Horen, herkennen, en handelen op het Woord van God
Door William Marrion Branham1 Nu, deze banden van de samenkomst van deze morgen worden niet verkocht. Het is gewoon voor de gemeente, of voor iemand, omdat het over de leer gaat. En in de samenkomsten daarbuiten veroorzaakt het verwarring, omdat nauwelijks twee van ons het volmaakt eens zijn, maar wij behoorden één van hart te zijn, hoe dan ook. Maar het... Wij in de Tabernakel hier... Deze banden zijn, zoals u merkt op de... Het is gewoon voor vrienden, enzovoort.
2 Laten wij nu onze hoofden een ogenblik buigen voor gebed. Hoevelen zouden gedacht willen worden in gebed, terwijl u uw hoofden gebogen hebt? Steek gewoon uw handen omhoog en zeg: "Here, ik ben behoeftig vandaag en ik heb Uw genade nodig", waarvoor het ook is.
3 Onze hemelse Vader, wij naderen nu Uw troon van genade, omdat ons gevraagd is dit te doen. En het werd ons gezegd door Uw Zoon, onze Redder, dat als wij U iets zouden vragen in Zijn Naam, het toegestaan zou worden. Daarom, Here, wetend dat wij leven in de schaduwen van Zijn komst en nu staan in de schaduwen van Zijn barmhartigheid, zouden wij willen vragen, Here, dat U door de Heilige Geest die dingen zou kiezen waarom wij zouden moeten vragen. En wij voelen deze morgen dat het niet strijdig zou zijn met Uw Woord of met Uw grote rechtvaardigheid en Uw barmhartigheid en genade, als wij zouden vragen of wij een speciaal bezoek mogen hebben vandaag van de Heilige Geest, en dat Hij in ons midden moge komen en de gedachten van onze harten onderscheiden, onze zwakke plekken aan ons openbaren en onze ziekten genezen en de gebroken harten verbinden en de verlorenen redden en een volk gereedmaken voor Zijn komst. Here, hoor dit gebed.
4 Nu, wij zullen Uw Woord lezen. En wij bidden, Heer, dat op onze zondagsschoolles deze morgen, U het verband van het gelezene naar voren wilt brengen en het aan onze harten wilt openbaren. Want wij komen hier voor één doel en dat doel is alleen U beter te kennen. Wij, die Christenen zijn, door geloof, willen U beter kennen. Degenen die nog geen Christenen zijn geworden, willen U kennen als hun Redder. Degenen die ziek zijn, willen U kennen als hun Genezer. En wij bidden dat er niet één zal zijn die dit gebouw leeg verlaat, maar dat elk verzoek tot op de letter vervuld moge worden en dat aan elk verlangen wordt voldaan en dat iedereen gelukkig uit het gebouw weggaat, zeggend zoals degenen die van Emmaüs kwamen: "Brandden onze harten niet in ons, terwijl Hij onderweg tot ons sprak?" Want wij vragen dit in Jezus' Naam. Amen.
5 Nu, tot u, die uw Boek wilt opslaan. Ik heb ontdekt dat in de evangeliediensten gewoonlijk slechts twintig of dertig minuten de beste inwerking hebben voor het naar voren brengen van een geestelijke boodschap, en dan een altaaroproep. Maar omdat dit zondagsschool is, wil ik het vanmorgen niet op die manier doen. Ik voel mij meer geleid om mijn tijd te nemen en over het Woord te spreken.
6 Nu, indien iemand het ongerieflijk heeft, te koud, het enige wat u moet doen is... Mijn broeder, de koster, zit achter in de kerk daar; steek gewoon uw hand zo op naar achteren, naar hem, en hij zal de warmte regelen. En wij willen dat u het gerieflijk hebt en zich echt goed voelt en naar de woorden luistert. Want wij vertrouwen dat de Heilige Geest ons het Woord van God leert. En kunt u allemaal goed horen achteraan? Als u het kunt, steek uw handen omhoog, als u het goed kunt horen. Dat is goed.
7 Nu, ik wil dat u met mij opslaat, ik heb hier wat teksten opgeschreven en wat Schriftplaatsen. Ik wil dat u eerst met mij opslaat het boek Romeinen; Romeinen, het negende hoofdstuk. En wij willen voor een Bijbelles eerst lezen in Romeinen 9:11.
Want toen de kinderen nog niet geboren waren, noch iets goeds of kwaads gedaan hadden, opdat het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is, vast bleef, niet uit de werken, maar uit de Roepende;
Zo werd tot haar gezegd: De meerdere zal de mindere dienen.
Gelijk geschreven is: Jakob heb Ik liefgehad, en Ezau heb Ik gehaat.
8 Moge God Zijn zegeningen aan deze Schriftlezing toevoegen. En nu als tekst, om mijn les te steunen, wil ik dit als tekst nemen: Horen, herkennen, en handelen op het Woord van God. Mag ik dat nog eens herhalen: Horen en herkennen, en dan handelen op het Woord van God.
9 Nu, wij zijn er volledig van op de hoogte, wij mensen die de Schrift dag en nacht onderzoeken en onze kranten en de nieuwscommentatoren horen, dat deze wereld nu in de greep van twee grote geestelijke machten is. En het zijn beide religieuze machten. En ik geloof dat deze grote machten spoedig tot een hoogtepunt komen. En deze grote machten waren beide vertegenwoordigd in deze twee zonen van Izak. Hoe God in Zijn oneindige wijsheid, alle dingen voor ons heeft vooraf geschaduwd, opdat wij door deze dingen zeker zouden mogen weten wat voor ons ligt. Het is zo duidelijk gemaakt dat God en Zijn Woord, en de natuur en Zijn universum, zo perfect in samenhang zijn, dat zelfs de zondaar kan zien dat er iets op het punt staat te gebeuren. God heeft het zo beschikt. Niemand heeft een excuus.
10 Nu, wij zien in deze twee zonen dat zij in oorlog waren met elkaar voor zij zelfs geboren waren. Ofschoon zelfs hun maagdelijke moeder... Want zij was een maagd, de mooie Rebekka die het rechtvaardige zaad van Gods belofte huwde, Izak; zij waren twee toegewijde, Geestvervulde gelovigen van God, verordineerd tot het huwelijk waardoor zij samen verenigd werden. God wist het van tevoren. En hoe kon zoiets komen, door die ene moeder, door één vader? De ene, een zeer boos persoon; en een ander, een zeer goed persoon; en hoe de goede persoon de slechte leek te zijn en de boze de goede leek te zijn.
11 Nu, dat is altijd zo geweest en het zal altijd Gods programma zijn. God kan Zijn programma niet veranderen. Omdat Hij Zijn programma perfect maakt, want het is een deel van Hem.
12 In de hof van Eden was zonde zo prachtig, dat het Eva aantrok van rechtschapenheid naar zonde. En in dezelfde hof waar een boom des levens was, was er ook een boom des doods.
13 Wij zouden het vandaag kennen als de wet van tegenstellingen. Dat waar het goede is, ook het kwade is; waar het juiste is, daar is ook het verkeerde. En wij zullen nooit in staat zijn, ongeacht wat onze omgeving moge zijn, om de tegenwoordigheid van één van beide van ons af te schudden. Want Paulus zei: "Wanneer ik het goede wil doen, dan is het kwade aanwezig." De zondaar zal nooit in staat zijn zich te ontdoen van de Christen, en de Christen niet van de zondaar. Er zal altijd een getuige van het juiste zijn en een getuigenis van het verkeerde. En u maakt uw keuze. U moet de ene of de andere zijde kiezen.
14 Maar wat deze twee zonen betreft, is het vreemd te weten dat voor zij geboren werden, beiden van hetzelfde zaad, uit Izak, dat de belofte was... Nu, onze les is wat lang en ik wil genoeg achtergrond nemen zodat u precies kunt zien waarover ik spreek. En de eerste zoon, Ezau, die geboren werd... Wij ontdekken dat zij niet alleen twistten en vochten in de schoot van hun moeder, maar ze kwamen al vechtend uit haar: Ezau kwam te voorschijn en Jakob hield zijn hiel vast. En zij vechten nog steeds.
15 En hoe kon dat voortkomen uit die volmaakte, zuivere, uitverkoren, heilige, toegewijde vader of moeder? Dus, om dat vast te zetten: God roept door verkiezing. Het moet wel. Ongeacht hoe goed uw vader en moeder waren, hoe fijn zij waren, hoezeer uw vader en moeder Christenen waren, het ligt nog steeds aan u als een individu, uw houding voor God. Deze les leert dat zij, de beide kinderen, kwamen door de uitverkoren en van God geroepen vader en moeder, een maagdelijke vrouw en een heilige man, door wiens zaad tenslotte zelfs Jezus Christus kwam. Hij werd geboren als één uit de doden. Hij werd getest; zijn vader vóór hem; en hem werd beloofd dat door dit zaad van Izak de hele wereld gered zou worden. En uit zo'n man, wiens bloed zo zuiver was dat God zelfs de Filistijn niet toestond zelfs zijn moeder maar aan te raken, nadat Abraham haar aan hem had overgegeven... God bezocht zijn huis met een plaag en zei: "U bent zo goed als een dode", om die bloedstroom zuiver te houden. En die Rebekka, een rechtschapen, heilige, een van God gezonden en van God geroepen moeder, en uit dat heilige zaad, kwamen een afvallige voort en een gelovige. Ziet u, het ligt dus aan Gods roeping, Gods verkiezing.
16 En vóór een van beiden geboren werd, zei God: "Ik heb Jakob lief en haat Ezau", vóór een van beiden geboren was. Dus hoe behoorden wij ons te voelen? Iemand tot wie God spreekt, en Hij nodigt u uit om tot Zijn tafel te komen en naar Zijn huis te komen en Zijn zoon of dochter te zijn! Er is niets zo groot als dat.
17 Deze twee jongens, als wij op hun natuur letten, één van hen was een geestelijk mens: dat was Jakob. En de vleselijke mens was Ezau. Maar zij waren beiden godsdienstig. En hetzelfde is gebeurd door al de tijdperken, het vleselijke en het geestelijke.
18 Ezau vertegenwoordigde de mens van de aarde, de natuurlijke: religieus geneigd, maar nooit bekwaam; het was niet in hem om het te doen, hij kon het niet. Het was nooit in hem om boven de dingen van de wereld, de vleselijke dingen, uit te kunnen klimmen.
19 Maar Jakob; het was gewoon zo gemakkelijk voor hem om dit te doen. Nu, Jakob had één doel en dat was dat hij naar dat geboorterecht verlangde, ongeacht hoe hij het verkreeg, als hij het maar kreeg.
20 En die geest van die ene geboorte wordt nog steeds in de wereld vandaag vertegenwoordigd en komt nu tot een hoofd: de geestelijke gelovige en de vleselijke mens, de vleselijke gelovige. Niemand kon zeggen dat ze niet beiden religieus waren. Ze waren het. Ze zeiden niet dat de één een 'afgod' diende en de ander 'God'. Zij waren beiden dienstknechten van God.
21 Nu, let nu aandachtig op de Schriftplaatsen over dit onderwerp, omdat ik er zeker van ben dat het u zal helpen. Ziet u? Nu, "niet ieder die zegt: 'Here, Here', zal binnengaan, maar degene die de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemel is."
22 Als u het nu opmerkt: Jakob had één ding dat hij wilde, omdat volgens het Woord, de zegeningen en de goede dingen in het geboorterecht lagen. En dat was Jakobs enige doel; het enige wat hij in gedachten had, was dat geboorterecht te verkrijgen. En Ezau verachtte het. Degene die het werkelijk had, verachtte het, of hij was er beschaamd over. Maar Jakob wilde het hebben, ongeacht hoe hij het moest krijgen; hij wilde het.
23 Zo is het met de geestelijke gelovige vandaag. Hij geeft er niet om hoe u ook om hem lacht, hoe u hem ook voor de gek houdt, hoe belachelijk hij ook moet handelen voor het vleselijk verstand; zijn enige doel is het geboorterecht. Hij wil tot God komen, omdat het in hem geboren is. Hij kan het niet helpen.
24 Jakob betekent 'verdringer' of 'bedrieger'. Maar na het vinden en in bezit komen van het geboorterecht, was hij veranderd. Dat is het vleselijke, veranderd. Hij, Jakob, werd toen genoemd: 'een vorst met de Here', die met Hem geworsteld had.
25 De vleselijke gelovige vandaag zegt: "O, zolang ik naar de kerk ga en doe wat juist is, wat voor verschil maakt het?" Dat is Ezaus groep. Hij steekt nog steeds de draak met het geboorterecht en veracht het. Hij geeft er niet om. Maar Jakob had het lief.
26 En de geestelijke man vandaag en de geestelijke vrouw, die uitverkoren zijn, voorbestemd door God om tot eeuwig leven te komen, of zij alles moeten verkopen wat zij hebben, of zij hun naam uit elk kerkboek in het land moeten laten schrappen, zij willen nog steeds dat geboorterecht. Het is het enige wat voor hen van belang is: 'Gewoon dat geboorterecht verkrijgen', dat is alles. Ongeacht hoe en op welk niveau zij moeten komen, of zij naar het altaar moeten komen en schreeuwen, blèren, of zij de huizen langs moeten gaan om de dingen in orde te brengen, en moeten verkopen wat zij hebben, of alles wat zij hebben weggeven om een pelgrim en een vreemdeling te worden, het doet er niet toe, zij willen het geboorterecht. Dat is alles waar zij in geïnteresseerd zijn, het geboorterecht. Nu, berisp die mensen niet. Zij kunnen het niet helpen. Zij waren daartoe voorbestemd, ervoor uitverkoren.
27 En dan zien wij dat het met deze twee, de vleselijke en geestelijke mensen, altijd op die wijze gebeurt. Zo is het vandaag. Het is altijd zo geweest.
28 Kaïn en Abel, bij de hof van Eden... Toen Eden werd geschapen waren er voor een mens twee bomen om zijn keuze te maken. Van de ene ontving hij wijsheid, van de andere ontving hij leven. Er waren twee jongens, Kaïn en Abel, beiden religieus. Een van hen verlangde eeuwig leven te hebben en hij offerde aan God, door geloof, een uitnemender offer dan Kaïn. Een perfect type van de gemeenten vandaag: de natuurlijke gemeente, de geestelijke gemeente. En ongetwijfeld spreek ik nu precies tot beide klassen en wellicht zal ik door de band tot tienduizenden spreken.
