Het voorbestemde geheimenis van Zijn wil
Door William Marrion Branham1a ... broeder Neville, en goedemiddag, of avond liever gezegd, voor onze dierbare vrienden, zijn we blij hier weer terug in de gemeente te zijn. Het is wat warm, dus we zullen zo snel mogelijk voortmaken en meteen de boodschap ingaan.
Eerst moeten we wat aankondigingen doen en een speciaal gebedsverzoek. Ik kreeg daar achterin uw brieven die me werden gegeven, en voor de zuster die voelt dat ze een hersentumor heeft en er was er een ander uit Louisville en een broer van een prediker zijn vader heeft een hartaanval. En er zijn vele, vele zieke mensen in de wereld vandaag. Velen bellen op en we bidden beslist voor hen met heel ons hart dat God ons zal helpen.
1b Gewoonlijk bestaat 95% van mijn bediening uit het bidden voor de zieken (zie?), maar ik kreeg enigszins het idee dat... Ik bid nu nog steeds voor de zieken. Denk daar aan. Dat gaat er mee samen, maar o, als we de gemeente maar daar konden krijgen waar haar positie is bepaald en haar in orde konden krijgen zodat we aan het werk konden gaan. Begrijpt u? Zodat we het georganiseerd krijgen en alles bij elkaar krijgen. (Zie?)
Iets anders trof mijn hart daarstraks. Dat was toen een oude veteraan, met bijna een van z'n armen eraf geschoten, bijna een van zijn benen eraf geschoten... Hij zit hier nu niet naar me te luisteren, maar is een echte vorstelijke knaap en hij heet Roy Roberson, een van de beheerders van de gemeente hier en een fijne christelijke heer... Hij stapte naar voren en zei: "Broeder Branham, vergeet de president niet." Hij zei: "Ik voelde zo'n spijt toen hij uitstapte..." Hij zag op de televisie dat hij uit het vliegtuig stapte, de tranen rolden over zijn wangen en hij trok met zijn mond opzij. Weet u, hij was ginds met Roy en de anderen in die strijd.
1c Ongeacht of u het met hem eens bent in de politiek, hij is toch onze president. Ja zeker. Wat mij betreft, ik ben Democraat noch Republikein; ik ben een Christen. Maar ik vertel u; ik had beslist grote bewondering voor president Dwight Eisenhower. Beslist. Naar mijn mening was hij zeker een groot man. Als hij weer had meegedaan en ik gestemd zou hebben, dan had ik weer op hem gestemd. Zo is het. Het maakt mij niet uit, al was hij honderd jaar oud, ik zou toch op hem stemmen, omdat ik hem mag. En laten we hem in ons gebed gedenken vanavond.
J.T., ik waardeerde zeker die fijne samenkomst die u allen, u en broeder Willard, had deze week. Als ik van buiten binnen had komen lopen, had u allen gezegd: "Goed, broeder Branham, nu kent u zo-en-zo." Maar het is beter buiten te staan en naar u te luisteren, ziet u niet? [Broeder Branham lacht – Vert] Goed. Erg fijn.
1d Ik kreeg wat aanbiedingen voor enige gemeenten indien u ze allen wilt. Als u bereid bent om nu herder te worden, als jullie je training hebt gehad, wat ik geloof dat jullie hebben, en helemaal gevestigd bent, ik heb er een in Oregon en een paar in Washington, Californië en Arizona, verschillende plaatsen. En als je ooit een kerk wilt nemen of zoiets, wel, hier is een goede plaats om te beginnen, precies hier. En overal roepen zielen het uit, zelfs in de Indianenreservaten en waar je ook heen wilt. Laat het ons weten, want ik geloof dat jullie, knapen, nu verankerd bent. Zo is het. Ik zie ze dat graag doen.
Daarginds aan de weg heb je broeder Ruddell. Over een paar dagen zal ik een samenkomst bij hem houden, zal ik een opwekking houden bij broeder Ruddell. Ik herinner me dat ik dat kereltje overal heen moest duwen om te proberen hem in het harnas te krijgen en te laten prediken. Hij was zo verlegen. Hij zei steeds: "Ik kan niet praten." Ha, je moest hem nu eens horen. Zie, zie? U weet niet wat u kunt totdat u de Heilige Geest houvast op u laat krijgen. Zo is het.
1e Broeder Graham Snelling in Utica en broeder Junior Jackson ginds, we beschouwen ze allemaal als onze kleine zustergemeenten van ons. We zijn allemaal tezamen. We verschillen niet over onze leer, onze hoop, ons doel, onze leer is één. We staan in alles samen. We zijn gewoon één gemeente en we willen ze graag overal verspreid hebben. We hebben er een paar in Afrika, een paar in India, en over het hele land. We... Daar willen we ze hebben om het nieuws te verspreiden.
Ik zie zo die jonge knapen binnenkomen, zoals broeder J.T. Parnell hier en broeder Willard, en anderen die er aankomen, jonge knapen die, als ik ouder wordt... Als er een morgen is, zullen dat de mannen van morgen zijn. Ik wil dat deze boodschap nimmer zal sterven. Dat kan gewoon niet. Ze moet verder leven en ik geloof niet dat het al te veel langer zal duren om haar te brengen.
De kleine baby waarvan men zei dat ze zou sterven, ik zie dat je het de hele dag in de samenkomst hebt gehad, zuster. Dat is erg fijn. We zijn de Here daar dankbaar voor, dat de Here genadig is, vol mededogen. Blijf geloven wat u precies hier gezegd werd. Zie? Het zal in orde komen.
1f Nu, verheugt u zich in de onderwijzing? Houdt u van onderwijzing? O, ik geloof dat het ons werkelijk goed doet. Het geeft ons wat rust van het bidden voor de zieken en de visioenen en Goddelijke genezing. Natuurlijk zullen we vanavond na de dienst weer bidden voor de zieken. Dat willen we altijd doen. Ten allen tijde iemand dopen.
Hoe velen weten nog dat ik langs de elektriciteitsdraden liep? Ik heb heel wat langs die draden gelopen. Ik moest vijftig kilometer per dag door de wildernis lopen. Ik moest vierhonderdvijftig kilometer aan lijnen aflopen. Ik baande me daar doorheen, shirt in mijn handen en o, zo moe, door die bossen en doornstruiken lopend.
Dan ontmoette ik een oude boer, zat bij hem neer onder een boom en sprak met hem over de doop in de Naam van de Here Jezus. Hij zou zeggen: "Wel, ik heb me altijd al willen laten dopen."
Ik zei: "Het is niet ver naar de beek."
2 En dan zei hij... En ik nam menigeen meteen mee naar het water en doopte hen in de Naam van Jezus. Dan liep ik weer zo snel mogelijk langs de lijn. Zo is het. Menigmaal nog in mijn oude werkkleren. Dan doopte ik iemand, meteen als ik uit een telefoonpaal kwam. Ik zat daar bovenin in zo'n paal te werken; ik was namelijk tevens lijnwerker. Als ik dan tegenover de paal werkte, met een man, en ik sprak met hem over de Here, dan zou hij zeggen: "Wel, Billy, een dezer dagen zal ik naar je gemeente komen om gedoopt te worden."
Dan zei ik: "Waarom wil je wachten tot dan? We zijn hier vlakbij de rivier; er is daar veel water." Pak ze meteen. Dat is waar. Dàt is de tijd. Filippus zei...
3 De kamerling zei tegen Filippus: "Hier is water, wat belet ons?" Zo is het. Niets; als u gereed bent, is dàt de tijd. Laat de duivel geen kans krijgen om er iets tussen te laten komen. Stel niet uit tot morgen wat u vandaag kunt doen. Misschien komt er helemaal geen morgen voor u.
Ik herinner me een keer dat ik dat deed, maar daar leerde ik wel een les uit. Ik stelde iets uit wat ik die dag behoorde te doen en de volgende dag was het te laat!
4 Nu, ik wil u echt niet heel de tijd vasthouden, maar ik word gewoon zo opgewonden, ik weet het niet. Ik voel me zo goed dat ik gewoon bijna buiten mezelf raak. Zo goed voel ik me!
5 Nu laten we onze hoofden even een moment buigen voor we tot het Woord naderen.
6 Onze hemelse Vader, Gij zijt de levende God Die immer leeft. De zon die zojuist onderging is dezelfde zon waar Daniël naar keek toen ze onderging, waar Jeremia naar keek; Adam zag haar ondergaan, Jezus keek er naar toen ze onderging. En het is dezelfde wereld als waarin zij leefden en wandelden en ook U bent nog steeds dezelfde God gebleven.
7 Vanavond zijn er veel vragen om gebed. Er is een man met een tumor in de hersenen. Een zuster vreest hetzelfde. U bent de enige hoop, Here, die daarvoor bestaat. Die tumor is kwaadaardig geworden; niets kan het meer stoppen. Het is ver buiten het bereik van de handen van de dokter gekomen. Maar vanavond gaan we met onze kleine slinger achter dat lam aan, om het terug te brengen in de kudde van de Vader. In de Naam van de Here Jezus zenden wij ons gebed op om die leeuw te slaan, die tumor, die kwaadaardige aandoening, om hen weer veilig terug te brengen in de kudde.
8 En, God, wij gedenken vanavond onze geliefde president en broeder, Dwight Eisenhower. Hij heeft het land geleid, Here; hij heeft geprobeerd om ons buiten de oorlog te houden. Hij beloofde dat de Koreaanse oorlog zou eindigen als hij er maar enige mogelijkheid toe zag. Hij beloofde de moeders dat hij hun zonen terug zou brengen. "Maar", zei hij, "voor mijzelf is het onmogelijk, ik kan het niet. Ik kan mijn pogingen doen, maar God alleen zal het moeten doen." Maar U bent met hem geweest, Here, en nu is het allemaal voor elkaar. Waarom hebben zij dat niet meteen kunnen zien? God, ik bid dat U hem zult helpen. Zegen die dappere ziel, Here. En wij bidden dat U voor ons de leider zult kiezen die hem zal opvolgen. Uw voorbestemde wil geschiede, Here.
9 Maar Degene in Wie wij zo geïnteresseerd zijn vanavond, afgezien van onze nationale aangelegenheden, is die grote en heerlijke Koning, Die zal komen om een Koninkrijk te stichten dat geen einde zal hebben: de Here Jezus, Uw Zoon. Dan zullen ze de wapenen opbergen. Het signaal zal worden geblazen dat de strijd voorbij is, en er zal geen oorlog meer zijn. Ze zullen wijngaarden planten en de vrucht ervan eten. Ze zullen huizen bouwen en die bewonen. En ze zullen daarna nooit meer in moeilijkheden zijn...
10 Zegen ons nu als wij tot het Woord naderen. En Vader, Gij weet de reden waarom ik het Woord benader vanuit dit Schriftgedeelte hier. Het is omdat ik voel dat U wilt dat ik het op deze wijze doe; dat het Uw Goddelijke wil is. Het past in Uw orde, het is in de orde van deze dag, om de mensen hun plaats en positie te laten vinden en gereed te laten zijn voor het uur van de strijd. Zoals onze broeder niet lang geleden in zijn gebed tot U zei: "O, U hebt ons zolang getraind, Here." Daarom Vader, geef ons onze rang. Zet ons op de plaats waar wij verondersteld worden te zijn, zodat wij kunnen zijn in de dingen des Vaders. Wij vragen het U in de Naam van Jezus, Uw Zoon. Amen.
11 Ik had nogal een wonderbare middag; ik had een gesprek met een beroemde dokter in Louisville, zijn verpleegster. Zij hadden over de heerlijke daden des Heren gehoord. Haar vader was zelf een dokter. Ze kwam en heeft zowat de hele middag in mijn kamer gezeten. Ze kwam gewoon binnenvallen, een wonderbaar iemand. Nogal een beetje hard, weet u, een beetje onbuigzaam – van huis uit een echte Presbyteriaanse – maar toen ze wegging liepen de tranen haar over de wangen. O, God heeft ze gewoon overal, ze zitten in dokterskantoren, onder de verpleegsters. Ik geloof niet dat er één verpleegster is daar in het Nortons Infirmary ziekenhuis, tegen wie ik niet heb getuigd over het hebben van de Heilige Geest, en die ik niet gevraagd heb of zij gedoopt was in de Naam van Jezus. Geen dokter met wie ik in contact kwam, overal, niets... Zie?
12 Vertel hun erover. U heeft niet veel tijd, broeder. Ongeacht hoe moeilijk het hier schijnt te zijn, wacht maar eens tot u die laatste ademtocht zult hebben uitgeblazen: dan zou u gewenst hebben dat u het had gedaan. Jazeker, wacht niet tot dat moment, laten wij het nu meteen doen. Dit is het uur. O, zij mogen het misschien niet met u eens zijn en erover opstuiven en er een klein beetje over redetwisten, maar ze menen het niet. Zij menen dat niet echt. Ze zijn in orde. Als zij met u beginnen te redetwisten, bedenk gewoon, zij bedoelen dat niet echt zo. Zij bedoelen dat niet zo. Er is hun misschien iets geleerd en daar houden ze zich gewoon aan vast, zodat u kunt zien hoe zíj erover denken. Redetwist niet met hen, redetwist met niemand; trek ze gewoon met liefde ernaar toe en bid dan voor hen.
13 Nu, ik dacht dat wij gekomen waren tot het negende vers. Ik ben er niet zeker van. Dat is nog een heel eind van het derde hoofdstuk af, is het niet? O, voor mij is het 'honing in de rots'.
Wij hebben nu even gesproken, herinner u, opdat we weer een kleine achtergrond zouden krijgen. En nu, broeder Neville, trekt u mij even aan mijn jasje, als ik niet in de gaten heb dat de tijd verstrijkt, zodat ik nog voor de zieken kan bidden. We willen elk klein dingetje nemen dat wij maar kunnen vanavond. Ik wil een uitnodiging doen en ook dit onderwerp afmaken; dan kan ik misschien de rest ervan gewoon voorlezen.
14 Maar het doel van dit alles is dat u uw positie in Christus ziet. Dat u ziet dat het niet iets is waar u gewoon maar bij geval in terecht bent gekomen, of iets is wat u op de een of andere manier verdiend zou kunnen hebben, maar het is wat God Zelf voor u deed. Niet dat u zo goed was, dat u op een avond naar de gemeente ging, en dat een arme broeder u naar het altaar leidde; dat was het niet. Het was God, Die u van voor de grondlegging van de wereld voorbestemde tot eeuwig leven. Als u die dag daarginds komt, geen wonder dat de vierentwintig oudsten hun kronen voor de troon wierpen. Ieder legde zijn kroon neer, ieder viel op zijn aangezicht. Zij konden niets zeggen, geen prediker, geen oudste, nee niemand. Alle lof zij het Lam! God zal in Hem alle dingen bijeen brengen op die dag. O, als wij toch eens zouden weten en herkennen Wie dat was Die zij kruisigden... Nu, op het...
15 Nu, laten we beginnen bij het achtste vers, om een kleine achtergrond te vormen.
Met welke Hij overvloedig is geweest over ons in alle wijsheid en voorzichtigheid;
Ons bekend gemaakt hebbende de verborgenheid van Zijn wil,...
16 De verborgenheden van Zijn wil. Herinnert u zich hoe wij daarbij hebben stilgestaan? Hoevelen waren er hier deze morgen? Laat eens zien. Hier waren we bij blijven steken, "de verborgenheid van Zijn wil." Nu, het is niet zomaar een onbetekenend iets; dan is het een verborgenheid. Gods wil is een verborgenheid. En ieder mens moet de wil van God zoeken voor hem of haar: Gods verborgenheid.
17 Maar hoe vinden wij dat? Aan Paulus was het bekend. Hij zei dat hij bij niemand te rade was gegaan; niet bij vlees en bloed. Hij ging niet naar een school of seminarie. Daar had hij niets mee te maken. Maar het werd hem geopenbaard door Jezus Christus, Die hem ontmoette op de weg naar Damaskus in een Licht, zoals een Vuurkolom; waardoor hij geroepen werd. En hij ging naar Arabië en woonde daar drie jaar. O, kunt u zich niet voorstellen, dat het nogal een tijd geweest moet zijn, broeder Egan? Drie jaar was Paulus daar in Arabië. Hij huurde ergens een kleine woning, waar hij door de kamer heen en weer zal hebben gelopen... met al die oude boekrollen. Zij hadden de nieuwe nog niet. Paulus schreef ze zelf voor het grootste deel. Precies in deze oude boekrollen las hij, hoe God ons in den beginne had voorbestemd tot eeuwig leven. Hoe Hij Jezus zou zenden, opdat door Zijn offer, wij allen recht zouden hebben op de Boom des levens. "Degenen die Hij tevoren had gekend, heeft Hij geroepen; degenen die Hij geroepen heeft, heeft Hij reeds ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, heeft Hij reeds verheerlijkt."
God heeft ons sinds het begin van de wereld voorbestemd om te worden aangenomen tot zonen. En nu zucht de hele schepping, wachtend op het openbaar worden van de zonen van God. O, ik stel mij voor, dat Paulus een wonderbare tijd had. Ik zou graag daar bij hem zijn geweest. U niet?
18 "Nu", zei hij, "heeft Hij ons de verborgenheid bekend gemaakt." Krijg maar eens de Heilige Geest op u en begin dat dan door te nemen. En let dan maar eens op waar het heenleidt. Deze middag had ik zo'n dertig minuten om te studeren, misschien nog niet eens, alleen om de onderwijzing door te nemen, misschien nog niet eens. Ik zou zeggen de helft ervan, vijftien minuten, even tussendoor. Toen ik het begon door te nemen, dacht ik: "De verborgenheid! Wat geheimenisvol!" En de Schrift nam mij mee, regelrecht terug het Oude Testament in, en dan weer naar het Nieuwe Testament, paste iets bij elkaar, u ziet de verborgenheid van Zijn komst, de verborgenheid van Zijn wil en de verborgenheid van ons, die samen gezeten zijn.
