De parallel tussen Efeze en Jozua
Door William Marrion Branham1 ... laat mij me goed voelen om dat te horen. Wel, zoals altijd, zoals ik al eens eerder heb gezegd: "Ik was gelukkig toen ze tot mij zeiden: 'Laten we naar het huis des Heren gaan.'" Ik geloof dat David dat eens zei: "Laten we naar het huis des Heren gaan." Ik weet geen betere plaats (u wel?) dan in het huis van de Here te zijn.
2 Nu, vanavond hebben we hier vrienden helemaal van Georgia. Ze zullen waarschijnlijk na de lunch vanavond weer terug rijden. En dan zullen we voor sommigen die van ver komen – ik hoop namelijk dat u blijft – alle kamers die wij hebben, ter beschikking stellen.
3 Woensdagavond zullen we verder doorgaan met de studie en dan, zo de Here wil, ook aanstaande zondag.
4 En dan begint Chatauqua op de zesde. Dus, voor allen die vakantie gepland hebben, we verwachten een grote, wonderbare tijd op het Chatauqua-terrein. Daar hebben we altijd zo'n wonderbare tijd. Niet al te veel mensen; soms hebben we er... Het zal in de buurt komen van... ik veronderstel dat we er gemakkelijk tienduizend kunnen hebben. Maar gewoonlijk, verleden jaar ook, geloof ik, hadden we er ongeveer zevenduizend, zoiets als dat. Het was helemaal vol, maar er is genoeg ruimte om te staan. De stoelen worden daar, waar nodig, helemaal uitgehaald. We zien er werkelijk naar uit.
5 We zijn blij om veel van onze prediker-broeders hier te zien. Ik kan hier nooit op zijn naam komen, die zendeling. O ja, broeder Humes en zuster Humes, bent u dat die daar zit, met de kleintjes? We zijn blij om ze hier binnen te hebben – een zendeling. En anderen: broeder Pat, broeder Daulton, en o zo velen; broeder Beeler. En ook heb ik broeder Collins daarstraks gezien. O, het zou moeilijk zijn om ze allemaal op te noemen. Maar we zijn erg blij om u vanavond in het huis van de Here te zien. En dan onze bijzonder dierbare broeder Neville, die hier achter mij zit, die met mij mee bidt, als we het Woord gaan onderwijzen. Charlie, blij om jou hier te zien met zuster Nellie en de kinderen vanavond. Dit is... en het onderwijzen van de Bijbel is gewoonlijk heel... Ja, broeder Welch, ik zocht u al en zie u daar nu achterin zitten.
6 Bijbelse onderwijzing is gewoonlijk een beetje verraderlijk. Het is een beetje, weet u, een beetje je op glad ijs begeven, zoals wij dat noemen. Maar we voelen gewoon dat het misschien op dit punt en op dit moment goed zou zijn om de gemeente dat te brengen, waarvan ik denk dat het een volledig begrip zal geven – wat onze positie betreft – van wat wij zijn in Christus Jezus. Soms denk ik dat prediken een wonderbaar iets is, maar soms geloof ik ook, broeder Beeler, dat onderwijzen daar nog bovenuit gaat, en wel speciaal voor de gemeente. Nu, prediken pakt gewoonlijk de zondaar, brengt hem onder de veroordeling van het Woord. Maar onderwijzing zet iemand op de positie die hij heeft. En we kunnen nooit op de juiste wijze geloof hebben, totdat we onze positie kennen.
7 Nu, als de Verenigde Staten, dit heerlijke land hier, mij naar Rusland zou zenden als een ambassadeur van dit land, naar Rusland, als ze mij officieel naar Rusland hadden gezonden, dan staat heel de macht die de Verenigde Staten hebben, achter mij. Wanneer ik erkend ben als ambassadeur, dan is mijn woord precies hetzelfde als dat van de Verenigde Staten.
8 En als God ons heeft gezonden om Zíjn ambassadeur te zijn, dan staat alle macht die in de hemel is, alles wat God is, al Zijn engelen en heel Zijn kracht, achter ons woord, tenminste wanneer wij correcte, verordineerde en gezonden boodschappers tot het volk zijn. God moet het Woord eren dat Hij zo plechtig heeft geschreven: "Wat gij ook zult binden op aarde, dat zal gebonden zijn in de hemel. En wat gij ontbinden zult op aarde, dat zal Ik ontbinden in de hemel. En Ik geef u de sleutels van het Koninkrijk." O, zulke grote beloften heeft Hij aan de gemeente gegeven!
9 Velen van u, die hier veronderstel ik deze morgen waren, hoorden hoe ik trachtte om op mijn eenvoudige, simpele manier het visioen uit te leggen, dat ik onlangs zag over de hemel...
10 Ik zou onder geen voorwaarde ooit willen twijfelen aan iets, waarvan iemand mij vertelde dat God het hen had gezegd. Ik zou het geloven, zelfs al zag ik het niet in de Schrift, ik zou nog steeds dat woord van die broeder willen geloven. Ik mag dan zelf misschien gewoon doorgaan met de Bijbel, maar toch zou ik geloven dat de broeder het ergens misschien net even verkeerd begrepen heeft, dat hij het gewoon een beetje door de war heeft gehaald. Maar ik zou nog steeds geloven, dat hij mijn broeder is.
11 Nu, als er iets is, dat in mijn hart brandt – en ik hoop dat het nooit weggaat in de jaren die komen – iets wat ik nooit zal vergeten, dan is het wat afgelopen zondagmorgen is gebeurd, nu een week geleden. Het heeft iets aan mij gedaan, wat een omwenteling in mijn leven heeft teweeggebracht. Ik heb geen vrees. Ik heb helemaal geen angst voor de dood. De dood boezemt helemaal geen vrees meer in. Ook voor u niet, als u het heeft begrepen. Nu, als het misschien... U zou het moeten ervaren om het te weten, omdat er geen manier is om het uit te leggen. Je kunt geen woorden vinden, omdat ze niet in een Engels woordenboek voorkomen. In geen enkel woordenboek trouwens, omdat het iets van de eeuwigheid is; geen gisteren, geen morgen, het is allemaal tegenwoordige tijd. Er bestaat geen: "Ik voel me tamelijk goed", en een uur daarna: "Ik voel me niet zo goed", en nog een uur later: "Ik voel me nu weer goed." Het is allemaal tegenwoordige tijd. Zie? Het stopt nooit, alleen die heerlijke vrede en dergelijke.
12 Ook kan er geen zonde zijn, en zou er geen jaloezie kunnen zijn of ziekte. Nooit zou iets dergelijks dat hemelse land kunnen bereiken. En als ik het voorrecht mag hebben om dit te zeggen, misschien doe ik het toch wel niet... Als ik het niet doe, dan bid ik dat God het me vergeeft. Maar als ik het voorrecht heb gehad dat God mij liet opnemen om iets te zien, dan zou ik het willen aanduiden als de eerste hemel. In de Bijbel geloof ik, werd iemand – ik geloof dat het Paulus was – opgenomen in de derde hemel. En als het al zo heerlijk was in de eerste hemel, wat moet die derde hemel dan wel zijn? Geen wonder dat hij er veertien jaar lang niet over kon spreken! Hij zei dat hij niet wist of hij in het lichaam of buiten het lichaam was. En niet om mij gelijk te stellen met de bediening van die grote apostel, of om te proberen mijzelf net zoiets te maken als hij, maar ik kan met hem zeggen, dat ik niet weet of ik in dit lichaam of buiten dit lichaam was. Het enige wat ik weet is dat het net zo werkelijk was als dat ik nu naar u sta te kijken.
13 Ik heb me altijd afgevraagd hoe het zou zijn als ik zou zijn heengegaan. Zou ik dan een kleine wolk zien die voorbij dreef; een geest, en moeten zeggen: "Daar gaan een broeder en zuster, dat zijn Charlie en Nellie. En dat zijn broeder en zuster Spencer die daar gaan." Dat was altijd een vraag voor me. Als mijn ogen in het graf zijn, vergaan en verrot, als mijn oren hier niet meer zijn om te horen, als mijn bloed helemaal is vergaan en ze mijn lichaam gebalsemd hebben en het ligt in de wateren of in de grond en mijn geestelijke vermogens, mijn hersencellen zijn helemaal weg, hoe zou ik dan iets meer zijn dan een geest die ergens rond dreef? En dat baarde me zorgen. Wat zou ik graag willen zeggen: "Hallo, broeder Pat, o wat ben ik blij u te zien! Hallo broeder Neville, wat heb ik ernaar verlangd u te ontmoeten!" Maar ik dacht: "Wel, als ik niets heb om mee te zien, geen mond om mee te spreken, als dat alles verrot is, als het stof is, hoe zou ik in staat zijn om te zeggen: 'Hallo, broeder Pat, hallo broeder Neville' en zo verder: 'Hé, Charlie!'?"
14 Maar nu weet ik dat het verkeerd gedacht was, want er staat geschreven in de Schriften (waarvan ik zeg dat ze niet in tegenspraak zijn met elkaar): "Want als deze aardse tabernakel wordt afgebroken, wacht ons reeds een andere." Een andere tabernakel die ogen, oren, lippen en geestelijke vermogens heeft. "Als deze aardse tabernakel wordt afgebroken!" Het heeft een lichaam dat kan voelen en kan spreken.
15 Nu op dit moment komt het tot mij, dat Mozes gestorven was en achthonderd jaar lang in een graf, zonder monument, had gelegen en dat Elia al vijfhonderd jaar tevoren naar de hemel was gegaan, maar dat ze op de Berg der Verheerlijking gezien werden, sprekend met Jezus.
16 En ook dat de heks van Endor Samuël opriep, toen hij al minstens drie of vijf jaar gestorven was. Toen ze op haar aangezicht viel, zei ze: "U hebt me bedrogen, want u bent Saul zelf!" Ze zei: "Want ik zie goden opkomen!" Ze was een heidense, weet u. "Ik zie goden opkomen."
17 Saul kon hem nog niet zien en zei: "Hoe ziet hij er uit? Beschrijf hem."
Ze antwoordde: "Hij is mager en hij heeft een mantel over zijn schouder."
18 Hij zei: "Dat is Samuël, de profeet, breng hem hier voor me."
Ik wil dat u er op let dat Samuël niets van zijn persoonlijkheid had verloren. Hij was nog steeds een profeet, want hij vertelde Saul precies wat er de volgende dag zou gebeuren.
19 Hier aan ziet u dat het niet zo is dat de dood ons volledig uitvaagt, zoals ons wenen en jammeren en weeklagen bij het graf zou doen denken. Het verandert alleen onze woonplaats. Het brengt ons slechts naar een andere plaats. Wat is ouderdom? Wanneer ik nu nog een uur zou leven, dan zal ik misschien toch nog langer leven dan menige zestienjarige; en ik zou toch menig vijfjarige persoon overleven. Leeftijd zegt niets. Wij zijn hier gewoon gezet voor een doel, om iets te doen.
20 Velen van deze kleine, knappe moeders die hier zitten – sommigen van hen zijn zestig of zeventig jaar – zouden zeggen: "Wel, wat heb ik dan eigenlijk gedaan, broeder Branham?"
U hebt uw kinderen opgevoed. U hebt gedaan wat u verondersteld werd te doen.
21 Misschien zit hier een oude vader die zegt: "Wel, ik heb de velden geëgd, dat heb ik gedaan, ik heb nooit gepredikt." Maar u deed precies datgene waarvoor God u zond. Er is een plaats voor u.
22 Ik sprak gisteren met een oude dokter, een van mijn doktervrienden, een goede vriend van over de tachtig jaar. Zijn schoonzuster zit hier vanavond in de gemeente en ze was gewoon een klein beetje bezorgd over hem. Ik ging heen om hem te bezoeken. En zodra ik met hem begon te spreken, fleurde hij op, vertelde mij over een jachttocht, die hij vele jaren geleden in Colorado had gemaakt in precies hetzelfde gebied als waar ik jaag. Zo briljant en helder! En ik zei: "Dokter, hoe lang hebt u al een praktijk?"
23 "Toen u nog in de wieg lag", antwoordde hij. "Menigmaal moest ik de patiënten af. Dan nam ik mijn rijtuig of ik hing mijn zadeltassen over mijn paard. Soms nam ik alleen mijn tasje en ging ik lopen."
24 "Ja", zei ik "langs de oever van de kreek lopen om twee uur in de morgen, met uw zaklantaarn aan, proberend een huis te vinden waar een klein kind met buikpijn lag, of een moeder in barensnood was."
"Dat is waar."
25 En ik zei: "Weet u dokter, ik geloof dat aan de andere kant van de scheidingslijn hier, tussen sterfelijkheid en onsterfelijkheid, God een plaats heeft voor goede, oude dokters die zo gediend hebben."
26 Grote tranen kwamen in zijn ogen en hij begon te huilen, hij stak zijn zwakke handen omhoog en zei: "Broeder, ik hoop het." Aan de overzijde oordeelt God een mensenziel voor wat hij is.
