De Godheid verklaard
Door William Marrion Branham1 Dank u, broeder Carlson. Groeten aan al u broeders en zusters die in de Here zijn. Soms voel ik me wat verlegen om naar voren te komen als ik naar zulke wonderbare getuigenissen luister, enzovoort, zoals vanmorgen. Het zijn medeburgers in het lijden en de vervolging waar onze Baptistenbroeder en zuster doorheen zijn gegaan, en omdat ik zelf een Baptist ben geweest, een Zendingsbaptist, weet ik wat het betekent als je familie... mij overkwam hetzelfde. Mijn eigen familie zette mij eruit en ze vonden dat ze me moesten wegsturen omdat ik gek was geworden. En ik heb ontdekt en heb me er meestal op deze manier van afgemaakt: als ik gek ben, laat me dan met rust; want ik ben gelukkiger op deze manier dan toen ik normaal bij m'n verstand was. Dus dat is zo'n beetje de filosofie die ik er op na houd.
2 Ik heb me er deze keer beslist in verheugd om zo te zijn. De kleine broeder hier van de 'Church of Christ' (zoals we dat gewoonlijk noemen) of Campbelliet... Ik herinner me dat ze fel gekant waren tegen de samenkomsten toen we pas begonnen. Maar weet u, eens hadden we iemand genaamd Paulus die ook zo was en hij werd een van ons, dus... Ik denk dat ze gewoonlijk eerst naar het leven kijken dat u leeft. Weet u, het is beter een prediking voor mij te leven dan er steeds een voor mij te prediken.
3 Enige tijd geleden was er een groot prediker, een fijne Volle Evangelie-man... Ieder van u kent hem, vermoed ik; het was de eerwaarde Booth Clibborn, die het Evangelie in zeven verschillende talen predikt. Hij kan eenvoudig... Hij is een verstandelijk genie. We waren eens samen onderweg, hij en broeder Moore en ik en we bespraken iets. En ik verschilde met hem van mening en hij keerde zich naar me toe en zei: "U kent uw Bijbel gewoon niet." (U weet hoe broeder Booth dat kan zeggen!)
Ik zei: "Dat is waar, broeder Booth, maar ik ken de Auteur behoorlijk goed."
4 Dus ik wil... Weet u, niet het kennen van Zijn Woord is leven, maar Hem te kennen is leven. Ongeacht of ik Zijn Woord ken, als ik Hem maar ken, en dat is beslist de waarheid.
5 Vanmorgen schudde ik de handen met deze fijne groep predikers hier. Terwijl ik hier zat, was er een... Het is niet mijn bedoeling iemand in de schijnwerpers te zetten, maar deze gekleurde man kwam binnen – broeder – ging daar zitten en ik zei tegen mijn secretaris hier: "Dat is een echte Christen."
6 Hij deed me zozeer denken aan Elder Smith die, naar ik meen, bij de 'Church of God in Christ' hoorde. Ik predikte daar vroeger zoveel voor hen en ik kan hem mij nog voor de geest halen. Hij zag er ongeveer zo uit als de broeder hier, alleen had hij een grijze snor. Als ik achterin binnenkwam – ik zal nooit de woorden vergeten die de oude man placht uit te spreken – dan keek ik en dan waren alle heiligen aan het zingen, weet u, en daar zat gewoonlijk een meisje in de hoek en mijn lievelingslied was: "Lift Him Up"[Verhoog Hem – Vert] Ze klapten allemaal in hun handen – een Pinkstergewoonte, weet u – Lift Him Up. Ze hielden van mij en ik hield van hen. En als we naar binnen liepen, zat hij altijd zo met z'n hoofd op de lessenaar en keek naar ze, weet u. Dan zei hij: "Kom binnen oudste, leg je hoed neer; leg je hoed neer."
7 Deze broeder hier... Toen ontdekte ik dat zijn vrouw een van mijn favoriete zangeressen is. Ik gaf zoveel mogelijk hinten om haar te laten zingen, maar toen vroeg ze om niet gevraagd te worden en ik weet wat dat betekent. Maar ik ga haar persoonlijk uitnodigen, als ze kan, om bij ons te komen zingen.
8 Bent u niet die zuster die dat "Schip Ahoy"! zong op een morgen aan het ontbijt van de Christen Zakenlieden? Ik hoop dat m'n vrouw er deze week bij kan zijn, want ik wil dat ze u hoort, omdat ik er zo hoog van heb opgegeven. En als het niet op de band staat, moeten we dat in orde maken. Ik houd van dat goede zingen.
9 Gewoonlijk zei ik tegen de mensen – ik heb nooit kunnen zingen; o, ik stond er miljoenen mijlen bij vandaan – maar ik zei: "Als u ooit in de hemel komt en in uw grote paleis woont, weet u, daarboven", ik zei: "ver weg aan de voet van de heuvel achterin de bossen, daar achter, daar staat een klein hutje en dat zal van mij zijn. Als u dan op een ochtend naar buiten loopt naar de poort en u hoort dan iemand opstaan en zingen: 'Verbazingwekkende genade! hoe lieflijk het geluid, dat een wrak zoals ik redde!' zeg dan: 'Prijs God! De oude broeder Branham heeft het gehaald.' Dat zal ik daar dan zijn die probeert te zingen."
10 Aan mijn Christenbroeders en aan – ik geloof dat er zich vanmorgen één broeder aan ons voorstelde die een Boeddhaprediker is, die hier zit: groeten aan u, mijn dierbare vriend. Ik heb veel te maken gehad (niet tè veel) met de Boeddhisten en vooral in Canada onder de Chinezen en heb gemerkt dat ze erg vriendelijk en aardig zijn.
11 Ik herinner mij een kleine Boeddha-aanhanger van de Boeddha-tempel die in Winnipeg naar de samenkomst kwam, en hij was blind. Hij was erg klein – aardige kleine mensen, en zij geloofden stellig dat God de genezer was. Terwijl ik voor hem bad bleef hij maar herhalen hoezeer hij God liefhad en plotseling werden z'n ogen geopend. Het was zo'n wonderbare zaak. Wij waarderen iedere man en ieder persoon.
12 Nu, ik heb nog niet eerder in Chicago deze gelegenheid gehad om te proberen te spreken, hoewel ik niet een bepaalde boodschap zou willen proberen te brengen, omdat hier predikers zijn die veel beter dan ik in staat zijn om een boodschap te brengen. Maar tenslotte bent u niet hier om een boodschap te horen; maar ik dacht dat het een geweldige tijd zou kunnen zijn om de predikers van Chicago (dit district hier) te kunnen ontmoeten om beter bekend te worden met hen en om elkaar beter te leren kennen.
13 Ik dank de Here beslist voor deze gelegenheid omdat ik vaak in deze stad ben gekomen onder het sponsorschap van één kerk en onder het sponsorschap van de Christen Zakenlieden, terwijl er geen gelegenheid was om mij te uiten voor de verenigde broeders. Daarbij dacht ik dat het soms gemakkelijk was voor iemand om een verkeerde indruk te krijgen, omdat er altijd zoveel is wat een bediening zoals deze volgt met "voor en tegen" en "ups en downs". Ik wil deze volgende paar minuten nemen om te proberen dit uit te leggen en het aan mijn broeders duidelijk te maken, zo duidelijk als ik maar weet.
14 Ik ben ontoereikend en onbekwaam om een praatje te houden dat misschien aanvaardbaar zou zijn voor mannen die zijn opgeleid. Ik heb geen opleiding genoten en ik mis dat, maar ik heb de Heer lief, en misschien heeft de Heer mij een andere manier gegeven om zielen mee te winnen – door middel van een Goddelijke gave – om het gemis op te vullen wat mijn ouders niet in staat waren aan mij te geven – een opleiding. Van huis uit kom ik van een arme familie, tien kinderen en een zieke vader; en ik kreeg de kans niet om een opleiding te volgen.
15 Zodoende... maar bij m'n geboorte gebeurde er iets – een ervaring met God voor mijn moeder en vader (u hebt mijn verhaal gelezen) en daardoor probeer ik mijn deel bij te dragen bij u broeders, om zondaren tot Christus te trekken.
Ik ben niet bijgelovig, maar ik houd er altijd van om voor het openen van het Woord even tot de Auteur te spreken. Zouden we onze hoofden opnieuw een ogenblik kunnen buigen.
16 Onze dierbare Vader, Gij zijt God, en wij naderen U met betrekking tot het Evangelie. Ik sta hier voor Uw kinderen, Uw herders en broeders van hetzelfde kostbare geloof. Wat ontroert het mijn hart als ik deze mannen hoor, die verkeerd werden begrepen en naar inrichtingen werden gestuurd terwille van Gods Koninkrijk; om te zien hoe U Uw kinderen roept in de laatste dagen en wij geloven stellig, Vader, dat we aan het einde van de loopbaan leven. Zoals de profeet zei: "Het zal licht zijn in de avondtijd"; en wij geloven vandaag dat wij de koeriers zijn van dit geweldige Evangelielicht, dat U ons door Uw genade hebt toegestaan uit te dragen tot aan de einden der aarde, waarheen deze opwekking is gegaan.
17 Ik bid, Vader, dat U mij vanmorgen vanuit mijn hart aan mijn broeders zult laten bekend maken wat het motief en doel van mijn leven is ten opzichte van U, opdat zij het zouden mogen verstaan. Sta het toe dat wij volmaakte liefde, gemeenschap en samenwerking mogen hebben en alle werkingen van het Evangelie. Want wij vragen het in Jezus' Naam, die bad dat wij één zouden zijn, zoals Hij en Zijn Vader één waren. Dit gelovende dat: "... op deze wijze zullen alle mensen weten dat gij Mijn discipelen zijt, wanneer gij liefde hebt voor elkander." Amen.
18 Nu, slechts... en ik hoop en vertrouw dat ik u, broeders en zusters, hiermee niet verveel, maar ik geloof dat ik het fijn vind mezelf duidelijk te maken, zodat u niet hoeft te luisteren naar wat iemand anders heeft gezegd. In andere vergaderingen van predikers heb ik het vele keren uitgelegd, maar dit is de eerste keer voor de groep in Chicago en ik zou het fijn vinden om mezelf heel duidelijk te maken in wat ik probeer te doen.
19 Hier in het gezegende oude Evangelie lezen we in het zesentwintigste hoofdstuk van het boek Handelingen:
Daarom, koning Agrippa, ben ik dat hemelse gezicht niet ongehoorzaam geweest.
20 Dit is natuurlijk Paulus die spreekt en wij als predikers houden er allen van om naar hem te verwijzen; omdat wij eensgezind geloven dat hij de apostel was voor de heidengemeente, daar God hem riep om een getuige te zijn voor de heidenen. Zijn bediening is in twijfel getrokken. En gewoonlijk schrikt ieder ding wat ongewoon is ons af; het wordt in twijfel getrokken. Ik denk dat dat niet meer dan normaal is. Het zou in twijfel getrokken moeten worden.
21 En ik geloof dat voorgangers soms argwanend zijn over de dingen die zij horen en ik geloof dat ze daartoe het recht hebben, want als ik de vertaling van het woord pastor begrijp, dan betekent het een herder. Daarom is hij iemand die een groep mannen en vrouwen voedt of hoedt, waarover de Heilige Geest hem de zorg heeft toevertrouwd en hij heeft het recht om te weten wat voor voedsel zijn schapen krijgen en waar het vandaan komt. Ik denk dat hij daar het recht toe heeft. En wanneer een voorganger of soms mensen een beetje achterdochtig lijken te zijn, dat zal nooit... zou niemand moeten storen. Het zou alleen respect moeten afdwingen voor een man die dat standpunt inneemt en het zou willen betwijfelen.
22 Tenslotte, als u er niet zeker van bent dat u goed bent onderricht, hoe zou u dan ooit kunnen wandelen door geloof? Als u zich voorhoudt... Nu, dit lijkt psychologie te zijn – wat het misschien is en het is het ook, maar het is in orde – maar als u echt in uw hart zou geloven dat u nooit meer van deze tafel zou opstaan, dan zult u dat waarschijnlijk niet. Ziet u? U hebt... Zo eenvoudig is dat. U moet het geloven; u moet geloof hebben; u moet vertrouwen hebben.
En hoe kunt u ergens vertrouwen in hebben als u zelfs niet weet waar u heengaat? Hoe kan ik op topsnelheid over een weg rijden waar ik nog nooit eerder ben geweest, met allerlei bochten, terwijl ik niet weet wat de volgende bocht inhoudt? U moet kunnen zien waar u gaat, anders weet u niet hoe u moet wandelen. Op die wijze zou iedereen moeten zijn. Dan als u het ziet, is het aan u geopenbaard en u weet waar u heengaat, dan zal niets u kunnen stoppen.
23 En ik geloof dat dit het is wat Paulus hier tot Agrippa probeerde te brengen. Hij vertelde hem: "Eens was ik één van u." En ik veronderstel dat als het mogelijk zou zijn dat deze Baptistenbroeder vanmorgen naar de Baptistenkerk kon gaan (hij en zijn vrouw), dat dit waarschijnlijk hun getuigenis zou zijn: "Eens was ik één van u." Of de broeder van de 'Church of Christ' of de Campbelliet hier zou naar zijn mensen gaan... (Ik geloof dat het een betere naam heeft: 'De Discipelen van Christus' noemen ze het; maar in werkelijkheid zijn ze voor de leer van Alexander Campbell. Toen trok de 'Church of Christ' bij u weg omwille van de muziek. Dat is juist.) En als hij naar hen kon terugkeren, zou hij zeggen: "Ik was eens van u."
