Wat doet gij hier?
Door William Marrion Branham1 Dank u, broeder Neville. Zoals ik vanmorgen zei: het is altijd goed om naar het huis van de Here te komen. Ik dacht erover om hier vanavond een kleine dame naar voren te roepen om een lied te zingen dat ik haar in mijn huis onlangs hoorde zingen. Ik geloof dat wij er nog genoeg tijd voor hebben (als zij niet te verlegen is). Mejuffrouw Jeffries, wat denk je ervan, dat liedje dat ik je daar hoorde zingen terwijl ik binnenkwam. Ik vond het erg fijn. Ik hoop dat ik je niet in verlegenheid breng door je te vragen het nog eens te zingen: "Zeg mij Zijn Naam" of iets dergelijks. Is het dat? Ik zou het graag nog eens horen. Ik weet dat u er allen van zult genieten.
2 [Zuster Jeffries zingt: "Zeg mij Zijn Naam nog eens." – Vert] O, ik houd daar gewoon van. Ik houd van Zijn Naam. Weet u wat mij dat deed denken, om die kleine dame dat te laten zingen, zij is een schoolvriendin van mijn dochtertje, Rebekka. Ik was op een morgen in de kamer iets aan het doen en ik hoorde dat zingen en ik dacht: "Wel, ik zal haar dat eens laten zingen in de gemeente."
3 Onderweg, terwijl ik de kinderen naar school bracht, sprak ik met haar over het zingen. En ze zei: "Ik stond gewoon op, op een..." Ik zeg het misschien niet met dezelfde woorden. Maar ze zei: "Ik stond onlangs op, of was in bed en dacht aan dat lied. En ik had zo'n zegen."
Wel, ik vond dat buitengewoon dat een tienermeisjes spreekt over de Heilige Geest die haar zegent, speciaal in deze samenleving in deze stad. We hebben meer zulke tienermeisjes nodig. Zeker. En dit andere meisje dat zojuist ook zong, hier een paar minuten geleden, ik ken haar naam niet, maar ik genoot van die kinderen, kleine tienermeisjes die zongen.
4 Weet u, de weg die wij bewandelen is een voorbeeld voor anderen. Het is werkelijk zo.
Een oud verhaal van enige jaren geleden in Engeland... Er was een man; hij dacht erover uit te gaan en een gezellig drankje te hebben in de Kersttijd, gewoon voor gezelschap. En hij ging naar zijn buren en hij wisselde geschenken uit. En iedereen zei tegen hem: "Nu, Jan, neem hier een dronk van." En een klein teugje hier en een klein teugje daar en hij werd werkelijk dronken. Op weg naar huis viel een pak sneeuw van ongeveer vijftien centimeter. En zijn kleine zoontje volgde hem. Hij kon hem niet dragen; hij was te dronken. En hij was op weg naar huis en hij keerde zich toevallig om en merkte dat zijn kleine jongen bijna omviel in de sneeuw. En hij zei: "Zoon, waarom val je om in de sneeuw?"
Hij zei: "Pappa, ik probeer uw voetstappen te volgen."
En hij pakte de kleine jongen op in zijn armen en zei: "God, vanaf deze dag zal ik nooit meer drinken."
Iemand zal uw voetstappen volgen. Laten wij die rechte lijn wandelen vanaf de wieg naar Golgotha. Dat zijn de voetstappen, laten wij die nemen om in te wandelen.
5 Nu, ik weet dat het vanavond Avondmaalsavond is, en ik zal slechts een korte tijd hebben om tot u te spreken over het Woord. Ik houd ervan over Hem te spreken, omdat Hij zo werkelijk voor mij is.
Ik las enige tijd geleden een klein artikel, weer terugdenkend aan de meisjes; het gebeurde ginds in het Westen. Het was op een huilende stormachtige avond, terwijl de winden voortjoegen. Enkele mensen hadden een gebedssamenkomst. En degene die de gebedssamenkomst leidde was een zeer aantrekkelijke kleine dame. Ze dacht niet aan de gevaren waarin zij zou kunnen komen, maar zij woonde wat afgelegen in de kleine stad.
En gewoonlijk waren er heel wat mensen op straat ten tijde van de avond als de gebedssamenkomst sloot, als hun liederen naar de Here waren opgezonden en hun harten gelukkig waren. En ik geloof dat zij zich in alle opzichten voelden zoals broeder Beeler daarstraks getuigde. Ze waren zo gelukkig dat zij de vreugde niet konden bevatten en deze gewoon op de een of andere wijze moesten uiten.
6 Nadat het laatste "Amen" was gezegd, gingen zij allen op weg naar huis. En de kleine jongedame pakte haar mantel en sloeg de kraag omhoog en sloot hem van voren en begon de straat af te lopen. En zij kwam tot de ontdekking dat de koude avond iedereen hard naar zijn eigen open haard had laten lopen. Zij bevond zich alleen op straat. En het scheen of een gevaar haar begon te achtervolgen. Weet u, ik ben zo blij dat de Heilige Geest ons kan waarschuwen voor dingen die zullen komen, om te ontsnappen aan die gevaren.
En zij had er nooit aan gedacht bang te zijn en zij begon gewoon dat oude lied te zingen: "Nee, nimmer alleen." En toen zij verder ging door de stad, scheen het alsof niemand haar zou lastigvallen, maar plotseling kwam die grote vrees weer op. Plotseling zag ze dat een echt afschuwelijk uitziende man recht naar haar stond te kijken, zijn armen zó houdend, terwijl hij op haar toekwam.
7 Er was geen manier om weg te komen. En het is een waar verhaal. Zij kon niet weglopen; hij zou haar pakken. Er was maar één ding om te doen. Zij kon niet schreeuwen; de wind waaide zo hard, dat haar lichaam bijna van de straat werd opgetild. Niemand zou het ooit horen en de sneeuw verblindde gewoon. Er stond haar maar één ding te doen; dat was bidden. Dus begon zij, heel zachtjes, een gebed tot God te fluisteren.
En ze zei dat zij nooit heeft geweten waar hij vandaan kwam, maar plotseling stond aan de kant van de deur een heel grote hond met zijn haren overeind. En hij liep naar haar toe en liep naar de kant waar de man vandaan kwam en begon vals te grommen toen hij de man passeerde. En zodra de man doorliep de straat af, draaide de hond zich om en ging terug en legde zich neer in de deur.
God zal voor de Zijnen zorgdragen. God werkt soms zelfs door een hond of een dier of op een andere manier om Zijn heerlijkheid te tonen en Zijn bescherming. Ik ben zo blij dat ik Hem ken in de vergeving van mijn zonden, met de verzekering dat mijn zonden onder het Bloed zijn, daar ik ze dagelijks aan Hem belijd.
8 Vanmorgen in de boodschap zou het hebben kunnen lijken dat ik wat kortaf of wat ruw was. Het leek niet erg veel op een tekst voor een genezingsdienst, maar ik heb lang genoeg geleefd om dit te weten, broeder Tony, dat als een man gewoon doet zoals hij zich geleid voelt, God voor de rest zorgt op een meesterlijke wijze. Het was de eerste keer dat het hier ooit zó gebeurde. Wij geven gewoonlijk gebedskaarten uit en stellen de mensen op, maar de Heilige Geest liet mij vragen hoeveel vreemdelingen er in het gebouw waren, wat het compleet zou omvatten. Vervolgens maakte Hij hun hun verlangens bekend en sprak hun genezingen uit, enzovoort. Het laat zien dat gehoorzaamheid beter is dan offerande, opletten meer dan het vette der rammen.
9 Vanavond heb ik hier een klein Schriftgedeelte gekozen om slechts een paar ogenblikken over te spreken. En voordat wij dat doen, laten we even onze hoofden een moment buigen in gebed.