27 Toen gaf ik hem dit algenoegzame Schriftgedeelte. Vele keren ploegde hij 's avonds en 's nachts door die donkere, modderige velden, proberend om iemand te helpen. Hij kreeg er misschien nooit een stuiver voor, maar dat was in orde. Ik zei: "Jezus zei in de Schriften: 'Gezegend zijn de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden.'" En dat is waar.
28 Vanavond willen wij, zo God het toestaat, in deze drie lessen in de gemeente vaststellen hoe en waarnaar we moeten kijken, met betrekking tot wat we zijn. We zullen beginnen bij het eerste hoofdstuk van de brief van Paulus aan de Efeziërs. In de komende drie studies nemen we de eerste drie hoofdstukken, waarbij we zo mogelijk, één hoofdstuk per avond behandelen, vanavond, woensdagavond en aanstaande zondagmorgen. Efeze, het eerste hoofdstuk... Nu, terwijl wij het samen bestuderen, zou ik dit willen zeggen, dat deze brief aan de Efeziërs, volmaakt parallel loopt met het Oudtestamentische boek 'Jozua'. Efeze, het boek Efeze...
29 Nu bedenk, als wij misschien een beetje gaan afwijken van úw onderwijzing, vergeef ons dat dan, en verdraag ons gewoon een tijdje. Voor we het Woord openen, willen we Hem vragen ons te helpen, terwijl we onze hoofden buigen.
30 Heer, wij naderen Uw heilig geschreven Woord, dat zekerder is dan hemelen en aarde samen. We lezen allen in dit Woord, de Bijbel, dat: "Hemel en aarde zullen voorbij gaan, maar Mijn Woord zal nooit falen." Dit is een plechtig moment, omdat ik vanavond op dit podium mag spreken tot mensen die gekocht zijn met Uw bloed; deze dierbare, beminde stervelingen, die hier vanavond zitten; begerig naar elk sprankje hoop dat ze kunnen opvangen, vastbesloten om vol te houden tot ze dat leven krijgen dat zal komen. Moge het zo voldoende zijn vanavond, dat elke gelovige die hier is, zijn positie zal zien. Moge ieder, die nog niet in deze grote gemeenschap is gekomen, zich beijveren, Here, en moge hij op de deur blijven kloppen totdat de Bewaarder de deur opent om dit Koninkrijk binnen te komen. Geef het, Here.
31 We lezen hier in, dat deze Bijbel geen eigenmachtige uitleg toelaat. God, verhoed dat ik, Uw dienstknecht, of welke andere dienstknecht ook, ooit zal proberen om een eigen uitleg te geven aan het Woord. Laten we het gewoon lezen en het geloven op de wijze dat het opgeschreven is. Speciaal wij voorgangers, de herders van de kudde, zijn ons ervan bewust, dat we op een dag, ginds in dat heerlijke land met onze kleine kudden zullen worden verenigd. We zullen dan staan in de tegenwoordigheid van de Here Jezus en zullen andere generaties zien opkomen: van Paulus, van Petrus, van Lukas, Markus en Mattheüs en al de anderen. We zullen dan zien dat zij daar geoordeeld worden met hun groepen. God, geef dat ik tien miljoen trofeeën aan Uw voeten kan leggen, als ik straks nederig tot U kom gekropen, mijn handen op Uw dierbare voeten leg en zeg: "Here, zij zijn de Uwen."
32 O God, vul ons opnieuw met Uw Geest, met Uw liefde en met Uw goedheid. En mag het zijn, zoals een dichter het vele jaren geleden schreef: "O, dierbaar, stervend Lam, Uw kostbaar bloed zal nooit haar kracht verliezen, tot heel de verloste gemeente Gods gered is, en nooit meer zonde doet. En sinds ik, door geloof, die stroom aanschouwde, die vloeide uit Uw bloedende wonden, is reddende liefde mijn thema geweest en blijft dat tot ik sterf. Dan zal ik in een nog grootser en lieflijker lied, Uw reddingskracht bezingen, wanneer deez' arme, stamelende tong, verstomd ligt in het graf."
Dan houdt het graf voor Uw kinderen geen dood meer in. Het is slechts onze rustplaats, of onze schuilplaats, waar deze vergankelijkheid onvergankelijkheid zal aandoen.
33 Mogen wij dit vanavond zien, Here, duidelijk zoals het ons in het Woord is gegeven. Geef ons begrip. En zet ons, Here, op onze post, opdat wij U getrouw mogen dienen, totdat U komt. Wij vragen dit in Jezus' Naam en om Zijnentwil. Amen.
34 De brief aan de Efeziërs is, zoals ik net zei, naar mijn mening één van de geweldigste boeken van het Nieuwe Testament. Het leidt ons voorwaarts. Waar het Calvinisme dood loopt aan de ene kant en het Arminianisme aan de andere kant, legt het boek van de Efeziërs het verband en brengt de gemeente op haar plaats.
35 Ik heb het getypeerd met Jozua. Eerst werd Israël uit Egypte geleid. Als u er op let bestond hun reis uit drie fasen.
Het eerste stadium was het wegtrekken uit Egypte; het volgende: de woestijn, en het laatste stadium was Kanaän.
36 Nu Kanaän stelt niet het tijdperk van het duizendjarig rijk voor. Kanaän stelt het tijdperk van de overwinnaar voor, de bedeling van de overwinning. In Kanaän werd namelijk gedood en werden steden in bezit genomen en in brand gestoken. In het duizendjarig rijk zal geen dood zijn.
37 Iets anders wat het uitbeeldt, het stelt 'rechtvaardiging door het geloof' voor, nadat zij Mozes geloofden en Egypte verlieten, en heiliging door het volgen onder de Vuurkolom en de verzoening die ze in de woestijn hadden door het offerlam; en dan het binnengaan in een land dat was beloofd.
38 Welk land was er dan beloofd aan de Nieuw-Testamentische gelovige? Die belofte is de Heilige Geest. "Daarna zal het geschieden, in de laatste dagen," (Joël 2:28) "dat Ik Mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en dochters zullen profeteren. Ook op de dienstmaagden en op de dienstknechten zal Ik in die dagen van Mijn Geest uitgieten, en zij zullen profeteren. Ik zal wonderen geven in de hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen." Petrus nam op de dag van Pinksteren na zijn prediking deze tekst en zei: "Bekeert u, en een ieder van u late zich dopen in de Naam van Jezus Christus tot vergeving van zonden", om kwijtschelding, vergeving te krijgen, om alle overtredingen uit het verleden weg te nemen.
39 Hebt u gemerkt dat Jozua zei, voordat ze de Jordaan overstaken naar het beloofde land: "Ga door de legerplaats, reinig uw klederen en heilig u, een ieder van u, laat geen man tot zijn vrouw naderen, want over drie dagen zult gij de heerlijkheid van God zien." Ziet u? Het is een proces om zich gereed te maken om de beloften te beërven.
40 Nu, de belofte aan Israël was het land Palestina, het beloofde land, dat God aan Abraham gaf, en dat voor immer hun bezit zou zijn. Ze zouden altijd in dit land blijven. Op weg naar dit beloofde land kwamen ze door drie stadia, die een volmaakt type zijn van wat we hier in het Nieuwe Testament lezen.
41 Zoals ik al gezegd heb, zal dit gaan afwijken van sommige denkbeelden die u hebt. Sommigen van u dierbare mensen van de Nazireeër gemeente en de gemeente van God, enzovoort, laat het u niet kwetsen, maar let nauwkeurig op de beelden. Kijk en zie of elk onderwerp niet perfect past in het Woord.
42 Er waren drie stadia tijdens hun reis en er zijn ook drie stadia in onze reis. Want wij worden gerechtvaardigd door geloof, gelovend in de Here Jezus Christus, verzaken het land Egypte, en trekken eruit weg. Daarna worden we geheiligd door het offer van Zijn bloed, gewassen van onze zonden. We worden dan pelgrims en bijwoners, die verklaren op zoek te zijn naar een land en een stad die komt, het land van onze belofte.
43 En Israël verging het hetzelfde in de woestijn: ze waren bijwoners, hadden geen plaats om te rusten, nacht na nacht reizend, steeds de Vuurkolom volgend. Maar tenslotte kwamen ze in het beloofde land en daar vestigden zij zich.
44 Dezelfde weg gaat de gelovige. Eerst komt hij tot de erkenning dat hij een zondaar is. Dan wordt hij afgescheiden door het water, het wassen met water, door het bloed, en... of het wassen met het water door het Woord, liever gezegd, gelovend in de Here Jezus Christus. Als hij dan gerechtvaardigd is door geloof, wordt hij deelgenoot en heeft vrede met God door Christus. Hij laat zich dopen in de Naam van Jezus Christus, wat hem de vrijheid geeft om de reis te maken. Begrijpt u het? Hij is op reis gegaan! Hij wordt een pelgrim en bijwoner. Waar is de reis naar toe? Naar een belofte die God hem gaf.
45 Israël had de belofte nog niet ontvangen, maar ze waren wel op reis. En zonder... Begrijp dit alstublieft. Daar bent u, van de Nazireeër en andere Pelgrim-heiligheidskerken, daar bent u gevallen! Want Israël, toen zij bij de plaats kwamen die Kades-Barnea heette, en de spionnen terugkwamen met de boodschap: "Het land is geweldig"... Sommigen echter waren teruggekomen, die zeiden: "We kunnen het niet innemen, omdat de steden helemaal ommuurd zijn", enzovoort.
Maar Jozua en Kaleb hielden vol en zeiden: "Wij zijn méér dan in staat om het in te nemen!"
Zo konden zij vanwege hun reeds ondertekende, officieel op schrift gestelde, verklaringen slechts geloven in twee werken der genade: rechtvaardiging en heiliging en konden zij geen stap verder gaan. En luister, die hele generatie kwam om in de woestijn, behalve twee van hen, die wel het beloofde land binnengingen en het bewijs mee terugbrachten dat het een goed land was; "en we zijn méér dan in staat om het te veroveren, omdat het Gods belofte is." In plaats van dat de mensen verder gaan en de Heilige Geest ontvangen, in tongen spreken en de kracht van God ontvangen, de doop van de Heilige Geest, en tekenen, wonderen en mirakelen hen gaan volgen, waren ze bang dat dit hun leertradities zou verbreken. En wat gebeurde er met hen? Ze kwamen onderweg om in de woestijn! Zo is het.
46 Maar de gelovigen die zijn toegerust met geloof als deze Kaleb en Jozua, trokken door naar de belofte; zij trokken het land binnen, namen het in en vestigden zich in het land dat hun als een bezitting was gegeven. Wij moeten nooit stoppen bij rechtvaardiging en heiliging. Laten we doorgaan tot de doop van de Heilige Geest! Laten we niet stoppen bij het geloven in de Here Jezus en gedoopt worden. Laten we niet stoppen als Hij ons gereinigd heeft van een zondig leven, maar laten we nu volhouden om in positie te komen, tot de belofte: de doop met de Heilige Geest. Want Petrus sprak het uit op de dag van Pinksteren: "Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal."
47 Dus de Efeze brief stelt ons hier in dezelfde positie als Jozua. Merk op, dat Jozua, nadat hij het land was doorgetrokken en het had ingenomen, het land toen verdeelde: "Efraïm hier, Manasse daar, en deze hier, en Gad daar en Benjamin hier..." Hij verdeelde het land.
48 Let op; dit brandt gewoon in mijn hart: elk van die Hebreeuwse moeders, die deze kinderen ter wereld bracht, sprak in haar barensnood precies van de plaats waar ze zich in het beloofde land zouden vestigen. O, het is een geweldige studie! Als we de mogelijkheid hadden om in te gaan op de details, dan zou het ons uren en uren kosten. Maar wanneer we onze kerk gereed hebben, zou ik er graag een maand of twee voor willen gebruiken, om daarop in te gaan. Kijk, toen die ene moeder bijvoorbeeld in haar barensnood uitriep: "Efraïm", toen stelde dat zijn plaats vast: 'waar zijn voet in olie was gedompeld'. Helemaal precies bepaalde het voor elk van hen waar ze zouden zijn!
49 En Jozua die dit niet wist, maar die geleid werd door de inspiratie van de Heilige Geest – nadat hij in het beloofde land was gekomen – gaf ieder zijn belofte, precies hetgeen de Heilige Geest vroeger bij hun geboorte had beloofd.
50 Zo heeft God ook in de gemeente sommigen aangesteld door hun geboorteweeën heen! O, ze worden soms erg hevig. Wanneer de gemeente zucht onder de vervolging van de buitenwereld, gelovend in de Here Jezus, gelovend dat de belofte van de Heilige Geest net zo werkelijk voor ons is als het was voor hen op de Pinksterdag, dan kreunen en roepen ze in hun barensnood! Maar wanneer de kinderen geboren zijn, geboren tot een plaats in het Koninkrijk van God, dan blijkt dat de Heilige Geest in de gemeente sommigen heeft aangesteld tot apostelen, sommigen tot profeten, sommigen tot leraars, en anderen tot herders of evangelisten. Ook zien we dat Hij daar het spreken in tongen heeft gegeven, uitlegging van tongen, kennis, wijsheid, gaven van genezing en allerlei soorten van wonderen.