24 Paulus keert zich hier naar koning Agrippa en Festus en zegt: "Eens was ik één van u. Ik was de Farizeeër onder de Farizeeërs." Hij werd onderwezen door Gamaliël, de grote leraar, en hij kende al hun regels en regelgevingen en precies wat ze geloofden en wat ze niet geloofden en hij zei: "Ik vervolgde de gemeente Gods zelfs ten dode toe." Ziet u. Hij zei: "Juist van de zaak waarover ik word ondervraagd, daar was ik de vervolger van."
25 Ik heb altijd gedacht dat de dood van Stefanus Paulus niet meer heeft losgelaten, want toen hij die verheerlijkte uitdrukking op Stefanus' gezicht zag, toen hij omhoog keek, en de kluiten stenigden hem ter dood, toen zei hij: "Ik zie Jezus staande aan de rechterhand van God." En u weet dat je een boodschapper kunt doden, maar zijn boodschap kun je nooit dood maken. En de boodschap, hoewel Stefanus was heengegaan om bij Jezus te zijn, zijn boodschap bleef doorgaan, want Paulus bleef er maar over praten wat... Hij was de minste van hen en was niet waardig zo genoemd te worden, omdat hij had getuigd en toestemming had gegeven deze godzalige persoon uit de weg te ruimen.
26 Paulus neemt zijn ervaring dus mee terug naar het begin hoe hij eerst was – zoals iedere man zou moeten doen als hij voor mensen stond – en hij plaatst het en baseert het op de Schrift om aan te tonen dat wat hij deed schriftuurlijk was. Ofschoon het tegengesteld was aan hun geloof, toch liet hij hun zien dat het de Schrift was. Daarom vind ik dat we met alles... zoals ik vaak heb gezegd, broeders (u die in mijn samenkomsten bent geweest), dat wanneer ik soms betrapt word op het spreken van dingen die niet schriftuurlijk zijn, dan vind ik het juist dat – of welke andere broeder dan ook – wij naar elkaar behoren toe te komen en te zeggen: "Dat staat niet in de Bijbel." Als het in de Bijbel staat zou u een verschillende interpretatie mogen hebben, maar indien het in de Schrift staat, in orde.
27 Nu, Paulus gaf zijn interpretatie van wat de profeet had gezegd en wat Mozes had gezegd dat zou gebeuren en hij ontmoette Jezus onderweg in een visioen. En deze Jezus riep hem toe – hetgeen geen vreemde zaak had moeten zijn voor deze Joden. Toen hij zei: "Hoogedele Festus," enzovoort, "zou het door u voor ongelofelijk worden gehouden als God de doden opwekt? Want als u uit de Schrift weet wat God in het verleden heeft gedaan, dan zou u weten dat Hij in staat is doden op te wekken."
28 Toen zei hij... hij vertelde hun de ervaring die onderweg naar Damascus had plaats gevonden, om hun te laten weten dat deze Jezus, waarover zij zo'n tumult maakten dat hij daarover predikte, dat dit dezelfde God was die zij al die tijd hadden gediend. Want Hij was in de woestijn bij hen, die hen leidde, het licht zijnde, het vuur, de Vuurkolom die hen leidde. En Hij verscheen aan Paulus in datzelfde – het licht opnieuw – wat hem verblindde.
29 En hij vroeg: "Wie zijt Gij, Here?"
30 En Hij zei: "Ik ben Jezus, die gij vervolgt. En het was hard om tegen de prikkels te slaan."
31 Hij probeerde hun te verklaren wat het betekende. En hij probeerde hun te onderwijzen, dat wat hij aan de mensen voorstelde was dat Jezus Christus de Messias was; en dat Hij was gestorven en dat God Hem had opgewekt; en dat het overeenkomstig de Schriften was en dat Hij nu was opgevaren naar omhoog naar God de Vader, en dat hij een getuige was van Zijn opstanding; en dat deze wonderwerken, tekenen en wonderen – die de mensen vreemd voorkwamen – niets nieuws waren voor een echte schriftuurlijke gelovige, omdat de Bijbel erover sprak.
32 Kijk terug in de profeten, hoe daar werd geprofeteerd over de komst van de Messias en wat Hij zou doen: de lammen zouden huppelen als een hert (in Jesaja 35) en verscheidene Schriftplaatsen waarnaar hij had kunnen verwijzen. We hebben het hier niet opgeschreven staan, maar misschien ging hij terug en haalde het aan in zijn korte redevoering tot de koningen. Want zij waren misschien niet zo geduldig met hem als u met mij bent.
33 Dus legde hij het hun uit en probeerde hun te vertellen dat dezelfde God die zij dienden... Toen zei hij eveneens: "Op de wijze die men ketterij noemt..." (Dat betekent gek, ziet u.) "... de wijze die zij ketterij noemen, op die wijze aanbid ik de God die u aanbidt." Ziet u, op de wijze die ketterij wordt genoemd.
34 Ik ben er van overtuigd dat wij vandaag, als wij zouden staan voor de vroegere kerken waartoe wij behoorden, zoals de Presbyteriaanse, Katholieke, Baptisten en verschillende andere, dezelfde getuigenis zouden kunnen geven aan deze mensen die zeggen dat zij willen... Zoals onze broeder die in een krankzinnigeninrichting geplaatst werd of zoiets. "Op de wijze die ketterij wordt genoemd, op die manier aanbid ik de God van onze vaderen."
35 Wat een geweldig getuigenis was dat voor Agrippa, zozeer zelfs dat hij midden in zijn toespraak het uitriep en zei: "Paulus – Saulus, gij beweegt mij bijna een Christen te worden!" Kijk hoe duidelijk hij de Schrift naar voren bracht, hoewel het tegengesteld was aan zijn eigen synagoge, maar de Schriften werden zo volmaakt uitgelegd dat hij zei: "Gij beweegt mij bijna te zijn zoals u bent."
36 Paulus zei: "Ik wenste dat u dat geheel was... alleen zou ik niet willen dat u in deze ketenen was zoals ik", ziet u, maar om een gelovige te zijn zoals hij was. Met andere woorden: "Ik wenste dat God u dezelfde openbaring zou geven zoals ik die heb." Met andere woorden: "Ik wenste dat u dat kon zien. Ik zou graag willen dat u dat kon."
Ik geloof dat het Festus was die hem vertelde dat hij teveel had gestudeerd; hij was in de war. Maar hij liet hem weten dat hij dat niet was; dat hij wist waar hij stond.
En vanmorgen zou ik dit willen zeggen, broeders: ik zou beslist willen dat ik... niet het leven van Paulus zou kunnen suggereren, maar slechts om een kleine ondergrond te geven. Want er zijn er hier vanmorgen wellicht veel meer die willen spreken. Maar ik wilde gebruik maken van deze gelegenheid om dit te zeggen. Nu, ik wenste dat iedere verschillende kerk, waarvan ik hoorde dat u daar heengaat – de Betheltempel, Onafhankelijken, Assemblies of God en verschillende andere – ik wenste dat u allen kon zien wat ik zie. Ik wenste dat u het visioen kon zien dat ik zie. Dan zou u een duidelijker begrip hebben van mijn bediening.
37 Toen ik de Baptistenkerk verliet om naar Pinksteren over te gaan, zei Dr. Roy. E. Davis tegen mij – die mij had aangesteld in de Zendings Baptistenkerk – dat ik een nachtmerrie had gehad toen het visioen van de Heer kwam en tot mij sprak. En u weet hoe het toen stond met genezing – het stond op een laag pitje – en ik wist niets over de Pinkstermensen. Ik had gehoord dat het een troep heilige rollers was, die op de grond lagen te kwijlen als dolle honden en dat ze bij hen moesten waaieren om ze weer bij kennis te krijgen, enzovoort. Dat was alles wat ik over Pinkstermensen wist.
Hij zei: "Wie denk je dat naar jou zal willen luisteren?"
38 Ik zei: "Als God mij zendt, is er ergens iemand waar Hij me naartoe zendt." Dat is juist, want ik zei: "Dr. Davis, Hij was net zo echt... Ik stond naar Hem te kijken..." Ik zei: "Ze zeiden tegen me dat deze visioenen..."
39 Ik ben er een groot gelovige van, broeders, dat gaven en roepingen onberouwelijk zijn. Ik geloof dat. Je wordt geboren... Je kunt niet iets zijn wat je niet bent en wanneer je van jezelf iets probeert te maken wat je niet bent, vervul je alleen de rol van een huichelaar. En God, laat me sterven voordat ik een huichelaar wordt. Zie. Laat me gewoon zijn wat ik ben, maak het dan klaar en duidelijk en laat me dan op die manier zijn. Dan weet iedereen het en u weet het precies.
40 En zoals u weet, kreeg ik niet bepaald veel onderricht, zoals ik heb verteld, in mijn... in theologie ben ik de armzaligste die er is en ik veronderstel dat u dat weet. Wat betreft het zijn van een prediker, ik zou mezelf er nauwelijks een kunnen noemen, omdat ik geen opleiding heb genoten en geen woorden heb geleerd, enzovoort; maar dat weinige wat ik heb is mijn kennis van het kennen van de Here Jezus – door Zijn genade. Dat wil ik overal proberen te delen met mijn broeders; om dit te delen.
41 Maar toen ik de Baptistenkerk verliet, welke de enige kerk was waarin ik ooit kwam of werd aangesteld... Ik werd in 1933 aangesteld in de Zendings Baptistenkerk te Jeffersonville, Indiana. Ze is lid van de Zuidelijke Baptisten Conventie. Toen, in die tijd, toen ik wegtrok... Nu, de Baptistenkerk is een onafhankelijke kerk; dat weten we allemaal. Je kunt er over alles prediken wat je maar wilt, als je samenkomst het er mee eens is. Je kunt prediken wat je maar wilt. En daar houd ik van, zie, omdat ik geloof dat het apostolisch is, want het hoofd, de hoogste orde in de gemeente, is de herder. We beseffen dat – de voorganger. En wanneer een bisschop of iemand anders probeert de openbaring van de voorganger uit te schakelen, hoe zal God dan ooit in Zijn gemeente kunnen werken? Ziet u, dan kunt u het niet krijgen.
42 Toen ik daar uit kwam, kwam ik met de eerste groep in contact door de genezing van de kleine Betty Daugherty in St. Louis, Missouri. Het was een Pinksterkerk, de Verenigde, of de Jezus' Naam kerk van Pinksteren waar deze voorganger toe behoorde en zijn dochtertje werd genezen. Eigenlijk geloof ik dat dit hem Pinksteren maakte, omdat zij zichzelf "Jezus Alleen" noemden. Ik dacht dat dit het was wat hen Pinksteren maakte, omdat zij zichzelf zo noemden, en dat was het verschil.
43 Daar vandaan ging ik naar... Een fijne man; we hadden een geweldige samenkomst in St. Louis (waar we de foto van hebben). We hadden het Kiel auditorium en de eerste twee avonden zat het vol met veertienduizend mensen. We konden zelfs niet... We moesten politie bij de deuren laten zetten om ze weg te houden.
44 En daar vandaan gingen we naar Richard T. Reed, van de tabernakel "Het Gezegende Oude Bijbeluur" in Jonesboro, die ook van dezelfde organisatie was. Vandaar naar Dr. G.H. Brown, dezelfde organisatie in de Victorstraat 505, in Little Rock, Arkansas. En vandaar naar de Westkust.
45 Toen ik aan de Westkust kwam trof ik doel. Toen ontdekte ik dat er onder de Pinkstermensen net zoveel afscheidingen in hun organisaties waren als wij Baptisten hebben. Er waren zoveel verschillende... Ze hadden verschillende... Daar waren de Assemblies of God, de Church of God en de nog wat anders en nog wat anders en nog wat anders en de anderen. En ze hadden zich afgescheiden en hadden kleine grenslijnen getrokken en alle andere broeders begonnen naar mij toe te komen en zeiden tegen me: "Wel, u bent een 'Jezus Alleen' met die groep daar."
Ik zei: "Nee, zo noem ik mezelf niet."
Hij zei: "Waarom gaat u dan met hen om?"
Ik zei: "Wel, dat maakt me dat niet." En ik zei: "Dat zijn broeders."
Hij zei: "Wel, ze zijn een troep... Wel, het stelt daar niets voor dan een stelletje uitgebroede buizerds en dergelijke."
Ik zei: "Nu, neem me niet kwalijk. Ik heb daar echte godzalige mannen ontmoet en het zijn mannen van God." En ik zei: "Ik ben er beslist op tegen hen slecht te noemen, omdat ze het niet zijn."
46 Welnu, ik probeerde zo lang als ik kon zo vrij mogelijk te blijven zonder aan een bepaalde kant de voorkeur te geven. Wel, toen begon ik te bestuderen wat hun ideeën waren en wat hun scheidingen waren en wat veroorzaakte dat ze scheidden. En ik ontdekte dat er twee grote groepen waren: één werd Jezus Alleen genoemd en de andere werd de Assemblies of God genoemd. Ze stonden apart of waren gescheiden vanwege de strijdvraag over de waterdoop: de een gebruikt "Vader, Zoon en Heilige Geest" en de ander gebruikt "Jezus' Naam".
