Openbaring 4, "De vierentwintig oudsten"
Door William Marrion Branham1 Zo blij hier deze morgen weer binnen te zijn. Ik dacht er juist aan hoe deze sneeuw... Nu, en als wij nu in Colorado waren, dan zou deze sneeuw heel zacht en donzig zijn, en zou het ongeveer veertig graden onder nul zijn. En je kon [Broeder Branham ademt uit – Vert] zo blazen, en het tot op het stof wegblazen. En het zou de hele winter door zo zijn. Maar nu, zoals hier, in dit af-... een soort tussen-, overgangsgebied, wordt het nu heel nat en modderig en slecht, en het lijkt er gewoon op dat ik wens dat ik gewoon weg kon vliegen naar Arizona, en wachten tot het voorjaar wordt, en dan terugkomen.
2 Dat is waarom wij allemaal verkouden zijn, de kiemen en zo, nu, liggen gewoon op de grond en het zal vriezen en dan dooien, dan vriezen en dan dooien. En dat komt naar boven en wij ademen dat in, en krijgen een pijnlijke keel, hoofdpijn, en pijnen en last. En oh, oh, wat een tijd, wat een plaats. [Broeder Branham zingt:]
Maar er is een land over de rivier,
Dat zij het altijd lieflijke noemen,
En wij bereiken die kust alleen door een mate van geloof;
Eén voor één bereiken wij die poort,
Om daar te wonen met de onsterfelijken.
Op een dag zullen zij die gouden klokken luiden voor u en mij.
3 Dat is, waar wij dan naar huis gaan om te blijven, nietwaar? Dat is de dag waarnaar wij uitzien.
4 Nu, gisteravond verheugde ik mij zeker in die wonderbare predikingen en zo, die ik van mijn broeders hoorde. Waar is Pat Tyler, is hij aanwezig vanmorgen? Pat, oh, ik zag je daar niet zitten, levensgroot en eens zo groot als normaal. En ik zag je daar niet zitten. De eerste keer dat ik Pat ooit liet... Pat ooit hoorde spreken. Ik verheugde mij daar zeker in, ik ben er zeker van dat wij dat allen deden.
5 En dan de kleine broeder die hier dat vurige getuigenis van een prediking gaf, wat werkelijk klonk alsof er een machinegeweer werd afgevuurd. De één of andere broeder, ik ontmoette hem, uit Ohio. Is hij hier ergens deze morgen? Broeder Neville merkte over hem op, dat hij zo snel vuurde.
6 Dan broeder J.T. Parnell. En ik denk dat zij nooit aan broeder Beeler zijn toegekomen. En, is hij hier, broeder Parnell? Broeder Parnell en broeder Beeler, ik ben er niet zeker van, ik dacht dat ik broeder Beeler zag.
7 Deze lampen, dit is een... Wanneer zij de nieuwe tabernakel bouwen, hoop ik dat zij de zaak anders maken, een beetje anders. Dit is onze eerste, experimenteel. En zo wij ooit een nieuwe krijgen, wel, wij willen het een beetje afwijkend van deze; je kunt het niet zien; ik houd ervan dat een tabernakel een beetje afhellend wordt gebouwd, op deze manier, daar waar het gehoor zit. Je kijkt heel de tijd recht naar je toehoorders. En dan vooral in de onderscheidings-samenkomst, kun je alles in één keer overzien. Ziet u, ze direct rondom nemen, helemaal vooraan en achteraan. En dan, zelfs als u een klein balkon moet hebben om uit te komen, is het beter.
8 Broeder Littlefield, als Billy hier is, belde mij gisteravond op en hij zendt de beschrijvingen van die tabernakel, die ik daar inwijdde, waarvan de architecten... Broeder Wood, het kost, geloof ik, vijfhonderd dollar, alleen voor de architect om hem te ontwerpen. En hij stuurt dat met de prijs en alles van al het materiaal, en elke 'vijf bij tien balk' en 'zoveel bij zoveel' die er in gaat. En hij stuurt het naar ons op, en wil komen; en zei dat hij naar de hout-mensen zal gaan enzovoort en zien of hij hen er niet toe kan overhalen om een korting te geven, zoals zij bij de zijne deden. Het is een prachtige tabernakel, niet erg groot, maar het is een prachtig bouwwerk.
9 Dus ik vertelde hem, ik zei: "Ik zal dat aan de beheerders en diakenen geven zodra u het aan Billy zendt en dan zullen wij hen laten zien wat de bestemming... hoeveel zij moeten hebben om met hun gebouw te beginnen."
10 Hij zei: "Wanneer u het doet, kom ik, trek een overall aan en blijf meteen bij u gedurende die tijd." Broeder Littlefield is zo'n aangenaam man, minzaam iemand, en erg fijn.
11 Nu, hebt u allemaal goede moed om het nieuwe jaar nu te beginnen? Ga het nieuwe jaar meteen goed beginnen. Wij zullen het goed beginnen, met de Here te dienen. Hoevelen zijn er vanmorgen opgestaan en hebben Hem gedankt voor het oude jaar en wat het allemaal heeft betekend, en vroegen Hem het verleden te vergeten? Dus, wij deden het naast het bed toen wij opstonden, en komen dan binnen aan tafel en waar gewoonlijk een klein ogenblik van aanbidding voor het gezin is, zij scharen zich rond de tafel en bidden.
12 En dus proberen wij het altijd tot een gewoonte te maken om 's avonds voor het naar bed gaan te bidden. Ik heb dat... sinds ik mij in het eerst pas bekeerd had. Sta 's morgens op, en het is voor mij te donker en te mistig om te gaan, ik weet niet waar ik heen ga. Maar als ik Hem gewoon vraag om mijn hand vast te pakken en mij de dag door te leiden...
13 Dan herinner ik mij, hier precies aan de overkant van de straat, toen ik nog maar een jongeman was, en Billy Paul was ongeveer drie jaar oud, of vier, en wij woonden precies aan de overkant van de straat. En op een nacht wilde hij wat water drinken, en het stond daar in de keuken, met de opscheplepel in de emmer. En ik zei... Oh, ik was zo moe; ik had de hele dag hard gewerkt, en de halve nacht gepredikt. En hij zei: "Pappie, ik wil een beetje water."
14 En ik zei: "Billy, ga gewoon even daar naar de keuken, het staat op het kleine tafeltje." Ik zei...
15 Hij stond op en wreef zijn ogen uit en keek rond; hij zei: "Pappie, ik durf niet te gaan." Ziet u?
16 En ik zei: "Wel, dat is... het is in orde." Ik zei: "Loop maar lieverd, en drink wat, pappie is zo moe. Het is maar een klein eindje, ongeveer tot aan het raam."
17 En hij zei: "Maar ik ben bang om te gaan pappie." Ziet u?
18 Wel, ik stond op met de kleine kerel. En hij stak zijn hand uit en pakte mijn hand vast. En het was een goed ding; wij hadden nog geen vier of vijf stappen gelopen of hij stapte op een kleedje waar Meda de vloer in de was had gezet en op een stuk linoleum en u weet hoe dat is. En hij maakte een schuiver, maar ik had zijn hand vast. En toen kneep hij mij nog zoveel te harder. En toen stond ik daar een poosje en ik dacht: "God, dat is waar." Ziet u? "Ik wil geen stap doen, zonder dat U mijn hand vasthoudt, omdat ik niet weet wanneer ik zal gaan uitglijden." Ziet u? "En zolang als ik kan voelen dat Uw grote krachtige hand de mijne grijpt, weet ik dat U mij zult staande houden in de tijden van mijn..." Begrijpt u?
19 Dus probeer ik daar een gewoonte van de maken, om mijn hand in de Zijne te houden. En soms heb ik dingen gedaan, die mij in mijn eigen ogen belachelijk toeschenen. Zulke dingen die het menselijk verstand zo onnatuurlijk toeschijnen. Maar als wij het gewoon laten zoals het is, ontdek ik, dat het het enige was wat kon worden gedaan, wat juist was.
20 Weet u, de dingen die er hier niet juist uitzien, als God u er naar toe zal leiden, zullen zij hier buiten ergens goed zijn, ziet u, omdat Hij weet hoe te leiden. Dus, ziende dat Hij onze algenoegzame genade is, en dat alles wat wij van node hebben of wensen in Hem is, laten wij dan al het andere buiten Hem afleggen en ons vasthouden aan Gods onveranderlijke hand.
21 Wij zongen hier vroeger altijd een lied; ik heb het een lange tijd niet horen zingen. Nu, ik kan niet zingen en er is... ik geloof niet dat er vreemden bij ons zijn. Dus ik... Dat is de reden dat ik deze kleine liederen probeer, weet u, omdat ik er zo van houd. En Gene, als jij dit toch op de band laat staan om verzonden te worden naar de mensen... Waren gewoon hier vroeger een klein lied te zingen. [Vrij vertaald – Vert]
De tijd is vol snelle verand'ring.
Niets houdt op aarde blijven stand.
Bouw uw hoop op eeuw'ge dingen,
Grijp Gods trouwe Vaderhand!
22 Hoevelen van u hebben het lied gehoord? Oh, ik houd ervan, u niet? Laten wij er een vers van proberen. [Broeder Branham zingt het refrein – Vert]
Grijp Gods trouwe Vaderhand!
Grijp Gods trouwe Vaderhand!
Bouw uw hoop op eeuw'ge dingen,
Grijp Gods trouwe Vaderhand!
23 Laten wij een vers proberen:
Als de reis straks is volbracht,
En u God bent trouw geweest,
Zal uw ziel ginds bij de Here,
Uw thuis aanschouwen in Zijn pracht!
Grijp Gods trouwe Vaderhand!
Grijp Gods trouwe Vaderhand!
Bouw uw hoop op eeuw'ge dingen,
Grijp Gods trouwe Vaderhand!
24 Laten wij nu even een ogenblik opstaan voor gebed, als u wilt, terwijl wij één van onze handen opheffen tot God en dat opnieuw zingen:
Grijp Gods trouwe Vaderhand!
Grijp Gods trouwe Vaderhand!
Bouw uw hoop op eeuw'ge dingen,
Grijp Gods trouwe Vaderhand!
Koester niet de ijd'le rijkdom,
Zij brengt u geen enk'le baat,
Bouw uw hoop op eeuw'ge dingen,
Dat wat nimmermeer vergaat.
25 Hemelse Vader, terwijl wij staan, Here, oh, ik vind het gewoon zo fijn die oude liederen te zingen. Zij dringen door tot diep in het binnenste van ons hart en brengen onze liefde tot U, de Levende God, tot uitdrukking. En toen wij onze hand opstaken, Here, deze morgen, was het een kleine herinnering, van: "Houd onze hand vast, Here." Zoals ik over Billy Paul vertelde, hoe hij mijn hand vastgreep, hij zou zijn gevallen als ik hem niet had vastgehouden. En, oh God, hoeveel keren zouden wij niet zijn gevallen, als U onze hand niet had vastgehouden! Bedenkend hoe hij, zonder moeder, als kleine baby... en hoe dat... hoe door het leven heen, dat de wegen die hij had genomen... zou lang geleden zijn gedood, maar er was een grote Hand die kon reiken waar de mijne niet kon komen, en vastgrijpen. Nu, wij zijn daar zo dankbaar voor.
26 Zo blij te weten, Here, dat, wanneer wij voelen dat onze ziel zich afscheidt van dit lichaam, dat er nog steeds een hand is waarnaar wij ons kunnen uitstrekken en die we kunnen vastgrijpen; die ons over de rivier zal leiden. Wij danken U voor deze dingen, deze verzekerdheid, deze gezegende verzekerdheid die wij hebben, een Anker der ziel, dat ons in de koers houdt, terwijl wij deze reis maken, of over de wijdse levenszee zeilen.
27 En wij bidden, Vader, dat, zoals de dichter zei: "De verlorenen, en een broeder die schipbreuk leed, die onze vaste koers ziet (in het kielzog), het ziende, weer moed zal vatten, of weer moed zal verzamelen om het opnieuw te proberen"; wetend, dat de algenoegzame God, of wij struikelen of vallen, dat Zijn grote hand er is om ons te helpen, en Zijn genade is voldoende.
28 Nu, wij bidden, God, dat wij deze morgen het nieuwe jaar beginnen met liederen en zingen en ons verblijdend en wetend dat God ons zal leiden door de levensreis en over de doodsrivier, dat beloofde Land binnen. Onze ogen kijken over de woelige stromen van de Jordaan deze morgen, naar waar de klavervelden en de velden met altijd groene planten groeien en wij bidden God, dat onze zielen dat visioen zullen vatten en het nooit los zullen laten. Op een dag, wanneer wij beneden bij die stroom moeten komen, waar zij oversteekt, dat zoals Elia vroeger, de mantel Gods de stromen des doods zal slaan en wij er zonder vrees over zullen gaan. Sta het toe, Here.
29 Help ons als wij Uw Woord naderen, oh Here, ik bid dat Uw Heilige Geest deze Woorden zal zalven. Wij zijn zeker ontoereikend om ze te onderwijzen, omdat wij geen leraar zijn. Wij weten dat de enige manier waarop wij in staat zullen zijn om het te weten, is dat die grote Meester-Leraar komt en Zijn woonstede in onze harten inneemt, en onze gezindheid op zo'n wijze overweldigt (en onze gedachten) tot wij zullen... Hij de Heilige Schrift aan ons zal uitleggen. Wij steunen daar plechtig op. En gedenk dat, God.
30 Oh, wat wonderbaar dat zo'n levende Vader, Die er was van... Die de geboorte der eeuwigheid Zelf is, Die wilde neerdalen tot sterfelijke wezens en ons helpen, en Zijn Woord zou brengen en het in onze monden en harten en oren geven, opdat wij het zouden mogen horen en leven om ons te verlossen van een vloek waar wij niets mee te maken hadden dat het kwam, Vader, omdat het werd gedaan door het menselijke ras en wij zijn de afstammelingen van dat eerste paar. "En wij werden in zonde ontvangen, gevormd in ongerechtigheid." Maar een rechtvaardig en levend God weet, dat wij daar niets mee te doen hadden, maar Hij heeft een weg ter ontkoming gemaakt en gaf ons het voorrecht om te komen. Wat zijn wij blij dat wij naar Vaders Huis zijn gekomen!
31 Wij bidden nu, dat U onze gemeente hier zult zegenen; broeder Neville, onze dappere voorganger, Uw nederige dienstknecht. Wij bidden voor onze diakenen en onze beheerders, dat U hen het geweldigste jaar zult geven dat zij ooit hebben gehad. Geef het, Here. Geef hen een lang leven. Versterk hen, Here, zij zijn Uw dienstknechten. Mogen zij altijd dapper op de plaats van hun plicht blijven. Zegen de leken, de leden, Uw dierbare geliefde kinderen die naar dit huis komen. God, wij eisen de ziel op van ieder die over de drempel van dit huis komt. Wij eisen haar op voor U, Here. Help ons om zulke predikers te zijn, die het Woord zo eenvoudig en zo getrouw zullen brengen, door de Heilige Geest, dat zij er naar zullen verlangen om als U te zijn, Here. Geef het. Genees de zieken en aangevochtenen die binnen komen. En over de hele wereld; sta het toe in elk Godshuis.
32 Tenslotte, wanneer U gereed bent, Here, mogen wij binnengaan in Uw poorten, gaan zitten aan de verwelkomingstafel van God, en samen eten en leven, gedurende de eindeloze eeuwen. Tot dan, mogen wij gezondheid en kracht hebben, geluk, vreugde, kracht en macht, en de zegeningen van de Heilige Geest om ons te leiden. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen. (U kunt gaan zitten.)
33 Ik waardeer die fijne muziek deze morgen. En ik kwam net op tijd binnen, pratend met mijn goede vriend, broeder Skaggs en broeder Gene daar achteraan, en nog een broeder bij de deur. Dus ik kreeg er maar een gedeelte van te horen, maar het kwam erg prachtig over op de recorder.
34 Hoe verheugt u zich allen in de Openbaring? Goed? Ik geloof dat het voor een groot gedeelte is als met mijn dochtertje, Sarah, daar achteraan; het zijn voor mij 'revoluties' geworden. [Openbaring is in het engels: "Revelation" – Vert] Het zijn telkens weer revoluties die plaatsvinden. Weet u, ik wilde dat wij vanaf nu tot ongeveer maart of april hadden, gewoon om een groot stuk doek hier dwars achterlangs te spannen en gewoon overdag te komen en die beelden en de hele kaart uit te tekenen, en ze omhoog te halen en te laten zakken als rolluiken, weet u, zoals ik er altijd van heb gedroomd om een hele grote tabernakel ergens te hebben waar ik mijn hand kon uitsteken en deze kaart naar beneden trekken, komt over de hele breedte van het podium; en openbaringen en de uitleg die de Here mij heeft gegeven; en een aanwijsstok nemen en te beginnen het door te nemen en deze tijdperken tonen. Dan hebben wij dat doorgenomen, trekken die omhoog, trekken de andere naar beneden, op deze manier en beginnen daarover en nemen het al lerend door. Oh, dat zou als een stukje hemel zijn, zou het niet? Gewoon de hele winter door blijven gaan, het gewoon uitzittend met de Here.
35 Zo goed om alleen met Hem te zijn! U weet, wij zongen vroeger een lied: "Er zijn tijden dat ik helemaal alleen wil zijn met Christus mijn Heer; ik kan alleen Hem al mijn moeilijkheden vertellen." Ziet u, dat is de manier om te komen. Vroeger zongen zij, Roy Davis, was gewoon een klein lied te zingen: "Schuil weg en bid met Jezus." Alles wijst gewoonweg... alles waar u naar kunt kijken, ziet altijd weer regelrecht uit in de richting van Jezus Christus, is het niet zo?
36 Nu, over de gemeente-tijdperken waar wij over spraken, de afgelopen acht dagen in de samenkomst... Dan geloof ik dat wij gisteravond tot het tweede vers van het vierde hoofdstuk van de Openbaring kwamen. En ik veronderstel dat allen van u hier gisteravond waren om het te krijgen. En dus ik... misschien als ik er een vers of twee verder op doorga deze morgen, en... Of hoe ver de Here het zal leiden, ik weet het niet. Ik ben gekomen tot ongeveer het zesde of zevende vers hier, gewoon wat samenhang opgeschreven, waar ik terug kan gaan naar de verschillende delen van de Schriften en die dingen eruit halen en wat ik gisteren bestudeerde.
37 En nu, wij ontdekken dat wij gisteravond zijn gebleven, geloof ik, bij het tweede vers, te beginnen bij het derde, denk ik dat het was. En wij waren net gestopt bij "De stem van de bazuin". Was het niet zo: "Het klinken van de stem"? Laat ik het allemaal lezen zodat wij nu teruggaan:
Na deze dingen zag ik, en zie, er was een deur geopend in de hemel; en de eerste stem, die ik gehoord had, alsof een bazuin met mij sprak, zeide: Klim hierheen op en ik zal u tonen, wat na dezen geschieden moet.
Terstond kwam ik in vervoering des geestes en zie, er stond een troon in de hemel en Iemand was op die troon gezeten.
En Die erop gezeten was, was van aanzien de diamant en sardius gelijk; en een regenboog was rondom de troon, van aanzien de smaragd gelijk.
38 Nu, dit is prachtig, oh, een prachtige les! En deze morgen, vlak voor ik hierheen kwam, kwam ik hier in het zesde vers, ik dacht: "Oh, dat kan ik niet voorbij gaan, omdat er hier iets in dit zesde vers staat, waarvan ik wil dat alle mensen het heel goed horen, wanneer wij op deze dieren komen." De verschillende omschrijvingen van deze dieren hier, terugkijkend in het oorspronkelijke, de ene is het éne soort dier, en de andere vier dieren zijn een andere. De ene is er één van een dier, in het Grieks, zoals "wilde dieren". Deze andere is in de King James vertaling niet juist vertaald, want het is geen "dieren", het is "levende schepselen". En hoe die schepselen... wat zij waren, het was niet menselijk, evenmin waren het engelen. Dus het zijn "levende schepselen", en hoe zij vier aangezichten hadden en vier... Oh, wij brengen dat direct terug tot het Evangelie, en voeren het direct terug en plaatsen het vandaag precies zo volmaakt als in dit. En bedenk, vier is een aards getal. Ziet u? En het is gewoon een prachtige les, daar, en dus ik ben er tamelijk zeker van, dat wij er niet aan toe zullen komen om daar op in te gaan; misschien zullen wij het wel. Maar het is zo wonderbaar!