Here, U bent God voor eeuwig. En wij danken en prijzen U voor het voorrecht dat wij hebben om vóór U te komen in gebed, dit eerst wetend dat ons beloofd is, dat "indien gij iets vraagt in Mijn Naam, zal Ik het doen." En wij hebben de verzekering dat U ons verzoek zult toestaan.
Er is vanavond al zoveel gedaan, dat wij voelen dat als wij de dienst zouden sluiten en naar huis gaan, wij zouden kunnen zeggen dat het goed is geweest om hier te zijn. Wij horen deze liederen van Sion zingen door het gehoor en horen de mensen als zij hun stemmen uiten in gebed en in overdenkingen en in lofzangen, zoals de Schrift zegt: "Met aangenaamheid in uw harten geestelijke liederen zingende." Om deze kleine tienermeisjes te horen in dit donkere uur waarin wij leven, zoals het vanavond uitgedrukt werd door onze broeder Beeler, en hen de liederen van Sion te horen zingen... Om broeder Beeler te horen uitdrukken aan U, hoe hij U waardeerde voor wat U hebt gedaan en hoe U hem kreupel maakte om het hem te laten beseffen. Wat zou hij nu zonder die arm doen? Het toont dat wij beschermd worden door Uw genade en kracht.
10 Laten wij vanavond allen op onze hoede zijn, Here, want ik geloof dat het voor ons tijd is om inventaris op te maken, de tijd om ons te onderzoeken, want wij weten niet op welke tijd onze tijd zal zijn om heen te gaan. Het zou later kunnen zijn dan wij denken. Dus laten wij vanavond onze wegen en gedachten overdenken.
En wij zouden willen bidden dat U een paar ogenblikken in het Woord tot ons zou willen spreken en ons daarna zou willen zegenen in de Avondmaalsdienst, als wij de gebroken delen van dit kosher brood en de wijn nemen, die Uw gebroken lichaam en vergoten Bloed voor de vergeving van onze zonden vertegenwoordigen.
Onze zeer geliefde herder voelde zich vanavond niet al te wel. Maar in ons telefoongesprek heeft hij het op het altaar geplaatst. Ik ben er zeker van dat U het zult aannemen, Here. Ik bid voor hem, want wij hebben hem lief en wij hebben hem nodig. Wij bidden voor hem en zijn gezin en voor elk gezin dat hier is en voor al de gesproken verzoeken vanavond en ook voor de stille. Zegen ons verder in de samenkomsten, want wij vragen het in Jezus' Naam, Uw Zoon. Amen.
11 Ik wil hier een klein gedeelte van de Schriften lezen dat gevonden wordt in 1 Koningen 19, te beginnen bij het negende vers.
En hij kwam aldaar in een spelonk en vernachtte aldaar; en ziet, het Woord des HEEREN geschiedde tot Hem en zei tot hem: Wat maakt gij hier, Elia?
En hij zeide: Ik heb zeer geijverd voor de HEERE, de God der heerscharen; want de kinderen Israëls hebben Uw verbond verlaten, Uw altaren afgebroken en Uw profeten met het zwaard gedood; en ik ben alleen overgebleven en zij zoeken mijn ziel, om die weg te nemen.
En Hij zeide: Ga uit en sta op deze berg voor het aangezicht des HEEREN. En ziet, de HEERE ging voorbij, en een grote en sterke wind, scheurende de bergen en brekende de steenrotsen, voor de HEERE heen; doch de HEERE was in de wind niet; en na deze wind een aardbeving; de HEERE was ook in de aardbeving niet;
En na de aardbeving een vuur; de HEERE was ook in het vuur niet; en na het vuur het suizen van een zachte stilte.
En het geschiedde, toen Elia dat hoorde, dat hij zijn aangezicht omwond met zijn mantel, en uitging, en stond in de ingang van de spelonk. En ziet, een stem kwam tot hem, die zeide: Wat maakt gij hier, Elia?
Ik wil gedurende een paar ogenblikken als tekst nemen: "Wat maakt gij hier?"
12 Elia had een moeilijke dag gehad. Hij was op de berg Karmel geweest. Hij had de heerlijkheid van de Here zien neerkomen. Hij had vuur uit de hemelen gebeden en toen om regen op de aarde gebeden. En onder al deze spanning waren zijn zenuwen zo ongeveer gebroken. O, wat kan ik met hem meevoelen.
En hier vinden wij hem eerst predikend tot een teruggevallen natie van mensen en een Izebel die haar weg wenste te gaan. En de mensen waren tot een plaats gekomen dat zij God verlaten hadden, al Zijn beloften verzaakten en al Zijn geboden, en niet langer Zijn inzettingen hielden en niets om Hem gaven.
En Elia kon temidden van dit alles geen compromis sluiten. Hij moest trouw standhouden aan zijn overtuigingen. O, wat is dit een weerkaatsing van onze dag.
13 Men had daar een koningin, genaamd Izebel, en zij had al de kinderen van Israël doen dwalen met haar moderne, fantastische levenswijze. Zij had hen hoererijen laten bedrijven en boze dingen laten doen. Als dat niet een goede parallel is met vandaag. ...
Maar Elia, temidden van dit alles... Hoewel velen van de kinderen Israëls, duizenden van hen, een compromis hadden gesloten en met de moderne trend van leven mee wilden gaan, wilde Elia geen compromis sluiten. Hij vertelde Izebel haar plaats en hoe zij moest doen. O, zij haatte die profeet. Maar om het even, of zij aanspraak op hem maakte of niet, hij was toch haar herder.
O, heel wat keren wil men het niet toegeven, maar een door God gezonden man aan een gemeenschap, is een herder van de hele gemeenschap. Of hij nu Baptist, Presbyteriaan of wat dan ook is. God zalft Zijn man en hij zal geen compromis sluiten. En de mensen haten hem soms, omdat hij voor de waarheid staat. Maar toch is hij Gods herder voor het uur.
14 O, zij verachtte hem. Zij zou alles doen wat zij kon om hem te doden. Maar toch was hij trouw aan Gods beginselen, Gods standaarden. Haar moderne feestjes en gezellige avondjes en het schilderen van haar gezicht en de dracht van haar kleding hadden die natie verontreinigd.
De oude Elia was niet gemakkelijk. Hij vertelde het haar precies waar zij bij stond. God, zend ons wat meer Elia's in deze dag, die geen compromis zullen sluiten met de zonde, iemand die de waarheid zal prediken ongeacht hoe erg het kwetst. God heeft nog steeds dienstknechten in elke gemeenschap, die geen compromis willen sluiten met de dingen van de wereld. Elia hield niet van de moderne trend der dingen, dus bleef hij trouw aan God.
15 En de krachtmeting kwam. En de krachtmeting is opnieuw gekomen. En Elia daar boven op de berg Karmel... Toen zij dachten dat alle dagen van wonderen voorbij waren, en er niets meer zou kunnen zijn wat op wonderen leek, was er één man die er wel in geloofde. En hij zei: "Haalt al jullie profeten hier. Brengt ze hier boven op de berg en laten wij bewijzen en zien wie God is." Ik houd van dat Schriftgedeelte.
O, als er ooit een tijd was en een plaats waar de ware kracht van God gemanifesteerd behoorde te worden, is het wel vandaag. Laten wij bewijzen wat God is. Als scholing de uitweg is naar vrijheid, waarom werkt het niet? Als maatschappelijke positie, enzovoort, de uitweg is, waarom werkt het niet?
Als wij betalen aan andere naties om onze vriend te zijn, en wij ontdekken dat zij ons willen schoppen zodra zij kunnen... U kunt vriendschap niet met geld kopen. Vriendschap is een gave van God.
