Totale bevrijding

Door William Marrion Branham

1 Ik wist niet waarover ik deze morgen moest spreken. Ik zat daar met broeder Egan en hoorde dat broeder Neville iets zei en naar mij keek. Ik vroeg broeder Egan: "Roept hij mij?" Hij antwoordde: "Ja."

2 En nu ben ik hier, om deze morgen iets te zeggen. Toen ik daar zat, dacht ik eraan, dat misschien de ventilator het geluid van je stem opzuigt, wanneer er gesproken wordt... Ik hoorde het getuigenis toen ik daar over de telefoon voor een vrouw bad. Degene die de boodschap aannam vergat de stad bij het adres te schrijven waar we heen moesten bellen voor de vrouw van Dr. Morrison. Ik zal u zeggen wat ik deed (het gebed van u allen en van mezelf): ik legde mijn handen op de telefoon, wees op het nummer, in welke plaats het ook was, vroeg de Heilige Geest, tot de vrouw te gaan. Ik geloof, dat Hij het precies zo heeft verhoord, alsof wij precies hadden geweten om wie het ging. Ik heb het zo gewoon overgegeven. Misschien wilde de Here het op deze wijze. Misschien was het zo beter.

3 Toen ik daar zat, hoorde ik de getuigenissen. Ik geloof dat broeder Neville zei, dat zuster Rook een zenuwinzinking had gehad. Laten we bij God aanhouden voor die zaak en eraan denken, dat Hij de Zijnen kent. Hij weet alles over hen.

4 Kunt u mij achteraan goed horen? Zo niet, dan zijn hier vooraan nog lege plaatsen. U kunt van plaats veranderen als u wilt. (Is dit de hoofdmicrofoon? Deze hier is het? Goed. Misschien kan hij een beetje dichterbij gezet worden. Misschien tot hier, Gene? Dat is goed.) Soms word ik wat hees van het vele prediken... Is het zo beter? Kunt u me zo beter horen?

5 Zeker gedenken wij al deze mensen in onze gebeden. Wij willen u nog meedelen, dat we een heerlijke samenkomst hebben gehad... (Zie ik hier zuster Rook? Ik zie daar achteraan een dame die op haar lijkt. Ik dacht: "Ik heb het toch niet mis?" Maar ik zag iemand die op haar leek, want zijzelf ligt in het St. Edward-ziekenhuis.)

6 We hebben heerlijke samenkomsten gehad in Cleveland, Tennessee, en ook in Californië. De Here heeft rijk gezegend en deed vele dingen. Daar zijn we erg gelukkig over. We zijn ook blij dat we weer terug konden gaan naar onze bekenden hier om van de goedheid en barmhartigheid van God te verhalen. Zo deden ze het in de dagen van de Bijbel ook.

7 Ik was verheugd over het gebed van broeder Beeler, hoe hij bad voor de mensen en om hulp en genade voor hen vroeg. Als u werkelijk goed om u heen kijkt, zult u altijd dingen vinden, die gebeuren, waaraan u iets echts en waarachtigs ziet. Zo hoorde ik, toen broeder Neville de diakenen hier naar voren naar het podium liet komen om Gods zegen over het offer van de gemeente te vragen, dat hij in zijn gebed tot God over deze mannen sprak; ik hoorde hoe zij voor elkaar baden. Het deed mij zo goed te horen dat een voorganger bidt voor zijn diakenen en dat de diakenen op hun beurt voor de voorganger bidden. Wanneer u zo'n samenwerking ziet in een gemeente, wel, dan staat er iets op het punt te gebeuren. Zo moet het zijn, als de gemeente in orde is. En dat gaf mij meteen de gedachte voor mijn tekst. Ik wilde spreken over de zegen bij Kades en hoe er geweigerd werd om naar het verslag van de verspieders te luisteren, maar toen ik dit zag, besloot ik over iets anders te spreken.

8 Wat genezing betreft, heb ik een klein getuigenis, dat ik zou willen geven. Ik hoopte mijn zoon Billy aan te treffen, want hij heeft de brief in zijn zak. Het gaat met Billy beter in de samenkomsten dan vroeger. Meestal was hij nerveus en opgewonden en zei tegen de mensen: "Ga toch zitten, ga toch zitten! Ik zal u een gebedskaart geven." Maar sinds kort zie ik dat er mensen in de samenkomst komen, waar hij zo mee te doen heeft, als hij geen gebedskaarten meer over heeft, dat hij ze meeneemt naar een kamer, zodat ik voor ze kan bidden.

9 Zo'n geval gebeurde laatst in Chicago. Ik zou u graag de brief willen voorlezen, als hij alsnog komt. Tot nu toe heb ik hem nog niet gezien. Hij wist niet, dat ik hier vanmorgen zou zijn en de brief nodig zou hebben. Ik dacht eraan, toen ik bedacht hoeveel ziekte er is. Het volgende heeft zich afgespeeld: In een krant was een brief afgedrukt, waarin Oral Roberts bekritiseerd werd omdat hij voor een zieke vrouw had gebeden die suikerziekte had, en die gestorven was. Ik, als Amerikaan, wil graag de wetten gehoorzamen en degene die autoriteit heeft, maar dit geval vond ik niet rechtvaardig. Ik vraag mij af, waarom ze niet bereid zijn al díe gevallen in de kranten te vermelden, waar Oral Roberts heeft gebeden en de genezing ingetreden is, nadat de artsen de mensen al hadden opgegeven. Ik vraag mij af, of zij het ook van die kant belichten. Ziet u, daartoe zijn ze niet bereid. En dan bedenk ik, dat de duivel hen misschien zo verdraaid heeft (en God het heeft toegestaan), maar dat zij zich ervoor moeten verantwoorden op de dag van het oordeel. Ik weet echter van duizenden mensen voor wie Oral Roberts gebeden heeft, die op sterven lagen en weer gezond werden.

10 Zo ziet u, ze zijn niet eerlijk. Ze laten hùn kant van de zaak zien, namelijk, die van de kritiek, maar de andere kant tonen zij niet. Van een krant verwacht men, dat ze het publiek het laatste nieuws geeft van de dingen die gebeuren. Ik denk, dat wanneer de ene mens werkelijk over de ander bezorgd is, en er werd iemand genezen, werkelijk genezen, dan behoorde toch elke krant in de Verenigde Staten over zo'n gebeurtenis een artikel te schrijven. Maar daartoe kunt u ze niet bewegen, al betaalt u ervoor. Neen, wanneer u hen zoiets brengt, dan lachen ze er meesmuilend over en wijzen het af, maar zo is het niet, wanneer ze iets te bekritiseren hebben. Het toont dat deze natie rijp is voor het oordeel. Zo is het. Er moet een oordeel plaatsvinden, er is geen weg om daaraan te ontkomen, zij hopen vuur op hun hoofd; handelen zelfs niet naar hun eigen principes: een krant zal het publiek moeten informeren over alle dingen die gebeuren – zowel goede als kwade. Maar zij hebben hun principes losgelaten. Wanneer zij niet bij hun grondbeginselen blijven, vervullen zij hun doel niet goed.

11 Zo is het ook met de gemeente. Als de gemeente afstapt van haar grondbeginselen, kan zij nooit de heiligen goed dienen. Wij moeten tezamen blijven; we moeten verenigd blijven. We moeten één van hart en één van ziel zijn. Tenzij wij één van hart en één van gemoed zijn en staan op de grondbeginselen van de Bijbel en de dingen, waarvan God gezegd heeft dat ze goed zijn, zullen wij nooit God en de mensen kunnen dienen. Daar moeten we altijd bij blijven.

12 Billy was in Chicago op de kamer gebleven, toen er een vrouw naar hem toekwam, met haar man. Hij had longkanker en was stervende. Zijn vrouw was een slachtoffer van kinderverlamming en zat in een rolstoel, proberend zo nog de man te verzorgen, die nauwelijks op zijn benen kon staan, vanwege de kanker in zijn longen. Billy zei hem: "Het spijt mij meneer, ik zou u graag een gebedskaart willen geven, maar ik heb er niet meer."