39 Dan, zo de Here wil, als wij in de buurt zijn, misschien volgende zondag, proberen wij dat misschien opnieuw; proberen, verder, kijken of wij dit vierde hoofdstuk kunnen afmaken voor wij weggaan. Wij weten nog niet precies waar de volgende start zal zijn.
40 Nu, wij ontdekken dat "Na", "Na deze dingen". "Na", betekent: "Nadat de gemeente-tijdperken waren geëindigd".
41 Toen werd Johannes opgeroepen om hogerop te komen: "Klim hierheen op", wat: "Kom hier naar boven" betekent. Hij toonde hem alles wat er zou gaan gebeuren in de wereld van het gemeente-tijdperk. Dan, nadat de gemeente-tijdperken voorbij waren, ontdekken wij dat Johannes een type was van elke ware gelovige die door Christus naar omhoog zal worden geroepen. Is dat waar? Ontboden: "Klim hierheen op."
42 En wij ontdekken dat de stem die tot hem sprak de stem van een bazuin was, helder, duidelijk. En het was dezelfde stem die hier op aarde tot hem sprak. Ziet u, zolang Hij temidden van de zeven gouden kandelaren was, sprak Hij tot... of van tussen – Oh, daar houd ik van – "sprekend van tussen de kandelaren." Ziet u, Hij was in de kandelaren, daaruit sprekend tot Zijn gemeente. Toen, toen de gemeente-tijdperken ophielden, verliet Hij de aarde en ging naar boven de hemel binnen en riep Zijn verlosten met Zich mee naar boven. Oh, is dat niet prachtig? Ik... oh, het laat mijn hart gewoon opspringen.
43 En bedenk, als wij deze dingen brengen, wil ik dat in het bijzonder pasbekeerden, zoals zuster Anna hier en Ina, liever, en haar man, en Rodney en zijn vrouw, en Charlie en zij, dat begrijpen, deze dingen; en veel van jullie jonge mensen die pas in de Here zijn gekomen, die nog niet erg ver op de weg zijn, Hem slechts hebben geproefd en gezien dat Hij goed is en genadig. Nu let hierop, dat deze dingen waar wij over spreken, wat wij proberen te doen, is uw geloof vast te maken, dat, wanneer God iets zegt, wat ook, dat het moet gebeuren. Het zal eenvoudigweg niet falen! Ongeacht... Het mag lijken alsof het een miljoen kilometer is... en nooit kan gebeuren, maar God zal het helemaal omkeren en het laten gebeuren. En Hij doet dat om u te testen.
44 Kijk naar wat Hij tegen Abraham zei: "Neem uw zoon hier mee naar boven op de top van de heuvel en dood hem." Nadat hij vijfentwintig jaar op hem had gewacht. En Hij zei: "Neem hem hier mee naar boven en dood hem." Hoe... "Ik zal u een vader van volkeren maken."
45 En Abraham, honderd jaar oud, zijn vrouw negentig; en hun enig kind... Abraham was toen ongeveer honderdvijftien jaar oud. Dus hij zei: "Hoe zal hij gaan zijn, hoe kan het zijn? Als ik, een oud man, zo oud als ik ben, en wachtte vijfentwintig jaar... U deed mij de belofte toen ik vijfenzeventig was en hier ben ik honderd. En Sara was vijfenzestig, en nu is zijn negentig. Hoe? Nadat wij deze baby hebben gekregen... En U vertelde mij daar lang geleden, vijfentwintig jaar geleden, toen ik vijfenzeventig jaar oud was, dat ik de baby zou gaan krijgen na al deze jaren met Sara te hebben geleefd, ik was steriel en zij was onvruchtbaar. Dus hoe dan? Toch maakte U mij vruchtbaar en maakte haar vruchtbaar, en kwam toen en gaf ons deze baby. En wij hebben hem hier opgevoed tot vijftien jaar oud, en door dit kind zei U dat U de heidenen en elke natie in de wereld zou zegenen, en dat U mij zelfs een vader van de heidenen zou maken, mij een vader zou maken. Dan in de tijden die zullen komen, Here, dat U mij een vader had gemaakt van elke natie onder de hemel door dit kind. En door dit kind zou er een Verlosser komen, en door die Verlosser... zou het hele menselijke ras verlossen. Hoe zult U het gaan doen, Here?" Dat was Abrahams gedachte niet, dat was Abrahams vraag niet. Gehoorzaamheid! Zei niet: "Hoe zult U het gaan doen?"
46 "Dat zijn helemaal mijn zaken niet. U zei het, dus ik weet dat Uw Woord juist is, als U voor mij Uw Woord kunt houden en mij dat kunt tonen, toen ik vijfenzeventig jaar oud was; toen U mij riep en zei: 'Scheidt u af en reis naar een vreemd land'; ik ben vijfentwintig jaar in dit land geweest. Trok weg, een oud man, levend met een vrouw met wie ik heb geleefd sinds zij een meisje was." Zij was zijn halfzuster. "En toen ik... heel deze tijd. En U gaf mij deze baby die U beloofde en ik ontving hem als één uit de dood. En als U zegt: 'Dood hem', U bent bij machte hem weer uit de dood te laten opstaan." Oh, wel! Dat is de manier, dat is het. En Hij deed het.
47 En zodra hij God volledig gehoorzaamde, Izaäks haar uit diens gezicht veegde, de lans tevoorschijn haalde om zijn eigen zoon te doden, zijn enig geboren zoon. God liet ons een patroon zien, het ons tonend. Waar deed Hij dat voor? Hij hoefde het niet. Maar Hij deed het zodat u en ik, opdat wij op deze dingen zouden zien in deze donkere vreselijke dag, waarin de harten van de mensen zo met kwaad zijn vervuld, opdat wij zouden mogen weten dat God Zijn belofte houdt. Ongeacht hoe ontoereikend het schijnt te zijn, hoe onmogelijk het zou mogen zijn, God blijft nog steeds God en Hij houdt elke belofte, die Hij deed.
48 Dat is het, wat ik tot u probeer te zeggen, terwijl wij hier in een genezingsdienst zitten, staan. U staat hier en zegt: "Ik ben ziek." En u... Dat lijdt geen twijfel, u bent ziek. Maar God houdt Zijn belofte! Dan zal Hij nederdalen. Nu, kijk, Hij maakte hier een verzoening, dat Hij u zou genezen. Dat is wat Hij heeft gedaan. Nu, het enige wat Hij u vraagt te doen, is dat te geloven, eraan vast te houden, precies zoals Abraham deed.
49 "Wel, de dokter zegt dat ik nog maar één dag zal leven."
50 Het maakt mij niet uit. Dat is fijn, dat is alles wat de mens weet; dat is het beste wat hij weet. Hoe zou Abraham dit kind gaan ontvangen, na hem hier boven al neergelegd te hebben en het Woord van God zei hem de jongen te gaan doden? Hoe zal hij het gaan doen? Dat is de vraag niet. God zei om het te doen en dat zet het vast. "Hoe zal ik gezond gaan worden, en de dokter zegt, dat ik niet gezond kan worden?" Ik... dat is niet aan mij om te vragen; het is Gods Woord nemen. En zodra dat aan u wordt geopenbaard, dat u gezond zult gaan worden, bedenkt u dan slechts dat u gezond zult gaan worden. Er is niets wat u erbij weg kan houden. Zo is het. Ziet u?
51 Dus toen Abraham in volledige gehoorzaamheid... Hoe zal Hij het gaan doen? Het laatste moment, laatste vijf minuten komen, de laatste drie minuten, laatste twee minuten, laatste minuut, laatste dertig seconden, de laatste seconde komt. Toen de hand al was opgeheven om het leven van de jongen te nemen, zei God: "Stop het op dit zelfde moment. Stop het daar meteen, ziet u. Ik zie dat jij Mij werkelijk vertrouwt. Nu, Ik heb dit alleen gedaan, Abraham, om de Branham Tabernakel in de dagen die komen te tonen, ziet u, wat er zal gaan... dat zij Mij moeten vertrouwen! Zij moeten helemaal niet aan Mij twijfelen. Vertrouw Mij!"
52 En precies omstreeks dat moment, hij... Hier was een offer, hij had het helemaal niet tevergeefs gedaan. Nee, hij deed het helemaal niet tevergeefs, want juist toen, blaatte er een lam; een kleine ram was daar in de wildernis met de horens blijven vastzitten. En hoevele malen hebben wij dat doorgenomen? Hoe kwam die ram daar? Hoe, door al die wilde dieren heen? Honderdvijftig kilometer van de beschaving, tussen leeuwen, jakhalzen, wolven, elk soort wild dier daarginds, hoog boven op de berg, waar noch water noch gras is, wat deed hij daar? God schiep hem, zette hem daar gewoon neer.
53 En om Hem te zien in onze dagen waarin wij leven! Nu, deze morgen zal ik een heleboel persoonlijke dingen moeten aanhalen om het te zeggen, om te krijgen wat ik wil zeggen. Dat is waarom ik dit herhaal op de manier dat ik het doe, voor ik hiermee begin. Ik wil dat u begrijpt, dat deze dingen, die persoonlijk klinken, niet persoonlijk zijn bedoeld. Zij worden alleen naar voren gebracht om u een voorbeeld te geven, opdat uw geloof plechtig zou rusten in het geloof dat in Christus is en u zou mogen rusten op Zijn belofte. Omdat God Zijn belofte zo nauwkeurig houdt als het maar kan zijn, het ons nu tonend.
54 En kijk naar die zelfde Jehova-Jireh, zoals Abraham Hem noemde, wat in het Hebreeuws betekent: "God zal Zichzelf een offer voorzien." God kan dat doen. Hij baande Zijn weg. Als Hij zei... Hij zei tot Noach...
55 U zei: "Wel, dat was alleen Abraham." Nee. Hij sprak heel de tijd door en Hij spreekt nog steeds!
56 Hij sprak tot Noach daar vroeger, waar we deze morgen op in zullen gaan: "Het zal gaan regenen." Waarom, er was nooit een wolk aan de hemel geweest. De grootste waterstroom was een kreek waar God het land bevloeide, een kleine bron ergens. Dat was de grootste waterstroom die er was.
57 Nu, mensen zeggen: "Hoe ter wereld zal er ook maar iets water van daar boven komen? Toon mij waar het daar boven is in heel die hete zon, ziet u, als er daar boven al iets is."
58 "Als God zei een ark te bouwen en dat het op komst is, is het aan mij de ark te bouwen en gereed te komen, omdat het op komst is. Hij is Jehova-Jireh, Hij kan daar boven in water voorzien."
59 En het enige wat Hij deed, was de mens, de dwaze, domme mens precies te laten doen met zijn wetenschap en dat te laten geschieden, wat Hij wist dat zou komen. God vernietigde nooit de wereld; de mens vernietigt de wereld. God vernietigt niets; God probeert alles te behouden. De mens vernietigt zichzelf, door zijn kennis, zoals hij deed in de hof van Eden bij de boom, enzovoort. En zo kreeg de een of andere fanaticus vat op een beetje atoomkracht, ergens, dat zij het hadden.
60 Zij konden er toen mee werken, omdat zij er toen dingen mee konden doen, die wij nog nooit te weten zijn gekomen. Wij zijn nog niet zover gevorderd. Misschien zijn er nog drie of vier jaar voor nodig, of meer, voor wij het kunnen doen, om te doen wat zij deden. Zij bouwden de pyramiden en de sphinxen enzovoort. Wij konden dat nooit doen. Wij zouden dat niet kunnen voortbrengen; er is geen manier voor ons om het te doen, alleen tenzij wij een atoomkracht kunnen krijgen. Benzine-kracht, elektrische kracht, zou niet één van die stenen kunnen opheffen, zou het niet van de grond krijgen. En sommige ervan zij zo hoog als een blok huizen in de stad, de lucht in, en wogen een biljoen ton. Hoe zouden zij ze daarboven krijgen? Ziet u, zij wisten het.
61 En zij lieten dat los, iemand liet één van die atoombommen het scherm (of: afscheiding) van een ander iemand binnenvliegen, in vroegere dagen, omdat: "Zoals het was in de dagen van Noach", zoals het was, dat soort beschaving, dat soort knappe mensen; "Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het zijn, zo zal het zijn in het komen van de Zoon des mensen." Een herhaling van wat het was! Ziet u?
62 Hier niet lang geleden groeven zij een moderne waterleiding op, was ginds – hier ginds in Mexico vóór de zondvloed. U zag het in de krant. Dat is een moderne waterleiding precies zoals wij nu hebben, die zo ver onder de grond was gezonken; het een of andere atoom – iets overdekte het. Ze werd opgeblazen en ging er zo overheen. Ziet u?
63 Nu, "zoals het was in de dagen van Noach", knappe mannen met hun atoomkrachten en alles, konden pyramiden bouwen en sphinxen enzovoort. "Zoals het was in die dag, zo zal het zijn." Maar het werk zal bekort worden in deze dag, omdat er een opgenomen volk uit zal worden genomen. Zoals Henoch, zal er een volk overheen worden gedragen. Wij zijn in die orde deze morgen, de mensen die er overheen worden gedragen, zoals Noach het werd door de vloed.
64 Maar bedenk, vóór... Vergeet dit niet! Voor er één druppel regen viel, voor er één ding in de lucht was, vóór Noach ooit de ark had voltooid, werd Henoch thuis gehaald. Henoch werd opgenomen zonder dood, begon gewoon op een dag te wandelen, en de zwaartekracht verloor haar houvast op hem. En hij ontdekte dat de ene voet wat hoger kwam, en de andere voet een beetje hoger, en de andere voet een beetje hoger, en het eerste, weet u, hij zei: "Vaarwel, wereld." Liep gewoon verder naar boven de heerlijkheid binnen.
65 En toen Noach rondkeek en Henoch nergens kon ontdekken, hij keek rond en hij wist niet waar Henoch heenging, toen zei hij: "Het is nu tijd om met het bouwen van de ark te gaan beginnen." Ziet u? En hij ging aan het werk aan de ark om het overblijfsel erover te dragen.
66 Dat is hetzelfde als wat hier precies plaatsvindt. De gemeente werd opgenomen de hemel binnen, en Johannes wordt nu met haar opgenomen als een beeld van de opgewekten, zoals wij het gisteravond doornamen. En ontdekken dat deze zelfde stem die hem opriep om achterom te zien op aarde, dezelfde stem was die hem opriep om naar boven te komen.
67 Oh, elke Christen! Dezelfde stem, Charlie, die jou daar op een dag daarginds in Kentucky beval om om te draaien, is dezelfde stem die je zal bevelen: "Kom naar boven!" Bent u daar niet blij om broeder Evans? De stem die zei: "Keer u om", dezelfde stem zei: "Klim hierheen op!" Oh, my! Daar, wat een oproep! Wat een werkelijkheid! Helder, duidelijk als een bazuin: "Keer om, dien Mij! Klim op naar waar Ik ben."
68 Daar zagen wij hem diegenen vertegenwoordigen die stierven, Mozes, om de dode heiligen te vertegenwoordigen, stond op. Elia, met zijn groep in de laatste dag, met zijn opgenomen groep daar staand. Allemaal voor de Here Jezus! Johannes openbaarde dat. Jezus zei hen dat hij niet zou sterven, en wat ging het hun aan als hij zou leven totdat hij Zijn wederkomst zag. En de discipelen maakten dat er een gerucht de ronde deed.
69 Oh, ik wilde dat ik er heel erg diep op in kon gaan, nu op dit moment, voor een paar ogenblikken, voor de gemeente. Ieder weet... En ieder leeft een persoonlijk leven met God. Het is een individuele aangelegenheid, dingen van de Geest die u op plaatsen brengen waarover je het zelfs niet waagt te spreken.
70 Ik heb dit in mijn eigen kleine, nederige bediening gemerkt, dat het vele keren was, dat ik iets zou zeggen en niet weten waarom ik het zei, en het ziet er niet uit of het in orde is (maar toch zal iemand iets zeggen), maar ik zal opletten en die zaak zal precies zo volmaakt daarop neerkomen als het maar kan komen. God zal het laten gebeuren! Wanneer ik iets wil zeggen; ik zou zeggen: "Wel, nu, wacht even. Die man, die en die, dit gebeurt hier, nu dat moet gewoon op die wijze zijn." Wel, werkelijk, ik weet niet waarom ik het zei. En het eerste, weet u, het is gewoon op die wijze. God doet het!
71 Nu, toen deze discipelen hadden gezegd: "Oh, Jezus zei dat deze man niet zou sterven." Jezus heeft dat nooit gezegd. Jezus zei: "Wat gaat het u aan als hij blijft totdat Ik kom?"
72 Maar ziende dat de discipelen er een gerucht van maakten, toen reikte Jezus naar beneden en nam Johannes en bracht hem naar boven en liet hem het geheel in het vooruit zien, liet hem de vóór-voorstelling van de komst des Heren zien. Johannes zag de gemeente, hij zag het eind van het gemeente-tijdperk, hij zag het eind van de Joden, hij zag de tweede komst, hij zag heel de rangorde.
73 En kijk wat God moest doen; hem koken in vet gedurende ongeveer vierentwintig uur daarginds, om hen te laten zien dat hij Goddelijk was, dat de Goddelijke Geest het ziel-se... (die buitenkant, aards, of hoe u het ook noemt, het menselijk vlees), had gezalfd... er zo'n Goddelijke indruk op had gemaakt, dat heet, gloeiend vet hem vierentwintig uur lang zelfs niet schroeide. Proberend de Heilige Geest uit een mens te koken; u kunt dat niet. Zetten hem toen ginds op het eiland Patmos, en hij schreef het Boek, kwam terug en predikte verscheidene jaren. Ziet u?
74 Natuurlijk, nu moest hij een kwade naam dulden; hij was een waarzegger, hij was een tovenaar. Hoevelen weten dat Johannes een tovenaar werd genoemd? Absoluut! Jezus werd er ook één genoemd, ziet u? Ziet u? Kijk, de wereld zal over deze dingen niets weten. "Hij was een gedachtenlezer." Begrijpt u? Zij zeiden dat hij zo'n groot tovenaar was, dat hij dat vet betoverde, zodat het vet hem niet kon verbranden, omdat hij het had betoverd; alleen omdat hij niet instemde met hun Katholieke ideeën. Dat was alles.
75 Hij was een dienstknecht van God, die... nederig, had een kleine gemeente daarginds die hij diende. Hij duldde die grote fijne dingen niet en dus bewaarde God hem gewoon en behoedde hem. Zo bewaarde Hij ook Martinus en Irenaeüs en verder, gedurende alle tijdperken.
76 En Hij is vandaag hetzelfde aan het doen, regelrecht verder komend. Nu, vergeet dit nooit, dat God geweldige beroeringen beloofde en grote en machtige werken. Nu, schrijf dit in uw aantekeningen die u maakt; kijk, dat wat de mens "machtig en geweldig" noemt, noemt God "dwaas"! En wat de mens "dwaas" noemt, noemt God "groot"! Vergeet dat niet, ziet u, vergeet het niet. Dat zal u voorthelpen in de jaren die komen, omdat wij steeds uitzien naar iets groters. En wij ontvangen heel de tijd grotere dingen, maar de mensen van de wereld weten het niet. Evenmin wisten zij het in de dagen van Noach, evenmin wisten zij het in de dagen van Johannes, in de dagen van Jezus, in de dagen van de apostelen, in de dagen van Irenaeüs, welke van die dagen ook, zij wisten het nooit.