29 Maar kijk, de natuurlijke gemeente is gewoon de vleselijke gemeente. Zij zijn nooit in staat om boven dat kleine ding uit te komen van: "Ik trad toe tot de kerk. Als ik naar de kerk ga, als ik maar doe naar mijn beste kunnen, dat is alles wat God vereist." Nu, dat is hetzelfde als wat Kaïn deed. Hij ging heen en maakte een altaar; hij bracht een offer, bracht de vruchten van het land en hij zei: "Hier is het, God. Dat is het beste wat ik heb. Graag of niet." Dat is de manier waarop de vleselijke gelovige vandaag gelooft. "Heer, ik zal naar de gemeente gaan, ik zal toetreden tot de beste groep die ik kan vinden. Ik zal mijn verplichtingen aan de gemeente voldoen. Ik zal doen wat juist is. Nu, hier is het beste wat ik kan doen. Ik zal helpen wat kolen voor de weduwe te kopen. Ik zal de kinderen wat kleren geven." Die dingen zijn in orde, er is niets tegen te zeggen. "Maar dat is het, dat is alles. Neem het als U wilt; zo niet, U hoeft het niet te nemen." Nu, dat is de houding van de vleselijke gemeente vandaag.
30 Maar de geestelijke gemeente... Abel, door openbaring, door genade, zag daaraan voorbij en offerde door geloof aan God een uitnemender offer dan Kaïn. En het getuigde van zijn rechtschapenheid. God...
31 Hetzelfde gebeurde bij Ismaël en Izak. De een was naar het vlees en de ander naar de Geest. Eén van de slavin, één van de vrije.
32 Hetzelfde gebeurde bij Israël en Moab, twee grote kerken die samen kwamen. En toen Israël naar hun beloofde plaats wilde gaan – de geestelijke gemeente, Jakobs volk, Israël op weg – ontmoette Ezaus volk hen, Moab, de machtige kerk. En de grote leider van de kerk, Bileam, kwam om zijn broeder te vervloeken, maar hij ontdekte dat hij zijn broeder niet kon vervloeken. Hij faalde door de verblindheid van zijn ogen het voorbestemde plan te zien, en het Woord van God te zien.
33 Ten eerste, geloof komt door het horen, het horen van het Woord van God. Dan hoort de gelovige het, herkent het en handelt ernaar. De vleselijke mens zal het horen, het geluid ervan, maar nooit... 'Horen' betekent het 'begrijpen'. Zien is naar iets kijken, maar het 'zien' is het 'begrijpen'. "Tenzij een mens wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk van God niet zien of begrijpen."
34 Nu, hier komt Israël aan met Gods belofte dat zij naar het beloofde land gingen. Geen ongelovigen, maar gelovigen, gelovigen in dezelfde God Die Israël had, kwamen eraan om te proberen hun broeders te vervloeken, omdat hij zei dat zijn broeder beslist onrechtvaardig was, omdat hij vele dingen gedaan had die slecht waren. Maar ziet u, hij faalde die uitverkiezing te zien.
35 Hetzelfde met Ezau en Jakob! Ezau leek een beter mens. Hij vestigde zich en deed liefdadige dingen. Hij zorgde voor zijn oude, blinde vader: gaf hem hertenvlees en zorgde voor hem en was een goede jongen. Er zijn vele dingen die vleselijke gelovigen doen op het gebied van religie door verenigingen te helpen en ziekenhuisrekeningen voor mensen te betalen en religieuze dingen. Maar dat is niet waar ik over spreek.
36 Moab was goed, een grote natie, een broeder voor hem. En Jakob had van alles gedaan, hij was een afvallige geweest: maar toch moest hij één ding bereiken, dat was het verkrijgen van die belofte, dat geboorterecht. Hier kwam Israël, Jakobs kinderen, met hetzelfde doel voor ogen. Wie zou er nu gelijk hebben?
37 Bileam bouwde zeven altaren; in Israël waren er zeven altaren. Bileam bracht zeven offers van reine dieren; Israël offerde zeven offers van reine dieren. Wat het ritueel betrof was Moab even religieus als Israël, was Ezau even godsdienstig als Jakob, en was Kaïn even godsdienstig als Abel. Maar het is de uitverkiezing die telt!
38 Hoe blind! Hoe blind van Ezaus kinderen, geestelijk gesproken, de Moabieten, om neer te kijken op Israël en te zeggen: "Kijk naar hen, zij zijn geen denominatie. Zij zijn een troep afvalligen. Zij leven in tenten. En wij zijn een grote natie. Zij hebben kwaad gedaan en zij hebben geen organisatie onder hen. Zij draaien maar rond en volgen een profeet." Maar hij faalde de 'koperen slang' te zien en de 'geslagen rots', die voor hen uitging. Hij faalde die uitgeroepen, uitverkoren groep te zien, die het Goddelijke bevel van God volgde naar het beloofde land.
39 Zo is het vandaag. Men zegt: "Het is een troep heilige rollers. Het is een stel mensen, die dit, dat of wat anders zijn." Maar men faalt om te zien dat zij de leiding van het Woord van God volgen.
40 Israël was onderweg naar het beloofde land. God deed een belofte in Zijn Woord.
41 De reden dat Jakob verkoos dat geboorterecht te vinden, – hij wilde het hoe dan ook krijgen – was omdat hij wist dat dit geboorterecht de zegeningen inhield; het hield leven in. Hij gaf er niet om hoe het kwam, als hij het maar kreeg. Dat was de hoofdzaak. Op welk vlak het kwam, deed er niet toe. Hij moest en zou het hebben. En hij kreeg het. "Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden." Hij was op weg en hij was ernaar op zoek en hij ontving het.
42 Israël was onderweg naar het beloofde land. Ongeacht hoeveel Moabieten en vervloekingen men op hen probeerde te plaatsen; zij gingen regelrecht naar het beloofde land.
43 En vandaag zult u nooit... Het geeft niet hoeveel wetten zij maken, hoeveel aanklachten, hoeveel vervolging, hoeveel slechte dingen zij zeggen, hoeveel keren zij 'heilige roller' roepen, hoeveel keren zij die slechte dingen zeggen; de gemeente zal doorgaan. Zij moet wel. Het staat in het Woord van God.
44 Op een keer kwamen twee koningen samen. En één van hen was Achab, een slechte, en de ander was Josafat; de geestelijke gemeente, vleselijke gemeente.
45 Achab was een grensgelovige. Hij had profeten. Zij waren geen ongelovigen. Zij waren geen afgodendienaars. Zij waren Israëlitische profeten, maar zij waren allen onderwezen en gevoed en gekleed door Achab de koning. Het kwam tot een plaats dat zij allemaal politieke steun hadden.
46 Josafat kwam eraan, sloot een verbond, wat verkeerd is.
47 U behoorde zich nooit aan te sluiten bij ongelovigen. Wij zouden nooit, op generlei wijze, onze namen ooit in boeken in kerken moeten zetten die niet het volle Evangelie geloven. Nooit! U zult in moeilijkheden komen.
48 En zij kregen moeilijkheden. En deze rechtschapen man zei: "Zouden wij niet eerst de Here moeten raadplegen en ontdekken of wij naar Ramoth-Gilead moeten gaan?"
49 Nu, kijk hoe perfect de situatie leek. "Wij bezitten Ramoth-Gilead. Het is ons eigendom en de Syriërs hebben het van de levende God genomen. Zullen wij niet optrekken en dit land in bezit nemen?" En hij maakte de rede zo mooi en zo wettig en zo rechtvaardig, dat Josafat er voor viel!
50 En vandaag kunnen mannen achter de kansel staan met zo'n intellect en welbespraaktheid en opleiding, dat zij de kracht van de Heilige Geest uit de Bijbel kunnen wegverklaren. Zij kunnen Goddelijke genezing wegredeneren; zij kunnen het spreken in tongen en uitleggingen wegredeneren; zij kunnen uitleggen dat de doop van de Heilige Geest voor een andere dag is.
51 Maar een mens die door God uitverkoren is, een mens... "Mijn schapen kennen Mijn stem." Als u die uitverkiezing van God op u hebt, zal het u nooit doen struikelen.
52 Josafat, de rechtvaardige koning, zei: "Is er niet een profeet, zodat wij de Here zouden kunnen raadplegen?" Achab deed het zonder.
53 Dat is de manier waarop de vleselijke kerk vandaag handelt. O, men heeft seminaries vol predikers, grote mannen, grote professoren, intellectueel, knap, schrander, o, my, ver boven de schranderheid van de geestelijke gemeente.
54 Kijk naar de natuurlijke gemeente in de dagen van Noach, in die dagen. Wat waren zij? Wetenschappers, bouwers, knappe mensen. Maar de uitverkorenen, Henoch en Noach, waren herders en boeren, nederig, niet opgeleid, niet knap, maar zij kenden hun God; iets in hen bewoog, riep. Wij zullen na een poosje daartoe komen.
Nu, Josafat zei dus: "Is er niet een profeet?"
55 O, natuurlijk heeft de vleselijke gemeente hen. "Zeker, wij hebben er. Ik heb hier een seminarie vol van hen."
56 Men bracht er vierhonderd. Nu, dit zijn geen ongelovigen. Zij zijn aanbidders van Jehova-God. Ze kwamen en zeiden: "Geef ons een ogenblik en wij zullen profeteren." En zij kwamen dus allemaal samen. En zij kwamen terug met 'het Woord des Heren', en zij zeiden: "ZO SPREEKT DE HERE!" (Israëlitische profeten) "ZO SPREEKT DE HERE! Trek op, de Here is met u. En u zult Ramoth-Gilead innemen, omdat het werkelijk aan Israël behoort." En één van de leiders maakte zich twee enorme horens van ijzer, als vertegenwoordigers, en hij stootte er mee. Hij zei: "Hiermee zal Israël de Syriërs regelrecht uit Ramoth-Gilead stoten."
57 Maar Josafat, iets in hem... O, ik hoop dat God dit tot uw harten brengt. Het is niets waartoe u zichzelf kunt opleiden. Het is niets waar u zichzelf in kunt lezen. Het is wat God, door uitverkiezing, voor u doet. "Niet hij die loopt of hij die... Het is God Die genade betoont."
58 Josafat zei: "Zij zijn fijn geklede mannen." Zonder twijfel zei hij iets dergelijks. "Zij zijn intelligent en de knapste mannen die ik ooit gehoord heb. Zij zijn perfect opgeleid. Hun standpunt is eensgezind. Zij hebben een grote eenheid onder elkaar. En zij zijn knap en zij hebben veel van de Waarheid."
59 Alle dwaling heeft waarheid. De grootste leugen die ooit werd verteld had vijfennegentig procent waarheid in zich; de leugen die Satan Eva vertelde.
60 "O, er is veel waarheid in wat zij zeggen. Maar is er niet nog één meer?"
61 Wel, wat denkt u dat die man zei? "Terwijl wij er hier vierhonderd van de knapsten, de besten hebben? Zij lopen hier niet buiten in de wildernis halfnaakt rond met een schapenvel om zich heen gewikkeld, of zoiets. Zij zijn mannen die ik gevoed heb, die ik heb opgeleid. Zij zijn geen mannen die hun ABC niet kennen. Zij zijn geleerden en zij kennen de dingen. Zij verblijven dag en nacht om de rollen en profetieën te lezen. Zij weten wat juist is. Ik heb hen klaar en zij staan hier eensgezind, vierhonderd die zeggen: 'Trek op, de Here is met u!'"
62 Maar als ik enkele minuten Josafats gedachten zou kunnen lezen: "Er is gewoon iets dat niet klopt", zou hij zeggen. "Er is gewoon iets dat niet juist schijnt. Is er niet ergens nog één?"
63 "O", zei hij, "ja, er is er nog één, maar hij behoort niet tot de organisatie. Hij is een ander soort kerel. Hij is gewoon een afvallige." Hij is net als Jakob. "Maar wij kunnen het hem misschien vragen. Men zegt dat hij een profeet is. Maar ik betwijfel het omdat hij mij altijd vervloekt en dit zegt, dat, of wat anders; hij profeteert nooit goed over mij." Hoe zou hij kunnen? Ziet u?
64 Ze zeiden dus: "Laten wij hem gaan halen. Hij is de zoon van Imla." Ze gingen hem dus halen.
65 En iemand ontmoette hem op de weg en zei: "Nu, zegt u nu hetzelfde als wat zij zeggen. U moet het met de vereniging eens zijn. Als u het niet doet, wee u!"
66 Hij zei: "Ik zal slechts zeggen wat God in mijn mond legt om te zeggen en niets anders."
67 Nadat hij dan daarginds was gekomen en zij hem een nacht hadden gegeven, zei hij: "Trek op, maar ik zag Israël verstrooid als schapen die geen herder hebben."
En Achab zei: "Zei ik het u niet?"
68 Nu, er zijn er vierhonderd tegen één. Vierhonderd getrainde, knappe, opgeleide, intellectuele mannen tegen één kleine domkop, zoals wij hem zouden noemen, Micha. Eén man, maar toch had die ene man het Woord des Heren en dat maakte het verschil. Ieder van hen was vals, bleek vals te zijn. Waarom was Micha zo verschillend? Moest hij arm zijn om verschillend te zijn? Nee. De... Wat Micha anders maakte, was dat hij bleef bij het Woord. Het Woord van God, daar bleef hij bij!
69 Nu, er is beloofd dat God in deze dagen Zijn Geest zal uitstorten. Er is beloofd door Daniël dat het volk dat zijn God kent heldendaden zal doen in de dagen wanneer de steen het beeld in de voeten treft. Profetie na profetie! En al de seminaries ter wereld kunnen het er niet uit wegnemen. God zal het doen, hoe dan ook en mensen zullen het volgen. Ziet u? De vleselijke en de... De natuurlijke gemeente en de bovennatuurlijke gemeente. Ziet u, het Woord maakt het verschil.
70 Dat is wat Jakob dacht: "Ongeacht wat, ik weet dat ik nooit gezegend kan worden tenzij ik een greep krijg op dat geboorterecht. Dat geboorterecht zal ik te pakken moeten krijgen."
71 En... Maar Ezau haatte het en zijn kinderen doen nog steeds hetzelfde tot op deze dag; zij haten het. Het is altijd zo geweest.
72 Wanneer er een opwekking is, produceert het altijd tweelingen. Dat is een ruwe opmerking, maar het is waar. Toen er een geboorte voortkwam uit Izak en Rebekka bracht het tweelingen voort. Toen de wereld was geschapen, produceerde het tweelingen, twee bomen. En toen Kaïn en Abel werden geboren, bracht het er twee voort. Toen Ismaël en Izak werden geboren, produceerde het er twee. En toen Ezau en Jakob werden geboren, bracht het er twee voort. Een van hen, de natuurlijke (één van hen, van de aarde); de andere bovennatuurlijk. En de ene keek naar het natuurlijke, intellectueel; de ander wandelde door de Geest. Het is altijd op die manier geweest. Toen de Lutherse kerk te voorschijn kwam...
