappen over hen en noemen hen 'heilige rollers', noemen hen van alles wat ze maar willen. Maar deze strijders van God houden getrouwvol stand op hun plaats van plicht. Ze noemen hen misschien een 'genezingsgroep', misschien noemen ze hen een 'stel fanatiekelingen' of wat ze maar wensen. Zij klampen zich aan die Koning vast. Zij weten dat Hij aan de macht komt. Ofschoon men Zijn Naam ijdel gebruikt, spot en grappen maakt, men de mensen die Hem geloven 'uitschot, een stel paria's' noemt, dat hindert hen niets. Zij blijven trouw op hun post van plicht staan.
95 Deze strijders die bij David waren bleven precies aan zijn kant. Als er een Filistijn kwam moest hij vechten. Wie het ook was, er werd altijd op hen afgegeven. De arme David was in zijn gedachten helemaal verward; hij dacht: "Hoe is het mogelijk, Here?"
96 Weet u, leiders gaan soms door dingen heen terwijl de samenkomst niet weet waar ze doorheen gaan. Als u denkt aan beloften die God heeft gedaan, waarom gebeurt het dan niet? Zij vertellen dat niet aan hun samenkomst, zij vertellen het niet aan de mensen met wie zij omgaan, maar er zijn vele frustraties in het hart van een werkelijke leider.
97 Daar zat David, zijn keel brandde. Het was midzomer. De Filistijnen deden hun voordeel met die breuk tussen David en Saul. En Saul zocht overal naar David, en de Filistijnen ook en vervolgens zochten de Filistijnen de Israëlieten. Over een tijd van verwarring gesproken; precies zoals het nu is. David verschool zich in deze kleine plaats, in deze kleine schuilplaats, wat hij ook maar kon bereiken, de kleine vestingen die hij kon innemen. Toen ging hij een berg op, op die hete midzomerdag, terwijl de hitte verschrikkelijk was, zijn keel verdroogd was en er frustraties en vrees in zijn hart waren, en hij vroeg zich af: "O God, hoe kon dit gebeuren? U goot die olie op mij, niet omdat ik mijzelf koos, maar U koos mij. Waarom riep U mij ginds bij het hoeden van de schapen weg en vertelde U mij dat U mij dit zou geven om Uw volk te dienen, en hier zit ik overal tussen twee vuren?" Dat ging door zijn hart.
98 Hij zat op de heuvel en keek naar beneden. En daar waren de Filistijnen gekomen en zij hadden zich precies in Bethlehem gelegerd, zijn kleine thuis. Toen was zijn kleine stad onder de staatscontrole van de vijand. Niet alleen dat, maar zijn eigen vaders huis, Jesse's huis, was onder de slavernij van de Filistijnen. Daar was zijn eigen natie, zijn eigen kerk, tegen hem. Hier was de vijand waarmee hij aan het vechten was. Daar waren de kerkmensen waarmee hij aan het vechten was. Niet omdat hij dat wilde, maar omdat hij ertoe gedwongen werd.
99 Vele keren worden wij gedwongen om dingen te doen en dingen te zeggen die we niet willen zeggen – een werkelijke geestelijke leider – maar hij wordt gedwongen om het te doen. Hij moet zijde kiezen en tonen waar hij staat. "Ik neem de weg met de weinige verachten van de Here", zei de liedschrijver.
100 Dus daar was hij op die hete dag, zonder twijfel heen en weer lopend en neerkijkend door die lange vallei van ongeveer vijfentwintig mijl lang. Daar was zijn eigen vaders huis in slavernij aan de Filistijnen. Daar was Saul, precies daar beneden. De... En hier komt deze, er precies tussenin zittend, zie, om zijde te kiezen. Hij zag de geweldige tijd dat heel Israël versnipperd was, de kerk in verschillende denominaties uiteen was gevallen, zo gezegd. Hier was David, zich hier terugtrekkend, niet wetend wat hij moest doen, nochtans wist hij dat op hem de zalving rustte. Zij wisten dat de zalving daar was. Zij wisten dat David koning zou worden. Halleluja!