77 Zelfs Jeanne d'Arc, zij was een godvrezende kleine vrouw. Toen zij nog maar een meisje was, sprak God tot haar in visioenen en een engel sprak tot haar. Weet u wat de Katholieke kerk zei? "Zij is een heks." En zij zetten haar op een brandstapel en verbrandden en doodden haar, dat deden de Katholieke priesters; doodden haar, spraken het doodvonnis over haar uit als "heks", en Jeanne d'Arc stierf als een heks. Ongeveer tweehonderd jaar later ontdekten zij dat zij geen heks was, zij was een discipel van Christus.
78 Zij deden hetzelfde met al de heiligen. Jezus zei: "Wie van u vervolgden uw vaderen niet? Wie van de profeten kwam ooit, die zij niet afwezen?" Zei: "Gij gewitte wanden." Zei: "Gij gaat heen en plaatst de versieringen bovenop de graven van de profeten, en gij zijt het zelf die hen erin bracht." Uh! My! My! Ziet u? Hij draait er bij hen niet omheen, ziet u, hij vertelde het hun gewoon.
79 "Generatie van slangen," zei Johannes, "wie heeft u gewaarschuwd de komende toorn te ontvlieden? Begin niet te zeggen dat u Abraham tot vader hebt."
"Wij horen bij bepaalde grote organisaties."
"Bent u een Christen?"
80 "Oh, ik ben Methodist." "Ik ben Presbyteriaan." "Ik ben van Pinksteren." Dat hoort er helemaal niet bij. Dat heeft er niet meer mee te maken dan dat sneeuw het heeft met zonneschijn. Begrijpt u? Het heeft daar niets mee te maken. Als u een Christen bent, bent u een wederomgeboren dienstknecht van God.
81 Nu, toen Johannes kwam; wij namen het gisteravond. Nu bedenk, wanneer u hiertoe komt... Voor de samenhang van de zaak, vertelde ik het u toen. Herinner u, de wereld is bezig de hardste schok te krijgen, die zij ooit heeft gehad, op ditzelfde moment: de kerkwereld!
82 Nu bedenk, ongetwijfeld waren er in de dagen van Johannes, de dagen van Jezus, grote feestdagen en geweldige sprekers in hun dagen, grote intellectuele mannen, en zij trokken tienduizenden keer tienduizenden mensen. Wat zou Kajafas doen, als hij een samenkomst bijeenriep? Hij zou heel Jeruzalem, hij zou heel Israël bijeenhalen, van her en der. Een ander zei: "Oh, nu als Kajafas een zeker bepaald iets zegt, zal dat geweldig zijn." "Oh, gelooft u de Schriften, Rabbi, Eerwaarde heer, Doctor, Bisschop? Gelooft u de Schriften?" "Zeker geloof ik de Schriften, ik ben een bekend geleerde!"
83 "Goed. Nu, de Bijbel zei hier, dat er een tijd zal komen, dat het zal zijn, dat er een... 'Alle bergen zullen huppelen als kleine rammen, al de bladeren zullen in de handen klappen en al de hoogten zullen worden geslecht en verlaagd, al de dalen zullen worden verhoogd en hoog gemaakt. En het zal worden gedaan door de stem van iemand die roept in de woestijn.' Gelooft u dat Rabbi, Eerwaarde heer, Doctor, voorganger?"
"Zeker, dat geloof ik!"
"Hoe zal het gebeuren?"
84 "Oh, God zal op een dag een machtig man op aarde zenden. Oh, hij zal geweldig zijn. Hij zal een stem zijn van één die roept in de woestijn, of hij zal de voorloper zijn van de komende Messias. En wanneer hij komt, is er geen twijfel over in mijn gedachten, dan dat hij zal nederkomen uit de hemel en naar beneden komen naar de tempel. Hij zal hier regelrecht naar beneden komen naar de tempel en zeggen: 'Nu zullen wij al de Romeinen gaan nemen en ze doodslaan. Dat is alles. Wij zullen al de Romeinen gaan neerslaan.' En dan zal hij gaan zeggen: 'Kom maar naar beneden Messias!' En de Messias zal naar beneden gaan komen en wij zullen al onze snoeimessen gaan omsmelten tot... of onze zwaarden tot ploegscharen en snoeimessen, en er zullen geen oorlogen meer zijn." Uh-huh, dat is hun uitleg.
85 Maar wat gebeurde er toen het kwam? Wat vond er plaats? Er was geen hemels schouwspel. Wel, zij zagen het nooit. Er was er een, maar zij zagen het niet. Zij zagen het niet. Begrijpt u? Wanneer sprongen de bergen op als kleine rammen? Wanneer werden alle hoogten verlaagd en de dalen verhoogd? Een oude prediker met een behaard gezicht kwam uit de wildernis gelopen, en kende zelfs zijn ABC niet. Volgens de geschiedenis ging hij op negenjarige leeftijd de woestijn in en verscheen nooit opnieuw, totdat hij dertig was. Hij leefde van sprinkhanen en wilde honing. Sprinkhanen zijn grashuppers, van die lange grashuppers.
86 Ze eten ze heel de tijd. Wel, u kunt ze kopen, hier in de... Denk niet dat dat slecht is, omdat u ze hier in de supermarkt kunt kopen, als u ze wilt: hommels, honingbijen, sprinkhanen, ratelslang, wat u maar wilt, ziet u.
87 Dus hij leefde van sprinkhanen en wilde honing. Wat een dieet! Maar hij werd onderhouden door de kracht Gods. Hij kleedde zich niet met zijn boord achterstevoren; zoals iemand gisteravond zei, broeder Parnell of iemand van hen. Hij kleedde zich niet in een pandjesjas en dat alles. Kwam de woestijn uit met een groot oud stuk schapevacht rond zich gewikkeld. Zoals ik heb gezegd, misschien... Wij moeten elke dag een bad nemen, en misschien nam hij er zelfs niet elke drie of vier maand één, daarbuiten in de woestijn. Ik weet het niet. Hij was niet veel om naar te kijken. Hij had geen preekgestoelte. Hij ging helemaal niet naar grote steden en hield grote campagnes. Hij stond daarbuiten aan de oevers van de Jordaan, modder tot aan zijn knieën en zei: "Gij generatie van adders, wie heeft u gewaarschuwd om de komende toorn te ontvlieden?" Ja, dat is het toen de hoge plaatsen werden vernederd, ziet u, en de laagten werden verhoogd. Uh-huh! Jazeker.
88 Toen, het eerste weet u: zij verwachtten dat de Messias zou neerdalen met engelen en zo, en zich neerzetten bij de baldakijnen daarbuiten en de tempel waar zij het voor Hem hadden gebouwd om naartoe te komen (zoals wij hele grote gebouwen bouwen tegenwoordig, in alle landen, enzovoort.) Ziet u? En wanneer kwam Hij? Hij ging al die synagogen voorbij, al die organisaties, en kwam naar beneden naar een stal. Zij dwongen Hem erin.
89 Dat is wat het vandaag is. Hij wordt tot dingen gedwongen, gedwongen het te doen, gedwongen om interdenominationeel te zijn, omdat Zijn Boodschap niet samenwerkt met de denominaties. Zijn Boodschap vandaag, gepredikt door Zijn dienaren, is interdenominationeel, omdat de denominaties Hem eruit dringen. De Bijbel zei het zo. Hij stond buiten, kloppend, trachtend binnen te komen (ziet u?), in Zijn Eigen gemeente. Dat is waar het aan toe is. Zie, het is vandaag precies hetzelfde.
90 Dus, bedenk, wat de mens groot toeschijnt, is klein voor God. Nu, dat is de reden dat u niet een heleboel bloemen hoeft te hebben. En wanneer God wederkomt, wanneer Jezus wederkomt, zult u verrast zijn, die kleine wasvrouw achterin de straat. Uh-huh. U zult verwonderd zijn, die makker die niets zegt, zijn geheimen voor zich houdt en wandelt voor God, nederig. U zult verbaasd zijn. Het zal zeker...
91 Ik predikte niet lang geleden, dat de oordelen... "De verrassingen bij het oordeel." Het zal geen verrassing zijn om de dranksmokkelaar daar te zien, hij weet dat hij gaat. Zeker. Het zal geen verwondering wekken om de leugenaar, de overspelige, dat alles daar te zien. Maar de verbazing zal zijn, en de teleurstelling zal zijn voor diegenen die denken dat zij zouden gaan; ja, ja, en dan te worden afgewezen. Diegenen die zeiden: "Wel, wacht een ogenblik, mijn moeder hoorde tot deze kerk, mijn vader hoorde bij deze gemeente, mijn grootvader, grootmoeder. Ik ben daar mijn hele leven lid geweest."
92 "Ga weg van Mij, gij werker der ongerechtigheid, Ik heb u zelfs niet gekend."
93 Kijk naar de dagen toen de kleine, oude Simeon – onbekend man, geen reputatie – wij weten niets van hem in de Bijbel. Maar de Bijbel zei dat het hem werd geopenbaard door de Heilige Geest. (Daar is hij, daar hebt u het.) "Hij zou niet sterven voor hij de Christus des Heren zag."
94 Kijk er dan naar wie Johannes de Doper was, de één of andere soort vreemd aandoende kerel, een bosbewoner buiten in de bossen. Het werd hem geopenbaard. Hij kwam voort, de Boodschap predikend. Kijk daarnaar!
Wie was de kleine Anna?
95 De kleine maagd, Maria, ginds in de stad Nazareth (niet in tel, net zomin als Jeffersonville) en waar zonde en alles welig tierde, maar zij had zich rein gehouden, omdat zij wist dat er op een dag een Messias zou komen. Ziet u?
96 Jozef, een timmerman, had zijn vrouw verloren en maakte dit kleine meisje het hof. En het was langs die weg, dat de Heilige Geest daartoe kwam. En dan komt de wereld eraan en gaat het zwart maken, zoals: "heilige roller, pinksterman". Ziet u, zij gingen het zwart maken. "Wel, die... zij... dat kind werd buitenechtelijk geboren." Ziet u? Zij geloofden dat. En het leek erop alsof het zo was. Maar God doet dat om de ogen van de wijzen en verstandigen te verblinden en het te openbaren aan de kinderkens, zovelen er willen leren.
97 Ik hoop dat er genoeg achtergrond is voor als ik over een poosje op iets kom. Ik zal het u gaan laten zien. Ziet u deze olie? Nu, wat ik u heb verteld, de achtergrond... Om te zien dat het niet de mens is maar God, zal ik hierop wijzen. Goed.
98 Nu: "Klim hierheen op", klonk de stem. En toen hij opende, hoorde hij de bazuin klinken. En toen was Johannes onmiddellijk in de Geest, was in de Geest, en zodra hij in de Geest kwam, begon hij dingen te zien. U begint dingen te zien, wanneer u in de Geest komt. Eerst moet u in de Geest komen. Is dat waar?
99 Nu, wat als u naar een honkbalwedstrijd ging en u zegt: "Ik houd werkelijk van honkbal!" Uh-huh. En u koopt een kaartje voor de eerste rij, helemaal beneden in de loge en u kijkt naar de 'Yankees' of de 'Bulldogs', wie het ook zijn, die spelen. En zij hebben daarbuiten allemaal een geweldige wedstrijd.
100 En uw partij staat net op het punt te verliezen, en plotseling haalt de moderne 'Babe Ruth' zijn slaghout op deze manier uit en zegt: "Zien jullie dat daar in de verte?" Heeft drie man bij een honk staan. 'Pats!' en hij slaat hem regelrecht uit het zicht; neemt zijn hoed af en waait zich wat koelte toe; loopt naar het eerste honk en kijkt rond; al die makkers gaan naar het tweede honk, en hij schudt de man bij het tweede honk de hand; wandelt, wandelt rustig regelrecht terug naar het thuishonk en buigt zijn... Wel, oh! My! Het geroep, het gespring, het gejubel, het 'hoera'-geroep! Wel, zij zouden...
101 Ik heb in werkelijkheid gezien dat zij deze... herinnert u zich de oude 'kady'-strohoed? Ik ging eens op een dag naar een honkbalwedstrijd en zag dat een makker een 'home-run' scoorde. En deze man die voor mij zat met een strohoed op, hij werd helemaal opgewonden; hij pakte zijn hoed vast, trok hem gewoon recht naar beneden; deed zichzelf gewoon een kraag om op deze manier, wat het bovenstuk eruit scheurde. Wel, hij had een geweldige tijd! Hij was zo buiten zichzelf, dat hij niet wist wat hij deed. Gewoon stampend en 'hoera'-roepend en schreeuwend en springend. Wel, nu, u weet wat ik denk, hij had zeker... hij was een... hij hield van honkbal. Hij was een honkbal-fan of -verslaafde, precies zoals een verslaafde aan sigaretten of iemand die verslaafd is aan whisky.
102 Ik ben een Jezus-fan. Ja. Ik houd daar gewoon van. Ik... Als u alleen maar een Jezus-fan bent, ziet u. Een fan van iets.
103 Dan zou u zich kunnen indenken dat die makker zegt: "Oh,... zeker,... ik ben een honkbal-fan." En zijn partij staat op het punt te verliezen en hij zag ze ineens opkomen en de wedstrijd op die manier winnen, hij keek rond en: "Ja,... geloof wel dat dat goed was!" "Zeg, houdt hij van honkbal? Oh, dat is me iemand!"
104 U zegt: "Wel, u houdt er niet van, is het wel? Er is iets met u niet in orde!"
105 Elke goede honkbal-fan zou zeggen: "Wat is er met die jongen aan de hand? Er is iets niet in orde met hem. Moet je hem daar zien zitten." Huh! Dat is gewoon zo...
106 Tel twee en twee nu bij elkaar, ziet u. Oh, wanneer u een fan van Jezus bent en u voelt de Heilige Geest in die Woorden zinken, dan schreeuwt iets het uit! Oh, je raakt buiten jezelf!
107 Ik hoop dat deze man het mij vergeeft, hij zit hier vlakbij. De grote, lange man met zwart haar die hier zit, die daar op een avond in de hal stond, en iemand zei iets zo'n beetje... hulp, weet u, hem op die manier zo'n beetje zegenend. En de arme jongen had een vreselijke tijd gehad; ik weet dat zijn vrouw hem verliet en echtscheiding had aangevraagd, omdat hij de Here Jezus liefhad. Dat is waar. En iemand zei iets over Jezus, weet u, hij was zo'n beetje één van die fans. En hij was in de oorlog geweest en helemaal stukgeschoten en alles, deze jongen; had met hem te doen. Kwam thuis met een... zijn vrouw en kinderen. Toen beloofde hij de Here dat hij Hem zou dienen, en zodra de Here hem begon te zegenen, en hij in orde kwam met God, keerde zijn vrouw zich om en vroeg echtscheiding aan, verliet hem en liet hem in de kou staan. Maar hij was nog steeds een fan.
108 En toen hij daar op een avond stond en iemand iets over Jezus zei, iets, hoe groot Hij was, zoiets dergelijks, zei hij : "Oh, glorie!" Sloeg zijn armen uit en zijn vuisten, staken zo door de wand. Hij wist niet dat hij het had gedaan. Had zijn vuisten in de wand gestoken. Zei: "Broeder Bill, ik zal daarvoor betalen." Ik geloof dat broeder Wood is gekomen en het stuk erop heeft gezet, er een ander stuk op heeft gezet. Wij vonden dat niet erg broeder Ben, wij waren blij, dat je een fan was. Ziet u?
109 Wanneer de Heilige Geest iets voor u doet, kunt u gewoon niet stil zitten, er is iets wat overstroomt. Amen. Oei! Zeker, iets vindt houvast, een fan van Christus. Wanneer u de Here liefhebt, is er gewoon iets in u wat zich uitstrekt, wat grijpt, hongerend en dorstend. Jezus zei: "Gezegend zijn zij, want zij zullen vervuld worden. Gezegend zijn zij om zelfs maar te dorsten, of u het nu hebt ontvangen of niet." Hoevelen willen meer van God? Goed. Wel, de reden dat u meer van God wilt; u bent gezegend alleen door dat te zijn. Als u het niet hebt ontvangen, bent u toch gezegend. "En gezegend zijn zij die hongeren en dorsten." U bent gezegend, alleen al als u hongert en dorst. Omdat u het wilt, bent u gezegend. Omdat er vele mensen zijn, die het níet wensen.
110 Herinnert u zich mijn prediking van onlangs 's avonds? Ziet u, zoals de zwakzinnige, hij hield de doos en gooide het geschenk weg. Ziet u? Neem niet de doos, neem de Gave. Goed.
Nu, terstond... in vervoering des geestes en zie, er stond een troon in de hemel en Iemand was op die troon gezeten.
111 Nu, let op, een poosje daarna, of wij namen het gisteravond geloof ik, dat op deze troon, die... Wij ontdekken dat er eerst niets op de troon was, en nu zit daar Iemand op de troon, dus toonde het dat Jezus met Zijn gemeente naar boven in de heerlijkheid was gekomen en gezeten was op Zijn Eigen troon. "Zittend op de troon", dat is na het gemeente-tijdperk. Nu, wij willen daar met een ogenblik op komen.
112 Nu, u zegt: "Wel, waar bevindt zich Zijn troon vandaag?" Nu, broeder Neville, als ik dat oversla, vraagt u mij over een poosje waar Zijn troon momenteel is. Ik denk dat ik er tot zo diep op zal ingaan. "Waar is Zijn troon op dit ogenblik als Hij nu niet op Zijn troon zit?" Hij is nu niet op Zijn troon. Oh, nee.
113 Goed nu:
En Die erop gezeten was, was van aanzien de diamant en sardius gelijk; en een regenboog was rondom de troon, van aanzien de smaragd gelijk.
114 Nu, laten wij nu het derde vers nemen, om te beginnen. En dus 'diamant'. Deze Die op de troon zat, was van aanzien gelijk... met andere woorden, wanneer u naar Hem keek, was Hij in zo'n pracht, zo'n schoonheid! Oh, ik verlang ernaar Hem te zien. U niet?
115 Op een dag... Ik herinner mij zuster Cadle, zuster Howard Cadle, ik denk dat velen van u zich haar herinneren. Ik was daar aan de overkant van de straat en mijn vrouw die daar nu zit, herinnert zich dat zij het koud had, in de kamer. En ik stond op, en had een kleine oude 'monkey'-kachel [een met hout gestookte kachel, met in de pijp een oventje – Vert] daarginds, met een... waar wij het brood op bakten in de oven, in de pijp. En ik... het was erg koud en de wind waaide, winter, sneeuw op de grond, en wind neerslaand in de pijp. En ik kon dat ding niet aan het branden krijgen, om mijn leven te redden. En dat verscheurde mij gewoon. En ik legde er wat in, het waaide weer uit. Billy had het koud en zij had het koud, ik was aan het proberen een vuurtje te maken. En toen draaide ik toevalligerwijs de radio aan en een paar minuten voordat ik het op temperatuur kreeg, hem aankreeg, en zuster Cadle zong: "Wanneer ik aankom in dat land, op een ver verwijderd strand, dan wil ik Jezus zien. U niet?" Oh, my!
116 Ik ging midden op de vloer zitten en zat daar gewoon en begon te huilen. U weet hoe zij daarginds kon zingen, die heel lieflijke stem van haar als van de spotvogel. Ik wil haar horen, wanneer ik ginds over de grens ga; het ging [Broeder Branham zingt]: "...wil ik Jezus zien. U niet?"
117 Ik dacht: "Oh God, ja ik wil Hem op een dag zien. Wanneer de bloemen allemaal weg zijn, wil ik Jezus zien." Hoe... Om Hem op Zijn troon te zien, Zijn schoonheid, Zijn pracht! En hoe... Oh, ik wil staan, waar Johannes ook stond, zodat ik er kan staan om naar Hem te kijken.