Herinner u, het kan niet worden geleerd op een of ander seminarie. Het is een verborgenheid. U kunt het niet te weten komen door een opleiding te volgen, door theologie. Het is een verborgenheid, die verborgen is geweest sinds de grondlegging van de wereld, wachtend op de manifestatie van de zonen Gods.
19 Vertel mij mijn broeder, vertel mij mijn zuster, wanneer was er eerder een tijd dat de zonen van God ooit zouden worden gemanifesteerd buiten deze tijd nu? Wanneer was er ooit een tijd in de geschiedenis dat dezen werden gemanifesteerd om heel de natuur te bevrijden? De natuur zelf zucht, wachtend op de tijd van de manifestatie. Wel, vóór de verzoening plaats vond, voordat de Heilige Geest werd uitgegoten, voordat alles daar in het Oude Testament vroeger had plaats gevonden, kon er nooit zo'n manifestatie zijn. Het moest wachten tot deze tijd. En nu zijn alle dingen zover gevorderd, zover gekomen, in de vorm steeds dichter tot de hoofdsteen komend, totdat er een manifestatie kan plaats vinden van de zonen Gods die terugkomen. En de Geest van God komt zo volmaakt in deze mensen, tot hun bediening zo dicht naast die van Christus zal staan dat het Hem en Zijn gemeente zal verenigen.
20 Hoeveel hebben ooit de geschiedenis van de piramide bestudeerd? Ik vermoed alleen deze dame hier die haar hand opstak; goed.
21 God schreef drie Bijbels. Een was de dierenriem aan de hemel. Dat is de eerste Bijbel. De mensen moesten omhoog zien om te beseffen dat God van boven is. Volg die dierenriem eens. Heeft u hem ooit bestudeerd? Hij duidt elk tijdperk aan, zelfs het kankertijdperk [de kreeft – Vert]. Hij geeft het begin aan: de geboorte van Christus, want wat is het eerste teken in de dierenriem? De maagd. En wat is het laatste symbool? Leo de leeuw. Dat zijn het eerste en het tweede komen van Christus. Dat staat er allemaal in geschreven.
22 De volgende Bijbel die werd geschreven was in steen en werd 'piramide' genoemd. God schreef in de piramides. Als u ze bestudeert en let op de oude geschiedenissen en oorlogen, dat ze werden gebouwd vóór de vernietiging door de zondvloed.
23 De derde werd op papier geschreven, de Bijbel, voor de grote, knappe, intellectuele wereld die zou komen. Nu, daar God door de tijdperken heen is bewogen, zijn wij nu bij Leo de leeuw. Wij zijn gekomen tot de deksteen van de piramide. We zijn in het boek van de Openbaring, het laatste hoofdstuk. De wetenschap zegt dat wij om drie minuten voor middernacht leven. O, denk u eens in waar we aan toe zijn!
24 En let op, laten we de piramide nemen; het is makkelijk. Hij loopt zo'n beetje als een driehoek.
25 Toen we hier begonnen aan het vroege tijdperk van de gemeente, na de reformatie, in de tijd van Luther, betekende het al leven of dood als iemand zei dat hij een Christen was. Ze doodden hem zelfs al als hij zei dat hij een Christen was. Daarom, om door vervolging te gaan... In elk tijdperk, in elke tijd is er vervolging geweest. "Allen die godsvruchtig leven in Christus Jezus zullen vervolgd worden."
In het tijdperk van Luther was het verschrikkelijk om uit te spreken dat je Lutheraan was. Je werd als een fanatiekeling beschouwd, en je kon ter dood worden gebracht. Vele keren doodden ze hen op brandstapels, verbrandden ze hen en allerlei andere dingen, omdat ze Lutheraan waren.
26 Toen werd de gemeente – net als de piramide – steeds smaller. Het kwam in een ander stadium van genade, dat van heiliging. Het was Wesley's tijd, toen hij protesteerde tegen de Anglicaanse kerk en heiliging ging onderwijzen. Weer kwam het in de minderheid en ook zij werden een stel fanatiekelingen genoemd.
27 Hoevelen hier waren Methodist, of waren dat vroeger, of waren eens verbonden met de Methodistenkerk? Ongeveer de helft van u. Wist u dat de Methodistenkerk eens bijna de doop met de Heilige Geest had? Ik ben in Methodistenkerken geweest en zag ze op de grond vallen, zodat zij hen water in het gezicht gooiden en koelte toewaaiden met een waaier om te voorkomen dat de Heilige Geest op hen kwam. Dat is waar. Nu, dat is de waarheid; daar in de heuvels van Kentucky, waar we Methodisten hadden. U mensen hier bent 'kerktoetreders', maar daar hadden we Methodisten en Baptisten. We knielden neer bij het altaar en sloegen elkaar op de rug tot wij iets kregen! We kwamen erdoor, en leefden daarna een beetje anders.
28 Maar u komt gewoon binnen, zet uw naam in het boek en zegt: "Ik ben een Methodist." En ze nemen een klein zoutvaatje en sprenkelen een beetje water op u, en dat is alles. U gaat weer naar buiten en draagt korte broeken, make-up, gaat naar de paardenrennen, wedt, dobbelt en speelt aan gokautomaten en al dat andere, nog steeds goede Methodisten. Zie? Dat zijn geen Methodisten, dat zijn gewoon 'kerktoetreders'. Dat is waar. Baptisten hetzelfde; met de Presbyterianen gaat het dezelfde kant op. Zoals...
29 David Du Plessis zei: "Kleinkinderen; God heeft helemaal geen kleinkinderen." God heeft nooit een kleinkind gehad. Hij heeft zonen, maar geen kleinzonen. Dat is waar. Maar als u naar de Methodistenkerk gaat, of naar de Pinkstergemeente, of de Baptistenkerk, omdat uw vader of moeder van Pinksteren was, of Baptist was, dan bent u een kleinzoon. Zij waren zonen en u bent dan een kleinzoon. God heeft nooit zoiets gehad. De kerk heeft daar wel een heleboel van, maar God niet...
30 Nu, merk dit op, dat naarmate het tijdperk vordert, het steeds meer een minderheid in de gemeente wordt. Het Pinkstertijdperk brak aan; dat sneed beslist een heleboel 'bulten' eraf. Toen... Wat was het gevolg? Het liet de Methodisten en de Lutheranen gewoon helemaal achter zich.
31 En nu is de Heilige Geest opnieuw regelrecht verder gegaan, uit het Pinkstertijdperk vandaan! Wat hebben ze dan gedaan? Zij organiseerden zich, gaven zichzelf namen. "Wij zijn de 'Assemblies of God'. Wij zijn de 'Eenheidskerk'. Wij zijn de 'Tweeheidskerk'. Wij zijn 'De gemeente Gods'. Wij zijn de dit of dat. Als u er niet bij hoort... U kunt niet in de hemel komen tenzij uw naam in ons boek is geschreven..." O, wat een onzin! Het kan mij niet schelen of u Baptist bent, Methodist of Presbyteriaan, u krijgt uw naam in het Boek des levens, als God hem daarin zet. Als u voorbestemd bent tot eeuwig leven, dan zal God u, hoe dan ook, op de een of andere wijze gaan roepen. Hij zal het zeker doen. "Al wat de Vader Mij heeft gegeven, zal tot Mij komen." Om te weten tot welke kerk u behoort, dat heeft er niets mee te maken. Maar de denominatie zal nooit één ding voor u doen dan u misschien een heleboel te hinderen om met God verder te gaan; maar iets anders zal het nooit kunnen doen. Zij voegen u samen met een groep gelovigen en ongelovigen. Natuurlijk komt u dat overal tegen, waar u ook heengaat, en ze hadden dat zelfs in de hemel. Dus dat is in orde, maar u kijkt naar uw denominatie. Zie op Jezus. Hij is Degene naar Wie u moet kijken.
32 Nu, als we verder komen tot... Ze hadden... Hoe velen... Ik geloof dat deze mevrouw hier haar hand opstak dat zij de piramide had bestudeerd. Weet u dat die piramide nooit werd afgedekt, nietwaar? Er heeft nooit een deksteen op gezeten. Ze hebben hem zelfs nooit kunnen vinden. Ze weten niet wat ermee gebeurd is. Waarom? Waarom werd de deksteen er niet op geplaatst, de hoofdsteen, de top ervan? Omdat Hij was verworpen toen Hij kwam. Hij was de verworpen Steen. Zo is het. Maar hij zal worden afgedekt, dat is waar. En dan zullen die stenen die passen rond die hoofdsteen, stenen moeten zijn die zo volledig passen bij die steen, dat het overal passend aaneen gesloten kan worden. De piramide is zo volmaakt dat u er zelfs geen scheermesje tussen kunt schuiven waar die stenen op elkaar liggen. Zo'n prachtig metselwerk is het. Sommige wogen honderden tonnen, hoog in de lucht, en zo perfect samengevoegd.
33 Dat is nu ook de manier waarop God Zijn gemeente bouwt. Wij zijn precies passend samengevoegd, één van hart en één van zin. "Nu," zou iemand mogen zeggen, "wel, die Lutheranen daar vroeger hadden niets." Geloof dat niet. De Lutheranen zullen evengoed in de opstanding voortkomen als dat de anderen voort zullen komen in de opstanding. Baptisten, Presbyterianen, en al Gods kinderen zullen in die opstanding komen. En daarom zeggen de mensen tegenwoordig: "O, wel, er zal een opwekkingsgolf komen, die hier van uit zal gaan en honderd miljoen Pinkstermensen zal gaan redden, en ze zullen allen gered worden en dan zal de opname er zijn." U hebt het mis. Die opname zal zeker uit honderdduizenden bestaan, dat is waar, maar zij zullen dan ook worden genomen uit zesduizend jaar van redding, vanaf zesduizend jaar geleden. De mens wandelt in het licht, naarmate het licht tot hem komt. Hij steekt pas bruggen over als hij bij die brug komt. Nu, als hij weigert over te steken, dan wordt hij in duisternis achtergelaten. Maar als hij door blijft bewegen...
34 Nu, merk op, de komst van de Here Jezus is dan zo dichtbij, dat de Heilige Geest helemaal vanaf hier... slechts amper rechtvaardiging, heiliging, de doop van de Heilige Geest, en nu regelrecht de tijd in van het komen van de Hoofdsteen... De gemeente zal zo volmaakt gelijk Christus moeten zijn, dat Christus en Zijn gemeente zich kunnen verenigen; dezelfde Geest. En als de Geest van Christus in u is, dan maakt het dat u het leven van Christus leeft, het leven van Christus uitbeeldt, en de werken van Christus doet. "Die in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen." Jezus zei dat. Zie? Nu, wij zullen zien dat er een bediening zal komen, die precies als het leven van Christus zal zijn. Wat identificeert die bediening? Het komen van de Here.
35 Kijk naar wat er in de wereld vandaag gebeurt. Let erop wat Chroestsjov zei, en al deze andere grote dingen, en grote wereldwijde conflicten die op het punt staan om elk moment los te barsten. Elk ogenblik kan de zaak ontploffen. Dat is waar. En als dat... wij weten dat het nabij is. Elk zinnig persoon die de krant kan lezen of luisteren naar de radio, weet dat het zo nabij is. Maar bedenk dan dat Christus voor Zijn gemeente komt, voordat dit gebeurt. Dus hoe dichtbij is dan het komen van de Here Jezus? Misschien wel voor deze samenkomst eindigt vanavond. Wij zijn in de eindtijd. Dat is beslist waar.
36 Let eens op de gemeente hoe zij opkwam, hoe zij bewoog. Overleg het eens bij uzelf, u historici, die de geschiedenis bestudeert. Kijk naar de Lutherse kerk onder rechtvaardiging, die zo vers uit het Katholicisme komt; zie haar voortgaan. Kijk dan naar Wesley, die wat dichterbij komt, tot heiliging; hoe hij dieper de Schrift ingaat. Kijk hoe Wesley er precies tussenin staat. Toen was het volgende dat opkwam het Pinkstertijdperk, het Pinkstertijdperk met het herstel van de gaven, de geestelijke gaven. Nu, kijk naar het tijdperk dat nu regelrecht tot de Hoofdsteen komt. Ziet u wat ik bedoel? Het komen van de Here, bekendgemaakt. God en de hele schepping, wacht gewoon tot de gemeente positioneel haar plaats vindt.
37 Het is tegenwoordig een probleem; praktisch iedereen die ik ontmoette. Ik was er even uit; we namen... Ik moet een lichamelijk onderzoek ondergaan, weet u, om overzee te gaan. U zendelingen enzovoort weet dat. Toen ik dat onderzoek onderging, brachten zij mij daar het vertrek weer uit. Ik had van dat spul gedronken, dat er uitzag als beslag, of zoiets. Ik had dat gedronken en kwam naar buiten. Ik ging zitten, want ik moest een half uur wachten, omdat ze moesten zien of het uit mijn maag ging of niet. Ik keek naar de overkant, waar de een of andere kleine vrouw zat. Het leek of ze op het punt stond te sterven. Ze had hele dunne benen en dunne armpjes. En ik bleef van deze naar die man bewegen, van deze man naar die man, steeds dichter bij haar komend, totdat ik kwam waar ze zat. Het leek werkelijk dat die arme, kleine vrouw elk moment kon sterven. En ik kwam vlakbij haar en zei: "Neemt u mij niet kwalijk, mevrouw."
Ze zei: "Hoe maakt u het?" O, wat was ze ziek!
En ik zei: "Wat is er met u aan de hand?"
38 Ze zei: "Ik ging naar Tucson om mijn dochter te bezoeken. Ik werd ziek en ze kunnen niet vinden wat er aan de hand is."
39 Ik zei: "Eén ding wil ik u vragen. Ik ben een prediker van het Evangelie... Bent u een Christen? Bent u gereed om heen te gaan als dat uur zou komen?"
"O, ik hoor bij die-en-die kerk", antwoordde ze.
40 Ik zei: "Dat was de vraag niet die ik u stelde. Bent u een Christin, vervuld met de Geest van God, en gereed om te gaan wanneer Hij u roept?" En de vrouw wist zelfs niet waar ik over sprak. Zie? O, wat is de wereld in een erbarmelijke toestand!
41 Nu, "ons bekend gemaakt hebbende de verborgenheid van Zijn wil", het komen van... Laat mij u iets voorlezen. Ik was aan het lezen... laten we opslaan over "de verborgenheid van Zijn wil". Laten wij Hebreeën even een ogenblik opslaan; het zevende hoofdstuk van Hebreeën, geloof ik dat het is. Ik zou u graag wat willen voorlezen, waardoor u zich gewoon erg goed zult voelen als we eraan denken dat we samen gezeten zijn in hemelse gewesten. Hebreeën, het zevende hoofdstuk.
Want deze Melchizédek,... (nu, let op) was koning van Salem, een priester van de Allerhoogste God,...
42 Wat is hier nu de verborgenheid? Hier is de verborgenheid, let op! Wie is deze man, die de verborgenheid van Zijn wil bekend maakt, deze Melchizédek? Ik wacht even op iedereen hier die nog de bladzijde opzoekt in de Bijbel; Hebreeën, het zevende hoofdstuk. Hier spreekt Paulus, dezelfde als aan de Galaten...
Want deze Melchizédek was koning van Salem, een priester van de Allerhoogste God, die Abraham tegemoet ging, toen hij weerkeerde van het slaan der koningen, en hem zegende;
Aan wie ook Abraham van alles de tienden deelde; die vooreerst overgezet wordt, koning der gerechtigheid, en daarna ook was een koning van Salem,... (Wie is deze Man?) hetwelk is een koning des vredes;
Zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsrekening, noch begin der dagen, noch einde des levens hebbende;...
43 Wie was deze Man? Wie was Hij? Hij heeft nooit een vader gehad, had nooit een moeder. Er was nooit een moment geweest dat Hij begon, noch had Hij een tijd dat hij ooit zou sterven. Hij ontmoette Abraham toen hij terugkwam van het verslaan van de koningen. Wat had Abraham gedaan? Hij was uitgetrokken om Lot, zijn verloren broeder, terug te halen. En hij versloeg de koningen, terwijl deze koningen, geloof ik, zojuist een tien of vijftien andere koningen en hun koninkrijken hadden verslagen. Maar Abraham wapende zijn dienstknechten en ging hem achterna. 's Nachts verdeelden zij zich. Ziet u wanneer hij hem te pakken kreeg? In de nacht! O broeder, wij werken nu ook in de duisternis. Het enige licht dat wij hebben is het Evangelielicht. Maar hij scheidde zich af, kreeg hem te pakken en bracht hem terug. En op de terugweg, nadat de strijd voorbij was...!
44 Laten we een ogenblik Genesis 14 opslaan om de geschiedenis duidelijk te maken. Laten we hier gaan naar Genesis, ik geloof het veertiende hoofdstuk. Genesis 14. Ja, laten we Genesis 14:18 nemen, om te beginnen. Laten we iets daarvoor beginnen. Laten we beginnen, ja, bij vers 18, Genesis 14:18: "En Melchizédek..." Nu, dat is waar Abraham terugkeert van de slag tegen de koningen. Hij is op de terugreis, Lot terugbrengend, plus al de anderen die waren weggehaald. Allemaal!
45 Net als David, die uitging achter de... Wat deed David? Hij nam de kleine slinger, ging op zoek en rukte dat kleine lammetje uit de muil van de leeuw. Denk aan een slinger, om achter een lam aan te gaan. Wie ter wereld zou dat doen? Zeg mij welke man hier dat zou doen, steek uw hand op. Ik zal u direct vertellen dat u het fout hebt. U hebt mij de mijne ook niet zien opsteken. Nee, ik zou hem nog nauwelijks achterna gaan met een dertig-punt-zes geweer. Maar hij ging hem achterna met een slinger, met zo'n klein stukje leer met twee touwtjes eraan om rond te draaien. Want... En toen de tijd kwam dat Goliath zijn grootspraak liet horen, ging hij achter Goliath aan en zei: "De God des hemels heeft mij een lam laten bevrijden uit de muil van een leeuw en uit de muil van een beer." Hij wist wel dat het niet de slinger was, het was de kracht Gods die met hem was. Híj was Degene Die dat lammetje terugbracht.