73 Laten wij eerst Pinksteren nemen. Kijk naar de geboorte van Pinksteren. Het bracht een grote, krachtige opwekking voort die als een storm door de bekende wereld ging; Pinksteren. Het was niet lang na Pinksteren dat zelfs Paulus zei dat er mannen onder hen zouden opstaan met verdraaide dingen, die de mensen van God zouden afkeren. En dat is precies wat zij gedaan hebben. Het produceert er twee.
74 Toen de Lutherse kerk werd geboren, bracht Maarten Luther een geestelijke opwekking voort. Het duurde niet erg lang tot hier Ezau kwam, onmiddellijk na hem, en het neerbracht tot organisatie. En het bracht er twee voort.
75 Toen kwam daarna de Methodist, John Wesley, een geestelijke opwekking. En daarna kwam de organisatie, het werd neer-georganiseerd. Het had er twee voortgebracht.
76 En daarna kwam Pinksteren, een opwekking. En nu hebben zij het georganiseerd en nu vestigen zij zich in organisatie. En het brengt er twee voort.
77 Maar dat geestelijk zaad van de levende God, hoewel het hier een vreemdeling moet zijn, hoewel het hier een bijwoner moet zijn, het veroorzaakt altijd afscheiding. Ezau ging niet erg lang mee met Jakob. Zodra Jakob het geboorterecht kreeg (prijs God), riep het om afscheiding. En als een man... Ik geef er niet om tot welke gemeente u behoort, of het vleselijk is, en uw kameraden waarmee u omgaat, de mensen waarmee u kaart speelt, en uw literaire gezelschappen, enzovoort; als u het geboorterecht krijgt, dat iets dat diep in uw hart is, dat hongerde naar God; wanneer u dat ontvangt, roept het om afscheiding! "Kom uit van onder hen en wees afgescheiden, zegt God." Afscheiding...
78 De gemeente vestigt zich. Ziet u, zij kan niet verder gaan. Ezau was een erg goed type van de vleselijke gelovige vandaag, nimmer in staat de wereld te overwinnen. Hij overwint de dingen van de wereld niet. Zij houden nog steeds van hun braspartijen, hun dansen, hun manicure-opmaak van de vrouwen op hun gezichten, en het knippen van hun haar en het dragen van kleine, oude, korte kleren; en de mannen houden ervan om naar de biljartlokalen te gaan en sigaretten te roken en schuine moppen te vertellen, en toch nog bij de kerk te horen! Zij zijn nooit in staat die dingen te overwinnen. Evenmin kon Ezau het. Maar toch moest hij zich, om religieus te zijn, vestigen met een intellectuele opvatting. Dat is hetzelfde als wat de gemeente vandaag doet. "Wij zullen een organisatie worden. Wij zullen onszelf verenigen. Wij zullen een clan vormen, of een kliek, of iets dergelijks."
79 En dat is de wijze waarop de gemeente vandaag beweegt, de geestelijke en de vleselijke, nog steeds hetzelfde. Het is niet veranderd en het zal nooit veranderen.
80 Gods heiligheid... God, Die God is, projecteert dat op Zichzelf. Als er geen zondaar was, zou er nooit... Hij zou nooit een Redder geweest zijn. Maar Hij was een Redder in den beginne, maar er was niets verloren. En Zijn eigen attributen als Redder ontwierpen een zondaar; er moest iets zijn dat gered moest worden. En voor er iets gered kon worden, moest er iets verloren zijn. En Zijn gerechtigheid en Zijn heiligheid... Als er nooit een ziek persoon was geweest, zou Hij nooit een Genezer geweest zijn. Maar vanaf het begin en van de aanvang af, vóór het begin, was Hij een Genezer. Maar er was niets ziek, dus werd er een zieke ontworpen, opdat Hij hen kon genezen om Hem een Genezer te maken.
81 Uit diezelfde heilige sfeer daarginds waar redding vandaan kwam, kwamen vervloekingen. Uit diezelfde moeder en vader waaruit Jakob ontsprong, ontsprong Ezau. Ziet u, het is God. Hij kan Zijn plan niet veranderen. Zij moeten gewoon hetzelfde verlopen. Heel de natuur zal er precies aan voldoen. Zij moet wel. Begrijpt u wat ik bedoel? Het beweegt zich er gewoon in. Er moet iemand verloren zijn om gered te kunnen worden. En als er niets zou... Hij, Zijn... Hij Die een Redder is, maakte dat. De diepte roept tot de diepte.
82 Zoals de kleine jongen waarover ik altijd spreek, die de vlakgom van de potloden at en het pedaal van z'n fiets; hij had zwavel nodig. En zolang er daar iets in hem was dat naar zwavel verlangde, moest er eerst ergens zwavel gemaakt zijn. Er moest eerst zwavel zijn voordat hij het verlangen had. En de zwavel projecteerde zich op hem, en toen ging hij naar die zwavel terug.
83 Dat is de wijze waarop God een Verlosser is; en er moest voor Hem iets verloren zijn om te redden, om van Hem een Redder te maken. Dat is alles wat het doet; het doet God tot Zijn recht komen. Alles, het is allemaal in Hem (niet in een prediker, niet in een gemeente, niet in een organisatie, maar in God), opdat de uitverkiezing volkomen zou mogen vaststaan, ziet u. Het is in Hem. Ja, de Lutheranen...
84 Voorts zien wij een andere afscheiding, dat was Abraham en Lot. Zij waren broeders. Maar Lot was een vleselijk denker. Hij was altijd uit op iets groots, iets met een hoop glitter eraan. Net als een aap, zou ik zeggen, die altijd reikt naar fonkelende dingen. Die geest heeft de mensen vandaag niet verlaten. Zij zullen zich uitstrekken naar de... Zij gaan naar de stad en zij zouden niet naar een klein onderkomen zoals dit willen komen. Ziet u? Zij willen de grootste kerk die er in de stad is, de intellectueelste voorganger, waar de bestgeklede mensen heengaan, waar de burgemeester heengaat, naar de stad. Het is nog steeds die Ezaugeest! Ze hadden echt de geboorterechten om mee te beginnen, noemden zichzelf de gemeente, maar zij verloren het omdat zij het verachtten. U kunt die mensen er niet toe krijgen op hun knieën te gaan, het uit te roepen en te smeken tot God, en om uit te gaan en een genezingsdienst te hebben en de vervolging van de wereld te doorstaan, de Heilige Geest te ontvangen. Zij zullen dat niet doen. Zij verachten het. Zij noemen het een groep 'heilige rollers'. Precies wat de Bijbel zei dat zij zouden doen. Zij doen het omdat het hun natuur is. Het is hun natuur, zoals de kraai en de duif, de twee naturen. Zij verlangen ernaar omdat dat is wat zij zijn. Zij zullen nimmer de ander begrijpen, omdat zij niet geboren zijn om dat te zien.
85 En de ander; u zou hem er niet van weg kunnen houden, omdat het de uitverkiezing van God is. Hij is geboren om een geestelijke man of een geestelijke vrouw te zijn. Iets in hem roept daarom. O, ik hoop dat dit doordringt tot een plaats waar wij kunnen... waar u kunt zien wat ik bedoel door nu tot de slotsom te komen. Abraham nu...
86 Bedenk, zolang zij samen verbonden waren, de natuurlijke gemeente en de geestelijke gemeente, verkregen zij nooit de zegening. Jakob werd nooit gezegend tot hij zichzelf van Ezau afscheidde. En Abraham werd nooit gezegend tot hij zichzelf van Lot afscheidde.
87 Lot had zijn eigen kleine gebedssamenkomsten in zijn gemeente daarginds, onderwees zijn zonen en dochters en zo. Maar hij leefde zo'n leven, dat toen hij ging spreken over het eind van de tijd, zij hem uitlachten.
88 Hetzelfde gebeurt vandaag! U spreekt over Goddelijke genezing en de kracht van God, enzovoort, men lacht erom. Het is dezelfde geest. Dat zijn de twee grote geesten, religieus, die de wereld in hun greep hebben: de gelovige en de ongelovige, de gelovige en de schijngelovige, de een die de ander imiteert. Toen nu Abraham zichzelf afscheidde...
89 Merkte u op dat Jezus, toen Hij sprak van de komst, de tweede komst, zei: "Zoals het was in de dagen van Noach, zouden zij eten, drinken, huwen en ten huwelijk geven." Maar toen Hij sprak van de dagen van Lot, zei Hij er nooit iets over. "Zoals de dagen van Lot", dat is voor openbaring.
90 Let op wat er gebeurde in de dagen van Lot. Lot was daar in Sodom, goed gevestigd, intellectueel, was een van de grote mannen van de stad geworden, de rechter; zat in de poorten en oordeelde de mensen. Zijn vrouw behoorde tot al de verenigingen van de stad en zijn dochters en zij allen; gehuwd onder de vooraanstaanden, intellectueel, zeer beschaafd, knap, schrander. En Abraham leefde in een tent onder een eikenboom. Maar op een dag kregen zij beiden bezoek.
91 En er was een intellectuele prediker die naar beneden ging en predikte en hen er uitriep. Kijk naar de boodschap: "Kom uit", zei hij tot Lot.
92 En hij zou er nooit uitgeroepen zijn indien het niet was geweest vanwege de barmhartigheid van Abraham. Hij zei: "Als ik er vijftig kan vinden, zult U de stad sparen? Als ik er dertig kan vinden? Kan ik... als ik er tien vindt?" Tot zover ging hij. En Hij kon er zelfs geen tien onder hen vinden.
93 Geen wonder, "zoals het was in de dagen van Noach". Bedenk dat Noach niet het type was van de gemeente; Henoch was het, die niet door de verdrukking ging, maar werd veranderd vóór de verdrukking inzette. Henoch ging naar huis; hij ging niet door de verdrukking. Noach ging erdoorheen.
94 Nu, let aandachtig op, als wij nu hierin verder gaan. Let op welk soort teken Abraham en zijn huishouden kregen. Zij kregen het bovennatuurlijke. "Abraham!" Hoe wist Hij dat hij Abraham was? "Waar is uw vrouw Sara?" Hoe wist Hij dat hij gehuwd was of een vrouw had, Sara?
"Zij is in de tent."
95 Nu, daar zat een Man vlees te eten, melk te drinken en brood te eten. "Waar, waar is uw vrouw Sara?" Hoe wist Hij dat? Hoe wist Hij het? Denk eraan. U noemt... U geestelijke mensen, laat dit bij u doordringen. Hoe wist Hij dat, terwijl Hij deed als een vreemdeling, stof op Zijn klederen, en toen Abraham zei: "Zij is in de tent achter U"...?
96 En Hij zei: "Ik zal..." 'Ik, Ik', een persoonlijk voornaamwoord. 'Ik', deze Man, God Die Zichzelf bekendmaakt in vlees. God! Abraham noemde Hem Elohim. "Ik, Ik zal u bezoeken. Ik zal Mijn belofte houden. En volgens de tijd des levens, zal Ik u bezoeken en u zult deze jongen krijgen waarover Ik tot u gesproken heb." En Abraham was honderd; Sara negentig.
97 En Sara, helemaal achterin de tent (ongeveer vier van die kleine tenten, de hoofdtent), zat achterin, achter de tentflappen, zij luisterde; zij hoorde het. En diep in haar hart glimlachte zij en zei: "Ik, een oude vrouw van honderd jaar oud en mijn heer" (haar man), "mijn heer; een oude man en te bedenken dat wij weer opnieuw plezier zouden hebben, samen, als jonge, gehuwde mensen? O, hoe zou het kunnen?" En zij glimlachte zo'n beetje.
98 Hij had Zijn rug naar de tent gekeerd. En Hij zei: "Waarom lachte zij?" O broeder, daar bent u er!
99 Kijk naar de vleselijke kerk, die het Evangelie tot hen gepredikt kreeg. Een moderne Billy Graham en zij predikten daar het Evangelie: "Kom eruit!" Maar kwamen zij? Nee, zeer, zeer, zeer weinigen.
100 Let op de groep van Abraham, de uitgeroepenen. Merk nu op. En Hij gaf hem dit teken en hij geloofde Hem. En Hij verdween van voor hem en ging weg. O, hoe is het altijd de afscheiding geweest, de uitgeroepenen!
101 Nu, deze twee geesten (om mij met u te haasten, om mij nu te haasten om tot de plek te komen die ik wil dat u ziet), deze twee groepen hebben zich altijd samen nauw verbonden, door al de tijdperken sedert het begin der tijd; de natuurlijke gemeente, de geestelijke gemeente. Door het Oude Testament is het zo geweest, zij waren het door het Nieuwe Testament en zij zijn het tot op vandaag.
102 Nu, ongeveer tweeduizend jaar geleden kwam het tot een hoogtepunt en het spitste zich toe in twee mannen: de een was Jezus Christus, de ander Judas Iskariot. Nu, Jezus verbond de komst, van Zijn tweede komst, dat deze twee geesten heel wat anders zouden zijn dan wat zij daar toen waren. Nu, hier is het waar ik wil dat u uw klederen der heerlijkheid aantrekt. Deze twee geesten zullen verschillend zijn. Omdat Satan kwam en leefde in een man die een kerklid was, Judas Iskariot, die in de vleselijke kerk leefde en heel de tijd een vriend voor de gemeente was. Maar hij kwam binnen en misleidde, of dacht dat hij zijn broeder misleidde. Hij kwam binnen en volhardde één van hen te zijn; smaakte de goede dingen van God, bewoog gewoon mee in de Geest, schijnbaar, ging uit en predikte het Evangelie en wierp duivelen uit. Maar diep in hem, heel de tijd, was hij Judas om mee te beginnen. De Bijbel zegt: "Hij werd geboren als de zoon des verderfs."
103 Nu, bedenk, daar is een vleselijke kerk ginds, onder Ezau, de Farizeeërs en Sadduceeërs.
104 Maar let op deze kerel die denkt dat hijzelf gewoon een... Hij zal een tijdje met de Boodschap meegaan, maar hij wil zijn handen er niet te zeer op leggen. Ziet u die geesten? Jezus zei: "Het zal zo dicht bij het echte zijn dat het de uitverkorenen zelf", de uitverkorenen, als u het wilt opmerken, "zal verleiden, indien het mogelijk was." Maar het is niet mogelijk. Ziet u, het zal verleiden.
105 Nu, let op, niet gewoon de vleselijke gemeente, die daar buiten, de gewone reguliere vleselijke kerk, de Ezaugroep.
106 Wij hebben nu de Judasachtige groep, die veel verraderlijker is, veel verraderlijker, gewoon opkomend in de handen van de zegening. Net zoals in Hebreeën 6 en 10, waar staat: "Die eens deelhebbers zijn gemaakt en de krachten der toekomende eeuw gesmaakt hebben en al deze dingen hebben gedaan; en dan als zij de kennis der Waarheid hebben ontvangen en zich dan opzettelijk afwenden" ('opzettelijk', wat is dat?), "het bloed des verbonds waardoor zij geheiligd waren onrein achtend."