47 Wel, ik keek, en aan beide kanten waren grote mannen – dienstknechten van God. Ik dacht: "O God, als ik maar kon zien dat ze gezamenlijk optrokken, gewoon voorwaarts gaan en hebben... maar niet dat ze hun grenzen trekken en zeggen: 'We willen geen gemeenschap met elkaar.'" Maar ik ontdekte daarin dat de boze geest onder hen was gekomen en had veroorzaakt dat er onder hen haat en strijd over kwesties was ontstaan. Ik dacht: "Dat is precies wat de duivel wil. Dat is juist wat hij wil. Zolang uw geweren op elkaar staan gericht, hoeft hij geen schot te lossen."
48 Tenslotte kwam het toen tot een ontmaskering en die ontmaskering vond plaats in Seattle, Washington, ongeveer in 1946. Op een morgen werd ik naar de voorzaal van het hotel gebracht (zoiets als dit) voor een ontbijt met enige predikers, en ik zou met twee belangrijke mannen praten. Een van hen was Dr. Ness. Ik vermoed dat u broeders van de Assemblies of God zich hem herinnert. Het was in het noordwestelijk gebied. Een groot man, knap, geleerd, en hij vertegenwoordigde de "Assemblies of God". Vervolgens Dr. Scism, van de Verenigde Pinksterkerk – ik denk dat u broeders van de Verenigde Pinksterkerk zich hem herinnert. Hij kwam ook van de noordwestelijke districten daarboven – hij stond aan hun hoofd en van de districten daar.
Wel, deze twee mannen hadden een ontmoeting met elkaar en ik zou voor hen worden gebracht, omdat de zaak op scherp werd gesteld en het sneed me aan alle kanten.
Ik dacht: "Wat moet ik doen? Wat kan ik doen?"
49 "Wel," zeiden ze, "je moet of voor de een of voor de ander kiezen. Als je samen gaat werken met de Jezus' Naam moet je Jezus' Naam worden; en als je samenwerkt met de Assemblies of God moet je weggaan bij de Jezus' Naam en Assemblies of God worden, of zoiets." Het kwam tot een plaats waar ik een bepaalde voorkeur moest uitspreken.
Ik bad veel die morgen voordat ik erheen ging. Ik zei: "God, help me, want daar zijn twee grote mannen en er zijn duizenden dienaren en U hebt mij hier uitgezonden met een bediening. En zij zijn beiden Uw dienstknechten en moet ik dat kleine beetje invloed dat ik heb aan één organisatie geven terwijl deze de ander bevecht?" Ziet u? "Ik kan me er niet goed bij voelen als ik zo moet doen. Ik geloof niet dat het de wil van Christus zou zijn als ik dat zou doen." Ik zei: "God help mij en geef me iets om te doen of geef me iets om te zeggen." En toen had ik niemand. Ik moest daar gewoon staan – alleen de Here Jezus en ik die morgen.
Wel, toen begon het grote debat. "Wat gaat u doen? Welke beslissing gaat u nemen?"
50 Ik zei: "Mijn beslissing is reeds genomen. Mijn beslissing is om tussen u beiden in te staan en me bij geen enkele organisatie aan te sluiten en te zeggen, met armen om u beiden heen geslagen; "'Wij zijn broeders! Wij zijn broeders.'" En ik zei: "Ik heb geprobeerd alle boeken te lezen die ik kon vinden, over hoe dit is opgekomen hetgeen de 'nieuwe kwestie' werd genoemd en hoe ze zichzelf afscheidden en hoe dat op die en dit op deze manier begon." En ik zei: "Door met elkaar te argumenteren." Ik zei: "Dat is dezelfde zaak die de Pinksterbeweging opbrak op de dag na Pinksteren. Ze begonnen met elkaar te argumenteren, en", zei ik, "de zaak splitst zich weer op." Ik zei: "Bestaat er een mogelijkheid dat er een middenweg voor u bestaat tussen u, broeders? Is er iets dat zou kunnen standhouden?"
Wel, daar wilden ze hun mond niet over opendoen, want het lag erg gevoelig. U weet hoe het ongeveer vijftien, twintig jaar geleden lag, want de ene groep had zich pas van de ander losgerukt en er bestond veel wrijving.
51 Dus ik zei: "Wel, broeders, hier is wat ik zal doen: ik ga – God heeft me hoe dan ook nooit gezonden om te dopen; Hij zond mij om voor Zijn zieke kinderen te bidden." Ik zei: "Dus ik ga voor de zieke kinderen bidden en u predikers, doet uw eigen doop."
52 Ik zei: "Nu wil ik u iets vragen opdat u het zult begrijpen. Broeder Ness, deze Jezus' Naam mensen, gelooft u dat ze de Heilige Geest hebben ontvangen als zij in tongen spreken en dezelfde dingen doen die u doet in de Assemblies of God?
Hij zei: "Beslist."
53 "Broeder Scism, gelooft u dat de Assemblies of God de Heilige Geest hebben wanneer ze in tongen spreken en hetzelfde doen als u deed door de doop?"
Hij zei: "Dat doe ik beslist."
54 Ik zei: "Welnu, in de Bijbel staat dat God de Heilige Geest geeft aan hen die Hem gehoorzaam zijn. Nu, wie gehoorzaamde Hem? Wie gehoorzaamde Hem? Wie van u gehoorzaamde Hem, en God gaf aan u beiden de Heilige Geest?" Ziet u? Ik zei: "Zou u willen beweren, broeder Scism, dat broeder Ness de Heilige Geest niet heeft?"
Hij zei: "Nee."
Ik zei: "Zou u willen beweren dat broeder Scism de Heilige Geest niet heeft?"
"Nee."
U ziet dat ze beiden geloofden dat de ander de Heilige Geest had, maar u ziet, dat heeft zó geen betekenis; het heeft geen betekenis. Wat later hoorde ik ervan dat... (Ik zal er zo meteen op terugkomen.)
55 De Finse broeders die hier zijn, nadat ik was vertrokken uit Finland, waar God ons naar mijn mening een van onze grootste samenkomsten heeft gegeven – waar die kleine dode jongen werd opgewekt en vele dingen... Ik had in Stockholm, Zweden, een ontmoeting met Lewi Petrus van de Philadelphiakerk daar, die een groot man van God is. En de Philadelphiakerk... Broeder Gordon Lindsay die toen, geloof ik – ik geloof niet dat hij er nu toe behoort, maar hij behoorde bij de Assemblies of God en de Assemblies of God is internationaal een van mijn grootste sponsors; en de Foursquare die een afscheiding was van de Assemblies of God, is een van mijn grootste sponsors. De Eenheid is internationaal een van mijn grootste sponsors.
56 Ziet u, ik nam toen dat standpunt in, liet alleen de scherpe kantjes achterwege. En toen nam ik het standpunt in dat ik geen voorkeur zou hebben voor een van de ruziënde partijen, totdat we kunnen zien dat we broeders zijn en bij elkander komen. En dan zullen we allemaal datzelfde belangrijke punt zien waartoe we moeten komen: het motief en doel om zo te handelen.
57 Je moet eerst je motief en doel onderzoeken! Ontdek eerst de wil van God, ontdek dan je doel, test dan je motief en bekijk of je motief juist is. Dan, zoals Jezus zei in Markus 11:24: "Indien u tot deze berg zegt: 'Word opgeheven' en niet twijfelt in uw hart..." Maar zolang u twijfel hebt in uw hart of het de wil van God is of dat uw motief of doel fout is, hoe zal er dan beweging in komen? Maar wanneer u weet dat uw motief juist is en het de wil van God is, en uw doelstelling is juist, dan moet er beweging in komen. Dat is alles, of God heeft iets verkeerds gezegd.
58 Dat is de reden waarom – als ik naar het podium ga in de kerken – dat niemand mij ooit deze dingen op het podium heeft horen noemen – deze strijdvragen. Ik laat ze met rust. Ziet u, dat is voor u mannen. Ik ben hier om u te helpen zielen te winnen voor Christus door middel van een Goddelijke gave. Begrijpt u? Dat maakt helemaal niets uit; doet u uw doop. Maar wanneer het komt tot...
Natuurlijk, ik ben van alles genoemd. Ik ben genoemd, ik weet het niet allemaal, van een "geïncarneerde zoon van God" tot een "duivel". Dat is waar, van alles. Maar uiteindelijk ben ik uw broeder, medeburger van Gods Koninkrijk, met u allen meewerkend voor het Koninkrijk; en dat is waar.
59 Nu, als het in orde is en u denkt dat we genoeg tijd hebben, dan zou ik het fijn vinden u te vertellen hoe we daarover discussieerden. Zou dat in orde zijn, broeders, voor een ogenblik, over broeder Ness en de anderen? In orde, het zou iets kunnen zijn wat u kan helpen. Het zou kunnen helpen iets te begrijpen van...
60 Ik heb hier een paar dingen opgeschreven die ik me herinnerde en begon van daar vandaan en zo... Ze vroegen mij wat ik geloofde betreffende de drieëenheid. Geloofde ik dat er een drieënig God was?
61 Nu broeders, terwijl we dit benaderen, ik hoop dat wanneer dit voorbij is, we dan nog dezelfde broeders zullen zijn die we steeds zijn geweest; maar ik vind dat ik u dit verschuldigd ben, omdat uw mensen naar mijn samenkomsten komen en ik zou beslist niet een van hen misleid willen laten weggaan. Ik heb de mensen die mij schriftelijk vragen stellen altijd verteld, behalve wat ik op het podium predik – en hier zit mijn secretaris, enzovoort – als ze mij een vraag stellen: "Hoe zit het hier mee?" of "Hoe zit het daar mee?", dan zei ik: "Vraag het uw voorganger, want als hij u tot zover heeft geleid dat u de Heilige Geest ontving, dan zal hij u verder leiden." Begrijpt u? "Vraag het uw voorganger", omdat dergelijke kleine dingen verwarring veroorzaken, en daarom blijf ik er bij vandaan, ziet u.
62 Dan werd er gezegd dat ik organisaties bestrijd. Dat doe ik niet! Ik geloof dat organisaties wonderbaar zijn, maar wanneer uw systeem van uw organisatie corrupt wordt, dan ben ik daar op tegen. Ongeacht of het eenheid of drieheid is, of wat het ook is, het systeem, als u tot een plaats komt dat u bijvoorbeeld zegt: "Wij zijn de Assemblies of God!"
"Wel, wie is dat aan de overkant van de straat?"
"O, dat zijn onze broeders. Ze worden de Verenigde Pinksterkerken genoemd."
"Wel, wie is dat daarginds?"
"O, dat zijn de broeders van de Foursquare. O, we zijn wonderbare broeders. We hebben een geweldige gemeenschap met elkaar."
"O, geloven jullie allemaal hetzelfde?"
"O ja, we geloven..."
"Wel, hoe komt het dat jullie zo zijn geworden?"
"Wel, deze broeders dopen op deze manier en deze dopen op die manier, met hun gezicht voorwaarts; en deze dopen..."
63 Zoals ginds in Zuid-Afrika, broeders. We kwamen dat tegen. Ze vroegen aan mij... Eén groep doopt drie keer met het gezicht voorover en de andere doopte drie keer met het gezicht achterover. En ze zeiden... ik zei: "Waar hebt u dat vandaan?"
Iemand zei: "In de Bijbel staat dat toen Hij stierf, Hij naar voren viel, daarom behoren wij hen naar voren te laten vallen."
En ik zei tegen de andere groep: "Wel, hoe zit het met u?"
Hij zei: "Hebt u ooit wel eens iemand met z'n gezicht naar beneden begraven?"
En weet u wat er gebeurde? Ze gingen uiteen en maakten twee groepen, twee organisaties. O genade, broeders. Dat is precies wat de duivel wil. Dat is precies wat hij wil. U gaat...
64 Ziet u, het is niet de Apostolische Geloofszending aan de ene en de Verenigde Pinksterkerken aan de andere kant. Dat is het niet. In beide groepen zijn het fijne mannen, zoals hier. Maar, ziet u, het is het systeem van de zaak.
65 Het is zoals met de Katholiek, zoals ik vaak heb gezegd: als hij Katholiek is en op Christus vertrouwt voor redding, dan is hij gered. Beslist, dat is zo. Als hij vertrouwt op de kerk is hij verloren. Ieder van u Pinksterbroeders weet, dat, als wij opzien naar de Pinksterkerk om ons te redden, we dan tot de ellendigste mensen behoren. Dat is juist, omdat we verloren zijn. Dat is juist, maar wanneer we opzien naar Jezus Christus zijn we gered, maar door geloof in een voleindigd werk, en deze kleine dingen die we doen en merktekenen maken niet veel uit.
66 Nu, ik zei tegen broeder Scism en broeder Ness: "Om uw vraag te beantwoorden," zei ik, "ik kies geen partij voor een van u broeders, en ik weet dat zolang u ruzie maakt, u beiden fout bent. Want ik zou liever fout zijn in mijn leer en recht in mijn hart dan recht in mijn leer en fout in mijn hart." Ik zei: "Tenslotte gaat het om de toestand van uw hart."