118 Hier enige tijd geleden, vroeger... de tijd van de slavernij. Ik zeg dit in het belang van mijn gekleurde vrienden, die hier deze morgen zijn. Er was een oude kleurling, hij was... zij waren gewoon naar een klein gebouwtje te gaan.
119 En zij hadden de gewoonte dit te doen daar in Kentucky, om er te zingen. Misschien kunnen mama Cox en zij het zich herinneren, toen zij gewoon waren heen te gaan en te zingen, weet u, weggaan naar de huizen en zij zouden op een orgel spelen, jongelui en allen zingen. Waren gewoon het hierboven in Utica te doen, en rondom in de plattelandsgebieden. Nú hebben zij een liter whisky, ergens heen naar een rock'n'roll feest.
120 Maar toen zongen zij liederen. Op één van die oude zangbijeenkomsten was er een oude kleurling-broeder die gered werd. En de Here riep hem om te prediken. En de volgende dag ging hij rond om het de slaven op de plantage te vertellen. Hij zei: "De Here redde mij gisteravond en Hij heeft mij geroepen om tot mijn broeders te prediken."
121 En tenslotte drong het door tot de eigenaar van de boerderij of de eigenaar van de plantage. Hij riep hem binnen en zei: "Sambo, ik wil dat je hier binnen komt." Zei: "Kom binnen in mijn kantoor." Hij zei: "Ja, mijnheer", liep naar het kantoor.
122 Hij zei: "Wat is dit wat ik hoor, dat jij verspreidt onder de slaven, onder die mensen daarbuiten, mijn knechten, mijn slaven, dat de Here jou vrijmaakte?"
123 Zei: "Ja, zeker." Hij zei: "Baas, ik ben uw slaaf." Hij zei: "Ik werd gekocht met uw geld, maar..." Hij zei: "Maar de manier waarop God mij gisteravond vrij maakte: Jezus maakte mij vrij van een leven van zonde en schande, en een leven van dood. Hij maakte mij vrij." Hij zei: "Sambo, meen jij dat werkelijk?" Hij zei: "Ik meen het."
124 Hij zei: "Ik hoorde ze zeggen dat jij hier in de omgeving zou gaan beginnen te prediken tot je volk op de plantage en zo."
125 Zei: "Ja, zeker!" Zei: "Dat is het wat ik van plan ben te doen, is dit Evangelie aan mijn volk te prediken." Zei: "Meen jij dat werkelijk Sambo?" Hij zei: "Ik meen het werkelijk."
126 Zei: "Kom, ga met mij mee naar het gerechtshof, ik zal jou je vrijheid ook geven. Je bent vrij van mij en je bent vrij van ooit meer slaaf te zijn. Ik kocht je, je bent van mij, en ik geef je de vrijheid, zodat jij het Evangelie aan je volk kunt prediken." Hij ging heen en ondertekende de vrijlatingsverklaring, en hij kreeg de vrijheid. Hij kon niet meer als slaaf worden verkocht. Hij was een vrij man om het Evangelie te prediken.
127 Hij predikte jarenlang onder zijn broeders. Vele blanke mensen werden onder zijn bediening bekeerd. Op een dag kwam de oude man te sterven. Hij predikte dertig of veertig jaar, of meer. En toen hij kwam te sterven, lag hij in de kamer en vele van zijn blanke broeders hadden zich in het rond in de kamer verzameld en zij dachten dat hij al twee of drie uur heengegaan was. Toen, toen hij tenslotte ontwaakte en rondkeek in de kamer, zei hij...
"Waar ben jij geweest, Sambo?" Hij zei: "Oh, is ik hier weer terug? Is ik hier weer terug?" Hij zei: "Wat is er Sambo?" Zei: "Oh, ik was overgestoken naar het andere land." Hij zei: "Vertel ons erover."
128 Hij zei: "Wel, ik kwam juist in Zijn tegenwoordigheid." En zei: "Toen ik daar stond", zei hij, "was er een engel die kwam aanlopen en zei: 'Is je naam Sambo zo-en-zo?'" Hij zei: "Jawel, dat is zo." Hij zei: "Kom binnen." "Liep naar binnen en ik keek naar Hem die daar zat."
129 Hij zei: "Sambo, kom hier nu heen, nadat jij Hem hebt gezien, wil ik dat jij hier naar buiten komt; wij willen je je mantel geven, wij willen je je harp geven, wij willen je je kroon geven."
130 Sambo zei: "Spreek mij niet over harpen, kronen en mantels."
131 Zei: "Maar jij hebt een beloning verdiend, wij willen je je beloning geven."
132 Zei: "Spreek niet over mij en over de beloningen." Zei: "Laat mij er slechts staan en een duizendtal jaren naar Hem kijken. Dat zal mijn beloning zijn."
133 Ik denk dat dat ongeveer de wijze is, waarop wij het allemaal zouden voelen: "Laat mij er slechts staan en naar Hem kijken." Oh, ik zal een ander lichaam moeten hebben dan ik nu heb, elke vezel van je wezen, alleen maar naar Hem te zien.
134 Daar stond Johannes en hij zag Hem op de troon zitten. En Hij zag eruit als de diamant en sardius. Nu, alle dingen en elk woord heeft een betekenis in de Bijbel. Nu: 'diamant en sardius'.
135 Nu, als u erop zult letten, komt het overeen met de rest van de Schrift. In de laatste gedeelten van de Schrift was Hij Alfa, Omega; Hij was het Begin en het Einde; Hij was de Eerste en de Laatste; Hij was Vader, Zoon en Heilige Geest. Hij was Alles, en alles was samengebundeld in Hem. Mattheüs 17 laat dat zien, boven op de berg der Verheerlijking, was het alles verzameld in Hem.
136 Nu, 'diamant' was een steen en 'sardius' was een steen. (Nu, wij zullen over een ogenblik op hun kleuren komen.) Nu, ik wil dat u erop let, dat elk van de aartsvaders, toen zij werden geboren, ja, elk persoon, een geboorte-steen had. De mijne, ik werd in april geboren, diamant. En verschillende maanden vertegenwoordigen afzonderlijke stenen. Wel, met de aartsvaders was dat hetzelfde. Elke keer dat een aartsvader werd geboren, had hij een geboorte-steen.
137 En gewoon om hier direct even een ogenblik te stoppen. Wanneer die Hebreeuwse moeders... Laat mij u een Goddelijk Woord tonen, vriend, zodat uw geloof vast in het Woord zal worden opgebouwd. Elke keer dat die Hebreeuwse moeders, als zij in barensnood waren, geboorte-weeën hadden, om deze kinderen te baren, gaven precies die woorden die zij uitten in haar baren, de man (de baby die haar werd geboren) zijn naam, en plaatsten hem op zijn positie in Palestina, waar hij zal zijn bij het komen van de Here. De geboorte-weeën in deze moeder! Zoals 'Efraïm' betekent 'bij de zee'. Ziet u? En Efraïm werd zijn deel bij de zee gegeven. En, zeg dat... 'Juda' betekende... Ik weet niet wat dat woord betekent, maar ik zou het kunnen uitzoeken. Nu, kijk, dat is waar ik geen tijd voor heb, deze korte dingen, om die uit te zoeken. Maar dan teruggaan... en Juda, wat Juda ook betekent, betekent zijn positie, gezet onder de kinderen Israëls.
138 En neem het in Genesis 48 en 49, u zult daar ontdekken dat Jakob, toen hij stervende was, leunend op zijn staf, blind geworden, die kinderen, wat de plaats betreft, vertelde waar zij aan het einde van de wereld zouden zijn. En zij zijn daar nu – wat plaats betreft – precies gevestigd, sinds zij teruggegaan zijn naar hun vaderland. Vertelde Jozef: "Gij zijt een vruchtbare wijnstok bij de muur", ziet u, "bij de bron", het water. Hij ging erheen. Hij zei: "Gij hebt vertrouwd op de Here God. Gij maakte uw boog sterk" (Verenigde Staten, ziet u) "in de Here, maar eens zou die wijnrank terug over de muur komen." En daar is zij, daar precies nu. Helemaal precies wat hij al praktisch drieduizend jaar geleden zei, regelrecht teruggekeerd. Vertelde Efraïm dat hij zijn voet in olie had gedoopt, en Efraïm vestigde zich precies waar de grote oliebronnen waren. Helemaal juist.
139 De uiting van die mensen, wat was er met die stervelingen? God die hun vezels neemt en in hen vaardig is!
140 Het zag er naar uit, toen het Romeinse Keizerrijk hen verstrooide, toen anderen hen verstrooiden, toen zij werden gehaat door Hitler, tienduizenden maal tienduizenden werden luchtbellen in hun aderen gespoten en zij stierven, je kon hun lichamen aan schuttingen zien hangen met hun baby's en al het andere, en beenderen... en namen ze en maakten kunstmest van hun beenderen. Ze gewoon daar mee naar buiten nemen en ze een spuitje geven, ze in de wagon laden. Dan uitstappen, tegen de tijd dat ze uitstapten dichtbij het beginpunt, zongen zij: "De Messias zal komen en wij zullen het bloed van de druif weer drinken." Toen zij heengingen, stervend, die Joden, daar rondlopend, wetend dat binnen een paar kleine hartslagen hun hart zou stilstaan. En verder door gingen zij dan, zingend: "Wij zullen de Messias spoedig zien." Oh, my! Kunstmest makend uit hun beenderen.
141 Heel wat van u soldaten hierbinnen weten dat en zagen het. Ik stond op het terrein waar zij ze verbrandden en al het andere, daar, Hitler en zij. En kijk naar Stalin en Rusland en die allemaal, deden hetzelfde. Zo is het. Maar die Jood, wat was er aan de hand? Hij werd teruggedwongen naar zijn vaderland. Daar is het waar zij staan.
142 Ik kreeg die geweldige film "Drie minuten voor middernacht." Toen de Joden arriveerden, werd het hun gevraagd, zeiden: "Waarvoor komt u terug, om te sterven in het vaderland?"
143 Zeiden: "Wij zijn gekomen om de Messias te zien." Amen. Uh! Wij zijn in de eindtijd.
144 Elk van die kinderen had, toen zij werden geboren, een geboorte-steen. [Een edelsteen die symbolisch de maand van geboorte aanduidt – Vert] En terwijl Aäron... de Hogepriester over elk van die kinderen, droeg een borstplaat, op zijn gewaad. Dat is wat ik nog even wat langer wil laten liggen, om naar dit zesde vers te gaan, omdat dat elk symbool van het Oude Testament daar precies binnenbrengt. Elk... alle zaken en alles in het Oude Testament was een patroon van dat wat in de hemel werd gezien; was een voorbeeld voor het menselijk wezen.
145 En hier is Aärons borstschild, hij was een hogepriester. Let op, de geboorte-steen van elke stam was daarin vertegenwoordigd. Eén van de geboorte-stenen, zette zijn steen daarin: de stam van Efraïm, de stam van Manasse, de stam van Gad, de stam van Benjamin, allen waren hierin vertegenwoordigd. En dat is hoe... Dan nemen zij die geboorte-stenen, die prachtige edelstenen, en hangen het op deze manier aan de deurpost. En als een profeet profeteerde, en als zij het zagen oplichten... Zij namen hem mee naar deze Urim-Thummim en lieten hem zijn profetie vertellen, als er daar een heilig licht op kwam en deze stenen begonnen samen te flitsen, was het God die terugsprak. Het was voor de hele stam, zij allemaal, elke stam.
146 Nu, over deze, de eerste steen. De eerste, hoevelen weten wie het eerste kind was? Wat was zijn naam? Ruben. Goed. Wie was de laatste? Benjamin. Zo is het. De geboorte-steen van Ruben was 'diamant', de geboorte-steen van Benjamin was 'sardius'. Hij was van aanzien als 'Ruben en Benjamin', de Eerste en de Laatste. Hij die was, Die is, en zal komen; Hij was Alfa (A) in het Griekse alfabet, Omega (Z) in het Griekse alfabet. Hij was de Eerste; de Laatste, Hij was van Benjamin tot Ruben, van Ruben tot Benjamin. Oh, my! Daar was Hij: "Van aanzien de sardius en diamant gelijk." Hij zat op deze troon!
147 Hoe, zou u Hem allemaal graag willen zien, gezeten in Zijn heerlijkheid? Laten wij opslaan Openbaring 21:10, heel vlug en hier even een blik op Hem werpen. Goed, 21:10–11.
En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg, en hij toonde mij de grote stad, het heilige Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God;
En zij had de heerlijkheid Gods, en haar glans geleek op een zeer kostbaar gesteente, als de kristalheldere diamant.
148 'Haar glans'. Het Licht! Wie is het Licht? "En de stad had de zon niet van node, omdat het Lam haar Lamp is."
149 Diamant, sardius-steen: De heerlijkheid van God is Jezus Christus, de heerlijkheid van Jezus Christus is Zijn gemeente. En Hij was de Eerste. Wat was Hij? Hij was het Begin van de tijd, Hij is het Einde van de tijd. Hij was het Begin van de aartsvaders, Hij is het Einde van de aartsvaders. Hij was de gemeente die was in de... Hij was de Geest die in de gemeente van Efeze was. Hij is de Geest van de gemeente in Laodicéa. Hij is de Eerste en de Laatste, A tot Z, de Eerste, Laatste, Hij die was en zal komen, de Wortel en Scheut van David, de Morgenster, de Lelie der dalen, de Roos van Saron! Oh, er zijn vierhonderd en nog wat titels in de Bijbel die op Hem betrekking hebben. Denk het u even in, wat Hij was! En toch was Hij de nederige Here Jezus, die werd geboren in een kribbe, tot lof van God.
150 Alles wat nederig is, let erop, omdat dat goed is. Alles wat groot is, is een zelfgenoegzaam, eigenwijs figuur, besteed er dus geen aandacht aan; ziet u, het is een heleboel wind en er zit niets bij. Goed.
151 Nu, "Hij was van aanzien de diamant en sardius gelijk." Laten wij terug opslaan... Kijk, wij hebben een beetje tijd, is het niet? Wij hebben nog ongeveer veertig minuten. Laten wij opletten, laten wij teruggaan naar Ezechiël 1. Teruggaan in de Bijbel naar het Oude Testament, naar Ezechiël. En laten wij hier lezen waar Ezechiël Hem eveneens zag. En vergelijk nu deze Schriftgedeelten en kijk waar wij aan toe zijn. Ezechiël het eerste hoofdstuk, goed, nu laten wij een ogenblik lezen. Nu ik zal de eerste vijf verzen gaan lezen en dan zullen wij gaan lezen – ik heb het hier aangetekend – van het zesentwintigste tot het achtentwintigste vers. Maar laten wij nu de eerste verzen lezen van het eerste hoofdstuk van Ezechiël, de profeet. Goed.
In het dertigste jaar, in de vierde maand, op de vijfde der maand, toen ik te midden der ballingen aan de rivier de Kebar was, (Is dat goed, Kebar? K-e-b-a-r, Kebar) werd de hemel geopend en zag ik gezichten van Godswege.
Op... (nu let op) op de vijfde der maand – het was het vijfde jaar der ballingschap van koning Jojachin –
Kwam het woord des HEREN tot de priester Ezechiël, de zoon van Buzi, in het land der Chaldeeën, aan de rivier de Kebar; de hand des HEREN was daar op hem.
En ik zag en zie, een stormwind kwam uit het noorden,...
152 Let op deze profeet hier, vijfhonderdenvijfennegentig jaar voor de komst van Christus, kijk hoe zijn visioen overeenstemt met dan van Johannes.
... Een stormwind kwam uit het noorden, een zware wolk met flikkerend vuur en omgeven door een glans; daarbinnen, midden in het vuur, was wat er uitzag als de kleur van amber.[Engelse Oxford vertaling – Vert]
En in het midden daarvan was wat geleek op vier wezens; en dit was hun voorkomen: zij hadden de gedaante van een mens.
153 Let op, de kleur van de Geest Gods Die boven het voorkomen van deze vier Wezens was, was amber. Amber is geelachtig groen. Nu, let op, [Broeder Branham pauzeert en klopt op iets om het te illustreren – Vert] 'geelachtig groen', amber, oh, Hij is Dezelfde, gisteren... Hij openbaarde Zich aan Ezechiël, in het midden van Ezechiëls visioen. Dit Licht dat hij zag komen boven de vier levende wezens, was geelachtig groen. Toen Hij tot Johannes kwam, verscheen Hij in het 'smaragd', wat eveneens 'geelachtig groen' is. Hij komt nu tot de openbaarder in geelachtig groen. Hij komt tot ons in geelachtig groen, het Licht! Wandel in het Licht, Hij is het Licht.
154 Laten wij nu naar het zesentwintigste vers gaan, zodat wij tot het achtentwintigste vers kunnen lezen. Het zesentwintigste vers: "Boven het..." Oh, wanneer u thuis komt, wil ik dat u dat aanstreept, lees elk stukje ervan. Om tijd te besparen...
Boven het uitspansel boven hun hoofden was wat er uitzag als lazuursteen, dat de vorm had van een troon; en daarboven, op hetgeen een troon geleek, een gedaante, die er uitzag als een mens. (Dat was de Zoon des mensen, ziet u, Christus.)
155 Nu let erop hoe Hij was, hoe Hij hier gekleed was.
En ik zag iets schitteren als amber; (let op, rond deze Zoon des mensen) vanaf wat op zijn lendenen leek naar boven als vuur omvat door een hulsel;...
156 Luister! Wees geestelijk, wees begrijpend, en in uw eigen hart hier. Ik bezweer u in Jezus' Naam: Houd dit voor uzelf! Maar bedenk even hoe gezegend!
157 "Ik..." Laten wij opnieuw bij het zevenentwintigste vers beginnen. Luister, iedereen! Wees nu heel goed van begrip!
En ik zag iets schitteren als amber (dat is geelachtig groen); vanaf wat op zijn lendenen leek naar boven als vuur omvat door een hulsel (vuur rond het amberachtig groene); en vanaf wat op zijn lendenen leek naar beneden, zag ik iets als vuur omgeven door een glans. (Vuur er overal omheen.)
Zoals de aanblik is van de boog, die in de regentijd in de wolken verschijnt, zo was de aanblik van die omhullende glans. Aldus was het voorkomen der verschijning van de heerlijkheid des HEREN. Toen ik haar zag, viel ik op mijn aangezicht en ik hoorde de stem van Eén, Die sprak.
158 Let op! Bent u klaar? Luister! Houd dit nu vast, onthoud het alleen, om het u te laten weten. (Gene, je kunt deze band vasthouden.) Luister! (Nee, ik bedoel niet om hem daar stop te zetten, dat is in orde.) Ik bedoel, houd gewoon de band vast, geef deze vrij voor de gemeente. Let hierop! Nu, opdat u zou mogen weten, dat de kleur van het Licht dat bij de Here is, en het Licht van de Here dat de Here volgt, en dat de Here is, amber is, geelachtig groen. Dat is dezelfde kleur als het Licht dat heden bij ons is, zoals de wetenschapsmensen er de foto van hebben genomen, geelachtig groen, amber.
159 Toen ik een kleine jongen was, en ik het voor de eerste keer zag, u herinnert het zich, de oudgedienden hier. Ik vertelde u steeds, voordat de werkelijke foto werd genomen: "Het was geelachtig groen, wat amber is." Nu, om te laten weten, dat de Geest van de Here...
160 Hij zei, toen hij het zag vanaf de lendenen van het levende Schepsel dat in zijn tegenwoordigheid stond: "Vanaf Zijn lendenen opwaarts, was overdekt met licht. En overal in het rond waren vele kleuren zoals een regenboog." Klopt dat?