13 De man antwoordde: "Goed, jongen. Het is in orde. We probeerden vroeger te komen, maar het ging zo moeizaam."

14 Toen zei Billy: "Weet u wat we kunnen doen? Ik begeleid mijn vader naar en van de samenkomsten." "Wel," zei hij, "zo gauw u hoort dat de prediking is afgelopen, gaat u met uw vrouw in een kleine kamer waar ik doorheen moet en dan zal ik vader vragen voor u te bidden."

15 "O," zei hij, "dat is erg vriendelijk, mijn zoon. Dat zal voldoende zijn." Ziet u? Dat is een goede instelling. "Goed genoeg, dat is fijn..."

16 's Avonds toen Billy terugkwam, waren daar – ondanks dat wat Billy hun had gezegd – ook zijn aan een longbloeding lijdende zwager en zijn schoonzuster, die bloedende maagzweren had; ze waren meegekomen, 'om hen te helpen binnen te komen'... Je moet zo oppassen, anders is er meteen een hele kamer vol, ziet u. Maar toen we voorbij kwamen, baden we voor hen... En nu zat er bij de post een brief, waarin staat dat de man volkomen van de longkanker genezen werd; zijn vrouw, die in de rolstoel reed, loopt weer even normaal als tevoren. De man met de longbloedingen, de tuberculose, is volledig gezond en ook zijn vrouw is genezen van de maagzweren. Alle vier waren ogenblikkelijk genezen. Ik vraag me af, of de kranten bereid zouden zijn, dàt te drukken. Ziet u, God is nog steeds God. Hij doet de dingen op Zijn eigen wijze, weet u, en Hij is zo goed! Wij zijn zo blij dat we weten, dat Hij God is.

17 Onlangs op een morgen spraken wij over een prediker, van wie we weten dat hij uitging, ook om voor zieken te bidden. Hij ging heen en bad voor iemand in een ziekenhuis in Louisville. Zij had t.b.c., en de vrouw stierf. Toen zei de arme man: "Het is ook doelloos. God heeft Zijn Woord niet gehouden. Er is geen God, anders zou Hij Zijn Woord houden. Ik heb haar gezalfd, zoals de Bijbel het zegt. Als Hij Zijn Woord niet houdt, dan is Hij geen God." Hij zei: "Het is maar gewoon een boek..."

18 Nu, dat kan zo lijken, tenzij u God kent. U neemt daar een deel van de Schrift, maar niet de hele Schrift. Ziet u? Het gebeurt op grond van het geloof van de persoon zelf.

19 Ik zei tegen mijn vrouw: "Er zijn zoveel dingen gebeurd, dat ik eenvoudig weet, dat Hij er is. Ik weet niet wat er tenslotte met mij zal gebeuren. Misschien moet ik dezelfde weg gaan. Als God Zijn hand van genade van mij terugtrekt, zal ik dezelfde kant opgaan. Maar zolang Zijn hand van genade op mij rust en Hij mij leidt, ga ik voorwaarts." Ik vroeg Meda: "Wie was het, die er in de kamer was op de morgen nadat ik in het visioen mijn kleine dochter Sharon zag?"

20 Ik denk er juist aan, dat ik enige dagen geleden bijna flauwviel, toen ik aan de straat zat. (U herinnert zich de geschiedenis van het visioen dat ik over haar kreeg...) Ik keek, en aan mijn kant kwam een jong meisje de straat aflopen hier in Jeffersonville. Het was precies zoals in het visioen. Ik moest gewoon mijn handen samenknijpen. Zoveel leek het op het visioen van mijn kleine Sharon; zij was toen een jonge vrouw...

21 En na dat visioen op die morgen in de heerlijkheid, sprak Hope tot mij. Zij legde haar arm om mijn schouder en zei: "Maak je geen zorgen over ons, Bill. Wij zijn veel beter af." (Ik stond toen net op het punt om te proberen zelfmoord te plegen.) En ze zei: "Maak je geen zorgen. Beloof mij, dat je je geen zorgen meer zult maken."

22 Ik antwoordde: "Ik kan het je niet beloven, Hope, want ik maak me zorgen. Ik kan het niet helpen."

23 Het visioen verliet mij, en ik stond in de donkere kamer. En het was geen visioen en ook geen verbeelding, maar haar arm was daar nog steeds om mij heen en zij klopte me zachtjes op m'n schouder. Ik dacht: "Wacht eens even, dit is geen..." Ik wist toentertijd niet hoe ik ze noemen moest, die visioenen; ik noemde het een 'trance'. Ik zei: "Dit is er. Haar hand is nog hier", en ik vroeg: "Ben jij hier, Hope?"

24 Ze zei: "Bill, beloof me, dat je je geen zorgen meer zult maken over mij en Sharon..." Want ik was aan het eind van de weg gekomen. Ik stond op het punt zelfmoord te plegen. Ik zei: "Ik beloof het je." Toen omarmde ze mij en streelde me met haar hand. Ik zei: "Hope, waar ben je?" Ik tastte in het rond en vond het kettinkje van de lamp. Ik deed het licht aan... Ik liep rond, zocht op elke stoel om te zien of ze daar misschien zat... Hij is God. Hij is heden nog steeds God, evenzeer als Hij het op de Berg der Verheerlijking was, toen Mozes en Elia verschenen. Hij is nog steeds God.

25 Wij mogen dan door veel moeilijkheden en beproevingen gaan, maar denk eraan, dat er Eén is, Die alles weet, Die de weg verlicht en duidelijkheid brengt. Ik weet niet wat er achter de voorhang is, maar één ding weet ik: ik blijf jagen naar het doel, om de prijs der roeping Gods. Elke dag probeer ik naar dat grote gebeuren toe te leven, dat op een dag zal plaatsvinden, als ik Hem zal zien van aangezicht tot aangezicht en mijn geschiedenis zal vertellen: 'gered door genade'. Voor die dag leef ik. Vergetende hetgeen achter mij ligt, wil ik verder doorjagen, gewoon door blijven gaan.

26 Ik zou willen, dat deze gemeente, nu u gegrondvest bent... dat u verder doorgaat met te jagen naar het doel der hoge roeping Gods. Wat u ook doet, blijf dicht bij elkaar, wees een zo hecht mogelijke eenheid, maar heb altijd een uitgestoken arm voor hen die buiten zijn, om ze binnen te kunnen brengen. Maar wijk geen duimbreed van het geloof dat wij nu prediken, integendeel, strijd er vurig voor. Want, als u gelooft, dat ik Gods dienaar ben: zo is het programma van God! Het zal nooit in de meerderheid zijn. Het zal altijd een minderheid zijn; het was het altijd en zal het ook altijd blijven. Maar denk eraan, dat er staat geschreven: "Vreest niet, gij klein kuddeke, het is uws Vaders welbehagen, u het Koninkrijk te geven."

27 Nu, wij hebben in deze gemeente een aantal ambten: diakenen, beheerders, oudsten, de penningmeester, de zondagsschoolleider en de prediker. Zo is onze gemeente geordend. En u hebt hen in deze ambten gekozen, evenals de voorganger. Ik ben slechts een opziener, die er op let dat alles goed gaat, raad geeft, enzovoort. U bent degenen, die uw herder, de penningmeester en de diakenen hebt gekozen. U hebt elk ambt gekozen, dat in de gemeente is; u, de gemeente. En het is uw plicht achter deze mannen te staan. Ziet u. Want zij zullen fouten maken. Het zijn sterfelijke mensen, het zijn gewone mensen en zij zullen fouten maken. En wanneer de president van de Verenigde Staten een vergissing maakt, zetten wij hem dan af als president? We vergeten het en gaan door. Zo willen wij het hier ook in onze gemeente. Ik hoorde de voorganger een paar ogenblikken geleden bidden voor de oudsten en hoorde daarnet bij de deur een getuigenis van de penningmeester, hoe eensgezind u allen bent. Blijf zo. Nu, u die leden bent van dit lichaam, sta achter uw oudsten, de diakenen en de herder. Denk eraan, dat, als u zo eensgezind bent, de duivel zich ermee bezig zal houden, om te trachten dit te verbreken. Ziet u, zo was het altijd en zo zal het blijven. Maar sta achter de bedieningen. Daarover wilde ik spreken.