67 Ik heb geprobeerd dit in de praktijk te brengen, dat wanneer iemand, ongeacht wat hij doet en hoeveel hij van mening verschilt en wat hij over mij zegt, als ik hem met mijn hart – niet uit plichtsgevoel – maar vanuit mijn hart die man niet kan liefhebben evengoed als ik iemand anders liefheb, dan weet ik dat daar binnenin iets fout is, zie. Dat is juist, want het is... Ongeacht of hij...
68 Niet lang geleden kwam er een kleine broeder langs, een kleine broeder van de Kerk van Christus en o, hij ging staan en hij zei: "Deze vent is een duivel." Ziet u. Hij zei: "Hij zegt dat er een Heilige Geest is." Hij zei: "Zoiets bestaat niet. Alleen de twaalf apostelen ontvingen de Heilige Geest en Goddelijke genezing werd slechts aan deze twaalf apostelen gegeven" en ging ongeveer een half uur zo door.
69 Ik zei: "Even een ogenblikje, broeder. Ik vind dat u mij een gelegenheid behoort te geven om dit te verdedigen." Ik zei: "U zei dat u sprak waar de Bijbel sprak en zweeg waar deze zweeg."
Hij zei: "Dat doen we."
70 Ik zei: "Nu, u zei dat het alleen de twaalf apostelen waren die de Heilige Geest ontvingen. In de Bijbel staat dat er honderdtwintig in de bovenzaal waren toen de Heilige Geest viel – vrouwen en al. En wilde u mij vertellen dat u gelooft dat Paulus de Heilige Geest niet had, en hij ontving het een lange tijd erna. En u zei dat de gave van gezondmaking alleen aan de twaalf apostelen werd gegeven, en Stefanus ging een paar dagen later op weg en hij was niet een van de twaalven – hij was zelfs geen prediker; hij was een diaken en ging op weg naar Samaria en wierp duivelen uit en..." zei ik. O, broeder, het werd erg stil op het moment dat hij een weerwoord moest geven. En nadat het voorbij was, zei ik: "Ik vergeef u dat u mij een duivel hebt genoemd, omdat ik weet dat u dat niet meende."
Toen hij geëindigd had, kwam hij naar voren; hij zei: "Er is één ding wat ik kan zeggen: u hebt de Geest van Christus."
Ik zei: "Nu broeder, wat ben ik? Een duivel of van Christus?"
Maar ik vertel u, omdat die man... hij kon bespeuren dat ik hem liefhad. Ongeacht hoedanig hij het oneens was en verschrikkelijk oneens was en er van langs gaf...
71 Ik ben m'n hele leven een jager geweest op groot wild. En mensen hebben gezegd: "Hoe...?" Die keer dat ik die beer met een mes moest doden. Ze zeiden: "Was u niet bang van hem?"
72 Ik zei: "Nee. Als ik bang voor hem was geweest zou hij mij hebben gedood." Maar kijk, je kunt ze niet afbluffen. Ze weten of je bang voor ze bent of niet. Als je bang bent voor een paard, let dan op wat een paard zal doen, hij zal je schoppen. Dus wanneer je bang bent kun je niet bluffen. Je moet het echt hebben.
73 Het is precies hetzelfde met Satan. Het is hetzelfde bij mensen. Je moet de mensen liefhebben. Je kunt het niet zogenaamd doen. Je moet het hebben, want je zult ergens toch kleur moeten bekennen, zie. Dat is waar. Je moet de mensen echt liefhebben en ze weten dat u hen liefhebt. Kijk, daar is iets mee.
Een paar dagen geleden belde de man mijn vrouw op en zei: "Is broeder Branham er?"
Ze zei: "Nee."
Hij zei: "Wel, één ding moet ik zeggen, ik verschilde met hem van mening over theologie, maar ik zeg dat hij een dienstknecht van Christus is."
Toen stuurde hij een brief naar me toe, voordat ik wegging, en hij zei: "Zodra u terug bent, kom ik naar u toe. Ik wil die doop van de Heilige Geest waarover u sprak."
74 U ziet dus waar... als u... als ik het gevoel had gehad om het zo te zeggen: "Wel, u bent niets waard. Uw oude denominatie is waardeloos en al u Kerk van Christus mensen zijn waardeloos. Jullie zijn waardeloos; jullie zijn duivels." Dan zou ik die man nooit gewonnen hebben, en als ik hem had verteld dat ik hem liefhad maar ik meende het niet in mijn hart, dan zou hij wel beter hebben geweten. Dat is de hoofdzaak. Je moet het menen in je hart.
75 Zo is het tijdens de avonden wanneer ik dat podium opwandel onder die onderscheiding, ziet u. Ik denk daar niet aan. Ik eet niet meer na het middagmaal en vast en bid en blijf in de kamer, want Hij beloofde mij dat Hij het zou doen en daarom ga ik zonder een schaduw van twijfel, omdat Hij beloofde dat Hij het zou doen. Daarom weet ik dat mijn motief wat is? Mijn doelstelling is wat? Het bevorderen van Gods Koninkrijk.
76 Of iemand die kant, deze kant, of naar welke kerk ook gaat; zolang hij maar naar Christus komt maakt het mij niet uit. En dat is in mijn hart, ziet u. Of we nu overstappen om ons bij de Kerk van Christus aan te sluiten, dat is helemaal in orde. Dat is fijn. Het maakt mij niet uit naar welke kerk hij gaat, maar zolang hij... Ik wil dat zijn ziel tot Christus komt, dat is de hoofdzaak.
77 Dus ik zei: "Broeder Ness, niet om het oneens te zijn..." Nu, ik ga... Is het in orde om dit te gebruiken, broeder? Ik zei: "Ik wil dit zeggen en uitleggen..." En op die manier zou ik het tot u, broeders, hier willen zeggen. Nu, als u wilt, noem dit niet in uw samenkomst en verleen mij een gunst: laat mij gewoon uw broeder blijven en ik zal... Als ik verkeerd ben, vergeeft u mij dan. Maar ik wil dit aan u uitleggen omdat er vanmorgen hierbinnen beide groepen zitten – zowel de Eenheid als de Assemblies en het drieëenheidsgeloof.
78 Ik wil deze uitspraak doen. Ik wil zeggen dat ik geloof dat beide zijden verkeerd zijn zolang u ruzie maakt met elkaar, omdat de motieven verkeerd zijn. En zolang uw motieven verkeerd zijn – ongeacht wat uw doelstelling is – als uw motief om dat doel te bereiken verkeerd is, zal het nooit werken. Dat is juist.
Nu, sommige mensen hebben gezegd: "Broeder Branham, u bent een 'Jezus Alleen'."
Ik wil zeggen dat dit een vergissing is. Ik ben niet 'Jezus Alleen'.
Iemand zegt: "Broeder Branham, bent u een trinitariër?"
79 Beslist niet. Ik ben geen trinitariër; ik ben een Christen. Ik weet niet... Het woord trinitariër komt zelfs niet in de Bijbel voor – het woord drieëenheid. En ik geloof niet dat er drie individuele goden zijn. Ik geloof dat er één God is in drie bedieningen: Vader, Zoon, Heilige Geest. Dat is precies de reden waarom wij werden bevolen te dopen in de Naam van Vader, Zoon, Heilige Geest. Ik geloof dat het God is die afdaalt, neerkomt.
80 Toen God voor het eerst aan de mens verscheen was Hij in de vorm van een Vuurkolom. Dat gelooft u, is het niet? Iedere Bijbellezer weet dat de Vuurkolom die in de woestijn was de Logos was. Dat was de Engel des Verbonds, hetgeen Christus was, want Hij zei dat Hij was... ik geloof dat het in Johannes 6 staat, dat Hij zei: "Voor Abraham was, ben Ik." Hij was de Ik Ben. Dat was dus de heilige God. Zelfs als een man de berg aanraakte, moest hij worden gedood. Ziet u; in orde.
81 Nu probeerde diezelfde God zich terug te werken in Zijn schepping die Hij schiep. Hij kon niet vlakbij hen komen omdat ze zondig waren en het bloed van geiten en schapen nam de zonde nimmer weg. We weten dat. Het bedekte de zonde slechts.
82 Maar toen werd diezelfde God, die de Vuurkolom was, vlees door Zijn Zoon en woonde in een lichaam genaamd de Here Jezus Christus. In de Bijbel staat: "In Hem woont de volheid van de Godheid lichamelijk." En Jezus zei in I Timotheüs 3:16: "Zonder twijfel is het geheimenis van de godzaligheid groot." (En als zij het al groot konden noemen, wel, wat zouden wij dan doen, zie?) "Groot is het geheimenis Gods, want God werd gemanifesteerd in het vlees en gezien door engelen en opgenomen in heerlijkheid", enzovoort.
83 En Hij zei in Johannes 14 tot Thomas: "Als u Mij hebt gezien, hebt u de Vader gezien. Waarom zegt u dan: 'Toon ons de Vader'?" De Bijbel zegt dat God in Christus was, de wereld met Zichzelf verzoenende.
84 Welnu, God kan geen drie mensen zijn, drie goden; noch kan Jezus Zijn eigen Vader zijn in één. Ziet u? Dus u ziet dat het beide kanten volkomen verkeerd maakt.
85 Als u nu wilt opmerken, er is geen plaats... Als we drie goden hebben, zijn we heidenen. Dat weten we. Zoals de Jood op een keer tegen me zei toen ik met hem sprak, hij zei: "Welke van hen is uw god? Welke is uw god: de Vader, de Zoon of de Heilige Geest? Welke is de uwe?"
En ik zei: "Wel, er zijn geen drie goden."
Hij zei: "U kunt God niet in drie stukken hakken en Hem aan een Jood geven."
Ik zei: "Zeker niet."
86 Ik zei... Dat was toen John Ryan van zijn blindheid was genezen daar in Fort Wayne, u weet wel, en deze rabbi van Benton Harbor zei: "U kunt God niet in drie stukken hakken en Hem aan een Jood geven."
Ik zei: "Zeker niet." Ik zei: "Rabbi, zou het moeilijk voor u zijn de profeten te geloven?"
Hij zei: "Nee."
87 Ik zei: "In Jesaja 9:6, over wie spreekt hij? 'Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven en men zou Hem Raadsman, Sterke God, Vredevorst noemen.'"
Hij zei: "Dat was de Messias."
Ik zei: "Dan, rabbi, in welke relatie zal de Messias staan tot God?"
Hij zei: "Hij zal God zijn."
"Dat is precies wat ik dacht. Ziet u, dat is exact juist. Dat is Hij." Dus ik zei: "Vertel me nu eens waar Jezus faalde om exact te vervullen wat de profeet had gezegd dat Hij zou doen."
88 En hij begon te huilen en liep naar buiten. Ik zei: "Daardoor ontving John Ryan zijn gezichtsvermogen."
Hij zei: "Het zij verre dat God een zoon zou hebben."
89 Ik zei: "De grote Jehova overschaduwde een vrouw, zoals de profeet zei dat Hij zou doen, en Hij schiep een bloedcel en door die bloedcel ontstond het lichaam van Christus."
90 "Kijk. In het Oude Testament, rabbi," zei ik, "als een man heenging om te offeren nam hij een lam. Hij wist dat hij de geboden van God had gebroken, dus nam hij een lam. Hij beleed zijn zonden en dit lam werd gedood. Terwijl zijn handen op het lam lagen was dat zijn belijdenis dat hij wist dat hij moest sterven voor zijn zonden, maar het lam nam zijn plaats in; en de bloedcel werd gebroken en hij hield het lammetje vast totdat hij voelde dat zijn kleine leven eruit ging en het verstijfde. Daarna goot de priester – natuurlijk – het bloed op het vuur van het koperen oordeelsaltaar."
91 "Vervolgens", zei ik, "ging die man daar vandaan, wetend dat het lam zijn plaats had ingenomen, maar hij ging weg met hetzelfde verlangen als dat hij had toen hij binnenkwam, omdat het geen zonde kon wegnemen. Maar in dit geval heeft de aanbidder, eenmaal gereinigd, geen geweten van zonde meer. Daar werd toen jaarlijks een offer gebracht, maar", zei ik, "nu is er... in deze tijd heeft de aanbidder die eenmaal gereinigd is geen geweten van zonden meer; want kijk, rabbi, in de rode bloedlichaampjes is een klein leven dat begint in een cel die via de mannelijke kiem in het vrouwelijke komt, en zij produceert het ei. Een kip kan een ei leggen, maar als ze niet bij de haan is geweest zal er nooit iets worden uitgebroed."
92 Ik zei: "Toen daalde God – de Grootste die alle tijd en ruimte vulde – af en kwam als één kleine kiem tot de schoot van een vrouw." En ik zei toen: "Zoals wij vandaag worden gered... Jezus was noch Jood, noch heiden, want het ei produceerde alleen het vlees. Het bloed bevatte het leven, dus wij zijn, de Bijbel zei dat wij zijn gered door het bloed van God. Ziet u, Hij was Jood noch heiden; Hij was God. Daarom plaatsen wij, als we naar het altaar komen, onze handen door geloof op Zijn hoofd en ervaren het verscheuren en de smart van Calvarie, en belijden onze zonden – dat wij verkeerd zijn en dat Hij in onze plaats stierf – dan..."
93 "Ziet u," zei ik, "het bloed van dat lam kon niet terugkomen op deze... De bloedcel die werd verbroken en het leven dat werd losgelaten bij de breking van deze bloedcel van het lam, kon niet terugkomen op de aanbidder, omdat het dierlijk leven was en dat zou niet samengaan met het menselijk leven."