161 Ik wil dat u bedenkt, dat God nog steeds in dezelfde kleuren bestaat, "vanaf de lendenen opwaarts: vuur, amberkleur", genomen met een filmcamera of met een kleurencamera; "amber vanaf de lendenen opwaarts, van de lendenen naar beneden, en overal rondom, vele kleuren zoals het in de regenboog is in de lucht na een regenbui." Jezus Christus, Dezelfde, gisteren, vandaag en voor immer! De Heilige Geest is nog steeds in Zijn kracht, nog steeds in Zijn gemeente in deze laatste dag. Daar hebt u het. Niet ik, ik stond daar alleen maar, maar het was een foto die werd genomen. Ik wil dat u daarnaar kijkt, helemaal precies wat Ezechiël zag. Dezelfde kleuren, dezelfde wijze, en handelde op dezelfde wijze, en helder gloeiend, op dezelfde wijze, van de levende wezens. Wat is het? De levende schepselen stellen de levende gemeente voor, de gemeente die leeft door de kracht en de opstanding van Christus. Die zelfde amberkleuren hebben het bedekt van de lendenen naar boven, vanaf de lendenen naar beneden.
162 Daar zijn geen gissingen meer, de wetenschap heeft hun foto genomen! Kijk naar hun kleuren, kijk slechts naar de kleuren van vuur daarin. Ziet u, de regenboog. Kijk naar deze gelige smaragdkleur. Nu, op dìt fototoestel, het was gewoon een normale fotografen-camera. Op dìt fototoestel zat kleur, kleurenfoto's, Kodachrome kleur. [Broeder Branham doelt op de foto die van hem werd genomen en waarop onder andere tongen van vuur zichtbaar zijn – Vert] Kijk naar de smaragdkleur daarin. Als ik het boven een lamp kon houden ergens, waar u het achteraan kon zien. Kunt u het nu zien? "Als een regenboog", kijk naar de strepen, die heen en terug lopen zoals de regenboog, elk een andere kleur. Wij zullen daar over een paar ogenblikken op ingaan: wat zijn die kleuren en waar zijn zij een afspiegeling van?
163 Oh! Dat maakt dat mijn arme hart opspringt van vreugde. En te weten dat in deze dag waarin wij leven, dat Christus... terwijl alle andere grond drijfzand is, alle andere grond... Ik denk: "Waarom kan ik dat niet vertellen? Waarom kan ik het de wereld niet laten zien?" Het was niet de bedoeling dat de wereld het zou zien. De wereld zal het niet zien; zij zullen het nooit zien! Maar de gemeente ontvangt de machtigste beroering die zij ooit heeft gehad!
164 In die dagen zouden zij er geen foto van hebben kunnen nemen. Zij kunnen het nu, omdat zij de mechanische middelen hebben gekregen. Degenen die proberen de werktuigkunde te gebruiken om God te ontkennen – het keert regelrecht om en bewijst dat er een God bestaat. Zo is het: 'Smaragd'. Nu, bedenk, ik heb dat nooit verzonnen, ik lees het u rechtstreeks voor uit de Bijbel. Let op als ik lees, en kijk, en zie dat het dezelfde Here God is; er is geen verschil. Let op het zevenentwintigste vers.
En ik zag... de kleur van amber;... iets als vuur... (Ziet u, als lekkende vlammen.)
165 Ziet u, amberkleuren komend uit een vuur. Ziet u het nu? Amber, dit zijn de amberkleuren komend van een vuur. Hieronder staat:
En zoals de aanblik is van een boog, of een regenboog, die in de regentijd... regenboog, die in de dagen na een regen...
166 En daar was een 'levend schepsel'. Wat Johannes vertegenwoordigde, de gehele gemeente, was opgenomen. Ik vertelde het u. Eén persoon hier in een visioen kan het gehele lichaam van Christus voorstellen en omvatten! Nu kijk.
En ik zag... de kleur van amber; vanaf wat op zijn lendenen leek naar boven als vuur omvat door een hulsel en vanaf wat op zijn lendenen leek naar beneden, zag ik iets als vuur...
167 Let op, kijk naar het sproeien van het vuur. Waaruit? De regenboog, de zeven kleuren. Nu kijk, er zijn daar precies zeven kleuren, en de regenboog heeft zeven kleuren.
...zag ik iets als vuur omgeven door een glans.
Zoals de aanblik is van de boog, die in de regentijd in de wolken verschijnt, zo was de aanblik van die omhullende glans (rondom de troon van God, ziet u). Aldus was het voorkomen der verschijning van de heerlijkheid des HEREN... (Niet de HERE, nu, de 'heerlijkheid' des HEREN...)
168 De heerlijkheid des Heren die zich uitspreidt over Zijn gemeente, omdat Hij in Zijn gemeente is! Amen! Oh, het klinkt dwaas voor de onverstandige, maar hoe groot is het voor diegenen die Hem geloven. Ziet u?
Aldus was het voorkomen der verschijning van de heerlijkheid des HEREN. Toen ik haar zag, viel ik op mijn aangezicht, en ik hoorde de stem van Eén, Die sprak.
169 Nu gaat hij verder en vertelt wat het visioen betekende, waarvoor wij vanmorgen niet de tijd hebben om erop in te gaan.
170 Nu, let op hoe de Here ons in Zijn grote genade ons deze dingen geeft.
171 Nu, laten wij er nog één nemen. Zowel Ezechiël als Johannes zagen Hem in het geheimenis van Zijn kleuren en licht, en noemden het een 'amberkleur'. Johannes, later... U die uw... die de Schriftgedeelten noteert, I Johannes 1:5–7. Later, toen Johannes (en hij was ongeveer drie jaar op het eiland Patmos, toen hij het Boek schreef), toen hij terugkwam, een oude man, in de negentig, in I Johannes 1:5–7, zei hij: "God is Licht." Johannes had een ervaring, hij had Hem gezien en hij wist dat Hij Licht was, Licht, eeuwig Licht; geen kosmisch licht, geen lamplicht, elektrisch licht, zonlicht, maar eeuwig Licht! Oh, wat heb ik Hem lief. "God is Licht."
172 Let op, wij zullen nu opnieuw gaan beginnen en kijken waar wij aan toe zijn. Bij het derde vers nu, is het niet? Zullen wij het gaan begrijpen? Ik hoop het. Goed.
...Hij was van aanzien de diamant en sardius gelijk; en een regenboog was rondom de troon, van aanzien de smaragd gelijk (geelachtig groen).
173 Nu: 'regenboog', u merkt dat het een regenboog was. Laten wij teruggaan in Genesis 9 en het ontdekken, in Genesis 9:13. En wij zullen hier de 'regenboog' terugvinden, toen een regenboog de eerste maal verscheen. Genesis het negende hoofdstuk en wij zullen beginnen bij het dertiende vers, Genesis 9:13. Houdt u allemaal hiervan? Oh, ik heb het lief! Ik houd er niet alleen van, ik heb het lief! Kijk:
Mijn boog stel Ik in de wolken, opdat die tot een teken zij... (let op!) teken zij van het verbond tussen Mij en de aarde. (Wat? "Tussen Mij en Noach"? Nee. "Tussen Mij en de aarde.")
Wanneer Ik dan wolken over de aarde breng en de boog in de wolken verschijnt, zal Ik Mijn verbond gedenken, dat tussen Mij en u... bestaat,... (Nu Hij kwam terug tot Zijn Verbond tussen hen, maar het regenboog-verbond...)
174 Ziet u, het verbond was leven voor Noach, dat Hij hem spaarde, maar het verbond dat God met Zichzelf sloot, was een regenboog, dat Hij niet zou... Nu, ik zal u tonen wat Noachs verbond met God was, binnen een ogenblik. Maar dit hier was Gods Eigen verbond met Zichzelf, amen, een regenboog.
175 Nu, wij ontdekken dat een verbond dan een 'teken' is, een teken. God zei dat het hier een 'teken' was, nietwaar? Ziet u: "Ik stel Mijn..."
Mijn boog stel Ik in de wolken,... (dat is na de vernietiging van de wereld, vernietigd door water; alle vlees buiten Noach werd vernietigd...) opdat die tot een teken zij van het verbond tussen Mij en de aarde. (Niet "Mij en de wereld", de 'wereld' is een 'kosmos' [is: 'wereldstelsel' – Vert], ziet u? Maar dit staat tussen Mij en de aarde.)
176 God zei: "Ik maakte die aarde. En Ik behandelde haar zo kwaadaardig, dat Ik haar ondersteboven keerde en haar in stukken flitste. En Ik behoorde het misschien niet te hebben gedaan." Hij zei: "Het berouwde Mij zelfs, het was zo'n verschrikkelijk iets."
177 Wat denkt u dat het zal zijn, wanneer Hij nu in Zijn toorn komt? Wees in orde, zondaar vriend. [Broeder Branham zingt.]
Oh, weest uitziend en wachtend om die aanblik te zien,
Hij komt weder. (Gelooft u dat?)
Hij komt weder. (Daar houd ik van, u niet?)
Oh, zou u geteld willen worden als één van Zijn vijanden
(Ik zou dat niet willen zijn, zou u het? Oh, nee. Een vijand zijn van... of een vijand van Hem zijn; mèt Hem te zijn, zou fijn zijn. Maar tégen Hem...)
Weest vlekkeloos van binnen,
Weest uitziend en wachtend om die aanblik te zien.
Hij komt weder. (Uh!)
178 Nu, een verbond, een teken van wat? Een teken van wat? Van een offer dat is aanvaard. Nu, neem Genesis 8:20–22. Nu, Genesis 8:20–22, goed, het staat precies aan de andere kant van de bladzijde.
En Noach bouwde een altaar voor de HERE, en hij nam van al het reine vee, en van al het reine gevogelte en bracht brandoffers op het altaar.
Toen de HERE de liefelijke reuk rook, zeide de HERE bij Zichzelf: Ik zal de aardbodem niet weer vervloeken (de grond vervloeken) om de mens, omdat het voortbrengsel van des mensen hart boos is van zijn jeugd aan, en Ik zal al wat leeft niet weer slaan zoals Ik gedaan heb.
179 En lees nu het laatste vers.
En voortaan zullen, zolang de aarde bestaat, zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht, niet ophouden (een verbond).
180 Hetzelfde wat Johannes zag: Jezus, Gods aanvaarde verbond, de hemelen omringend. En rond om Hem was een regenboog, rond de troon, van aanzien een smaragd gelijk, amberkleurig, groen licht rond de troon. God zij geprezen!
181 Let op! Noachs, bestond in hoofdzaak... Noachs regenboog bestond in hoofdzaak uit zeven kleuren. Iedereen weet, dat de regenboog zeven kleuren heeft. Nu, wat zijn de kleuren? Rood, oranje... violet. Nee, rood, oranje... groen, blauw, indigo en violet. Dat zijn de kleuren van de regenboog. Nu, wij hebben hier een diepgaand iets, en ik zal slechts de hoogtepunten ervan gaan aanroeren, omdat het te laat wordt. Nu, bedenk, oranje... of: rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet.
182 Nu, als u oplet: zeven. Kijk. Zeven regenbogen... zeven kleuren bedoel ik, zevenkleurige regenboog. Dat betekende zeven bogen! Zeven bogen, zeven gemeenten die zeven lichten weerspiegelen; elk licht overgaand in het andere. Het begon met rood, rood. Na rood kwam oranje, wat een afspiegeling is van rood. Na oranje was... na oranje kwam geel, wat rood en oranje samengemengd is... vormt geel. Dan groen. Groen en blauw vormt zwart. Toen kwam indigo. En dan komt van indigo: violet, wat een deel van blauw is. Oh, oh, oh, oh, oh! Halleluja! Ziet u het niet? God, in Zijn zevenkleurige regenboog, Zijn verbond. Dat Hij een verbond maakte, wat zeven gemeente-tijdperken bewijst, de zeven kleuren... Hij zou de aarde redden.
183 Wat zou Hij doen? Bedenk, Hij sloot het met de aarde, Zijn verbond. Maar let nu op. Deze regenboog, horizontaal, bedekt slechts (in een boog) één helft van de aarde. Dat is alles wat Noachs regenboog kleurde, slechts – bedekte slechts de helft van de aarde. Het is in een boog, dat is alles wat u kunt zien. (Maar toen Johannes Hem zag, in Zijn smaragdkleur, omringde Hij de gehele troon van God.) De helft werd nog nimmer verteld. Zijn kleur was in Zijn – de aarde, vormde slechts de boog, het is slechts een helft ervan; dat zijn de gemeente-tijdperken.
184 Maar toen Johannes Hem in deze amberkleur zag, de amberkleur, omgaf en bedekte Hij rondom als een stralenkrans. Een stralenkrans! [Broeder Branham wacht even en klopt op iets om het te illustreren – Vert] Een stralenkrans met een amberkleur omgaf Zijn wezen! Ziet u? Eén kleur, één God boven allen, door allen en in allen, maar er zijn zeven gemeente-tijdperken.
185 Kijk naar een grote diamant. Vonden zij vroeger gewoonlijk... je kon ze in Afrika vinden, liggend op de straten. Je zou een waaghals zijn om er één te houden, omdat zij niet is geslepen. Als u er één heeft die niet geslepen is, zullen zij u er nu voor straffen en u een vonnis van levenslang geven als u hem in bezit houdt. U moet hem inleveren, zodra u hem vindt.
186 Nu, zij nemen deze diamant... Oh, het is een hard iets. Ik heb een groot veertig-ton zwaar maalwerktuig zó opgesteld zien staan; zij gieten – storten die blauwe steen daarin, malen het in de rondte, het vermaalt die rots tot precies als as, maar het zal de diamant niet vermalen. Die veertig-ton, hangend aan een wartel hierboven, rond rollend met die grote blokken op die manier, die rots gewoon in stukken verpulverend; maar een diamant zal er rechtstreeks doorheen gaan, zij zal dat veertig-tons gietsel wegdrukken. Oh! Wanneer het er uitgeperst wordt en door een zeef valt, wordt het daar naar beneden gezeefd, de zeven, afgespoeld en gaat dan tenslotte op een lange lopende band.
187 De directeur van die grote Kimberley Diamant Mijnen was één van mijn helpers daarginds in de rijen; heel nederige, lieflijke broeder.
188 En dan ongeveer negentig centimeter boven dat water, waar het stroomt, wordt er Cosmoline op gedaan. (U weet wat... Hoe noem je die stof ook weer? Meda, wat is het wat wij daarbinnen in de pot in het kastje hebben?) Vaseline! En wij brachten die vaseline aan, ongeveer twee-en-een-halve centimeter dik, helemaal langs het glijvlak, dat naar beneden loopt, en merk op, elke keer dat dat gesteente er overheen komt, zal het van die vaseline afvallen; maar wanneer er een diamant overheen komt, zal zij blijven steken. Een diamant is droog en zij zal daaraan blijven plakken. Ik heb gezien dat zij ze oppakten, zelfs die hele kleintjes, en zij sorteren ze met oogglazen. En ik vroeg hen waarvoor zij het deden. Zij zeiden dat zij ze naar Amerika verkopen voor grammofoonnaalden en zo; ze verslijten niet, ziet u.
189 Maar die grote diamanten, nu, daar zijn ze, gewoon één grote bal. Maar wanneer... Zij nemen ze en nemen elektrische machines en slijpen ze, en maken een geslepen diamant. Dan, wanneer zij haar slijpen, zal ze de vurige kleuren van haar karaat weerspiegelen, en ze zal evenzo zeven kleuren weerkaatsen. Oh, hoe dat Jezus...
190 Oh, u zou een heleboel geld mogen hebben, u mag de bezitter zijn van een wagenpark met Cadillacs, u zou pastoor van het een of ander heel groot mortuarium of een kathedraal of zoiets mogen zijn, u zou een bisschop of een aartsbisschop mogen zijn, maar, oh, broeder, wanneer u dat Juweel vindt, die Diamant, verkoopt een mens al zijn rijkdom die hij heeft, geeft het weg, al het andere.
191 Kijk naar de slapende maagd. Oh, wat deed zij? Zij moest iets verkopen om haar Olie te kopen. Wat moest zij verkopen? Haar oude geloofsbelijdenissen en denominaties en zo. Zij verkocht alles wat zij had, teneinde Christus te vinden, Christus, die grote Edelsteen. Jezus, dat lichaam... [Leeg gedeelte op de oorspronkelijke bandopname – Vert] Als ik maar een kaartje heb om naar de hemel te gaan, wanneer de trein voorbij komt, één van deze donkere morgens. Oh, wat een zegen!
Oh, kost'lijk is die vloed;
Hij reinigt mijn gemoed.
Geen and're bron voldoet,
Niets dan het Bloed van Jezus. [Vrij vertaald – Vert]
192 Geen populariteit, geen grote dingen, nee, niets, geen rijkdommen, nee – nee niets, geef mij slechts die kostelijke Vloed. Dat is alles!
Ik breng niets in mijn handen mee,
'k Klem mij slechts aan Uw kruis.
193 Die grote Edelsteen! Wat was het? Het was volmaakt. Het was op 33-jarige leeftijd, toen God Hem door de grote stampende machine haalde, toen Hij Hem overnam en Hem begon te vormen. Hij sleep Hem, Hij beukte Hem, Hij verbrijzelde Hem.
... Om onze overtredingen werd Hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden.[Jesaja 53:5]
194 Wat deed God aan die volmaakte Mens? Er is er slechts één van in de wereld, slechts één in de wereld, en dat was Híj! En God beitelde Hem hier af: "En Hij werd verwond om onze overtredingen." Omdat ik een zondaar was, liet Hij het regenbooglicht van Zijn zeven gemeente-tijdperken over mij flitsen, om te laten weten dat Hij werd verwond voor mijn overtredingen.
195 Daar is uw zevenkleurige regenboog. "Hij werd verbrijzeld om onze ongerechtigheid, de straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem; door Zijn striemen is ons genezing geworden." God sleep Hem en verbrijzelde Hem en sloeg Hem en sneed Hem, opdat Hij zou mogen weerspiegelen door Zijn stervende wonden: vergeving van zonde, vreugde, vrede, geduld, goedheid, zachtmoedigheid, vriendelijkheid. De zeven Geesten van God, zijn de zeven vruchten van de Geest die zich zouden weerspiegelen in Zijn mensen. Hij werd verbrijzeld, vorm gegeven, gevormd, opdat het Licht van God, schijnend door dat lichaam van die ene Mens, de hele wereld zou mogen verlossen: "Als Ik van de aarde verhoogd ben, zal Ik alle mensen tot Mij trekken." Let op die regenboog met kleuren, als zij weerkaatsen.
196 Maar toen Johannes Hem hier zag, wat was het? De dag der verlossing was voorbij. Het was alles voorbij, dus zag hij Hem terug in Zijn oorspronkelijke toestand, een amberkleur. Niet alleen maar de halve wereld, het kan alleen... de zon kan maar op de helft van de wereld ineens schijnen, ziet u, als zij rondgaat. Maar toen Johannes Hem zag, zat Hij, eruitziende als diamant en sardius, amberkleuren; meng de twee tezamen; u krijgt amber. "En een amberkleur rond de troon!" Oh my! Oh, ik zeg u, dat pas... wij konden steeds maar doorgaan.
197 Zeven Geesten, zeven kleuren, zeven gemeente-tijdperken, zeven predikers, zeven lichten: alles is in een zeven. God is volmaakt in 'zeven'. God werkte zes dagen, de zevende dag rustte Hij. De wereld zal zesduizend jaar bestaan, de zevende duizend is het Duizendjarig Rijk.
198 Let op, in een halve cirkel: 'de helft is nog niet bekend geweest'. Nu, zeker stellen deze dingen iets voor.
199 Nu, in Exodus 23:13 en in Hebreeën 6:12, sloot God een verbond met Zichzelf en zwoer bij Zichzelf. Hebreeën 13 vertelt ons dat, of 9:13, dat "Hij bij Zichzelf zwoer". Er was niets groters om bij te zweren toen Hij het Abraham en Izaäk vertelde; daar vertelde Hij Abraham dat Hij een verbond met Hem zou sluiten, een immerdurend verbond. God...
200 Een verbond wordt altijd gesloten met een eed, dus is er niemand... U zweert bij iemand die groter is dan u; u zweert bij uw moeder, zweert bij uw land, zweert bij het een of ander, zweert bij God. Maar u kunt geen eed afleggen tenzij het iemand is, die groter is dan u.