101 Wij weten Wie Koning gaat worden. Het geeft niet wie president gaat worden. Ik weet Wie Koning gaat worden. Hij zal Koning zijn. Ik weet dat er iets nodig is om stand te houden, maar God helpe mij om mijn ogen gesloten te houden voor denominaties en al het andere, en naar dat geestelijke uitzicht daar te kijken, dat Hij de komende Koning is. Ik zal Hem dienen. Al kost het de dood, laat mij sterven. Al kost het mij mijn familie, mijn geliefden, mijn denominatie, wat het ook moge zijn, laat mij Hem dienen. Ik zal bij Hem blijven. Dat zijn de strijders van God, zoals die met David waren. Zij hadden hun handen aan hun zwaard, liepen in zijn leger. Dat is de wijze waarop Gods strijders lopen, gereed!
102 De vijand zegt: "Je moet een beetje drinken om sociaal te zijn."
103 "Ik raak uw onreine dingen niet aan." Amen. Daar is de vijand. Daar is Zijn strijder.
104 "Waarom verwerpt u niet dat 'heilige-roller-spul' waar u in gelooft?"
105 "Ik geloof God. Ik zal trouw standhouden." Alstublieft. Dat zijn de strijders.
"O, je meent het? Er is niet zoiets als Goddelijke genezing."
"Dat denkt ú. Ik weet wel beter." Ziet u?
106 "Er is niet zoiets als de doop met de Heilige Geest. Deze dagen zijn voorbij."
107 "Dat denkt ú. Ik heb het reeds ontvangen. U bent te laat om me daar iets over te vertellen."
108 Zij wisten dat de zalving op die kleine, oude rossig uitziende kerel was. Zij wisten dat hij de koning zou gaan worden.
109 Maar David was van binnen gefrustreerd. Ik kan me dat voorstellen. Laten we een ogenblik op hem letten. Hij gaat ginds zitten, kijkt naar beneden en denkt: "Mijn eigen geliefde stad Bethlehem, kijk ernaar; waar de grote gebeurtenissen van God hebben plaats gevonden; waar ginds mijn bet-over-overgrootvader werd geboren; waar mijn bet-over-overgrootmoeder het uitriep in de tijd van de geboorte van Juda, van wie ik een afstammeling ben. Ginds echter lag iets bovennatuurlijks. Zij heeft hun plaats eruit geroepen, en daar plaatste Jozua ze, precies in haar... En door dat alles kwamen deze dingen hier. Het moest zo zijn. Ik was een schaapherder en U goot olie over mijn hoofd. U zei dat ik koning zou worden. Ik geloof U. Amen."
110 Dan gaat hij terug en kijkt daar naar beneden en denkt: "Wel, daar beneden in mijn kleine stad waar ik ben geboren, daar was ik in die goede, oude tijd met die kleine groep waartoe ik behoorde."
111 Het zou beter zijn als de Methodisten achterom keken naar hun goede, oude tijd, toen ze nog met weinigen waren en hier en daar in kleine schoolgebouwen hier in Amerika, onder de kracht van God neervielen en ze water in hun gezicht moesten gooien. Het zou ook beter voor u Baptisten zijn om achterom te kijken naar waar u vandaan kwam, en de overigen. U, Pinkstermensen, kijk om naar waar u vandaan kwam. Dat is zo.
112 Hier in de hitte van de strijd begon David te denken: "O, ik kan me die nachten herinneren dat ik ginds op die helling lag. Ik herinner me als ik naar die sterren keek, hoe zij daarginds bewogen en hoe God sprak tot mijn kleine jongenshart. Ik kan me herinneren dat ik op een dag toen ik zo in de Geest was, kijkend naar de wolken en de schaduwrijke, groene weiden, dat ik het uitschreeuwde in de Geest en zong:
De Here is mijn herder; mij zal niets ontbreken.
Ja, al zou ik door de vallei van de schaduwen des doods wandelen, ik zou niet vrezen: omdat Gij met mij bent..."