28 En dan heb ik hier nog iets voor het mededelingenbord. Het gaat om de vergadering van het bestuur en haar gezag. Het komt op het bord en ik heb een kopie voor broeder Roberson, die de leiding heeft bij de beherende oudsten. Ook voor broeder Collins heb ik een kopie, als verantwoordelijke man bij de diakenen. Al deze ambten zijn opgezet overeenkomstig de Schrift en zij moeten Schriftuurlijke richtlijnen hebben over wat zij moeten doen. Daarom hebben de beherende oudsten een eigen ambt, en hebben ook de diakenen dat. De zondagsschoolleider heeft ook zijn eigen ambt. De voorganger is het hoofd van de kudde.

29 Nu, al heeft elk van deze ambten iets met een ander gemeen, toch geloof ik dat u uw vergaderingen gescheiden moet houden, ieder op zich, want de diakenen hebben niets te bespreken met beheerders, tenzij zij hun iets zakelijks moeten voorleggen, of omgekeerd. De beheerders bemoeien zich met de financiële zaken en met het gebouw. Hun taak is een andere dan die van de diakenen. De diakenen zijn de politiemensen van de gemeente en de helpers van de prediker. De beheerders zijn verantwoordelijk voor al de eigendommen. Zij zijn er niet voor het geestelijke deel en de diakenen zijn er niet voor het financiële deel. Zo moet het zijn. De zondagsschoolleider gaat over de zondagsschool. Dit alles heb ik opgeschreven voor op het aankondigingenbord.

30 Wij zullen ook de leer, de grondbeginselen voor de gemeente inramen en hier ophangen... waar we voor staan, de grondbeginselen, de leerstellingen van de gemeente. Om een gemeente te zijn, moeten we een leer hebben.

31 We stellen geen leerstellingen vast om te zeggen: "Wij gaan slechts tot zover." Wij gaan met een ieder gewoon zo ver in gemeenschap als God het ons overeenkomstig de Schrift veroorlooft. En nu, blijf bij elkaar, wees één van gemoed, één van hart en ga voorwaarts voor God. Zo wil God het. Nu, laten we bidden en daarna het Woord openen.

32 O, dierbare Here, wij staan op het punt te naderen tot Uw Goddelijk Woord; om het Woord te lezen. Moge Uw Heilige Geest ons datgene duidelijk maken, wat wij nodig hebben. Here, laten wij spreken, handelen en leven in de wetenschap, dat wij allen Uw kinderen zijn, uit genade, want U hebt ons geroepen. Moge er een gemeenschap zijn in deze gemeente, ziende dat wij op het punt staan een grote beweging van de Geest te beleven. Wij voelen, dat daardoor andere predikers zullen uitgaan op het zendingsveld om in de verschillende delen van de wereld te dienen en er het geloof te vestigen, opdat daar, waar Gij mij ook zendt, reeds een prediker is, die bereid, gewillig en toegerust is om het er verder te leiden. Moge het geloof, dat eenmaal werd overgeleverd aan de heiligen en waarvoor wij getrouw instaan, een band vormen rond de wereld. Sta het toe, Here. Moge er op dit stukje grond vol onkruid, wat het eens was toen wij deze plek aan U opdroegen, een gemeente ontstaan waaruit predikers, evangelisten, leraars en apostelen zullen uitgaan naar alle delen van de wereld.

33 Wij zouden vanmorgen om een bijzondere zegen willen vragen voor onze broeder en zuster Stricker, die zeer lijden. We weten, dat we allemaal door deze beproevingen gaan. Iedere zoon die door God wordt aangenomen, moet getuchtigd en beproefd worden. Wanneer wij het al gauw opgeven en ons afwenden, dan zijn we geen echte kinderen, geen kinderen van God. Geef broeder en zuster Stricker sterkte en kracht om op hun post te blijven. Mochten zij om voedsel moeten bidden, moge dan Uw zegenende hand over hen zijn. Want wij weten niet, of U misschien juist daardoor de heidenen in Afrika wilt tonen, wat een ware Christen is. Schenk het, Here. Moge het alles geschieden overeenkomstig Uw wil.

34 Zegen onze voorganger, broeder Neville. Wij bidden, Here, dat Gij hem tot een herder voor deze kudde maakt, zoals Gij het ook in het verleden hebt gedaan. Wij zouden ook zijn geliefde vrouw niet willen vergeten, die zeer ziek is. De vijand zou graag broeder Neville met dat groepje kinderen alleen willen laten achterblijven, zonder moeder, maar wij zijn standvastig en plaatsen in geloof het Bloed van Jezus Christus tussen de vijand en onze zuster. Moge Uw Geest, Here, machtig over haar zijn. We weten dat alle vrouwen ertoe bestemd zijn om op deze leeftijd door dit duistere dal te gaan, maar wij bidden dat Gij bij haar zult zijn. Zegen die kleine kinderen. Ze zal nu nerveus en opgewonden zijn, maar moge door de Heilige Geest de genadedeur te allen tijde voor dit gezin openstaan.

35 Zegen onze beheerders, onze broeder Wood daar, broeder Egan, broeder Roberson en al de anderen, Here, de diakenen, de oudsten en allen die mede dienen in de gemeente. Wij bidden, Here, dat zij de tijd van hun dienst in heiligheid en gerechtigheid zullen dienen. Zegen degenen, Here, die in het verleden gediend hebben. Wij bidden dat Gij voortgaat met ons allen te zijn, opdat wij bekend zullen staan als een gemeente, waar eenheid en de Geest en de liefde des Heren is. Wij bidden dat Gij ons nu van Uw Woord wilt uitdelen, naar dat wij het nodig hebben, als wij nu het geschreven Woord gaan lezen. Wij bidden het in Jezus' Naam. Amen.

36 Terwijl wij baden om een zegen voor de nieuwe groep beherende oudsten enzovoort, dacht ik aan onze broeders Fleeman en Deakman en anderen, die hier zitten, die ons daarvoor zo goed gediend hebben. Wij zijn God dankbaar voor hun trouwe dienst. Moge de Here altijd met hen zijn, hen zegenen en hen helpen. Ik wil lezen voor... Denkt u aan de bekendmakingen, ook voor de komende samenkomsten?

37 Wij zijn vanmorgen zeer blij, een man in ons midden te hebben, mag ik het zo zeggen, die mij in het verleden zeer dierbaar werd, en het ook nu is, een dierbare en goede broeder, Fred Sothmann. Hij is hier met zijn vrouw en ze komen uit Saskatchewan, Canada, om hier enige tijd bij ons te verblijven. In ons land is hij een vreemdeling, maar in de gemeente is hij een geliefde broeder: Fred Sothmann, die daar zit. Hij heeft mijn samenkomsten in Canada gearrangeerd.

38 En dan nog een dierbare broeder, die vroeger ook de Canadese nationaliteit had. Hij was zakenman en kan u bewijzen, dat u God nooit zoveel kunt schenken als wat Hij u weer teruggeeft. Hij en zijn kameraad stichtten een fonds om geld voor een gebouw bij elkaar te krijgen, of een stichting voor de zending in het buitenland. Zij vroegen mij of ik naar Oakland wilde komen voor een samenkomst. Zij zeiden, dat ze het geld ervoor zouden hebben. Zij zouden alles bekostigen uit hun fonds.

39 Broeder Fred en ik probeerden het te bekostigen met geld dat hij had en dat ik niet persoonlijk wilde aannemen. Wij besloten dat aan de Canadese mensen te geven, zodat wij dan zelfs geen collecte hoefden te houden. Maar dat ging niet zo goed... De samenkomsten waren goed, maar omdat wij geen offer inzamelden... Het maakt mij niet uit, al bezit een gemeente honderd miljard dollar, u bent God nog steeds schuldig de offergaven in te zamelen. Dat is een deel van de aanbidding. En als u dat ontrooft... Hoezeer ik ook tegen geld en zulke dingen ben, meen ik toch dat dit moet worden gedaan. Als een mens verkeerd is, kon hij dat maar beter toegeven. Broeder Fred en ik hebben inderdaad gezien, dat de afloop niet zo goed was.