201 En er was niemand groter dan God, dus zwoer Hij Zelf bij Zichzelf. Amen! Zwerend bij Zichzelf, dat Hij dit verbond zou bevestigen. Amen! Oh! Oei! Zwoer erbij, dat Hij "het Zaad van Abraham in stand zou houden". Wat is het Zaad van Abraham voor de heiden? De doop van de Heilige Geest, het Zaad van Abraham. Zwoer bij Zichzelf: "Ik zal hen opwekken, een ieder. Ik zal hen eeuwig Leven geven en ze hier terug op de aarde zetten." Wat zal ons deren, om aandacht aan te schenken?
202 Dus wij zien Hem in de cirkelboog van groen, amberkleur. Dit groenachtige, wat stelt groen voor? Leven. Groen is de altijd-groene plant, blijft altijd groen, is leven. Wat betekent het? Dat God heeft beloofd, toen Hij daar zwoer, daar vroeger in Genesis, dat Hij niet zou... de regenboog in de lucht stelde, dat Hij "deze aarde niet meer zou vernietigen door water". Hij zweert evenzo Zijn eed en zweert bij Zichzelf, dat Hij al het zaad van Abraham zal opwekken, en deze wereld zal heel haar schokkend oordeel doorstaan. De oordelen die wij door zullen gaan nemen in de komende lessen die wij nog voor de boeg hebben, zullen u tonen waar deze aarde zal uitbraken en tot vulkanisme worden, en in stukken springen en ondersteboven en alles. Maar Hij zweert bij Zichzelf, dat Hij haar niet zal vernietigen, maar Hij zal het weer effenen en Zijn kinderen op de aarde zetten voor dat Duizendjarig Rijk. Oh, my!
Ik verlang zo naar het komen van het Duizendjarig Rijk,
Als Zijn reine bruid gehaald wordt naar Zijn heerlijk Koninkrijk;
Oh, mijn hart bonst van verlangen als ik aan die toekomst denk,
Als onze Redder weer terug naar d'aarde komt. [Vrij vertaald – Vert]
203 Oh, wat verlangen wij ernaar die dag te zien; Hij beloofde dat het grote Duizendjarig Rijk zou komen. En nog iets, de reden dat Hij rondom omgeven was: Hij is een God die Zijn verbond houdt. Hij zal Zijn verbond houden!
204 Nu, laten wij hoe dan ook naar het volgende vers gaan. My, wij willen er nog één nemen en wij hebben net ongeveer tien, vijftien minuten om het te doen. Bent u te vermoeid? Wilt u verdergaan? [Dan antwoordt de samenkomst: "Amen!" – Vert] Goed, laten wij het vierde vers nemen.
En rondom de troon waren vierentwintig tronen, en op die tronen waren vierentwintig oudsten gezeten, in witte klederen gekleed en met gouden kronen op hun hoofden.
205 Wij mogen misschien niet helemaal klaarkomen met dat vers, maar laten wij beginnen. Het vierde vers. Kijk nu, toen Johannes Hem zag, die smaragdgroene kleur om Hem heen, wij namen al de kleuren, de regenbogen enzovoort, en wat het allemaal betekende. Nu over het vierde vers, het eerste waar hij hierover spreekt, bij het vierde vers:
En rondom de troon...
206 Kijk! Het is zo'n prachtig beeld hier, mis het niet, "de troon".
207 Weet u, laten wij teruggaan naar Mozes. Mozes... Wij hebben geen tijd om het uit te vorsen, dus neemt u gewoon wat ik zeg. Mozes, toen hem een visioen werd gegeven op de berg Sinaï...
208 Ik wil dat u er acht op slaat, dat dit geen genadetroon meer was. Daar was het Bloed er niet meer, en het offer was weer terug en zij waren aangenomen, en het Bloed was van de genadetroon af. En het was nu een oordeelstroon, omdat er donderslagen en bliksemschichten van uitgingen. Is dat juist?
209 Toen Mozes de berg Sinaï opging, wat gebeurde er? Donder, bliksemstralen. En zelfs als een koe of een kalf of een schaap, of wie ook, de berg zelfs maar aanraakte, moest hij sterven. De Bijbel zei: "Zo geweldig was de aardbeving, dat zelfs Mozes het vreesde." Toen Mozes... Zei: "Doe uw schoenen hier van uw voeten, gij staat op heilige grond." Jozua, de grote krijgsman – zou de kinderen overnemen en hun erfdeel verdelen – kon slechts halverwege de berg op naar boven komen.
210 Hier stond Mozes daarboven met de kleuren van God, flitsen van bliksemstralen en smaragdkleur rondom hem, kijkend naar die geboden die werden geschreven. Staande in de tegenwoordigheid Gods, die stem die daaruit terugsprak: "Mozes, waar zijt gij? Doe uw schoenen van uw voeten, gij staat op heilige grond."
211 Oordeelstroon was het nu, niets kon daar standhouden dan de verloste. De zondaar kon hem helemaal niet benaderen (het is afgelopen), de oordeelstroon. Goed.
212 Nu, Mozes maakte dingen op aarde, maakte de tabernakel, zoals de dingen die hij in de hemel zag. Wij weten dat, is het niet? Wij ontdekken dat Paulus hetzelfde deed. Moet hebben... Hebreeën 9:23, dat Mozes dingen precies zo maakte als hij het deed. En Paulus in zijn visioen, toen hij naar omhoog ging de hemel binnen, toen hij dat geweldige boek Hebreeën leerde, moet hij in zijn visioen hetzelfde hebben gezien als wat Mozes zag, omdat hij het zei; hij onderwees dat wonderbare boek der Hebreeën, hoe dat het Christendom het tegenbeeld van het Oude Testament was. Hij was een geweldige leraar – Paulus. Nu, dat was Zijn troon toen. Toen in de...
213 Laten wij dit even afmaken. Ik kan niet... Ik zou dit gaan overslaan, maar ik kan het gewoon niet doen. Waar is het school-... Heb je het helemaal achterin neergezet, Doc? Wel, misschien kan ik het u van hieruit laten zien. Ik... Nu, kijk, neem uw potloden en papier, want ik wil hier iets zeggen. Ik zat deze morgen, er kwam gewoon iets tot mij. Nu, ik zal u vertellen wat ik deed, als u oplet, ik heb het hier achterop getekend. Ziet u? Tekende het gewoon uit, zoals de Geest het aan mij gaf, ziet u, tekende het hierop uit voor wat het zou zijn. Maar ik wil hier direct iets zeggen.
214 Nu, God, wanneer Hij Zich op de troon zet, dan is Hij Rechter. Is dat waar? Wanneer spreekt de rechter recht? Wanneer hij naar zijn rechterstoel komt, een troon. Nu, ik wil dat u oplet, hoe het Oude Testament werd gemaakt, hoe de voorhoven, die toegang gaven tot Zijn troon, waren gemaakt, en hoe Johannes ze hier zag. Wij zullen er niet aan toekomen deze morgen, tot alles ervan. Maar hoe Johannes dezelfde voorhoven zag van de toegang tot Hem, en wat de toegang tot Zijn hof is. Nu, oh, ik houd hiervan.
215 Nu, in het Oude Testament, was er wat de "tent der samenkomst" werd genoemd, waar het volk samenkwam. Het eerste was, waar zij binnenkwamen, de samenkomst. Om dat binnen te komen, moesten zij onder het vergoten bloed komen, de voorhoven. Eerst kwamen zij tot de wateren der scheiding, waar de rode vaars werd gedood en een water der scheiding maakte. Dat is de zondaar die komt en luistert naar het Woord.
216 Dat is hoe deze grote Joodse rabbi pas tot de Here werd gebracht: hoorde mij daarover prediken ginds in Tulsa. In Tulsa was het. Wij waren daar in Tulsa, Oklahoma. En hij kwam daar heen, gewoon als toeschouwer. En na de dienst ging hij... hij zei: "Ik weet het!" Zei:... Hij is één van de zeven vooraanstaande rabbi's van de wereld. En hij kwam daarheen, zei: "Ik wil zien wat die Christen Zakenlieden..." Hij noemde ze 'Pinkstermensen'. "Ik wil er heengaan en gaan zitten en luisteren."
217 En toen de Here mij had laten spreken over dat offer van die rode vaars, ontmoette hij na de dienst enige van de broeders daarginds en zei: "Ik wil de man ontmoeten. Ik weet dat hij zelfs geen opleiding heeft, maar..." Zei: "Ik ben een Joodse rabbi, die al die verschillende benaderingen en zo op die wijze ken", zei: "Ik heb dat in heel mijn leven nog nooit gezien." Zei: "Ik heb het nooit gezien."
218 En nu is hij een Pinksterrabbi, gevuld met de Heilige Geest, overal heengaand, het Evangelie predikend. 'Pinksterrabbi' noemt hij zich. Hij ging naar het Washington Youree Hotel, onlangs toen wij elkaar ontmoetten ginds bij broeder Jack, en de dame kende hem, zij zei: "Rabbi", zij zei: "Wij hebben een fijne kamer voor u, maar", zei: "wij hebben geen televisie."
219 Hij zei: "Die dingen zijn 'hellevisies', gooi ze eruit! Ik wil ze er hoe dan ook niet in hebben; ik zou hem er door u uit laten gooien." Zij zei: "Rabbi!" Hij zei: "Ik ben een Pinksterrabbi." Halleluja!
220 Zei: "Nu, wanneer u naar Israël gaat, broeder Branham, wil ik met u meegaan." Zei: "Wij kunnen het aan ons volk brengen."
221 Ik zei: "Niet nu, rabbi, niet nu. Niet nu, nog niet het uur, wacht een poosje."
222 Nu let op deze heilige plaatsen. Nu, wanneer u in de hoven komt, de eerste waren de hoven, de voorhoven. Het volgende was het altaar, waar de offers werden gebracht, het koperen altaar. Dan buiten het koperen altaar, was er hier een voorhangsel gehangen dat toegang gaf tot het Heilige der heiligen; daarbinnen was de genadetroon, daarbinnen waren de Cherubs. Dat is waar ik op wilde komen in onze volgende les: die Cherubs die de genadetroon overschaduwen. Oh, my! Ik... Wij konden er gewoon de hele maand over door blijven gaan, ziet u, over die Cherubs.
223 Nu, nu let op als zij binnengingen. De samenkomst kon daar komen; de priesters konden hier staan; maar alleen de hogepriester kon daar binnengaan, eenmaal per jaar, het bloed met zich meenemend.
224 En hij moest op een bepaalde manier gekleed zijn, een bepaalde kledij; moest een belletje en een granaatappel hebben, om en om. En als hij liep, speelde hij: "Heilig, heilig, heilig voor de Here. Heilig, heilig, heilig voor de Here", die belletjes en granaatappeltjes tegen elkaar klingelend: "Heilig, heilig, heilig!" Waarom? Hij naderde tot God, het bloed van het verbond in zijn handen houdend, voor Hem komend, het bloed dragend.
225 Gezalfd (Oh, my!) met bepaalde soorten reukwerk. Zijn klederen moesten gemaakt worden door Heilige-Geest-vervulde handen, aangewezen handen maken zijn klederen. De 'roos van Saron', de zalfolie, goten het over zijn hoofd. Het liep helemaal langs zijn baard naar beneden en dan verder naar beneden over hem heen. Hij bracht het koninklijke reukwerk aan; een granaatappel en een belletje; het bloed van een onschuldig lam nemend; en hij waagt het niet die voorhang te naderen buiten... hij zou sterven, precies op de plek waar hij stond. Dus moest hij gaan, lopend op een bepaalde manier: "Heilig, heilig, heilig voor de Here. Heilig, heilig, heilig (God naderend), voor de Here. Heilig, heilig, heilig!"
226 En hij ging daarheen en offerde het bloed op de genadetroon, eenmaal per jaar. En terwijl hij daarbinnen was, had hij het voorrecht de heerlijkheid des Heren te zien; wanneer de Vuurkolom, het smaragdkleurig Licht neerkwam, dat de kinderen uit Israël leidde. Hij hulde zelfs de tempel in rook, zodat niemand Hem kon zien. De heerlijkheid des Heren viel, tot het helemaal in rook gehuld was. En Hij kwam Zelf binnen, ging binnen achter de voorhang en zette Zich op de genadetroon in het Heilige der heiligen. "De Allerheiligste Plaats" wordt het genoemd, Heilige der heiligen. En hij moest op een bepaalde manier wandelen, gezalfd op een bepaalde wijze. Hij was een speciaal iemand om daar binnen te gaan. Wat moet de samenkomst hem hebben benijd!
227 Maar toen Jezus stierf, scheurde de voorhang van de tempel. Niet alleen een hogepriester, maar elk die wil kan diezelfde zalving van de heerlijkheid des Heren hebben en wandelen met een heilig leven: "Heilig, heilig, heilig voor de Here", en toetreden in dezelfde tegenwoordigheid van God, door het Bloed van Jezus Christus vóór hem. Neem hem in een: "Here Jezus, hier ligt een zieke man, hij is mijn broeder. Hij ligt op dit moment op zijn sterfbed, om te sterven. Ik nader tot U." "Heilig, heilig, heilig voor de Here."
"Waarvoor?"
"Als een hogepriester."
"Waarvoor?"
"Ten behoeve van mijn broeder. 'Heilig, heilig, heilig voor de Here.'"
228 Daar bent u er! Uw dagelijks wandelen, uw dagelijks spreken, uw dagelijks gedrag, uw hart, uw ziel en alles: "Heilig, heilig, heilig voor de Here." Geen wortels van bitterheid, nee niets anders, "Heilig, heilig, heilig voor de Here. Heilig, heilig, heilig voor de Here", als wij beginnen te naderen ten behoeve van onze broeder. Elk die wil mag komen, gezalfd, Bloed voor hem uit, het Bloed dat voor hem uitgaat, spelend: "Heilig, heilig, heilig voor de Here."
229 Nu, dat waren de voorhoven, de heilige plaats. En het Heilige der heiligen, dat was Gods heiligdom op aarde. Kijk, het was afgebeeld van die in de hemel. Nu, wij zullen regelrecht weer terug gaan komen tot ditzelfde Schriftgedeelte. Oh, zolang als wij door Openbaring gaan, kunnen wij weer regelrecht terugkomen tot dit. Ziet u?
230 Nu, Johannes. Waar staat Johannes? In de voorhoven. Laten wij hier gewoon even een beetje verder doorlezen, zodat u een beeld krijgt.
En van de troon gingen bliksemstralen, stemmen en donderslagen uit; en zeven vurige fakkels... (Wacht tot wij daar op komen!) brandden voor de troon; dit zijn de zeven Geesten Gods. Die het Licht Gods in de gemeente weerspiegelen, rechtstreeks van de troon van God.
231 Niet via een seminarie, niet via de een of andere bisschop, maar van de troon van God, door een openbaring van de kracht van Zijn opstanding, Hem Dezelfde makend, gisteren en voor immer! Die zeven sterren die daar staan, dat Licht weerkaatsend, het Shekinah-licht, van de heerlijkheid des Heren, van het Heilige der heiligen, zeven vurige fakkels, staande boven op deze kandelaars, Zijn Licht weerkaatsend, Zijn kleuren, van Zijn kracht van Zijn opstanding, rechtstreeks de gemeente binnen. Amen!
En voor de troon was als een glazen zee, kristal gelijk. En midden in de troon en rondom de troon waren vier dieren, vol ogen van voren en van achteren.
232 En hij gaat verder en begint dit te geven, deze dieren, hetzelfde wat Ezechiël zag; die wachters... één als een mens, één als een leeuw, en één als de adelaar. Wat was het? Nu, let op, wanneer wij ze binnenbrengen en die Leeuw uit de stam van Juda tonen en al die verschillenden uit hun stammen, die op vier muren gezeten zijn en zij bewaken deze genadetroon. Oh, wat een beeld! Oh, ik kan gewoon... Er liggen grote dagen voor ons.
233 Zoals wij ze zagen... Nu, dat was Gods troon in de hemel. Mozes maakte het volgens patroon op aarde, het was Gods troon, omdat Zijn oordeelstroon hier op aarde werd vertegenwoordigd in het Heilige der heiligen. God... heel Israël kwam naar die ene plaats om genade te vinden, omdat God slechts benaderd werd onder het vergoten Bloed.
234 Nu, luister aandachtig. Toen verhief de heerlijkheid des Heren Zich op een dag van die genadetroon, en Het zette Zich op een andere Tabernakel (Amen!). Deze: "De Vader oordeelt niemand, maar Hij heeft alle oordeel aan Zijn Zoon opgedragen." Gods oordeelstroon. "Spreekt gij tegen Mij, het zal u worden vergeven", spreekt van een andere – een Ander die komt, een andere genadetroon. Ziet u, "U kunt tegen de Zoon des mensen spreken, en Ik zal u vergeven; maar op een dag zal de Heilige Geest komen om te wonen in de harten van de mensen, één woord ertegen zal nooit worden vergeven."
235 Het blijft de hele tijd strenger en strenger worden, het oordeel, omdat God voortdurend Zijn geduld tot het uiterste laat komen, trachtend zondaars tot Hem te laten komen om verzoend te worden. Eerst was Hij in de hemelen boven en stralend in de sterren. Het tweede: Hij was op aarde, schijnend door de heerlijkheid des Heren. Vervolgens kwam Hij en werd vlees gemaakt en woonde onder ons, nog altijd Zijn geduld bewarend. Toen verloste Hij de mens door Zijn Bloed, kwam in Zijn gemeente in de vorm van de Heilige Geest, en daartegen spreken, dat is een afgesloten zaak, afgelopen.
236 Nu kunt u zien waar de schok komt. Wij zijn in een tijd die zij niet beseffen. De mensen kunnen niet begrijpen wat het betekent.
237 Nu, de eerste troon was in de hemel, oordeelstroon. De tweede troon was in Christus. De derde troon is in de mens.
238 Nu, laat mij dit kleine ding nemen wat ik hier had getekend. Wij zullen gaan maken... Ik wenste dat ik een schoolbord had, en ik het misschien wat begrijpelijker voor u had kunnen maken. Wij zullen het gaan nemen en de hoven tekenen, het slechts in een ronde kring makend. Goed, op deze manier, één van beide. Nu, wij zullen gaan nemen... geloof ik, op deze manier zou misschien het beste zijn, wat wij zullen gaan nemen en de hoven vormen.
239 Nu, wat is een mens? Hij is een drieënig wezen; lichaam, ziel en geest. Hoevelen weten dat? Let op de nadering tot God. Wat is Zijn hart? Herinnert u zich mijn boodschap: "God koos het hart van een mens als Zijn controle-toren"? De duivel koos zijn hoofd als zijn controle-toren; begrijpt u, hij laat hem dingen zien, kijkend in zijn ogen. Maar toch laat God hem in zijn hart dingen geloven, die hij niet kan zien. Ziet u? Kijk, God is in zijn hart, in het hart van de mens is de troon van God. Begrijpt u het? De mens, God vestigde Zijn troon in het hart van de mens.
240 Nu, let op. Wat is het eerste deel van de mens? Het eerste deel van de mens is lichaam. Het volgende deel is zijn ziel, wat de natuur van zijn geest is, die hem maakt wat hij is. Hij komt nu naderbij. Nu, het derde deel van de mens is zijn geest, en zijn geest is in het centrum van zijn hart, en in het middelpunt van het hart is het, waar God komt voor de troon.
241 U herinnert zich, onlangs, de kranten brachten in Chicago, ongeveer vier jaar geleden, toen de oude gelovige... de oude ongelovige liever, gewoon was te zeggen dat God een vergissing maakte door Salomo, toen Hij zei: "Zoals een mens denkt in zijn hart." Zeiden: "Er zijn geen geestelijke vermogens in het hart om mee te denken. Hoe zou hij met zijn hart kunnen denken? Hij moet zijn 'hoofd' hebben bedoeld."