51 Nu gebeurt het in de gemeente – en dat is het punt waar ik op wil komen – dat er altijd mensen zijn in de gemeente, die iemand anders' plaats proberen in te nemen. Doe dat niet! U kunt nooit koren verbouwen op Efraïms akker, als u bij Manasse hoort. U moet uw eigen plaats in Christus innemen, uw eigen positie. O, het wordt diep en rijk wanneer we daarop ingaan, hoe God de ene in de gemeente zet om in tongen te spreken en een ander... Het wordt ons dikwijls geleerd dat we allen in tongen moeten spreken. Dat is niet juist. We hoeven dat niet allen te doen. Zij deden niet allen dat éne; iedereen was...
52 Elk... Het land werd ter beschikking gesteld en verdeeld onder Goddelijke inspiratie. En elke... Ik zou de Schrift kunnen nemen en u precies tonen dat hij hen plaatste op de plaats waar ze werden verondersteld te zijn, de positie, Hoe tweeëneenhalve stam aan de andere kant van de rivier zou blijven, zoals hun moeders dat uitriepen bij hun geboorte, en waar elk werd verondersteld zich te vestigen.
53 En nu, wanneer u eenmaal binnen bent, betekent dat niet dat u vrij bent van strijd. U moet nog steeds vechten voor elke centimeter grond die u betreedt. U ziet, Kanaän stelde niet die geweldige hemel voor, want er was oorlog, moeite, doodslag, strijd, enzovoort... Maar het beeldde wel uit dat er een volmaakte wandel werd vereist.
54 En daarin faalt de gemeente vandaag, in die wandel. Weet u dat uw gedrag zelfs zo'n invloed op iemand kan hebben dat hij niet wordt genezen? Uw verkeerd gedrag, de onbeleden zonden van u die gelovig bent kunnen veroorzaken dat deze gemeente jammerlijk faalt. En op de oordeelsdag zult u daarvoor volledig verantwoordelijk worden gesteld. "O," zegt u, "wacht eens even, broeder Branham..." Nee, dat is de waarheid. Bedenk dat.
55 God gaf Jozua, nadat hij was overgestoken naar het beloofde land, de belofte dat... Denk u eens in dat er een volledige veldtocht werd ondernomen, zonder één man te verliezen, zonder zelfs een schrammetje op te lopen, zonder ook maar één verpleegster te hoeven hebben of een E.H.B.O.-dienst, of verbandtrommels. God zei: "Het land is het uwe, ga en vecht." Denk u eens in, een veldslag leveren, zonder Rode Kruis, en dat er niemand gewond zal raken!
56 Ze versloegen de Amalekieten en de Hethieten, maar niemand van hen werd gewond totdat... er zonde in het kamp kwam. Toen Achan dat Babylonische kleed had weggenomen en die staaf goud en ze onder zijn tent had verborgen, verloren zij de volgende dag zestien man. Jozua zei: "Stop! Stop! Wacht een ogenblik! Er is iets verkeerd! Er is hier iets fout. We zullen zeven dagen van vasten uitroepen. God heeft een belofte gedaan: er zou niemand gewond raken. Onze vijanden zouden aan onze voeten vallen. Er is hier iets fout. Iets ging ergens verkeerd, omdat we hier zestien doden hebben liggen. Het zijn Israëlische broeders en ze zijn dood!"
57 Waarom stierven deze onschuldige mannen? Omdat één man uit de pas ging! Ziet u de reden waarom het nodig is dit te onderwijzen? In die gemeente die zich richt naar het Woord van God, in orde komt met God en in orde komt met elkaar, volmaakt wandelt, oprecht en verstandig ten opzichte van alle mensen en God vrezend, was één man die een kledingstuk stal, die iets deed wat hij niet behoorde te doen. Die ene ongehoorzaamheid kostte zestien man het leven! Ik geloof dat het er zestien waren, misschien meer. Ik dacht dat het zestien mannen waren die stierven.
58 Jozua riep en zei: "Er is iets verkeerd! God deed de belofte! Er is iets misgegaan!"
59 Wanneer wij de zieken naar voren laten komen en ze worden niet genezen, dan is het nodig dat er een plechtig vasten wordt uitgeroepen, dat er een samenkomst bijeen wordt geroepen. Ergens is dan iets niet in orde. God, Die de belofte deed, moet Zich ook aan die belofte houden en Hij zal het ook doen.
60 En hij riep een vasten uit. Toen wierpen ze het lot om het uit te vinden. En Achan beleed het. Hierop doodden ze Achans gezin en alles wat hen toebehoorde en verbrandden het met vuur en lieten het daar achter als gedenkteken. Jozua ging regelrecht door met de strijd, alles innemend, zonder een schram of wond op te lopen. Daar hebt u het.
61 Op een dag had hij een beetje extra tijd nodig. De zon was aan het ondergaan, en de mannen zouden nu het donker werd niet zo goed meer kunnen vechten. En Jozua, de grote strijder, gezalfd door God, op zijn post gezet in het land, zoals de Efeziërs in de nieuwe gemeente, die het land in bezit nemen, het overnemen, had wat tijd nodig. Dus zei hij: "Zon, sta stil!" En ze stond stil voor ongeveer twaalf uur, totdat hij het land had ingenomen. Ziet u?
62 Nu, het boek van de Efeziërs zette ons op onze plaats in Christus, zoals zij vroeger op hùn plaats werden gezet in het heilige land. Wij worden niet geplaatst in het heilige land, maar in de Heilige Geest! Laten we nu een Woord lezen en zien hoe volmaakt de gemeente is.
63
Paulus, een apostel van Jezus Christus, door de wil van God,...
O, daar houd ik van. God maakte hem een apostel. Geen oudsten legden hem de handen op, geen bisschop had hem ergens heen gezonden, maar God riep hem en maakte hem apostel.
Paulus, een apostel van Jezus Christus, door de wil van God, aan de heiligen,... (de geheiligden) die te Efeze zijn, en gelovigen in Christus Jezus.
64 Let er ook op hoe hij dit adresseert. Dit is niet aan de ongelovigen. Dit is gericht aan de gemeente. Het wordt gesproken tot de eruit geroepenen, de geheiligden en geroepenen die in Christus Jezus zijn.
65 Wanneer u wilt weten hoe wij in Christus Jezus komen, dan kunt u I Korinthe 12 opzoeken, waar staat: "Want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt." Hoe? Gedoopt door wat? Door de Heilige Geest. Niet door de waterdoop, zoals u mensen van de 'Kerk van Christus' het leert, maar door één G-e-e-s-t. Eén Géést. Niet door één handdruk, door één brief, of door één besprenkeling, maar door één Geest zijn wij allen gedoopt in één lichaam, onze bezitting, het land dat God ons gaf om in te leven: de Heilige Geest. Precies zoals Hij Kanaän aan de Joden gaf, heeft Hij ons de Heilige Geest gegeven. Door één Geest zijn wij allen gedoopt in één lichaam. Begrijpt u het?
66 Nu spreekt hij tot de geestelijke Kanaänieten, Israël, het geestelijke Israël, dat het land in bezit heeft genomen. O, bent u niet blij, dat u bij die Egyptische knoflook vandaan gekomen bent? Bent u niet blij dat u uit de woestijn bent? Herinnert u zich dat zij manna moesten eten, engelenvoedsel uit de hemel, totdat zij overstaken naar dat land? En dat het, toen zij waren overgestoken, het land binnen, ophield te vallen? Zij waren toen volledig volgroeid en aten het goede koren van het land.
Nu u geen baby's meer bent, nu u niet meer alleen maar de onvervalste melk van het Evangelie wenst, nu u niet meer vertroeteld hoeft te worden en op de schouder geklopt, nu u niet meer overreed behoeft te worden om naar de gemeente te komen en u werkelijk een volledig opgewassen Christen bent, nu bent u gereed om vast voedsel te nemen. U bent gereed om ergens binnen te komen, zei hij. U bent gereed om iets te gaan begrijpen dat diep en rijk is. We zullen daar straks nog op ingaan. En o, het is verborgen geweest sinds de grondlegging der wereld. Hij zei als het ware: "Nu u hiertoe gekomen bent, kan ik dit tot u richten." Niet tot degenen die zojuist Egypte hebben verlaten, niet tot diegenen die nog steeds op reis zijn, maar tot degenen die ìn het beloofde land zijn, die de belofte hebben ontvangen.
67 Hoevelen van u hebben de belofte van de Heilige Geest ontvangen? O, bent u niet blij dat u nu hier in het land bent, etend van het vroege koren, van de stevige spijzen die God geeft en dat u een helder inzicht hebt gekregen? Uw geestelijke gesteldheid is helemaal uit de knoop gekomen. U weet precies wie Hij is. U weet precies wat Hij is en u weet precies waar u heengaat. U weet er precies alles van. U weet in Wie u hebt geloofd en bent ervan overtuigd dat Hij in staat is om te bewaren, wat u Hem tot die dag hebt toevertrouwd. O, dat is degene tot wie Paulus nu spreekt. Luister aandachtig!
... aan de... gelovigen in Christus Jezus.
68 Laat de gemeente dit nu met mij herhalen. Hoe komen wij in Christus? Door lid te worden van een kerk? Nee. Door onze naam in een boek te zetten? Nee. Door gedoopt te worden door onderdompeling? Nee. Hoe komen wij dan in Christus? Door één Heilige Geest zijn wij allen gedoopt in één belofte, één lichaam, en zijn wij deelgenoten van alles wat in het land hoort. Amen! O, daar houd ik van. Als ik niet hees was, zou ik kunnen jubelen. O, wanneer ik in dit land kom is het van mij! Ik ben nu thuis en in Kanaän. Ik ben gereed voor alles waarvoor God mij wil gebruiken. Ik wandel op heilige grond, een kind van de Koning, geheel gekleed en gereed. Ik ben uit Egypte gekomen, trok op naar het beloofde land, doorstond de beproevingen en stak de Jordaan over naar deze gezegende belofte. Hoe kwam ik er? Door één Geest. Op dezelfde wijze waarop Paulus het kreeg. Hij werkte bij mij op dezelfde wijze als Hij het bij hem deed of bij u. Door één Geest zijn wij allen gedoopt. Niet besprenkeld, gewoon een paar spatjes en het voelt aardig goed. Nee, ondergedompeld! Allen hebben nodig om diep ondergedompeld te worden in de Heilige Geest. Dat is de belofte.
69 Ons Efeze, onze Jozua is de Heilige Geest. Jozua betekent "Jezus, Verlosser". Jozua stelt – in de geestelijke toepassing – de Heilige Geest voor. Zoals Jozua het in het natuurlijke was, is Hij onze grote Strijder. Hij is onze grote Leider. Zoals God met Jozua was, zo is God in de Heilige Geest, Die ons voortleidt. En wanneer er zonde in het kamp komt, dan roept de Heilige Geest het een halt toe: "Wat is er verkeerd in deze gemeente! Er is iets fout!" Kunt u niet zien hoe wij tegenwoordig al te veel 'zonen van Kis' hebben gekregen? Er komen te veel 'Sauls' van de seminaries en theologische scholen, die uitgaan om hun bedorven zaken te onderwijzen, zoals de Bijbel zei dat ze zouden doen. Mensen, die het geloof schijnbaar niet hebben en zich van u afscheiden, die geen gemeenschap met u willen, enzovoort, "hebbende een gedaante van godzaligheid, maar die de kracht daarvan verloochend hebben. Heb ook een afkeer van dezen." [II Timotheüs 3:5 – Vert] Ze weten niet waar ze vandaan komen, ze kunnen geen enkel motief opgeven.
70 Ik zeg dit naar een uitspraak van broeder Booth Clibborn, een vriend van mij: "Wanneer er iets is dat onrechtmatig is, niet door God geschapen, van wat ook ter wereld, dan is het een muildier." Een muildier is het laagste wat er bestaat. Hij weet niet wat hij is. Hij kan zichzelf niet verder voortplanten. Een muildier kan niet gekruist worden met een ander muildier en dan opnieuw een muildier voortbrengen. Hij is aan het einde. Hij weet niet waar zijn pappa vandaan komt, evenmin kent hij zijn mamma, want hij stamt zowel van een ezel als van een merrie af. God heeft dit nooit gedaan. Schuif zoiets niet af op God. God deed dat niet. God zei: "Laat elk zaad voortbrengen naar zijn aard." Jazeker. Maar een muildier... zijn pappa was een ezel en zijn mamma was een paard, dus hij weet niet waar hij bij hoort. Hij is een paard dat probeert een ezel te zijn, of een ezel die probeert een paard te zijn. Hij weet niet waar hij hoort. En muildieren zijn de koppigste schepsels die er in de wereld rondlopen. U kunt hem nooit ook maar voor een cent vertrouwen.