113 Oh! Hier was hij precies, tussen de kaken van de dood, precies toen, aan beide kanten. "'Ja, al zou ik door de vallei van de schaduwen des doods wandelen!' Die goede oude tijd, toen de Geest met mij was, toen God met mij was! Ik zong tot Zijn eer. Ik verheugde me in Hem."
114 "Ik herinner me een keer dat er op een morgen een leeuw kwam die een van mijn schapen pakte. En de Geest van God kwam op me en ik ging hem achterna en ik greep hem en hakte hem in stukken. Ik herinner me die bevrijding. O, ik kan me herinneren dat op een avond, juist voordat de zon onderging, er een beer kwam en er een te pakken kreeg en ik hem doodde. Deze grote bevrijding!"
115 "Ik herinner me toen ik Hem lof zong in mijn kinderjaren, toen ik mijn schapen hoedde. O God, breng me terug naar deze plaats. Breng me terug naar mijn eerste liefde. Breng me terug en geef me mijn herdersstaf terug. Geef mij m'n schaapskudde terug. Laat mij daarheen teruggaan om U te aanbidden."
116 Dat denken we soms. Maar we zijn in het heetst van de strijd. Er moet iets worden gedaan. Wij waren eens jongens; wij zijn nu volwassen mannen. Het gevecht is bezig. Ik herinner me dat het zaagsel van de vloer omhoog stoof en de mensen schreeuwden en juichten. En je kon niet bij de plaats komen, nergens, vanwege de mensen, maar zo is het vandaag niet. De strijd is gaande. O! Het is niet William Branham, de kleine jongensprediker meer; u moet iets voortbrengen, jazeker, er moet iets anders gebeuren. Het is nu de tijd. De strijd is gaande. De hitte ervan gaat door. De kracht is daar om de mensen te bevrijden, ieder die bevonden wordt geschreven te zijn in het Boek. Nu is de tijd gekomen.
117 David, in al zijn opgejaagdheid, wandelde heen en weer en dacht: "Oh, deze hete dag! Pfff! O, het is zo heet! Oh, Saul zou van deze kant kunnen komen, de Filistijnen van die kant! Legers rondom, overal. En hier zijn wij, zittend in de opening van een grot. En nochtans is de zalfolie op mij. Hoe is dit mogelijk? O, God, hoe is dit mogelijk? O, ik wilde dat ik iets kon drinken." Toen gingen zijn gedachten terug, terug naar de poorten van Bethlehem. Daar was een bron. Er was gewoon geen beter water dan dat.
118 U weet dat Palestina heel wat slecht water heeft. Zij hebben slecht water. Ze hebben er zelfs tot cholera toe en dergelijke. En heel wat ervan is alkalisch water dat u zou doden.
119 Maar Bethlehem is ook de waterplaats van de provincie. Er was geen water zoals Bethlehem had! David dacht vaak: "Als ik 's morgens mijn schapen begon weg te brengen, ging ik langs die oude bron om te drinken. O, wat koel en wat lekker, en wat leste het de dorst."
120 Nu wordt zijn keel gaandeweg gezalfd. "O, als ik alleen maar een slokje water had!" Nu, zijn krijgers... En hij schreeuwde het uit in zijn wanhoop: "O, als iemand mij opnieuw een dronk uit die oude bron ginds bij Bethlehem kon brengen!" O, na al dat dromen over zijn kinderjaren en de overwinningen en toen hij zich hier zag zitten op deze plaats tussen twee vuren, schreeuwde hij het uit: "O, als iemand me water uit Bethlehem kon brengen!"
121 Nu, zijn strijders konden zijn gedachten niet interpreteren, maar broeder, zij hadden hem lief met al wat in hen was. Het minste van zijn verlangens was voor hen een gebod. Drie van zijn machtige strijders trokken hun zwaard, slopen weg uit het kamp en baanden zich ongeveer veertig kilometer lang een weg. David vroeg zich ongetwijfeld af, na hun heengaan: "Waar zijn ze? Wat hebben zij gedaan? Waar zijn zij naar toe? Weten zij niet dat zij hun leven in gevaar brengen?" Zij zijn precies in de kaken van de dood, overal liggen ze in hinderlaag, door een veertig kilometer lange linie. En de zwaarden flitsten en de schilden flikkerden. Maar hun man, hun broeder waarvan zij geloofden dat hij koning zou worden, verlangde te drinken.