Als de grote kerken, de grote leraars de uitweg zijn, waarom hebben wij dan God niet meer in onze gemeenschappen? Waarom gaan wij voortdurend achteruit? Als het opvoedkundig programma en de wel geoefende preekstoel en het goed geoefende koor... Maar voortdurend raken wij steeds verder van God weg. Dan zal het niet werken.
Wat heeft de wetenschap gedaan? De wetenschap; u zegt dat de tijd zal komen dat de wetenschap dit en dat kan doen. Wat hebben zij gedaan? Zij hebben ons tot een plaats gebracht dat zij de hele wereld vernietigen. Wat doen zij? Zij richten de wereld te gronde in plaats van haar beter te maken.
16 Niet lang geleden, toen kapitein Al Ferrar van de FBI, over de jeugdafdelingen van de Verenigde Staten, mij in zijn kantoor had, nadat ik hem daar op de schietbaan tot Christus had geleid, zei hij: "Broeder Branham, ik ben een Baptist. Ik hoor dat u een Baptist was."
Ik zei: "Ja meneer."
Hij zei: "Maar ik heb die Heilige Geest niet waar u over spreekt." Hij zei: "Denkt u dat het voor mij zou zijn?"
Ik zei: "Jazeker."
Hij zei: "Wel, ik zal een suite in het een of andere mooie hotel bestellen. En laten u en ik daarheen gaan en misschien zal Hij naar de hotelkamer komen en mij met Zijn Geest vervullen."
Ik zei: "U hebt geen hotelsuite nodig."
Hij zei: "Wel, waar zou Hij mij ontmoeten?"
Ik zei: "Precies hier."
Hij zei: "Hij zou niet op deze schietbaan willen komen, is het wel, een schietbaan hier?"
Ik zei "Hij ging in de buik van een walvis voor de een, in een vurige oven voor een ander. Hij zal u ontmoeten op elke grond waar u Hem wilt ontmoeten." Zeker. God wil u ontmoeten; Hij wil er met u over praten. Hij zal komen naar waar u bent.
17 Nu, Izebel had het land verontreinigd en Elia's zenuwen waren gespannen geweest. Hij had grote wonderen verricht en tekenen gedaan daar boven op de heuvel om te bewijzen dat God nog steeds God was en kon antwoorden op de wijze van een wonder. En wat voor resultaten had het gebracht? Zijn eigen leven werd bedreigd. Wat had het gebracht? In plaats van een wereldwijde opwekking, had het een bedreiging voor zijn leven gebracht. Izebel zei, toen Achab haar deze dingen vertelde: "Mogen de goden zo met mij doen en ook meer, als ik zijn hoofd morgenavond tegen deze tijd niet afhak."
18 En Elia die probeerde, met een hart van God in zich, de mensen te laten zien dat God nog steeds God was... En het was op hem teruggeslagen. En hij rende de woestijn in toen hij het hoorde. Daar lag hij onder de jeneverbesboom, proberend vertroosting te vinden. Hij had zijn knecht weggezonden en had hem achtergelaten.
Ons verhaal speelt zich af op drie verschillende plaatsen: ten eerste, de berg Karmel; vervolgens, onder de jeneverboom; en de derde plaats waar God hem ontmoet is in een spelonk.
19 En het is zeer vreemd. De herder hier weet het en andere predikers. Weest op uw hoede: na uw berg Karmel, zult u een Jeneverboom hebben. Wanneer een mens een zegen heeft en de kracht van God neerstroomt en iets voor u doet, kijk uit, Satan is op pad. Bedenk dat de volgende dag, die maandag na een goede dag op zondag, het moeilijk zal zijn, omdat hij alles gaat doen wat hij kan om dat vertrouwen uit u weg te slaan, dat de Heilige Geest de dag daarvoor in u bijbracht.
Dus had Elia een grote dag gehad. Hij was hoe dan ook zenuwachtig. Alle profeten zijn, waren, konden gek verklaard worden; Jezus Christus werd gek verklaard. Elk van de apostelen werd door het publiek gek verklaard, omdat hun bediening zo bovennatuurlijk was, dat de mensen dachten dat zij buiten hun zinnen waren. Ieder die godzalig leeft in Christus Jezus, zal vervolging lijden. U wordt een ander persoon.
20 Zoals broeder Beeler zei over zijn teken (in de rug), u wordt wederomgeboren, u wordt een nieuwe schepping in Christus. De oude dingen zijn voorbijgegaan. De vleselijke dingen van de wereld hebben geen vat meer op u en u hebt daar geen vat meer op, als u overgegaan bent van dood in leven. Als God houvast krijgt op een man, is het eerste wat Hij doet in de gemeente, haar te brengen van wereldsgezindheid tot heiligheid. En Hij brengt haar van dood tot leven. Ze is wederomgeboren. Ze is nieuw. Haar ideeën zijn nieuw. Wat wij vandaag nodig hebben, is zo'n opwekking. Het is werkelijk waar.
O, we hebben een gave van de Geest gehad. We hebben geestelijke zegeningen en geestelijke oplevingen gehad. Maar wij hebben dàt niet meer nodig; we hebben een opwekking nodig van de Geest van de levende God in de harten van de mensen. We hebben niet zozeer de gaven van de Geest of geestelijk ontwaken nodig; we hebben een opwekking nodig. Laten wij opwekken wat wij gehad hebben, geen geestelijk ontwaken. Soms veroorzaakt dat een gemengde menigte. Maar wij hebben een opwekking nodig die zal uitziften, uitschudden en alle dingen uitselecteren, zoals wanneer je aan de zeekust staat.
21 Ik sprak met enige broeders daar in Puerto Rico, een paar weken geleden. Toen ik de grote zee zag in een grote storm, waren de golven hoger dan de tabernakel. En ik zei: "Weet u wat? De zee heeft niet één druppel water meer in zich dan toen hij volmaakt kalm was." Wel, wat doet dat kolken en schokken en wat betekent dat? Het werpt al het vuil eruit op de oever.
Dat is wat de gemeente nodig heeft; het is een opwekking om alle wereldsgezindheid en de dingen van de wereld van zich af te schudden en zuiverheid en heiligheid van God in de harten van Zijn gelovigen terug te brengen: nederigheid. Wel, de mens, zodra ze een opwekking zo nu en dan in hun geest hebben, worden ze zo vleselijk en zo onverschillig tot zij zelfgenoegzaam, stijf en eigengerechtigd worden.
Zij lezen en studeren. En dat is goed, maar dat is niet de zaak waar wij over spreken. U weet meer over het Woord. Het is goed om het Woord te kennen, maar het is beter om de Auteur van het Woord te kennen. Zie, dat kleine iets dat u er buiten laat, dat iets in het hart wat u maakt wat u bent. Dat is de zaak.
22 En ik vertel u, Elia en zijn zenuwen, overprikkeld in ieder geval... Ik heb altijd met hem te doen gehad. Zijn zenuwen stonden op het punt om in te storten, en die grote klap van Izebel was daar de laatste klap voor. Toen vluchtte hij weg en ging de woestijn in en lag onder de jeneverbesboom.
O, die ervaring van de jeneverboom. Er zijn velen van ons die zich bevinden onder de jeneverboom. Ik bevind mijzelf daar vele malen onder, tot een plaats dat je niet meer weet wat je moet doen. Je bent verward. Eerlijk gezegd, ben ik er nu onder en vraag mij af: "O God, wat wilt U dat ik doen zal?"
Weet u, mensen onder de jeneverboom zijn als Elia; zij houden ervan te slapen. Ik predik tot meer vermoeide mensen dan iemand in de wereld. De mensen zijn zo vermoeid. Zij zijn zo geestelijk gespannen dat zij de psychiatrische inrichtingen en de ziekenhuizen overal vullen. Ze zijn in zo'n nerveuze toestand gekomen dat zij niet weten wat zij geloven en wat zij willen. Zij liggen daar maar; zij weten niet wat zij moeten doen. O, het is zo'n droevig gezicht.