71 Zo is het met heel wat mensen in de gemeente. Ze weten niet wie hun pappa is, en ze weten niet wie hun mamma is. Het enige wat ze weten is dat ze òf Presbyteriaan zijn, òf Methodist, Baptist, òf 'van Pinksteren', of zoiets. Ze weten niet waar ze vandaan komen. Tegen zo'n beste ezel kunt u net zoveel schreeuwen als u wilt, hij zal blijven staan, zijn grote oren uitsteken en je gewoon maar aankijken. U kunt de hele avond tot hen prediken en als ze weggaan weten ze niets meer dan toen ze binnenkwamen. Dat is gewoon waar. Ik bedoel het niet om ruw te zijn, maar ik wil u de waarheid zeggen.
72 Eén ding kunnen ze wel; het zijn goede werkers. O, ze werken en werken en werken. Dat doet me denken aan een groep van deze Arminianen die zich voortdurend proberen een pad naar de hemel te werken. Dat is waar, een muildier. O, de 'Vrouwenhulpdienst' en de 'Soepactie', zodat ze de prediker kunnen betalen. "We moeten dit bal organiseren en dat liefdadigheidsfeest." Het is alleen maar werken, werken, werken, werken, werken en nog eens werken. En waar werkt u voor?
73 Vraagt u hen: "Hebt gij de Heilige Geest ontvangen sinds gij tot geloof kwaamt?"
74 Dan steken zij hun oren omhoog en weten niet waar het over gaat. "Wat bedoelt u? Hoe het met wàt is? Hoe bedoelt u, de Heilige Geest? Daar heb ik nog nooit van gehoord. O, u moet wel zo'n fanatiekeling zijn." Ziet u, ze weten niet wie hun pappa was, of wie hun mamma was. Je moet ze slaan bij alles wat je doet; je slaat ze hier en daar en ergens anders nog eens en weer eens. Zo gaat dat met zo'n muildier.
75 Maar ik zeg u dat u dat niet hoeft te doen bij een echte volbloed. Eenmaal een tikje met de zweep, broeder, en hij lóópt! Hij weet wat hij doet. O, wat is het fijn om op een volbloedpaard te rijden! Hoe heerlijk is dat! Je zegt: "Kom op, jongen!" Wel, je kunt je maar beter goed vasthouden, of hij zal het zadel in de lucht gooien.
76 Zo is het nu ook met echte 'volbloed-Christenen'. Halleluja! "Ontvang de Heilige Geest! Bekeert u, een ieder van u, en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden!" En daar gaan ze al, zo vlug als ze kunnen, naar het water, ze zijn al weg! Ze gunnen zich dag noch nacht rust tot ze de Heilige Geest hebben ontvangen. Waarom? Weet u, een Christen weet wie zijn Pappa was. Kijk, er zijn er twee nodig om een geboorte tot stand te brengen. Dat is waar; pappa en mamma. Het muildier weet niet wie pappa is of wie mamma was. Maar wij weten wel wie Pappa en Mamma waren, want we werden geboren uit het geschreven Woord van God, bevestigd door de Geest.
Petrus zei op de dag van Pinksteren: "Als u zich zult bekeren en u laat dopen (ieder van u), in de Naam van Jezus Christus, voor de vergeving van uw zonden, dan zult u de gave van de Heilige Geest ontvangen."
77 En broeder, een werkelijk wederomgeboren Christen – wiens geest het ook is – zodra hij het Woord krijgt, ontvangt hij de Heilige Geest. Vraag hem dan maar eens iets! Dan weet hij waar hij staat.
"Gelooft u in Goddelijke genezing?" "Amen!"
"Gelooft u in de tweede komst van Christus?" "Amen!"
78 Vraag dat eens aan een muildier, aan de muildier-religie.
"Nou eh, dat weet ik niet. Dr. Jones heeft eens gezegd..." Goed, ga maar achter Saul aan... Ziet u? O, ze weten het niet.
"Wel, weet u, mijn kerk is daar niet zo zeker van."
79 Maar broeder, een wederomgeboren man of vrouw is zéker van de komst, van de komst van de Here Jezus. Ze zijn er net zo zeker van dat ze de Heilige Geest hebben ontvangen, als dat de Heilige Geest er is om gegeven te worden.
80 De vrouw bij de bron zei tot Jezus: "Wij aanbidden op deze berg, en de Joden aanbidden te Jeruzalem."
81 Hij antwoordde: "Vrouw, hoor Mijn Woord! De ure komt en is nu, dat de Vader zoekt wie Hem aanbidden zullen in Geest en in Waarheid."
82 "Uw Woord is de Waarheid." En iedereen die de Bijbel zal lezen en elk Woord van de Bijbel gelooft, die Zijn instructies opvolgt en op dezelfde wijze, dezelfde Heilige Geest ontvangt als zij, met dezelfde resultaten en dezelfde kracht als die zij hadden toen zij het ontvingen, die weet wie zijn Pappa en Mamma waren. Hij weet dat hij werd gewassen in het bloed van Jezus Christus, dat hij werd geboren uit de Heilige Geest, gevuld met Gods zalving. Hij weet waar hij staat. Zeker! Hij is in Kanaän. Hij weet waar hij vandaan komt. Zo is het met een echte Christen. Vraag hem: "Hebt u de Heilige Geest ontvangen sinds u tot geloof bent gekomen?"
"Amen, broeder!"
83 Ik stond onlangs naast een oude Christin, tweeënnegentig jaar oud, die in gesprek was met een voorganger van tachtig. Ik sprak haar en zei: "Grootmoeder..." En net zo helder als het maar kon zei ze: "Ja, mijn zoon."
84 Ik zei: "Hoe lang is het geleden dat u de Heilige Geest ontving?" Ze zei: "Prijs God! Dat is ongeveer zestig jaar geleden."
85 Nu, als ze een muilezel was geweest had ze misschien gezegd: "Wel, laat ik eens kijken. Ik ben besprenkeld en eh, hoe oud was ik ook al weer toen ik belijdenis deed? Ja natuurlijk, ze namen me mee naar de kerk en ik liet mijn attestatie overschrijven naar zus-en-zo..." O, genade! Deze mensen weten zelfs niet waartoe ze behoren.
86 Maar zij wist precies waar haar geboorterecht vandaan kwam. Ze was erbij toen ze het ontving. Zij werd geboren door het water en door de Geest. Zij wist het. Om door het waterbad van het Woord te gaan is het Woord nodig.
87 Let nu op hoe deze brief is geadresseerd: "Aan degenen die in Christus Jezus zijn." Paulus, bedenk nu... Nu, ik neem wel veel tijd, maar ik kom toch niet door dit hele hoofdstuk. Maar ik zal voortmaken. Houdt u ervan? Het zegt ons precies waar we staan; maar we kunnen dit niet eventjes in één avond behandelen. Daar zou een maand of twee voor nodig zijn en dan nog elke avond als we dit helemaal, woord voor woord, door willen nemen. We zouden dan terug kunnen gaan en het vergelijken met de geschiedenis, om het dan woord voor woord goed uit te leggen en u te tonen dat het de waarheid is. Nu, laat ik nog eens vlug het eerste vers lezen.
Paulus, een apostel van Jezus Christus, door de wil van God,... (niet de wil van een mens) aan de heiligen, die te Efeze zijn, en... (dat is een verbindingswoord) aan de gelovigen in Christus Jezus,
88 Dat betekent degenen die er uitgeroepen werden, afgescheiden, en die nu gedoopt zijn door de Heilige Geest en in Christus Jezus zijn. "Ik richt deze brief aan u, mijn geliefden." O, ik denk eraan dat Paulus daar nu op dit moment bij hen is. O, hoe gelukkig! Die kleine, goede apostel werd daar onthoofd. Ik heb bij de plaats gestaan waar ze zijn hoofd hebben afgehakt. Maar o, ook zijn hoofd is er weer, in dat nieuwe lichaam en het kan nooit meer worden afgehakt. En nu, op dit zelfde moment, is hij daar bij hen, dezelfde apostel die deze woorden schreef: "Aan u, die in Christus Jezus bent! Door één Geest zijn wij allen tot dit ene lichaam gedoopt." Nu, let op!
Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en de Heere Jezus Christus.
Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle... (hoor je dat, Charlie?) ... ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening...
89 Niet sommige voor de apostelen en andere voor iemand anders, maar Hij heeft ons gezegend met alle geestelijke zegeningen. Dezelfde Heilige Geest die viel op de Pinksterdag, is dezelfde Heilige Geest die hier vanavond is. Dezelfde Heilige Geest die vroeger Mirjam liet jubelen en in tongen spreken en een wonderbare tijd liet hebben, met de dingen die ze deed, is dezelfde Heilige Geest die hier vanavond is. Dezelfde Heilige Geest die tot Paulus kwam op dat oude schip, toen het er op leek dat het zou zinken en vergaan, nadat er veertien dagen en nachten lang geen maan of sterren waren te zien.
90 Toen het er op leek of er op elke golf een grijnzende duivel stond te dansen, die schreeuwde: "Nu zal ik je verdrinken, jongen. Nu heb ik je!" Toen Paulus naar beneden ging om even te bidden, stond daar een engel die zei: "Wees niet bevreesd, Paulus. Deze oude boot zal schipbreuk lijden op een zeker eiland. Ga door, eet rustig je maaltijd, alles is nu in orde."
91 Daar kwam hij weer naar boven, met die ketenen nog steeds aan zijn oude armen, ze voortslepend aan zijn voeten en zei: "Heb goede moed, mannen, want een engel van de God Wiens dienstknecht ik ben, heeft bij mij gestaan en hij heeft gezegd: 'Wees niet bevreesd, Paulus.'" Diezelfde Heilige Geest is hier vanavond, dezelfde Geest van God Die ons dient met dezelfde geestelijke zegeningen.
... Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemel... [Engels: "hemelse gewesten" – Vert]
92 O, laten we hier nog even een ogenblik bij stilstaan. "In hemelse gewesten." Nu, dit is niet zomaar ergens, maar dit is in hemelse gewesten. Wij zijn vergaderd in "hemelse sferen"; dat is de benaming waarmee de positie van de gelovige wordt aangeduid. Nu, als ik heb doorgebeden, u hebt doorgebeden, of de gemeente heeft doorgebeden, en we gereed zijn voor de boodschap, en we hebben ons vergaderd als 'heiligen', 'eruit geroepenen', gedoopt met de Heilige Geest en vervuld met Gods zegeningen, geroepen, uitverkoren, nu tezamen gezeten in hemelse gewesten, dan zijn wij hemels in onze zielen. Onze geesten hebben ons in een hemelse atmosfeer gebracht. O broeder! Daar bent u er, een hemelse atmosfeer! O, wat zou er vanavond kunnen gebeuren? Wat zou er vanavond kunnen gebeuren als we hier zouden kunnen zitten in een hemelse atmosfeer en de Heilige Geest vaardig zou zijn over elk hart dat wederomgeboren is en een nieuwe schepping is geworden in Christus Jezus? Als alle zonden onder het bloed zijn, in volmaakte aanbidding, met onze handen en harten opgeheven tot God, zittend in hemelse gewesten in Christus Jezus, samen aanbiddend in hemelse gewesten.
93 Bent u daar ooit zo geweest? O, ik heb daar gezeten tot ik begon te huilen van vreugde en zei: "O God, laat mij hier nooit meer weggaan." Gewoon in hemelse gewesten in Christus Jezus!
94 Waarmee heeft Hij ons gezegend? Met Goddelijke genezing, voorkennis, openbaring, visioenen, krachten, tongen, uitlegging, wijsheid, kennis, ja met al de hemelse zegeningen, en een onuitsprekelijke vreugde, vol heerlijkheid, elk hart vervuld met de Geest, samen wandelend, samen gezeten in hemelse gewesten. Er is geen enkele kwade gedachte meer onder ons, niet één sigaret wordt er meer gerookt, niet één te korte jurk, niet één van deze of andere slechte dingen; geen enkele kwade gedachte, niemand heeft iets tegen een ander, ieder spreekt in liefde en in harmonie, allen zijn eendrachtig tezamen op één plaats bijeen... "en toen kwam er plotseling van de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag." Daar hebt u het: "Hij heeft ons gezegend met alle geestelijke zegening."
95 Dan zou de Heilige Geest op iemand kunnen vallen en die zou dan kunnen zeggen: "ZO SPREEKT DE HERE: Ga naar die-en-die plaats en doe daar zus-en-zo." Let dan op hoe het ook precies zo gebeurt! Ziet u, het is "ZO SPREEKT DE HERE: Doe iets op een bepaalde plaats." Zie dan dat het ook zo gebeurt.
96 "Die ons samen gezegend in alle geestelijke zegeningen in de hemelse gewesten..." Let op.
Gelijk Hij ons uitverkoren heeft...
97 Nu kozen wij Hem of koos Hij ons? Hij koos ons. Wanneer? De avond toen wij Hem aangenomen hebben? Uitverkoren...
Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor Hem in de... (denominatie?) ... in de liefde;
98 Wanneer koos God ons? Wanneer heeft God u gekozen, u die de Heilige Geest hebt ontvangen? Wanneer koos Hij u? Voor de grondlegging der wereld. Door Zijn voorkennis zag Hij u van tevoren en wist Hij dat u Hem lief zou hebben. En voordat er een grondlegging van de wereld was koos Hij u en zond Hij Jezus, opdat Hij de verzoening zou zijn voor uw zonden, om u te roepen tot verzoening, tot Zichzelf, tot liefde. (O, ik wilde dat we nog wat meer tijd hadden.)