46 Zo kunnen we het ook vandaag nog zeggen. God heeft hier en daar 'Davids', jazeker, die de schapen van de Vader voeden. En zo nu en dan grijpt een tumor toe, of komt er een kanker die regelrecht wegspringt uit de handen van de dokter. Dat zal die David niet stoppen! Hij zal daar regelrecht achter die persoon aan gaan met zijn kleine slinger van: "Al wat gij vraagt in Mijn Naam, het zal gegeven worden." Het kan mij niet schelen hoe de doktoren erom lachen. Alle anderen kunnen hem misschien ook bespotten, maar hij zal hoe dan ook achter hem aan gaan en dat schaap terugbrengen naar de kudde. Jazeker. "Dat is Gods kind! Blijf met uw handen van hem af!" David sloeg die leeuw neer en toen hij weer opstond greep hij hem bij de baard en doodde hem. Zo'n kleine rossige jongen, die waarschijnlijk maar veertig of vijfenveertig kilo woog...
47 Nu kijk, Melchizédek was de Koning van Salem; dat betekent: 'Koning des Vredes'. Salem ligt in werkelijkheid over de heuvel. Het was de Koning van Jeruzalem, wie Hij was. Dat is precies wie Hij was, Koning van Jeruzalem, want Jeruzalem werd eerst Salem genoemd, wat 'vrede' betekent. Dat was Jeruzalem eerst, voordat het Jeruzalem werd genoemd. Hij was de Koning van Jeruzalem. Hij was de Koning der gerechtigheid, de Vredevorst, de Koning van Salem. Hij had geen vader, Hij had geen moeder, Hij had geen begin van dagen, Hij had geen einde des levens en zelfs geen geslachtsregister. O, o, o, wie is deze Kerel? Let op Hem.
Nadat de strijd voorbij was, nadat de overwinning was behaald, let op wat Hij zei. "En Melchizédek...", achttiende vers van het veertiende hoofdstuk, Genesis:
En Melchizédek, koning van Salem, bracht voor brood en wijn; en hij was een priester van de allerhoogste God.
En hij zegende hem, en zeide: Gezegend zij Abram Gode, de Allerhoogste, Die hemel en aarde bezit!
En gezegend zij de allerhoogste God, Die uw vijanden in uw hand geleverd heeft! En hij gaf hem de tiende van alles.
48 Laten we nog wat verder lezen:
En de koning van Sódom zeide tot Abram: Geef mij de zielen; maar neem de have voor u.
Doch Abram zeide tot de koning van Sódom: Ik heb mijn hand opgeheven tot de Heere, de allerhoogste God, Die hemel en aarde bezit; (Luister hoe hij dat afwees, hoe hij het aan hem gaf!)
Zo ik van een draad aan tot een schoenriem toe, ja, zo ik van alles, dat het uwe is, iets neme! opdat gij niet zegt: Ik heb Abram rijk gemaakt!
... alleen wat de jongelingen verteerd hebben...
49 Let op, deze Melchizédek, op het moment dat Hij Abraham ontmoette, toen deze terugkeerde van het verslaan van de koningen. Het geheimenis van God wordt nu bekend gemaakt! Want wie was Hij? Niemand... Ze kunnen in de geschiedenis niets over Hem vinden, want Hij had helemaal geen vader; Hij had geen moeder. Hij heeft nooit een moment gekend dat Hij begon. En er is nooit een tijd dat hij ooit zal sterven, dus wie Hij ook was, Hij leeft nog! Hij heeft nooit een begin gehad. Dus kon Hij niemand anders zijn dan El-Elah-Elohim, de in Zichzelf bestaande, de op Zichzelf blijvende, de Almachtige God!
50 Jezus had een vader, Jezus had een moeder, Jezus had een begin van dagen. Jezus had een einde in Zijn aardse leven. Maar deze Man had noch vader, noch moeder. Amen! Geen vader en geen moeder. Jezus had zowel Vader als moeder, maar deze Man had noch vader noch moeder. Amen. En wat deed Hij? Nadat de strijd voorbij was, nadat Abraham zijn positie had ingenomen...
51 En nadat de gemeente haar positie heeft ingenomen, worden wij geroepen om te worden aangenomen tot zonen door de Heilige Geest. Dan neemt ieder de plaats in waartoe God hem heeft geroepen, om stand te houden tot aan het einde van de weg, op zoek naar de verlorenen.
52 Eerst neemt Paulus alle vrees weg, zeggend: "Nu, als u geroepen bent – niet als u maar gewoon iets opgewerkt hebt in uw gedachten door een of andere soort theologie – maar als u werkelijk geboren bent uit de Geest, dan heeft God u voorbestemd van vóór de grondlegging van de wereld, uw naam in het Boek des levens van het Lam gezet en nu komen we bijeen om in hemelse gewesten vergaderd te zijn in Christus Jezus. Een heilig volk, een heilige natie, een bijzonder volk, een koninklijk priesterschap, dat God geestelijke offergaven brengt. Dat is de vrucht van onze lippen die Zijn Naam prijzen."
53 Er komen bezoekers binnen die zeggen: "Die mensen zijn gewoon krankzinnig." Dat zijn ze zeker, want de wijsheid van God is dwaasheid voor de mensen en de wijsheid van de mensen is dwaasheid voor God. Zij zijn tegengesteld aan elkaar.
54 Maar een werkelijk Geestvervulde gemeente, vol van de kracht van God, die bijeen gezeten is in hemelse gewesten, brengt Gode geestelijke lofoffers, Hem prijzend. De Heilige Geest is vaardig over hen, onderscheidt de zonde en spreekt de dingen uit die verkeerd onder hen zijn. Hij zet ze recht en brengt het weer in evenwicht. Waarom? Omdat daar in de tegenwoordigheid van God altijd dat bloedige Offer is.
55 Nu bedenk, wij namen het deze morgen door, dat u niet werd gered door het bloed. U blijft gered door het bloed. Maar u werd gered door genade, door geloof, door het te geloven. God klopte aan uw hart omdat Hij u voorbestemd had. U keek omhoog en geloofde het; u accepteerde het. Nu vormt het bloed een verzoening voor uw zonden. Herinner u wat ik al eerder zei: God veroordeelt een zondaar niet omdat hij zondigt, hij is een zondaar vanaf het eerste begin. Hij veroordeelt een Christen als hij zondigt. En omdat Hij hem veroordeelde, nam Christus onze veroordeling op Zich. "Zo is er dan geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn,... die niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest." En als u iets verkeerd doet, is het niet met opzet. U zondigt niet met opzet. De mens die met opzet zondigt, die weggaat en willens en wetens zondigt, is nog nooit in dat lichaam gekomen. Maar een mens die eenmaal daar binnen is gegaan, is dood en zijn leven is verborgen in God, door Christus, en verzegeld door de Heilige Geest en de duivel kan hem zelfs niet meer vinden, zover bevindt hij zich daarin. Hij zal daar eerst uit moeten komen, voordat de duivel er ooit binnen zou kunnen komen, want u bent gestorven...
56 Vertel een dode maar eens dat hij een huichelaar is, en kijk dan wat er gebeurt. Trap hem maar eens in zijn zij en zeg: "Hé, ouwe huichelaar!" Hij zal geen woord zeggen. Dat is waar, hij zal daar gewoon blijven liggen.
57 En de mens die dood is in Christus, die kunt u 'huichelaar' noemen, u kunt hem noemen wat u maar wilt, maar hij zal er nooit over opstuiven. Als hij al iets doet, dan zal hij zich misschien even ergens terugtrekken om voor u te bidden, zo is het...
Maar o, sommigen zijn nog behoorlijk levendig! Zo denk ik erover; wij worden verondersteld om dode mensen te begraven. Degenen die dood zijn in Christus, die begraven we in water. Soms begraven wij echter nog teveel mensen die nog leven... Er is nog te veel wrok en onenigheid, en daar is teveel van in de gemeente. Maar wij kunnen dat niet scheiden, maar God wel. Hij kent Zijn volk. Hij kent Zijn schapen. Hij kent ieders stem. Hij kent Zijn kinderen en Hij weet wie Hij eruit roept: Hij weet wie Hij heeft voorbestemd. Hij weet aan wie Hij deze dingen heeft gegeven waardoor Hij Zichzelf bekend maakt. Hoe Hij... God kan vertrouwen stellen in Zijn kinderen in wat er gedaan moet worden, en weet dat zij dat precies zullen doen. Gelooft u dat God dat doet?
58 Wel, Satan zei eens op een dag tot Job... of sprak tot God op een dag: "Ja, U hebt een dienstknecht!"
59 God zei: "Er is niemand op aarde zoals hij, hij is een volmaakt man." Hij had vertrouwen in hem.
60 Satan zei: "O ja, het gaat hem allemaal gemakkelijk. Laat mij hem maar eens een poosje hebben; ik zal maken dat hij U in Uw gezicht vervloekt."
61 Hij zei: "Hij is in uw handen; maar neem zijn leven niet." Zie? En hij deed alles met hem, behalve zijn leven nemen.
62 Maar o, Job, in plaats van... Wat deed hij? Vervloekte hij God toen God zijn kinderen nam, toen Hij al deze vreselijke dingen deed, en alles? Job stelde geen vragen. Hij viel op zijn aangezicht en aanbad. (Halleluja!) Hij zei: "De Here heeft gegeven en de Here heeft genomen, geprezen zij de Naam des Heren." Daar hebt u het!
63 God wist dat Hij vertrouwen in Job kon stellen. God weet ook hoezeer Hij u kan vertrouwen, of hoezeer Hij mij kan vertrouwen. Maar waar wij nu over spreken is over het plaatsen van dit kind.
64 Nu, wanneer de Bijbel... wanneer de strijd helemaal voorbij is, wanneer alles is voleindigd, Wat is dan het volgende wat wíj doen? Wat doen wij nadat de strijd voorbij is? Wist u wat wij dan doen? Wij ontmoeten Melchizédek. Laten wij even snel Mattheüs 16:16 opslaan en kijken of dat waar is of niet. Mattheüs, zestiende hoofdstuk en zestiende vers. Ik ben er vrij zeker van dat dit goed is, Mattheüs 16:16... Mattheüs 6... Nee, dat is verkeerd, het kan niet zo dichtbij zijn... 26:26. Want hier in 16 spreekt Hij tegen Simon Petrus. Sorry, dat wilde ik niet zeggen. 26:26, want juist het gedeelte over het laatste Avondmaal, daar wil ik toe komen. Mattheüs, het zesentwintigste hoofdstuk, vers 26, nu hebben we het. Hier is het: bij het laatste Avondmaal.
En toen zij aten, nam Jezus het brood, en gezegend hebbende, brak Hij het, en gaf het de discipelen, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam.
En Hij nam de drinkbeker, en gedankt hebbende, gaf hun die, zeggende: Drinkt allen daaruit;
Want dat is Mijn bloed, het bloed van het Nieuwe Testament, dat voor velen vergoten wordt, tot vergeving der zonden. (Z-o-n-d-e-n, zonden, Christenen die dingen verkeerd doen.)
65 Goed, maar luister, het negenentwintigste vers:
En Ik zeg u, dat Ik van nu aan niet zal drinken van deze vrucht van de wijnstok tot op die dag, wanneer Ik met u die nieuw zal drinken in het Koninkrijk Mijns Vaders.
66 Wat? Hetzelfde als wat Melchizédek deed, nadat Abraham zijn positie had ingenomen. Hij bracht zijn mannen in orde en won de strijd; en was thuis gekomen, en Melchizédek kwam met brood en wijn. Nadat de strijd voorbij is, dan zullen wij het bruiloftsmaal eten met de Here Jezus in de nieuwe wereld. O, gezegend zij de Naam van de Here.
67 Goed.
... de verborgenheid van Zijn wil, naar Zijn welbehagen,... (weer terug naar Efeze 9) hetwelk Hij voorgenomen had in Zichzelf.
Om in de bedeling van de volheid der tijden,...
68 En onthoud dat; we namen het juist door: Efeze, het eerste hoofdstuk vers 10.
Om in de bedeling van de volheid der tijden,...
69 Nu, we leerden dat de volheid der tijden waarop wacht? De volheid van alle tijden, de tijd dat de zonde zal ophouden, de tijd dat de dood er niet meer zal zijn, de tijd dat de ziekte zal verdwijnen, de tijd dat de zonde zal ophouden; de tijd waarin alle verdraaiingen en misvormde dingen die de duivel heeft misvormd zullen ophouden, wanneer de tijd zelf zal eindigen. Let op.
Om in de bedeling van de volheid der tijden, wederom alles tot één te vergaderen in Christus, beide wat in de hemel is, en wat op de aarde is. In Hem...
70 "Alles te vergaderen door Christus..." Zoals ik deze morgen zei: al die kleine goudklompjes die we vinden, deze juweeltjes, u kunt ze oppoetsen in Genesis, u kunt ze oppoetsen in Exodus, u kunt ze oppoetsen in Leviticus en zo verder door; en in Openbaring zullen ze uiteindelijk 'Jezus' blijken te zijn. Neem Jozef, neem Abraham, neem Izak, neem Jakob, neem David; neem elk van deze goudklompjes, die mannen van God, en zie of u niet Jezus Christus getoond ziet in elk van hen. "Om wederom alles tot één te vergaderen in Christus Jezus."
71 Nu wat verder, nu dat elfde vers:
... in Wie wij ook een erfdeel geworden zijn,...
72 O, een erfdeel! Iemand heeft u iets na te laten om te erven. Is dat waar? Een erfenis. Welk erfdeel hebben we dan? Welk erfdeel had ik? Ik had helemaal geen erfdeel, maar God liet mij wel een erfdeel na: toen Hij mijn naam zette in het boek des levens van het Lam vóór de grondlegging van de wereld.
73 "O," zegt u, "wacht een ogenblik broeder, Jezus deed dat toen Hij voor u stierf." Nee, dat deed Hij nooit: Jezus kwam om dat erfdeel voor mij te kopen. Leest u de volgende regel maar:
... in Wie wij ook een erfdeel geworden zijn, wij, die te voren verordineerd waren naar het voornemen van Hem, Die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil;
74 God, vóór de grondlegging van de wereld. Zoals wij het in de onderwijzing al met u mensen doornamen: hoe wij zagen dat God in Zichzelf bestaand was. Hoe dat er in Hem liefde was; dat het in Hem was om God te zijn. Er was niets om Hem te aanbidden. Het was in Hem om een Vader te zijn, er was... Hij was alleen. Het was in Hem om een Redder te zijn; niets verloren. Het was in Hem om een Geneesheer te zijn. Dat waren Zijn eigenschappen. Er was daar niets. Dus was Hij het Zelf Die naar Zijn eigen goede raad deze dingen voortbracht, opdat Hij door deze ene Mens, Christus Jezus, alles weer samen zou mogen brengen. O, ogen hebben niet gezien en oren niet... geen wonder dat het een geheimzinnig iets is.
75 Kijk, "heeft ons verordineerd tot dit erfdeel". Als ik een echte erfgenaam van iets ben, als God aan mijn hart klopt en zegt: "William Branham, Ik heb je een lange tijd geleden geroepen, vóór de grondlegging van de wereld, om het Evangelie te prediken..." Ik heb een erfdeel; een erfdeel van eeuwig leven. Nu, God zond Jezus om dat erfdeel werkelijk voor mij te maken, omdat er niets was wat ìk kon doen om het te beërven. Het was blanco, het was geldig; er was niets wat ik kon doen. Maar in de volheid der tijd zond God, op Zijn eigen welbehaaglijke tijd, Jezus, het Lam, geslacht voor de grondlegging van de wereld. En Zijn bloed werd gestort opdat ik tot mijn erfdeel mocht komen. Om wàt te zijn, welk erfdeel? Tot het zoonschap, om een zoon van God te zijn.
76 Nu, dit mag u misschien gewoon de adem benemen, maar wist u dat mensen, die zonen van God zijn, kleine goden zijn? Hoevelen hebben dat ooit geweten? Hoevelen weten dat Jezus dat zei? Jezus zei in de Bijbel: "Is er niet geschreven in uw wet: Ik heb gezegd: 'Gij zijt goden'? En als Hij hèn goden genoemd heeft..." Want God zei in Genesis 2 dat zij goden waren, omdat zij de volledige heerschappij hadden over de aarde. Hij gaf hem de heerschappij over alle dingen. En toen verloor hij zijn god-zijn, hij verloor zijn zoonschap, hij verloor zijn domein; en Satan nam het over... Maar broeder, wij wachten op de manifestatie van de zonen van God die terug zullen komen en het weer zullen overnemen. Wij wachten op de volheid der tijd, wanneer de piramide haar top bereikt en de volgroeide zonen Gods zullen worden gemanifesteerd, wanneer de kracht Gods naar voren zal treden (halleluja!), en elke macht die Satan heeft van hem af te nemen. Jazeker, het behoort Hem toe.
77 Hij is de Logos die van God uitging, dat is waar, dat was de Zoon van God. Toen maakte Hij de mens tot een kleine god. En Hij zei: "Als men hen goden genoemd heeft tot wie het Woord Gods gekomen is..." [Johannes 10:35 – Vert] de profeten, "als zij hen 'goden' noemen tot wie het Woord van God kwam..." God zei Zelf dat zij goden waren. Hij zei tegen Mozes: "Ik heb u tot een god gezet en heb Aäron uw profeet gemaakt." Amen! Whew! Ik gedraag mij misschien als een religieuze dwaas, maar ik ben het niet. O, als uw ogen open kunnen gaan en we deze dingen kunnen zien!