23 Luister hier, mijn broeder. Je kunt het niet wegdrinken. En je kunt het niet wegjuichen. Ook kun je niet gaan kaartspelen tot je verdoofd bent. En je zou duizend middagslaapjes kunnen nemen en proberen het weg te slapen, en het lukt je niet. Al onze kleine geneesmiddelen, het enige wat zij doen is de symptomen bestrijden. We moeten een geneesmiddel hebben voor de ziekte. We moeten een... hebben. Alle psychiaters in de wereld kunnen het niet genezen. Het bestrijdt alleen de symptomen. Genezing is in het bloed van Jezus Christus, niet in een rust aan het zeestrand... niet in een lofzang aanheffen of in koren om lofzangen te zingen. Dat is wat wij vandaag proberen te doen; het wegzingen.
"O, wij zullen onszelf maken als die van Jones." En wij proberen iets anders te doen, proberen het door opleiding. Er is maar één wijze om het te doen; dat is de feiten onder ogen zien. Zo is het. O, als u van streek bent geraakt en opgejaagd, sluit u dan niet aan bij een kerk, kom tot Christus. Dat is het enige geneesmiddel. Doe dan niet alsof u een nieuwe bladzijde omslaat; ontvang slechts een nieuw leven. Christus is het antwoord.
24 Daar lag hij onder de jeneverboom. Hij wist niet wat hij moest doen. Zijn zenuwen waren gebroken; hij beefde. Ongetwijfeld huilde hij. Hij was in een verschrikkelijke toestand. Velen van ons komen tot die plaats, speciaal na een berg Karmel ervaring.
Onlangs werd mij door iemand daarover gevraagd. En hoe dat... Wat zouden wij... Wat wij kunnen doen... Wat er voor ons op die tijd gedaan kan worden. U kunt maar één ding doen, uzelf aan God toevertrouwen.
Ik weet dat een mens zichzelf kan overwerken en een mens kan te weinig werken. Een man... God wist dat deze man voedsel nodig had. Hij had iets nodig om te eten. En onder deze plaats hier waar hij lag, moest God iets voor hem doen. God moet iets doen voor elk mens die onder de jeneverboom komt of hij zal er onderdoor gaan. Hij moet het doen. Als Zijn dienstknecht ginds onder de boom ligt, weet hij niet wat hij moet doen, hij heeft zijn opdracht uitgevoerd. Elia zei: "O Here, laat mij sterven."
25 Ik heb die gevoelens gehad nadat ik uit een samenkomst kwam en het zag eruit of ik had geprobeerd en gepredikt en gesmeekt en overtuigd; en ik had de Engel van God zich door de samenkomst zien bewegen en tekenen en wonderen zien doen; en dan zat ik buiten in een auto en hoorde hen roepen: "Het was niets dan psychologie; er is niets mee. Niets daarmee. Dat is allemaal onzin."
O, dan kroop ik onder de jeneverboom. Dan dacht ik: "Here, wat deed U... Waarvoor liet U het mij doen? Wat voor nut heeft het?" Maar we ondergaan allen die ervaringen. Maar dan de genade van Jehova voor Zijn dienstknecht: God kent uw beproevingen. Weet slechts dit: Hij weet er alles van.
26 Dus komt Hij neer. Hij weet dat Zijn dienstknecht wat rust nodig heeft. Daarom laat Hij hem gewoon een klein poosje slapen, terwijl hij daar ligt te wachten om te herstellen of te bidden om te sterven. "Here, mijn vaderen stierven vóór mij en neem nu mijn leven. Ik heb genoeg gedaan. Ik heb een goede strijd gestreden. Ik heb de loop voleindigd." Maar er was werk dat nog moest worden gedaan. God was niet klaar met Zijn profeet. Hij had nog meer werk.
En het maakt niet uit hoeveel wij het uitroepen en dit, dat of wat anders denken, niets kan ons wegnemen totdat God met ons klaar is. Ik ben zo blij dat te weten.
27 Soms voel je jezelf als om zelfmoord te plegen, zoals ik eens, en ik zette een pistool tegen mijn hoofd, maar ik kon het niet doen. Ik deed mijn handschoenen uit om hem op een lijn van hoog voltage te leggen, waar ik werkte, maar ik kon het niet doen. Iets hield nog vast. Dezelfde God die met Elia was, diezelfde God vandaag, zag mij onder de jeneverboom, terwijl mijn vrouw en baby ginds in het graf lagen en mijn vader en mijn zwager; toen ik zelf gewoon aan het eind was. Ik heb onder de jeneverboom gelegen. Het is hard. Ik kwam tot een plaats dat ik zo buiten mijzelf was, dat ik probeerde om met een geweer mijn hersens eruit te schieten, maar het ging niet. Zie, er is nog werk te doen. Iets moest worden gedaan; God was nog niet klaar. Hij zal altijd voor u zorgen.
28 Arme, vermoeide en afgematte dienstknecht. Hij zag hem. Hij wist waar hij was. Hij weet waar u vanavond bent. U bent misschien onder een jeneverboom, alles is voorbij. Maar bedenk, Hij weet waar u zich bevindt. Wij hebben niet een hele hoop renovatie nodig.
Zoals de oude gekleurde vrouw daar in het Zuiden zei. Zij had een ongeval; een auto had haar geraakt. En ze was tamelijk ernstig bezeerd. En de advocaat zei: "Wenst u een eis tot schadevergoeding in te stellen?"
Ze zei: "Advocaat, alsjeblieft niet, beste." Ze zei: "Ik heb al genoeg schade, ik heb wat reparatie nodig." En ik geloof dat zij iets goeds sprak voor deze maatschappij en deze gemeente vanavond en dit voor de hel bestemde Amerika. Het is niet teruggevallen; het is al afgelopen. Het is niet op weg naar de hel, het heeft de hel al ontmoet. Het is niet verloren, op weg om verloren te zijn, het is reeds verloren. Het behoeft geen eis tot schadevergoeding in te stellen, het heeft een reparatie nodig. Het is de waarheid. Hij weet waar u bent. Hij weet waar u ligt.
29 En Hij zond een engel. En de engel raakte hem aan en hij ging slapen. Toen hij ontwaakte, waren er een paar maïskoeken of de een of andere soort gebakken koeken, die naast hem lagen. En Hij zei: "Elia, sta op en eet." Daar is de genade van God voor Zijn dienstknecht. Zie, Hij laat hem rusten.
Weet u, Jezus zei: "Komt terzijde in de woestijn en laten wij een poosje rusten." Bij sommigen van die knapen die denken dat ze niet hoeven te rusten, ontdekken we dat zij ook tamelijk snel opgebrand zijn. Als zij er niet aan denken om te rusten, vinden zij zich ergens te gronde gericht. Ik geloof dat dàt het is waar onze broeder Billy Graham vanavond is, proberend het doel voorbij te streven.
Deze menselijke lichamen zijn sterk, maar zij hebben rust nodig. Dan kunt u een kleine rust nemen en ergens heengaan, en men zal u kritiseren en zeggen: "Ik dacht dat hij een prediker was. Kijk hem daarginds aan de oever vissen", of iets dergelijks. Maar dat maakt niet uit. Jehova zal zorgdragen voor de Zijnen.
30 Terwijl hij daar onder de boom lag, vermoeid en overstuur, maakte God zijn zenuwen rustig. Hij voedde hem, maakte hem weer wakker en voedde hem weer en legde hem terug om te slapen. Ik heb mij dikwijls afgevraagd wat er in die koeken zat. Wat voor soort vitamine deed Hij in die koeken? Maar hoe dan ook... Wat er ook in zat, het duurde veertig dagen en veertig nachten, en hij ging op de kracht van die koeken.