122 O broeder, ik vraag mij af of de strijders vandaag bereid zijn om zich een weg te banen door vormelijkheid, twijfel en ongeloof, om verfrist te worden in de tegenwoordigheid van de Here, naar Zijn verlangens? "Het minste van Uw verlangens; als het Afrika, India is, als het in de straat of waar ook is! Het minste van Uw verlangens, Here, is mijn bevel. Dood betekent niets voor mij. Populariteit? Oh! Wat ik ben, wat ik wil zijn, betekent niets, Here. Het gaat er om Uw verlangens te vervullen." Dat zijn de strijders die aan Zijn kant staan. "Als zij mij 'heilige roller' noemen, als zij mijn naam in opspraak brengen, als zij mij op straat schoppen, dat geeft niets. Uw verlangen is mijn bevel." Dat is de echte soldaat.
123 Wat deden zij? Zij vochten zich een weg erdoor totdat zij bij die bron kwamen. Zij haalden hun emmer water op. Daar kwamen zij terug, vechtend, zich een weg banend van rechts naar links, totdat zij in Davids nabijheid kwamen. Ze zeiden: "Hier is het, mijn heer." Oh! Wat? Een man die in ongenade was gevallen. De man die door de kerk werd gehaat. Een man die door de koning werd gehaat. De man die door de Filistijnen werd gehaat. Een man die bijna overal werd gehaat. Maar een kleine groep die hem volgde, zij wisten dat hij de komende koning was.
124 Vandaag, ik weet dat wij geweldige liederen zingen, dat wij grote kerken bouwen. Wij hebben geweldige lofliederen en van alles. Wij prijzen Hem daarmee. Maar Jezus zei: "In uw hart bent u ver van Mij vandaan, omdat u leerstellingen, de geboden van mensen, onderwijst." Laat de Heilige Geest binnenkomen en iets doen in hun kerk, de tegenwoordigheid van Jezus Christus tonen, dan zullen zij u de deur uitgooien. "Tevergeefs aanbidt u Mij. Zij aanbidden, maar tevergeefs doet u het, door als leer de tradities van mensen te onderwijzen."
125 Maar er zijn strijders die Hem geloven. Er zijn strijders die er bij blijven, met een geestelijk begrip, zoals ginds in klein Bethlehem. Zie? Zeker waren die er.
126 David pakte deze emmer water. Hij keek ernaar en de Bijbel zei dat hij het op de grond uitgoot en zei: "Here, het zij verre van mij dat ik dat zou drinken, omdat dezen, mijn krijgers, hun leven in gevaar hebben gebracht om daarheen te gaan en dit water tot mij te brengen. Het is het bloed van mannen. Ik kan het niet doen." En dit zoete water waarvoor zij hun leven hadden gewaagd en waarvoor ze door de vijandelijke linies waren heen gebroken om het te gaan halen, goot David uit op de grond, als een vrijwillig offer voor de Here. Het was niet gemeen. Het vervulde alleen de Schrift.
127 Want, ofschoon Jezus van Bethlehem het Brood des Levens is, is Hij ook het Water des Levens. Beslist. En wat deed Hij? Hij vertegenwoordigde Zich in beiden, David en de krijgers, omdat Hij de koning was, en Hij was de strijder Die kwam en door de vijandelijke linies heenbrak. Amen! Overwon de dood, hel en het graf, stortte Zijn eigen Bloed uit, opdat Johannes 3:16 vervuld mocht worden:
Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.
128 Hij gaf toen niet het water dat het vertegenwoordigde, maar Hij wàs het Water, opdat een verloren, een omkomend volk leven mocht hebben. Hoe deed Hij het? Door Zijn eigen Bloed uit te gieten. Niet het te verspillen; dat is per ongeluk. Hij goot het vrijelijk uit op Calvarie, nadat Hij door elke linie van de vijand was heengebroken en Zijn Levensbloed uitstortte, zodat Hij de broodmand voor de wereld zou zijn.