242 Als God zijn hoofd zou hebben bedoeld, zou Hij zijn 'hoofd' hebben gezegd.
243 Zoals Mozes. Wat als Mozes... God zou hebben gezegd: "Mozes, doe uw schoenen van uw voeten, gij staat op heilige grond"; hij gezegd had: "Oh, wel, ik zal mijn hoed afnemen, dat is net zo goed"? Hij zei: "schoenen", Hij zei niet "hoed", Hij zei: "schoenen".
244 En toen Hij zei: "Bekeert u, en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus", bedoelde Hij niet: "Vader, Zoon, Heilige Geest." Hij bedoelde precies wat Hij zei.
245 Toen Hij zei: "Gij moet wederom geboren worden", zei Hij niet: "Gij behoorde het te zijn."
246 Hij zei: "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven", Hij zei nooit: "Misschien zullen zij het."
247 Hij zegt wat Hij bedoelt! Hij is God en Hij kan het niet terugnemen. Hij weet wat volmaakt is, dus maakt Hij het op die wijze, en dat is de wijze waarop Hij het bedoelt te zijn. U moet daartoe komen. Niet dat Hij moet neerkomen tot uw gedachten, u moet hoger op komen tot Zijn gedachten. Dat is het verschil.
248 Nu, nu, over dit systeem van lichaam, ziel... Nu, als u het woord 'ziel' zult nemen en het opzoekt, zal het u in het Bijbels woordenboek of de 'Webster', welke ervan ook, vertellen dat het 'de natuur van de geest' is.
249 Nu, hier zit een man, laten wij zeggen: hier zit Jan Doe. Goed, Jan Doe. En hier zit Sam Doe. Goed. Nu, Jan Doe is een mens, lichaam, hij is een broer van Sam Doe. Nu, Jan is een geest, ziel, lichaam; en Sam Doe is hetzelfde (lichaam, ziel en geest). Hij is lichaam, ziel, geest. Nu, deze man is boosaardig, gemeen, bedriegt, steelt, liegt, speelt overspel, elk boos ding wat hij maar kan doen; maar déze man is vol liefde, vrede, vreugde. Zij hebben beiden ziel, lichaam en geest. Wel, wat is het verschil? Déze man kan teruggaan en zeggen: "Ik herinner mij mijn moeder, ik herinner mij dingen die wij deden toen wij jongens waren"; zij kunnen het allebei. Zij hebben beiden een geest, ze hebben beiden een ziel, ze hebben beiden een lichaam.
250 Maar de natuur van de geest van déze man is boos; de natuur van de geest van déze man is goed. Ziet u? Dus de natuur van de geest is de ziel van de mens. Ziet u? Dus, nu, God probeert in de wàt te komen...? De geest en het hart van de mens. Waar de geest rust, is in het hart.
251 Weet u, en de wetenschap zei (daar ik dat helemaal niet afmaakte), dat 'de mens niet zou kunnen denken met zijn hart'. En de wetenschap begint te ontdekken, dat er een klein vakje in het menselijk hart zit (niet in een dierlijk hart, maar in het menselijk hart); daar is zelfs geen bloedcel, niets. Zij zeiden: "Het moet de plaats zijn waar de ziel woont, of de geest." Laat ze begaan, zij zullen hun eigen dwaze zaken nemen en God bewijzen. Zo is het. God laat de dwazen van Hem getuigen.
252 Nu, daar staat het, grote koppen in de krant. Broeder Bozé's kleine dochter zei: "Broeder Branham, weet u wat u onlangs zei?" Zei: "Kijk, kijk, de wetenschap heeft het al ontdekt."
253 Ik zei: "Wel, prijs God! Dat wil ik, zuster, ik wil – dat wens ik."
254 De ziel van de mens is de natuur van de geest, en de geest woont in het hart van de mens.
255 Nu, nu, wat zijn de voorhoven? Dat is het vlees. Ziet u? Dat is het eerste waar u op komt, het vlees. U moet dat éérst verteren. U zult aan het vlees voorbij moeten. "Ik voel er niet voor om op te staan en naar de gemeente te gaan, de wegen zijn te glad. Ik... Het is te heet. Oh, gemeente, ik weet het niet." Dat is het vlees. Goed. Nu, u zult het moeten verteren en daar doorheen wandelen; God moet daar doorheen komen.
256 De volgende keer dat Hij komt, moet Hij in de ziel komen, dat is de natuur. "Oh, wat zullen de Jansens wel van mij zeggen. Oh, jonge! Weet u, mijn kerk zal mij eruit schoppen als ik zoiets dergelijks doe." Ziet u? Maar u zult daar doorheen moeten wandelen.
257 En wanneer u daar door bent gelopen, dan gaat Hij het hart binnen en daar is het waar Hij ten troon wordt verheven. Dat is de Heilige Geest in u. Jezus zei: "Het ware veel beter dat een molensteen om uw hals werd gehangen en gij waart verdronken in de diepten van de zee, dan zelfs één van deze kleinen, die in Mij geloven, te ergeren." Niet hen enig kwaad te doen; zelfs ze alleen maar te ergeren, hen alleen maar van streek te maken over iets. Het zou beter geweest zijn, dat u zich had verdronken, of nooit was geboren op aarde, om zelfs maar één te ergeren. Meende Hij het? Zou Hij kunnen liegen? Zeiden de apostelen het? Nee. Jezus zei het! Jezus zei: "Indien gij zelfs één van hen ergert, deze kleinen die in Mij geloven."
"Deze tekenen zullen hen volgen die geloven!"
258 De een of andere grote, geweldige makker zegt: "Oh, ik geloof in Hem! Halleluja!"
259 "Hebt u ooit in tongen gesproken, tongen uitgelegd, duivelen uitgeworpen, visioenen, enzovoort, zoals Hij beloofde?"
260 "Nee, die dagen zijn voorbij." Hij is geen gelovige, hij is een schijngelovige.
261 Jezus zei – de laatste woorden die Hij sprak – "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven, in heel de wereld en aan elk schepsel." Zo is het. "Zij zullen de gelovigen volgen tot Ik terugkeer." Dat zijn de laatste woorden die Hij zei. Hoevelen weten dat? In de Bijbel, Marcus 16. Nu, ziet u, hij is een schijngelovige.
262 Maar wanneer u een gelovige vindt, die werkelijk gelooft, met tekenen die volgen, en u ziet de nederigheid van hun leven, geen nabootser, wetend dat zij een Christen zijn, een werkelijk, waarachtig iemand, blijf gewoon stil. De zaak is: sluit u regelrecht bij hen aan, begin op te trekken, omdat u regelrecht de hoofdweg des Konings opgaat.
263 Nu, wat gebeurde er? Let hierop. De buitenste voorhof was Luthers tijdperk, zoals wij beginnen in het lichaam van de heiden-gemeente.
264 Bedenk, zij waren Joods tot aan omstreeks de tijd van het jaar A.D. 606, toen zij Thyatira binnenkwam, waren het bijna allemaal Joodse bekeerlingen. Maar na het Joodse, viel het hierbinnen voor zowel Jood als Heiden (maar meestal Joods). Maar toen het werkelijk doorbrak naar het heiden-tijdperk, aan deze kant kwam, ziet u, kwamen Maarten Luther, John Wesley, enzovoort. Ziet u?
265 Nu, let op deze laatste drie na dat donkere tijdperk, kwam op tot de Middeleeuwen en ging voorbij. Wanneer het komt, let op deze voorhoven. Kijk: vlees, ziel, geest. Die buitenste voorhoven: het vlees. Die heilige plaats: Nazarener-gemeente, Pelgrim Heiligheids gemeente, Vrije Methodisten. Ziet u? En dan het Heilige der heiligen: terug in Pinksteren, waar het in het begin begon, ziet u, terug bij het begin.
266 Nu, als u het uittekent: ik wil nu de vijf poorten aangeven die toegang geven tot het vlees, die het vlees beheersen. U weet wat dat daarin is, dat zijn de vijf zintuigen. Hoeveel zintuigen beheersen het lichaam? Vijf: zien, proeven, voelen, ruiken, horen. Is dat juist? Dat is het vlees, de buitenste voorhof; dat zijn de dingen waarop u niet kunt vertrouwen, omdat het vlees is.
267 Dan de binnenste voorhoven, wij hebben de binnenste voorhoven, wat het volgende altaar is. En het volgende altaar komt voort, en het komt voort met geweten, voorstellingsvermogen, herinnering, hartstocht en genegenheid. Dat zijn de vijf zintuigen die de binnenste voorhoven beheersen. Dat is de ziel. Gevoelens van genegenheid, dat is de ziel, liefde, enzovoort. En dan het volgende in dit zintuiglijke hierbinnen, zou er ook herinnering zijn, en geweten en genade enzovoort, en voorstellingsvermogen. U gaat zitten en stelt zich dingen voor, wat doet u? U doet het niet met uw vlees, uw zintuigen stellen zich niet iets voor. Het is een binnenste voorhof, binnenin u.
268 Zij heeft drie poorten. Wat doen wij? Wij breken nu door, mis het niet. Komend vanuit het vlees: de vijf zintuigen; naar het volgende, de ziel, de binnenste voorhoven: maar nu komt u het hart binnen. Ziet u?
269 Nu, daar is waar u, goede Pelgrim Heiligheidsmensen en Methodisten, daar buiten bij dat altaar bleef. Ziet u, u bent in de voorhoven, u Lutheranen enzovoort, terug in het vlees, daar terug bij de vijf zintuigen, wat het oog kan zien en onderscheiden. Ziet u?
270 Hier komen de Pelgrim Heiligheidsmensen, wat hoofdzakelijk de Vrije Methodisten waren, komen naar de volgende voorhoven en geloofden in heiligheid, omdat het de heilige plaats werd genoemd, waar het offer werd neergelegd.
271 Maar eenmaal per jaar ging de hogepriester het Heilige der heiligen binnen, wat absoluut verboden was. Daar was het Lutheraanse tijdperk, toen het Methodisten tijdperk; toen dit tijdperk; de lichten van de gemeente die komen, wat hetzelfde is als in het systeem van het menselijk wezen.
272 Dan hoe komen wij hierin? Nu, bedenk, er was een voorhangsel, een voorhangsel dat hangt tussen het Heilige en het Heilige der heiligen. In het Heilige der heiligen is het waar Christus komt om op de troon van uw hart plaats te nemen, waar Christus op de troon wordt geplaatst. Hij komt via rechtvaardiging (is dat juist?); heiliging; "en dan door één... (water? door één kerk? door één geloofsbelijdenis?) door één Geest."; van hieruit worden wij allen gedoopt in één lichaam, wat het lichaam van Christus is. Door de wat...? Heilige Geest.
273 Wie komen binnen? Methodisten, Baptisten, Presbyterianen, Pinkstergelovigen, elk die maar wil. Die voorhang, weet u wat die voorhang is, die uw hart ervan weg versluiert? Bent u gereed? De voorhang heet: 'eigen wil'. Begrijp u nu het beeld? De zintuigen daarbuíten, de zintuigen van het lichaam en de zintuigen van de ziel, en de voorhang tussen dat en de heilige plaats, het Heilige der heiligen. En de enige manier waarop u daar binnen kunt komen, is het zelf te willen! "Want ieder die..." Wat? Ieder die handen schudt? Ieder die ondergedompeld wordt? Ieder die tot de kerk toetreedt? Ieder die zijn lidmaatschapsbrief geeft? Ieder die doet? Nee! "Ieder die wil komen achter de voorhang."
274 Laat Christus tot de zintuigen komen; zeggen: "Wel, ik hoorde het eigenlijk te doen. Ik wil niet naar de hel gaan, dat spreekt vanzelf. Ik zal lid worden van de kerk." In orde, Lutheraan.
275 "Wel, ik zal u eens wat zeggen, ik geloof dat ik een ander leven behoorde te leven, wat ik kan", heiliging bij het altaar. In orde, Methodist.
276 Goed, laat dan ieder die wil, laat hem de gescheurde voorhang doorgaan. Oh, God zij geprezen! Ik ben aan de andere kant. Halleluja voor Zijn Naam! Oh, my! Wie er maar wil, laat hem de gordijnen van zijn eigen wil naar beneden scheuren en God in zijn hart laten komen. Daar zit Christus op Zijn oordeelstroon in het menselijk hart! Wat zal er gebeuren?
277 U zegt: "Ik moet... Ik kan vuile grappen vertellen, mij veroordeelt het niet." Waarom? U hebt niets wat het kàn veroordelen. Niemand is er daar om het eruit te halen. Niemand is er daar om u te veroordelen. "Wel, ik zeg u", zeggen de vrouwen: "Ik kan kort haar dragen, mij veroordeelt het niet." Dat is geen wonder! Ziet u? "Nee, ik kan korte broeken dragen, ik kan dìt doen. Ik..." De man zei: "Het doet mij geen kwaad om sigaren te roken." Zei: "En het deert mij niet, dat ik wat kaartspeel en wat dobbel", en wat zij ook doen. "Het doet mij geen kwaad." En zij behoren nog steeds tot de kerk, ziet u? "Doet mij niks om dit te doen." Waarom? Waarom? Er is daar niets om u te oordelen.
278 Maar als Christus binnenkomt, hebt u een altaar geschapen bij uw hart en uw zonden worden dagelijks weggenomen. De grote heilige Paulus, hij zei: "Ik sterf dagelijks. Toch leef ik, en niet ik leef, maar Christus leeft in mij." Daar is de binnenste voorhang. Oh, broeder, zuster!
279 Zal voortmaken, ik weet... Oh, nee, ik ben... ik kan het gewoon niet afkrijgen, ik ben overtijd. Laten wij zien, laat mij even... Nee, ik doe het beter niet. Ziet u, ik wil de 24 oudsten nemen, en ik weet dat ik u allemaal van uw middageten afhoud. Wij zullen gewoon... Laten wij zien dat... Hoevelen zeggen er de vierentwintig oudsten te nemen? Even... [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Goed, even een ogenblik. "Vierentwintig oudsten" dan, laten wij ze heel snel nu nemen:
En rondom de troon waren vierentwintig... rondom de troon.
280 Nu, ziet u wat... Waar bevindt zich de troon nu? In het hart. In het hart van wie? De leden van de zeven gemeente-tijdperken, Christus! "Eén woord spreken tegen hun handeling en u bent veroordeeld", u zult zich er voor moeten verantwoorden op de dag des oordeels. En wie zullen de aarde richten? Heiligen zullen de aarde richten.
281 Wie zag Daniël komen met tienduizenden keer tienduizenden? De heiligen. De boeken werden geopend, van zondaars. Nog een Boek werd geopend, wat het Boek des Levens was, de slapende maagden. Oh, toch, kunt u dat niet zien? De slapende gemeente, zij die uitgingen om de Bruidegom te ontmoeten, zij lieten de Olie uit de lamp gaan; gingen hier nooit in binnen, lieten nooit Christus de leiding nemen, zodat Hij wonderen kon werken en in tongen spreken en wonderen en dingen doen om te bewijzen dat Hij in Zijn gemeente leefde.
282 Wat als Jezus naar de aarde zou zijn gekomen en gezegd had: "Ik ben Jezus, Ik ben de Zoon van God", nooit iets gedaan had, maar slechts gezegd: "Ik zal hierheen gaan en tot de kerk toetreden"? Zou dat de Zoon van God zijn geweest?
283 Wat zei Hij? "Indien Ik niet de werken van Mijn Vader doe, geloof Mij dan niet."
284 Oh, my! Maar ziet u het? God maakt Zich bekend, daar houdt Hij van. Hij is Jehova. Hij houdt ervan om Zich bekend te maken. Oh, ik ben er zo blij om. Ja zeker. Hij heeft Zich aan mij bekend gemaakt, ik weet dat Hij het aan u deed. Sommigen van u jonge mensen, pas bekeerd, u hebt nog niet... u zou Hem niet mogen kennen in de kracht en grote dingen zoals de oudere Christenen, maar u komt er regelrecht naar toe. U komt regelrecht de Koninklijke hoofdweg op. Ga niet... Blijf gewoon uitzien en aanhouden, gewoon zo hard u kunt. Ren, ren en ren gewoon zo hard als u kunt. Stop voor niets, blijf gewoon doorgaan.
285 Zoals de arme oude zuster Snelling vroeger zei [Broeder Branham zingt – Vert]:
Ik ben aan het rennen, rennen, rennen, ik kon het net halen;
Rennen, rennen, rennen, ik kon het net halen;
Rennen, rennen, rennen en je kunt niet gaan zitten.
(Goede arme ziel, zij is vandaag daar aan de overzijde.)
286 Goed nu, en er waren tronen en er waren vierentwintig zetels. Nu, hoeveel zouden dat er zijn, vierentwintig? Vierentwintig. Goed:
...Vierentwintig tronen, en op die tronen waren vierentwintig oudsten gezeten (één op een troon), in witte klederen gekleed en met gouden kronen op hun hoofden.
287 Nu: 'de vierentwintig oudsten'. Ik wil dat u erop let, dat zij geen wezens zoals engelen waren. Engelen staan niet in verband, hemelse wezens staan niet in verband met kronen en tronen. Kijk, zij zijn er nooit bij betrokken, zij zijn engelen; zij overwonnen nooit. Als u oplet, een beetje verderop, de liederen die zij zongen en zo, bewezen dat zij het niet waren. Ziet u? Zij zongen het lied van verlossing; dus, engelen hebben niet nodig om verlost te worden. Ziet u? Goed. Maar zij waren verloste mensen.
288 Ik ben... u mensen, ik zal geen tijd gaan hebben om dit aan te vatten. Maar u die het opschrijft, als u wilt weten dat zij verloste mensen waren, neem Mattheüs 19:28. Goed, 19:28, Mattheüs. Openbaring 3:21, zie dan dat die... Openbaring 20:4, Openbaring 2:10, I Petrus 5:2 en 4, II Timotheüs 4:8. Dat zal u laten weten, dat zij verlost zijn. Ik wilde dat deze morgen doornemen, ziet u. En je kamt het gewoon weken lang uit, ziet u? Zij waren geen wezens zoals engelen, zij waren geen hemelse wezens, zij waren verloste mensen. Ziet u? U kunt hun kleding beschouwen, de manier waarop zij waren gekleed; u kunt letten op hun positie, die zij hadden; denkt u aan de liederen die zij zongen; en weet dat het geen wezens zoals engelen waren.
289 Ik vind het erg om hiertoe te komen, maar laten wij nog één Schriftgedeelte lezen. Wilt u het? Goed. Laten wij teruggaan naar Daniël 7, even een ogenblik, hier terug, Daniël 7 en hier even een Schriftgedeelte lezen. Ik wil... zodat dit u een heleboel zal helpen bij de rest van de boodschap deze morgen. Ik ben er zeker van dat het u zich heel wat beter zal laten voelen, nadat u dit hebt gelezen en dit hebt gezien. Zie wat Daniël... het zevende hoofdstuk van Daniël en laten wij nu beginnen vanaf het... Daniël 7, laten wij het negende vers nemen. Nu, luister nu aandachtig naar deze dingen:
En terwijl ik bleef toekijken, werden tronen neergeworpen [Oxford-vertaling – Vert], en een Oude van dagen zette Zich neder; Zijn klederen waren wit als sneeuw en Zijn hoofdhaar blank als wol; Zijn troon bestond uit vuurvlammen, (u ziet het, hier komt het weer terug tot dat smaragdkleurige vuur), de raderen daarvan uit laaiend vuur;
En een stroom van vuur welde op en vloeide voor Hem uit; duizendmaal duizenden dienden Hem, en tienduizend maal tienduizenden (daar komen uw verlosten) stonden vóór Hem. De vierschaar zette zich neder en de boeken (boeken, meervoud) werden geopend.