40 Toen ik broeder Fred verliet en bij u kwam, broeder Borders, zei ik: "Doe dat niet! Laat gewoon de collecteschaal rondgaan om de offergaven in te zamelen en wat er ook binnenkomt, stort dat terug in uw fonds voor een samenkomst ergens anders..."

41 Vóór de samenkomsten waren afgelopen, kwamen broeder Borders en zijn vriend bij mij en zeiden: "Al het geld, dat wij in deze samenkomsten hebben gestoken, kwam al weer binnen door de inzameling."

42 Enige dagen geleden trof hij voorbereidingen voor samenkomsten in San Jose, Californië, waaraan wel ongeveer zestig à zeventig gemeenten uit dat gebied – van verschillende geloofsrichtingen – zullen deelnemen. Wij hadden een wonderbare samenkomst en zullen er in november weer heengaan. Wij zijn blij om u, broeder Borders en ook broeder Fred, die daar achteraan zit, hier te hebben. Misschien zijn deze broeders voor u onbekend, maar het waren getrouwe broeders voor mij op het zendingsveld, die vastberaden strijden voor het geloof, waarvoor ook wij staan. God zegene u, broeders. Wij verheugen ons erop, dat u vanmorgen hier bent in deze kleine, oude Tabernakel; er valt niet veel aan te zien, maar op de een of andere wijze weten wij, dat God hier woont. Daarover verblijden we ons. Ook andere dierbare broeders zijn vandaag hier; als ik slechts de tijd had, zou ik allen noemen...

43 Ik heb het weliswaar nog niet aangekondigd, maar ik bid voor de tentsamenkomst die wij binnenkort in het vooruitzicht hebben met broeder Sullivan in Ohio, zo de Here wil. Ik wil erheen gaan; ik voel me ertoe geleid. Ik geloof dat het slechts ongeveer 160 kilometer hier vandaan is. In het geval dat u uw vakantie nog niet gepland heeft en de Here ons er verder in leidt, zou dat toch een fijne tocht zijn... We waarderen broeder Sullivan zeer. Hij is een fijn iemand. Vroeger was hij burgemeester van de stad; hij is een Kentuckiër van de oude stempel. Meer kan ik van hem niet zeggen. Wij groeiden allebei op in de bergen van Kentucky. Toen ik hem onlangs tegenkwam, vroeg hij me: "Heb je nog altijd je Kentucky-kettinkje om je nek hangen, Billy?" Nu, u weet hoe Kentuckiërs zijn... Ik heb niets tegen Kentucky-broeders; broeder Jeffreys en de anderen. Ik kom zelf uit Kentucky zoals u weet. Ik zou u iets willen zeggen. We zijn noch Kentuckiërs, noch Amerikanen; wij zijn pelgrims en vreemdelingen en zoeken de stad, die zal komen...

44 Laten we lezen uit Exodus 23, en wel vers 20–23. Ik zou vanmorgen als tekst willen nemen: "Totale bevrijding." Ik zal niet lang spreken. Ik wacht even tot u de Schriftplaats hebt gevonden...

     Zie, Ik zend een engel vóór uw aangezicht, om u te bewaren op de weg en om u te brengen naar de plaats, die Ik bereid heb.

     Neem u voor hem in acht en luister naar hem, wees tegen hem niet wederspannig, want hij zal uw overtredingen niet vergeven, want Mijn Naam is in hem. (Ik ben er zeker van, dat de gemeente weet wie deze engel was.) ... Mijn Naam is in hem.

     Maar indien gij aandachtig naar hem luistert, en alles doet, wat Ik zeg, zal Ik uw vijanden vijandig bejegenen, en benauwen die u benauwen.

     Want Mijn engel zal voor uw aangezicht gaan en u brengen naar de Amoriet, de Hethiet, de Fereziet, de Kanaäniet, de Heviet en de Jebusiet, en Ik zal hen vernietigen.

45 Moge de Here Zijn Woord zegenen, terwijl wij hierover enige ogenblikken zullen spreken en u bidt. Ik heb nagedacht over dit onderwerp "Totale bevrijding." De gemeente was in de minderheid. Wat het aantal betreft, zal dat – tot Jezus komt – ook altijd zo blijven. Ze leeft echter onder haar van God gegeven voorrechten. Wij behoorden ons ervan bewust te zijn, dat dit de gemeente van de levende God is, niet de Branham-Tabernakel, want de Branham-Tabernakel is slechts een deel van het geheel. Zulke tabernakels zijn er door het hele land.

46 Wat ik vergat: in broeder Snellings' gemeente zal vanavond een doopdienst worden gehouden. Ik vergat, dat broeder Curtis mij gisteren heeft gevraagd dit aan te kondigen. In het geval dat hier iemand mocht zijn, die nog niet is gedoopt, zal broeder Snellings het graag doen. Het is vanavond in de Heiligheids-Tabernakel in Utica. Zo is er in New Albany broeder Junior Jackson, en zijn er vele gemeenten in het hele land. Maar het schijnt soms alsof we min of meer aan de verliezende hand zijn.

47 Toen ik broeder Neville vandaag de afkondiging hoorde doen, kwam bij mij de gedachte op, dat bevrijding bij de mensen wat op de achtergrond schijnt te raken. Het schijnt iets te zijn, dat de mensen hebben gezien, maar het toen terzijde hebben geschoven met de gedachte: "Och ja, God kan het doen." Maar dat is niet de juiste instelling!

48 Toen Mozes door God geroepen werd, was hij volledig en totaal een profeet. Als God een mens zendt om iets te doen, rust Hij hem uit met alles, wat hij daarvoor nodig heeft. Als God een mens roept als prediker, legt Hij iets in hem, dat hem daartoe bekwaam maakt. Als Hij hem roept als leraar, legt Hij iets in hem waarmee hij kan leren. Wanneer Hij hem als profeet roept, legt Hij iets in hem om gezichten te zien en een profeet te zijn. God rust Zijn mannen altijd volledig toe. Zo was het ook, toen Hij Mozes naar Egypte zond. Hij voedde hem op een bepaalde wijze op en schoolde hem op een bepaalde manier, vormde en kneedde hem. Toen Hij Abraham honderden jaren daarvoor beloofde dat Hij Zijn volk zou bevrijden, had Hij reeds in Zijn gedachten om Mozes zo te vormen zoals hij daarna was. Mozes was door en door een profeet. En toen, daar hij een complete profeet was...

49 Zo is het ook met u, wanneer u Christen bent. God maakt geen halve Christenen, Hij maakt volledige Christenen. God maakt geen halve predikers, maar wel kan de prediker halfslachtig zijn. En God maakt Zijn kinderen tot Christenen, maar soms zijn ze halfslachtig. Het is echter niet Gods bedoeling, dat ze zo zijn. Maar ze vermengen hun eigen wegen met het plan van God voor hun leven; daarom worden zij zo. God wil niet dat ze halfslachtige Christenen of halfslachtige predikers zijn, die naar beide kanten compromissen sluiten. Hij wil dat ze volledig in de bres staan!

50 Zo had God Mozes gesteld tot een complete profeet voor een complete bevrijding. Mozes had zijn leven volledig overgegeven in Gods hand. Hierdoor was hij wat hij was. Hij had zich zo volledig overgegeven, was zo volledig in God, dat God hem vertrouwen kon.

51 Ik vraag mij af, of wij als Christenen onze eigen wil en ons eigen ik zo volledig aan God hebben overgegeven, dat Hij ons de plaats kan toevertrouwen waar Hij ons gesteld heeft. Ik vraag het mijzelf vanmorgen af, of ik zelf God zo toegewijd zou kunnen zijn, dat Hij mij zou kunnen vertrouwen, en evenzo broeder Neville, onze oudsten, de diakenen en alle leden van de gemeente. Wij hebben allemaal een plaats en een plicht.

52 Het is de plaats en de plicht van de prediker om de onnaspeurlijke rijkdommen van Christus te prediken, zonder compromissen te sluiten, als hij is geroepen om te prediken. Is hij als prediker geroepen, dan zal hij niemand in wat dan ook ontzien.