99 Laat ik, voordat we verder gaan, nog even terugkomen op Genesis 1:26. (Ik zal daar woensdag verder op doorgaan.) Voordat God de mens maakte, noemde Hij Zichzelf: "El", E-l, El; E-l-h, "Elah", "Elohim". Het woord betekent in het Hebreeuws: 'De in Zichzelf bestaande', helemaal op Zichzelf. Er bestond niets dat vóór Hem bestond; Hijzelf was alles wat er bestond of wat er ooit bestaan had, de in Zichzelf bestaande! El, Elah, Elohim, betekent: de Algenoegzame, alle kracht Bezittende, de Almachtige, de in Zichzelf bestaande. Oh!
Maar in Genesis 2, toen Hij de mens maakte, zei Hij: "Ik ben Y-a-h-u", J-u-v-u-h, Yahua, Jehova. Wat betekende het? "Ik ben Degene in Wie al wat er is bestaat, Die iets uit Mijzelf heb geschapen om Mij een zoon te zijn, een tijdelijk iets, een kleiner iets, een 'kleintje' van Mij." Glorie! Waarom? De naam 'Jehova' houdt in dat Hij de mens heeft toebedeeld om een amateur-god te zijn. Omdat Hij een Vader is, God, maakte Hij een amateur-god; de mens, zodat Hij niet meer de in Zichzelf bestaande was. Hij is nu samen met Zijn gezin. Amen. Elah, Elah, Elohim is nu 'Jehova'. Jehova houdt in: "Degene Die bestaat met Zijn gezin."
100 Nu, God maakte de mens om te heersen over de hele aarde, hij had er de heerschappij over; de aarde was zijn domein. Is dat de Schrift? Nu, als dat zijn domein was, dan was hij god over de aarde. Hij kon spreken en zoals hij het sprak zo zou het zijn. Hij kon een bepaald iets uitspreken en dan zou het zo zijn. Daar is Hij. Jehova, God, Hij Die eens alleen bestond, in Zichzelf, bestaat nu samen met Zijn gezin en Zijn kleintjes zijn bij Hem. Daar hebt u het.
101 Nu, lees dat zelf verder door. Woensdagavond zullen we er verder op ingaan wanneer we wat meer tijd hebben. We hebben nog net ongeveer vijftien minuten en ik dacht dat ik nog tot een bepaald punt zou komen, maar dat lukt niet, namelijk tot die tekst waar staat dat we verzegeld zijn met de Heilige Geest der belofte. Goed.
102 Nu wanneer werden we geroepen om dienstknechten van God te zijn? Wanneer werd Orman Neville geroepen om een dienstknecht van God te zijn? O, dit maakt een geweldige indruk op mij, dat kan ik u vertellen. Laten we teruggaan naar de Schrift. Ik wil dat u I Petrus 1:20 opzoekt. En Pat, neem jij dan Openbaring 17:8, dan zal ik Openbaring 13 opzoeken. Nu, we willen hiernaar luisteren. U wilt toch weten wanneer God u riep om een Christen te zijn? O, hier houd ik van: "De mens zal niet leven bij brood alleen, maar bij elk Woord dat uit de mond van God uitgaat." Goed, broeder Neville, u hebt I Petrus 1:20, leest u maar vers 19 en 20. Luister hiernaar. Ja. [Dan leest broeder Neville: – Vert]
Maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam;
Die wel voorgekend is geweest vóór de grondlegging der wereld, maar geopenbaard is in deze laatste tijden om uwentwil,
103 Wanneer werd Hij voorbestemd? Vóór de grondlegging der wereld. Broeder Pat, lees Openbaring 17:8 voor mij. [Dan leest broeder Pat: – Vert]
Het beest, dat gij gezien hebt, was en is niet; en het zal opkomen uit de afgrond, en ten verderve gaan; en die op de aarde wonen, zullen verwonderd zijn (wier namen niet zijn geschreven in het boek des levens van de grondlegging der wereld), ziende het beest, dat was en niet is, hoewel het is.
104 Wie zullen misleid gaan worden? Wie zullen er worden misleid door deze religieuze persoon zoals Saul misleid was? Dat zat gewoon zo sluw in elkaar, het was zó perfect, dat het zelfs wie zou verleiden? De uit... [De samenkomst zegt: "Uitverkorenen." – Vert], indien het mogelijk was. Goed. Laat ik u nu Openbaring 13:8 voorlezen:
... en allen die op de aarde wonen, zullen... allen die op de aarde wonen, zullen hem aanbidden, (wier namen niet zijn geschreven in het boek des levens van het Lam, dat geslacht is, vóór de grondlegging der wereld)...
105 Wanneer werden onze namen dan in het boek des levens van het Lam gezet? Toen het Lam werd geslacht, voor de grondlegging der wereld. Toen God Jehova was, El, Elah, Elohim, de in Zichzelf bestaande. Net als bij een hele grote diamant, iets anders kon Hij niet zijn, maar binnen in deze diamant was Zijn eigenschap op een Redder te zijn. In deze attributen binnen in Hem, was een Heelmeester. Wel, er was niets om te redden en niets om te genezen, maar Zijn eigenschappen produceerden het. En omdat Hij dit al vóór de grondlegging der wereld wist – dat deze grote macht in Hem lag, dat Hij een Redder zou zijn; dat Hij vlees zou worden om onder ons te wonen en dat wij door Zijn striemen genezen zouden worden – daarom slachtte Hij het Lam in Zijn Boek vóór de grondlegging der wereld, en schreef Hij uw naam in dat Boek, voor de grondlegging der wereld.
106 Luister hiernaar! Voorbestemming ziet terug op voorkennis; ik bedoel uitverkiezing. Uitverkiezing ziet terug op voorkennis, en voorbestemming kijkt naar een bestemming. Vergeet dat niet, dat uitverkiezing achterom kijkt, en hier is het: "Vroeger was ik dolik-onkruid. Ik werd in zonden geboren, in ongerechtigheid geschapen, kwam als leugenaar op de wereld; geboren onder zondaars. Mijn vader en mijn moeder, ja mijn hele familie bestond uit zondaars: onkruid... Ik was onkruid! Maar plotseling werd ik tarwegraan! Hoe kon dat gebeuren?" Wat was het? Uitverkiezing. God verkoos vóór de grondlegging der wereld dat dit dolik-onkruid een tarwekorrel zou worden. "Nu weet ik dat ik een tarwekorrel ben, omdat ik gered ben. Hoe weet ik dit?" Als ik terugkijk zie ik dat Hij reeds lang geleden voorbestemde. Door Zijn voorkennis heeft Hij gezien dat ik Hem lief zou hebben. Daarom maakte Hij een verzoening door Zijn eigen Zoon te zenden opdat ik door Hem van een dolik in een tarwekorrel zou kunnen veranderen. "Tot waar ben ik nu gekomen?" Ik ben gered en wandel in Gods genade. "Waar ziet voorbestemming op?" Op bestemming. "Waar zal Hij mij heen brengen? Waar ga ik heen?" Dat is dan je deel geworden. Zo is het.
107 Laten wij nog even verder lezen, want we zullen al heel gauw moeten stoppen. [Efeze 1:4 – Vert]
Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor Hem in de liefde;
Die ons tevoren verordineerd heeft tot aanneming... verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen, door Jezus Christus, in Zichzelf, naar het welbehagen van Zijn wil;
108 Wat deed Hij? Hij heeft ons, door voorkennis, tevoren gezien, wetend dat Hij een Verlosser was, al bestond Hij helemaal alleen, in Zichzelf. Er waren zelfs geen engelen, helemaal niets was er dan Hij alleen; alleen God, El, Elah, Elohim, de in Zichzelf bestaande. Maar in Hem was het om Redder te zijn. Maar wat kon Hij gaan redden als er niets verloren was? In Zijn alwetendheid wist Hij echter ook dat deze geweldige eigenschap in Hem ginds iets zou projecteren wat Hij zou kunnen gaan redden. En toen het er was zag Hij, door voorkennis, al van tevoren ieder die deze redding zou accepteren. Toen Hij hen zo zag zei Hij: "De enige manier waarop Ik ze kan redden is, dat Ikzelf neerdaal en vlees word om Zelf de zonde van de mens op Mij te nemen door voor hem te sterven, opdat Ik Degene zal zijn Die aanbeden wordt", want Hij is God, het voorwerp van aanbidding.
109 Toen kwam Hij neer en nam de zonde der wereld op Zich. En toen Hij dat deed, deed Hij het opdat Hij u zou mogen redden die gered wìl worden. Ziet u wat ik bedoel? De oneindige God, die alle dingen wist, zag in Zijn voorkennis het Lam en slachtte het vóór de grondlegging der wereld. Toen reeds schreef Hij uw naam in het boek des levens van het Lam. Hij zag de bedrieglijkheid van Satan en wat hij zou doen. Dus zette Hij uw naam er reeds in. Hij zei dat de antichrist zo religieus zou zijn, zo goed, en zo'n fijn iemand, zo knap en zo'n religieuze man, dat hij zelfs de uitverkorenen zou misleiden als dat mogelijk zou zijn geweest. Maar het is niet mogelijk, omdat hun namen al werden voorbestemd vóór de grondlegging der wereld. Door uitverkiezing koos Hij hen en door voorbestemming weten zij waar ze heengaan. Zo is het.
110 Nu, wie zou daaraan kunnen twijfelen? Dat is wat Paulus heeft gezegd. Het is Paulus' geschrift. Dat is wat hij zijn gemeente leerde. De gemeente was, wat ieders plaats betreft, al vóór de grondlegging der wereld bekend. Toen God, in Zijn barensnood u voortbracht, al wetend wat u zou gaan doen, zette Hij u op uw positie in Zijn eigen lichaam. De één om huisvrouw te zijn, de ander als boer, als prediker of als profeet. Hij zette u op de plaats waar u dit of dat moest zijn. Toen wij bij de vleespotten van Egypte vandaan zijn gekomen, door heiliging en gedoopt het beloofde land binnenkwamen... Want de belofte van God is de Heilige Geest. In Efeze 4:30 wordt gezegd: "Bedroeft de Heilige Geest van God niet, door Wie gij verzegeld zijt tot de dag der verlossing." Toen zei God, Die de gemeente had voorbestemd: "Van al de volkeren zullen er miljoenen keer miljoenen zijn die erg religieus wandelen en toch misleid zullen worden." De enigen die niet misleid zullen worden, zullen diegenen zijn, die zijn overgestoken naar het beloofde land, zij die voor de grondlegging der wereld hun namen in het boek des levens van het Lam hadden staan, en overkomen naar het beloofde land en zich erin verheugen.
111 Veel mensen zijn bang dat ze zich vreemd zullen gaan gedragen. Velen zijn bang dat de Heilige Geest hen iets zal laten doen waardoor ze zich voor de mensen zouden moeten schamen. Velen zijn bang dat ze zullen gaan huilen en dat hun geliefde hen dan zal zien huilen, of mama, of uw buurman, of dat uw baas u zal zien.
112 Laat ik u in dat opzicht eens iets over een man vertellen voor we zullen sluiten. Er was een man die David heette, en toen de Ark des Verbonds een tijd lang in het land van de Filistijnen was geweest en ze eindelijk terugkwam, getrokken door ossen, en David haar weer zag, rende hij naar buiten – David had alleen maar een soort kleine 'broek' aan – sprong hij in de lucht en huppelde en schreeuwde en danste hij uit alle macht. En dat, terwijl hij de koning van Israël was! Zijn vrouw keek boven uit het raam toe en toen ze hem zich zo vreemd zag gedragen, verachtte ze hem. Ze heeft misschien wel gezegd: "Kijk die idioot eens! Moet je zien hoe hij zich aanstelt, hij springt en host en danst heen en weer of hij krankzinnig is geworden!" Die avond toen hij thuiskwam zal ze hem misschien met ongeveer deze woorden hebben aangesproken: "Wel, je hebt me in verlegenheid gebracht. Wel, jij, de koning, mijn man, die zich daarbuiten zo gedraagt!"
113 Maar David antwoordde: "Vrouw, morgen zal ik het nog béter doen! Jazeker! Weet je dan niet dat ik voor de Here danste?" Hij was overgestoken! Hij was in het beloofde land. Hij had alle eigengemaaktheid en alle sporen van de wereld verloren. Hij was zo gelukkig, toen hij wist dat de Ark weer in de stad terugkwam; in zijn eigen stad!
114 O ik zeg u, dat sommige mensen bang zijn om de Heilige Geest te ontvangen omdat ze vrezen dat ze misschien in tongen zullen gaan spreken. Ze zijn bang dat iemand zal zeggen: "Kijk eens, hij is ook één van die 'tongenlui'." Ze zijn bang om naar de gemeente te komen om zich te laten dopen in de Naam van Jezus Christus omdat ze zich ervoor schamen! Ja, oh.