94 "Maar deze keer, toen die bloedcel werd verbroken, was het niet zozeer een mens; dat was Gods leven dat werd vrijgegeven. En als de aanbidder door geloof zijn handen legt op de Zoon van God en zijn zonden belijdt, dan komt niet het leven van een andere man, maar het leven van God in deze man terug, hetgeen eeuwig leven is. Het woord zoë, dat vertaald wordt als Gods eigen leven; en Hij zei dat Hij ons Zoë zou geven, eeuwig leven, en nu zijn wij zonen en dochters van God. Daar bent u er."
Ik zei: "Nu, wat is het? Het is God die neerdaalt."
95 Hij kwam... Eerst kon geen mens Hem aanraken, omdat de mens had gezondigd. Toen kwam Hij neer in een lichaam om de zonde te ondergaan, om de zonde aan te nemen. Kijk, Hij... Het enige wat God kon doen om rechtvaardig te zijn was om het op die manier te doen.
96 Bijvoorbeeld, wat als ik vanmorgen de rechtspraak had over dit gehoor zoals God die had over het menselijk ras, en ik zei: "De eerste man die naar die deurpost kijkt sterft", en Tommy Hicks keek ernaar? Nu, ik zou bijvoorbeeld zeggen: "Broeder Carlson, u sterft voor hem." Dat zou niet rechtvaardig zijn. Ik zou zeggen: "Leo, jij bent mijn secretaris; jij sterft voor hem." Dat zou niet rechtvaardig zijn. "Billy Paul, mijn zoon, jij sterft voor hem." Dat is niet rechtvaardig. De enige manier waarop ik rechtvaardig kan zijn is door zelf zijn plaats in te nemen, en dat deed God.
97 God is een Geest en Hij schiep... Hij veranderde Zijn rol. Het zou de mensen diep moeten raken om te denken aan "kleine Jehova". Hij had kunnen komen als een volwassen man, maar Hij kwam in een kribbe boven een mesthoop. Kleine Jehova, huilend als een baby! Kleine Jehova, spelend als een jongen! Kleine Jehova, timmerend als een werkman! Kleine Jehova, in de tienertijd! Jehova, hangend tussen hemelen en aarde met klodders van dronkelappen en spuug van soldaten op Zijn gezicht! Jehova, stervend voor Zijn kinderen! Jehova, stervend om te verlossen! Geen andere persoon, maar God Zelf! Ziet u, God... dat was Zijn bediening. Waarom? Hij was aan het proberen terug te komen naar het hart van de mens.
98 Nu, dáár konden we Hem niet aanraken. Hier voelden we Hem met onze handen. Wat deed Hij door het offeren van dat lichaam? Hij wordt Jehova in ons. Wij zijn delen van Hem.
99 Op de Pinksterdag explodeerde de Vuurkolom Zichzelf en tongen van vuur zetten zich op een ieder, tonend dat God Zichzelf verdeelde onder Zijn gemeente. Dan, broeders, als we maar bij elkaar kunnen komen en dàt bij elkaar brengen! Dan krijgen we Jehova in de volheid als we tezamen komen. Maar hoe zullen we dat kunnen als deze in tongen spreekt en de doop heeft en deze... en dan deze tong van vuur hier houden en deze... Laten we het samenvoegen.
100 Toen God op de Pinksterdag neerkwam; in de Bijbel staat: "... tongen van vuur zetten zich op ieder van hen" en zij... Tongen, zoals een vuur, vuurtongen. Het was die Vuurkolom die Zich losmaakte en Zich onder de mensen verdeelde opdat wij broeders zouden zijn. "Te dien dage zult u weten dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij; Ik in u en u in Mij", en wij zijn één! Wij zijn één, niet verdeeld!
101 Nu, Jehova God hierboven kon het menselijk ras niet aanraken vanwege Zijn eigen wet van heiligheid. Jehova God werd zonde voor ons en betaalde de prijs, zodat dezelfde Jehova God kon komen en in ons leven. God boven ons; God met ons; God in ons. Niet drie goden – één God.
102 Professoren worden krankzinnig als zij proberen het uit te vorsen. Het is een openbaring! Het moet aan u worden geopenbaard.
103 Wanneer het nu komt tot de doop, nu vele mensen... "Nu, u moet dat doen, broeders, of..." Het is zoals ik zei tegen broeder Scism en tegen broeder Ness: "Als u..." Er rees een kwestie op en velen van u geleerde mensen hier zijn beter bekwaam dan ik, maar ik heb veel studie verricht over dit onderwerp. Ik las de 'Pre-Nicene Fathers', het 'Nicene Council' en al de geschiedschrijvers, enzovoort. Dat strijdpunt kwam op tijdens het Concilie van Nicéa. Beide kanten ontstonden toen de Katholieke kerk de extreme trinitarische kant koos en de andere overging op het unitarisme en beide zijden liepen dood.
104 Precies juist, want de mens had er zijn hand in gehad! U moet het God laten doen. Het is niet nodig dat wij de zaak uitzoeken. Laten we broeders zijn. Laten we gewoon doorgaan en laat God de zaak doen die Hij gaat doen. Als Hij oneindig is en alle dingen weet en het einde voorzegde vanaf het begin, hoe kunnen wij er dan iets aan doen? Blijf gewoon doorgaan. Dat is de manier. Blijf in de pas, zoals ik gisteravond zei, met onze grote Jozua.
105 Kijk nu: als er drie goden zijn – ik wil u alleen maar laten zien hoe belachelijk dit is. Als er drie goden zijn, was Jezus Zijn eigen Vader... of, Jezus zou Zijn eigen Vader niet kunnen zijn en één zijn. En als er drie zijn, werd Hij niet maagdelijk geboren. Nu, hoeveel...
106 Ik zal zeggen dat dit God de Vader is; en dit is God de Zoon; en dit is God de Heilige Geest. Wat u betreft, verschillende broeders hier, let een ogenblik op en kijk wat ik probeer duidelijk te maken. Ik bid dat God het u wil laten zien. Kijk, u gelooft allebei dezelfde zaak, maar de duivel is tussen u in gekomen en heeft u hierover uiteen gedreven. Het is precies dezelfde zaak en ik zal het met de hulp van God en met Gods Bijbel aan u proberen te bewijzen. Als het niet in de Bijbel staat, neem het dan niet aan. Dat is juist.
Kijk nu hierheen: wat is dit? God de Vader; dit is God de Zoon; dit is God de Heilige Geest. Welnu, laten we even stoppen en deze drie daar uitleggen: God de Vader, Zoon en Heilige Geest.
(O, ik zal niet genoeg tijd hebben om dit te doen. Wel, ik zal me haasten zo snel als ik kan. Vergeeft u me, mijn broeders, maar ik ben er nog nooit toe gekomen om tot u te spreken en ik wil dit doen.)
107 Kijk: God de Vader, de Zoon, de Heilige Geest. Wie was de Vader van Jezus Christus? God was de Vader van Jezus Christus. Dat geloven we allemaal. Is dat waar? In orde. Nu, als we Mattheüs 28:19 nemen, daar zegt Jezus: "Gaat dan heen, onderricht alle volkeren, hen dopend in de Naam van de Vader, Zoon en Heilige Geest." Tien dagen erna zei Petrus: "Bekeert u en wordt gedoopt... in de Naam van de Here Jezus Christus." Ergens is daar een regelrechte tegenstrijdigheid.
Nu, laten we niet... Iedereen heeft getuigd en dergelijke. Hier is het. Hier is mijn geloof en ik leg het voor u neer, broeders. Ik zeg dit niet in de preekstoelen. Dat is aan u, maar ik wil u laten zien wat ik zie aan beide kanten, zodat de Heilige Geest het aan u zou mogen openbaren, zie.
108 Nu, Mattheüs 28:19... Als Mattheüs 28:19 in tegenspraak is met Handelingen 2:38, dan is er een tegenspraak in de Bijbel en dan is het het papier niet waard waarop het geschreven is.
109 Als u wilt opmerken in Mattheüs, het zestiende hoofdstuk, daar gaf Jezus aan Petrus de openbaring en Hij gaf hem de sleutels. Nu onthoud, de bijbel wordt niet geopenbaard door theologie, het een of andere programma van een mens. Zo gaat het niet. Het is een openbaring.
110 Het was een openbaring om mee te beginnen. Waarom offerde Abel een veel betere offerande aan God dan Kaïn? Het was aan hem geopenbaard dat het geen perziken waren en appels en sinaasappels en appels die... Als appels veroorzaken dat vrouwen beseffen dat ze naakt zijn, kunnen we de appels maar beter weer doorgeven, broeder. Denkt u ook niet? Dat klinkt heiligschennend, maar ik bedoel dat niet zo te zeggen; maar het waren geen appels. Beslist niet. En als dat zo is, dan was het aan Abel geopenbaard dat hij het bloed van zijn vader was, daarom offerde hij bloed omdat het een openbaring was. De hele zaak is daarop gebouwd.
111 Kijk nu, hier is een oude ongeletterde visser. Zelfs niet genoeg onderwijs – de Bijbel zei dat hij ongeletterd en ongeleerd was. Maar hij stond daar en Jezus stelde de vraag: "Wie zegt u dat Ik, de Zoon des mensen, ben?"
Een zei: "Wel, U bent Mozes. Ze zeggen dat U Mozes bent."
Een zei: "Wel, U bent Jeremia of de profeten", en dit, dat en nog wat anders.
Hij zei: "Dat is niet de vraag. Ik vroeg het u. Wie zegt u dat Ik ben?" En Petrus zei overtuigd: "Gij zijt de Zoon van God."
Hij zei: "Gezegend zijt gij, Simon, zoon van Jonas;" (Let nu op!) "vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader die in de hemelen is."
112 Merk nu op: de Katholieke kerk zegt dat Hij de kerk op Petrus bouwde. Dat is verkeerd. De Protestantse kerk zegt dat Hij haar op Zichzelf bouwde; maar let nu op, ontdek en zie of het zo is. Hij bouwde haar op de geestelijke openbaring van Wie Hij was, want Hij zei: "Gezegend zijt gij, Simon, Zoon van Jonas, vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard. Ik zeg dat gij Simon zijt, op deze rots" (Welke rots? – de openbaring.) "zal Ik Mijn gemeente bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen."
113 Petrus was daarbij aanwezig toen Mattheüs 28 werd uitgesproken en hij keerde zich om en tien dagen later, met die openbaring, doopte hij in de Naam van de Here Jezus Christus. Waarom deed hij dat? Met de openbaring van God, en hij had de sleutels tot het Koninkrijk, broeder.
114 Misschien zou ik u een ogenblik kunnen kwetsen – een deel van u – maar stop een ogenblik. Er is geen enkele plaats in de Bijbel waar enig persoon ooit werd gedoopt in de Naam van Vader, Zoon en Heilige Geest. Er is geen enkele plaats in de Schrift; en als er een is, noem die op; en als u er ergens in de gewijde geschiedenis een kunt vinden, tot de vorming van de Katholieke kerk, dan wil ik dat u die opnoemt. Er is geen plaats en dat is waar.
115 Maar u, Eenheid, wacht even – slechts een ogenblikje. Nu, er is geen plaats waar... Als er iemand is die mij één tekst in de Schrift kan aantonen waar die ceremonie in de Bijbel werd gebruikt van Vader, Zoon en Heilige Geest, dan bent u verplicht mij te komen vertellen waar iemand op die wijze werd gedoopt.
116 Sommigen van hen zeiden: "Wel, ik zal nemen wat Jezus zei, niet wat Petrus zei." Als zij met elkaar in tegenspraak zijn, wat moeten we dan doen? Als niet alles van God is, welk deel van de Bijbel is dan juist? Alles moet overeenkomen en samenvallen en alleen de openbaring van God... onze scholen zullen het nooit kunnen onderwijzen. Het is door een openbaring dat u het te zien krijgt.
117 Als dan deze twee mannen tegengesteld waren aan elkaar, wat soort Bijbel lezen we dan? Hoe weet ik of Johannes 14 goed is of niet? Hoe weet ik of Johannes 3 goed is of niet? Hoe weet ik dat, zie? Maar de enige manier waarop ik geloof kan hebben in God is door te weten dat de Bijbel goed is en te geloven dat het goed is om er precies bij te blijven. Hoewel ik het niet begrijp, zet ik het toch in beweging. Maar wanneer deze tegenstrijdigheden opkomen, nader ik tot God om het uit te zoeken. En dezelfde engel die mij 's avonds in de samenkomsten bijstaat, is dezelfde die mij dit onderwees.
118 Kijk of dit zo is. Laten we een ogenblik kijken naar Mattheüs 28:19; en ik zal Handelingen 2:38 nemen waar Petrus zei: "De Here Jezus Christus" en Mattheüs zei: "Vader, Zoon en Heilige Geest." Luister, Hij zei: "Doopt hen" – niet in de Naam van de Vader, in de Naam van de Zoon, in de Naam van de Heilige Geest; dat heeft Hij nimmer gezegd. Er staat niet naam, en naam, en naam. Hij heeft nimmer gezegd: "Doopt hen in de namen van de Vader, Zoon en Heilige Geest", omdat dat niet eens zinnig is.