290 Nu, let op, dit oordeelsgericht werd geïnstalleerd. Ziet u? Nu kijk. Daniël, toen hij de tronen zag bij het oordeel, waren zij leeg, hij zag dat tronen werden neergeworpen, neerkwamen uit de hemel, de Oude van dagen kwam neer uit de hemel. Maar toen Johannes het zag, was de troon reeds ingenomen door Jezus en de tronen voor de discipelen en de aartsvaders, verlost, waren reeds bezet. Ziet u? Daniël zag het vijfhonderd jaar voor de tijd van Christus. En dan na Christus, maakt vijfentwintighonderd jaren, en Johannes leefde ginds in het tijdperk dat zal komen, en hij had dit alles al zien gebeuren. Waar Daniël het niet zag, hij zag alleen de Oude van dagen komen; hij zag Hem komen. Maar toen Johannes Hem zag, was de troon bezet, ziet u, de tronen werden neergeworpen bij de Oude van dagen, en de vierschaar zette zich. Maar toen Johannes Hem zag, de oudsten waren nog niet gekozen in de tijd van Johannes... of de tijd van Daniël, maar zij waren reeds verlost bij de eindtijd. Prijs de Here! Oh! Oh, is dat niet... Is Hij niet wonderbaar?
291 Dus, Daniël 7, hij... wat deed Daniël? Hij voorzag het oordeel, zag dat de neergezette tronen leeg waren. Ziet u, zij werden verondersteld leeg te zijn. Terwijl zij, in Johannes' tijd, na de opgenomen gemeente, bezet waren door de verloste oudsten.
292 Wat betekent een 'oudste'? Als u het woord 'oudste' neemt; ik heb ongeveer... al deze definities hier uitgeschreven, ik ben gewoon wat aan het overslaan. 'Oudste' betekent 'het hoofd van een stad' of 'het hoofd van een stam'. Een oudste: 'het hoofd van iets'. Zoals ik – ik zou zijn... Broeder Neville is op dit moment een oudste van deze gemeente. Wat is hij? Hij is het hoofd van dit plaatselijke lichaam. Ziet u? En de burgemeester van de stad zou de oudste van deze stad zijn; ziet u, de oudste van de steden. Herinnert u het zich, vroeger in de Bijbelse tijden: de oudsten van de stad? 'Oudste' betekent 'het hoofd van een stad' of 'het hoofd van een stam'.
293 Nu, met hoevelen waren zij? Vierentwintig; vierentwintig oudsten. Is dat juist? Nu... Oh, my! Wie waren het? De twaalf apostelen en de twaalf stammen van Israël, de twaalf aartsvaders. De... Nu, wij zullen het regelrecht verder door gaan nemen, tot wij in de andere lessen komen en bewijzen dat dat juist is, dus ik ben blij dat u het nu opschrijft. Ziet u? De twaalf aartsvaders en de twaalf stammen van Israël! Nu kijk: Jezus zei dat...
294 Petrus vroeg eens, zei: "Wat zullen wij ontvangen? Wij hebben vader, moeder, man, vrouw, kinderen, al het andere verlaten, wij hebben alles verlaten." Petrus zei: "Wij hebben onze vrouwen verlaten, wij hebben onze kinderen verlaten, wij hebben onze vader en moeder verlaten, onze huizen en land, om u te volgen."
295 Hij zei: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, dat gij zult zitten op twaalf tronen om de twaalf stammen te richten." [Mattheüs 19:28 – Vert] Daar hebt u het, dat zijn de verlosten, de verloste oudsten.
296 Kijk – kijk naar David, die Christus uitbeeldt. Ziet u? Toen David aan de macht kwam, in het eerst, had hij een afschuwelijke tijd voor hij aan de macht kwam. Toch had hij de zalving op zich, de zalving was op hem. En een heleboel mensen dachten dat hij slechts een kleine deserteur was, een klein mannetje dat anders was, dat probeerde iets stuk te scheuren. Maar er waren enige mannen die wisten dat hij de komende koning was; zij bleven vlak bij hem. Broeder, ik bedoel dat je ze niet bij hem weg kon trekken, als zij voortgingen.
297 Op een dag stond hij daar op de berg, keek naar beneden en zag zijn eigen kleine geliefde stad belegerd door de vijand. En hij stond daar en herinnerde zich, dat hij, toen hij een kleine jongen was, gewoon was de schapen daar mee naar buiten te nemen en dat water te drinken, het was ècht water. (Wij hebben er hier niet lang geleden over gesproken: "De Wateren des Levens.") En daar staat hij: "Bedenk, ik heb daaruit gedronken."
298 En zijn geringste wens was een bevel voor elke man die hij had. Broeder, twee van die mannen grepen hun zwaarden en vochten zich door vijfentwintig kilometer Filistijnen, ze van links naar rechts neermaaiend, om hem een dronk uit die bron te halen. Zij wisten dat hij aan de macht zou komen. Ja zeker. Eens sprong één van hen in een put om hem te redden en doodde een leeuw, alléén. Zij waren krijgslieden. En toen hij aan de macht kwam, weet u wat hij deed? Hij stelde elk van hen aan als bestuurder over een bepaalde stad.
299 Ziet u Christus daar? "Hij die overwint, zal over een stad regeren." De overwinnaars! Vandaag wanneer wij zien, dat Hij aan de macht aan het komen is... Christus zal in deze wereld regeren. Duitsland en de Verenigde Staten en zij allemaal, moeten vallen, elke natie moet vallen. De koninkrijken van deze wereld zijn de koninkrijken van onze God en van Zijn Christus geworden, en Hij zal over hen heersen en regeren. Zo is het.
300 Wij weten dat Hij aan de macht komt, dus is Zijn kleinste wens voor ons een bevel! "Hij wil dat ik Hem vertegenwoordig in een heel klein plaatsje Timboektoe, terwijl er geen vijftig cent aan geld is, waar er niets is dan een arm groepje mensen", dat is een wens. Amen!
301 "Je hoeft niet zoveel bij elkaar te hebben, je hoeft dit niet te doen, laat mij alleen weten, dat Hij wenst te gaan." Amen. Dat is alles.
302 "Als Hij wil dat ik anders doe, anders handel", zoals deze zusters en zo: "Als Hij wil dat ik een bepaald iets doe, prijs God, het is mij een voorrecht om het te doen." Daar bent u er! Wij weten dat Hij aan de macht komt, ongeacht wat de wereld zegt. Als ik alle last kan afleggen, die zonde die ons zo licht in de weg staat, laat mij met volharding de wedloop lopen die vóór mij ligt. Laat mij zien op de Leidsman en Voleinder van ons geloof, Jezus Christus, die zal komen in kracht!
303 Die 'oudsten', de vierentwintig oudsten. Goed. In Openbaring vinden wij dit: in het boek Openbaring, ongeveer het eenentwintigste hoofdstuk, vinden wij, dat de stad Jeruzalem twaalf fundamenten had. Is dat juist? En zij had twaalf poorten, dat was drie aan elke kant, drie vieren maakt twaalf. Helemaal precies de manier waarop de tabernakel was geplaatst in de woestijn, want Johannes zei precies en zag precies hetzelfde als wat Mozes zag, toen hij daar boven was, hetzelfde wat Paulus zag.
304 En nu, wij bemerken dat de twaalf fundamenten namen van de apostelen waren. En de twaalf poorten dragen een naam van elke stam op de poort. Wat zien wij daarnaar en zien die twaalf oudsten, de twaalf stammen, de twaalf apostelen, de twaalf fundamenten, de twaalf poorten! Oh, my! Neem die getallen van God en u kunt het nergens missen, het zal precies regelrecht zuiver zijn, overal, elke keer.
305 Dat is de reden, ziet u, wij hebben deze zes dagen gekregen, waarin de wereld heeft gewerkt, en wij zijn nu ver gevorderd en nabij deze zevende dag. De eerste tweeduizend jaar: God vernietigde de wereld door water. Tweede tweeduizend jaar: Christus kwam. Dit is 1961, vlak voor de deur, slechts een korte tijd. En kijk, Jezus zei: "Nu, het zal niet helemaal volledig tot het einde doorlopen", zei Hij, "omdat Ik het werk zal moeten bekorten. Als Ik het niet doe, zal de atoombom álle vlees vernietigen. Ziet u? Terwille van de uitverkorenen, zal Ik het werk in rechtvaardigheid bekorten. Het afsnijden vóór de tijd." Kijk, dàn het duizend jaar durende Millennium, de grote dag.
306 Terwijl de gemeente zich zesduizend jaar lang tegen de zonde heeft verzet, en de zevende duizend is het Duizendjarig Rijk. Zoals God zesduizend jaar maakte om de wereld te vormen, en de zevende duizend rustte Hij van al Zijn werken. En de gemeente strijdt zesduizend jaar lang tegen de zonde, en de zevende duizend rust de gemeente.
307 De witte gewaden die de oudsten aan hadden, is de rechtvaardigheid van de heiligen. Het wit betekent 'rechtvaardigheid'. En omdat zij in statie-gewaden waren gekleed, toonde dat, dat zij 'priesters of rechters' waren, witte gewaden aan: priesters, rechters, profeten, enzovoort; ziet u, wat zij waren. Zij hadden witte gewaden aan, de vierentwintig oudsten. Er zullen vierentwintig oudsten zijn. Er zullen er twaalf van hen zijn voor de twaalf stammen van Israël; de twaalf apostelen voor de gemeente.
308 En zij zaten in de voorhoven van de grote Koning. Bedenk, zij zitten daarbuiten, dezen. En híer zijn de bruid en Christus, zittend op Zijn troon, en Zijn vrouw naast Hem zittend, de gemeente. De vierentwintig oudsten... De 144.000 eunuchs van de tempel dienen Hem. Wanneer Hij opstaat, gaat Zijn vrouw met Hem mee. Oh, my! Door dat geweldige tijdperk dat op komst is, wanneer alle zonde en al wat op zonde lijkt, is...
309 Al de grote fijne bouwwerken die de mensen zo koesteren vandaag, al het geld en lust en al de zonde en mooie vrouwen en mannen, wat zij maar proberen om hun lichaam te maken, het een of ander, om een valstrik te zijn voor de duivel, om hun zielen de hel in te sturen, zullen vergaan en verrotten en huidwormen zullen het opeten. En het eerste, de huidwormen... al wat zij ooit waren, zal gewoon in een vulkanisch vuur komen, om terug te keren tot niets dan radio-actieve neerslag en vulkanische as nu.
310 Maar op één van deze morgens, vriend, één van deze morgens, wanneer dat allemaal voorbij is, zal zij opnieuw in bloei komen. De velden met hun witte waas van klaver en de geur van de roos zullen ineen vloeien met de bloesem van de Boom des Levens, en Christus zal op een of andere morgen terugkeren. Wanneer de grote vogels, de duiven in de bomen zullen zitten en koeren. En daar zal geen dood meer zijn en geen verdriet meer. Christus en Zijn verlosten zullen terugkeren naar de aarde; geen oude mensen, maar voor altijd jong. Onsterfelijk zullen wij staan in Zijn gelijkenis, om de zon en de sterren in glans te overtreffen.
[Broeder Branham zingt, vrij – Vert]
'k Ben op reis naar die hemelse stad,
Die mijn Here voor ons heeft bereid;
Waar al de verlosten der eeuwen,
Glorie zingen rondom Zijn troon.
Soms heb 'k heimwee naar de hemel,
En naar Hem op Wie 'k heb vertrouwd;
Wat een vreugd' zal dat zijn, als ik alles daar zie,
In die prachtige stad van goud.
311 Wat verlang ik ernaar Hem te zien! Oh, ik wil Hem zien! Ik ben bestemd voor, en op weg naar die prachtige stad! Johannes zag haar, op het eiland Patmos, neerdalend als een bruid die voor haar man versierd is. De heerlijkheid ervan, wil ik aanschouwen op een dag.
'k Verlang Hem te aanschouwen, Zijn gelaat te zien,
Daar altijd te zingen, van gena' die 'k niet verdien;
Laat mij in Uw heerlijkheid, mijn stem verheffen Heer;
Als zorg verdwenen, eind'lijk thuis, ik in d'eeuw'ge vreugd' verkeer.
[Vrij vertaald – Vert.]
312 Het beetje slippen en uitglijden in de sneeuw, het beetje hitte en gezwoeg van de dag; ik wilde dat mijn vrouw en Mabel naar voren zouden komen en dat lied voor mij zingen, als ik – zou kunnen: "De moeiten onderweg zullen niets schijnen, als ik kom aan het eind van de weg." Zo is het.
313 Ik herinner mij de avond, toen ik de gemeente verliet om in het evangelisatiewerk te beginnen, toen u allemaal zat te huilen; geen van hen is er overgebleven, praktisch, waarschijnlijk een paar van u hier. Zuster en broeder Spencer, en misschien een paar van de oudgedienden zijn nog over, toen zij hier zaten te huilen. Maar toen de Heilige Geest zei: "Je moet gaan...!"
314 En ik herinner mij mijn eerste samenkomst, nadat ik maanden weggeweest was: Meda kwam naar Jonesboro, Becky was een hele kleine baby, kwam naar het zuiden met de oude Cottonbelt-trein, kostte ze dagen om daar te komen. Ik stond daarbuiten toen zij die avond aankwam. Wij probeerden naar de gehoorzaal te komen, drie stadsblokken ver, de politie had op die manier de straten afgezet. De straten stonden zelfs vol mensen. Moesten mij meenemen door de straten en omwegen maken, om in het gebouw te komen. Meda zei: "Kwamen zij om jou te horen prediken Bill?"
315 Ik zei: "Nee." Toen zongen wij: [Broeder Branham zingt; vrij vertaald – Vert]
Zij komen van Oost en West,
Zij komen van overal.
Zij hebben een feest, bij Jezus te gast,
En zeeg'ningen zonder tal.
Zij zien Zijn aangezicht.
Hij is hun eeuwig loon;
En ook zij verspreiden 't Licht.
Juwelen zijn z'in Zijn kroon.
Oh, Jezus komt weldra,
Beproeving is dan voorbij.
Oh, wat als de Heer hier plotseling kwam,
Voor wie vrij van het oordeel zijn.
Oh, bent u dan ook vol vreugd',
Of raakt u de wanhoop nabij?
Als Hij op de wolken komt,
Dan komt Hij ook voor mij.
316 Amen! Oh, ik heb Hem lief! Zal het u zorg brengen en diepe benauwdheid, of zal het u vreugde brengen? Wanneer onze Here komt in heerlijkheid, zullen wij Hem in de lucht ontmoeten. Laten wij met die gedachten in onze geest onze hoofden buigen. Zo de Here wil, zal ik deze dienst op een andere keer afmaken.
317 Onze Hemelse Vader, oh, zij zullen komen van het Oosten en het Westen, zij zullen komen vanuit verre landen. Ik denk aan die grote opname. De mensen tot wie ik heb gepredikt in Afrika, India, en de wereld rond, hoe ik hun gezichten zal weerzien. Velen van hen wenend, weggaand naar het vliegtuig en leunend over de hekken en roepend en huilend. Ik denk aan toen zij eens mee naar buiten gingen met Paulus en neerknielden, en zij baden. Hij zei: "Ik ben er zeker van dat geen van u... velen van u hier, mijn aangezicht niet meer zullen zien."
Maar zij zullen komen van Oost en West.
Zij zullen komen van heind' en ver.
Om een feest te hebben met onze Koning, te dineren als Zijn gasten,
Hoe gezegend zijn deze pelgrims!
Zij zien Zijn heilig gelaat (in de smaragkleurige heerlijkheid),
In gloed door Goddelijk Licht (niet gewoon lamplicht of kaarslicht, maar Goddelijk licht);
Gezegende deelgenoten aan Zijn genade,
Zullen schitteren als juwelen in Zijn kroon.
Oh God, toen de vuur'ge kool de profeet beroerd had,
Hem zo rein gemaakt had als maar kon;
Toen Gods stem vroeg: "Wie zal heengaan?"
Toen was 't antwoord: "Hier ben ik, zend mij."
318 Oh, zend de engel deze morgen, de Cherub met zes vleugels, zoals Jesaja hem zag, vliegend door het gebouw, roepend: "Heilig, heilig, heilig voor de Here." En Jesaja, de jonge profeet, zei: "Ik ben onrein van lippen en te midden van onreine mensen, en mijn ogen hebben de heerlijkheid des Heren gezien." De zuilen van de tempel bewogen. En een engel nam de tang van het altaar af en pakte een vurige kool, legde die op zijn lippen en zei: "Ik zal uw lippen reinigen. Profeteer nu mensenzoon." Zend de engel deze morgen, Here, reinig onze lippen van alle slechtheid. Reinig onze harten en kom binnen, Here. Breek de eigen wil. Laat mijn wil werkelijk Uw wil zijn Here. Oh, wil Uw wil in mij, oh God. En laat mij en mijn gemeente en mijn volk de Uwen zijn, oh Here. Wij dragen ons aan U op.
319 En zoals de dichter doorging te zeggen, Vader:
Miljoenen sterven nu in zond' en schande;
(daar in Afrika, ginds in India, rond de wereld, duizenden elk uur, ontmoeten U zonder U te kennen.)
Miljoenen sterven nu in zond' en schande;
(toch, God, het verscheurt mijn ziel als ik eraan denk)
Hoor toch naar hun bitter hulpgeschrei;
Haast u broeder, haast u hen ter hulpe.
Antwoord snel de Meester: "Zend u mij."
320 Sta het toe, Here, geef het opnieuw. Ik heb allerlei soorten fouten gemaakt, Vader, in dit afgelopen jaar. Ik bid dat U er mij vergeving voor geeft. En in dit nieuwe jaar, Here, zalf mij opnieuw. Laat mij gaan naar die miljoenen, die zich ginds in zonde en schande bevinden, stervende zijn; en hun deze grote openbaring van Uw Waarheid brengen, hun de zalving van de Heilige Geest brengend; opdat zij op die dag van Oost en West zouden mogen komen, schitterend als juwelen in Uw kroon. Help mij, Here, om heen te gaan en ernaar op zoek te gaan en ze uit de grond te graven, het stof van de aarde, het stof en het vuil waarin zij leven. En laat hen een heilige God zien, Die hen zich laat reinigen en leven als Christenen, geheiligd en rein voor U; zich afkerend van het kwaad, van alle soorten wereldlijke vermakelijkheden, en zich omwenden tot een levende God, hen afgevaardigden makend van Uw koninkrijk voor die grote dag.
321 Heilig deze kleine gemeente deze morgen, Here. Heilig ieder persoon hierbinnen met Uw Geest, en laat de Heilige Geest in hun harten binnenkomen, ieder van ons. Fris de Geest op in hen, die reeds hun harten openden door hun eigen wil, hun eigen wil hebben verloochend en zijn gekomen om Uw wil te kennen.
322 Deze jongeren, Here, velen van hen nog maar kleine baby's. Wat koestert U ze in Uw armen! Hoe een moeder voor haar kleinen zorgt, hun de tranen uit de ogen wissend en hen speciale dingen geeft, omdat zij ze liefheeft. Dat is hoe U Uw kleine pasgeboren baby's liefhebt, Here. Zij kunnen nog niet lopen, zij kunnen zelfs nog niet praten. Het enige wat zij kunnen doen, is huilen en naar Mamma kijken. Oh God, houd ze in Uw armen, teder, als kleine lammeren en leid ze tot zij volwassen worden, dat zij kunnen lopen. Leid ze dan, Here, over de wegen van het dienen. Geef het.
323 Vergeef ons onze zonden, zoals wij hen vergeven die tegen ons hebben gezondigd. Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van het kwade. Want Uwer is het koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, voor immer, door Jezus Christus' Naam. Amen.
324 God zegene u! Ik vertrouw dat de Here deze morgen iets voor u heeft gedaan, om u het nieuwe jaar te laten beginnen op dit ene ding, dat u Jezus Christus liefhebt, en u Hem op een dag wilt zien en Hem liefhebben en voor immer bij Hem wonen. Het is mijn verlangen, dat niet één van u verloren zal zijn, dat ieder van u gered zal zijn en gevuld met de Heilige Geest, en bewaard wordt tot die dag van Zijn komst, omdat ik geloof dat hij weldra op handen is.
Nu geef ik de dienst terug aan broeder Neville.