115 Iemand zei me dat ik mijn geluidsbanden zal moeten herroepen, omdat ik gepredikt had dat men gedoopt moet worden in de Naam van Jezus Christus. Ik zal ze niet herroepen, ik ga er nog méér maken! Zo is het, nog méér! Het is volgens de Bijbel! Als ze niet op prijs stellen wat we gisteren deden, laten ze zich dan maar schrap zetten voor wat we morgen gaan doen! Dat is wat gedaan moet worden, ziet u: Gewoon door blijven gaan. Het is niet te stoppen omdat het van de Here is. Het is God!
116 Weet u wat God deed? Hij keek neer vanuit de hemel en zei: "David, je bent een man naar Mijn eigen hart." David schaamde zich niet dat hij een dienstknecht van de Here was. Hij had de Here lief. En hij was zo gelukkig, zo overgelukkig, dat hij er helemaal niet meer aan dacht om zijn eigen menselijke prestige hoog te houden.
117 Ziet u, zoals ik al zei in mijn prediking van deze morgen, we zijn zó bang, dat wij ons een Saul wensen om ons te onderwijzen. We willen dat er een Saul komt van een of ander seminarie om ons te vertellen hoe we het met onze godsdienst moeten doen; hoe wij dat moeten klaren. Maar dat is aan de andere zijde van de Jordaan. Aan déze zijde leidt de Heilige Geest ons. Hier bent u al die modder kwijt. Hier maakt het niet uit wat zíj denken. Hier bent u dood en is uw leven verborgen in Christus; u bent verzegeld door de Heilige Geest. U maakt zich geen zorgen. U leeft in Kanaän. U kunt stevige graankost verdragen. U bent een nieuwe schepping in Jezus Christus. U bent bestemd voor het beloofde land.
118 Ik herinner mij dat ik daar stond, broeder Collins, ongeveer dertig jaar geleden, toen deze kerk nog niet was gebouwd; het was in een kleine tentsamenkomst hier op de hoek, mijn eerste samenkomst. Ik predikte er dit zelfde Evangelie, precies hetzelfde: de onnaspeurlijke rijkdommen van Christus, de waterdoop in de Naam van Jezus Christus, de doop van de Heilige Geest, Goddelijke genezing en de krachten Gods; gelovend dat elk Woord de waarheid was; precies zoals ik het nu nòg predik. Ik ben er nooit ook maar één centimeter van afgeweken. God openbaarde mij alleen telkens méér, dus blijf ik u – naarmate Hij er meer van openbaart – het gewoon verder doorgeven. Hij neemt nooit af van wat is geweest; Hij blijft er gewoon telkens meer aan toevoegen.
119 Ik stond daar beneden aan de rivier, terwijl ongeveer vijfhonderd mensen daar aan de oever dit lied zongen:
Ik sta aan 't stormig Jordaanstrand
En krijg het beeld in zicht,
Van Kanäns wonderschone land,
Waar mijn bezitting ligt.
Wanneer zal 'k staan aan gindse kust,
Waar eeuw'ge zegen daalt?
Dat 'k binnenga in 't land der rust
En heerlijkheid m'omstraalt?
Toen zij dat begonnen te zingen ging ik met een jongen de rivier in om hem daar te dopen in de Naam van de Here Jezus. Ik zei: "Hemelse Vader, als ik deze jongen breng op grond van zijn belijdenis..." Ik was zelf nog maar een jongen; thuis heb ik er nog de foto's van. Ik zei: "Wanneer ik hem doop in water, Here, op grond van zijn belijdenis, in de Naam van Jezus Christus, de Zoon van God, vult U hem dan met de Heilige Geest." En ongeveer op dat liet Iets een wervelwind ontstaan, en hier kwam deze wervelend naar beneden, de heldere Morgenster stond daar. Daar stond dat Licht dat u daar op de foto ziet. Daar was het.
120 Het bericht ging de wereld rond; ver naar het Noorden in Canada en zo verder. Men schreef het in de krant: "Een mystiek licht verschijnt boven een plaatselijke Baptistenpredikant, terwijl hij aan het dopen is."
121 Een paar dagen geleden kwam doctor Lamsa bij me. Hij wist helemaal niets van deze dingen af en hij bracht mij een foto. De broeder daar heeft haar bij zich. (Hebt u de foto? Hebt u die Bijbel bij u; ligt hij daar? Of lag hij in uw boek? – Goed.) Hij had een plaat van het oude Hebreeuwse teken van God, precies zoals dat al bestond in de dagen van Job, nog voordat de Bijbel werd geschreven. God met Zijn drie eigenschappen, niet als drie goden, maar één God met drie eigenschappen, drie attributen. Vader, Zoon en Heilige Geest: drie bedieningen waarin God werkte. Niet drie goden, maar drie eigenschappen! En daar was het.
122 Toen die vooraanstaande man, doctor Lamsa, de vertaler van de Lamsa Bijbel, dat zei, die morgen toen ik hem dat vertelde, toen vroeg ik hem: "Wat is dat teken?"
Hij zei: "Dat is Gods oude teken in het Hebreeuws. God, de ene God, uitgebeeld in drie eigenschappen."
123 Ik zei: "Zoiets als Vader, Zoon en Heilige Geest?"
Hij stopte, zette zijn kop koffie neer en keek me aan. Gene, ik geloof dat jij erbij was, Leo. Hij zei: "Gelooft u dat?"
Ik zei: "Met heel mijn hart."
124 "Broeder Branham," zei hij, "toen ik gisteravond in uw samenkomst was, heb ik die gave van onderscheiding gezien. Ik heb het noch in Amerika, noch in mijn land ooit eerder gezien. Dit Amerikaanse volk", zei hij, "kent niet eens de Bijbel. Het enige wat ze kennen is hun denominatie. Zij weten zelfs waar ze staan. Ze weten niets." Hij zei: "Maar toen ik daar gisteravond stond..." Ik zei... Nu broeder Gene, ik zeg dit gewoon met eerbied en liefde en dergelijke. Hij zei: "Ik zei: 'Dat moet een profeet zijn!' Maar als ik zie dat u gelooft dat Vader, Zoon en Heilige Geest niet drie goden zijn, maar dat het eigenschappen zijn, dan weet ik dat u een profeet van God bent, anders zou u het niet op die wijze geopenbaard krijgen." Hij zei: "Dat is een volmaakt teken." Toen zei hij: "Ik heb nooit... Hoort u misschien tot de 'Eenheid-Pinksterkerk'?"
125 "O nee," zei ik, "ik ben niet van de 'Oneness' [Eenheids-kerk]. Ik geloof dat God de almachtige God is en dat de drie attributen alleen drie bedieningen zijn waarin die ene God leefde."
126 Toen antwoordde hij: "Wees gezegend! Maar eens zal ook uw bloed daarvoor op aarde moeten vloeien, want profeten sterven altijd voor hun zaak."
127 En ik zei: "Het geschiede zoals het de Here behaagt." De vertaling van de Lamsa Bijbel...
128 O, het is zo waar. Hoe vaak heb ik dit niet tot deze gemeente gezegd, op dezelfde wijze als Samuël het tot Israël zei, voordat ze Saul kozen: "Voor u heengaat en toetreedt tot de een of andere denominatie en u volkomen verwikkeld raakt in een of andere soort religie, vraag ik u: 'Waarom laat u zich niet leiden door de Heilige Geest? Waarom neemt u God niet als uw Leider, en laat u zich niet zegenen door Hem en laat u uw denominatie niet voor wat ze is?'" Nu, ik zeg niet dat u niet tot een georganiseerde kerk mag behoren, u hoort bij welke kerk u maar wilt. Dat is úw zaak. Maar ik zeg u, dat u zich persoonlijk moet laten leiden door de Heilige Geest. Lees uw Bijbel. En wat de Bijbel u ook zegt te doen, doe dat! God zegene u.
129 Nu, ik heb lang gewacht. Ik vraag me af of hier nog mensen zijn, die willen dat er voor hen gebeden wordt in de gebedsrij. Wanneer die er zijn, zou u dan uw hand willen opsteken? Ja, één... twee, drie... Goed, komt u nu maar meteen naar voren; gaat u hier maar staan als u wilt, dan zullen we voor u bidden. En dan zullen we... Ik wil dat u dan nog niet weggaat. Ik wil hier officieel nog iets doen, vlak voordat we gaan sluiten.
130 Hoeveel vinden het fijn om de brief aan de Galaten te bestuderen? O, ik bedoel aan de Efeziërs? Nu, woensdagavond zullen we er verder over spreken en wel over 'het zegel'. Volgende zondagmorgen zullen we dan ingaan op 'Het op zijn plaats zetten' in de gemeente. Voor u mensen, hier in Jeffersonville, zullen we dit onderwerp waarschijnlijk deze komende woensdagavond al aansnijden: hoe de gemeente op haar positie wordt gezet, waar ieder hoort en hoe wij geroepen zijn tot de adoptie. God heeft ons tot zonen aangenomen. Wij zijn zonen door geboorte, maar aangenomen en op onze plaats gezet door de Heilige Geest. Kijk! Ze waren wel allemaal Hebreeërs, toen ze de Jordaan overstaken, maar Jozua moest het land nog verdelen. Hij moest ieder nog zijn grondgebied geven, overeenkomstig hetgeen hun stammoeder uitsprak bij hun geboorte toen de Heilige Geest het haar vertelde.
131 Zie maar eens bij Jakob toen hij stervende was. Hij, de blinde profeet, trok zijn voeten op in zijn bed en zei: "Kom, gij zonen van Jakob en ik zal u vertellen waar gij in de laatste dag zult zijn." O, ik weet dat men mij vreemd zal vinden. Het zal de mensen misschien vreemd lijken. Maar o, als u slechts die zekerheid en dat branden in je hart kende! "Kom, en ik zal jullie zeggen waar jullie in de laatste dagen zullen zijn." En ik zou dat Schriftgedeelte kunnen nemen en de landkaart erbij pakken en tonen waar de Joden momenteel wonen en u bewijzen, dat ze nu precies op de plek wonen waarvan Jakob zei dat ze daar in de laatste dag zouden zijn. En nooit zijn ze meer op die plek terug geweest tot ze er sinds 7 mei 1946 terugkeerden; dezelfde datum waarop 's avonds de Engel des Heren aan mij verscheen en tot mij sprak over deze zending. Ik kan u tonen dat ze zich bij hun terugkeer in het nieuwe land precies vestigden op de plek die Jakob had genoemd als hun woonplaats. Ze zijn er vandaag. O, o my, o my. Wij zijn weer een dag dichter bij huis gekomen, zo is het...
132 U, dierbare mensen, u bent ziek, anders zou u daar niet zo maar staan. Ik ben uw broeder. Ik heb een opdracht van God om voor de zieken te bidden. Ik heb geen macht om te genezen; ik kan niet genezen. Maar ik heb de kracht van het gebed. Zoals ik al zei deze morgen: "David had niets dan een kleine slinger, maar hij zei: 'Ik weet wat het zal uitwerken als de kracht van God er achter staat.'" Zie? Ik heb alleen een klein gebed om voor u op te zenden en mijn handen om ze op u te leggen, maar ik weet wat geloof in God zal uitwerken. Het werd voor anderen gedaan en zo zal het met u ook zijn. Gelooft u dat nu, terwijl u even wat meer naar voren komt.
133 Nu, ik vraag me af, omdat ik het zo doeltreffend mogelijk wil doen, of mijn broeder wil komen om hen met olie te zalven. Wilt u dit doen, broeder Neville? Dan zal ik de gemeente vragen of ze het hoofd willen buigen voor gebed...
134 Herinnert u zich verleden week nog, toen ik zo ziek was van die castor-olie? Ik zou er gewoon alles voor hebben willen geven als er iemand langs had kunnen komen om mij de handen op te leggen. Als ik maar iemand zou hebben gehad die mij even had bezocht, zodat God had gezegend en geholpen; ik zou het zo gewaardeerd hebben. En u allen voelt zich nu zoals ik me toen voelde. U verlangt er nu naar dat ik voor u hetzelfde doe, als wat ik had gewild dat iemand voor mij had gedaan. God verhoede het dat ik me ooit aan deze taak onttrek. Of ik nu vermoeid of zwaarmoedig ben, al kan ik nauwelijks nog de ene voet voor de andere zetten, laat ik toch altijd gaan, want ik zal ieder van u weer ontmoeten in dat land daar aan de overzijde.
135 U, oudere vrouwen en oudere mannen, uw kracht is gebroken, uw haar is grijs geworden en valt uit. U valt uiteen zoals een roos, die, nadat ze haar kleine knoppen heeft geopend, haar kroonblaadjes afschudt en laat vallen; u bent gewoon aan het uit elkaar vallen. Is het niet? Dat is waar. En het enige waarvoor u nog stand wilt blijven houden, is om een licht te zijn tot eer van God. En zo, als de vijand u heeft gegrepen en u heeft uitgerangeerd, kom ik met die slinger van God, met geloof, met een gave die God mij gaf.