119 Hij zei: "Doopt hen in de Naam (N-a-a-m) van de Vader, Zoon en Heilige Geest." Is dat juist? Van de Vader, Zoon en Heilige Geest; het voegwoord en, en, en. Niet namen; niet in de Naam van de Vader, Naam van de Zoon, Naam van de Heilige Geest; niet in de namen van de Vader, Zoon en Heilige Geest; maar in de Naam (N-a-a-m, enkelvoud) van de Vader, Zoon en Heilige Geest.
120 Nu, welke ervan is de juiste naam om in te dopen? Het is één Naam. Welke is het? Is Vader de juiste naam? Is de Zoon de juiste naam? Of is Heilige Geest de juiste naam? Die Naam moet ergens zijn. Klopt dat?
121 Wel, dan wil ik u iets vragen. Als de naam... Als Jezus dus zei: "Doopt hen in de Naam van de Vader, Zoon en Heilige Geest", hoevelen geloven dat Jezus dat heeft gezegd? Dat is de Schrift, Mattheüs 28:19. In de Naam van de Vader, Zoon...
[Broeder Branham en Leo Mercier spreken over de onderbreking met het wisselen van de band – Vert]
122 Nu, in de Naam van de Vader, Zoon en Heilige Geest; luister nu broeders. Er bestaat niet zoiets als Naam van de Vader, omdat Vader geen naam is; het is een titel. Er bestaat niet zoiets als de Naam van de Zoon, omdat Zoon een titel is. Er bestaat niet zoiets als Naam van Heilige Geest; dat is wat Hij is.
Ik zei dat op een ochtend tijdens een ontbijt voor predikers. Een vrouw – natuurlijk uit de orde, iedereen die zoiets dergelijks zou interrumperen – ze zei: "Wacht eens even! Neem me niet kwalijk." Ze zei: "Heilige Geest is een naam."
Ik zei: "Dat is wat Hij is. Ik ben menselijk, maar mijn naam is niet Menselijk."
Het is de Heilige Geest! Dat is geen naam, dat is wat Hij is. Natuurlijk is het een zelfstandig naamwoord, maar het is geen naam.
123 Als Hij dus zei: "Doopt hen in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest", en noch Vader, Zoon of Heilige Geest is de naam, wat is dan de Naam? Dat willen we uitzoeken.
124 We kunnen hier alles tot één plaats brengen als u slechts oplet en een beetje tijd spaart, of wat tijd achter de hand houdt, bedoel ik. Let nu op: Mattheüs 28:19. Nu, ik zeg niet dat... u zou dit gedaan kunnen hebben – sommigen van u zusters of broeders. U zou eens een boek opgepakt kunnen hebben en achterin hebben gekeken waar stond: "Jan en Marie leefden nog lang en gelukkig." Wel, wie zijn Jan en Marie? Wat is... wie zijn Jan en Marie die nog lang en gelukkig leefden? Er bestaat slechts één manier hoe u ooit zult weten wie Jan en Marie zijn. Als het een raadsel voor u is, ga dan terug en lees het boek. Is dat waar? Ga terug naar het begin en lees het helemaal door en dan zult u weten wie Jan en Marie zijn.
125 Wel, als Jezus heeft gezegd – Jezus Christus, de Zoon van God heeft gezegd: "Gaat dan heen, onderwijst alle volkeren, hen dopend in de Naam van de Vader, Zoon en Heilige Geest" en zowel Vader, Zoon of Heilige Geest is geen naam, dan, als het een puzzel is, laten we dan maar liever teruggaan naar het begin van het boek.
126 Laten we terugslaan naar het eerste hoofdstuk van Mattheüs en daar zullen we beginnen. Het geeft het geslachtsregister weer tot het komt tot het achttiende vers. Let nu op! Let een ogenblik op. Dit aan mijn rechterkant is Vader; dit in het midden is Zoon; en dit is de Heilige Geest. Nu dit is de Vader van Jezus Christus. Is dat goed? God is de Vader van Jezus Christus. Geloven we dat allemaal? In orde. In Mattheüs 1:18 staat:
De geboorte van Jezus Christus geschiedde aldus. Terwijl zijn moeder Maria ondertrouwd was met Jozef, bleek zij, voordat zij gingen samenwonen, zwanger te zijn uit de Heilige Geest. (Ik dacht dat God Zijn Vader was! "Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de Naam Jezus geven.")
Daar nu Jozef, haar man, rechtschapen was en haar niet in opspraak wilde brengen, was hij van zins in stilte van haar te scheiden. (Op die manier.)
Toen die overweging bij hem opkwam, zie, een engel des Heren verscheen hem in de droom en zeide: Jozef, zoon van David, schroom niet Maria, uw vrouw, tot u te nemen, want wat in haar verwekt is, is uit de Heilige Geest.
127 Ik dacht dat God Zijn Vader was? Nu broeders, heeft Hij twee vaders gekregen? Dat kan niet. Als Hij dat had, was Hij een bastaardkind en welk soort religie zouden we dan hebben gekregen? U zult moeten toegeven dat God de Vader en de Heilige Geest dezelfde Geest is. Dat is het beslist. Zeker, het is precies dezelfde Geest. We gaan verder kijken.
Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam van Jezus geven. Want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden.
Dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden... (Ik citeer de Schrift, u predikers weet dat, terwijl ik verder lees.) hetgeen de Here door de profeet gesproken heeft, toen hij zeide:
Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon baren, en men zal Hem de naam Immanuël geven, hetgeen betekent: God met ons.
Is dat juist? Wat is dan de Naam van de Vader, Zoon en Heilige Geest? Wel, absoluut. Dat is de reden waarom Petrus doopte in de Naam van Jezus Christus.
128 Maar het maakt mij niet uit of u gedoopt bent in de naam van de Roos van Saron, Lelie der Valleien of Morgenster; dat zijn ook titels. Als uw hart maar recht staat tegenover God – Hij kent uw hart.
Maar nu... ik legde dat uit.
"Welnu," zei ik, "welnu..."
Broeder Scism zei: "Welnu!" Natuurlijk, zeker, dat leek op Eenheid! Wel, daar was hij het direct mee eens.
129 "Welnu," zei ik, "wat dit betreft wil ik iets tot u zeggen." (Zie?) Ik zei: "Ik wil aan u bewijzen dat deze beide mannen hetzelfde zeiden. Mattheüs zei: 'In de Naam van de Vader.' Is dat waar? In orde. Petrus zei: 'In de Naam van de Here.' Mattheüs 28:19 zegt: 'In de Naam van de Vader' en Handelingen 2:38 zegt: 'In de Naam van de Here.'"
130 "David zei: 'De HERE sprak tot mijn Here.' Wie was het? Vader en Here is dezelfde naam. David zei: 'De HERE sprak tot mijn Here, zet u aan mijn rechterhand', ziet u? In de Naam van de Vader – in de Naam van de Here. En Mattheüs zei: 'In de Naam van de Zoon', en Petrus zei: 'In de Naam van Jezus.' Wie is de Zoon? Jezus. 'In de Naam van de Heilige Geest' was Mattheüs en Petrus zei: 'In de Naam van Christus' – de Logos. Vader, Zoon, Heilige Geest: Here Jezus Christus. Wel, het is net zo volmaakt als het maar kan zijn, ziet u."
Broeder Scism zei tegen me... Broeder Scism, de Eenheid broeder zei: "Broeder Branham, dat is in orde, maar dat is dit."
Ik zei: "Dan is dit dàt." Dat is juist, zie. Ik zei: "Als dat dìt is, dan is dit dàt. Waar maakt u dan ruzie over?" Ik zei: "Laat me u dit aanbevelen, broeders... Als ik een persoon doop, hier is wat..."
131 Ik zei: "Hier is Doctor Ness..." Iemand zei daarnet, u broeders, dat u Doctor Ness kende. Wel, ik zal hier zeggen dat broeder Hicks, wel, hij heeft een... ik geloof dat u een doctorstitel heeft; is dat zo? In orde.
132 "Wel," zei ik, "als Dr. Ness die hier zit... als ik wilde... als ik een persoon naar het water breng om hem te dopen, dan beschouw ik het op dezelfde manier als hij het deed." Ik zei: "Dat waren titels die met Zijn Naam samengingen en nu gebruiken de 'Assembly'-broeders titels en de Eenheidsbroeders gebruiken namen. Nu," zei ik, "nu ga ik aan u beiden bewijzen dat u fout bent en dat ik gelijk heb!" (U weet hoe je moet zijn; als mensen onder zo'n spanning staat, moet je af en toe een beetje humor gebruiken om ze wat te ontdooien, u weet dat wel.) Dus ik zei: "Ik zal u bewijzen dat u beiden fout bent en dat ik gelijk heb!"
133 Ik zei: "Wat als ik broeder Ness zou willen eren. Als ik zou zeggen... of broeder Hicks hier. Ik zou 'Hicks!' zeggen. Zou dat fijn klinken? Nee. Wel, wat als ik zou zeggen: 'Doctor! Hé, doc! hoe denk je erover?' Nu, dat klinkt oneerbiedig, is het niet? Wel," zei ik, "dat is de manier waarop u Assemblies het doet, zie. Als u, Assembly-broeders, zegt: 'In de Naam van de Vader en van de Zoon en de Heilige Geest', zegt u alleen: 'In de naam van de eerwaarde doctor.'"
134 "Welnu," zei ik, "dan u Eenheid-broeders, als u doopt zegt u 'Jezus'!" Ze gebruiken niet... 'Jezus Alleen' gebruikt alleen de naam Jezus. Er zijn vele Jezussen, maar het is de Here Jezus Christus. Er zijn er veel die dopen in de Naam van Jezus en daar ben ik het zeker niet mee eens. Er is geen Schriftplaats voor. Kijk in het oorspronkelijke, zie of het niet Here Jezus Christus is. Zeker, Hij is de Here Jezus Christus. Er zijn vele Jezussen, beslist. En de Christus is de Gezalfde.
135 En ik zei: "Nu, als ik hetzelfde tegen broeder Ness zou zeggen, als ik zou zeggen... Zou het goed klinken als ik zou zeggen: 'Hé, Ness!'?" Ik zei: "Dat is de manier waarop u Eenheid het zou zeggen. Zou dat geen oneerbiedige behandeling zijn voor die man die heeft gestudeerd en een doctorstitel heeft gekregen? Als hij er hard voor heeft gestudeerd zou hij met die titel moeten worden aangesproken."
En ik zei: "Als ik dan 'Hé, doc!' zou zeggen, zou dat dan niet onbeleefd klinken voor een prediker om een ander op zo'n manier aan te spreken?" Ik zei: "Dat is precies de manier waarop u het doet die alleen de titels gebruikt."
136 Maar ik zei: "Als ik een man meeneem naar het water, dan loop ik daarheen en stel hem vragen en praat met hem, vraag zijn naam en wie hij is en zijn geloof; dan bid ik en zeg: 'Nu, Vader, zoals Gij ons hebt bevolen tot de gehele wereld te gaan en discipelen te maken onder alle volkeren...' (U broeders weet dat dit het oorspronkelijke was, zie.) 'Maakt discipelen onder alle volkeren, doopt hen in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, onderwijst hen alles waar te nemen wat Gij hebt... alle dingen die Gij ons hebt onderwezen.' Dus op de belijdenis van uw geloof, op de belijdenis van uw zonden en uw geloof in de Zoon van God, doop ik u, mijn geliefde broeder, in de Naam van de Here Jezus Christus." Ik zei: "Dat is de manier waarop ik doop. Ik respecteer zowel Zijn titels – want Hij was zowel Vader, Zoon als Heilige Geest; en de reden dat Jezus dat zei was..."
137 Kijk, als dat niet zo is, hebt u een tegenstrijdigheid in uw Schrift. U hebt een tegenstrijdigheid en wat zult u gaan doen als... wat als deze Boeddhisten-broeder zou opstaan en dat zeggen? "Hoe zit het daarmee?" Wat zeiden ze toen ze me dat daar vertelden, toen deze Indiase broeder Morris Reedhead uitdaagde en tegen hem zei: "Hoe zit het met Markus 16?" Hij moest op dit punt bakzeil halen.
Je hoeft over niets bakzeil te halen! Dat is Gods Woord! Blijf erbij. Bid alleen. Krijg de openbaring. Het loopt helemaal parallel. Ziet u, ze zeggen allebei hetzelfde.
138 Nu, geen titels, niet dat... Ik zei: "Ik kan Hem plaatsen. Hij was de Vader, geen andere god. Hij was de Zoon, geen andere god; dezelfde God. Het zijn drie bedieningen. God in het Vaderschap – bedeling (als u het zo zou willen noemen) van het Vaderschap; Zoonschap; en nu is het dezelfde God in ons: "Ik zal met u zijn." Ik, het persoonlijk voornaamwoord. "Ik zal met u zijn..." Dus u ziet dat het drie bedieningen zijn, niet drie goden."
139 Welnu, broeder, als de discipelen het nooit hebben gebruikt en zo verder... Ik zeg er niets tegen, dat is in orde; maar ik vertel u dat wanneer hier een man zou komen die was gedoopt in de naam van de Roos van Saron, de Lelie der Valleien en Morgenster, en geloofde dat Jezus Christus zijn Redder was, dan zou ik zeggen: "God zegene u, broeder; kom, laten we gaan." Dat is juist, want als uw hart niet recht is, bent u niet recht om mee te beginnen. Zo is het. Uw hart moet oprecht zijn.