Goed. Hij maakte de mens tot een god, een god in zijn domein. En zijn domein strekt zich uit van zee tot zee en van kust tot kust. Hij heeft de macht erover.
78 En toen Jezus kwam, welke die ene God was zonder zonde, bewees Hij het. Toen de winden opstaken zei Hij: "Zwijg, wees stil!" Amen. En tot de boom sprak Hij: "Niemand ete meer van u."
79 "Voorwaar, zeg Ik u, u die kleine goden zijt, dat zo gij tot deze berg zou zeggen: Word opgeheven, en niet zou twijfelen in uw hart, maar zou geloven dat hetgeen u zegt geschieden zal, zo kunt u hebben wat u zegt."
80 Ga terug naar Genesis, naar het oorspronkelijke. Wat is het? Nu, de wereld en de natuur zucht, zij schreeuwt; alles is in beroering. Waarom? Om de manifestatie van de zonen Gods, wanneer ware zonen, geboren zonen, vervulde zonen, spreken en hun woord wordt bevestigd. Ik geloof dat wij op dit moment aan de rand ervan staan. Jazeker. Spreek tot deze berg, laat het zo zijn.
81 "Broeder, ik verlang hiernaar, dat dit en dat zal gebeuren; ik ben een gelovige in Jezus Christus."
82 "Ik geef het u in de Naam van de Here Jezus Christus." Amen. Daar is de manifestatie.
83 "O broeder, mijn oogst staat ginds te verbranden; ik heb helemaal geen regen gehad."
84 "Ik zal u regen zenden in de Naam van de Here God...?... zegene uw oogst." O, wachtend, zuchtend, de hele natuur wacht op de manifestatie van de zonen Gods. God bestemde het zo voor in den beginne! Hij gaf de mens de heerschappij.
85 Hij gaf Jezus Christus en Jezus gaf het in Zijn Naam, met deze verzekering: "Vraag de Vader iets in Mijn Naam, en Ik zal het doen." [Johannes 14:14.] O, broeder Palmer! Wachtend op de manifestatie van de zonen Gods, de positie, de gemeente!
86 Zoals ik al zei loopt de Efezebrief parallel aan het boek Jozua. Jozua bracht het volk op de plek waar het hoorde. Nu, als zij niet stil wilden staan, en hij had Efraïm hier geplaatst, en zei dat hij naar het land van Manasse liep. En deze ene zou ruzie makend en mopperend terugkomen, hoe zouden zij dan ooit verder komen? Wanneer de één zou zeggen: "Ik ben Baptist, ik ben Methodist, ik van Pinksteren, ik ben Eenheids, ik ben Tweeheids, ik ben Zus-en-zo..."? Hoe zult u zo ooit iets gaan bereiken? Sta stil!
87 God wil Zijn gemeente plaatsen, zonen en dochters van God. God, laat mij leven om dat te zien, is mijn gebed. Het is zo nabij dat ik het gewoon bijna met mijn handen kan voelen, lijkt het; het is er. Dat heb ik verlangd te zien. Ik heb gewacht op de tijd dat we, als we door de straat lopen en daar iemand zien liggen die van de schoot van zijn moeder af aan kreupel was...: "Zilver en goud heb ik niet..." [Handelingen 3:6.] O, wachtend op de manifestatie van de zonen Gods, halleluja! wanneer God Zich bekend zal maken; wanneer zij ziekte zullen stoppen, zij kanker zullen stoppen, zij ziekten zullen stoppen.
88 Denkt u dat kanker iets voorstelt? De Bijbel zei dat er een tijd zal komen dat de mensen zullen wegrotten in hun eigen vlees, dat de buizerds hun lichamen zullen eten, nog voordat ze sterven. Kanker is nog maar kiespijn vergeleken bij wat nog komt. Maar herinner u, dat die afschuwelijke zaak niet werd toegestaan om diegenen aan te raken in die dagen die het zegel van God hadden. Dat is waar wij nu naar streven: om binnen te komen, om op onze plaats te worden gezet in het Koninkrijk van God, vóórdat deze verschrikkelijke plagen toeslaan. O, hoe goed! De bedeling der tijd, de volheid der tijd; het erfdeel.
... in Wie wij ook een erfdeel geworden zijn, wij, die te voren verordineerd waren...
89 Hoe werd ons erfdeel ons gegeven, waardoor? Door voorbestemming. Voorbestemming is voorkennis. Hoe wist God dat Hij u kon vertrouwen om een prediker te zijn? Door Zijn voorkennis. Niet degene die wil, noch degene die loopt, of degene... Het is God Die Zich ontfermt. [Romeinen 9:16.] Dat is waar. Voorbestemming. Hij wist wat er in u zat. Hij wist wat er in u was, zelfs voordat u op de aarde kwam. Hij wist wat er in u was, zelfs voordat er ooit een aarde was waarop u zou komen. Dat is Hij, zo is de oneindige God, de Oneindige. Wij zijn eindig, wij kunnen alleen maar over tijdelijke dingen denken.
90 Het betekent zoveel voor mij, sinds dat met mij gebeurde; ik weet het niet. Als ik eraan terugdenk, dat ik daar stond, voor die paar vreugdevolle ogenblikken, en dacht: "Er is geen morgen." Er was geen gisteren, geen ziekte en geen verdriet. Er is niet een béétje blijdschap, of heel veel blijdschap; het is één en al blijdschap. O my. O, toen ik daar stond, vroeg ik: "Wat is dit?"
91 Die stem zei: "Dit is volmaakte liefde, en alles wat u ooit hebt liefgehad en alles wat u ooit heeft liefgehad, is hier nu bij u."
92 "En u zult ons aan de Here Jezus voorstellen wanneer Hij komt, als de zegetekenen van uw bediening." Ik zag die wonderschone vrouwen daar staan, die me allemaal vastpakten en riepen: "Mijn dierbare, geliefde broeder!" En ik zag die mannen met dat borstelige haar zo in hun nek, die kwamen aanlopen en mij beetpakten en zeiden: "Onze geliefde broeder!"
En ik dacht: "Wat betekent dit?"
Hij zei: "Dat is uw familie."
93 Ik zei: "Mijn familie? Zoveel Branhams konden er nooit zijn, het zijn er miljoenen."
94 Hij zei: "Het zijn uw bekeerlingen!" Halleluja. "Dit zijn uw bekeerlingen. Zij zijn degenen die zaten... Ziet u die vrouw die daar staat?" (De knapste vrouw die ik ooit heb gezien.) Hij zei: "Zij was over de negentig toen u haar tot Christus leidde. Geen wonder dat zij het uitriep: 'Mijn geliefde broeder.' Zij zal nooit meer oud worden. Ze heeft dat achter zich gelaten; zij is in de bloei van haar jeugd. Daar staat ze, zij kan geen koele dronk water drinken, ze heeft het niet nodig. Zij kan niet gaan liggen om wat te slapen, omdat zij niet vermoeid wordt. Hier is geen morgen, geen gisteren, helemaal niets daarvan. We zijn nu in de eeuwigheid. Maar op een heerlijke dag zal de Zoon van God komen en u zult worden geoordeeld overeenkomstig het Woord dat u hen hebt gepredikt." O broeder!
Ik zei: "Zal Paulus ook zijn groep moeten brengen?"
"Jazeker."
95 Ik zei: "Ik predikte precies zoals Paulus het verkondigde. Ik ben er nooit van afgeweken, ik heb er nooit welke kerkgeloofsbelijdenis of wat anders ook, bij gehaald. Ik bleef precies bij hetzelfde."
96 Toen riepen ze allen als in koor: "Dat weten wij! Daar zijn wij meer dan zeker van. U zult ons aan Hem voorstellen, en dan gaan we allen weer terug naar de aarde om voor immer te leven." O my!
97 En precies op dat moment begon ik weer tot mijzelf te komen. Ik keek. Daar op het bed zag ik mijn oude karkas, dat oud en rimpelig aan het worden was, opgetrokken, met ziekte en aanvechtingen. En ik zag mijn handen achter mijn hoofd, en ik dacht: "O, zal ik daar weer in terug moeten gaan?"
98 En ik bleef nog steeds die stem horen: "Blijf doorgaan! Blijf doorzetten!"
99 Ik zei: "Here, ik heb altijd geloofd in Goddelijke genezing, ik zal het blijven geloven. Maar ik zal me inspannen voor die zielen, moge U mij helpen. Ik zal er daar zoveel hebben die ik zal... Laat mij leven, Here, en ik zal nog een miljoen daarin brengen, als U mij slechts zult laten leven."
100 Het kan mij niet schelen welke kleur, van welke geloofsbelijdenis, welke nationaliteit, of wat ze ook zijn, zij zullen allen één zijn, wanneer ze daar komen. De oude grenzen hebben dan afgedaan. O, ik kan die vrouwen zien, zo knap, ik zag nog nooit... met lang haar over hun rug, lange jurken tot helemaal beneden. Ze liepen op blote voeten. Ik zag die mannen met ruig haar in hun nek, met rood haar, zwart haar, en allerlei andere kleuren. Ze sloegen hun armen om mij heen; ik kon ze voelen. Ik voelde hun handen. God is mijn Rechter, met dit heilige Boek open voor mij. Ik kon ze net zo voelen als ik nu mijn handen op mijn gezicht voel.
En ze sloegen hun armen om mij heen, maar geen gevoelens van vrouwen zoals dat nu zou zijn. Het maakt me niet uit hoe heilig u bent, wie u bent, wat voor een prediker u ook bent, of u een priester bent, of wat u ook zou mogen zijn. Er is geen man die een vrouw haar armen om hem heen kan laten slaan zonder menselijke gevoelens te ervaren. Dat is precies waar. Maar broeder, wanneer u overgegaan bent van hier naar ginds, dan is het daar niet op die manier. O my. Het is zo, ooh, er is... Het is onmogelijk! Het is één en al liefde. Alles is daar een echte 'broeder' zijn en alles is echt 'zuster'. Er is geen dood, geen verdriet, geen jaloezie, helemaal niets, niets daarvan kan daar binnengaan. Het is gewoon volmaaktheid. Dat is waarvoor ik strijd. Daarvoor zet ik dingen op hun plaats.
101 Ik zei: "O Here, dat is waarvoor ik hier in de gemeente ben, om te proberen de gemeente op orde te brengen." Ik vertel u, broeder en zuster, dat er maar één ding is wat ooit die plaats kan binnengaan; dat is volmaakte liefde. Het is niet omdat u trouw bent aan de Branham Tabernakel, of aan de Methodistenkerk of de Baptistenkerk. Die dingen zijn in orde, dat behoort u te zijn. Maar, o vrienden, u moet... Niet omdat u in tongen sprak of dat u danste in de Geest, niet omdat u duivelen hebt uitgeworpen of door geloof bergen hebt verzet, dat is allemaal in orde, dat is goed, maar toch, tenzij die werkelijke volmaakte liefde daar binnen is. Daar was volmaakte liefde. En dat is het enige wat u daar binnen zal laten. Dat is het enige wat daar kan blijven, het is het enige wat er daar was. O my! Het is een aanneming. God, voor de grondlegging der wereld.
102 Nu, laten we opschieten. Laten we hoe dan ook door dit ene hoofdstuk heenkomen, zo mogelijk, in de komende tien minuten.
... in Wie wij ook het erfdeel geworden zijn,... (Wat erven wij? Eeuwig leven!) wij, die te voren verordineerd waren...
Hoe? Begrijpt iedereen dat? Hebt u tot God geroepen? Nee, God riep u. Sommige mensen zeggen: "O, ik zocht God gewoon, en zocht God."
Nee. Geen mens heeft ooit God gezocht. Het is God Die de mens zoekt. Jezus zei: "Niemand kan tot Mij komen tenzij de Vader hem eerst trekt." Zie, het is de natuur van de mens om van God weg te lopen. En u zegt dat...
103 Maar dat is wat mij zorgen baart, als ik tot mensen predik; blijf niet doorgaan in dezelfde toestand als waarin u was. Verander nu! Hoor mij als ik het zeg, 'ZO SPREEKT DE HERE'. Ik heb mijzelf dit nooit genoemd, dat ben ik niet. Maar u noemt mij uw profeet of een profeet... De hele wereld gelooft het, over de hele wereld, miljoenen, miljoenen en nog eens miljoenen mensen. Ik heb direct en indirect gesproken tot tien- of twaalf miljoen mensen of nog meer, direct gesproken. Ik heb tienduizenden visioenen, tekenen en wonderen gezien en niet één ervan heeft ooit gefaald! Dat is waar. Hij heeft mij de dingen voorzegd. Nooit hebben ze gefaald. Steeds gebeurden ze precies zo. Ik daag iedereen uit om dat te beproeven, zeker. Ik beweer niet dat ik een profeet ben, maar luister naar mij.
104 ZO SPREEKT DE HERE: Er zal volmaakte liefde voor nodig zijn om u naar die plaats te brengen, want dat was alles wat daar was. Het maakt helemaal niet uit hoeveel religieuze handelingen u hebt tentoongespreid, hoeveel goede daden of wat u ook maar hebt gedaan. Dat zal op die dag helemaal niet meetellen; er zal volmaakte liefde voor nodig zijn. Dus wat u ook doet, leg al het andere opzij totdat u gewoon zó vervuld bent met de liefde van God, dat u hen kunt liefhebben die u haten.
105 Zoals ik vanmorgen al zei: wat ik ben, mijn hele opmaak is 'genade'. Een heleboel mensen zeggen: "Wel, als u mijn rug krabt, dan krab ik de uwe. Doet u iets voor mij dan doe ik iets voor u." Dat is geen genade. Genade is, dat als uw rug jeukt ik hem hoe dan ook zou krabben of u de mijne nu krabt of niet. Als u mij in het gezicht zou slaan en zou zeggen: "Mijn rug jeukt, hij moet gekrabd worden!" Dan zal ik hem krabben, ziet u, dat is het, doe iets. Ik geloof niet in werken. Ik geloof dat werken 'liefde' is. De werken zijn er de manifestatie van dat genade heeft plaats gevonden. Ik ben mijn vrouw niet trouw omdat ik bang ben dat zij anders echtscheiding zou aanvragen. Ik ben haar trouw omdat ik haar liefheb.
106 Ik predik het Evangelie niet omdat ik denk dat ik naar de hel zou gaan als ik het niet zou doen; ik predik het Evangelie omdat ik Hem liefheb. Zeker. Denkt u dat ik voor mijn plezier die woelige zeeën zou oversteken, om in die vliegtuigen heen en weer te worden geschud terwijl de weerlicht om je heen flitst en al het andere, en bijna elke minuut... en iedereen schreeuwt en de 'Ave Maria's' en alles klinken door het vliegtuig? Die mensen worden heen en weer geslingerd in hun veiligheidsgordels, terwijl de piloot meedeelt: "Er is nog benzine om vijftien minuten in de lucht te blijven; we weten niet waar we ons bevinden." Denkt u dat ik dat gewoon voor mijn plezier zou doen? Huh. Denkt u dat ik zomaar daar de oerwouden in zou gaan, waar Duitse soldaten elke avond zo hun armen om mij heen moesten slaan om mij veilig in en uit de samenkomst te laten gaan, tot de Heilige Geest wonderen begon te doen. Er zaten daar communisten met nachtkijkers om mij vanaf anderhalve kilometer afstand neer te schieten. Denkt u dat ik dat gewoon voor de aardigheid doe? Vanwege iets in mij: 'liefde'. Daar zijn menselijke wezens voor wie Christus stierf. Paulus zei: "Ik ben niet alleen bereid naar Jeruzalem te gaan, maar ik ga daarheen om gekruisigd te worden. Ik ga er heen om te sterven. Ik ga er heen om te sterven ter wille van de Here." Er is iets, liefde die u dringt, die het u laat doen. Dat is precies waar.
107 Als ik het Evangelie om geld zou prediken, als het zo zou zijn, dan zou ik vanavond niet twintigduizend dollar in de schuld hebben gestaan; dan zou ik niet zo in schuld staan. O nee, want dan zou ik wel wat hebben gehouden van de miljoenen die mij werden gegeven. Eén man, één man zond een F.B.I-agent met een postwissel van anderhalf miljoen dollar en ik zei: "Neem hem mee terug." Niet voor geld! Het gaat niet om geld. Ik predik het Evangelie niet om geld, niet dáárvoor.
108 Het is vanwege de liefde. Wat ik wil is, dat als ik straks de laatste adem heb uitgeblazen, wat over vijf minuten kan zijn, het kan over een uur of twee gebeurd zijn, of misschien over vijftig jaar, ik weet niet wanneer het zal zijn, maar wanneer het plaats vindt en ik daar aankom, dan wil ik hen in de bloei van hun jeugd zien komen en roepen: "Mijn geliefde broeder, mijn broeder!" Dat leeft er in mijn hart. Dat is de reden.
Ik probeer niet om het oneens met u te zijn, ik doe het niet om anders te zijn, maar ik probeer u op de weg te brengen die juist is. Dat is de weg naar binnen. Niet uw kerk, niet uw denominatie, maar uw geboorte in Christus. O my! Whew!
... in Wie wij ook een erfdeel geworden zijn, wij, die te voren verordineerd waren naar het voornemen van Hem, Die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil;
109 Luister. We gaan over enkele momenten sluiten. Luister nu goed voordat we sluiten.
Opdat wij zouden zijn tot prijs van Zijn heerlijkheid, wij, die eerst in Christus gehoopt hebben.
In Wie ook gij zijt,...
110 Let hier nu goed op. Trek uw jas maar aan, uw Evangeliejas, houd uw oren open en luister aandachtig. Ik ben bij het dertiende vers.
In Wie ook gij zijt, nadat gij het woord... gehoord hebt;... (Geloof komt door het horen van het Woord van... [De samenkomst zegt: "God."]) ... nadat gij het woord der waarheid,... gehoord hebt...