God weet vanavond dat ik er enige van nodig heb. En ik ben er zeker van dat deze gemeente er enige nodig heeft. Kom terzijde, weg van de wereld en laten wij een poosje rusten. Laten wij een poosje praten.
U hebt geen tijd om te rusten, zegt u. John Wesley zei dat eens. Hij zei: "Ik ben bang om te rusten; ik heb geen tijd om te rusten." En u bemerkt dat u schipbreuk lijdt, als u deze rusttijden niet neemt.
31 En wij zien dat hij veertig dagen en nachten ging en God spoorde zijn verblijfplaats op – of waar hij zich had teruggetrokken in een spelonk. En God wilde zijn aandacht trekken, dus kwam er een grote storm voorbij en hij scheurde de bergen. Hij was zo krachtig dat hij de rotsen deed beven. Maar God was niet in de storm. Hij ging langs voordat God voorbij kwam. Toen kwam er weer een grote aardbeving die de aarde schudde. Maar God was niet in de aardbeving. En er kwam een vuur, maar God was niet in het vuur. En toen kwam er een zachte, stille stem en God was in de stem.
32 En broeder, zuster, ik ben lang genoeg achter in de spelonk geweest, en u ook, om te weten dat er heel wat aardbevingen geweest zijn die om ons heen schudden, heel wat lawaai en opwinding en stormen en dergelijke en grote samenkomsten, waar God echter niet in was.
Dat is de reden waarom ik dat vanmorgen zei. Er moet iets diepers komen dan een genezingssamenkomst. Er moet iets diepers komen dan een gave van spreken in tongen. Er moet iets diepers zijn dan een ruisende, machtige wind. De wind ging voorbij, maar God was er niet in. We hebben ruisende, machtige winden gehad over het hele land, en sensaties en bloed in het gezicht en in de handen, allerlei tekenen, maar waar bevindt God zich?
33 Elia wachtte. Toch was hij een profeet. Maar hij luisterde ernaar. Hij ging nooit uit om hun opwekkingen te evenaren. Hij ging nooit uit om de grootste tent in het land te hebben. Hij ging nooit uit om op de televisie te komen, enzovoort, zoals wij het noemen, al de grote ophef, en Amerika is schuldig aan het luisteren naar dat lawaai. O, wij houden van lawaai. Maar God is niet in het lawaai. Hoe eervol en dergelijke als die dingen zijn, toch is God niet in lawaai.
Als dat wel zo geweest was: wat als de Afrikanen de tom-toms slaan, u hebt nooit zo'n lawaai en ritme gehoord. God was er niet in. En we hebben ruisende, machtige winden gehad; we hebben allerlei vuren gehad en aardbevingen en schuddingen en grote opwekkingen en dergelijke; God was er niet in. Als het wel zo was geweest, zou het zichzelf hebben getoond. Maar daarna kwam een zachte, stille stem; toen was God in de stem.
34 Dat is wat ik vandaag denk, vrienden. Wij mensen worden zo meegesleept door al het lawaai. Amerika houdt van lawaai. Kijk wat ze vandaag doen. Men draait aan die oude radio's, net zo hard als zij kunnen, met rock-and-roll en boogie-woogie en al dat soort spul. Zij moeten hem zo luid hebben staan dat je trommelvliezen bijna springen, van al het lawaai de hele dag.
En in de gemeente hebben wij op de tamboerijnen geslagen; we zijn op en neer gelopen en hebben gegild en geschreeuwd en getoeterd en hadden zo'n grote tijd. Niets er tegen, maar waar was God erin? Wat deed het? Het brak ons in kleine stukken, genaamd de Assemblies of God, de Church of God, de Pentecostal United Oneness en al deze andere kleine denominaties. God was er niet in. Het is een voorloper van God. Het is een steigerwerk.
35 Als u het zogenaamde Christendom vandaag ziet, de mensen die naar kerken gaan, die zo'n deftig leven leiden en uitgaan en genezing verloochenen en de kracht van God ontkennen, en een toegewijd leven ontkennen en u fanatiek noemen, onthoud dan, dat dat steigerwerk is. Dat is... Broeder Wood, ik geloof dat u het "steigerwerk" noemt. Het is namaak. Het is een geraamte dat aan de buitenkant zit. Er staat alleen God op om het gebouw te bouwen. Glorie voor God. Het is alleen maar een zogenaamd geraamte dat afgebroken zal worden.
Wij klapten in onze handen en zeiden: "Glorie voor God, als u juicht, hebt u het." De Methodisten zeiden dat, de Nazareners. Zij ontdekten dat zij het niet hadden.
De Pinkstermensen zeiden: "Klapt in uw handen en juicht tot u in tongen spreekt en je hebt het." Maar wij vonden uit dat wij het niet hadden. Er is nog maar één ding overgebleven; moge God mij naar een spelonk brengen waar ik het kan vinden.
36 Laten wij die stille, zachte stem hebben, dat 'iets' dat het fijne aan het leven geeft, dat 'iets' dat, al spreekt u met de talen der mensen en engelen, u niets bent als u 'dat' niet hebt. Ofschoon u kunt profeteren en spreken in tongen en tekenen en wonderen laten zien en wonderen werken en grote tekenen doen, maar als die stille, zachte stem er niet is, bent u niets, zegt de Schrift. Dat is waar wij nu naar luisteren. Wij hebben de donders gehad. We hebben het vuur gehad. We hebben de ruisende winden en de aardbevingen gehad, maar God, zend ons de stille, zachte stem. Dat is wat wij nodig hebben.
37 Luister, broeder, wij hebben die stille, zachte stem nodig – een stille, zachte stem die sprak. Jezus zei dat je Zijn stem niet op straat kon horen. U hoorde Hem niet schreeuwen. Hij was ons voorbeeld. Kijk naar Hem, Hij, Zijn Geest, werd vergeleken met een duif; zacht.
Het zijn grote dingen, of stille dingen. Wist u dat, vrienden? Luister. De zon geeft leven op de aarde aan elk levend ding, en botanisch leven, plantenleven, leven van een boom en wat al meer; de zon brengt leven voort. En hij kan miljoenen liters water uit de aarde trekken en maakt daarbij minder lawaai dan wij om een emmer vol uit een pomp te kunnen krijgen. Zie? Het zijn grote dingen, stille dingen zijn grote dingen. Hebt u ooit de wereld horen draaien? Hebt u ooit de planeten gehoord als zij hun baan beschrijven? Hebt u er ooit één gehoord? Dat zijn de grote dingen. Hebt u ooit de zon horen opgaan?
38 O, wij denken dat wij heel wat lawaai moeten hebben, een muziekkorps moeten hebben, om de maat te slaan, dat we heel wat op en neer moeten springen, anders hebben we geen goede samenkomst. Wij denken dat iedereen buiten zichzelf moet zijn, in hun handen klappend en zo. Wij denken dat de muziek ritmisch moet gaan en dat iedereen op en neer moet springen door het gangpad. Wij hebben dat gehad. Wat voor goed heeft het gedaan? Hoe zit het daarmee? Waar heeft het ons vandaag gebracht? In één troep verwarring, een groep denominaties, verscheurd, verbroken broederschap. Zeker heeft het dat veroorzaakt.
Het is de oude bladrups en de harige rups geweest en allerlei insekten, vanaf ver terug in het begin, wat Joël zag. Wat de sprinkhaan heeft overgelaten heeft de kever opgegeten en wat de kever heeft overgelaten, heeft de kruidworm afgegeten, enzovoort, totdat wij ze hebben afgegeten tot een stomp. Maar de Schrift zegt: "Ik zal herstellen, spreekt de Here."