140 Ik zei: "Kijk, als ik broeder Ness hier zou begroeten, zou ik zeggen: 'Eerwaarde Doctor Ness.' Precies. Hij is een prediker. Hij behoort te worden gerespecteerd als een eerwaarde. Hij heeft gestudeerd en veel gestudeerd. Hij heeft een doctorstitel, daarom behoort hij 'doctor' te worden genoemd. Dat is zijn titel, zie. Hoewel zijn naam Ness is. Ik zeg niet: 'Hé Ness; hé doc!' Nee, dat zou niet juist zijn. Ik zou zeggen: 'Eerwaarde Doctor Ness.' Ziet u, dat is hoe ik Hem noem, wat Hij is zowel Vader, Zoon als Heilige Geest; de Here Jezus Christus."
En ik zei: "Als ik ooit iemand uit een van uw kerken zou dopen, dan is dat de manier waarop ik doop." Ik zei: "Zou u hem ontvangen, broeder Ness?"
Hij zei: "Beslist. Hij is gedoopt in de Naam van Vader, Zoon en Heilige Geest."
Ik zei: "Zou u hem ontvangen, broeder Scism?"
Hij zei: "Beslist, hij is gedoopt in Jezus' Naam."
141 Ik zei: "Maar wat is er dan met u broeders aan de hand?! Waarom accepteert u dat niet en verbreekt u die muren niet waar deze arme, menselijke wezens zijn... De Eenheid wil... echt, de samenkomsten, ze willen aanbidden met de Assemblies, en de samenkomst van de Assemblies wil aanbidden met de Eenheid, en broeders zijn op die manier. Ze zijn op die manier, maar zolang de duivel ze kan laten vechten..."
142 Ziet u nu wat ik bedoel, broeders? Ik stuur aan op die ene zaak: Jezus Christus en de vereniging van het lichaam van Jezus Christus. Dat is mijn streven. Nu, u hoort mij niet zeggen: "Hé, je moet worden gedoopt in Jezus' Naam, anders ga je naar de hel!" Dat is onzin.
143 Ik zal u vertellen wat er onlangs gebeurde. Ik was ginds in Texas, voordat ik wegging – en de broeders hier zijn er getuigen van. De Eenheidskerk, tweeënzeventig kerken sponsorden mijn samenkomst en ik zette broeder Petty, de broeder van de Assembly of God, die avond op het podium. U weet dat dit waar is. Hij is een dierbare broeder, broeder Petty (als iemand van u hem kent) van Beaumont, Texas. Hij is een van de fijnste mannen die ik ooit heb ontmoet. Zijn vrouw is een bekeerde Katholiek; echt een geheiligde vrouw. Hij is een echte man van God.
144 Vertel me eens wie een fijnere man is dan Roy Weed van de Assemblies of God! Noem maar een van deze mannen. Kijk hier naar al deze broeders die hier zitten die ik ken: broeder... van de Philadelphiakerk hier en de man van de Assemblies of God en... Wie zijn fijnere mensen? Vertel me waar... vertel me wie een fijnere man is dan Jack Moore? Vertel me dat eens. Hij is wat ze noemen... ze behoren tot die... Hij is niet radicaal. Je vindt radicale mensen aan beide zijden en daar wijzen de mensen naar en daar wijst de duivel naar. Maar het zijn allemaal mannen van God; God heeft hun de Heilige Geest gegeven.
145 Als het niet de genade van God was geweest, dan zou het met ons allemaal – met onze ruzies en dergelijke – al zijn afgelopen. Dat is exact de waarheid, maar de genade van God bindt ons tezamen. Geen wonder dat we kunnen zingen: "Gezegend zij de band, die onze harten bindt in Christelijke liefde." Dat hebben we nodig.
146 Weet u wat er toen gebeurde? De secretaris-generaal van de kerk belde me op. Hij zei: "Weet u wat u gisteravond hebt gedaan?" (Mijn tweede avond daar.)
Ik zei: "Wat? We hadden een geweldige samenkomst."
Hij zei: "U had een man in uw preekstoel die een zondaar was."
Ik zei: "Dat wist ik niet. Wie was dat?"
Hij zei: "Die meneer Petty."
"O!" zei ik, "een zondaar? Wel, hij is een prediker bij de Assembly of God, broeder."
Hij zei: "Ja, maar toch is hij een zondaar, want hij is niet goed gedoopt."
En ik zei: "Broeder, alstublieft, vertel mij waarom? Hij heeft de Heilige Geest."
Hij zei: "Broeder Branham, wat heeft Petrus gezegd? 'Bekeert u en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus voor de vergeving van uw zonden.' Daarom kunnen je zonden niet worden vergeven totdat je bent gedoopt in Jezus' Naam."
Ik zei: "Is dat de formule, mijn broeder?"
Hij zei: "Dat is de formule."
147 Ik zei: "Dan heeft God Zijn eigen plannen in Handelingen 10:49 [44] doorkruist, want, 'Terwijl Petrus nog sprak, viel de Heilige Geest op allen die het woord hoorden', en zij waren helemaal nog niet gedoopt. Dan gaf God de Heilige Geest aan mensen die zelfs niet bekeerd waren." Ik zei: "Waar ter wereld staat u nu?"
Hij zei: "Weet u wat wij gaan doen? We gaan een kleine ring tekenen en plaatsen u regelrecht buiten onze cirkel."
148 Toen zei ik: "Ik zal er ook een tekenen en u daar regelrecht weer in terug plaatsen." Ik zei: "U kunt mij er niet buiten plaatsen, want ik heb u lief. Ziet u, dat kunt u eenvoudig niet." Ik zei: "Er zijn daar buiten teveel van uw broeders die mij liefhebben en in mij geloven. Zij zullen hoe dan ook komen." Ik zei: "Zij zullen komen en u kunt mij er niet buiten plaatsen. Als u me er buiten plaatst, zal ik u er weer binnen plaatsen." Ik zei: "Als u een cirkel maakt, zal God, door Zijn genade, mij een andere laten tekenen en u er regelrecht weer binnen trekken." Dat is juist. Plaats ze er meteen weer binnen.
149 Broeder, o, in Christus' Naam, mag ik dit zeggen. (Ik heb... ik weet dat ik teveel tijd neem. Het is ongeveer... ik vermoed dat het bijna sluitingstijd is, maar laat mij slechts dit zeggen.) Ik zei tegen die man: "Ik zou met u samengaan zolang u de Schrift zou prediken, en liefde had en geloofde dat... en predikte en zei dat u mensen doopte... Niet in de Naam van Jezus (Jezus alleen). Beslist niet, daar zou ik het beslist niet mee eens zijn, omdat ik kennis heb aan verschillende Jezussen. Ik ken er in Afrika en verscheidene plaatsen (mensen die Jezus heten), maar als u de term van 'onze Here Jezus Christus' zult gebruiken, dan zal ik het met u eens zijn. Dat is in orde. Ik zal met u blijven samenwerken. Ik geloof dat u 'Vader, Zoon en Heilige Geest' vooraan moet zetten om het juist te krijgen." Ik zei: "Ik denk dat u dat moest doen."
Maar hij zei: "O nee, nee, dat is weer terug in drieëenheid."
150 Ik zei: "Het is geen drieëenheid, het is één God in drie bedieningen!" Niet een drieëenheid – drie goden. Wij hebben geen drie goden. Beslist niet. Zoiets bestaat niet. Het werd niet onderwezen in de Bijbel en er bestaat maar één God. "Hoor, o Israël, Ik ben de Here uw God" – één God. Het eerste gebod: "Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben." Zeker is Hij één God – niet drie. Dat is de Katholieke versie ervan en het kwam via de Katholieken naar de Lutheranen en zo verder, enzovoort, en er wordt tegenwoordig overal onder de mensen geloofd, dat we drie goden hebben.
151 Daarom zal dit evangelie nimmer naar de Joden gaan (wat ik laatst op een morgen profeteerde tot een Joodse zendeling daar); u zult nimmer een drieënig god tot de Joden kunnen brengen. Dat zult u nimmer kunnen. Want hij is niet... hij weet wel beter dan dat. Ziet u, hij weet meer over de Bijbel dan dat. Maar Hij is voor een Jood helemaal geen drieënig god. Als u hem laat weten dat het dezelfde Jehova is, dan zal hij het meteen aannemen. Beslist! Dat is het, zie.
152 En ik geloof hier alles van, zoals Jozef zei: "Broeders, wees niet boos op uzelf, want God heeft dit gedaan." Ziet u, want... de zaak is dat het kon wachten tot op deze tijd. Dat is alles, want ons heidentijdperk is bijna voorbij. Dat geloof ik met geheel mijn hart.
153 Dus u ziet, mijn broeders, dat ik op iets wil hameren. Dat deze groep mensen, mannen, die de doop van de Heilige Geest hebben... De groep van Aimee McPherson, wat deed zij? Ik geloof dat ze eerst van de Eenheid was, toen kwam ze eruit en werd een Assembly en trok er toen uit en organiseerde zichzelf niet lang geleden tot een andere kleine groep.
154 Ik zat in de samenkomst van O.L. Jaggers. Nu, we kennen allemaal O.L. Jaggers. Zijn vader hielp mee de Algemene Raad van de Assemblies of God op te richten. Nu, O.L. is een groot man. Hij is een geweldig prediker. Ik zei niet lang geleden tegen hem: "Broeder Jaggers, als ik zou kunnen prediken zoals u, zou ik zelfs nooit een genezingsdienst hoeven hebben." Maar toen hij hier pas begon had hij al dat spul van bloed en wijn, enzovoort. (Excuseert u mij als ik uw gevoelens daarover kwets, broeders.)
155 Dat is in orde. God kan maken dat er bloed komt, wijn komt, olie komt of wat Hij maar wil, maar dat vergeeft geen zonden! Beslist niet; zeker niet; absoluut niet! "Het bloed van Jezus Christus zal nooit zijn kracht verliezen totdat de gehele verloste kerk van God gered zal zijn om nooit meer te zondigen!"
156 Ik zei: "Broeder Jaggers..." Ik kreeg hem te pakken; ik belde hem op (ik was bij de Christen Zakenlieden) en ik zei: "Broeder O.L..."
Hij zei: "Waar ter wereld bevindt u zich?" Ik was daar ergens in een klein, goedkoop, oud motel en hij zei: "Wilt u mij vertellen dat ze u hier hebben neergezet?"
157 Ik zei: "Dat was mijn wens. Toen ik naar u toekwam," zei ik, "wat deed u? U bracht mij in het Statlers Hotel en ik moest in de hoek staan. U liet me aan tafel gaan en ik wist niet welk mes ik moest nemen, ik begreep er niets van en ik had geen... was naar beneden gegaan zonder colbertje aan en ze wilden me eruit sturen, en", zei ik, "ik weet niet hoe ik me daar moet gedragen."
Hij zei: "Ik zal u daarheen brengen als zij er te arm voor zijn."
Ik zei: "Beslist niet; wat ik wil is dat we samen een steak eten als u ervoor wil betalen."
Hij zei: "In orde."
158 Dus we gingen naar een plaats en gingen zitten en ik zei: "Broeder jaggers, ik bewonder beslist uw..." En hij is een bijzonder dierbare vriend van mij, een dierbare broeder. Ik had zijn kleine pamflet over die vrouw die pas was aangekomen van overzee, die bloed in haar handen had en dergelijke. Dus ik had het hierin staan. Ik wilde zien of hij het zou ontkennen, dan had ik het precies op zijn blaadje staan, ziet u.
Ik zei: "Ik heb opgemerkt dat u regelrecht doorgaat, doorgaat om een grote opwekking te houden" – om te beginnen, want de Zakenlieden hadden mij daar, natuurlijk...
159 De mensen zouden het eigenlijk kunnen weten; als de Heilige Geest op het podium kan openbaren, zou Hij mij dan niet kunnen vertellen wat er op bepaalde plaatsen gaande is, broeders? Ik kan het u woord voor woord vertellen en het laten bewijzen door broeder Carlson en deze broeder hier; ik zat gisteren bij een vergadering en vertelde aan deze broeders wat hier vanmorgen zou gebeuren. Dat is waar. Precies. Ziet u, want de Heilige Geest wekte mij en zei: "Ga bij het raam staan." Ik ging kijken bij het raam en Hij liet mij dit precies zien. Ik zei: "Welnu, broeders..." [De broeder zegt: "U hebt helemaal gelijk." – Vert] Wel, zij behoorden het te weten.
160 Hier niet lang geleden in Chatauqua stond een man op en zei: "Broeder Branham is een profeet." (Ik beweer niet een profeet te zijn.) Maar hij zei: "Broeder Branham is een profeet wanneer hij onder de Geest van onderscheiding is, maar", zei hij, "o, zijn leer is vergif; wees daar voorzichtig mee."
161 Ik dacht aan... Een geleerd persoon die zoiets zou kunnen zeggen. Wat betekent een profeet? Een Goddelijke uitlegger van het Woord. Het Woord des Heren kwam tot de profeet.
162 Maar dat is niet hier noch... Maar hoe dan ook; broeder Jaggers... En ik zei: "Ik heb die vrouw gezien die dat bloed in haar handen heeft."