107 Laat mij u een illustratie geven. Hier is het. Hier is een man, hij is een goeie kerel, aardige jongen. Hij is geroepen, hij voelt in zijn hart dat hij een prediker wil zijn. In orde, hij aanvaardt Jezus Christus als zijn persoonlijke Redder. Hij is een aardige jongen, niemand kan iets tegen hem zeggen. Na een poosje komt het onderwerp van heiligmaking. De man begeert, wanneer hij naar vrouwen kijkt, hij zondigt, ziet u. En dan het volgende; misschien heeft hij gerookt en wil hij roken. Misschien wil hij gokken. Misschien wil hij enige slechte dingen doen. Hij weet dat hij het niet behoorde te doen, dus zegt hij: "O God, breng het bloed van Jezus op mij aan en heilig mij."
108 En hij wordt geheiligd. Hij kan jubelen, de Here prijzen en ook enkele dingen doen, uitgaan en dingen doen. Bedenk dat Jezus zei dat dit type er in die dag zou zijn. "Velen zullen komen en zeggen: 'Here, heb ik niet geprofeteerd (gepredikt)? Heb ik geen duivelen uitgeworpen in Uw Naam?'" Jezus zei: "Ik heb u nooit gekend, gij werker der ongerechtigheid." Ziet u, daar zijn zij.
109 Nu, let hier nu op. Wij komen tot de verdeling tot een honderd miljoenste van een haar, regelrecht tot op de scherpe kant van het Evangelie: "scherper dan een tweesnijdend zwaard, zelfs het merg van het been snijdend en een Onderscheider!" Halleluja! God, laat het doordringen. "Een Onderscheider van de gedachten van de geest." Dat is het Evangelie, de kracht van God. Het Woord van God gemanifesteerd, is het Evangelie.
U zegt: "De Bijbel zegt, dat het het Woord van God is."
110 Wel, het Woord gemanifesteerd is het Evangelie. Het Evangelie kwam niet tot ons door het Woord alleen, maar door kracht en demonstraties van de Heilige Geest, om de kracht te demonstreren, het Evangelie levend te maken.
111 Toen ik naar India ging, kwam de aartsbisschop van de Methodistenkerk naar buiten en zei: "Meneer Branham, wij willen niets van een zendeling weten. Wij weten meer over de Bijbel dan u allemaal ooit zult weten. Wij waren een kerk en vestigden ons hier tweeduizend jaar voor u een natie was." Dat is juist. Maar hij zei: "Wij horen dat God u bezocht heeft en een gave bracht die deze Bijbel kan doen leven." Hij zei: "Daarin zijn wij geïnteresseerd." O, my! Ziet u, die man was een zoon, geen kleinzoon, zoals David zei. Ziet u? "Wij willen het weten. Is het waar?"
112 Ik zei: "Zeker is het waar. 'Jezus Christus, Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer.'"
113 Nu, merk hem op: de natuurlijke gemeente vervolgt de geestelijke gemeente. Nu, wij ontdekken dan dat Judas zich voordeed als een broeder, een broeder, en dat spitste zich toe en kwam tenslotte tot een climax.
114 Nu, let op die jonge prediker. Hij komt tot een plaats dat hij zegt: "Here, ik heb naar vrouwen gekeken. Ik behoorde dat niet te doen. Ik ben bezig geweest, weet U, met allerlei dingen van de wereld te doen. Ik behoorde dat niet te doen. Ik heb mijn geld besteed aan paardenrennen. Ik behoorde dat niet te doen. Ik ben elke avond naar de bioscoop geweest. Ik zou dat niet mogen doen. Ik verheug mij zelfs in vulgaire plaatjes en dergelijke, ik heb pin-ups in mijn kamer. Ik behoorde dat niet te doen. Dat zijn dingen van de wereld. Heilig mij, Heer!"
115 En de Here zei: "In orde, Ik zal dat doen." Hij brengt het bloed van Jezus Christus aan en heiligt hem.
116 Dan, wanneer hij dat doet, gaat hij op een avond voorbij en hij hoort iets. Hij gaat ernaar toe en luistert. Hij hoort van de doop van de Heilige Geest, de vervulling met de Geest. Dan onderzoekt hij het: "O, my, is dat niet wonderbaar! Maar zeg, dat zou mijn bediening ruïneren als ik dat predikte. Dat zou maken dat mammie mij weg zou sturen van huis. Zij zouden mij uit mijn kerk zetten als ik daar ooit op zou ingaan. O, ik kan daar maar beter bij vandaan blijven. Maar laat mij het onderzoeken. Ja, dat is de Waarheid, de Bijbel."
117 Wel, zoals een bepaalde, beroemde prediker, wereldwijd bekend, die onlangs (door een man die bij mij was op Puerto Rico) op zijn knieën werd gevonden, in tongen sprekend in Londen, Engeland; een machtige man, een van de grootste evangelisten in de wereld vandaag. En deze man – zijn broer die hier bij mij is – een Geestvervulde man, liep op hem toe en zei: "O, broeder, dat is het!"
118 Hij zei: "Ik weet het. Ik weet het. Maar kijk, laat mij je iets vertellen."
119 Hij zei: "Predik het nu! Predik het! Dit is het uur. Met jouw invloed zou je de wereld kunnen schudden."
120 Hij zei: "Nee, ik kan het niet prediken. Ziet u, de kerk zou mij afwijzen. Ik zou dat niet kunnen prediken. Ik zou dat niet kunnen doen." O, broeder!
121 Hebben ont... "Eens geheiligd zijnde en gekomen om de kennis der Waarheid te ontvangen," erin te kijken, te zien dat het juist is, "en weggaan, ziende dat zij voor zichzelf de Zoon van God kruisigen en Hem openlijk te schande zetten, beschaamd voor het Evangelie."
122 Paulus zei: "Ik schaam mij het Evangelie van Jezus Christus niet, want het is de kracht van God tot behoud." Het is de kracht van God die werkt onder Zijn gemeente.
123 Maar zij zeggen: "Ik zou dat niet kunnen doen." Deze man zei: "Zij zouden mij Pinksteren vinden. Zij zouden mij..." Hij zei: "Ik, mijn reputatie zou geruïneerd zijn." O, broeder!
124 Ik heb geen reputatie. Ik denk aan de Zijne, Zijn reputatie, daar gaat het om.
125 Maar zie hoe dicht zij erbij kunnen komen, weet u. "En acht het bloed des verbonds waardoor hij geheiligd was", iets dat hem heiligde en hem uit de wereld haalde en hem hierin probeerde over te zetten... en dan kijkt hij ernaar en heeft de kennis ervan en gaat ervan weg; "zo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden," zegt de Bijbel, "maar een schrikkelijke verwachting des oordeels, en hitte des vuurs, dat de tegenstanders zal verslinden." "Want Mij komt de wraak toe", zegt de Here. "Als iemand de wet van Mozes heeft te niet gedaan, die sterft zonder barmhartigheid, onder twee of drie getuigen; hoeveel te meer straf, en zwaardere straf, zal hij waardig geacht worden", ook al is hij een prediker, "die het bloed van Jezus Christus vertreden heeft, na tot kennis der Waarheid te zijn gekomen en het onrein geacht heeft?" Whew!
126 Ziet u waar wij aan toe zijn? Jezus zei: "Wees voorzichtig." Ziet u hoe Judas was? Hij was precies bij hen. Hij was de Ezau, vergroot voor dit tijdperk. Hij was de misleider, de nabootser, vergroot voor dit tijdperk. Hier kwam hij regelrecht op, opnieuw, een broeder van Jezus, een voorgewende broeder. Maar in zijn hart was hij heel de tijd bij de oude, vleselijke kerk, omdat hij Jezus daaraan verkocht. Hij verkocht Jezus, zijn geboorterechten, net als Ezau het deed voor een schotel linzen. Hij verkocht zijn geboorterecht voor dertig zilverstukken.
127 Vele mannen en vrouwen hebben vandaag hun geestelijk geboorterecht verkocht voor wat populariteit, iets van de wereld dat u nooit overwint, voor vrouwen iets als het aanbrengen van make-up en het afknippen van het haar, het dragen van korte kleren; voor mannen het maken van vuile grappen en het roken van sigaretten, iets van de wereld. "Als u de wereld liefhebt of de dingen van de wereld, is de liefde van God niet in u", zei de Bijbel.
128 Ik wil u niet kwetsen, maar wij naderen het einde. Wij komen nu naar boven. Wij komen nu snel de ladder op.
129 Ziet u hoe het is? Zij doen het. Zij zijn voorbestemd. Zij kunnen misschien nabootsen en zo zacht en nederig zijn, gewoon bijna zoals Christenen, zo gelijkend dat het de uitverkorenen zelf zou verleiden; maar aan hun vruchten zult u hen kennen.
130 Een vrouw met shorts aan zag er voor mij nooit uit als een Christen. De Bijbel zegt: "Het is een zondig en schandelijk iets voor een vrouw om haar haar te knippen." Slechts één vrouw in de Bijbel verfde ooit haar gezicht: dat was Izebel.
131 Wat met de mannen, u mannen, die verondersteld wordt christelijke mannen te zijn en die uw vrouwen dat laat doen? Terwijl God u er verantwoordelijk voor zal houden! Geen mannen: vleselijk! "O, ik zal dan heengaan en tot deze kerk toetreden als..." [Leeg gedeelte op de band – Vert] ... wat u ervan denkt. Dat is gewoon precies wat de Schrift zei dat zij zouden doen en dat is gewoon precies wat zij hebben gedaan. En dat is wat zij zullen doen: compromissen sluiten!
132 Iemand zei: "Billy, als je daar niet mee stopt, zul je iedereen doen weglopen."
133 Er is één ding dat niet zal weggaan: de Heilige Geest, omdat het Zijn Woord is. En de werkelijk voorbestemde gelovige zal niet weglopen, omdat het voedsel is voor zijn ziel. Hij heeft het lief en niets kan hem erbij vandaan houden. Hij zal alles doen, zoals Jakob, maar hij wil dat geboorterecht! Hij zal daar staan. Het maakt niet uit of het hem elke vriend kost die hij heeft, of het hem zijn werk kost, of het hem zijn kerklidmaatschap kost; al kost het hem alles, hij zal er toch aan vasthouden, omdat hij er niets aan kan doen. Er is iets in hem dat hem beweegt; de diepte die roept tot de diepte. O, daar bent u er, iets in hem!
134 Kijk naar alles wat u in de Bijbel wilt vinden, en pik het hier op, ga terug naar Genesis en zie waar het uit voortkomt, zie waar het op uitloopt. Al de geesten en bewegingen vandaag gaan terug tot Genesis. Dat is wat wij gedaan hebben om u deze dingen te bewijzen die u ziet, vrienden. Vergeet dat niet. Laat het niet over uw hoofd heengaan. Laat het tot u doordringen. Dat zijn de dingen van God. Het komt tot een hoogtepunt; en Jezus voorspelde dat het opnieuw tot een hoogtepunt zou komen in de laatste dagen en het zou hierdoor zijn: het zegel van God en het merkteken van het beest; twee geestelijke krachten die tegelijkertijd werken.
135 Nu, iedereen weet dat het zegel van God het geboorterecht is, de doop met de Heilige Geest. Efeze 4:30 zegt: "Bedroeft de Heilige Geest Gods niet, door Welke gij verzegeld zijt tot de dag van uw verlossing." Toen zij wedergeboren werden, werden zij vervuld met de Heilige Geest. De Heilige Geest is de nieuwe geboorte, wij weten dat. U bent verwekt door de Geest, dat geef ik toe. Maar tot u geboren bent...
136 Een baby die verwekt wordt in zijn moeders schoot, heeft een soort van leven, ziet u, dat is een leven in zijn kleine cellen in zijn lichaam die draaien en trappen en springen zoals dat. Maar wanneer het is geboren, krijgt het een [Broeder Branham klapt in zijn hand, een klap nabootsend – Vert] zoals dat en dan schreeuwt hij het uit en wordt een levende ziel.
137 En de baby kan naar de kerk gaan en zeggen: "O, ik geloof in de kerk. Ik, ik zal gaan, ik zal dit doen. En ik ben een goed... Ik wil juist handelen, ik wil het goede doen." Maar wat het nodig heeft is een Evangelieklap om het wakker te maken, om zich tot eeuwig leven te schreeuwen; en de Heilige Geest schreeuwt het erin, zoals het nog nooit geschreeuwd heeft. En het is een nieuwe schepping, het is geboren uit de Geest. Dan begint het te groeien, te bewegen, en zijn wezen in God te hebben; ziet u, precies als een baby, een natuurlijke baby, zijn wezen in de wereld heeft.
138 Als dan deze aardse tabernakel wordt ontbonden, hebben wij er één die wacht, ziet u. Net zo zeker als dat het natuurlijke lichaam te voorschijn kwam, was er een geestelijk lichaam om het te ontvangen toen het uit zijn moeder kwam. En wanneer het uit de moeder aarde komt, wat nu gebeurt, het is nu in de moederschoot ervan, zuchtend, huilend (o God!), zuchtend in barensweeën, oud wordend, en ziekte en van alles overkomt het; en de geest aan de binnenkant ervan kijkt uit naar een land aan de overkant van de rivier. Het zucht, draait, springt (ja zeker), omdat daarin een leven is dat voor immer leeft. Het is in een lichaam dat moet sterven. En soms, precies zoals een moeder de natuurlijke baby gebaard heeft, en het geestelijke lichaam erin komt, zal de aarde baren, en het natuurlijke lichaam zal baren, en het natuurlijke lichaam... of, het hemelse lichaam zal het ginds grijpen. Als deze aardse tabernakel wordt ontbonden, hebben wij er één die wacht. Dat is de reden dat u de dingen van de wereld vergeet. Zij zijn dood voor u. Daar is de Geest.
Nu let er op, als wij nu voortbewegen, op de twee geesten.
139 De Heilige Geest is de nieuwe geboorte; wij weten dat. Het is opnieuw geboren worden uit de Geest van God. Zo wordt u geboren, door de Geest. Geboren door de Geest, dat is de nieuwe geboorte. In orde. U bent verwekt door de Geest; dan wanneer u geboren bent uit de Geest, bent u vervuld met de Heilige Geest. In orde.
140 Wanneer dan deze twee op de aarde zijn, de natuurlijke en de geestelijke, is soms de... Ik heb dit gezien. Nu, tot slot wil ik nu tot een besluit komen, door dit gedurende enkele minuten te zeggen. In het natuurlijke of in het geestelijke, het één zowel als het ander... Nu, ik hoop dat iedereen dit vat. Nu, wees gewoon zo stil en eerbiedig als u kunt.