39 Wij wachten op iets. Van al het jubelen hebben we genoeg lawaai en wind gehad, om de hele wereld te bekeren. We hebben genoeg hoera-geroep en gejuich en tekeergaan gehad tot... Wat heeft het gedaan? Het heeft de gemeente niet opgebouwd; het heeft denominaties opgebouwd. Het heeft gemaakt dat de mensen zijn uitgegaan, met opgeblazen ideeën, als verwaande stijfkoppen.
Ik houd niet van dat spul. Zij lopen het podium op en zeggen: "O, kijk eens naar hem, hij is een vorst. Kijk hoe hij gekleed is, zo beschaafd en dergelijke. Hij weet hoe hij zijn buigingen moet maken, enzovoort." Dat is niet wat God verkiest.
Een profeet dacht dat op zekere dag. Hij ging op weg om een dienstknecht te zalven. Hij zei: "Hij is de grootste van het gezin; hij ziet eruit als de juiste." Maar God weigerde hem.
40 U hebt geen vorsten, enzovoort, nodig om daar boven te staan als ik weet niet wat. Het gaat niet om de kleren die u draagt of de welsprekendheid waarmee u spreekt. Het is iets wat binnenin u is, die stem van God. Daar gaat het om.
De profeet passeerde een ander en zei: "Dat is hem niet. God heeft hem geweigerd." Hij ging voorbij aan een ander en zei: "Hebt u er nog niet één?"
Men zei: "Wij hebben nog een kleine, oude roodharige hier buiten in de heuvels, die de schapen weidt." Het was David. Toen zij deze kleine, roodharige knaap met sproetengezicht bij hem brachten, met zijn licht gebogen schouders en een schapevel om zich heen gewikkeld, zei God: "Dat is hem."
41 En al uw grote uiterlijke vormen en bluffers haalden het niet bij God. U mag dan Dr. in de theologie, Dr. in de filosofie of dubbel Dr. in de letteren zijn. U mag dan bisschop zijn, paus, of wat u ook moge zijn, maar God is nodig om uit niets iets te maken. En zolang u de 'niets' kunt zijn, is God de 'Iets'. Zolang u uzelf uit de weg kunt krijgen, dan kan God binnenkomen. Maar als u zo blufferig en vormelijk bent, dat u de grootste en de beste bent, hebt u nog niets dat u behoort te hebben: dat is een nederig hart voor God. Wij weten dat, broeders en zusters. Zeker.
Zeker zag of hoorde u nooit de zon opgaan. U hoorde dat nooit. Ging u ooit uit 's nachts om de dauw te horen vallen? Wat zouden wij zonder doen? Zie, dat heeft het niet nodig. Ik vertel u nu één ding, het is de stille... Het zijn niet de klaterende wateren die zo'n geweldig lawaai maken en op en neer springen, waarin de schoonheid van de sterren weerkaatst wordt. Het is de kleine poel die diep en stil is, die de schoonheid van de sterren weerkaatst.
42 Wat wij vanavond nodig hebben is die diepe, rijke ervaring, dat 'iets' diep in ons dat... Het hoeft niet te juichen, hoewel het zou kunnen. Maar wij leggen alle nadruk op ons juichen. Het zou misschien nooit in tongen spreken, hoewel het zou kunnen. Maar wij leggen er alle nadruk op. [Leeg gedeelte op de band – Vert]
Het zou misschien niet de samenkomst van Billy Graham, de samenkomst van Oral Roberts of mijn samenkomst bijwonen. Dat hoeft niet. Wat het moet hebben, is die diepten van Gods eeuwige liefde, die Geest aan de binnenkant van hen, die u maakt wat u bent.
Daar sprak ik vanmorgen over. Daarmee trok ik de gemeente naar Golgotha, telkens weer. Denk niet omdat u in tongen hebt gesproken of omdat u zoveel over de Schriften weet of omdat u de boeken van iemand hebt gelezen en u meer weet dan een ander. Hij zei: "Plaats een merkteken op hen die zuchten en schreien vanwege de ongerechtigheden die in de stad gedaan worden." Wie zou Hij vanavond in onze steden merken?
43 Zie, het zijn de diepten van de Geest, niet de oppervlakkigheid. Het is niet de dop van de walnoot die goed is, het is de walnoot onder de dop. U hebt daar een grote, lege dop; u hebt daar niets onder. Wat wij vanavond nodig hebben, is de diepte van Gods liefde.
Toen Elia die stille, zachte stem hoorde, hinderde hem niets meer. Wat hebt u in alles gehoord? U zult in een paar dagen gaan. U hebt Billy Graham gehoord; u zult Oral Roberts horen; u zult anderen horen, grote mannen. Niets tegen die mannen, ze zijn Gods dienstknechten.
Maar luister niet naar het lawaai. Hoor die stille, zachte stem, die diepten van iets dat in het menselijk hart komt en alle dwaasheid uit u wegneemt. Het neemt de hele wereld uit u weg. Het doet u de dingen van de wereld haten en de dingen van God liefhebben. Dat zijn de diepten. Dat is de poel die de sterren van Gods eeuwige heerlijkheid weerkaatst. Dat is de zaak die tranen in de ogen tevoorschijn brengt, onuitsprekelijke vreugde brengt, vol van heerlijkheid. Het doet u standhouden als alle andere dingen u zullen begeven. Het doet... Als ziekte komt of zelfs de dood zelf, heeft het nog steeds de weerkaatsing van Gods zegeningen in zich. Die kleine poel die diep is en de hemelen weerkaatst, niet het klaterende geluid van het water. Klaterende wateren zijn niet erg diep. Het is stil water dat diep is.
44 Moge God ons vanavond helpen, vrienden, als wij naar de Avondmaalstafel komen om dat te gedenken. Het maakt mij niet uit wat wij uitwendig doen, hoeveel goede dingen wij doen... U zegt: "Wel, broeder Branham, ik ga naar de kerk. Ik probeer zo goed mogelijk te leven." Goed. Daar is niets tegen, broeder. "Ik heb in tongen gesproken, broeder Branham. Ik heb gejuicht in de Geest." Dat is goed. Maar dat is niet waar ik over spreek, broeder. Dat is het nog steeds niet. Dat is niet waar ik van spreek.
Ik spreek over die stille, zachte stem, dat rijke en koninklijke. Dat zag ik vroeger in die oude mamma's, als zij hier jaren geleden door de gangpaden kwamen en de tranen over hun wangen stroomden als een zondaar-jongen opstond om naar het altaar te komen.
Vandaag doe ik een oproep en zie een jongen komen, terwijl zij zitten te kauwen op hun kauwgom. Wat is er aan de hand? Hij... We zijn het 'horen' kwijtgeraakt. Wat hebt u gehoord? "Wat hoort gij?"
45 We zijn in de eindtijd. U hoort op de televisie en op de radio, in uw tijdschriften, in uw kranten, dat er op zekere dag een drukte en beweging zal zijn over dit land. Waar luistert u voor, om die... te horen. Al de ongerustheid over de radio, de hele dag door, met die onzin en die drukte, om te horen wanneer de kogels zullen vallen of de bommen?
Ik luister niet naar die rommel. Ik luister om een stem te horen zeggen: "Kom hoger op! Het is welgedaan, Mijn goede en getrouwe dienstknecht." Wat hoort u?
Weet u, ik geloof dat wij zo geïnteresseerd zijn in het zo nauwgezet luisteren naar al die dingen van de wereld en dergelijke, dat wij die stille, zachte stem niet meer kunnen horen.
Wij horen onze herder zeggen: "Sluit u bij de gemeente aan, dan zal het in orde zijn." Wij horen sommigen van hen zeggen: "Spreek alleen maar in tongen en het is voor elkaar." Sommigen van hen zeggen: "Juich alleen maar en het is voor elkaar." U kunt die stille, zachte stem niet horen, die iets rijks en dieps in het leven plaatst; u maakt tot wat u moet zijn.