53 De leden van de gemeente, wanneer zij als leden van een bepaalde groep zijn geroepen, zullen ook geen compromissen sluiten. Wanneer de gemeente gelooft, dat men niet kan meedoen aan gokspelen of kaarten, dan behoorden die leden nooit een kaartspel aan te raken. Wanneer wij geloven, dat men niet behoort te drinken, zullen we ons ten volle van het drinken afkeren. Als we geloven, dat je niet hoort te dobbelen of te roken, dan behoorde een lid van de gemeente die dingen nooit aan te raken... God geeft totale bevrijding. En Hij zal het doen, als wij ons volledig aan Hem overgeven. Wanneer wij onszelf volkomen in Zijn hand leggen, dan kan God in ons woning maken: Christus, de Hoop der heerlijkheid. Hij kan Zichzelf in ons weerspiegelen, als wij onszelf uit de weg ruimen, dan zijn onze gedachten Zijn gedachten. Kunt u zich van Christus voorstellen, dat Hij een sigaar rookt, dat Hij drinkt of kaartspeelt? Wanneer dan uw geest een deel van Zijn Geest is, wil Hij dat deze dingen uitkomen in uw belijdenis. Maar u staat toe, dat de duivel binnensluipt en alles overneemt. Maar ondertussen weet u toch diep in uw hart, dat het verkeerd is, wanneer u deze dingen doet. U weet dat het verkeerd is, dat het ene lid spreekt over het andere. Er is u opgedragen om voor elkaar te bidden, niet om tégen elkaar te spreken, maar om elkaar lief te hebben. Wanneer iemand terneergeslagen is, laten we hem dan opbeuren, hem helpen. Dat maakt ons tot een eensgezinde groep gelovigen. Als wij hier geen gehoor aan geven, dan zijn wij ongehoorzaam aan God en mishagen we Hem. Daarom kan onze gemeente, en kan ook ons volk niet voorspoedig zijn, de gemeente kan niet voorwaarts gaan, omdat we niet eensgezind zijn. Zoals Jezus zei: "Een weinig zuurdeeg maakt het gehele deeg zuur."

54 Als de oudsten en diakenen zouden komen om te zeggen, dat ze dachten dat we een nieuw gebouw zouden moeten bouwen, dan zouden ze de penningmeester moeten raadplegen. Als deze wordt gevraagd, en hij deelt mee, dat er niet genoeg geld is om het te doen, dan stellen ze een bouwprogramma op, zoals wij nu op dit moment hebben, wat dan wordt voorgelegd aan de hele gemeente, want de gemeente heeft het uiteindelijke recht om zelf te stemmen. Wanneer dan de gemeente ertoe besluit het nieuwe gebouw te bouwen, dan behoorden wij allen daaraan mee te werken.

55 Eerlijk gezegd, toen zij met mij over een nieuw gebouw spraken, was ik ertegen. Zo is het. Ik zei: "We hebben eigenlijk geen nieuw gebouw nodig. Ik zal hier waarschijnlijk spoedig weggaan, zoals de Here... als zich dat vervult, wat Hij mij liet zien. Waarom hebben wij dan een nieuw gebouw nodig? We hebben er geen geld voor."

56 Toen kwam ik hier en bemerkte dat de meerderheid van de gemeente er toch voor voelde. Wat heb ik toen gedaan? Ik offerde mijn eigen gedachten op en ging mee in de gedachte van de gemeente. Laten we dat doen als dat de wijze is om het lot te werpen. Zo was het ook in de Bijbelse tijden; dat was de wijze waarop de gemeente stemde. Het hoogste gezag... de groep mensen komt samen, om het uit te maken. Eenheid maakt macht. Daarom zei ik: "Zeker, als de gemeente het zo wil, als God het zo wil, dan heeft Hij meer autoriteit om door de hele groep te stemmen, dan door mij alleen. Want ik heb er geen inzicht in [of: heb geen visioen] om te zeggen, dat het niet zo moet zijn." Daarom voegen wij ons naar de gemeente en gaan met haar voorwaarts. Ik sta erachter en doe alles om de gemeente er door te helpen.

57 Dat behoorde het motief van elke Christen en elk persoon in de gemeente te zijn, namelijk, om eensgezind te zijn en hecht aaneengesloten te blijven. Wat de gemeente ook besluit, wij behoorden daar achter te staan. Als zij bijvoorbeeld iets willen veranderen in het gebouw, – als de beheerders, diakenen of iemand anders iets wil veranderen – dan moet het voorgelegd worden aan de gemeente, en de gemeente beslist. Wanneer onze mening dan een beetje verschilt van wat de gemeente beslist, laten we dan deze mening opgeven, want alleen op deze manier kunnen wij eensgezind blijven. Wanneer deze gemeente zó voorwaarts gaat, zoals ze nu doet, en eensgezind blijft, dan zijn er geen grenzen aan wat God zal kunnen doen; als wij slechts tezamen blijven. Wij móeten bijeen blijven. Zo willen wij zijn, zo volledig één met elkaar en dan zo volledig in Gods handen.

58 Wat de prediker betreft, hebben wij een man nodig, van wie wij geloven, dat hij het Woord van God predikt. Als hij dit niet doet, moeten wij iemand anders zoeken, die het wel doet. Dat moet ons standpunt zijn. Als de beheerders niet staan achter dat wat juist en recht is, dan is het uw taak, iemand te kiezen die wel voor het juiste instaat. En als u deze dingen hebt gedaan, blijf er dan bij. De keuze is aan u. Blijf er bij. Allen tezamen staan wij voor één ding, we staan voor God!

59 Wanneer iemand een fout maakt, wijs hem dan niet af, help hem, richt hem op, kom bij elkaar en luister naar elkaar. Zo zegt de Schrift het. Wanneer we een fout maken, gaan we tot God. Maar voordat we tot God kunnen gaan, moeten we naar de persoon toegaan, die we pijn hebben gedaan.

60 Kort geleden moest ik dat ook doen. Ik wist dat ik iets verkeerds had gedaan. Ik had gelogen en had ook veroorzaakt, dat mijn vrouw loog. Ik geloof dat ik het hier in de gemeente al heb verteld. Het gebeurde kort geleden, ongeveer zes weken geleden. De belastingambtenaren en zo, hadden mij zo onder druk gezet tijdens dit onderzoek, dat ik nauwelijks nog wist hoe ik het had... Ik was tegen etenstijd van het kantoor naar huis gekomen, toen de telefoon ging. Meda stond op om hem aan te nemen. Zij legde haar hand over de hoorn en zei: "Het is die officier van justitie weer."

61 Ik zei: "Dit houd ik nooit nòg een avond vol. Mijn hoofd duizelt. Ik verlies m'n verstand nog, als ze me nu eens zus en dan weer zo, naar hier en naar daar heen en weer blijven trekken. Ik houd het niet langer uit." Ik sprong op en zei: "Zeg ze, dat ik er niet ben", en ik liep weg, naar achter het huis...

62 Toen ik terugkwam (Meda is zeer gewetensvol in die dingen), kwam ze mij tegen bij de deur, half huilend en zei: "Bill, was dat wel juist, wat je deed?"

63 Nu, u weet hoe u zelf bent. Ik weet hoe ik ben. Ik zei: "Ik was toen toch zeker niet meer binnen." Ik wist echter, dat God mij daarover veroordeeld had. Ik zei: "Ik was op dat moment toch niet binnen."

     Zij antwoordde: "Maar je was wel binnen, toen de telefoon ging."

64 Die middag zou ik weggaan om voor een zieke baby te bidden. En voor ik het huis verliet, ging opnieuw de telefoon; de kleine Jozef liep erheen, naar de hoorn en zei: "Pappa, zal ik ze zeggen dat je er niet bent?" Ziet u, hoe zonde alles verderft; wat er tenslotte van je gezin zou terechtkomen?

65 In 1 Johannes 3:21 staat: "Als ons hart ons niet veroordeelt, hebben wij vrijmoedigheid tegenover God." Maar als ons hart ons veroordeelt, hoe kunnen we dan vrijmoedigheid tegenover God hebben? Wij weten, dat zolang er zonde is, die we niet hebben beleden, Hij ons nooit zal verhoren. Dat is sterk, maar de gemeente heeft deze dingen nodig...