141 Nu, hebt u dit ooit gezien? U ziet het tegenwoordig in onze kerken, zelfs in de groepen waarvan wij onszelf hebben afgescheiden en organisaties gemaakt; en wij hebben dit allemaal gezien. En u hebt een man een bepaalde Schriftplaats zien oppikken, en broeder, die man kan die Schriftplaats nemen en hem opnieuw doen leven, het levend maken, precies zoals de Bijbel hier beloofde. En de volgende man zal het hem zien doen en hij zal het navolgen en proberen het te doen en hij faalt. Nu, ik hoop dat u het nu begrijpt. Hij zal falen. Waarom? De Schrift is niet aan hem geïnspireerd. Hij probeert alleen na te bootsen. Hij probeert als iets te handelen. Hij was niet... Wel, misschien was hij door mensen gezonden. Misschien zei iemand: "Wel, u kunt hetzelfde doen." Ziet u, juist zoals Jezus zei dat het op deze wijze zou zijn. De Bijbel voorspelt dat het in de laatste dagen zou zijn, "zoals Jannes en Jambres Mozes wederstonden".
142 Daar stond Mozes en daar stond Jambres. En Mozes wierp zijn staf neer en hij werd een slang. "Wel," zei Farao, "kom hier, Jambres, u kunt hetzelfde doen." En hij deed het. Ziet u? Maar wat gebeurde er? Toen at Mozes' staf de zijne op. Ziet u, het werd gemanifesteerd. Waar was zijn staf?
143 Net zoals bovenzintuiglijke waarneming. Het is als iets van dit spiritisme. Het is zoals sommige van deze kerken die vleselijk geloven, ver uit de koers. De dingen van... Zij zeggen: "Wel, dat was voor een andere dag." Zij zitten er helemaal naast. Maar let op deze geest in de laatste dagen die de ware Geest gaat nabootsen. Ziet u? Daar komt uw moeite vandaan. Precies zoals degene die echt is, ziet u; maar hij kon het niet openbaar maken, hij kon het geen houvast geven, hij kon het niet doen blijven. O God!
144 Mensen komen en zeggen: "Ik heb de Heilige Geest ook." Zie hoe zij leven; het houdt nog geen stand van de ene opwekking tot de andere, van de ene samenkomst tot de andere. Het is openbaar dat zij het niet hebben. Als een man geboren is uit de Geest van God, of een vrouw, dan hebben zij de vruchten van de Geest, dan wandelen zij godvruchtig, dan leven zij dat leven. Ziet u? Zij blijven weg van de dingen van de wereld. God beweegt in hen en maakt Zichzelf openbaar en bewijst dat Hij God is Die daarin werkt. De ander bootst na. Ziet u?
145 Nabootsing is er heel de tijd geweest, nabootsing. Kijk naar Ismaël en Izak; en helemaal terug, ziet u, nabootsing. Kijk naar de profeet Mozes en kijk naar de profeet Bileam. Ziet u? Ziet u hoe zij komen? Kijk naar Judas en kijk naar Jezus.
146 En Jezus voorspelt dat deze Heilige Geest in de laatste dagen het zegel van God zou zijn. Nu, wat zou het merkteken van het beest zijn? Het zou het weigeren van het zegel van God zijn. Want allen die het zegel Gods niet hadden, hadden het merkteken van het beest. En indien het twee geestelijke merktekenen zijn, zal het ene een waar merkteken van God zijn, het andere zal afval zijn. Kunt u het zien?
147 Kijk naar het merkteken in het Oude Testament. Als de bazuin werd geblazen, het jubeljaar, na elke zoveel jaren, gingen de slaven vrijuit omdat de bazuin klonk. Wel, iedereen die vrij wilde zijn, zou kunnen gaan. Maar sommigen van hen die ervan hielden slaven te zijn, bracht men naar het altaar en in de post van de kerk doorboorde men hun oor met een els. En zij waren voor immer gemerkt; zij dienden altijd die meester.
148 En vandaag zult u de Evangelieboodschap horen over de Waarheid: "U kunt nu vrij zijn indien u wilt"; God spreekt tot u. Maar wanneer u daar bij die grenslijn komt en erover kijkt en kennis der Waarheid hebt en u dan afwendt, boort hij u in het oor en u zult altijd een intellectueel gelovige zijn. U zult religieus zijn en naar de kerk gaan, maar nooit de Heilige Geest ontvangen. Ziet u, dan dient u dat de rest van uw dagen. Nu, het merkteken van het beest of het zegel Gods. En wij komen er zo dichtbij.
149 Nu kijk, het Woord moet geïnspireerd zijn; het horen, het herkennen en erop handelen. Vele mensen zullen horen, maar zullen het niet herkennen.
God zal zeggen: "Dit is het uur voor u."
150 "Ik zou geen heilige roller willen zijn. Ik wil niets daarvan." Ziet u, zij herkennen het niet.
151 Wij zullen naar samenkomsten gaan, de grote Heilige Geest zal neerdalen. Ik zat daar onlangs toen een visioen kwam en het gewoon precies voorspelde. Ik zei: "Hier komt een jonge man." "Kom hier", ik wenkte naar die kelner, "u hebt hartklachten en u kijkt uit naar..."
"Ja, dat is precies juist."
152 "Ziet u die vrouw daar komen?" "Kom hier. U hebt een tumor aan de borst en het is aan de linkerborst en u bent in een erg slechte toestand. En u bent een zondares en..."
"Precies juist."
153 Die mensen zaten daar, predikers en allen, en zeiden: "My!" Gaan naar een samenkomst en zien de Heilige Geest Die gewoon door de samenkomst gaat en de geheimen van de harten vertelt, dergelijke dingen; men zegt: "Wonderbaar. Ja." Ziet u? O, broeder! Ziet u, het is aan de andere kant, er is iets gebeurd. Vrouwen zullen doorgaan, gewoon verder gaan, dezelfde dingen doen. Mannen zullen gewoon verder gaan zoals een zeug naar haar modderpoel en een hond naar zijn uitbraaksel, precies hetzelfde. Ziet u het niet? Ik spreek nu tot de...
154 Ziet u, u moet dan beseffen, vriend, in welke toestand u bent. Dat is de reden dat ik van deze band zei "alleen voor de gemeente", ziet u, "voor de gemeente alleen". Als u geroepen bent vanuit de duisternis tot het licht, van dood in leven; van een formele, intellectuele opvatting van Christus tot een wedergeboren ervaring; en u let op uw leven, dat het de dingen van de wereld terzijde legt, en u staat voor Christus, hoe dan ook; dan is er iets gebeurd. Ziet u? Er is iets in u, dat hongert en beweegt, zoals het met Jakob was. Ziet u, u worstelt met de Here, u wandelt daarna anders. Iets is anders in u, u bent veranderd. Nu, het heeft...
155 Voor dat kan gebeuren, moet het aan u geïnspireerd worden. Het maakt mij niet uit; ik zou hier kunnen staan tot het haar dat ik over heb, uitgevallen was, tot mijn schouders zich zouden krommen en ik negentig jaar oud was geworden en u elke dag luisterde; tenzij God dat voor u levend maakt, blijft u steeds in dezelfde toestand.
156 Twee dagen heb ik hierover gestudeerd en gebeden. Ziet u? Ik zei: "Heer, zou ik dat aan de gemeente moeten zeggen?"
157 Iets zei: "Zeg het. Het uur is nabij. Zeg het!" Ik voel dat Hij mij zeer spoedig zal wegtrekken; ik wil dus dat u het weet!
158 "En niemand kan tot Mij komen," zei Jezus, "tenzij Mijn Vader hem eerst trekt. O, Ik weet dat u zegt dat u God hebt en Abraham als uw vader; maar Ik zeg u dit: gij zijt van uw vader de duivel", zei Jezus. Religieuze mensen, priesters en grote mannen; "Gij zijt van uw vader, de duivel." Ziet u?
159 En let op de vruchten van de Geest. Nu, ziet u, het moet levend gemaakt worden voor u.
160 Ik zou mij niet kunnen indenken dat Noach zei: "Weet u wat? Het zou misschien op een dag wel eens kunnen gaan regenen; ik zal dus gewoon naar buiten gaan en een ark voor mezelf bouwen. Als het regent, wel dan zal ik in de ark gaan en er dadelijk mee weggaan. En niets zal mij deren, omdat ik in de ark zal gaan en weggaan." Zou u zich dat kunnen indenken? Nee, nee, dat was het niet. Als het dat geweest was... (o, mogen de uitverkorenen het nu horen), als het dat zou zijn geweest, zou hij bij de eerste spotter die langskwam – zoals de Bijbel zegt dat er waren – die hem bespotte, zijn hamer hebben neergelegd en weggelopen zijn.
161 Zoals mensen vandaag doen die beginnen met Jezus; en wanneer zij verder kijken en de Waarheid zien, trekken zij zich ervan terug. Zij kunnen het niet verdragen.
162 Zoals die bekende evangelist zei: "Het zal mijn bediening ruïneren." Ik geef niet om een bediening die de Heilige Geest zou ruïneren. Deze behoorde geruïneerd te worden. Nu, maar ziet u, het is trots; zo zeer man, zo zeer persoon. O, neem hier notitie van.
163 Noach was buiten op het veld en hij hoorde, en hij herkende en hij handelde. En het deed er niet toe hoeveel spotters er kwamen, hij bouwde gewoon door.
"Noach, je bent een heilige roller."
164 "Maak ik mij totaal niet druk om." Bouwde gewoon door! Hij had gehoord; hij had herkend dat het God was. Hij beoordeelde het door de Schriften en het was zo: Hij bouwde gewoon door aan de ark, hoe dan ook.
165 Zou u zich kunnen indenken, zou u zich ooit kunnen indenken, dat Mozes onderweg naar Egypte op een dag naar buiten ging en tegen Zippora, zijn vrouw, zei: "Zippora, weet je wat? Ik heb wat aan mijn grammatica geschaafd. Ik heb wat van mijn wiskunde opgehaald en wat van mijn meetkunde, en o, vele andere dingen, en mijn opleiding. Sinds ik hier schapen hoed, heb ik daar wat van opgehaald. Ik maakte een vergissing daar in Egypte; ik denk dat ik terug zal gaan om het te corrigeren. Ik denk dat ik ernaartoe zal gaan." Nee, bij de eerste golf die tegen hem aankwam, zou hij meteen omgevallen zijn.
166 Wat deed hij? Hij vergat alles wat hij ooit wist over geometrie en over zijn intellectuele vermogen. Dat was het wat hem in moeite had gebracht.
167 Dat is wat de kerk vandaag in moeite heeft gebracht: er zijn te veel geleerde predikers zonder geboren te zijn uit de Geest. Mannen en vrouwen luisteren liever naar intellectuele redevoeringen dan naar de prediking van de kracht en de opstanding van Jezus Christus. Dat is wat ons vandaag in moeite brengt. Wij hebben niet meer hogeschoolopleidingen voor predikers nodig. Wij hebben door God geroepen mannen nodig, die vervuld zijn met de Heilige Geest en niet met de een of andere door mensen gemaakte theologie van een denominatie. Wij hebben door God geroepen mannen nodig.
168 Mozes hoedde schapen, vestigde zich en vergat. Hij wist dat zijn intellect gefaald had. Hij wist dat zijn opleiding hem had teleurgesteld. Hij hoedde schapen, maar hij had gehoord, o: "Doe uw schoeisel af, Mozes, de grond waarop u staat is heilig." Hij luisterde ernaar. Wat was het? De stem waarmee de engel had gesproken was Schriftuurlijk. Hij had Abraham, zijn vader, beloofd: "Ik zal het volk bezoeken nadat zij daar vierhonderd jaar geweest zijn en Ik zal hen er uitleiden met een machtige hand." Hij herkende dat dat Gods Schrift was die bezig was gemanifesteerd te worden.
169 Laat mij even stoppen. Laat dit inzinken. Kunt u zien waar ik vandaag over spreek? Gods Woord wordt precies voor u gemanifesteerd en u beseft het niet. Denk nu aan Sodom en Gomorra; denk aan de belofte van Christus voor de laatste dagen.
170 Mozes herkende het; het was Schriftuurlijk, het was een belofte. Hij hoorde, hij herkende. Iets kwam er in hem, broeder, toen kon hij het gaan doen. Hij handelde! Hij kon daarheen gaan en elke farao stoppen, hij kon plagen oproepen wanneer hij maar wilde; hij kon de Rode Zee openen. Omdat hij gehoord had, hij herkend had, handelde hij in Gods plaats.
"Ik zal God voor u zijn, u zult profeet voor Mij zijn", zei Hij.
En hij zei: "Ik kan het niet doen."
171 Hij zei: "Wel, dan, u zult als god zijn en laat Aäron uw profeet zijn. U moet gaan, hoe dan ook!"
172 Hij zei nooit: "Wel, misschien behoorde ik ernaar toe te gaan om de dingen recht te zetten."
173 Zou u zich Elia kunnen indenken op de berg Karmel, die zei: "Weet u, dit land is verschrikkelijk zondig, misschien behoorde ik uit te gaan om Achab te zeggen dat hij zich moest schamen. Misschien behoorde ik de berg op te gaan daar en te gaan zitten en gewoon zolang vasten tot die mensen er zo ziek en vermoeid van worden om mij daarboven te zien verhongeren..."? Nee. Nee, dat was het niet.
174 Maar hij hoorde en hij herkende en hij handelde. "Ik heb de raven bevolen u te voeden. Ga naar Krith."
175 Toen de tijd kwam voor een krachtmeting tussen Baäl en God, zei hij: "Ga, haal uw offers, doe ermee wat u wilt en roep uw god aan." Toen zij zichzelf gesneden hadden, en veel 'vlees' hadden gekregen en op-en-neer hadden gesprongen en een hoop lawaai hadden gemaakt, zei hij: "Schreeuw wat luider, misschien is hij weg, heeft hij ergens wat te doen. Misschien slaapt hij." O, broeder!
176 "Wel, u weet wat hij zei: 'Ik ben een gelovige in Jehova, ik kan dit dus hoe dan ook doen'?" O, nee, boots dat niet na! Nee, probeer niet Elia te zijn tot God u roept om het te zijn. Ja zeker. "Ik ben een dienstknecht van Jehova!" Er waren er nog zevenduizend daar, maar niemand durfde dit te doen.
177 Wanneer hij dan de os slachtte en er water op goot, zei hij: "Here, ik heb dit gedaan op Uw bevel." Ziet u de... Iemand anders die het geprobeerd zou hebben, zou volkomen hebben gefaald.
178 Het moet aan u geïnspireerd zijn! De Heilige Geest moet het brengen en het u duidelijk maken.
179 Dat is wat er vandaag aan de hand is. U kunt niet naar het altaar gaan en zeggen: "Wel, halleluja, halleluja, Here, ik wil de Heilige Geest. Halleluja, halleluja." Nee.