46 Een tarwe draagt geen tarwe omdat hij aan een wijnstok zit of aan een stengel. Onkruid zit ook aan een stengel. Maar er is een leven in die wijnstok nodig om tarwe voort te brengen. De wateren die erop vallen, zullen beide bewateren; zij zullen zich er beide in verheugen; zij zullen er beide van groeien.
Mannen en vrouwen kunnen opgroeien terwijl ze juichen en God prijzen, in tongen spreken en tot de gemeente behoren, in de Geest dansen en tienden betalen en toch niet in hun hart die stille, zachte stem van Gods rijke, diepe liefde hebben. "Al geef ik mijn lichaam als een brandoffer, maar ik heb de liefde niet, ik ben niets. Al geef ik al mijn goederen om de armen te voeden, dan ben ik nog steeds niets. Al heb ik geloof om bergen te verzetten, ik ben nog niets. Al spreek ik in tongen van mensen en engelen, ik ben nog steeds niets."
Zie, het gaat om die stille, zachte stem die diep in uw hart spreekt, die elke houding verandert, de natuur anders maakt, en u wordt een nieuwe schepping in Christus. Wat hoort u? Het hangt ervan af waar u naar luistert, vriend.
47 Als u luistert om te horen... Nee, geen aanmerkingen, geen bedenkingen, maar als u luistert om te horen van een grote opwekking ergens, waar tienduizend mensen vergaderd zijn, ga maar door, u luistert naar de verkeerde zaak. "Ik zal erheen gaan en zien. Zij zeggen dat zij grote menigten hebben." Dat maakt helemaal geen verschil. Dat vind je ook op de racebaan. Dat vind je bij al het andere. Dat vind je bij de rock-and-rollers. "Ik ga erheen om... Ik ga erheen voor iets anders." Als u gaat voor iets anders...
Maar als u luistert naar iets anders dan naar die stille, zachte stem, kom dan terug in de spelonk. Ga terug onder de jeneverboom tot wij ons kunnen voorbereiden, onszelf rustig houden en wachten. Laten de donders voorbijgaan, laten de aardbevingen schudden. Laten de ruisende winden waaien en het vuur om zich heen slaan, wat er ook zal gebeuren. Ik denk aan dat lied:
Leer mij, Here, hoe te wachten als harten in vlam staan,
Laat mij mijn trots vernederen, Uw Naam aanroepen.
Houd mijn geloof vernieuwd, mijn ogen op U,
Laat mij op deze aarde zijn wat U wilt dat ik zal zijn.
(Dat is wat ik wil.)
Zij die op de Here wachten, zullen hun kracht vernieuwen,
Zij zullen opvaren met vleugels als van een arend,
(Gelooft u dat?)
Zij zullen lopen en niet moede worden,
Zij zullen wandelen en niet mat worden.
Leer mij, Here, leer mij, Here, te wachten.
48 Laten de donders voorbijgaan, laten de vuren voorbij komen, maar laat mij die stille, zachte stem horen die zegt: "Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, komt onder de jeneverboom vandaan en komt uit uw spelonk."
Ik wil mijn aangezicht bedekken in Zijn Bloed, naar voren wandelen en zeggen: "Ja, Here. Ik geloof nu."
49 Laten wij bidden. O, Here, Schepper van hemelen en aarde, Auteur van eeuwig leven en Gever van elke goede gave, wees ons genadig, Here, we staan nu met een behoefte om te horen. Onze stemmen, Here, zijn omhoog gerezen. En we hebben zoveel stemmen gehoord. Er is zoveel dat zegt: "Kom hier naar deze kerk. Als u zich zult aansluiten bij onze kerk, wij hebben de beste groep in de stad, de best geklede mensen, de burgemeester van de stad gaat naar onze plaats." En veel mensen in hun samenkomsten, Here, hebben bestuurders om mee voor de dag te komen die toespraken kunnen houden. O God, houd het van mij weg, Here. Verberg mij in een spelonk en laat mij wachten, Here. Wat maak ik mij zorgen over wat een bestuurder zegt. Ik wil die stille, zachte stem horen van mijn Redder. O, help mij te wachten, Here, en mijn kracht te vernieuwen, terwijl ik op U wacht.
En help deze gemeente, Here, dat zij op U zullen wachten. En vernieuw hun geloof en vernieuw hun kracht en doe hen opvaren als op de vleugels van arenden. Mogen zij luisteren, Here, niet naar het lawaai, niet naar het gejuich, maar luisteren naar die stille, zachte stem.
50 Here, binnen een paar dagen, klim ik in een spelonk ginds om te wachten. O God, help mij, Here. Verblind mij en maak mijn oren doof voor de dingen van de wereld, voor populariteit of voor roem of voor elk ijdel ding dat deze wereld zou kunnen aanbieden. Laat mij daar blijven, Here, tot ik die stille, zachte stem hoor. Laat dan Uw dienstknecht te voorschijn komen, Here, opvarend op de vleugels van een arend. Sta het toe, Here.
Zegen deze kleine gemeente. Zegen onze broeder Neville. Neem die ziekte uit zijn maag, Here, en werp het van hem weg. Zet hem in het harnas, Here, en laat hem hier vernieuwd terugkomen. "Zij zullen hun kracht vernieuwen." Sta het toe, Here.
Vergeef ons onze zonden, wij komen nu naar de Avondmaalstafel, Here. U zei: "Hij die onwaardig eet en drinkt, eet en drinkt zichzelf een oordeel, niet onderscheidend het lichaam des Heren." Help ons, Here, om onze zielen, onze harten te doorzoeken. En beproef ons en zie of er iets onreins bij ons is. Als het er is, vergeef ons, o God, daar wij nederig op U wachten. Wij vragen het in Jezus' Naam, Uw Zoon. Amen.
51
Leer mij, Here, op mijn knieën te wachten
En op de tijd naar Uw welbehagen zult U mijn dringende bede beantwoorden. (Zo is het.)
Leer mij niet te steunen op wat anderen doen,
Maar te wachten in gebed op een antwoord van U.
Dat is wat ik wil, een antwoord uit de hemel. Ik wil Zijn stem horen, niet de stem van de beheerder, niet de stem van de burgemeester, niet de stem van de gouverneur, niet de stem van de bisschop. Ik wil Uw stem horen, Here, die zachtmoedigheid en vriendelijkheid van de Heilige Geest, sprekend in mijn hart: "Komt tot mij, allen die vermoeid en belast zijt." Ja, Here, wij liggen nu onder een jeneverboom. Wij wachten om te zien wat Hij zal zeggen. De Here zegene nu ieder van u.
52 Hoevelen willen in gebed gedacht worden? Laat zien dat u met het opsteken van uw handen zegt: "Here, leer mij te wachten. Leer mij. Laat mij al mijn trots vergeten. Wanneer anderen rondgaan en dergelijke grote dingen zullen doen, laat mij mijn trots vernederen, en slechts Uw Naam aanroepen. Leer mij niet te steunen op wat anderen doen, maar in gebed te wachten op een antwoord van U."
Zoals Elia deed, hij wachtte daar. Hij hoorde de donder. Hij hoorde de bliksem. Hij hoorde het verbrokkelen van de rotsen. Hij hoorde het vuur. Hij hoorde de wind. Maar dat was niet waar hij naar zocht. Het bewoog de profeet zelfs niet. Hij liet het voorbijgaan. Maar toen die stille, zachte stem kwam, pakte hij zijn mantel op en deed hem over zijn gezicht en ging naar het einde van de spelonk. En de Here zei: "Ga op de rots staan...?..." Dat is wat ik wil horen: "Sta op de Rots."