136 Hier is wat ik zei (dan begrijpt u het beter): "Als Petrus nu eens zou zijn binnengekomen, of iemand van hen." En zeg dan niet: "U hoeft voor mij niet te bidden." Maar als hij gewoon op deze manier binnenkwam en had gezegd, zoals ik nu tot deze vrouw spreek: "Bent u zuster Die-en-die?" (Wat is uw naam, zuster? Zuster Howard.) Als hij zou zeggen: "U bent zuster Howard, is het niet? U bent een gelovige, nietwaar zuster Howard? Gelooft u, bent u een gelovige? Ja? Dan hebt u recht op alle zegeningen van de verlossing." En dan zou hij zeggen: "Zuster Howard, alles zal in orde zijn." Nu, als mij dat gebeurde, dan zou ik heengaan, ik zou juichen; ik zou het uitjubelen en zeggen: "Here, het moet nu gewoon gebeuren. Het moet gewoon zo zijn."
Toen dacht ik: "Wel, de mensen denken hetzelfde als ìk voor hen kom bidden." Zo ligt het dus. Ziet u wat ik bedoel?
137 Heel vaak heb ik op het podium gestaan, dat ik met de mensen sprak en zei: "O, dierbare zuster, wilt u toch niet geloven? O, zult u geloven?" En dat ik bad: "Here, o God, laat de mensen het toch geloven. Laat het hen geloven." "Oh, alstublieft, wilt u het nu aannemen?" Dat is het niet. Dat doe ik niet meer. Daar ben ik van teruggekomen.
Ik zeg alleen maar dit: "Zuster Howard, bent u een gelovige?"
"Ja, dat ben ik."
"Goed, zuster Howard, als u een gelovige bent, dan bent u erfgename van alles wat God heeft." En ik neem gewoon haar hand. Zie, ik gelóóf dat. Ik raak zuster Howard aan door mijn handen op haar te leggen. Jezus heeft nooit gezegd: "Bid voor hen." Hij zei: "Leg hen de handen op." Zo is het, dan wordt ze genezen. Dan kan ze zeggen: "Alles zal in orde zijn." Zuster Howard, dan kunt u nu naar huis gaan en genezen zijn. God zegene u.
U bent zuster? Zuster Hamdon, u bent een gelovige, nietwaar? U bent erfgenaam van alles wat Hij heeft. God zij met u, zuster Hamdon. Ga naar huis en wees nu gezond; Jezus Christus zal u genezen. Amen.
138 U bent zuster? Slaugh. Broeder Jack... U bent de zuster voor wie we onlangs baden in het ziekenhuis. Dan bent u een gelovige, zuster Slaugh, een erfgenaam van al wat we hebben. Zuster Slaugh, moge u ontvangen wat u gevraagd hebt en gezond worden. God geve het u.
Broeder Gene, geloof je dat God je zal genezen? Moge de Here God je geven, Gene, precies datgene wat je vraagt...?...
Ik ken u nu. Goed. Genees onze evangelist, zuster. Ik ken u. Dit hier is uw man. Hij is degene voor wie ik die dag over de telefoon bad. Ik zal me dat altijd herinneren. Kon niet naar de samenkomst in Tulsa gaan. Kwam naar de samenkomst en de Heer genas hem en zond hem door naar de samenkomst. Gemachtigd staat u voor iemand anders, wat een Christelijke zaak is, zuster. Ziet u, Hij was ook gemachtigd, opdat Hij voor ons allen stond. U bent een gelovige en heeft recht op alles wat God heeft beloofd. Ik ben Zijn dienstknecht. In de Naam van Jezus Christus geef ik wat u vraagt...?...
139 Kom broeder Bill. God zegene je. Hij is verschrikkelijk goed voor je geweest. Je bent een gelovige; ik weet dat je dat bent. Ik geloof dat God je alles zal geven wat je vraagt, want je bent een gelovige. Als Zijn dienstknecht voor jou, mijn broeder, in de Naam van Jezus Christus geef ik je het verlangen van je hart. Ga nu en ontvang het. God zegene je.
Zuster Bruce, ik ken je. De kleine verpleegster was achter mij en u. Zij was vroeger ginds bij het Motel J, J, Twin J, of zoiets. U hebt voor anderen gestaan. En wat is uw verlangen om Vader te vragen? Voor uzelf vanavond... Dan heeft de vijand u buiten het bereik van de dokter gesleurd; maar ik kom achter je aan met een slinger. En in de Naam van Jezus Christus richt ik mijn slinger naar het richtpunt – de steen die in de nieren zit en de zaak blokkeert, en breng je terug tot...?... (Zie je?) nu. En zegen je in Jezus Christus' Naam. Amen.
140 ...?... onze Vaders' Naam, meneer. Bent u een gelovige? Die pijn in uw zij, linker en rechterzij... Gelooft u dat God het u zal geven, meneer? En het is Zijn dienstknecht. Heer, deze hand heeft wellicht vele dagen hard werk verricht, is hier gekomen met een doel, om iets te doen. Geef het verlangen van zijn hart, Vader, als ik het bid in Jezus' Naam. Amen.
Twijfel niet, die pijn zal stoppen u daar pijn te doen en u zult in orde zijn. God zegene u, broeder...?...
U bent een gelovige, nietwaar? U bent een gelovige en u bent een erfgenaam van al deze zegeningen. Dank u, Vader, ik breng mijn zuster in een lijn van...?... in het centrum van het doel, en ik breng haar tot U terug uit de klauwen van de vijand, in de Naam van Jezus Christus. Amen. Zo zal het precies zijn.
U wilt geen operatie. O Heer, zoals deze jonge vrouw hier staat, nog in de bloei van haar jeugd, ik bid voor haar, voor een long die zou moeten worden weggehaald waaronder zij haar ganse leven gebukt zal gaan. U bent onze Vader en ik richt het vuur van het gebed op haar, Heer, regelrecht op die long. Ik zend dit gebed in de Naam van Jezus Christus, moge het zo zijn dat...?... in de Naam van Jezus Christus...?... Amen.
141 U bent een Christen, dierbare zuster, zuster Dird...?... hoofd is van mij afgekeerd. U bent een gelovige en erfgenaam van al Gods zegeningen, zuster Dird. Heer, ik breng haar tot U met deze kleine slinger die U mij gaf. Zoals U David een slinger gaf om zijn vaders schapen te hoeden en als de vijand achter de schapen aan kwam, dan was hij niet bang; Hij greep die kleine slinger en ging achter leeuwen en beren aan en bracht het schaap terug. Dit is een gebed des geloofs. U vertelde mij dat als ik de mensen kon laten geloven en oprecht zou zijn... Ik breng zuster Dird terug vanavond. Ik grijp haar uit de handen van de vijand. Zij is Uw schaap. Ik breng haar terug naar de kudden van de Vader, in de Naam van Jezus Christus. Amen.
Zuster Lowe, hoge bloeddruk... En u bent een gelovige, nietwaar zuster Lowe, een erfgenaam van alle zegeningen. Dan, Vader God, ik richt dit gebed vanavond als een slinger van God voor de hoge bloeddruk van zuster Lowe. Moge de volgende keer dat de doktoren de bloeddruk opnemen, moge hij naar haar kijken en zeggen: "Het is nu normaal." Zij zal weten waardoor. In de Naam van Jezus Christus geef ik het haar. Amen.
142 Ja... Ik wenste dat ik mijn vader hier vanavond had zodat ik nu voor hem zou kunnen bidden. Ik wil het ook voor u doen. Ik begrijp het.
Hemelse Vader, de man die deze jongen verwekte, die hier vanavond op aarde is door hem. En zijn eigen zoon verlangt dat zijn vader teruggebracht zal worden, die ver in de zondige wereld zit, een alcoholicus. O Heer, ik zend dit gebed met geloof en kracht en met al wat ik kan, werp ik deze kleine steen in de Naam van Jezus Christus, ik slinger hem naar die duivel die...?... daarop...?... en moge hij veilig komen naar de kudde in Jezus' Naam. Amen.
U hebt ook een verlangen? U wilt komen in het land waar al de beloften liggen? Nu, Heer, deze jongen is net aan de andere kant van de rivier, gelegerd aan de andere zijde en de Jordaan is gezwollen. Er is geen mogelijkheid dat hij kan oversteken behalve als U een weg maakt zoals U deed voor Jozua; voor Israël. Vader, ik vraag U als Uw dienstknecht; laat onze dierbare broeder, o God, laat hem binnengaan in het beloofde land, deze belofte die aan de andere kant ligt, zoals ik aanvoerde onlangs 's avonds... Moge ik het voorrecht hebben om mijn armen om hem heen te slaan in dat andere land en te zeggen: "Mijn dierbare broeder." Geef het, Heer. Moge hij de belofte van God, de Heilige Geest, ontvangen. Amen.
143 O Heer, dit is mijn genadige broeder. Deze hand is zo vriendelijk voor mij geweest, heeft voor mij gestaan in ontelbare uren. Hij gelooft en heeft geloof. En nu probeert een vijand mijn dierbare vriend te grijpen. Zeker... En hij denkt dat hij deze jongen kan pakken; maar ik kom hem achterna. Ik kom om de Uwen terug te halen, Here, slinger deze steen met gericht geloof in de Naam van Jezus Christus, ik bevecht die suikerziekte die hij...?... breng Uw schaap terug naar de kudde, Vader, in de Naam van Jezus Christus. Amen.
Een klier... O Heer, onze zuster weet dat dit overgewicht, zoals de dokter zegt, iets is dat doodt. Elk pondje overgewicht neemt een jaar weg, volgens de tabel van de verzekering. En ze wil leven voor de eer en glorie van God. En er is geen dokter die dit kan doen, Vader God; het is in Uw hand. En zuster Bell is getrouw geweest en ze is vriendelijk en verdraagzaam...?... Ze is door vele diepe beproevingen gegaan; ik kom voor haar vanavond, Heer. Ik ga de vijand tegemoet. En ik richt met al de nauwkeurigheid waarmee ik kan richten; in de Naam van Jezus Christus werp ik die steen des geloofs naar deze vijand die haar heeft gepakt. Moge het hem verbrijzelen en bij haar wegjagen en moge zij weer in staat zijn hersteld terug te keren naar de grazige weiden en rustige wateren, door Jezus Christus' Naam. Amen.
Zo zal het zijn, zuster Bell. Twijfel niet...?...
144 Zuster Spencer? [Een zuster getuigt – Vert] ...?... Zeker zuster...?... God zegene u. Amen...?... geliefde behouden wordt...?... Jazeker, ik weet er alles van. We eisen dat allen op, zuster Spencer en weten hoe zij en broeder Jesse gaan door de...?... of ze moeten komen naar de gemeente hier. Als ik oversteek naar de andere zijde, zullen ze zo niet voortwankelen; ze zullen jong zijn, oh, broeder Jesse...?... dat allemaal. U weet allen hoe – net over de kleine...?... ginds, daar wordt u opnieuw dat lieflijke jonge meisje en broeder Jesse weer een jongeling. God heeft het u beloofd.
Nu, kijk. Ik wil u een klein beetje lering geven, omdat u de laatste hier bent. Ik wil komen... Want ik weet dat dit je zoontje is, Charlie. U wilt dat ervoor gebeden wordt...?...
145 Ik wil dit ene zeggen. Hebt u ooit in de Schrift gelezen waar de Bijbel dit zegt? Paulus zei de Romeinse hoofdman (Kunt u me goed horen?), zei de Romeinse hoofdman toen hij zijn zwaard trok om zichzelf te doden in Filippi, toen hij in de gevangenis zat... De aardbeving deed de kerker instorten. Hij zei: "Geloof in de Here Jezus Christus en u en uw huis zullen behouden worden." Hebt u dat ooit gehoord? "Gij en uw huis..."
Nu kijk, als u geloof genoeg had voor uw eigen verlossing, kunt u dan niet ook genoeg geloof hebben voor uw kind? God zal op een of andere wijze...?... En Heer, ik bid voor zuster Spencer en broeder Spencer vanavond, dat elk kind – zij en hun kinderen allen zullen zijn in dat heerlijke gelukkige land waar geen ziekte of ouderdom, geen droefheid of teleurstelling zal zijn en heel dit leven zal vervagen in een nachtmerrie die voorbij is. Mogen ze dit ontvangen en mogen al haar kinderen en haar man, al haar geliefden die haar liefhebben en allen die zij liefheeft, mogen zij daar bij haar zijn, in Jezus' Naam. God zegene u, zuster. Moge Hij...?... U wordt minder...?... precies zoals de wereld uiteenvalt, zuster Spencer.
146 Als hij zich bereid maakt om te gaan naar...?... blijf dan...?... heel de tijd...?... blijf uw geloof in Hem bewaren...?... u zult oversteken...?... En zo zeker als ik hier sta bij deze...?... vanavond, zuster Spencer, door Zijn genade zal ik u en Jesse ginds aan de grens zien staan, jong en vrij. U zult allen rondrennen, al roepend: "Mijn broeder, mijn broeder." Ik zal u zien.