111 Wat is de waarheid? Het Woord van God. Is dat zo? In Johannes 17:17 (voor degenen die de Schriftgedeelten opschrijven) zei Jezus: "Heilig hen Vader, door de Waarheid; Uw woord is de Waarheid."
... nadat gij het woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer zaligheid gehoord hebt;...
112 Wat was die behoudenis waarover hij hen hier probeert te vertellen? Voorbestemd sinds de grondlegging der wereld (is dat juist?), tot de aanneming als zonen, voorbestemd tot eeuwig leven. Nu, nadat u het eeuwig leven binnen bent gekomen, nadat u bent gered, geheiligd en vervuld met de Heilige Geest, bent u zonen. Nu, God wil u op uw positie plaatsen, o, opdat u kunt werken voor Zijn Koninkrijk en Zijn eer.
113 Dat is het Evangelie. Dat is eerst luisteren naar het Woord: "Bekeert u en een ieder van u late zich dopen in de Naam van Jezus Christus tot vergeving der zonden." Al uw zonden worden weggenomen, terwijl u de Naam van de Here Jezus Christus aanroept, want het beloofde land... De belofte is voor elke bijwoner die op uw weg komt. Als u vanmorgen van huis ging als een zondaar met de gedachte: "Laat ik eens naar de Branham Tabernakel gaan", dan biedt God u vanavond de gelegenheid. Er is één ding dat tussen u en dit beloofde land ligt. Wat is het beloofde land? De Heilige Geest. Wat lag er tussen Jozua en het beloofde land? De Jordaan! Precies.
114 Mozes, die een type van Christus was, had de kinderen tot aan het beloofde land geleid. Toen nam Mozes de kinderen niet in het beloofde land. Jozua bracht het volk binnen en verdeelde het land. Jezus betaalde de prijs; leidde hen tot aan de Heilige Geest. Toen zond God de Heilige Geest neer en Hij zette de gemeente positioneel op orde, ieder vervullend met de tegenwoordigheid van Zijn Wezen. Ziet u wat ik bedoel? Alles in Christus Jezus, hoe God dit voorbestemde tot de roeping van dit Evangelie!
115 Paulus zei in Galaten 1:8: "Maar ook al zou een engel u iets anders komen verkondigen, die zij vervloekt!" De Waarheid, het Evangelie. Nu luister aandachtig als we verder lezen en het vers afmaken:
... het Evangelie uwer zaligheid,... in Wie gij ook,... (Luister goed.) nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met de Heilige Geest der belofte;
116 In de laatste dagen, zegt de Bijbel... Nu, let op. In de laatste dagen zullen er twee klassen mensen zijn. De ene zal het zegel van God gaan hebben en de andere het merkteken van het beest. Is dat juist? Hoeveel weten dat? Welnu, als het zegel van God het zegel is, als het zegel van God de Heilige Geest is, dan is het niet hebben van de Heilige Geest het merkteken van het beest. Voorts zegt de Bijbel ons dat die twee geesten zozeer op elkaar zouden lijken, dat het – ware het mogelijk – ook de uitverkorenen zelf zouden verleiden. Dat zal echter nooit gebeuren, want zij werden uitverkoren tot eeuwig leven. Zie? De gemeente gaat net zo gewoon...
117 Tien maagden gingen uit om de Here te ontmoeten, allen geheiligd, allen heilig, elk van hen was geheiligd. Vijf talmden echter en lieten hun lampen uitgaan. Vijf hadden olie in hun lampen. "En ziet, de Bruidegom komt." Toen gingen de vijf die olie in hun lampen hadden naar binnen, naar het bruiloftsmaal en werden de anderen buiten gelaten, waar geween en weeklacht is en tandengeknars. Wees gereed, want u weet niet het moment dat de Here komt. Wat stelt olie in de Bijbel voor? De Heilige Geest.
118 Nu, als u vandaag Zevendedags adventisten-broeders bent, die zegt dat de zevende dag het zegel Gods is, kom met één Schriftgedeelte om het te bewijzen. De Bijbel zegt dat het zegel van God de Heilige Geest is. Let hierop. Let nu op in het dertiende vers:
... nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met de Heilige Geest der belofte;
119 Sla nu even op, Efeze 4:30, ik geloof dat dat het is. Zie of we het niet krijgen in 4:30, zie of het niet hetzelfde is. Efeze het vierde hoofdstuk, vers 30. Ja, hier is het, 4:30:
En bedroeft de Heilige Geest Gods niet, door Welke gij verzegeld zijt tot de dag der verlossing.
120 Hoelang? Wanneer u echt, werkelijk de Heilige Geest ontvangt, hoelang zal het dan voor u duren? Tot de volgende opwekking? Totdat grootmoeder uw pad kruist? Totdat de baas u uitscheldt? Tot de dag van uw verlossing! Halleluja!
121 Nadat u bent gestorven, nadat u bent overgegaan naar dat land, en u daar bij uw geliefden staat, bent u nog steeds vervuld met de Heilige Geest. De Schrift... U bent precies zoals u nu bent, alleen bent u overgegaan in een ander lichaam. U bent gewoon van woning veranderd. Deze woning werd oud; u kon er de dakpannen niet meer op krijgen, de balken en latten waren verrot... (Zo is het.) Daarom dankte u het oude gewoon af, u liet het verrotten en verhuisde naar een nieuwe woning. Is dat waar? "Indien de aardse tent waarin wij wonen wordt afgebroken, hebben wij er een die wacht."
122 Kunt u zich nog herinneren dat ik dat onlangs met u doornam? Wanneer de kleine baby wordt gevormd in de schoot van de moeder, en zijn spiertjes schoppen en springen en tekeer gaan... Maar zodra de moeder de baby baart, en de baby ter wereld komt, is het eerste wat er gebeurt, dat er een geestelijk lichaam is om dat kleine natuurlijke lichaam te nemen. Misschien geeft de dokter hem een [Broeder Branham klapt in zijn handen – Vert] zoals dat, of iets om hem een schok te geven, en dan: "Whaa-whaa-whaa." En onmiddellijk zal hij regelrecht de borst van die moeder zoeken en "um-um", zijn kleine hoofdje op en neer bewegen tegen de borst van de moeder, om te maken dat de melkklieren hun melk gaan geven.
123 Zodra een kalfje geboren is uit zijn moeder, zal hij al na een paar minuten omhoog komen op zijn knietjes. Wat zal hij doen? Hij komt meteen in beweging, vindt de moeder en begint zijn kleine kopje op en neer te schudden en krijgt zijn melk! Halleluja! Ja zeker.
124 Wanneer dit natuurlijke lichaam hier op aarde komt, is er een geestelijk lichaam dat daar op hem wacht.
125 En wanneer dit natuurlijke lichaam ter aarde valt (halleluja!) dan wacht er een daarginds! Wij bewegen slechts van het ene naar het andere; wij veranderen van woonplaats. Dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen. Dit geestelijke, dit vergankelijke doet onvergankelijkheid aan. Dit oude gerimpelde, vervormde, gebogen lichaam, maar het zal zijn uiterlijk totaal niet veranderen. Ik bedoel, dat wanneer het ginds komt, u nog steeds dezelfde geest zult hebben.
126 Laat mij u iets vertellen wat u misschien wat verwarrend toeklinkt, maar het is de Bijbel. Daarna zal ik u iets geven wat het weer voor u uit de war haalt. Let op deze. Toen de oude Saul, de koning, de oude grote denominatieprediker daar in die tijd, weet u, die met hoofd en schouders boven hen allen uitstak... en hij was bang. Hij wist niets af van het bovennatuurlijke. David moest komen om het lam te bevrijden uit de muil van de leeuw, Goliath te doden. Let op hem. Hij ging zover weg van God, dat hij deze kleine heilige roller-prediker ging haten. In plaats van voor hem te zijn en te proberen hem te helpen, keerde hij zich tegen hem. Als dat niet precies het beeld is, precies het beeld. Hij keerde zich volkomen van hem af!
127 Hoeveel waren hier toen ik vertrok voor mijn eerste reis en predikte over David die Goliath versloeg, toen ik wegging? Velen, sommigen, een paar oudgedienden. Ik sta nu op het punt om opnieuw op dezelfde wijze te vertrekken. Herinnert u zich wat net vorige week zondag naar voren kwam? Het gaat regelrecht over in een andere fase. Davids tweede campagne, de tweede fase van zijn bediening. Dat is precies juist. Het was dat hij toen koning werd over Israël. Let erop, dat de bediening nu overgaat in een grotere fase, die grootser naar voren komt. Zo was het ook bij David.
Nu, let hierop hoe hij opkwam, David, o, toen God David daar naar voren liet komen om de leeuw te verslaan, merk op, en de beer te verslaan, en toen de Filistijn te verslaan... Nu, er kwam een tijd dat God een boze geest over deze oude knaap liet komen. En nu, waarvoor? Om David te haten. En ik geloof...
128 Nu, deze geluidsbanden. Luister broeders, u die deze banden hoort. Als u het niet met mij eens bent, vergeef mij dan. Ziet u, ik heb u lief en ik zal u hoe dan ook ginds gaan ontmoeten. Zie? Want ik zal u, als u een man van God bent, hoe dan ook daar ontmoeten. Maar ik wil dit zeggen: hier is de reden. Gewoon omdat Saul zag dat David iets had wat hij niet had. Wat gebeurde er toen?
129 Een klein oud rossig, opgeschoten... De Bijbel zegt dat hij 'rossig' was. Dat was niet zo'n erg knap kind, 'rossig' is gewoon een oud gedrongen kereltje. En hij ging daarheen en Saul... Toen hij Sauls wapenrusting aandeed, ik kan me voorstellen dat het schild helemaal tot over zijn voeten zakte. Hij zei: "Trek mij dat gedoe maar uit." (Wel, misschien heeft hij hem wel een doctorsgraad gegeven, een Ph.D. of LL.D of zoiets, weet u.) Hij zei: "Ik weet niets over dit gedoe, want ik heb het niet beproefd. Laat mij gewoon iets nemen waarvan ik weet dat ik het ermee kan doen." Jazeker, hij nam de slinger.
130 En het maakte David [Broeder Branham bedoelt Saul – Vert] razend, omdat de dochters, de kerken, zongen: "Saul heeft weliswaar zijn duizenden verslagen, maar David versloeg zijn tienduizenden."
131 Toen werd hij jaloers. "Dat gedoe over de Naam van Jezus, dat heeft helemaal niets te betekenen." Zo is het. En wat deed God toen met hem? God zond een boze geest op hem – dat is precies wat er gebeurde – om David te haten. En hij haatte David zonder reden.
132 David had al een paar maal zijn nek om kunnen draaien. Hij had het kunnen doen. Maar hij liet het gewoon begaan. Hij zei er nooit niets over. Hij had het zeker kunnen doen. Op een nacht sneed hij zelfs de slip van zijn jas af. Hij kwam terug en zei: "Kijk eens! Ziet u dat?" Jazeker, hij had het kunnen doen, maar hij liet hem gewoon begaan. Hij had hij heel z'n samenkomst kunnen breken en verstrooien en een organisatie voor zichzelf kunnen beginnen, als hij dat had gewild. Maar hij deed het niet, hij liet Saul gewoon begaan. Hij liet God de strijd strijden. Ja zeker.
133 Naarmate hij verder ging en de campagne teneinde begon te lopen kreeg die boze geest zo'n greep op Saul dat hij geen antwoord meer van God kon krijgen. Niet lang daarna was de Geest van de Here geheel van hem geweken. En oude Samuël, degene die zij hadden afgewezen, degene die in werkelijkheid voor hen de stem van God was, die tot hen sprak nog voordat het zelfs in hen was opgekomen dat ze wilden handelen als de wereld...
134 Hoe kan dit dat de gemeente zich wil gedragen zoals de wereld? Waarom willen Pinkstermensen, die gedoopt zijn, en Methodisten, die de ervaring van de Heilige Geest hebben, Baptisten en Presbyterianen zich gedragen als de wereld? Waarom doen zij het? Ik weet het niet. Ik kan het gewoon niet begrijpen. U zegt: "Wel, het is zo leuk om poker te spelen, gewoon voor een beetje plezier, met maar een centen inleg", of hoe u dat ook noemt. Het is een zonde! U behoorde dat soort dingen niet in uw huis te hebben. "Ach het kan geen kwaad dit kleine glaasje bier daar te nemen. Uh, we namen er maar een paar. Mijn vrouw en ik nemen er 's middags een paar." Maar voor u het weet nemen uw kinderen er ook een paar! Zo zeker als wat!
135 En u vrouwen, hmm. De duivel heeft een.. Dat is wat hij in het begin heeft gedaan, en hij heeft zeker een doelwit van u gemaakt, zusters. Hij doet dat gewoon om... want hij weet wat hij kan doen. Hij kan een vrouw duizendmaal sneller verleiden dan een man. Ik weet dat dit uw gevoelens kwetst, maar dat is de waarheid. Dat is beslist juist. Dat is wat hij deed in de Hof van Eden. Hij kan maken... Nu, zij was eerlijk, ze was oprecht, maar ze was misleid. "Adam werd niet misleid", zegt de Bijbel. Hij werd niet misleid, maar zij werd misleid. Dus hij kan haar misleiden. En toch zullen voorgangers doorgaan met het aanstellen van vrouwelijke predikers en ze over samenkomsten te stellen zoals dat, terwijl deze Bijbel het veroordeelt van Genesis tot Openbaring. U zegt: "Wel, dat is best in orde, het is goed; ze hebben... Ze kunnen net zo goed prediken als wie dan ook." Ik weet dat het waar is.
136 Zoals iemand eens in tongen begon te spreken; ik bleef gewoon doorgaan met prediken. En toen ik naar buiten was gegaan, zei een vrouw tegen mijn zoon: "Ik heb morgenavond een boodschap om te geven, wanneer uw vader op het podium komt."
Hij zei: "Wel, een boodschap, hoe bedoelt u?"
137 En die avond toen ik bijna klaar was en op het punt stond de uitnodiging te doen, maakte zij haar haar in orde, trok haar kousen op, enzovoort, maakte zich gereed en sprong op, midden in de zaal, en begon op en neer te springen, in tongen te spreken en te profeteren. Ik bleef gewoon doorgaan met prediken en deed mijn uitnodiging. Wel, ik had er werkelijk helemaal geen ontzag voor. Het was niet in orde.
Dus toen... Wel, de Bijbel zegt om dit niet te doen. Er staat: "De geesten der profeten zijn aan de profeten onderworpen." God is op het... Als God op het podium aan het spreken is, laat Hem dan spreken. Paulus zei: "Als iemand iets wordt geopenbaard, laat hem dan zwijgen tot de ander klaar is." Dat is waar.
138 Nu, toen ik daarna buiten kwam, zeiden deze mensen, een grote groep mensen: "U bedroefde de Heilige Geest vanavond."
Ik zei: "Waarmee? Wat heb ik gedaan?"
139 Ze zeiden: "Wel, toen die zuster die boodschap gaf, halleluja, en zei dat..."
"Wel," zei ik, "ik was aan het prediken. Zij was uit de orde."
140 "O," zeiden ze, "maar dat kwam rechtstreeks van de troon Gods, dat is frisser dan wat u predikte." Ha.
141 Nu dat toont alleen... Dat toont dat dit òf – en ik zeg dit met het oog op u – òf krankzinnigheid, òf oneerbiedigheid, òf een gebrekkige onderwijzing is, die niet meer van God weet dan een konijn weet van sneeuwschoenen. Nu, dat... Ik zeg dat niet om een dwaze opmerking te maken, want dit is geen plaats om grappen te maken. Maar dat is precies de waarheid. Iemand zou moeten weten dat God geen auteur is van verwarring. Hij is vrede. De Bijbel kennen zij niet. Alles wat zij weten te doen is op en neer springen, in tongen spreken en zeggen: "Ik heb de Heilige Geest. Halleluja!"
142 Ik heb er in Afrika bij gestaan en gezien hoe toverdokters en zo spraken, waarbij er vijfduizend tegelijkertijd op en neer sprongen, met bloed over hun hele gezicht, terwijl ze in tongen spraken en bloed dronken uit een menselijke schedel; de duivel aanroepend en in tongen sprekend.
143 En toch ís spreken in tongen een gave van God, maar dat is niet het onfeilbare bewijs van de Heilige Geest. Laat mij u dat nu vertellen. Ik geloof dat alle geïnspireerde heiligen in tongen spreken. Ik geloof dat een mens soms door God zo wordt geïnspireerd, dat je in tongen begint te spreken; ik geloof dat. Maar ik geloof niet dat dat enig teken is dat u de Heilige Geest hebt ontvangen. Ja zeker. Ik geloof dat er tijden zijn dat je geloof hebt, iemand, dat je regelrecht op een klein kind af kan lopen dat een kankergezwel heeft en het de handen opleggen, terwijl er al vijftig predikers voor hebben gebeden, en dat het genezen zou worden, omdat die moeder geloof heeft voor dat kind. God heeft het aan haar gegeven; zij is een lid van het lichaam van Christus. Jazeker, ik geloof dat. Ik heb dat zien gebeuren; en ik weet dat dat waar is. Maar wat het is, is de gemeente op orde te krijgen, op orde te zetten, zodat we kunnen werken.
144 Nu, laten we de rest van dit vers hier afmaken, voordat we gaan.
... gij... nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met de Heilige Geest der belofte;
145 Zegel, wat is het zegel? Wat is een zegel? Het eerste wat een zegel toont, is dat het een werk is dat is voltooid; een voltooid werk. Vervolgens duidt het op eigendomsrecht. En verder toont het ook 'veiligheid'. Het bewaart.