En de bron gevuld met Bloed,
Geput uit Immanuëls aderen,
Wanneer zondaars gedompeld in die vloed,
Al hun zondevlekken verliezen.
129 Daarom werd Hij in Bethlehem geboren. Daarom moest Hij daar komen, omdat het het broodcentrum was, het Brood des levens. Het was de waterbron. Van wat? Het Water des levens. En in Jezus waren zowel Brood des levens als Wateren des levens, daarom moest Hij toen Hij kwam in Bethlehem geboren worden.
"Gij Bethlehem uit Judéa, zijt gij niet de minste onder al de vorsten van Juda? U bent alleen maar een gewoon, klein schepsel. U bent alleen maar een kleine knaap, maar uit u zal voortkomen de Heerser die van ouds geweest is van eeuwigheid tot eeuwigheid. Zijn afkomst gaat voor immer en immer en van eeuwigheid tot eeuwigheid."
130 Daarom werd Hij in Bethlehem uit Judéa geboren. Het was de plaats van Zijn kribbe. En, mijn broeder, de plaats waar Hij vandaag Zijn kribbe wil hebben is in uw wezen, uw eigen hart, zodat Hij door u de Wateren des levens mag tonen aan een dorstend volk, en het Brood des levens aan een hongerend volk. Hij is het Brood en Water des levens, die de twee belangrijkste dingen zijn voor het menselijk levensonderhoud, brood en water. Het is beloofd, zeker.
131 Laten we onze hoofden een ogenblik buigen, en terwijl u dit doet vraag ik uw onverdeelde aandacht. Bent u ooit in Bethlehem geweest, deze morgen? Als u nog nooit in Bethlehem geweest bent...
132 Het werd eveneens genoemd Efratha van Bethlehem, Efratha van Bethlehem. Efratha betekent "de wortel", wat van het woord h-e-m-p komt. Hemp betekent "de wortel". En die oude historische landstreek daar werd Efratha genoemd, wat betekent: "het is het begin des levens". Christus zei: "Als gij in Mij blijft! Ik ben de Wijnstok en gij zijt de ranken." Hij is de Wortel van al het leven.
133 Als u nooit naar Bethlehem Efratha bent gekomen, kom deze morgen en ontvang Hem als uw Redder en Hij zal u uw zonden vergeven. Wilt u uw handen tot Hem opheffen en zeggen: "Here Jezus, wees mij nu genadig? Ik kom hier nu tot Jezus met m'n gehele hart. Ik kom tot Uw Bethlehem, het Water en Brood des levens. Ik aanvaard Hem nu als mijn persoonlijke Redder." De Here zegene je, jongeman daar achteraan. De Here zegene je. God zegene je, kleintje.
134 Is er een ander? Zeg: "Ik kom nu; ik sta met niets in mijn armen, ik ben dorstig. Mijn keel is droog. Ik vraag me af waar ik heen kan gaan om echt leven te vinden. Ik vraag het me af. Ik heb me aangesloten bij kerken..." God zegene u, zuster. "Ik was lid van de kerk, ik heb alles gedaan wat ik maar kon doen, broeder Branham, maar nochtans heb ik nooit die werkelijk leven gevende Bron aangeraakt. Ik kom nu, Here, om het te ontvangen." Hij is hier voor u. Wilt u alleen maar uw hand opsteken? Zeg: "Ik ben het, Here. Ik ben degene die opstaat en behoeftig ben."
De Here zegene u, terwijl we bidden.
135 O Here God, deze kleine gebroken boodschap, die evenwel uit de Schrift voortkwam, in al zijn symbolen die U er in hebt gelegd; misschien is het "verborgen voor de ogen van de wijzen en verstandigen en geopenbaard aan kinderkens" die willen leren. Hoe staat het met het kleine Bethlehem, de minste van allemaal! Hoe zei de profeet dat? "Zijt gij niet de minste onder al de vorsten?" Maar het behaagde God uit die kleine onbetekenende plaats de Heerser van Israël voort te brengen. Here God, uit een kleine groep mensen, gewassen door het scharlakenrode levensbloed van de Here Jezus, zult U ergens, Here, voor die groep rond de wereld, Christus opnieuw voortbrengen, die alle naties zal regeren met een ijzeren staf.