66 Ik begon voor deze baby te bidden. Toen ik begon het de handen op te leggen, bestrafte de Here mij en zei: "Je hebt gelogen, het past je niet om voor die baby te bidden."

67 Ik wendde mij van de man af en zei: "Wacht hier, ik moet nog iets in orde maken."

68 Ik belde de procureur op en ging naar het kantoor; ik riep hem en zei: "Meneer, ik heb gelogen; ik heb mijn vrouw ertoe gebracht om te liegen, toen ze zei, dat ik er niet was. Ik was alleen maar het huis uitgelopen." Ik beleed het hem en heb het hem verteld.

69 Hij liep op mij toe, legde zijn handen op mijn schouder en zei: "Broeder Branham, ik heb altijd al vertrouwen in u gehad, maar nu meer dan ooit", zei hij, "in een man die zijn fouten wil goedmaken."

70 En ik vertelde het hem: "Ik begon voor een baby te bidden en de Here veroordeelde mij in mijn hart, want ik wist, dat ik verkeerd had gedaan."

71 De volgende dag zei mijn vrouw: "Waar ga je naar toe?" Ik zei: "Naar mijn grot."

72 Ik ging naar mijn grot in de buurt van Charlestown, waar ik al sinds jaren heenga. Daar aangekomen bad ik de hele dag: "O, God, laat mij nooit meer zoiets doen. Vergeef mij, Here, want toen ik mijn handen op de zieken legde om te bidden werd ik veroordeeld." Tegen drie uur in de middag ging ik naar buiten. Er ligt daar een groot rotsblok; ik klom erop en keek naar het oosten, met opgeheven handen de Here lovend. Alles was bladstil en ik zei: "Here, eens ging U aan Mozes voorbij, toen U hem in een rotsholte zette en hij U zag als de achterzijde van een man. Here, kunt Gij het nog eens doen, om mij te laten weten, dat het mij is vergeven? Here, dat Gij mij helpt en mijn gedachten bestuurt. Here, ik ben mentaal niet erg sterk, omdat ik geen opleiding heb gehad, en ik probeer U te dienen. U kent mijn hart. Ik had het niet moeten doen. Ik deed het niet met opzet. Ik voelde me alsof mijn hoofd zou barsten; ik was erg nerveus en deed het op een moment dat Satan mij beet had. Wanneer Gij mij vergeeft, laat mij U dan zien, Here."

73 En God weet dat het zo was; Hij is mijn Rechter. Even ter rechter zijde van mij begonnen de struiken zich te bewegen als door een wervelwind, en het verplaatste zich langs de kant van de grot, waar ik stond, en verdween door de bossen... O, broeder, er overstroomde me een vrede, die alle verstand te boven gaat. Ik weende, schreeuwde en jubelde. Ik wist dat mijn zonden vergeven waren. Ziet u, ik was uit de gemeenschap met God geraakt, en daardoor kon ik geen bevrijding krijgen voor de baby.

74 Direct de volgende dag kwam er een man uit Chicago, een belangrijk iemand, een pas bekeerde Katholiek. Zijn hartkleppen waren gezwollen als een opgeblazen binnenband. Men had reeds lange tijd geleden geprobeerd hem te opereren, ze wilden het gaan doen, maar hij wilde het niet laten doen. Eindelijk kreeg hij een persoonlijk gesprek. Deze gesprekken houden we net zolang, tot we weten wat er verkeerd is. En deze man was nog niet binnen of de Heilige Geest ging terug in zijn leven en noemde iets wat hij had gedaan toen hij misdienaar was in de Katholieke kerk... Hij zei: "Dat is waar. Dat is de pure waarheid." "Denkt u", vroeg hij, "dat dat tegen mij wordt gehouden?" Ik antwoordde: "Dat is de enige schaduw, die ik in uw leven kan zien..."

75 Hij ging terug naar zijn arts en zei: "U kunt de operatie voorbereiden."

76 De dokter antwoordde: "We zullen dat hart van u nog éénmaal onderzoeken." Toen hij het deed, zei hij: "U hebt geen operatie nodig."

77 Ziet u: "Wanneer ons hart ons veroordeelt..." Wij willen een volkomen bevrijding. Wij willen geen gemeente zijn, die de weg maar halverwege gaat. We willen of een echte gemeente zijn, of helemaal geen. Wij willen echte Christenen zijn, of helemaal geen Christenen. Wij willen een totale bevrijding van al onze verkeerde gewoonten, van onze zonden, van al onze kwade gedachten, ons boze handelen, van onze nalatigheid, van wat we ook gedaan hebben. Wij willen totale bevrijding opdat, wanneer de mensen naar deze gemeente komen om voor zich te laten bidden, deze kleine groep van ongeveer 100 of 200 mensen, die hier zit, zich volledig in Gods hand heeft overgegeven. Wanneer wij dan bidden, zal God ons horen in de hemel. God zoekt iemand, die Hij in Zijn hand kan houden. Iemand van wie Hij kan zeggen: "Ik heb vertrouwen in hem. Ik kan deze zieke dienstknecht van Mij naar de Branham-Tabernakel in Jeffersonville zenden, want die groep mensen is één van ziel." Dan zal er iets gebeuren.

78 Ziet u wat Hij voor ons doet in de toestand waarin wij zijn? Wat zou Hij dan wel niet kunnen doen, als wij één van hart en ziel waren? De enige weg daarheen is, dat wij onze harten in broederlijke liefde verenigen, dat wij gehoorzaam zijn aan hen die dienst verrichten in de gemeente – aan wie een ambt bekleden – en aan de herder. En dat de herder God gehoorzaamt. Dan werkt God via de herder, via de oudsten en diakenen door in de gemeente, en allen worden dan samen tot een eenheid voor het Koninkrijk van God. Als wij een eensgezinde groep zijn, zal God ons verhoren. Laat u door niets in onrust brengen. Laat u door niets ontmoedigen.

79 Wel, zulke mensen heeft God ertoe bestemd, om het land in te nemen. Mozes was volledig toegerust, hij was een man, die geen compromissen sloot. Als er twistvragen waren of onenigheid, wilde hij nooit water bij de wijn doen. Zo wil God het nu van ons ook hebben.

80 Farao wilde een overeenkomst en zei: "Mozes, jullie kunnen allemaal gaan, maar laat jullie kinderen hier of laat een deel van jullie kudden achter."

81 Zo wil de duivel een Christen graag laten wegtrekken: "U kunt u best bij die gemeente aansluiten, maar wat Jansen gedaan heeft, moet je hem nooit vergeven... Het is in orde als u dat nog meeneemt, of als u daar en daar nog heengaat... U hoeft het roken niet op te geven, uw drinken niet, uw liegen, stelen, kwaadspreken en het steeds vinden van fouten bij anderen, dat hoeft u niet allemaal op te geven. Treed maar gewoon toe tot de gemeente..."

82 Maar Mozes sloot geen compromissen, hij wilde volledige bevrijding. Hij zei: "Er zal niet één hoef achterblijven." [Exodus 10:26.] We nemen alles mee wat bij ons hoort, als we de Here gaan aanbidden.

83 Zo behoorde de gemeente ook te zijn. "Wij zullen gerechtigheid meenemen, zullen heiligheid meenemen en nemen de Heilige Geest mee. Wij zullen een groep meenemen die een eenheid is, wanneer we naar het altaar gaan. Wij zullen een hechte groep zijn, die niets achterlaat. We zullen alles meenemen. Er zal niet één hoef achterblijven." Weet u, als mensen zo bidden, zal de duivel het moeten opgeven.

84 Zo deed Mozes het met zijn groep. Zij gingen erheen en kwamen onder de bedekking van het bloed. Let er op, dat, zolang ze nog niet onder het bloed waren, er geen totale bevrijding was. Mozes zelf was verenigd met God. Maar Israël was dat niet. De zonden waren nog steeds op hen en zij morden tegen Mozes en zeiden: "Waarom doet u dit nu? U brengt ons nog verder in de moeilijkheden, want Farao verlangt nu van ons het dubbele aantal stenen." Dat was Mozes; hij was volkomen in Gods hand, totaal bevrijd van het schapen hoeden, om Gods schapen te kunnen hoeden. Hijzelf was volkomen bevrijd, maar de mensen waren niet bevrijd, want er was nog steeds gemor onder hen.