146 Stel, bijvoorbeeld, ik werkte vroeger voor de Pennsylvania Spoorwegen; ik werkte samen met mijn vader op de spoorwegen. Wij laadden daar wagons. En we laadden ze; hier bij dit inpakbedrijf; we moesten er blikken inladen. En we zetten hier wat op en daar wat onder, en sommige ergens hier. Maar voordat die wagon werd verzegeld, liep de inspecteur erdoor, en hij duwde ertegen; hij stootte tegen deze en schudde tegen die... "Aw, afgekeurd! Ze zullen allemaal in stukken breken voor zij daar aankomen. Afgekeurd! Haal ze eruit; doe het opnieuw." De inspecteur keurde de wagon af.
147 De Heilige Geest is die Inspecteur. Hij schudt u een beetje, en u rammelt... "Gelooft u het hele Woord van God?" "Ik geloof niet in dat oude Jezus' Naam gedoe." Afgekeurd; u rammelt! Zie? "Ik geloof niet in Goddelijke genezing en in niets van dat soort dingen." U rammelt nog steeds, neem ze eruit. "Gelooft u dat Jezus Christus gisteren en heden Dezelfde is?" "Wel, in zekere zin." U rammelt. Schop het eruit, u bent nog niet gereed. Beslist.
148 Broeder, wanneer het gereed is "Amen" te zeggen. "Hebt u de Heilige Geest ontvangen?" "Amen!" "Is alles gereed?" "Amen." Wat doet de Inspecteur dan? Als alles goed en stevig is ingepakt, vol van het Evangelie: "O, elk Woord van God is goed, alles is perfect. Ik geloof elk Woord. Amen. Amen. Amen." "Gelooft u dat God nog steeds geneest?" "Amen." "Gelooft u dat Jezus Christus Dezelfde is, gisteren, heden en in eeuwigheid?" "Amen." "Gelooft u dat de Heilige Geest net zo werkelijk is, als Hij ooit was?" "Amen." "Gelooft u dat dezelfde Geest Die op Paulus viel op ons valt?" "Amen." "Gelooft u dat Hij precies dezelfde dingen bij ons doet die Hij ook bij hen deed?" "Amen." O, nu komt de zaak vast te zitten, er komt nu stevigheid in. Wij zijn klaar om de deur te sluiten. Goed.
149 Dan sluit de inspecteur de deur. Wat doet hij? Hij plaatst er een zegel op. Dan gaat hij hierheen, pakt ergens zo'n kleine buigtang, en pakt ergens anders dit kleine ding en dan verzegelt hij dat. U kunt dat maar beter niet verbreken! Als de bestemming van die wagon Boston is, kan het niet worden verbroken... U zou gerechtelijk vervolgd kunnen worden als u dat zegel zou verbreken voordat het in Boston aankomt. En iemand die daartoe bevoegd is kan dat zegel verbreken, en hij alleen. Zo is het. Het is het bezit van die en die spoorwegmaatschappij. Het is hun zegel. Het is hun zekerheid dat deze wagon is ingepakt, dat deze wagen gereed is. Hij behoort aan hen. Zij konden de B&O niet op de Pennsylvania zetten. U moet verzegeld zijn, en wanneer het verzegeld is...
150 En wanneer een Christen volgeladen is met het Evangelie; vervuld met de goedheid van God, als al de goede dingen van God in hem zijn, als hij met een open hart gereed is om te werken, gewillig is om zijn plaats in te nemen en alles te doen wat de Heilige Geest hem zegt te doen; als hij is overgegaan van dood in leven, geheiligd is en zich heeft afgezonderd van al de dingen van de wereld en wandelt in het licht naarmate het licht tot hem komt, steeds doortrekkend; hij is gereed. Dan sluit God de deur van de wereld achter hem, gooit haar in het slot en verzegelt hem met de Heilige Geest der belofte. Halleluja! Hoelang? Tot aan zijn eindbestemming. Probeer hem daar buiten op de spoorbaan niet open te breken om daar nog eens te zien of alles toch wel in orde is. Het is in orde, laat hem gewoon gaan, de inspecteur heeft hem al geïnspecteerd! Hoelang bent u dan verzegeld? Tot de dag van uw verlossing. Dat is hoelang u verzegeld bent.
151 "Maar als je sterft, broeder Branham, hoe is het nadat je bent gestorven? Zei u, dat je het dan nog steeds hebt?" U hebt het voor immer. Waar begint het leven? Bij het altaar. Daar ziet u er al meteen een klein stukje afschaduwing van. Die schaduw is het zegel van de Heilige Geest. Dan is dat nog maar de schaduw van de schaduw van de schaduw, zoals ik onlangs zei. Maar wanneer u sterft, dan blijft u door deze schaduwen gaan, totdat u als het ware in een vochtige atmosfeer komt en het van die vochtigheid tot een klein sijpelend bronnetje wordt. Van een bron tot een beek; van een beek tot een rivier, van een rivier tot een oceaan (zie?) van de liefde van God. U bent nog steeds dezelfde persoon.
152 Kijk eens hier. Oude Saul, de oude teruggevallene. Hij kon niet doorbreken tot God; toch was hij niet verloren, dat was hij zeker niet. Hij was een profeet, maar hij raakte gewoon buiten God. Dat is ook de reden broeders, dat ik u zei: "U bent niet verloren." Dus herinner u dan, dat hij gewoon uit de wil van God ging; dus dan is het eerste wat er gebeurde, dat hij niet wilde instemmen. Nu, misschien had ik dat niet moeten zeggen. Goed, ik ga vanavond gewoon door voor een gelukkige samenkomst. Dus toen, weet u, ging hij als eerste, o my. naar de Urim en Thummim.
153 U weet wat de Urim en Thummim was, het was de borstlap, de efod die Aäron droeg. En het is altijd zo geweest dat God een bovennatuurlijk God was, Die antwoordde op bovennatuurlijke wijzen. En als een profeet profeteerde en dat mystieke schijnsel kwam niet over die Urim en Thummim, dan was hij verkeerd. Als een dromer zijn droom vertelde en het lichtte niet op op die Urim en Thummim, ongeacht hoe goed het klonk, dan was het fout. Dat is waar.
154 En het maakt mij ook niet zo erg veel uit hoeveel doctorstitels u hebt of hoe groot uw organisatie is. Als u profeteert of predikt en het is niet overeenkomstig dit Woord, dan bent u fout, broeder. Dit is Gods Urim en Thummim. Als u beweert dat u niet werd voorbestemd vóór de grondlegging der wereld, dan zal zij niet oplichten, omdat de Bijbel zei dat u dat wel bent. [Efeze 1:4 – Vert] Wanneer u zegt dat u behoorde te worden gedoopt in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, dan zal het niet oplichten, omdat niemand in de Bijbel ooit op die wijze werd gedoopt; alleen in de Naam van de Here Jezus. Het zal niet oplichten, dus is er ergens iets fout.
155 Dus de Urim en Thummim antwoordde de oude koning Saul niet meer en hij kon zelfs geen droom meer krijgen. Hij was zover heen dat hij zelfs geen droom meer kon krijgen. Dus weet u wat hij toen deed? Hij ging naar de heks, en deze oude heks, de oude duivelsdokter daar, toverdokter... En hij zei: "Kunt u waarzeggen?"
156 Zij zei: "Ja, maar Saul heeft gezegd dat hij iedereen zou doden die waarzeggerij zou plegen."
157 Hij zei: "Ik zal u beschermen." Hij was gekleed als een gewone soldaat. Hij zei: "Wil mij waarzeggen en breng iemand voor mij op uit de wereld der doden die is heengegaan naar het hiernamaals." Nu, luister hiernaar. "Laat de geest van Samuël, de profeet, voor mij opkomen."
158 Ze ging haar waarzeggerij bedrijven, en toen ze dat deed, viel ze op haar aangezicht en zei: "Ik zie goden opkomen." Ziet u, zij was een heidense, "goden", het waren er twee of drie, zoals Vader, Zoon en Heilige Geest, iets in die richting, weet u. Ze zei: "Ik zie goden opkomen."
159 Zei: "Beschrijf hem. Hoe ziet hij eruit? Hoe is zijn gestalte?"
160 Ze zei: "Hij is mager en hij heeft een mantel over zijn schouders." Hij was niet veranderd.
161 Hij zei: "Dat is Samuël; breng hem in deze kamer, breng hem hier voor mij."
162 En let op. Toen Samuël voor Saul verscheen, zei hij: "Waarom hebt u mij geroepen, ziende dat u een vijand van God bent geworden?" En let op. Niet alleen was hij nog steeds Samuël; hij bezat nog steeds de geest der profetie. Zeg dat het niet waar is; laat iemand maar zeggen dat het fout is. Het is de waarheid. Hij was nog steeds een profeet. Want hij zei, hij profeteerde en zei: "De strijd gaat tegen u, morgen, en gij met uw zonen zullen morgen vallen in de strijd, en morgen omstreeks deze tijd zult u bij mij zijn." Is dat waar? Hij was nog steeds een profeet!
"Wel," zegt u, "o, maar dat was een heks die dat deed!"
163 Goed, dan zal ik u er Eén noemen Die geen heks was. Jezus nam Petrus, Jakobus en Johannes mee, en ging eens de Berg der Verheerlijking op, en Hij stond daar bovenop de berg. En Jezus, God plaatste Zijn Zoon, zoals wat ik probeer... onlangs 's avonds zei, over het 'plaatsen van een zoon'. En toen ze daar stonden keken zij rond en bemerkten dat Mozes en Elia daar stonden. Zij waren in gesprek en onderhielden zich met elkaar, niet als witte vlaggetjes die daar ronddreven, of witte wolkjes bedoel ik, die ronddreven, maar het waren mannen die spraken. Mozes was al achthonderd jaar daarvoor begraven in een ongemarkeerd graf. En Elia was vijfhonderd jaar daarvoor naar huis gegaan in een strijdwagen. En hier stonden ze allebei, net zo levend als dat ze ooit levend waren, met Hem te spreken, voordat Hij naar Golgotha ging. Halleluja! "Verzegeld tot de dag van onze verlossing..."
164 Ik zal voortmaken en dan zullen we gaan sluiten, omdat het laat is en we zullen bidden voor de zieken, over nog ongeveer vijf minuten. Veertiende vers...?... terwijl u het dertiende vers overleest als achtergrond:
In Wie ook gij zijt, nadat gij het woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer zaligheid gehoord hebt;...
165 Nu, onthoud, wat voor zaligheid hadden zij? Deze waren... dit waren Christenen uit Efeze. Zij... Nu kijk, Hebt u gelet op de Korinthiërs? Hij moest hun altijd zeggen: "Wanneer ik bij u kom dan heeft de één een tong, een ander heeft een tong, een heeft een psalm; een heeft profetie en een heeft..." Zie, hij kon hun niets leren, omdat zij altijd dit, dat, of wat anders verlangden. Deze mensen hadden hetzelfde, maar zij hadden het op orde. Hij heeft de Korinthiërs nooit dergelijke dingen onderwezen; dat kon hij niet. De gemeente was nog niet op orde om het te onderwijzen. Nu, hij kon déze mensen de werkelijke zaak leren.
... uwer zaligheid...; in Wie gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met de Heilige Geest der belofte;
Die het onderpand is... (O, laat mij dat niet voorbij gaan.) het onderpand... van onze erfenis, tot de verkregen verlossing, tot prijs van Zijn heerlijkheid. (Whew.)
166 Wat is de Heilige Geest? Nu, dan zal ik de rest ervan heel snel lezen, als u het zolang met mij wilt volhouden. Waar hadden we het onlangs 's avonds over, broeder Mike? Waar ze allemaal gelukkig waren, o, alles was vrede; dat was volmaakte liefde. Nu, iedere keer dat u verder deze kant opkomt, komt u wat verder neer, neer... Elke keer dat u een stap doet, komt u een paar centimeter dichterbij. Als het neerkomt op de aarde, heeft u een schaduw van de schaduw van de schaduw der schaduwen. Nu, dat is hoeveel Heilige Geest u in u hebt. Dat is liefde, maar o, u dorst naar iets.
167 O, zouden mensen niet, zoals oude, oude mensen... Wat zou ik graag terug willen gaan om weer vijftien te zijn, of twintig. O, ik zou er alles voor geven. Wat voor goed zou het me doen? Ik zou vijftien kunnen zijn en toch vanavond kunnen sterven. Het is onzeker. Wat als u nu vijftien jaar oud was, hoe zou u weten of uw moeder nog zou leven als u thuiskwam? Hoe zou u weten óf u nog thuis zou komen? Hoe zou u weten of u morgen nog leeft, al bent u twaalf jaar oud en in volmaakte gezondheid? U zou gedood kunnen worden in een ongeluk, dood kunnen vallen, er zou van alles met u kunnen gebeuren. Onzeker, zie, er is hier niets zeker. Maar u verlangt daarnaar. Wat is het? Het is dat daarboven, wat u ernaar laat verlangen.
168 Nu, u treedt hier binnen, dan hebt u eeuwig leven. Wat laat het gebeuren? Het is het 'onderpand'.
169 Wat is de aanbetaling voor iets? Wel, als ik bij u kom om een auto te kopen, dan vraag ik: "Wat kost die auto?"
170 U zegt: "Deze auto, broeder Branham, kost u drieduizend dollar."
"Wat is de aanbetaling?"
"Wel, ik zal hem u laten hebben voor vijfhonderd dollar."
171 "Goed, hier is de vijfhonderd dollar. Ik zal u de rest te zijner tijd brengen, zo gauw ik kan. U houdt de auto vast." Ik geef u alvast vijfhonderd dollar, dat is het onderpand. Is dat juist?
172 Nu, houd dat even vast, dat is het 'onderpand', de 'aanbetaling'.
... nadat gij... zijt verzegeld geworden met de... Geest der belofte;... de Geest der belofte,... nadat gij... zijt verzegeld geworden...
Die... is... (Wat, wat is dit zegel der belofte, de Heilige Geest die werd beloofd?) Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verkregen verlossing...
173 Wat is het? Het is een onderpand. En broeder, oooooh, als dit de aanbetaling is, wat zal het dan gaan zijn wanneer we daar komen? Wat zal het gaan zijn? Als dit de... als dit waar wij ons nu in verheugen ons al zo blij maakt dat... Ik heb mannen zien komen van negentig jaar oud, die gewoon nauwelijks konden...
174 Ik zag een oude prediker op een avond, die opstond en zo naar het podium kwam. Ik dacht: "Zal die oude man gaan prediken?"
175 Hij zei: "Wel, prijs de Here!" Een oude kleurling, met een heel grote lange predikersjas aan.
176 Ik zei: "Waarom lieten ze niet een paar van die jonge predikers spreken? Die oude man, hoe kan hij ooit prediken?"
177 Hij zei: "Wel, broeders," zei hij, "vandaag heb ik de hele dag de broeders horen prediken over wat Jezus op aarde deed. Ik ga u vertellen wat Hij deed in de hemel." Hij zei: "Ik zal mijn tekst vanavond nemen uit Job 7:27 [Broeder Branham bedoelt 38:7 – Vert], toen het nog ver voor de grondlegging der wereld was, toen Hij zei: 'Waar waart gij... toen de morgensterren tezamen vrolijk zongen, en al de kinderen Gods juichten?'" En zo ging hij door. Hij zei: "Weet u, er gebeurde daar iets... Er was daar iets aan de gang." Hij zei: "Weet u..." En hij begon naar voren te brengen wat er plaats vond in de hemel. Hij ging zo verder tot de horizontale regenboog bij de tweede komst van Christus.
Tegen die tijd viel de Heilige Geest op hem. Nu, ze hadden de oude baas eerst moeten helpen, hij was ongeveer vijfennegentig jaar oud. Hij was zo ongeveer als dit, helemaal voorover gebogen, en hij had nog maar zo'n klein randje haar, weet u. Kwam daar en begon te prediken en riep: "Woepie, halleluja! Glorie!" Hij begon op en neer te springen en zei: "O, jullie hebben hier niet genoeg ruimte voor mij om te prediken!" Hij sprong zo op en neer zo hard als hij maar kon. En dat is nog maar het onderpand. O!
178 Wat doet de Heilige Geest? O, hier is een goede plaats; laat ik het eerste vers van het volgende hoofdstuk even lezen. Is dat goed? Zeg: "Amen." [De gemeente zegt: "Amen!"] Goed; het eerste vers van het tweede hoofdstuk, heel vlug. Luister:
En daar gij... u... En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden;
179 "U heeft Hij levend gemaakt." Wat betekent: levend gemaakt? Levend gemaakt. U stond op het punt om onder te gaan, maar Hij wekte u op door de aanbetaling! Wat zal het dan zijn wanneer u werkelijk het volle dividend in handen krijgt? ...?... O! Geen wonder dat Paulus zei, toen hij was opgenomen in de derde hemel: "Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen: al wat God bereid heeft (in voorraad) voor hen die Hem liefhebben." Wat zal dat zijn? Over een onuitsprekelijke vreugde gesproken, vol heerlijkheid! Whew. Umm. U die eens dood was door zonden en misdaden, heeft Hij mede levend gemaakt door de schaduw van de schaduw van de schaduwen. Wat zal het dan gaan zijn, wanneer u komt tot de schaduw van de schaduwen en dan in de schaduwen, en van de schaduwen in de beek, van de beek in de rivier en van de rivier in de oceaan?
180 En wat zal het zijn wanneer u helemaal daarginds bent gekomen, in de verlossing met een splinternieuw lichaam, en dat u weer helemaal terug bent tot een jonge man of een jonge vrouw; u zult nooit meer sterven. En u kijkt naar beneden op de aarde en dan denkt u: "Ik zou mij echt kunnen verheugen in wat druiven en wat heerlijk koel water, maar weet u, ik heb het hier niet nodig." Maar op een dag zal Jezus komen en dit engelachtige lichaam, deze theofanie waarin ik leef, zal niet meer komen door de schoot van een vrouw; het zal niet meer komen door seksueel verlangen. Maar omdat Hij werd geboren zonder seksueel verlangen, zal ik evenzo zonder dat worden opgewekt. En Hij zal op een dag spreken en de doden in Christus zullen opstaan. En dat lichaam waarin ik eens leefde, zal worden opgewekt tot een verheerlijkt lichaam en ik zal wandelen, en ik zal spreken, en ik zal leven, en ik zal genieten (halleluja!), ik zal...?... tot de tijden die zullen komen, door Jezus Christus onze Here! Daar hebt u het, broeder; dat is het Evangelie!