136 Ik bid U, Vader God, dat U genadig zult zijn voor een ieder van ons die nu tegenwoordig is en mogen we tot Uw Bethlehem komen. "O kom, al u gelovigen," hebben we gezongen, "kom naar Bethlehem." Here, laat hun zien dat het niet het gaan naar een kleine stad ginds is, die het eens was in een symbool, maar een gaan naar de werkelijkheid, Jezus Christus, Gods Brood en Water des levens.
137 Dezen die hun handen opstaken, ontvang hen nu in Uw Koninkrijk, precies nu, Here. Want het is door hun geloof dat zij Hem ontvangen. Het is door geloof dat zij hun handen opstaken. En het is door geloof dat ik geloof dat U hen aanneemt. Bewaar hen, Here, in Bethlehem, waar zij nooit zullen afdwalen of weggaan zoals Naomi. Maar mogen ze, als de tijden zwaarder worden, precies in Bethlehem blijven. Het zal steeds beter worden. Sta het toe, Here.
138 Nu bid ik U dat u genadig wilt zijn voor degenen die ziek en aangevochten zijn. Er zijn er hier, Here, die Uw genezende aanraking nodig hebben. O Here, u herstelde Bethlehem in al haar vroegere glorie. U herstelde haar in de tijd van depressie, toen zij ziek was. U bracht haar helemaal terug en bracht Naomi in de gersteoogst. En nu, Vader, bidden we dat U elke Naomi, en ieder die hier is die in nood is, wilt brengen. Ik bid, God. O Here, het is juist gersteoogst. Het grote gerstebrood dat gezien werd, de heuvel afrollend, in het kamp van de vijand. Ik bid, God, dat U nu die grote gerstebal in dit gebouw brengt, en dat het de verzoening mag zijn voor de ziekten van de mensen, en ook voor de zonden. En genees elke persoon die in de Goddelijke tegenwoordigheid is.
139 Ik voel, Here – misschien is het alleen maar mijn eigen persoonlijk gevoel – maar ik voel nu dat U nabij bent, dat Uw nabijheid hier nu is. Ik geloof dat U hier bent. En ik zeg dit niet om de mensen; Gij die de harten der mensen kent. Ik bid, Here, dat zij deze morgen op een of andere manier het visioen zullen vatten, zoals deze strijders, dat Uw grote almacht, Uw grote kracht, Uw grote tegenwoordigheid, U, wat U bent, de Zoon van God, de Koning, de Gezalfde, dat U temidden van ons bent; dat zij er in hun zielen een glimp van opvangen en worden genezen van hun aandoeningen. Ik bid dit gebed terwijl ik het op hen plaats, in de Naam van Jezus Christus, Uw Zoon. Amen.
140 Ik geloof God, al Zijn Woorden; ik geloof dat elk deel van Zijn Woord Goddelijk geïnspireerd is. Ik geloof dat Hij niet "Ik was" is, maar dat Hij "IK BEN" is, een altijd levende tegenwoordigheid. Ik geloof dat precies nu, in het midden van de mensen hier.
141 U, die uw hand opstak, zoek een kerk. Word gedoopt in de Naam van Jezus Christus, God aanroepend, gewassen wordend van uw zonden. Geloof dat Hij spoedig komt om... Hij zal verschijnen in Zijn tweede komst.
142 Ik geloof ook dat Zijn tegenwoordigheid hier is om de zieken te genezen, om hen gezond te maken die hem nodig hebben. Het is niet speciaal nodig dat er één voor één voor u gebeden wordt. Ik bewees dat gisteravond aan de mensen dat ik alleen maar wilde tonen wat er zou gebeuren.