Het zijn haar zenuwen. Vader God, dit meisje zal een instorting hebben en ze moet bereiken...?... als alleen...?... wat hindert. Maar ik kom vanavond voor haar. Ik kom tot U, Vader. Ik kom U vragen het schot te leiden dat ik afvuur. Moge het precies gericht zijn op de roos van zijn...?... Moge dit gebed in de Naam van Jezus Christus deze nerveusheid treffen en het verscheuren, en moge het dit schaap terugbrengen in Gods weide. Amen. Het moet nu gebeuren, lieveling...?...
God des hemels, geef dat haar zes kinderen die zij verlangd gered te zien... Zij heeft dat getuigenis van broeder Daulton gehoord, van zijn lieve dochters. Zij verlangt haar zes kinderen, Vader. Moge zij ze hebben. Mogen zij haar ontmoeten in dat land waar geen nacht is, veilig bewaard en beschut door het bloed van Jezus Christus. Amen. Moge u het hebben, zuster, is mijn gebed.
147 Ik geloof... Er is bijna niets dat het kan verhelpen: ze geven ze een weinig...?... O, iets als een kalmerend middel... Cortisone noemen ze dat en dat doodt je eigenlijk, vernietigt je bloed...?... Maar de... Kijk, artritis is als de leeuw die een schaap grijpt en ermee wegrent. Nu, wat zal een slinger doen? Ooooh, my, daar is een grote brullende leeuw met een lam. En hij houdt van het lam, dus hij rent weg met het lam; maar David nam zijn slinger en ging hem achterna. Zie, nu let op. Hij had vijf stenen: f-a-i-t-h, [geloof – Vert] hijzelf. Zijn slinger was in deze hand: J-e-z-u-s. Hij is een scherpschutter. Iets moet gaan gebeuren; laten we achter deze artritis aangaan vanavond met dit gebed, moge God het u geven.
Zij wil worden gedoopt in de Naam...
Wilt u dat ze gedoopt wordt...?... Dank u, zuster. Niet omdat dat de wijze is...?... Het is niet omdat... Nu, als in de Bijbel stond Vader, Zoon, Heilige Geest, zou ik dat geloven en erbij blijven. Ik zou niet anders willen zijn. Ik zou niet willen...?... ik zou niet... Maar ik zal er verantwoordelijk voor zijn. Ziet u? En ik moet het zeggen zoals dat het zegt, niet om anders te zijn, maar om eerlijk te zijn.
148 Nu, Vader, we komen voor haar geliefden. Ze heeft artritis en hier wil zij zich laten dopen in de Naam van de Here Jezus, want dat is de ingang; dat is de open deur. Daarmee opende Jozua een pad dat binnenging in het beloofde land. Er werden geen drie plaatsen geopend er was er maar eén.
Petrus, op de Pinksterdag; toen de gemeente voor het eerst officieel werd geopend, opende hij een pad, en zei: "Bekeert u en laat u dopen in de Naam van Jezus Christus." Nimmer weken ze van datzelfde pad af; ieder ging het beloofde land binnen. Sommigen probeerden bij een andere doorwaadbare plaats over te steken, en Paulus zei hem: "Hoe werd u gedoopt? Waar probeerde u over te steken?"
En ze zeiden: "Ginds waar Johannes keek."
Hij zei: "Wel, Johannes wees alleen op de tijd en de plaats." Toen ze dit hoorden, werden ze gedoopt op de juiste doorwaadbare plaats en ze staken over naar een geestelijk leven.
Geef het onze zuster en haar geliefden, in de Naam van Jezus Christus. Amen.
149 Broeder Lyle... Oh... ja...?... Dat visioen dat Hij gaf...?... Het is nu evenwel voorbij. God zegene u. U bent nu op weg naar het beloofde land, broeder...?...
Hoevelen herinneren zich... juist voor de bediening werd bevestigd aan mij, toen ik eens aan het vissen was met een man bij een rivier, een meer? En ik ving kleine visjes en de Heilige Geest kwam op mij. Daar was een grote man, een Jehova-getuige was hij. Zijn broer is hier ergens, Banks Wood. Hij is hier ergens, hij is mijn buurman. Dit is Lyle. Deze mensen waren Jehova-getuigen. Men zei dat op een dag toen wij aan het vissen waren nadat deze jongen werd bekeerd... ik vertelde hem dat er iets was in z'n leven, en wat er allemaal was gebeurd, alles erover, wat hij mij zojuist vertelde, en hij heeft het nu allemaal uit zijn leven gekregen. Zo is het. Het is precies juist. Zijn vader was voorlezer. Is dat...?... En hij en zijn vrouw werden gedoopt in de Naam van Jezus Christus hier in het basin om getuigenis af te leggen. En deze man zat naast hem, mijn broeders.
150 Banks, waar ben je? Is hij binnen? Achter in de hoek. Ja. We waren aan het vissen. En broeder, mijn zoontje had... ik geloof dat hij een paar dagen daarvoor een jong katje had gedood. Een moederkat had een stel jongen en hij pakte er één op en liet het vallen. En ik dacht... Ik zei: "De Heer heeft me getoond een klein leven...?... op te wekken", de dag ervoor. Is dat juist, Lyle? Stonden daar in de kou. En ik zei: "Dat is ZO SPREEKT DE HEER."
En we visten de hele nacht en vingen niets. De volgende morgen waren we aan het vissen in een kleine inham voor wat 'blauwkieuw'; dat is een kleine vis. En broeder Lyle had een grote haak en hij liet die kleine blauwkieuw die grote haak inslikken, zodat toen hij deze eruit trok – de lijn was met haak en al helemaal ingeslikt – de ingewanden en alles uit de blauwkieuw werden getrokken, want die grote haak had zich vastgeslagen in de buik van het visje. Toen hij hem eruit had getrokken, gooide hij hem in het water, en hij bibberde nog vier of vijf keer, en dat was het, want de ingewanden en kieuwen hingen uit z'n bek. En hij dreef rond, zo'n half uur lang, dreef weg naar de bosjes.
151 En ik zat daar te vissen en plotseling kwam de Heilige Geest en zei: "Spreek tot die vis."
Ik zei: "Visje, Jezus Christus geeft je je leven terug" en dat visje dat dood op het water lag, keerde zich om van z'n zijde en ging van rroetsj, diep het water in zo snel als het kon.
Broeder Lyle, broeder Wood is hier aanwezig. Broeder Lyle zei: "Broeder Branham, was dat voor mij, omdat ik zei tot het kleine...?..." Zei: "Ik...?..." Hij zei, toen hij de ingewanden eruit trok en hem wegwierp: "Je hebt je laatste vin bewogen, kereltje", zoiets dergelijks. Wierp hem weg; hij zei: "Sloeg dat op mij?"
En ik zei: "Nee, broeder Lyle, dat is niet zo."
Broeder Banks daarginds zei: "Hoeveel mensen in deze wereld, hoeveel duizenden, zouden er niet graag staan waar wij nu staan om de kracht van God te zien neerkomen en zoiets dergelijks te zien volvoeren?" Met andere woorden, hij is als... Ik geloof dat we ons allen voelden als Petrus: "Het is goed om hier te zijn. Laten we drie tenten bouwen." Zo is het.
152 Nu, broeder Lyle, u bent nu gezalfd met de Heilige Geest. U hebt Egypte verlaten; de vleespotten en het vuil van de wereld hebt u achter gelaten. U staat nu aan de Jordaanoever; net aan de andere kant. Moge God u overzetten.
Almachtige God, hier is Uw trofee. Hij zou zeker in een verschrikkelijk moeilijke plaats gezeten hebben, Here, maar mijn hart ging naar hem uit. Onze gebeden hebben zojuist de kille windvlaag ginds doen ophouden, want de zaak die tegen hem gehouden werd is van hem weggegaan. Hij is verbrijzeld en nu wandelt hij de Jordaan in. Breng hem naar het beloofde land, Heer, en verzegel hem onder die mensen, zodat ik op die heerlijke dag als we elkaar zullen ontmoeten de warmte van zijn armen mag voelen, terwijl hij schreeuwt: "Mijn dierbare broeder." En ik weet...?... Breng Banks ook met hem mee, Here, alstublieft. Papa, mama en alle anderen, mijn zus en heel die grote familie. Mogen we elkaar ginds ontmoeten, Heer, en moge elk van hen zijn vervuld met de Heilige Geest. Ik bid het in Jezus' Naam. Amen.
U zult het ontvangen, broeder. God zegene u. Ja, broeder...?...
153 Er is een telefoontje over iemand die stervende is; ik zal de dienst overgeven aan broeder Neville, terwijl...?...
[Broeder Neville spreekt en leidt de samenkomst in het eindgebed: "Een geweldige wonderbare dag in de Here, met enige wonderbare dingen voor ons vandaag. Aan mijn verwachtingen is geheel voldaan. Laten we allemaal opstaan. Denk aan de samenkomst op woensdagavond. Bid veel. Alle onvoldane, onzekere harten, wees veel in contact met God. 'De tijd is nabij. Nu is het de tijd. Vandaag is de dag van redding.' God, zegen elk en iedereen van u, bezoekers, u mensen van ver. Ons gebed is dat God u genade geeft voor de reis, terug naar uw verblijfplaatsen. Fijn dat u bij ons was. En bid voor ons als u gaat, dat de Here in deze plaats ook zal zegenen. Onze hemelse Vader, zoals Uw dienstknecht vanavond gekomen is om het werk te doen van Uw dienstknecht en profeet, om in de bres te staan, de omheining te maken, tot ons komend met de brandende passie van Uw dienstknecht die gedoopt is met de Heilige Geest en aan wie de bediening van profeet is gegeven om te spreken tot deze generatie. Help ons vandaag en vanavond om de boodschap die tot ons komt te ontvangen, Here, de vermaning om gereed te zijn. Zegen een ieder die de deuren van dit gebouw vanavond uitgaat. Mogen de ziekten die op ons zijn, waarvan we niets weten, moge Uw gezegende genade en kracht ons bewaren en beschermen en genezen, en ons vasthouden tot die tijd dat U klaar bent om ons over te brengen naar de andere kant. Zegen al de ontmoedigden en teleurgestelden, de vreesachtigen en degenen die zwak zijn. God, we bidden dat er vanavond een speciale bezoeking, een Heilige Geest-zegening, mag rusten op iedere reiziger, elke pelgrim, elke vreemdeling in onze poorten. Iedereen die vanavond hier de deur uitgaat, moge de bedekkende sluier van bloed, van het kruis van Golgotha, genoegzaam bedekken en voorzien. Genees ons als we ziek zijn. Bewaar ons door Uw machtige kracht. Zalf ons voor dienst. Laat ons voor U wandelen in liefde, alle dagen van ons leven. En wij zullen U hiervoor prijzen, want wij vragen het in Jezus Christus' Naam en omwille van Hem. Amen. En God zegene u. En we zijn blij dat u er was. Schud elkaar de hand." Broeder Branham keert terug en spreekt – Vert]
Een jonge prediker viel dood in de kansel...?... Dus we zonden de steen des geloofs...?... Er was een man van rond...?... Dus ik zond een gebed achter hem aan, in de Naam van Jezus Christus. Had daar een uur gelegen, geen polsslag, geen adem, niets. Geen adem, geen hartslag, of ademhaling, niets; ogen weggedraaid in zijn hoofd, neergevallen in de kansel. [Broeder Neville zegt: "Ze had hem daar gewoon laten liggen totdat dat gebed werd gedaan." – Vert]
Staat deze nog aan? Kan ik uw aandacht nog even hebben...?... Een jonge evangelist, een prediker hier in Indiana was aan het prediken, viel dood neer in de preekstoel ongeveer een uur geleden, een bekende evangelist, hier predikend in Indiana. De voorganger kwam net en hij heeft me opgebeld. Hij stierf terwijl hij predikte onder de zalving van de Geest, viel voorover, zijn ogen weg, geen ademhaling. Hij is dood verklaard, heeft een uur lang dood gelegen. Dus zond ik gebed uit om hem terug te brengen in de Naam van de Here Jezus.
Moge u zich bij me voegen door geloof, opdat het het doel niet zal missen, maar...?... en hem zal terugbrengen. Dank u. God zij met u, tot ik u weerzie op woensdagavond. En u mensen uit Georgia en omstreken, tot ziens. God zij met u. Broeder voorganger...
[Broeder Branham spreekt en bidt nog voor anderen – Vert] ... en ik bied dit aan...?... in de Naam van Jezus Christus. Amen...?... [De woorden zijn niet te onderscheiden – Vert] Is dit voor u allen tezamen? ...?... [Broeder Branham begroet de mensen – Vert] Blij...?... dat u allen hier bent...?... Fijn u te zien...?... [De woorden zijn niet erg verstaanbaar – Vert] ...?... Was u vanmorgen hier...?... God zegene u en uw man en kindertjes...?... God zegene u...?... Dank u, dank u. Ik ben zo blij dat ik hier was...?... om met u te aanbidden en ook met u.