85 Op de avond waarop God bestemde dat er een lam gedood moest worden, – als een type van Christus – werd er een bosje hysop genomen, wat gewoon onkruid is (gewoon en eenvoudig), waarmee het bloed aan de deurposten en de dorpel gestreken werd. Toen werd Israël volkomen bevrijd en bleef er ook geen hoef achter. Alles wat erbij hoorde was bevrijd. Hun gezin, hun geliefden, ja alles werd bevrijd, toen het volkomen onder het bloed kwam.

86 En dat is het moment dat de gemeente totaal bevrijd wordt, wanneer alles onder het Bloed komt. Wanneer uw zonden onder het Bloed komen, als uw roken, uw gokken, uw bedriegen, uw stelen, uw liegen, ja als alles onder het Bloed gebracht is, dan zal de volkomen bevrijding daar zijn. Wanneer u iemand verkeerd hebt behandeld, breng het in orde. Dat kunt u niet onder het Bloed brengen, want het zal er niet onder blijven. U kunt dat er niet onder brengen. Iets zal u dat niet toestaan. Pas wanneer u uw eigen ik volledig, totaal onder het Bloed brengt, zal er een volledige bevrijding plaatsvinden. Dan zult u een vrijheid ervaren, zoals u daarvoor nooit hebt gekend, als alles onder het Bloed is gebracht, wanneer alles tot onderwerping is gekomen aan het Koninkrijk Gods. Dan zal er een echte bevrijding zijn.

87 Jezus was een mens. Hij was volkomen en totaal mens. Hij kon wenen als een mens. Hij kon eten als een mens, Hij is helemaal als een mens geworden. In Zijn lichamelijke gestalte was Hij door en door mens, maar in Zijn Geest was Hij totaal, volledig God. Daarom maakte Hij Zijn vlees ondergeschikt aan de Geest, Die in Hem was. U weet, dat Hij in alle dingen op gelijke wijze werd verzocht als wij. Want Hij was een mens, geen engel. Hij was mens! Hij had evenzeer verlangens en verzoekingen als wij. De Bijbel zegt ons dat. Hij was een mens, geen engel die boven de verzoekingen staat. In Hebreeën 2:7 staat geschreven, dat Hij een korte tijd beneden de engelen werd gesteld. Hij was mens, Hij was volledig mens. God nam dus een volkomen man, om een volkomen bevrijding te schenken, Hij vervulde Hem met Zijn Geest. De Heilige Geest was in Hem zonder mate. Toch werd Hij verzocht zoals wij, hoewel Hij ook volkomen God was. Hij bewees het, toen Hij de doden opwekte, toen Hij de natuur, de onstuimige zee, en de machtige wind Zijn bevelen gaf. Toen Hij tot de vijgenboom sprak enzovoort, gehoorzaamde hij Hem. Hij was God, van binnen. Hij had ook mens kunnen zijn, want Hij wàs een mens; maar als mens had Hij Zich geheel en al overgeleverd in Gods hand om Hem te dienen.

     En Hij is ons voorbeeld...

88 Wij zijn mannen en vrouwen. Maar ook zijn wij Christenen. Wanneer Hij ons voorbeeld is, laten we ons dan volkomen in Zijn handen leggen door de Heilige Geest, opdat wij waarlijk onderdanen zouden mogen zijn van Gods Koninkrijk.

89 Hij was volkomen mens, Hij was ook volkomen God, maar Hij gaf al het natuurlijke, al het fysieke op: Zijn eigen denken, Zijn eigen doen, Zijn eigen zorgen, om altijd te doen wat Zijn Vader behaagde. [Johannes 8:29.] Zo is het. Hij was totaal bevrijd van menselijke wezens. Als de priesters tot Hem kwamen, die grote mannen, en zeiden: "Rabbi Zus-en-zo...", om te proberen Hem voor hun denominatie en verenigingen te winnen, dan bleek Hij volkomen bevrijd te zijn van zulke zaken: Hij vertrouwde op God.

90 Was het de psalmist niet, die zei: "Gij verlost degene, die volkomen op U betrouwt." Ziet u: "Ik zal Mijn Knecht bevrijden van de heidenen, want Hij heeft op Mij vertrouwd."

91 Het uur komt, dat wij aan het einde van onze levensweg komen. Dan zou ik voor mij willen – en u zou denkelijk hetzelfde willen – dat ik Hem zou kunnen horen zeggen: "Ik bevrijd hem uit de kaken van de dood, want hij heeft op Mij vertrouwd. Ik zal hem uit het graf bevrijden op de opstandingsmorgen. Ik zal hem totaal bevrijden, naar geest, ziel en lichaam. Want hij heeft op Mij vertrouwd."

92 Al de werken van Jezus waren volkomen, alles werd voltooid en afgemaakt, een totale bevrijding. Hij heeft de melaatse volkomen van zijn melaatsheid bevrijd. Hij bevrijdde de vrouw met de bloedvloeiing totaal. Hij bevrijdde de wereld volkomen van de zonde, toen Hij stierf op de dag van de verzoening. Ook ons heeft Hij volledig vrijgemaakt van elke zonde. Hij heeft de gemeente bevrijd. Wij hoeven dus niet langer als mensen te leven, die geen voorrechten hebben. Wij hoeven niet te leven in een verslagen toestand, want Hij heeft gezegevierd over de duivel en heeft alle overheden en machten aan Zich onderworpen en tot een voetbank voor Zijn voeten gesteld, en zij hebben geen wettig recht om over u te heersen. Wij zijn Christenen, vervuld met de Heilige Geest. Wij behoeven ons niet door de duivel de wet te laten voorschrijven. Christus heeft ons bevrijd, met een totale bevrijding. Hij heeft ons van alle kwaad bevrijd. Hij bevrijdde ons van alle zonde, bevrijdde ons van slechte gewoonten, van kwaadspreken, van lasteren, en van allerlei smerige dingen. Hij bevrijdde ons volkomen en heeft ons in Zijn heilige handen genomen. Het is een volledige, totale bevrijding.

93 Hij bevrijdde ons van ziekte; Hij bevrijdde ons van ziekte, wij hebben daar een officieel document van! Halleluja! Want Hij werd om onze overtredingen doorboord, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. Hij is onze Geneesheer. Dat is de reden, dat deze arme door polio verlamde vrouw probeerde zo te zorgen voor haar aan kanker stervende man, dat ze met hem kan binnengaan in de sferen van Gods tegenwoordigheid. Zij had geloof – de doktoren hadden alles gedaan wat zij konden – dus volgde zij Gods aanwijzingen op en werd volkomen bevrijd.

94 De discipelen hadden volkomen bevrijding, een absolute, totale bevrijding. Waarom? Omdat zij geheel en volkomen waren vervuld met de Heilige Geest. Wanneer u alleen maar een kerklid bent, die de hand van de voorganger heeft geschud of de een of andere kleine ervaring had, van opspringen, jubelen of spreken in tongen of iets anders, maar nog steeds boosheid in uw hart hebt, vreemde dingen doet, leugens vertelt, sigaretten rookt, verlangen naar vrouwen hebt, en dat soort dingen, dan is er iets nog niet gebeurd. Dan is er iets fout, want "indien iemand de wereld liefheeft en hetgeen in de wereld is, dan is de liefde des Vaders niet in hem". Dan bent u misleid. "Aan hun vruchten zult gij hen kennen."

95 Wij willen allen verenigd zijn met de Heilige Geest. Dan moet elk lid eensgezind zijn met de anderen. Dat kan, als de liefde van God in onze harten is uitgestort door de Heilige Geest. Hij reinigt ons van alle ongerechtigheid. Dan zijn we bevrijd van de dingen van de wereld. Jezus zei: "Hieraan zal men weten, dat gij Mijn discipelen zijt, indien gij liefde hebt onder elkander." Dan heeft het ene lid het andere lid zo lief, dat hij voor hem zou willen sterven...