143 Er was een zekere jongeman, die hier zit, die nu precies naar mij zit te kijken, die dagenlang in bed had gelegen. Zijn keel was zo opgezwollen dat hij zelfs niets kon eten. Zijn koorts was erg hoog. En hij had zijn vader en moeder gezegd: "Stuur, haal broeder Branham om voor me te bidden." En op de een of andere manier wilden zij me niet lastig vallen, omdat ik bezig was. En iets leidde mij om naar hun huis te gaan.
144 Terwijl ik daar zat, probeerden ze de jongeman een bord te brengen met een heel zacht ei en nog iets anders, en wat zachte geprakte bonen. En hij probeerde het door te slikken. Hij draaide ze rond met zijn vinger en prakte ze. Zijn gebit was opgezwollen en er liep pus uit. En hij probeerde het zo te prakken, gewoon met zijn vinger en probeerde het zo in zijn keel te duwen. En hij nam een hap of twee maar hij kon gewoon niet doorgaan; duwde het terug.
145 Ik zat daar, zonder te bidden. Er is gewoon een klein iets, je kunt niet iedereen vertellen wat er gebeurt. Nee. Ik zei: "Here, Here, het is nu dichtbij het einde van het jaar. Er is iets komende, iets nieuws. Laat me... Here, is dit het? Is dit het?" En zodra ik dat begon te zeggen, en het nu in mijn hart begon te zeggen: "Ik weet dat U hier bent", nam de jongeman een andere hap, en weer een hap, en weer een hap, en nog een hap, en at zijn hele bord leeg, stapte in zijn auto en ging weg.
146 O, Hij is God, ziet u; Zijn tegenwoordigheid. Zijn tegenwoordigheid... Zij weten niet... Laat Hem alleen maar tegenwoordig zijn.
147 Onlangs toen zij deze laatste foto hebben genomen... Toen ik Hem daar zag staan, keek ik ernaar. Ik dacht: "Wel, ik heb op die de Engel des Heren gezien en ik weet dat het wonderbaar was." Maar toen Hij deze nam! Toen, ongeveer drie uur in de morgen, maakte Hij mij wakker en vertelde me wat er zou gaan gebeuren en verklaarde mij alles, en over de wapenrusting enzovoort, en toonde me er dingen op die ik nooit gezien had. Ik ging naar binnen en pakte het en keek ernaar en daar was het. Ik had het nooit eerder gezien. O, wat gaf me dat een gevoel, wat een troost, te weten dat Hij tegenwoordig is.
148 Hij is hier, gewoonweg Zijn tegenwoordigheid. En de tegenwoordigheid van de Here was daar om de zieken te genezen. De tegenwoordigheid van de Here is hier om de zieken te genezen. De tegenwoordigheid van de Here is hier om zondaars tot overtuiging te brengen. De tegenwoordigheid van de Here is in het midden van Zijn volk en Hij is Gods Bethlehem, vol van Brood en Water. Ik ben zo blij (u niet?) dat we een plaats hebben om naar toe te komen, om te eten en voor eeuwig te leven.
149 Nu, de Here zegene u. Heeft u iets te zeggen broeder? [Broeder Neville zegt: "Nee." – Vert]
Laat ons voor een ogenblik op onze voeten gaan staan. Ons oude afscheidslied: "Neem de Naam van Jezus mede."
150 Hoevelen hebben de Here lief? Laat het ons zien door het opsteken van uw hand, terwijl u uw hand omhoog houdt. Nu, doe hem naar beneden en schud met iemand die naast u staat de hand. Zeg: "God zegene u, pelgrim. God zegene u." Dat is goed, rondom. Juist. Dat is om u aan elkaar bekend te maken. Goed.
151 Nu laat ons nu opzien naar de hemel en dit lied zingen.
Neem de Naam van Jezus met u mee,
Kind van kommer, zorg en smart;
Het zal u vreugde en troost geven,
Neem hem overal waar u gaat met u mee.
Dierb're Naam (dierb're Naam), o hoe zoet!
Hoop der aard' en 's hemels vreugd;
Dierb're Naam (dierb're Naam), o hoe zoet!
Hoop der aard en 's hemels vreugd.
Nu, herinner...