181 "Daarom ook ik..." Paulus vertelt nu wat hij is. Ik zal de rest hiervan lezen, en dan bidden we voor de zieken. "Tot de verkregen... dit is het onderpand tot de verkregen verlossing, tot prijs van Zijn heerlijkheid."
Daarom ook ik, gehoord hebbende het geloof... (Ik hoorde dat u deze dingen geloofde; ik hoorde dat u werkelijk geloofde in voorbestemming, eeuwig leven, en redding, enzovoort...) in de Heere Jezus, dat onder u is, en de liefde tot al de heiligen,
Houd niet op voor u te danken, u gedenkende in mijn gebeden;
Opdat de God van onze Heere Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u geve de Geest der wijsheid en der openbaring in Zijn kennis; (Opdat Hij gewoon door blijft gaan met Zich heel de tijd aan u te openbaren. Opwassend van genade tot genade, van kracht tot kracht, van heerlijkheid tot heerlijkheid. Niet terugvallend, maar voortgaande van heerlijkheid tot heerlijkheid. Ik zal voor u blijven bidden.)
Namelijk verlichte ogen van uw verstand,...
182 Umm. Weet u, en de Bijbel zei dat u blind was en het niet wist. Maar Paulus zei hier, dat hij zou gaan bidden voor u om 'verlichte ogen uws verstands'. Iets 'verstaan' doet u met uw hart. Daar spreekt hij over. U kijkt met uw oog, maar u ziet met uw hart. U weet dat. Goed. "Opdat de God der heerlijkheid..." Even kijken, dat... het achttiende vers:
Namelijk verlichte ogen van uw verstand, opdat gij moogt weten, welke de hoop van Zijn roeping is, en welke de rijkdom der heerlijkheid van Zijn erfenis is in de heiligen;
En welke de uitnemende grootheid van Zijn kracht is aan ons, (Whew! Zegt men dat de kracht verdwenen is? De kracht is zelfs nog niet gekomen!) die geloven, naar de werking van de sterkte Zijner macht,
"U, die hebt geloofd in de werking van Zijn machtige kracht, ik bid gewoon dat God Zijn kracht op u zal uitgieten." Zie?
Die Hij gewerkt heeft in Christus, toen Hij Hem uit de doden heeft opgewekt; en heeft Hem gezet aan Zijn rechterhand in de hemel;
Ver boven alle overheid, en macht, en kracht, en heerschappij, en alle naam, die genaamd wordt,...
183 Oooooh. Want... Nee, ik doe het maar beter niet. We konden daar zeker de rest van de nacht over blijven spreken.
... alle naam, die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende;
184 Wat is alle... wat is 'alle naam', elke naam van elk persoon zal de Naam dragen van wat? [De samenkomst zegt: "Jezus." – Vert] De hele hemel wordt Jezus genoemd. De hele gemeente wordt Jezus genoemd. Alles wordt Jezus genoemd. Want dat is de enige Naam die God ooit had. Hij wordt ook Jehova genoemd; Jehova Jireh: de Here heeft in een offer voorzien; Jehova Rapha: de Here Die u geneest; Jehova, de Here is onze Banier, Manasse. En Jehova... verschillende Jehova-namen. Hij wordt de Morgenster genoemd. Hij wordt Vader genoemd, Hij wordt Zoon genoemd, Hij wordt Heilige Geest genoemd. Hij wordt Alfa genoemd, Hij word Omega genoemd; Hij wordt het Begin genoemd, Hij wordt het Einde genoemd. Hij wordt de Wijnstok genoemd, o, Hij wordt gewoon met allerlei soorten titels aangeduid, maar Hij had één Naam!
185 Dat is waarover Mattheüs sprak, toen hij zei: "Gaat dan henen, en onderwijst al de volken, en doopt hen in de Naam... (niet namen) in de Naam van de Vader, Zoon en Heilige Geest." 'Vader' is geen naam, 'Zoon' is geen naam en 'Heilige Geest' is geen naam. Het zijn titels die bij een Naam horen. Het is de benaming van drie eigenschappen, die bij één God behoren. Wat was Zijn Naam? De engel zei: "Gij zult Hem de naam [De samenkomst zegt: "Jezus" – Vert] geven, want Hij is het Die Zijn volk zal redden van hun zonden." [Mattheüs 1:21 – Vert] Dat is de reden dat ze in de Bijbel allemaal op die wijze doopten. Dat is de wijze waarop Augustinus de koning van Engeland doopte, misschien honderdvijftig of tweehonderd jaar na de dood van Christus: 'in de Naam van Jezus Christus'. In orde.
Ver boven... overheid,... macht,... kracht,... heerschappij, en alle naam, die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende;
En heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen, en heeft Hem de Gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen;
Welke Zijn lichaam is,...
186 Nu, als mijn lichaam de macht heeft over alle dingen, dan betekent 'mijn lichaam': dat wat ik ben. Klopt dat? Dat is wat ik ben. Dat is de manier waarop u mij kent. Is dat waar? Nu dan, alles wat God was, goot Hij uit in Jezus, want Hij was de volheid van de Godheid lichamelijk. Is dat waar? En alles wat Jezus was, goot Hij uit in de gemeente. Hij zei: "De werken die Ik doe, zult gij ook doen en grotere nog dan deze, want Ik ga tot de Vader."
Welke Zijn lichaam is, en de vervulling van Hem, Die alles in allen vervult.
187 O, wat heb ik dat lief! Wat houd ik daarvan! Ik las onlangs een boek dat werd geschreven over een reis die ik als prediker maakte naar Afrika. Ik had het nog nooit eerder gelezen. Hoeveel hebben het boek gelezen: "Een profeet bezoekt Zuid-Afrika"? Daarin keek ik naar een kleine Indiase jongen. Hoeveel hebben die foto gezien?
188 Een bepaalde evangelist hoorde ik vertellen dat hij al vijftien jaar of meer voor de zieken had gebeden. Hij zei: "Ik heb nog nooit in mijn leven een wonder zien gebeuren." Hij zei: "Ik heb wel gezien dat mensen die zeiden dat ze hoofdpijn hadden, gezond werden en dat mensen die zeiden dat ze buikpijn en zo hadden, gezond werden. Maar een wonder, iets dat schiep iets maakte..."
189 Ik dacht: "Die jongen had daar moeten staan om het te zien." Het been van die Indiase jongen was nog slechts ongeveer zo dun, het ene. andere was een normaal been, zoals een normaal menselijk wezen heeft. En als u op zijn beugel let, daar was zijn schoen ongeveer vijfendertig of achtendertig centimeter hoger, zoals dit. Onderaan zat een ijzeren plaat en bovenaan zat zijn schoen vast aan twee lange staande standaards. Hij kwam naar mij toelopen. Ze brachten hem daar boven. Hij had twee krukken. Hij nam deze zware ijzeren schoen en zette zich daarop zo af. Ik keek naar zijn been, het was niet meer dan ongeveer zo dik.
190 Nu, die mensen zijn mohammedaan. Herinnert u zich nog vorige zondag toen ik u voorlas wat de kranten moesten schrijven? Ik heb het nu zelf bij me; het komt uit Afrika. Het werd mij door een teruggekeerde zendeling opgestuurd, broeder Stricker. Dat is het artikel over hoe Billy Graham moest inbinden. Dat is juist. Daar dreven die Mohammedanen hem regelrecht de zee in. Wat is er aan de hand? De zendelingen verlaten het veld. Wat heeft het voor zin om nog langer te blijven? Zij zijn gewoon verslagen.
191 Ik heb Billy Graham lief. Ik geloof dat hij een wonderbare man van God is. Maar waar Billy Graham hem had moeten aanvallen en had moeten zeggen: "Wacht eens even..." Als een paar van deze eigenzinnige Baptisten het hem tenminste zouden hebben laten doen, geloof ik dat hij het zou hebben gedaan; ik geloof dat Billy Graham een man van God is. Als hij zou hebben gezegd: "Wacht eens even, ik ben een prediker van het Evangelie. U gelooft in het Oude Testament, maar u zegt dat Jezus slechts een mens was? Dan daag ik u uit voor een debat." Ik geloof niet in het aannemen van uitdagingen van de duivel, o nee. Maar ik zou hem terug hebben uitgedaagd en gezegd hebben: "Laten u en ik eens samenkomen; ik ben een doctor in de godgeleerdheid." (Billy Graham is een doctor in de godgeleerdheid.) "Laat mij u hierover uitdagen, en laat mij u bewijzen dat Jezus de Christus was. Nu, wat Goddelijke genezing betreft, die gave bezit ik niet, maar er zijn een paar broeders die het wel hebben. Nu, als u de mensen naar daar en daar wilt laten komen, laat mij dan gewoon even één van hen roepen. Oral Roberts of zo iemand, iemand die een grote bediening heeft, die hier ook werkelijk zou komen. Kom daarheen, en dan zult u zien wat er plaats vindt, en zeggen: 'Christendom is toch niet wat we dachten dat het was.'"
192 Nu, iedereen voelt zich in de steek gelaten, want hij liep gewoon weg liet hem achter. Natuurlijk geloof ik niet dat u zich door een duivel moet laten uitdagen. Ik heb hem ook wel als het ware in zijn gezicht gespuwd om dan bij hem vandaan te lopen. Dat is waar. Maar wanneer het komt tot zo'n moment, dan had Billy kunnen maken dat die Mohammedaan zich zo klein als een onkruidje zouden hebben gevoeld. Hij had de Bijbel kunnen nemen, Jesaja 9:6 en kunnen zeggen: "Over wie sprak hij dit: 'Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven'? Wie was deze Man? Wie was dit, over wie hij sprak? Wie was deze Profeet, Wie was deze Messias Die zou komen? Toon mij waar Hij Zich bekendmaakte in Mohammed... 'Om onze overtredingen werd Hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld, de straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem en door Zijn striemen is ons genezing geworden.' Toon het mij in Mohammed. Hoe riep Hij het uit: 'Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?' Er staat: 'Ze hebben Mijn handen en voeten doorboord...' enzovoort. Toon het mij door uw eigen woord, uw eigen testament." Hij zou die Mohammedaan zozeer hebben verslagen dat hij niet zou hebben geweten hoe hij het had. Dat is waar.
193 Maar toen de krant zich moest omkeren, was dat pijnlijk... wat mijn hart deed opspringen. Er stond: "Hoewel Billy moest inbinden en bakzeil halen, hoe konden de Mohammedanen zeggen dat het verkeerd was," schreven ze, "want toen de eerwaarde William Branham in Durban (Zuid-Afrika) was, gebeurde onomstotelijk wonder op wonder, met Goddelijke kracht. terwijl tienduizend Mohammedanen ter aarde vielen in één keer en hun leven overgaven aan Jezus Christus." Absoluut, zij weten ervan. Die fundamentalisten weten erover, vertel mij niets.
194 Eens kwam er iemand tot Jezus die zei: "Rabbi!" U weet dat hij een Farizeeër was. Hij zei: "Wij weten dat Gij een Leraar zijt van God gekomen. Wij weten het. Wij weten het, want niemand kan die tekenen doen die Gij doet, tenzij God met Hem is. Wij begrijpen het. Wij weten het, maar we kunnen het gewoon niet belijden (zie?), want als we dat doen, wel, dan worden we uit onze kerk gezet. Dan zullen wij ons aanzien verliezen." En dus zei Jezus... begon hem te vertellen dat hij wederom geboren moest worden.
195 Nu, wat die Mohammedaanse jongen betreft, toen hij daar stond; daar is zijn foto. De camera zal geen leugen verkondigen. Daar staat hij, het ene been zoveel korter, zo'n vijfendertig centimeter, dan het andere, staande op die ijzeren schoen. Ik zei tegen hem: "Spreek je Engels?"
196 "Nee meneer." Hij kon geen Engels spreken. De tolk zei: "Hij spreekt geen Engels."
"Hoelang ben je al zo?" De tolk vroeg het hem.
"Sinds mijn geboorte."
"Kun je dat been wel bewegen?"
"Nee meneer."
"Geloof je in Jezus Christus?"
Hij zei: "Ik ben een Mohammedaan."
Ik zei: "Wil je Jezus Christus aannemen, als Hij je gezond zal maken?"
197 "Ik zal Jezus Christus als mijn Redder aannemen als Hij mij gezond zal maken."
198 "Als Hij het zo in orde zal maken, dat je ene been weer net zo wordt als het andere, zal je Hem dan aanvaarden?"
"Ja."
199 Dacht: "God, wat wilt Gij doen?" Dat was het volgende. Alle vragen waren beantwoord. Broeder Mike, dat is het gevoel. Ik zal gewoon een ogenblik wachten om te zien wat Hij zou gaan zeggen. Ik keek daarheen; ik zag de jongen gaan alsof hij zo langs de zijmuur wegwandelde; ik zei: "Hoevelen van u Mohammedanen zullen Hem aanvaarden? Hier staat een Mohammedaanse jongen, kijk naar hem, daar staat hij." Ik zei: "U dokters, wilt u naar hem komen kijken? Daar staat hij." O, dan weet u waar u aan toe bent. Zie, u weet waar u staat. Niemand... Hier stond hij.
200 Ik zei: "Loop deze kant op, zoon." En ze haalden hem, daar kwam hij: tjoemp, tjoemp. Ik zei: "Hij lijkt wel dertig of vijfendertig centimeter korter." Ongeveer zo veel.
"Ja."
201 Ik zei: "Maar Jezus Christus, de Zoon van God, kan hem gezond maken. Zult u, Mohammedanen, dan geloven en Hem aannemen als uw persoonlijke Redder?"
202 Duizenden van die donkere handen werden zo omhoog gestoken. "O, Here, nu is het de tijd." Ik zei: "Hemelse Vader, als U mij ooit antwoordde, antwoord mij dan nu; dit is voor Uw glorie; dit is voor U. Ik bid dat U deze jongen gezond zult maken." Op die manier bad ik voor hem.
203 Ik zei: "Doe je schoen uit." Hij keek mij heel vreemd aan, de tolk. Ik zei: "Doe je schoen uit." Hij maakte de veters los. Omdat ik dat visioen had gezien, wist ik wat er zou gebeuren. Hij deed dat ding af, pakte hem op en kwam naar mij toelopen, met beide benen helemaal normaal; hij kwam op beide benen recht op mij af. Ik zei: "Wil je niet heen en weer lopen?"
204 Hij begon te huilen toen hij heen en weer liep; hij wist niet wat hij moest doen. Terwijl hij zo liep, riep hij: "O Allah, Allah."
Ik zei: "Jezus, Jezus!"
Oooh. "O, Jezus, Jezus", toen. "Jezus, Jezus!" Op die manier.
Ik zei: "Zijn er nog vragen, enige vragen?"
205 Julius Stadsklev, hoeveel kennen hem? Broeder Stadsklev kwam hier naar de gemeente. Hij vertrok pas naar Duitsland. Zie? Hij zei: "Even een ogenblikje, broeder Branham, even een ogenblikje." Zei: "Om snel een fotograaf te halen, dan zal ik een foto van hem maken?"
Ik zei: "Ga je gang."
206 "Loop naar hier zet je schoen zo." En zo stond hij; ze namen de foto van de jongen, met beide benen zo normaal en recht als het maar kon. Daar stonden zijn oude schoen en beugel zo.
207 Ik zei: "Hoeveel van u Mohammedanen verwerpen nu Mohammed als profeet en geloven dat Jezus de Zoon van God is en aanvaarden Hem als uw persoonlijke Redder?" En tienduizend handen werden opgestoken! Halleluja! Ze willen geen...
208 Ze proberen het achter te houden, omdat wij 'heilige rollers' zijn, zoals ze ons noemen. Ziet u? Het maakt niet uit, God beweegt en is bezig Zijn gemeente te plaatsen. En Hij doet dit op buitengewoon overvloedige wijze, boven alles wat wij ooit zouden kunnen doen of denken. Hij is evenzeer God vanavond, als Hij het ooit is geweest.
209 Dus kleine vrienden, laat mij u nu meteen iets zeggen. Mijn geliefde, dierbare mensen, u hier in dit land en de anderen in het geluidsbandenland, overzee of waar u ook bent, wees niet bevreesd. Alles is in orde. Vader God wist voor de grondlegging van de wereld alles wat er zou gaan gebeuren. Alles werkt precies mede. Hebt u Hem lief? Houd uw hart zuiver!
210 En bedenk, als deze adem van dit leven overgaat, tot u oude mensen, of tot u jonge mensen... En u, moeders, als u uw kleine baby'tje ziet, dat kleine baby-meisje dat stierf toen ze nog geen acht dagen oud was, of nog geen vijf dagen oud, ze zal een mooie jonge vrouw zijn wanneer u haar ziet. Die oude grootvader was zo gekromd dat hij nauwelijks nog kon zien waar hij ging; als u hem straks ziet, grootmoeder, dan zal hij een fijne knappe jongeman zijn, even jong als toen hij zo'n twintig jaar oud was; gewoon in de kracht van zijn jeugd. En zo zal hij voor altijd zijn. U kunt zijn hand aanraken, u kunt hem een hand geven. U kunt uw armen om hem heenslaan, maar hij zal niet meer 'mannie' zijn; hij zal 'broeder' zijn. O my, hij zal iets zoveel groters zijn dan 'mannie'... Denkt u dat u hem liefhad? Zeker deed u dat. Maar dat was nog maar phileo-liefde; wacht maar eens tot u agape-liefde krijgt. Wacht tot die werkelijke, Goddelijke liefde komt, en kijk dan eens wat dàt is. Dit hier is niet veel meer dan een oude smeulende vuilstortplaats; het is niet goed, het is niets waard. Het enige wat ik u nu adviseer om te doen is dit, mijn vrienden...