180 Maar broeder, zuster, wanneer de Heilige Geest dat Woord aan u geïnspireerd heeft, zult u het krijgen voor u uw zitplaats verlaat. Iets in u gaat branden. De prediker zal u niet hoeven vertellen dit te doen en dat te doen; de oude bladeren zullen gewoon afvallen, en nieuwe bladeren zullen eraan komen. Het is aan u geïnspireerd. U zult niet boos worden op de prediker wanneer hij de Waarheid vanuit de Bijbel predikt. U zult het liefhebben, u ernaar uitstrekken; het is voedsel voor uw ziel.
181 Zelfs Jezus Zelf zei: "Ik doe niet wat Ik wil doen in Mijzelf. De Zoon kan niets doen tenzij Hij het de Vader ziet doen." De Woorden... Hij was Immanuël Zelf. Jezus was God op aarde. Hij was het vlees waarin God woonde. Hij was de tent waaronder God leefde. Amen. Maar in dat alles, de maagdelijk geboren Zoon van God, Immanuël in de volheid van de Geest (Hij had de Geest zonder mate), en toch in Zijn eigen vlees, zei Hij: "Ik doe niets tenzij de Vader het Mij eerst toont", aan Hem werd ingegeven om het te doen!
182 Satan zei: "Verander deze stenen in brood en verricht een wonder. Laat mij U dat zien doen."
183 Hij zei: "Er staat geschreven: 'De mens zal van brood alleen niet leven.'" O, my! Maar toen de schare hongerig was, nam Hij vijf broden en twee visjes en voedde er vijfduizend. O, halleluja! Ziet u wat ik bedoel?
184 Probeer niet na te bootsen. Dat is wat er vandaag met Pinksteren aan de hand is. Dat is wat er vandaag aan de hand is met de kerk. Er zijn er te veel die proberen na te doen dat zij de Heilige Geest hebben. Er zijn er te veel die Goddelijke genezing proberen te imiteren. Er zijn er te veel die trachten verschillende dingen des Heren na te doen. U kunt dat niet doen. Die dingen komen door uitverkiezing, God Die roept; u bent daarmee uit de moederschoot gekomen. "Gaven en roepingen zijn onberouwelijk." O, my. Dat is waar. U kunt van uzelf niet iets maken wat u niet bent.
185 Maar als God u roept, wees dan de dankbaarste persoon ter wereld, omdat Hij u geroepen heeft. Dan wordt het werkelijk voor u.
186 Als ik tijd had, zou ik willen spreken over de eekhoorns onlangs, wat mij erg aangreep. Ik heb het nooit eerder gezien en ik zou het niet kunnen doen. Hattie, die daar achteraan zit, kijkt naar mij. Hoe kon dat ooit gebeuren? Men zou het niet hebben kunnen doen, maar het werd ingegeven, levend gemaakt. Het Woord werd gesproken en zo werd het gedaan. Halleluja!
187 Zou u zich kunnen indenken dat Paulus zei: "Ik ben nu veertien dagen en nachten op deze zee geweest en heb geen sterren of maan, noch de zon of iets gezien. Ik denk dat ik maar naar boven zal gaan om hun te vertellen: 'Heb goede moed, omdat God hoe dan ook voor ons zal zorgen'"? O, God werkt zo niet. God doet dat niet.
188 Uw geloof is in orde, broeder. Uw geloof is wonderbaar. Maar totdat de zaak aan u wordt geïnspireerd...
189 O, hier is een rood licht dat daar hangt, en als ik zie... Ik zeg: "Wel, ik heb mijn voet op het gaspedaal. Ik heb een wagen. Ik kan wel met honderdnegentig kilometer per uur door dat licht daar gaan." Dat is waar. "Ik kan de kracht onder mijn voet voelen." Maar u kunt maar beter wachten op het groene licht, halleluja!
190 Begrijpt u wat ik bedoel? Wanneer het licht op groen springt, in orde. Wanneer het u wordt ingegeven en God maakt het bekend, zoals Hij daarginds deed, in orde. Maar tot Hij het doet, krijgen wij een stel Judasfiguren die het nabootsen, die voortgaan van: "Wel, ik ben precies zoals zij. Ik ben ook een Christen."
191 O, herinnert u zich de zonen van Sceva niet, die uitgingen en zeiden: "Wij bezweren u bij de Naam van Jezus, Die Paulus predikt: Kom uit!"
Hij zei: "Paulus ken ik en Jezus ken ik, maar wie zijt gij?"
192 Het uur komt wanneer goed en kwaad bekend worden gemaakt. Het wordt getoond in de Christen van vandaag. Het wordt getoond in de kerken van vandaag. Het wordt getoond in de mensen van vandaag. Ik houd u lang; ik wil dat u dit begrijpt.
193 Paulus zei nooit: "Ik geloof dat ik gewoon naar boven zal gaan en zeggen: 'Wel, heb goede moed.'" Nee.
194 Wat deed hij? Hij hoorde een Engel. Hij wist dat dat dezelfde Engel was Die altijd tot hem sprak. Hij herkende. Toen handelde hij; ging naar boven en zei: "Heb goede moed, want de Engel des Heren, Wiens dienstknecht ik ben, stond gisternacht bij mij, mij een visioen tonend dat er niets verloren zal gaan op dit schip. Heb goede moed, ga nu eten en alles is in orde." Amen. Wanneer het u ingegeven is, wanneer God het in orde maakt!
195 Ik heb hier ergens een opmerking, ik had het opgeschreven, hier is het, precies hier. Wij zijn aan het einde van alle dingen. Laat mij dit er nu gewoon tot slot bijvoegen. Ik hoop dat God iets aan u geopenbaard heeft. Alles is aan het einde. Iemand vroeg onlangs 's avonds, ik geloof dat het broeder Fred Sothmann was, wij vroegen ons af hoe dichtbij ongeveer de eindtijd was.
196 Broeder Demos Shakarian had dat visioen zo duidelijk gezien en het gebeurde vijf dagen later, volmaakt; het leek er wel op dat het hem uit zijn schoenen deed vallen. Hij belde mij op. Hij zei: "Hoe gaat het met Joseph?"
Ik zei: "Goed."
Hij zei: "Ziet hij visioenen?"
197 Ik zei: "Ja." Hij vertelde mij over David, broeder Woods zoon, waar hij van een motorfiets zou vallen, drie of vier dagen voor het gebeurde, gewoon precies.
Hij zei: "Weet u, deze dingen volgen families."
198 Ik zei: "Rechtvaardig of slecht ook, allebei, het volgt families."
199 En wij praatten een beetje en Fred zei tegen mij: "Waar komt dit vandaan, broeder Branham?"
200 Ik zei: "Kijk Fred, laten wij de natuur nemen. God werkt in Zijn natuur. Kijk, let op wat er gebeurde. De zon ging op in het oosten. Dat is de oudste beschaving die wij hebben: China." Wij weten dat allemaal.
201 De oudste beschaving die wij hebben is China. In orde. En de beschaving heeft zich aldoor westwaarts bewogen. En nu, waar zou je komen als je vanaf de westkust overstak? In China. Precies. Wij zijn aan het einde. De Bijbel zei, de profeet zei: "Er zal een dag zijn wanneer het nacht noch dag zal zijn, wanneer de zon voorbijgaat; maar in de avondtijd", net voor het hier eindigt, "zal het opnieuw licht zijn, hetzelfde." Jezus zei: "Er zal een vroege regen en een spade regen zijn. En de spade regen zal zowel de vroege als de spade regen voortbrengen, in hetzelfde seizoen." Wij zijn in de eindtijd.
202 Kijk hier, laat mij het u tonen. De politiek is aan z'n eind. Gelooft u dat? Toon mij iets vandaag... Deze natie is de slechtste in de wereld, wat corruptie, goddeloosheid betreft. Wie las de 'Courier Journal' onlangs 's avonds, in Louisville, toen al deze vrouwen, uitgekozen uit elk land, de knapste vrouw in het land, daar meedongen naar de titel van 'Miss Universe'? Iedereen deed mee, behalve Rusland. En men ging naar Chroestsjov en vroeg hem: "Waarom jullie niet?" Hij zei: "Rusland ontkleedt haar vrouwen niet om zo voor mannen te lopen." Een heidense, goddeloze natie die ons te schande maakt, wij die onszelf Christenen noemen en hij zei: "Rusland kleedt haar vrouwen niet uit om zo te gaan lopen." En u ziet nooit shorts of dergelijk spul in Rusland. Dat zijn de goddelozen. En wij noemen onszelf 'Christenen'!
203 Geen wonder dat de Bijbel zei: "Elke tafel is vol uitspuwsel. En wie kan Ik de kennis leren en wie is van de melk gespeend, afgetrokken van de borst? Want het is gebod op gebod, regel op regel. Want met stamelende lippen en andere tongen zal Ik tot dit volk spreken. En dit is de rust. Maar dit alles wilden zij niet horen." Wij hebben onze eigen intellectuele opvatting. O, hoe goed zou het zijn daar de hele dag bij te kunnen blijven.
204 Politiek, bedorven! Democraten, Republikeinen en alles, het is laag. Wat is het? Een troep politiek gekronkel. Elke persoon die erin werkt en niet wedergeboren is, is van de duivel. De duivel zei: "Elk koninkrijk in de wereld behoort aan mij", en Jezus ging er nooit met hem over in discussie. De wereld wordt geregeerd door de duivel. En elk mens die voor de regering werkt is, als hij geen Christen is, van de duivel en hij werkt voor de duivel. Deze naties zullen allemaal aan Jezus Christus vervallen wanneer Hij komt; er zal een duizendjarig rijk zijn.
205 Kijk hier vandaag waarmee zij aan de gang zijn. Tegen mij tekeergaand over het besteden van wat geld voor Christenen en zij willen mij twintig jaar in de staatsgevangenis geven voor het uitgeven van geld om een religieuze beweging te besturen. En de whisky- en bier- en sigarettenbedrijven schrijven tientallen miljoenen dollars per jaar af om de natie te bederven. En ik, die probeer gerechtigheid te prediken, in de deur van Jezus Christus staande, mij zouden zij ervoor naar de strafgevangenis sturen. En dergelijk spul van de boze, lage, knappe intelligentie aanvaardt men en ze laten hun het afschrijven voor televisieprogramma's die de wereld hebben verdorven en de vrouwen tot de honden hebben gebracht. Eén van de grootste vloeken die de naties ooit hebben gehad en ze ontspringen de dans. Maar mij zouden ze naar de strafgevangenis zenden voor het prediken van het Evangelie, omdat ik een paar dollar hier aanneem om het Evangelie te prediken, wat mensen mij geven om er het Evangelie mee te prediken. Ik ben niet rijk en ik kan dat niet uitschrijven. Maar toch willen zij mij naar de strafgevangenis zenden, mij twee jaar vasthouden, en spoedig strafrechtelijk vervolgen. O, hoe gemeen, hoe vuil! God, wees genadig.
206 Ik zal dit ene zeggen: misschien is dat de wijze die God heeft voor Hij een atoombom zendt. U moet iets verkeerd doen, weet u. U moet eenmaal Zijn gezalfde aanraken, want deze zelfde Schriftplaats, opdat niet... "Raak Mijn uitverkorenen niet aan." Dat is juist. Als dat dus nodig is om oordeel te brengen, zoals het dat was in de dagen van Daniël of ergens anders, laat het komen. Ik ben Uw dienstknecht, Here. Zo is het. O, ja.
207 Politiek, gemeen! Natie, verdorven! Wel, kijk waarmee zij soldaten gaan kleden: korte broeken. O, my! Politiek, oorlog; politiek is aan het einde. Dictators zijn verkeerd. Politiek is verkeerd. (Waarom bleven zij niet bij de godvruchtige koning zoals God hun gaf, David?) De grote lord van Engeland zei toen deze democratie werd gevormd: "Het is nu in orde, maar er zal een tijd komen", zei hij, "dat het niets zal zijn. Het zullen allemaal zeilen zijn zonder anker." En hij heeft gelijk. Hij zei: "Politici staan op zeepkisten op elke hoek, met allerlei corrupte zaken die de regering verderven." En de man had gelijk. Dat is precies wat er bezig is.
208 Een man kan hierheen gaan en daarheen gaan en dronken worden en alles verscheuren wat hij wil; en hij gaat daar naartoe waar hij iedereen kent, dus wordt er niets van gezegd. Laat een arme man of zomaar iemand het eens proberen en men zendt hen naar de gevangenis. Corruptie, laag, vuil; veertig procent van hen zijn homoseksuelen. Denk eraan, opnieuw Sodom en Gomorra! Daar is de groep, verondersteld godsdienstig te zijn.
209 Ik vraag mij af wat er de volgende keer gebeurt wanneer de volgende president binnenkomt? God gaf ons één goede, godvruchtige man, de oude Dwight Eisenhower. En nu hoop ik... En let op het volgende wat binnenkomt. Wij kunnen misschien de volgende keer zeker een 'rat' hebben. Maar er komt een farao die Jozef niet kent! Onthoud dat! Ik zal daar dadelijk op komen. Politiek is verdorven. Wij weten dat.
210 Oorlog is aan zijn einde. Eens gooide men stenen naar elkaar, sloeg elkaar op het hoofd met stenen bijlen, vervolgens schoot men met pijl en boog, daarna had men geweren, toen machinegeweren, daarna 88mm-geschut in Duitsland en zulke grote kanonnen bij ons, vervolgens wierp men handgranaten en gifgas. Maar nu heeft men een waterstofbom. Oorlog is aan het einde. Elke natie heeft ze, dus wat gaat u nu doen? Zelfs een kleine natie vandaag. Gewoon een trekker overhalen, is al wat u moet doen en zij ontploft totaal. Oorlog is aan het einde. Amen. Oorlog is aan het eind. Politiek is aan het eind.
211 Opleiding is aan het einde. Jeugdmisdaad is aan het eind. Kinderen, er is geen hoop meer voor kinderen, zij zijn krankzinnig geworden. U kunt geen opleiding meer hebben. U kunt hier niet naar school gaan en een kind een opleiding geven. Hij is tweemaal meer een kind der hel wanneer hij ervan afkomt dan toen hij er heenging. Laat de leraar er iets over zeggen, dan zal hij gedood worden, zij zullen een kleine kliek vormen en heengaan om de leraar neer te schieten, hem mee te voeren en op te hangen. Wij zijn tweeduizend leraars kwijtgeraakt. O, wacht even, ik geloof twintigduizend leraars dit afgelopen jaar. Ik verwijt het hun niet. Ik zou het evenmin willen doen. Nu adverteert men telkens weer: 'Geef deze kinderen schoolopleiding.' Zij hebben het echt nodig, maar de duivel heeft hen te pakken. De duivel heeft hen in zijn greep. En het is niet slechts gewoon normaal, dat ze heengaan en zo ondeugend zijn om een hek weg te nemen en het in een boom te hangen in de nacht van halloween, of van die onbetekenende te doen die de kinderen vroeger deden, of de wagen van een boer te nemen en hem buiten op de weg te zetten, zoiets doen ze niet, maar ze zijn krankzinnig. Zij doen dingen die krankzinnig zijn: u neerschieten, u doden, u vermoorden, u vergiftigen, alles. Dat is de volgende generatie.