96 Als er één lelijk ding gebeurt, dan reageert de buitenwereld, of misschien komt er wel de een of ander naar u toe die zegt: "Nu zie je het, het zou toch veel beter voor je zijn, dat je dit of dat deed, of zus of zo droeg, of het zo had gegaan en gewoon bij die heilige rollers was weggegaan..." enzovoort. Maar we zijn zo verenigd met God!

97 U zegt: "Nu, broeder Branham, het is zo'n verschrikkelijke verzoeking..." Maar Christus is hiervoor gestorven. De duivel is overwonnen. Wij willen totale bevrijding, een gemeente die rein, gelouterd en onbevlekt is, gewassen in het Bloed van het Lam en vervuld met de Heilige Geest en waarin tekenen en wonderen geschieden. Totale bevrijding voor ieder... [Leeg gedeelte op de band – Vert]

98 Dierbare God, Gij neemt niets aan, tenzij het volkomen bevrijd is. U kunt geen onvolmaakte offerande aannemen. En U neemt geen gebed aan, wanneer er ergens zonde in het leven van die persoon is. U kunt het gewoon niet, Here. U heeft het in het verleden niet gedaan en U kunt het ook heden niet doen. Het offer moet volmaakt zijn. En Here God, als wij onszelf nu als levende offers op het altaar leggen, als toegewijde levens, Here, neem dan elke smet van de zonde van ons. Ik wil deze ochtend alles – mijn ziel, mijn lichaam, mijn kracht en mijn inspanningen – samen met deze hele gemeente op het altaar leggen. Reinig ons door Uw Bloed en vergeef ons elke zonde die wij hebben begaan. En moge de grote Heilige Geest zo rijkelijk in ons blijven en Zijn tegenwoordigheid zo met ons gaan vanmorgen, als wij de samenkomst verlaten, dat wij in ons hart weten, dat Gij ons hebt vergeven. Dan zal dit ons gebed zijn: "Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij onze schuldenaren vergeven." Sta het toe, Here.

99 Wees ons nu nabij. Zegen en bewaar ons, tot we elkaar vanavond weer ontmoeten in de dienst. Mogen we komen met reine handen en een rein hart, opdat U ons niet hoeft af te wijzen. Wij zouden graag volkomen, totaal bevrijd worden, Here, van alles wat ons verhindert een licht in deze wereld te zijn, een licht, dat schijnt als vanaf een berg; niet met een korenmaat erover, maar één die boven op een berg gezet is, die het rechte pad verlicht, waarlangs de voeten der mensen moeten gaan. Schenk het, Vader. Wij bidden het in Jezus' Naam en tot Zijn heerlijkheid. Amen.

100 Ik zou Doc, ik geloof dat hij achter is, of een van de diakenen die aanwezig zijn, willen vragen om dit op het mededelingenbord te hangen, zodat de gemeente het kan lezen, als ze naar buiten gaan. En geef dan de andere aan broeder Collins, als hij hier is...

     Goed meneer, en we zullen zien wat... [Broeder Branham pauzeert – Vert]

101 Er is nog iemand, die een persoonlijk gesprek wil. Daarvoor geven we altijd gelegenheid. Wij verblijden ons erover. We hebben deze persoonlijke gesprekken. Maar wat u moet doen, is ons telefoonnummer bellen. Ziet u, thuis heeft het al zoveel moeilijkheden gegeven. De gemeente weet dit, maar het gaat hier om een vreemdeling en wij behoorden voor diegenen die van buiten komen, het nummer ergens te vermelden. Het zijn er zoveel, dat we het niet klaarspelen, tenzij ze via een volgnummersysteem komen. Ik zou daarom willen, dat u gewoon opbelt Butler 2-15-19. En als de leden hier zouden kunnen zorgen – wat dat betreft – voor diegenen, die van buiten komen... Ik ben altijd blij om de mensen te zien, maar we hebben hier een systeem. We hebben er al een paar opgeroepen, al verschillende, maar ze moeten gewoon één voor één komen. Vroeger namen we gewoon zomaar diegene die net toevallig aankwam, en anderen die wachtten, gingen teleurgesteld naar huis. Nu hebben ze alles gewoon op orde. Ziet u, daar hebben we over proberen te spreken, dat wij alles volkomen in orde moeten hebben. Bel dus Butler 2-15-19. Meneer Mercier en meneer Goad zullen de telefoontjes aannemen en u precies zeggen op welke tijd u uw afspraak kunt hebben. Wij hebben een kamer met airconditioning, waar we de mensen ontvangen en voor hen kunnen bidden. Wij zijn gewoon gelukkig om het te kunnen doen.

102 Nu, de reden waarom ik niet hier kom – de mensen denken vaak, dat ik een beetje uit hun buurt probeer te blijven, maar dat is het niet. Ik probeer alleen alles in orde te hebben. Ik doe dat, om geen aanzien des persoons te laten gelden. Het is voor iedereen, wie ook, waar ook en wanneer ook. Ziet u, huidskleur of geloofsbelijdenis speelt daarbij geen rol. We komen daarheen en ontmoeten de mensen. En als ze een nood hebben, dan blijven we daar bij God tot het opgelost is. Wanneer zij willen weten of ergens samenkomsten worden gehouden, dan noteren wij het vanzelfsprekend op de lijst; dat hangt helemaal af van de leiding van de Heilige Geest. Ik geloof dat dat de juiste weg is; daardoor wordt ieder gelijk behandeld en is er geen aanzien des persoons.

103 Zijn hier vanmorgen nog zieken die gebed wensen? Niemand? In orde. Laten we een goed lied zingen om de Here te aanbidden. Wat kunnen wij vanmorgen zingen? "Wat neemt al mijn zonden weg?" Ken je dat Teddy? "Niets dan het Bloed van Jezus."

     [Dan vertelt een zuster in de samenkomst over een vrouw die zeer ziek is – Vert] Goed, zuster. Moeten we nu voor haar bidden? Ik zal voor die dame bidden en deze vrouw hier de handen opleggen. Zou u misschien even een ogenblik uw hoofd willen buigen?

104 Dierbare God, er is een dame erg ziek. Onze zuster staat hier in haar plaats. Zelfs voor zieken met kanker kan men hier komen, in de bres staande voor een ander. Maar Gij bevrijdt haar ervan, Here. Het is al een paar dagen geleden dat deze dingen bekend werden, toen liet U het haar zelf ontdekken, Here; ze zal weten dat het van U komt... Ik leg mijn handen op haar en bid om genade voor die andere vrouw. Moge de genade van God, de kracht van de Heilige Geest, komen... En in onze harten, Here, geef daar eerst openbaring... Dan weten wij, dat wij gunst bij U hebben verkregen. Dan hebben wij vrede met God. Dan ontvangen wij waar we om vragen, omdat er geen veroordeling in ons hart is. Sta het toe, Here, in Jezus' Naam bid ik het. Amen.

Wat bevrijdt van zond' en pijn?
Niets dan het Bloed van Jezus.
Wat maakt mij gezond en rein?
Niets dan het Bloed van Jezus.

O, kost'lijk is die vloed,
Hij reinigt mijn gemoed.
Geen and're Bron voldoet,
Niets dan het Bloed van Jezus.

105 Hoevelen van u weten, dat uw zonden onder dat Bloed zijn? Laten we het nog een keer zingen, terwijl we onze handen opheffen:

Wat bevrijdt van zond' en pijn?
Niets dan het Bloed van Jezus.
Wat maakt mij gezond en rein?
Niets dan het Bloed van Jezus.

     Laten we elkaar de hand schudden, terwijl we het zingen:

O, kost'lijk is die vloed,
Hij reinigt mijn gemoed.
Geen and're Bron voldoet,
Niets dat het Bloed van Jezus.

     Hebt u Hem lief?

O, hoe lief heb ik Jezus!
O, hoe lief heb ik Jezus.

     (Blijf in die liefde. Laat ieder aanhouden bij God.)

Ja, hoe lief heb ik Jezus,
Want Zijn liefde zocht mij eerst...

Nimmer zal 'k Hem verlaten...

Deze site maakt gebruik van functionele cookies.

Download
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
English (Engels)