53 Goed. Het is nu tijd voor het Avondmaal. De Here zegene u. Ik denk dat wij eerst, voordat wij dit doen, willen bidden voor allen die hier binnen zijn en hun hand opstaken, die werkelijk wilden dat God tot hen spreekt. Is er iemand van u hier vanavond onder een jeneverboom? Steek uw hand op. Zeker. Zeker zijn wij dat.
Velen van u hier zijn in de spelonk, wachtend. U hebt al deze dingen voorbij zien gaan. U hoorde de grote opwekkingen van Billy Graham, van Oral Roberts, de mijne, overal elders, Tommy Osborn, Tommy Hicks, al deze gingen voorbij, maar waar is het? Waar is die stem? U zegt: "Ik heb gejuicht met de Jessups. Ik heb in de Geest gedanst met de Musical Harps. Ik heb al deze andere dingen. Ik heb dat alles gedaan. Maar waar is dat iets, broeder Branham, dat mij neerdrukt en een last op mij legt voor verloren zielen tot ik er gewoon niet van kan rusten?"
Nu, dat is het enige soort dat ingaat. Dat is wat de Bijbel zei: "Plaats een zegel alleen op degenen die zuchten en schreien vanwege de ongerechtigheden die in de stad gedaan worden." O, dat is wat wij nodig hebben, vrienden. Laten wij opnieuw bidden.
54 Here, alstublieft, Here, o, ik zou teveel kunnen zingen; ik zou teveel kunnen prediken; ik zou teveel kunnen juichen of ik zou teveel kunnen schreeuwen, maar ik zal nooit teveel kunnen bidden. O God, doorzoek mij en beproef mij.
Zoals ik daarstraks sprak over de diepe poelen, hoe zij de sterren weerkaatsen, plaats een diepte van Uw Geest in ons, Here. Zoals David, de profeet, zei: "Leid mij aan stille wateren", niet de klaterende wateren, de stille wateren.
Leid mij daar, Here. Maak mij stil, ik ben nerveus. Ik ben helemaal overstuur. Ik heb alles gedaan wat U mij vertelde te doen, zover ik weet. Ik heb de natie doorkruist en ben rond de wereld geweest, predikend en roepend en overtuigend. En U bent getrouw geweest om met dat teken van de Messias voor de dag te komen, om te laten zien dat U het bent, Here, die het doet en niet een mens. Ik ben daar dankbaar voor. Maar, Here, ik ben vanavond onder de jeneverboom. Ik vraag mij af waarom zij zich niet bekeren. Waarom kan dit Amerika het niet zien, Here? Zijn haar zintuigen zo afgestompt, is de kerk zo stevig georganiseerd? En zij willen niet samenwerken. Zij doen niets anders dan kritiseren.
Maar ik ben net zo zeker vanavond, zoals het was bij Elia onder de boom, dat U er nog zevenduizend hebt die hun knie niet voor de Baäls hebben gebogen. U hebt vele heiligen op de aarde vandaag die wachten op de komst van de Here.
O Here, ontferm U over ons. Beproef ons en leg ons op Uw weegschaal. En als wij zien dat wij te licht zijn bevonden, o Here, reinig ons dan van onze zonden en maak ons zoals U ons zou willen hebben. Sta dat toe aan ieder individu in deze gemeente, want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
55 Nu, het zal tijd voor het Avondmaal zijn. Wij bidden dat God u nu zal zegenen. Allen die moeten gaan en geen Avondmaal willen nemen, komt hier woensdagavond heen, dan zal er weer samenkomst zijn.
Vergeet niet voor mij te bidden. Ik zal het nu nodig hebben. In de volgende paar dagen zal ik gebed nodig hebben. Neemt het nu niet licht. Maar plaats mij op uw hart en bidt voor mij. Ik heb uw gebeden nodig. Ik moet beslissingen nemen die het verschil zouden kunnen betekenen van miljoenen zielen. Er moet iets gedaan worden. Ik ben zover gegaan als ik in mijn eigen kracht kan. Ik moet een visioen hebben van God voor mijzelf. Hij zal ze mij geven voor anderen, maar ik heb een visioen van God nodig voor mijzelf. Ik heb het nodig. Bidt voor mij. Hij zal het geven als u slechts zult bidden.
56 Terwijl ik vandaag rondreed, keek ik om mij heen. En ik was buiten bij uw huis, broeder Roy, maar ik wilde niet binnenkomen. Er stonden daar auto's buiten. Ik ben u en zuster Slaughter een bezoek schuldig. En ik... Meda en ik reden wat rond. Ik zei: "Wel, we zullen wat later terugkomen." Maar ik werd verhinderd en kwam niet terug.
En rondgaande, rondrijdend over de wegen, dacht ik: "O God, er moet iets gedaan worden. Ik moet gewoon ergens een houvast op U krijgen." Het uur dringt. De duisternis vestigt zich. De eindtijd is hier; één minuut voor middernacht. De tegenwoordigheid van de vijand te zien, het schudden, het voelen, de nerveuze toestand, de spanning van hun wereld en niet te weten dat het uw veroordeling is. Zie? O my. Laten wij nu opvaren met vleugels als van een arend, vliegen in de armen van Hem die Dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer.
57 Nu, allen die willen blijven voor het Avondmaal, we zullen u graag in deze tijd van gemeenschap hebben. Nu, u hebt daar I Korinthe, het elfde hoofdstuk, geloof ik. Ik zou willen dat u het leest, broeder Neville, als u wilt. [Broeder Neville leest I Korinthe 11:23–32 – Vert]
Dat behoeft geen enkele uitlegging. Dit is genoeg. Als wij onwaardig eten en drinken, eten en drinken wij onszelf een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heren. Om deze oorzaak zijn velen zwak en ziek onder u en velen zijn dood. Zie? Als wij komen om Avondmaal te nemen... Elke Christen moet Avondmaal nemen. Het is uw plicht. Het is een uitdaging. Zie? Jezus zei: "Als u het niet neemt, hebt u geen deel aan Mij." Zie? "Maar Hij die onwaardig eet en drinkt, eet en drinkt een oordeel over zichzelf." Dat is, als u nog daarbuiten met de wereld bent en dingen van de wereld doet en de mensen zien u Avondmaal nemen, dan doet u verkeerd. U brengt alleen maar schande over u en het zal u alleen maar kwaad doen. Het zal God geen kwaad doen, het zal u kwaad doen. Daarom moet een persoon zichzelf onderzoeken.
58 Voordat wij dit heilige moment naderen, vraagt u God om mijn leven te doorzoeken. En als ik iets gedaan heb dat niet juist is, vergeef mij ervoor. Het is niet mijn bedoeling. Ik zal het recht maken als Hij het mij openbaart. En ik zal hetzelfde voor u vragen.
Hij zegt: "Als u tezamen komt, wacht op elkander." Laten wij op elkaar wachten en voor elkaar bidden. Wij willen dit Avondmaal nemen. En als wij het niet doen, hebben wij geen deel aan Hem. Dat is wat Hij zei. Johannes, het zesde hoofdstuk.
59 Nu, laten wij bidden. U bidt zacht voor mij terwijl ik voor u bid. [Broeder Branham fluistert terwijl hij bidt – Vert] ...?... Ik bid...?... dat Uw Geest, o God...?... Ik bid dat U al onze overtredingen vergeeft. ...?...
O Here, hoor ons gebed. Dit is ons gebed om vergeving, Here. Wij bidden om vergeving. Wij bidden om genade. Vergeef ons, Here, zoals het in Uw Woord geschreven is: "Vergeef ons onze misdaden zoals ook wij vergeven hen die tegen ons overtreden; en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van het kwaad. Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen."
Ik geloof dat Hij zoveel... heeft...
[De bandopname eindigt onvolledig – Vert]