212 Kinderen baren is aan het einde, het vrouwzijn, moederschap. Welnu, geboortecontrole wordt overal gepraktiseerd, en kleine hondjes zijn ervoor in de plaats gekomen.
213 Moraal, er is geen moraal meer over. Vrouwen die zich slecht kleden; het komt door de televisie, allerlei nabootsingen van slechte mensen van Hollywood, allerlei spul, mode. Alles is aan het einde!
214 Opleiding is aan het einde. Politiek is aan het einde. Oorlog is aan het einde. Beschaving is aan het einde. Al die dingen zijn aan het einde. My, wat kunnen wij dan doen? Wat is het volgende? Wij zijn aan het einde van alle dingen.
215 Nu, het kerkelijk leven is aan het einde, de gewone kerk, de 'kerk', die... Nu, dit kan misschien wat steken, maar de vleselijke kerk, de Ezau-kerk, is aan haar einde gekomen. Wat doet zij? Het loopt uit op de federatie van kerken, die zich tenslotte bij het Romanisme zal voegen om het katholicisme te bevechten... of met het katholicisme om het communisme te bevechten. Paus Johannes roept al de kerken op om terug te keren en zij zullen het doen. En zij zullen zich verenigen, wat precies ZO SPREEKT DE HERE is.
216 U zegt: "Wel, wacht even, broeder Branham, u raakt van het pad af." Als ik het ben, schreef God Zijn Bijbel 'van het pad af'. U moet een Micha zijn in deze zaak.
217 Morris Cerullo zei onlangs 's avonds tegen mij: "Wie is de antichrist, broeder Branham? De Joden zijn de antichrist."
Ik zei: "Morris! En u, als Jood?"
Hij zei: "Zij zijn de grootste God-haters die er zijn."
218 Ik zei: "Morris, nee! Zeg mij waar in de Schrift staat dat de antichrist uit Jeruzalem komt. De antichrist komt uit Rome, niet uit Palestina."
Hij zei: "Wel kijk, ik ben... Zij zijn God-haters."
219 "Ja, zei God niet dat Hij hun ogen verblindde zodat wij een dag konden hebben om te zien? Maar onze dag zal spoedig voorbij zijn."
220 Hij zei: "O broeder Branham, daar heb ik nooit aan gedacht." Ziet u, daar hebt u het.
221 Ziet u, wij zijn aan het einde. De vleselijke wereld, de vleselijke gemeente, is aan het einde. Let erop hoe het uitloopt op de federatie van kerken; de 'Verenigde broederschap' ging erin, de Pinkstermensen zijn erin. Heel de rest van hen organiseert zich. Ziet u, u was ginds in die Kanaänieten, heel de weg door die Ezaugeesten, zeer religieus, die zich samen verbonden met de wereld, zonder geestelijk begrip, niet in staat te overwinnen, niet uitverkoren door God om uitgeroepen en afgescheiden te worden.
222 O, indien ik het slechts bekend kon maken, als ik het maar op de een of andere manier erin kon drukken! Zij zien het niet. Zij hebben ogen en zij kunnen niet zien, oren en kunnen niet horen. O, waarom zijn wij zo traag van Geest? Nu, luister hier naar. Alles is aan het einde.
223 En de geestelijke gemeente is aan haar einde. Zij komt tot het einde. O God! Kijk terug toen zij begon met Luther, raakte aan het geestelijke gewend. Toen met Wesley; het kwam tot heiligmaking. Dan met Pinksteren; de Heilige Geest. En nu, in de eindtijd, is de Geest van Christus zo in de gemeente dat Hij dezelfde werken doet die Hij toen deed, juist opnieuw terug tot Zijn hoofd en gereed om de gemeente en Christus te verenigen en de komst van de Here Jezus en de opstanding van de doden. Wij zijn in de eindtijd. Jezus zei het. "Zoals het was in de dagen van Sodom, zo zal het zijn in de komst van de Zoon des mensen." Begrijpt u het?
224 Kijk naar de vleselijke gemeente. Kijk waar zij naar toegaan, verder en verder weg.
225 Kijk naar de Geestvervulde gemeente, die al haar kleine onzin van zich afschudt, opkomend in de Geest (in de minderheid, natuurlijk), komend in de Geest, maar zich opwaarts bewegend tot zo'n plaats dat de Heilige Geest er gewoon recht doorheen beweegt, Zijn weg uitwerkend, gereed om haar Heer te ontvangen, gereed om haar Heer te ontvangen.
226 En de overigen organiseerden zich, gingen terug in de wereld, verdeelden zich in secties, gingen terug in een federatie, zich bewegend in dat ene grote confederatie-hoofd onder het Katholicisme. "En er werd een beeld gevormd voor het beest." Een beeld: "iets dat erop lijkt". Een kerkconfederatie gevormd met het Katholicisme, die twee samen, die samenwerken. "Wie is in staat oorlog te voeren met het beest of zijn beeld?" Zeker niet. Hoe zouden wij hierover gedurende uren door kunnen gaan!
227 Nu, laat mij dit tot u zeggen en dan zal ik... dan zal het tijd zijn om te sluiten. Het is... ik heb... Ik vertelde u dat het lang zou gaan duren. Ik voel mij gewoon zo opgewonden. Wanneer God zelfs deze dingen zei, zeggend: "Zeg het hun! Spreek het uit! Zwijg niet langer. Toon het hun! Als zij het niet ontvangen dan is het bloed niet aan uw handen." Het uur is hier. De tijd, het loopt er allemaal op uit.
228 De wereld is aan zijn einde. Hij kan niet meer standhouden. De oorlogen zijn aan hun einde; u kunt geen oorlog meer hebben. Als u oorlog krijgt, is het gedaan; slechts de eerste haalt de trekker over, dat is het. Politiek, het is rot en bedorven.
229 De kerkwereld is Methodist, Baptist, Presbyteriaan, Pinksteren. Het zijn de zeugen, teruggekeerd naar hun wenteling, honden naar hun uitbraaksel. Dat is juist, elk van hen! En God roept uit dat bederf een gemeente, die uitverkoren is. Dat is het precies. Ezau, zij zeggen: "Wij zijn de kerk!" Ik betwijfel dat niet. Jakob was ook Ezaus vader, dat is juist, dus... ik bedoel Izak was Ezaus vader, en Jakob was zijn medebroeder. Maar de een had waardering voor het geboorterecht; de andere haatte het. De één hoorde, herkende en handelde; de ander zei: "O, zolang ik naar de kerk ga en doe wat juist is, wat voor verschil maakt het?" Daar bent u er. Nu, in...
230 Ik zeg dit dan tot slot, deze ene opmerking nog. De echte gemeente heeft nu zoveel om voor te leven. O, het zou zulk een jubeltijd moeten zijn voor de echte gemeente, voor de ware gemeente, voor de uitverkoren gemeente, wanneer u in uw hart weet dat u bent overgegaan van dood naar leven. Wanneer u kijkt naar uzelf en ziet, let op uw leven en ziet dat alle dingen van de wereld zijn voorbijgegaan, dat u een nieuwe schepping bent geworden. Luister nu aandachtig tot slot. U weet dat u overgegaan bent, uw leven bewijst het: "Aan hun vruchten zult u hen kennen." Uw hele doel is Christus. U kijkt elke minuut uit naar Zijn komst. U wandelt in de Geest, u hebt Hem lief. U ziet Hem door u werken. Niets dat u verlangt te doen, maar Hij doet het gewoon Zelf. O, wat een tijd!
231 Het herinnert mij aan een kunstenaar die naar Rome ging om te leren, om kunstenaar te worden, een jonge kerel. Men merkte hem op. Hij was zo geheel anders dan al de andere Amerikaanse jongens en meisjes en zo, die daar kwamen om kunstenaars te worden, en van de rest van de wereld. Deze ene jonge man was bijzonder. Hij was een fijne kerel. En men merkte het op. Zij hielden enorme feestjes en gingen daarheen en zoals men in Rome doet, werden ze gewoon zo dronken als maar zijn kan.
232 Ik ben daar zelf geweest en zag het; kwamen buiten op straat, mannen en vrouwen, en gingen tekeer. Zelfs in de parken hebben zij gewoon seksuele affaires. Gewoon buiten in de open lucht; het maakt ze niets uit. Engeland ook, heel de rest van hen. Ziet u? Dat is niet slechter dan hier. Hetzelfde gebeurt hier; gewoon ongeveer even erg; alleen bedekt men het hier gewoon wat meer vanwege de politie en dergelijke. Nu, maar het is gewoon verschrikkelijk!
233 Wel, deze jonge kerel hield zichzelf verre van dat alles. Wanneer zij naar hun feestjes gingen, liet hij hen gaan, maar hij leerde een kunstenaar te zijn. Dus op een dag zei een oude conciërge van het museum (de kunstgalerij), die een Christen was: "Laten wij wat wandelen, zoon. Laten wij even wat lopen, ik zou even met je willen praten."
Hij zei: "In orde."
234 Zij gingen dus heen en liepen een heuvel op, beiden met hun handen op de rug wandelden zij de heuvel op. De zon ging onder. En de oude man zei tegen de jonge kunstenaar: "Zoon, je bent een Amerikaan."
Hij zei: "Ja."
235 Hij zei: "Je komt hier voor je kunstopleiding. Ik veronderstel dat je van plan bent om als kunstenaar in je levensonderhoud te voorzien."
Hij zei: "Dat ben ik van plan, meneer."
Hij zei: "Ik bemerk dat je een Christen bent."
Hij zei: "Ik ben een Christen."
236 Hij zei: "Wel, er is één ding dat ik je zou willen vragen. Ik heb het deze anderen gevraagd. Zij zeggen ook dat zij Christenen zijn." Hij zie: "Wat maakt jou zo anders? Wat maakt jou anders dan de rest van deze jongens van Amerika en deze meisjes van Amerika? Wat maakt jou zo heel anders, en toch zeggen jullie allemaal dat jullie Christenen zijn?"
Hij zei: "Meneer, ziet u hoe die zon ondergaat?"
Hij zei: "Ja."
237 Hij zei: "Ginds over de oceaan, in een bepaalde staat in New England, in een bepaalde stad in die staat, en in een bepaald huis in die stad, is een bepaald meisje dat ik beloofd heb trouw te blijven." Hij zei: "Dit is alles wat er in mijn gedachten is: mijn kunstopleiding halen en terugkeren naar dat meisje dat trouw aan mij leeft." Hij zei: "Daarom leef ik zo."
238 O broeder, zuster, u zou zich misschien mogen afvragen waarom het ons niet uitmaakt hoe men ons noemt. Het maakt mij niet uit wat zij zeggen.
239 Ik stond met Fred onlangs ginds in San Juan, Puerto Rico, en keek uit over de zee en merkte op hoe dat koraalrif, een halve mijl buiten de kust, die grote golven brak. Hij zei... Flamingo's liepen in de tuin, enzovoort. Ik zei... Hij zei: "Broeder Branham, dit is als de hemel."
240 Ik zei: "Maar de zee zal daar stil zijn, broeder." Ik zei: "Net aan de andere kant van de zee daarginds is er een bepaalde plaats 'hemel' genaamd, daar is een zeker Iemand, 'Jezus' genaamd in deze hemel, Die op een dag al mijn zonden wegnam en ik beloofde Hem dat ik trouw zou leven aan Hem en dat ik de dingen zou doen die Hij wilde dat ik deed. Dat is de reden waarom ik niet beschaamd ben voor Zijn Evangelie. Het is de kracht van God tot behoud." Dat doet een Christen anders leven, hij is anders omdat hij Iets heeft om anders voor te leven.
Laten wij onze hoofden een ogenblik buigen.
241 Mijn ontmoedigde vriend, hebt u deze morgen iets anders om voor te leven, iets om u uit de wereld te brengen, iets dat meer voor u betekent dan heel de wereld, namelijk om te leven voor Christus? Als u dat niet hebt, waarom ontvangt u het niet nu? Ga niet gewoon naar de kerk en zeg: "Ik wil een goed persoon zijn." Doe dat niet. U wilt een Christen zijn. Als er iets is dat altijd in uw hart is geweest, dat u zegt: "Je bent niet in orde, maar Ik wil dat je in orde bent." U hebt altijd verlangd iets te zijn dat u nu niet bent, weet u niet dat dat God is Die u roept? Keer uw rug er niet naar toe! "Want als u eens verlicht bent geweest en de gelegenheid had en het voor uw laatste keer afwees, blijft er geen offer voor de zonde meer over." Ga niet de weg van Ezau.
242 Kom mee met Jakob, ongeacht wat de... ongeacht wat het u zal gaan kosten. Al kost het u uw huis, al kost het u uw werk, al kost het u uw man, al kost het u uw vrouw, al kost het u uw kinderen, al kost het alles, verkrijg dat geboorterecht! Dat alleen telt. En als u zich op deze manier voelt deze morgen en dit geboorterecht graag zou willen hebben, ik kan het u niet geven; God kan het en Hij is Degene Die tot u spreekt. Zou u dan gewoon uw hand willen opsteken en zeggen: "Bid voor mij, broeder Branham. Ik wil dat geboorterecht." God zegene u, overal: "Ik wil dat geboorterecht."
243 Onze hemelse Vader, ik dank U, hoogst edele en heilige God voor al Uw goedheid en barmhartigheden aan de zonen en dochters der mensen. En wij beseffen dat wij in de eindtijd zijn; niets kan veel langer bestaan. Wij wachten gewoon in geleende tijd, zoals het was in de dagen van Noach in de lankmoedigheid van God, toen de ark werd bereid, toen slechts acht zielen gered werden. U zei: "Zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen." Gods lankmoedigheid, "niet willende dat iemand verloren zou gaan, maar dat allen tot bekering mochten komen."
244 En vandaag zijn er in dit gebouw mannen en vrouwen die hun handen opstaken, jongens en meisjes, jong en oud hebben hun handen opgestoken en zeggen: "Er is iets dat mij trekt." O God, mogen zij het nooit afwijzen. Mogen zij hun opleiding verkopen, mogen zij alles verkopen wat zij hebben! Zoals de man die de grote parel vond; het was een opmerkelijke, grote parel, het was de grootste parel en hij verkocht al zijn kleintjes opdat hij deze opmerkelijke, grote parel zou kunnen kopen. Mogen zij deze morgen alles verkopen wat zij van de wereld hebben, al hun populariteit van de wereld.