211 Wat later zal ik... Zou u graag willen dat ik ook die andere twee hoofdstukken nog een keer doorneem? De Here... Ik moet nu gewoon een beetje rusten voor Chautauqua.
Nu, in die samenkomsten kan ik deze dingen niet prediken. Er zijn daar teveel on-... teveel verschillende geloofsrichtingen. Zie? Dit is slechts voor de gemeente alleen. Zie? Ik kan niet prediken... Maar hier heb ik het recht om te prediken wat ik maar wil. Dit is mijn tabernakel, zie, en ú vertel ik het. Nu, ik geloof dat die mensen gered zijn. Zeker, dat geloof ik. Maar o, hoeveel meer is het om te lopen, als u weet waar u loopt. Hoeveel beter is het om te weten wat u doet, ziet u, in plaats van voort te wankelen en te strompelen. Laten wij gewoon rechtop in het licht staan en wandelen in het licht en weten waarheen u op weg bent. Zo is het. De Here moge met u zijn.
212 En als ieder van u hierbinnen nu, die nog niet op zijn positie is geplaatst... U mag misschien niets dan een huisvrouw zijn. Wel, u zegt: "Broeder Branham, ik heb nog nooit iets in mijn leven gedaan. Ik ben geen prediker." Wel, misschien bracht God u hier om een gezin met kinderen op te voeden. Misschien komt uit die kinderen een ander gezin voort, waarvan een van de kinderen een prediker zal zijn die miljoenen zielen tot Christus zal brengen. U moest hier zijn. U bent hier met een doel. Wist u dat?
213 "Wel," zegt u, "alles wat ik ooit heb gedaan was dat ik harde kluiten aarde heb geëgd. En ik stopte vroeg in de avond, en wist niet hoe ik mijn kinderen een bestaan kon verschaffen. Ik keek naar de arme, kleine makkers, zonder schoenen aan. Ik heb zitten huilen. Ik had een oud rijtuigje en daar gingen mamma en ik altijd mee naar de samenkomst." Maak u geen zorgen, broeder. Blijf Hem gewoon liefhebben. Hij heeft een doel voor u. Blijf gewoon precies op die wijze zoals u bent. Blijf gewoon rechtdoor gaan. Zie? U mag misschien nooit een prediking prediken. Maar u zou de overgrootvader kunnen zijn van iemand die dat wel zal doen.
214 Wist u dat God het toerekende (Even kijken, hoe heette hij?) aan Levi dat hij tienden betaalde toen hij nog in de lendenen van Abraham was, toen Melchizédek hem ontmoette? [Hebreeën 7:1–10 – Vert] Hoevelen weten dat? Laten we eens kijken. Abraham gewoon Izak, Izak gewon Jakob en Jakob gewon Levi; dat was vader, grootvader en overgrootvader... Toen hij nog in zijn lendenen was, in het zaad van zijn overgrootvader, rekende de Bijbel hem toe dat hij tienden betaalde aan Melchizédek. O, my, my, my, my, broeder! O, ik ben...
215 Er was een kleine Engelsman die daar in Engeland op een avond tot bekering kwam en die steeds maar uitriep: "O, ik ben zo gelukkig [Broeder Branham zegt "hoppy" in plaats van "happy" – Vert], ik ben zo gelukkig!"
216 Ja, zo gelukkig om te weten dat dat waar is! En op een of andere heerlijke dag, ik weet niet wanneer die dag zal zijn, maar als dat een visioen was, ik zeg niet dat ik hier was... Houd altijd dit in gedachten, en laten de bandenluisteraars hetzelfde doen. Of ik in een visioen was of meegenomen in de geest, ik weet het niet. Maar het was net zo werkelijk als dat ik nu mijn broeder Neville beetpak; zo werkelijk was het. Ik kon naar ze kijken en met deze mensen spreken. En daar stond mijn eerste vrouw. Maar zij riep niet: "Mijn man"; ze zei: "Mijn dierbare broeder..."
217 Ook stond daar een meisje met wie ik jaren geleden bevriend was. Misschien zitten hier vanavond nog familieleden van haar; Alice Lewis uit Utica, een erg fijn koninklijk Christenmeisje. Ze trouwde toen ze al wat ouder was en stierf bij de geboorte van haar eerste baby, Alice Lewis. Ik ging naar de rouwkamer om haar te zien. Ik kwam net thuis; ik hoorde dat zij was gestorven. Ik liep er binnen, maar er was niemand in de kamer. Ik zei: "Is hier misschien ook ene mevrouw, mevrouw..." haar naam was Emmerke? Ze trouwde met een fijne Christenjongen, en zij een fijn Christenmeisje. Ik ben overal met dat meisje heen geweest, naar allerlei plaatsen en van alles, nog als kinderen, achttien, negentien jaar oud, overal. Een fijne Christin. Ik heb nooit iets anders over haar geweten dan dat zij een echte Christin was. En ik was een zondaar. Maar ik ging met haar. Ik liep naar... En haar man was een wedergeboren Christen, een echte man. En ik wist het niet; ik wist dat ze was overleden. Ik had het in de krant gelezen. En ik ging erheen; zij vertelden het me. Ik ging daar naar Coots, en ik zei: "Heeft u hier ene mevrouw Emmerke?" Hij zei: "Billy, ze ligt precies daar in de kamer."
218 Ik ging erheen en daar stond ik, naast de kist. Ik dacht: "Alice, ik ben in de donkerste kerkers geweest, ik ben langs donkere wegen gegaan. Jij en ik hebben samen langs de wegen gewandeld en reden samen aan de overkant langs de rivier. (Ze hadden toen nog die oude plezierboten.) Wij gingen dan ergens zitten en luisterden als er op zo'n 'calliope-orgel' werd gespeeld. Heen en weer door de lanen, wat een dame was jij. Wat dank ik God voor jouw leven. Rust, mijn dierbare zuster, rust in de vrede van God."
219 En toen ik onlangs 's nachts dat visioen kreeg, kwam zij daar snel op mij toelopen. Ze zei: "O, mijn gezegende broeder!" En ze sloeg haar armen om mij heen. Oooh, mijn broeder en zuster, dat heeft mij veranderd. Ik kan nooit meer dezelfde zijn. Het is zo werkelijk! Het is gewoon net zo reëel als dat ik naar u zit te kijken. Zo werkelijk is het. Dus daar bestaat geen vrees. Misschien sterf ik voordat deze avond voorbij is.
220 Ik wil mijn kleine jongen opvoeden, die daar achterin zit, Jozef. Ik wil hem achter de preekstoel zien, wanneer ik deze Bijbel kan nemen... Wanneer ik tot een plaats kom dat ik Jozef achter de preekstoel zal zien staan, predikend als een jongeman, vervuld met de Heilige Geest, gezalfd met de Geest van God op hem... En ik geloof dat hij een profeet zal zijn. De dag dat ik hem zag, zes jaar voordat hij geboren werd, u herinnert zich dat ik vertelde dat hij zou komen. Herinner u, toen ik hem daar opving naast het altaar, niet wetend wat ik zei tijdens het opdragen van baby's, dat ik zei: "Jozef, gij zijt een profeet."
221 En onlangs, toen ik buiten in de tuin stond, kwam hij naar mij toe en zei: "Pappie, heeft Jezus net zo'n hand als u?"
En ik zei: "Wel, ja, jongen. Hoezo?"
222 Hij zei: "Ik zat op mijn fiets. Ik keek of Sara (dat is z'n jongste zusje) al thuiskwam van school." Hij zat daarbuiten; ik wilde hem niet de straat op laten gaan, dus zat hij daar zo achterover. Hij zei: "Ik keek omhoog en toen ik dat deed was er een hand, net als de uwe, met een witte mouw, en die was over mij uitgestoken. En", zei hij, "toen ging hij naar boven." Hij zei: "Was dat Jezus' hand die naar boven ging?" Ik keek naar moeder en moeder keek mij aan. We gingen naar mevrouw Wood. Waar ze ook is, ze zit hier. We onderwierpen hem aan een kruisverhoor; van alle kanten en op elke manier die we konden. Het was een visioen. Hij zag het. Wanneer ik de tijd kan zien dat de kleine Jozef daar staat... Ik hoop dat ik zo lang mag leven dat ik hem getrouwd zie, als Jezus toeft te komen.
223 En ik ben een oude man; de grijze bakkebaarden hangen hier in mijn nek. Ik heb gezonden... Ik zou nog twee of drie miljoen zielen méér tot Christus willen brengen, als ik mogelijkerwijs kan. Ik ben vastbesloten om het Evangelie te prediken in alle hoeken van de aarde, jazeker. Zo helpe mij, God, dan zal ik het doen. O, wanneer ik die tijd kan zien komen, broeder Mike!
224 Ik kan de tijd zien bij mama, Meda noem ik haar, mijn lieveling... Zie, zij is... Wij worden oud. Ik zie haar haar grijs worden. Ik zie dat wij minder worden, dat wij achteruit gaan.
225 Rebekah; ik ben zo dankbaar voor Rebekah. Haar muziekleraar zei me onlangs 's avonds: "My, als zij zo volhoudt, broeder Branham, dan is het moeilijk te zeggen wat zij zal kunnen bereiken." Kijk, zij gaat door in de muziek. Ik wil dat zij, en ik wil... Ik wil Sarah achter het orgel, Becky aan de piano; ik wil Jozef achter de preekstoel.
226 Als ik dat kan zien gebeuren, en ik dan samen met mama op een avond binnen kan komen strompelen, ik op mijn oude wandelstok, verder langs de weg, en ik naar binnen kan kijken en mijn zoon daar kan zien staan, die daar onder de zalving van de Heilige Geest ditzelfde Evangelie predikt, dan wil ik dit oude Boek nemen en zeggen: "Zoon, hier is hij, hij is van jou. Blijf erbij; sluit over geen enkel Woord ervan een compromis. Blijf hier precies bij, beste jongen. Maak je verder geen zorgen. Het maakt niet uit wie er tegen je is, wie ertegen is, God zal vóór je zijn. Predik elk Woord precies op de wijze dat het hierin geschreven staat en papa zal je terugzien aan de overkant van de rivier."
Ik zou graag mijn arm om mijn vrouw heenslaan, haar in mijn armen nemen en zo de Jordaan oversteken.
227 Tot die tijd, God, laat mij op het veld blijven, getrouw. Laat mij... Het maakt mij niet uit hoe hoog de prijs is, of hoeveel, wat ik doe, of dit, dat of nog wat. Laat mij loyaal en trouw blijven aan het Woord van de levende God, opdat wanneer die dag komt en ik daar moet oversteken, ik naar de overkant kan kijken en zeggen: "Daar bent u, o, mijn dierbare vriend, mijn dierbare broeder en mijn dierbare zuster."
228 Jonge prediker, ga het veld op, blijf in de wapenrusting. U jonge predikers en al die anderen, blijf niet rondhangen. Blijf daar niet zomaar zitten 'nietsdoen'! Ga uit en win een ziel. Doe iets. Sta op. Zet u in beweging. Stop niet, jonge prediker daar; God zegene u.
229 Hij doet mij denken aan de tijd dat ik ook ongeveer zo oud was. Ik geloof dat ik nog een beetje jonger was dan hij. Ik was nog maar een jaar of twintig toen ik daar die hoeksteen legde. Ik herinner me nog dat ik meestal een blauwe jas droeg en een witte broek. Ik stond daar en legde die hoeksteen. Dat is ongeveer eenendertig jaar geleden. Ziet u hoe oud ik toen was? Ik was nog maar een jongen, toen ik daar stond en die hoeksteen legde. Ik heb over niet één Woord ooit een compromis gesloten. Ik heb het precies zo gehouden als toen ik die hoeksteen legde. Daar ligt nog steeds mijn getuigenis, zoals ik het op het schutblad van mijn Bijbel schreef, en ik scheurde het eruit en legde het in die hoeksteen; en het ligt daar nog steeds. En moge het geschreven staan op de bladzijden van Gods eeuwige Woord in de hemel. Moge ik tot aan het einde trouw standhouden.
230 Laten we onze hoofden buigen voor even een ogenblik van gebed, als afsluiting van deze avond, als afsluiting van dit ene hoofdstuk, wat niet is waar u recht op had. U had ook het andere gehad moeten hebben, hoe hij verdergaat en de gemeente op haar plaats zet. Ik zal het u nog eens brengen, zo God wil. Ik moet nu even een korte tijd rust nemen voor ik naar Chautauqua ga, naar opnieuw een andere grote samenkomst, om vandaar over te steken naar Oklahoma, van daaruit verder naar Klamath Falls, dan van Klamath Falls door naar Californië, naar Yakima. Ik zal niet terug zijn dan komende 15 augustus.
231 Maar kijk, laat mij u iets vragen, als er iets zou gebeuren met u of met mij, of als ik, voordat die tijd komt, de rivier zou oversteken naar dat land, of als u voor die tijd zou oversteken naar dat land, voelt u de verzekerdheid vanavond dat wij elkaar in die plaats zullen ontmoeten? Als u dat voelt, steek dan uw hand op en zeg: "Ik voel de verzekerdheid in mijn hart." God zegene uw hart. God zegene u. Als er hier iemand is die de verzekerdheid niet voelt dat zij daar zouden zijn, en die zou willen zeggen: "Gedenk mij, broeder Branham, dat ik die zekerheid zal hebben", steek dan uw hand op. "Ik wil daar ook zijn." God zegene u, dame. God zegene u.
232 Onze hemelse Vader, wij brengen deze samenkomst tot U vanavond, elke hand, voor zover ik weet, was omhoog. Allen behalve één persoon, een dierbare ziel die hierachter zit, die een beetje bezorgd is of zij over zou kunnen steken naar het land, waar er genoeg echte goddelijke liefde in haar hart is, in het hart van die dierbare vrouw, dat zij tot dat land zou komen als zij vanavond zou sterven: zou het haar bezorgde ziel in dat beloofde land van God trekken?
233 Vader in de hemel, terwijl ik hier in deze kansel heb gestaan en heb gepredikt, en gezweet, en gehuild, en gesmeekt, en overreed, laat mij U vanavond nog eenmaal meer vragen, Here, laat mij vragen voor mijn zuster daar achter; God, plaats vanavond in haar hart die goddelijke liefde, die Heilige Geest van God, die vrede die alle verstand te boven gaat, dat zij Uw Geest zou ontvangen, verzegeld mag worden door de Heilige Geest tot die dag. Ik wil haar zien, Here, wanneer wij de brug oversteken. Als het is... als het mijn voorrecht is om over te steken, als wat U mij getoond hebt echt is, en ik daar oversteek, dan wil ik haar daar ontmoeten, en haar aan zien komen lopen en mij bij de hand grijpen en zeggen: "Mijn dierbare broeder, het was die avond dat Iets mij vertelde om mijn hand op te steken toen u klaar was met het prediken over het boek Efeze. Ik stak mijn hand op en daarna gebeurde er iets met mij. Hier ben ik. Ik ben nu voor altijd jong." God sta het die dierbare toe.
234 Dezen die hun hand hebben opgestoken dat zij verzegeld zijn door de Heilige Geest, dat de Geest van God op hen is, en dat zij de Heilige Geest hebben ontvangen, dat zij verzegeld zijn met die Goddelijke liefde in hun hart. Wat danken wij U voor hen.
235 We beseffen, Vader, dat deze banden de wereld in zullen gaan. Vele microfoons staan opgesteld over deze kansel, wat betekent dat er banden worden gemaakt, die daarachter draaien, de stem zal naar verschillende landen gaan over de wereld, rond de wereld, twintig of dertig verschillende naties zullen het horen. Ik bid voor iedereen die deze band hoort, die niet die hoop van eeuwig leven heeft, die niet de doop van de Heilige Geest heeft, moge het lieflijk tot hun hart komen. Sta het toe, Here.
236 En moge ik, als ik hen nooit zal zien in dit leven, wanneer ik oversteek naar dat land, mogen zij aan komen lopen en mij vastgrijpen (en ik grijp hen vast, en zij, terwijl we tegen elkaar roepen: "Dierbare broeder!") en zeggen: "Ik hoorde uw band over Efeze, hoe God ons voorbestemde tot eeuwig leven, en het was op die band dat ik de stem van God ontving en werd verzegeld door de Heilige Geest in het Koninkrijk van God." Sta het toe, Vader.
237 Genees allen die ziek zijn en aangevochten. Verkrijg glorie voor Uzelf, want wij dragen dit alles op aan U, in alle inspanning, in de Naam van Jezus, Uw Zoon. Amen.
238 Is er hier iemand die ziek is en wil dat er handen op ze gelegd worden en dat er voor hen gebeden wordt? Zou u uw hand op willen steken? Goed. Wilt u nu rustig hier naar het altaar willen lopen, en even gaan staan, terwijl broeder Neville komt met zijn...
239 O, dit lijkt, het bidden voor de zieken, het lijkt gewoon op neerkomen tot waar je weet waar je staat, precies. God weet hier alles van.
240 Wanneer ik dat lied hoor... Onthoud, als u nog leeft wanneer ik ga, speel dit voor mij: Geloven alleen. Onthoud, ik ben niet dood, ik zal niet ver bij u vandaan zijn, en ernaar luisteren. Ik kan niet sterven; Jezus gaf mij eeuwig leven; gaat mij opwekken in de laatste dag; ik zal u zien. En als u gaat, zal ik hetzelfde geloven voor u. Ik geloof dat wij elkaar opnieuw zullen zien.
241 Rondkijkend, deze dierbare dame die hier staat met grijs haar. Bent u een Christin? Gevuld met Zijn Geest, wachtend op Zijn komst, gewoon hier staande, wachtend tot de boot voorbij komt. Amen. O, zuster...