245 Deze vrouwen die hier zitten, Here, velen hebben het Evangelie zoveel keren horen prediken en nog steeds gaan zij gewoon door in de wereld, met de mode van de wereld en zij kleden zich als de wereld en zij gaan naar feestjes en dergelijke die de wereld houdt, deelnemend aan wereldse dingen en handelend zoals de wereld en de dingen van de wereld gebruikend. O God, mogen zij beschaamd zijn deze morgen! Als er enige hoop in hen is, Heer, keer het om vandaag. Laat dit het uur zijn.
246 En deze mannen hier, Here. O God, heb genade met hen. Velen van hen wandelen nog steeds in de dingen van de wereld, verlangen nog steeds naar en verheugen zich nog steeds in de dingen van de wereld, zonde, roken, drinken, sociale drankjes, een beetje bier aan de kant of zoiets, of ze begeren en hangen een kleine pin-up op, smerig geklede jonge vrouwen. En die lichamen waar zij op straat naar kijken en zij overrijden bijna de mensen om naar hen te kijken (zichzelf Christenen noemend), en weten dat die vorm van dat vrouwenlichaam misschien binnen vierentwintig uur ginds zal rotten in het graf, kevers en wormen krioelend door die welgevormde vaten van haar lichaam; en haar ziel zal ginds in een duivelse hel zijn vanwege de wijze waarop zij leefde. En toch steekt zij haar kleine geverfde lippen omhoog en grinnikt en lacht naar u.
247 God, wees deze mensen genadig. O Heer, laat hen niet verloren gaan. Heb genade alstublieft en geef genade. Geef het eenieder van hen, Here. U bent de Enige Die deze zegening kan geven. En als U hen geroepen hebt tot eeuwig leven, mogen hun harten zich openen en alles terzijde leggen deze morgen en dan zullen zij het ontvangen. Sta het toe, Vader.
248 En moge de Heilige Geest nu in deze samenkomst komen voor de zieken en aangevochtenen en de mensen laten zien dat deze boodschap die deze morgen gepredikt is, dat de komst en alles aan het einde is en dat zelfs Jezus in Zijn gemeente aan het werk is... En laat het direct gebeuren, Heer, dat U deze mensen in Uw handen kunt nemen. En wanneer zij de Heilige Geest zien werken, bewegend onder de mensen, moge het bevestigd worden, de boodschap die ik heb gepredikt, dat wij in de eindtijd zijn. En mogen zij horen! Zij hebben gehoord. En mogen zij herkennen dat diezelfde Jezus, zoals Hij het deed in Zijn dag, Hij het hier doet door Zijn gemeente in de laatste dag. En mogen zij dan handelen, door hun leven en lichamen, en zielen en geesten aan Hem te geven. Ik geef hen aan U, Heer, in Jezus' Naam.
249 Nu, in het gebouw waar de mensen zijn... Ik zond Billy deze morgen om gebedskaarten uit te geven. Hij roept... [Leeg gedeelte op de band – Vert]
250 Bent u ziek en behoeftig? [Leeg gedeelte op de band – Vert] Als God het mij zal openbaren zoals Hij deed bij de vrouw bij de bron en mij zal vertellen wat uw moeite is of iets over u, waarvan u weet dat ik het niet weet, zou het u geloof geven om God te geloven? Zou het de rest van u geloof geven? Is dit de eerste keer dat wij elkaar ontmoeten? [De vrouw zegt: "Nee." – Vert] O, u hebt mij eerder gezien. Maar ik ben een vreemde voor u, is dat juist? In orde, moge de Here God uw verzoek toestaan.
251 Nu, is het echt of niet? O, roep uw intellectuele religies aan! "Baäl," zei hij, "waar is hij naar toe?" Elia op de berg Karmel zei: "Waar is Baäl? Waar? Maak hem wakker." U hoeft Jezus niet wakker te maken. Hij is altijd wakker. Hij is altijd tegenwoordig, altijd levend en altijd bekwaam; Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. Amen. God blijft God.
252 Gelooft u dat uw hartkwaal u zal verlaten en dat u gezond zult worden? U bent niet van hier. Ga terug naar Lexington en vertel de mensen welke grote dingen de Here voor u gedaan heeft.
253 Ziet u? Het gaat over de hoofden van de mensen heen, zij zullen het nooit begrijpen. Een levende gemeente zou dat snel vatten, en weten dat de tegenwoordigheid van de Heilige Geest hier is.
254 Iemand achteraan hier stak de hand op. Was u het, dame? Gelooft u dat God mij uw moeite kan zeggen? De oude...
255 De broeder daar aan het einde, ik geloof dat hij een tijdje geleden zei dat... Gelooft u, broeder? U gelooft? Dan zal die huidkwaal u verlaten; u zult in orde zijn. Gelooft u het? Aanvaardt u dat het genezen is? Steek uw hand omhoog als u het aanvaardt. In orde. Hij is een vreemde voor mij. Jij weet dat, Pat.
256 Een dame daar kijkt, bidt, keek naar mij, zei dat zij een vreemde was. Gelooft u dat die hoge bloeddruk u zal verlaten? Dat is juist, nietwaar? Steek uw hand omhoog als dat juist is. In orde, heb geloof in God.
Ziet u wat ik bedoel?
257 Hoe is het met sommigen van u, mensen die mij kent? U hebt iets op uw hart. Steek uw hand omhoog. Ziet u, zo velen van hen. Ik kan het niet doen; het moet gewoon komen. U weet dat het uw geloof is.
258 Georgie Bruce, ik zie haar daar zitten. Je probeert altijd iets voor iemand te vinden, Georgie. Je werd genezen van kanker. Geen vraag in je gedachten. De dag dat je naar deze Tabernakel kwam en door die deur ginds naar buiten liep, kwam de Heilige Geest op mij en vertelde je precies daar over een handeling die niemand in de wereld wist dan jij en God en een ander persoon. Is dat juist? Dat is juist. Je gelooft mij, nietwaar Georgie? Je hebt iets op je hart, Georgie. Geloof je dat God mij kan vertellen wat er op je hart is?
Zal dat de rest van u, mensen die mij kennen, doen geloven?
259 Ik ken Georgie, maar zij denkt aan iets. Zij heeft twee mensen die hier niet zijn, waarvoor zij bidt. Beiden leven in Corydon. Dat is juist. Dan heeft zij een persoon hier, een man waarvoor zij bidt, die hier in het hospitaal ligt. En je bidt niet zozeer voor zijn genezing, maar voor de redding van zijn ziel. Dat is ZO SPREEKT DE HERE. Dat is juist. Is dat juist, Georgie? Dat is precies juist.
260 Iemand ginds achteraan daar stak de hand op, daar helemaal achteraan, hier achteraan. U, wat is er met u? Stak u uw hand op, u bent een onbekende voor mij? Deze man zit hier naar mij te kijken; ik ken u niet. Gelooft u dat ik Gods profeet ben, Gods dienstknecht? Gelooft u de Heilige Geest, dat wat ik gezegd heb de waarheid is? Gelooft u dat? Als u zult geloven, u heeft... dat is het enige wat u hebt, omdat u lijdt aan kanker. Dat is juist. U bent niet van deze stad. U komt uit New Albany. Dat is juist. En u hebt kanker. Als u met heel uw hart zult geloven, zult u gezond worden. Wilt u het aanvaarden? Steek uw hand omhoog. Gezegend zij de Here!
261 Ik geloof dat die vrouw daar met de wit-uitziende hoed op haar hoofd, de gekleurde dame, haar hand opstak. Ik heb nog geen gekleurde persoon gehad. Gelooft u, dame? In orde, zeker, geloof met heel uw hart. U hebt hartklachten, maagklachten, complicaties. Iemand bracht u deze morgen hier. ZO SPREEKT DE HERE. Dat is juist, nietwaar, dame? Als dat juist is, wuif met die zakdoek die u in uw hand hebt, zodat de mensen het zullen zien. Ik heb de vrouw nooit in mijn leven gezien.
262 Stak u uw hand op? Ben ik een vreemde voor u? En u bent een vreemde voor mij. Gelooft u dat God mij kent of dat God u kent? Gelooft u dat Hij mij kan vertellen wat u op uw hart hebt? U bidt voor iemand. Het is uw vader, die hartklachten heeft. Dat is juist. En u zoekt de doop met de Heilige Geest. ZO SPREEKT DE HERE.
Als u kunt geloven!
263 Wat is er met de kleine dame met haar hand zo omhoog? Gelooft u? Uw moeite is die uitslag op uw hand, maar u bidt voor een kleinkind. Dat is juist. Het kind is niet normaal. Dat is waar, nietwaar, dame? U gelooft met heel uw hart ervoor. Nu, ik zei 'kind', wacht even. O, daar hebt u het. Uw zoon had een auto-ongeval; kreupel; ik ken u niet, dame, maar dat is waar. Als dat juist is, steek uw hand omhoog.
264 Nu, Wie is hier? Wie is het? Ik ben het niet. Hoe kan ik dat doen? Wees niet verdoofd voor de Geest, geestelijke dingen. Het is God hier! Die Heilige Geest Die u wilt; gelooft u het nu? Gelooft u het nu? In orde, ontvang het dan nu. Nu is de tijd om het te ontvangen. Geloof met heel uw hart.
265 U die ziek bent of behoeftig. Ik kan niet genezen. Geen mens kan genezen. Ik kan de Heilige Geest niet geven. Maar Degene Die kan genezen en de Heilige Geest kan geven, Hij is hier; Hij is Degene Die het doet.
266 Nu, buig uw hoofd. Gelooft u nu als ik voor u en deze zakdoeken bid.
267 Onze hemelse Vader, voor zover ik weet, ging ik langs allen die vreemden waren, terwijl ik mijzelf voelde verzwakken en bezwijken; voelde mij geleid dat dit misschien de tijd is die de uitverkorenen hebben gezien. Moge ieder en elkeen van hen, Here, die geroepen werd en toegestaan werd geroepen te worden door uw Geest, iets... hun geloof... zij hadden meer geloof (sommigen van hen) dan zij dachten dat zij hadden. Zij begonnen slechts in hun harten.
268 En de vrouw raakte eens Zijn kleed aan toen Hij voorbijging en Hij draaide Zich om en zei: "Wie heeft Mij aangeraakt?"
En men zei: "Wel, iedereen heeft U aangeraakt."
269 Hij zei: "Maar ik bemerkte dat Ik zwak werd." En Hij vond de kleine vrouw en vertelde haar dat zij een bloedvloeiing had en dat haar geloof haar genezen had.
270 En de Bijbel zei dat 'Hij nog steeds Hogepriester is vandaag, Die medelijden kan hebben met onze zwakheden'. De Schrift zegt: "Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer." En als Hij Dezelfde is en dezelfde Hogepriester, zal Hij hetzelfde handelen en hetzelfde doen.
271 En mogen de mensen zien dat de met de Geest vervulde gemeente tot een hoofd komt. Christus staat op het punt te komen om Zijn gemeente te nemen. Zijn laatste grote tekenen zoals het was in de dagen van Sodom; Die sprak, Sara kende, en wist dat hij een vrouw had, Sara genaamd, wist dat zij in de tent lachte; Hij zei: "Dat zal een teken zijn. Wanneer u dat ziet, bedenk dat dit geslacht niet zal voorbijgaan tot alles zal zijn vervuld." Hier is het. Wij zijn aan het einde.
272 Sta toe, Here, dat elk ziek persoon hier binnen moge weten dat de levende Christus tegenwoordig is. Mogen deze zakdoeken gezegend worden voor elk ziek lichaam waar zij heengaan. Ik veroordeel de duivel, voor de mensen. Ik werp hem uit door de Geest van God, in geloof; ik werp elke schaduw van twijfel weg. En moge elke persoon hier die verordineerd is tot eeuwig leven, het ontvangen in dit uur. Moge ieder bijgeloof, iedere kleine afkoeling, ieder klein ding van de wereld, elke kleine last... zoals de Bijbel zei: "Laat ons afleggen alle last en de zonde die ons zo lichtelijk omringt, opdat wij met geduld de wedloop mogen lopen die voor ons gesteld is, ziende (op wat? Op de kerk? Op de organisatie?) op de Auteur en Voleinder van ons geloof", Die hier nu is: "Jezus Christus, de Zoon van God." Ziende op Hem Die... Wij hoeven geen woorden te nemen waarvan wij weten dat het waar is, maar toch zijn deze woorden werkelijk gemaakt voor ons deze morgen! Dezelfde Jezus Die stierf is niet dood; Hij stond weer op. En twee duizend jaar later brengt Hij Zijn gemeente tot een hoofd. De geest van Judas werkt onder hen. Maar mogen zij elk struikelblok en alles afleggen in dit uur, en Hem ontvangen.
273 Mogen zij horen, wat zij tijdens de prediking hebben gehoord. Mogen zij nu herkennen dat de woorden die zij hoorden openbaar zijn gemaakt en het herkennen, dat het Christus is! En mogen zij nu handelen, erop handelen: het ontvangen, en op hun voeten gaan staan, getuigenis afleggend, en het Koninkrijk van God ingaan door vervuld te worden met de Heilige Geest.
274 Mogen de zieken worden genezen. Mogen de aangevochtenen genezen worden. Moge ieder hartsverlangen in orde gebracht worden. Sta het toe, almachtige God.
275 Met uw hoofden nu gebogen, uw harten open, geef uzelf gewoon een tijd van gebed; ik denk vlak voor de doopdienst begint, net hiervoor. Er zal vanavond nog een dienst zijn.
276 Nu bedenk, laat deze gelegenheid niet voorbijgaan. Ik ben hier nu gedurende tweeëneenhalf uur of meer geweest, gewoon proberend mijn tijd te nemen en het Evangelie te brengen en het gewoon perfect uit te leggen. Dan komen wij precies aan het einde. En de tekst, "horen, herkennen, handelen"... Ziet u? Laat het niet over uw hoofd heengaan. U hebt het gehoord. Herkent u dat Zijn tegenwoordigheid hier is? Weet u dat Hij het is Die u roept? Handel er dan op. God zij met u. Heb een tijd van gebed.
277 Broeder Neville, sluit u in gebed; ga uw gang en bid... [Broeder Neville bidt: "Hemelse Vader, wij zijn deze morgen dankbaar voor de boodschap die door de lippen van Uw dienstknecht naar voren is gekomen. Wij, wij zouden niet... Wij zouden willen, God, dat U ons zou willen helpen oprecht te zijn en ernstig genoeg om de verdienste van deze door de hemel gezonden boodschap te herkennen..." – Vert]