"O", zei hij, "broeder Branham, dat is het grootste fenomeen dat u ooit hebt gezien."
Ik zei: "Broeder Jaggers, ik houd van u. In de eerste plaats wil ik dat u mijn hand in de uwe neemt. Laten we zeggen dat we broeders zijn."
Hij zei: "Zeker. Wat is er aan de hand?"
Ik zei: "U bent een van de krachtigste predikers die ik ken. Wat bent u een instrument voor God!"
Hij zei: "Dank u, broeder Branham. U bent werkelijk nederig."
163 Ik zei: "Ik zeg dat niet om nederig te zijn. Ik zeg dat omdat ik dat geloof. U bent Gods dienstknecht. Maar," zei ik, "broeder Jaggers, tenzij u... U gaat teveel één kant uit; u hebt geen tegenwicht voor datgene waarover u spreekt. U baseert..."
164 En hier is het probleem met een heleboel van u Assemblies of God en andere mannen betreffende deze genezingsdiensten. Ik blameer u niet. Er is zoveel zogenaamd... En Tommy hier is een goede broeder en we weten hoe standvastig hij staat, maar er gebeurt heden ten dage zoveel in het land onder de naam van Goddelijke genezing; geen wonder dat u geen samenkomst in de stad wilt ondersteunen. Ze komen, persen de mensen uit en vertrekken weer en wat hebben ze ontvangen? Ze geven de mensen niets meer dan u doet vanaf het podium uit uw eigen preekstoel; en u hebt gelijk, broeders. Ik vertel u dat u gelijk hebt.
165 Maar het is precies zoals ik las in de geschiedenis van Maarten Luther. Er stond: "Het was niet een wonder dat Maarten Luther tegen de Katholieke kerk kon protesteren en het er levend vanaf brengen," (u hebt zijn geschiedenis gelezen) "maar dat Maarten Luther zijn hoofd boven al het fanatisme kon houden, dat op zijn opwekking volgde." Daar lag het wonder. En wanneer het wonderteken zich heeft voltrokken, volgen de onbesnedenen, precies zoals het in Egypte was – en het heeft altijd voor problemen gezorgd in het land. Wij weten dat zij daar een Korach hadden die daar opstond en God moest het vernietigen. Maar broeders, ik beschuldig u niet.
166 Broeder Jaggers zat daar en probeerde mij te vertellen dat dit de Heilige Geest was die dat deed en hij zei... Vervolgens had ik dit in zijn eigen blad zien staan. Ik zei: "Broeder Jaggers, welnu, ik heb zeven jaar lagere schoolopleiding gehad en u bent een doctor in de Godgeleerdheid en hebt gestudeerd voor procureur. U groeide op in een nette, degelijke kerk, de Assemblies of God. Uw vader hielp om dat geloof op te richten. U trok erbij vandaan – dat is uw zaak. Maar", zei ik, "dat staat iedere man vrij die dat wil doen. Ik trek hier geen enkele grens, maar wanneer het komt tot een plaats dat een instrument zoals u, die duizenden zielen voor Christus zou kunnen winnen, uw bediening op een sensatie zou willen bouwen...!"
167 Ik zei: "Broeder Jaggers, u bouwde een zuil op die manier, maar als u daar geen ondersteuning voor hebt, zal hij na een poosje omvallen. U zult een schriftplaats moeten hebben voor datgene waarover u spreekt."
Hij zei: "Daar is Schrift voor."
Ik zei: "Noem het!"
Hij zei: "Wel, broeder Branham, dat is de Heilige Geest die dat doet."
168 Ik zei: "Toon mij de Schriftplaats waar staat dat de Heilige Geest te eniger tijd bloed uit iemand liet komen en dergelijke. Laat het me zien, dat er olie uit hen stroomde. U zei dat olie voor Goddelijke genezing was en u zei dat vrouwenbloed de redding der naties zou zijn." Ik zei: "Als dat zo is, wat is er dan met het bloed van Jezus Christus gebeurd! Het doet daar vanaf en alles wat er tegen is, is anti. Het is er tegen, het wordt een anti-christelijke leer."
"O," zei hij, "broeder Branham, u zult er op een dag wel achter komen."
169 Ik zei: "Ik hoop dat ik nooit op die manier zal leren." Ik zei: "Nu, broeder, ik houd van u en u bent mijn broeder." En ik zei: "Broeder Jaggers, u belandt na een poosje in een moeilijke positie waar u niet meer uit kunt komen! Keer terug naar uw kerk en kom terug en blijf bij het Evangelie!" En ik zei: "Bouw het niet op sensaties..."
170 Hij doopt hen nu het eeuwige leven binnen. U weet wel, iedere keer als je doopt keer je terug tot een jonge vrouw of man. Dat is gaan naar... Hij hoeft nooit te sterven, dus hij staat nu echt met z'n rug tegen de muur. En dan die vitaminepillen uit de Dode Zee...!
171 Ziet u, maar dat is het, broeders. Je begint met deze kleine sensaties en u mannen hier die deze kerken hebt, als u zoiets dergelijks de stad laat binnenkomen – en u weet dat de duivel sluw is, hij springt er meteen bovenop, op dergelijke dingen. Hij ruziet ermee. Hij laat de mensen zich erover opwinden en hij veroorzaakt verwarring en dergelijke in de kerk. Maar zo is het niet.
172 Kijk hier, ongeacht hoezeer u gelijk hebt, hier is één ding waarin wij falen en wat wij missen, mijn broeders. Ik zal eindigen met dit te zeggen. Ongeacht hoezeer ik gelijk heb, hoe schriftuurlijk ik ben, en hoeveel ik over Gods Bijbel weet, als ik de Geest van Gods liefde niet in mijn hart heb voor het gehele menselijke ras en alles, dan ben ik fout om mee te beginnen.
173 Paulus zei in I Corinthiërs 13: "Al zou ik kennis hebben en alle geheimen Gods verstaan en heb ik de liefde niet, dan ben ik niets. Al zou ik met tongen van mensen en van engelen spreken" – dat zijn degenen die tot God spreken en altijd degenen die kunnen worden uitgelegd. "Al sprak ik met tongen (echte tongen) van mensen en engelen en heb de liefde niet (naastenliefde), dan baat het mij niets." Dus als ik alle geheimen Gods ken en ze kan ontvouwen en maken dat ze allemaal bij elkaar passen en heb de liefde niet, wat heb ik er dan aan? En wanneer ik...
174 Jezus zei: "Hieraan zullen alle mensen weten dat u Mijn discipelen bent, als u... heeft" – wanneer 'de Assemblies' liefde hebben voor 'de Eenheids' en 'de Eenheids' liefde hebben voor 'de Assemblies'. Als u liefde heeft voor elkander; of u goed of verkeerd bent. Zolang het doel verkeerd is – het motief verkeerd is, liever gezegd, dan bent u fout om mee te beginnen. Is dat niet waar? Kijk: "Al ware het dat ik sprak met tongen van mensen en engelen, en heb de liefde niet, dan ben ik nog niets." Omdat God liefde is; dat weten we.
175 Ik geloof in spreken in tongen. Nu, iemand zei: "Broeder Branham gelooft niet in het uiteindelijke bewijs." Dat zou ik nu graag voor u ophelderen. Ik wil het u graag vertellen. Ik geloof, dat wanneer een man Christus ontvangt, hij een deel van de Heilige Geest ontvangt, omdat Jezus in het twaalfde hoofdstuk van Mattheüs zei... het vijfde hoofdstuk en het vierentwintigste vers, Hij zei... Nee, ik geloof dat het Johannes 5:24 was. Hij zei: "Hij die Mijn Woord hoort en gelooft in Hem die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven..." (Welnu, er bestaat slechts één vorm van eeuwig leven.) "en komt niet in het oordeel, maar is overgegaan van de dood in het leven."
176 Ik geloof dat geen mens zichzelf kan roepen; God moet hem roepen. En wanneer God hem echt geroepen heeft... Er zijn veel mensen, dat weten we broeders, die zijn opgewerkt en dènken dat God hen riep, maar hun leven bewijst spoedig... u ontdekt het. Maar als God u roept, wel, dan zult u daar zijn en u zult er blijven. En als... nu, dit is geen Baptistenleer, dat weet u. Ik geloof niet in handen schudden en dan eeuwige zekerheid hebben en al dat spul. Daar geloof ik niet in, totaal niet. Als zij dat willen geloven, wel, dat is in orde. Ik zeg nog steeds dat zij mijn broeders zijn.
177 Als ik vanmorgen zou vragen om een stuk taart (hoewel het al bijna lunchtijd is), dan zou ik misschien kersentaart eten en u zou misschien appelgebak nemen, maar we eten beiden taart, ziet u. Dus het maakt totaal niet uit... Zolang we taart eten. Op die manier geloven we.
178 Als u een 'Eenheid' wilt zijn, wees een 'Eenheid'; als u een 'Assembly of God' wilt zijn, wees een 'Assembly of God'. Als u wilt zijn wat u bent – Baptist, Presbyteriaan – wees daar een Christen in, zie, en onderzoek voor uzelf; maar ruzie niet met elkaar, omdat deze kleine dingen... ze passen in elkaar. Dat is juist. Ze passen allemaal in elkaar en komen tot die ene plaats.
179 En het maakt niet uit wat we doen, hoeveel wonderen we kunnen verrichten, hoeveel bergen we kunnen verzetten of wat dies meer zij, totdat we tot een plaats komen dat we liefhebben – geen namaakgeloof – maar elkaar liefhebben... Als we iedere broeder liefhebben; ongeacht de kerk waartoe hij behoort, we houden van hem. Niet doen alsof we liefhebben omdat we weten dat het een religieuze gedachte is; omdat het van ons wordt verwacht, maar omdat het echt zo is. We houden van elkaar, vervolgens zijn we lijdzaam, verdragen elkaar...
180 Ik geloof dat het in Colossenzen 3:9 staat, ongeveer daar in de buurt (ik zou het Schriftgedeelte fout kunnen hebben), maar daar staat dit: "Nadat we Christen zijn geworden behoorden we niet afgunstig te zijn." Ziet u. We kunnen geen geloof hebben als we proberen elkaar te vereren. Ziet u, dat kunnen we niet doen. Dan kunnen we geen geloof hebben. We moeten God vereren; vereer Hem. Zeker, als ik in mijn broeders geloof is dat liefde, maar het respect en de eer gaat naar God. Het moeten worden geleid door... Heb geloof en vertrouwen in elkaar en lieg niet tegen elkander, ziet u. Lieg niet tegen elkander. Als ik u vanmorgen vertel: "Ik houd van u", dan moet ik dat menen. Als ik dat niet doe ben ik een huichelaar! Zo is het precies.
Nu broeders, die hier zit... Broeder Tommy, ik hoop dat ik niet te lang ben doorgegaan. Broeder Tommy heeft zo meteen iets te zeggen.
181 Maar zou ik dit mogen zeggen. Als ik in uw midden kom, geloof ik dit: ik geloof dat God, onze Vader, een maagd genaamd Maria overschaduwde en in haar een bloedcel schiep die Jezus Christus voortbracht, die de Zoon van God was, de tabernakel waarin God Zichzelf in vlees versluierde; Zichzelf onder ons bekend maakte. God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende. Ik geloof dat die bloedcel op Golgotha gebroken werd voor de vergeving van onze zonden en de Geest ging uit Hem vandaan en kwam terug op de gemeente, omdat Christus, de Heilige Geest – de Christus, de Logos – nu in ons was, de Heilige Geest door de doop, die ons maakt... Christus verdeelde Zichzelf, Zijn leven gevend aan een ieder van ons, opdat wij als een groep van mensen de gemeente Gods zouden mogen zijn.
182 Niet lang geleden... Vroeger hoedde ik vee, u weet dat. Mijn vader was een veedrijver; een hele goede. Ik was gewend vee te drijven. We hoedden in de Arapahoe Valley, ik bedoel de Troublesome River, voorbij de Arapahoe boerderij. De Hereford Association begraast die vallei. En in die vallei kunnen de boeren – ze hebben zoveel grasland nodig voor de opbrengst, en wanneer een boerderij zoveel als een ton hooi kan opbrengen, dan kun je daar beneden bij Estes Park een koe op de weiden laten grazen. Je kunt er een koe laten grazen – en dat is daar een deel van mijn geweldig fijne jachtgebied en ik heb daar jaren voor boeren gewerkt. Ik ga nog steeds in het voor- en najaar wanneer ik vrij ben en kan, en rijd de 'roundups' [Veedrijfjachten – Vert], alleen maar om daar te zijn, want ik houd van paardrijden.
183 En van boven tot beneden aan de boerderij – er zijn veel boeren in die vallei die het recht hebben om hun vee daar te laten grazen, en in het voorjaar heb ik hen vaak geholpen het vee bijeen te drijven en ze naar boven te brengen. Daar is een hek zodat ze niet terug kunnen dwalen naar privé eigendommen als ze teruggaan naar de boerderij, en de boer staat daar en telt dat vee wanneer ze erdoor naar binnengaan. En ik heb daar vele dagen gezeten, uur na uur, lettend op de kudde van meneer Grime als die er doorheen ging. Hij had het diamantteken, de onze was een kalkoenpootafdruk en beneden ons hadden ze de driepoot, en Jeffries, enzovoort.
184 Dan zat ik daar zo met mijn been dwars over de knop van mijn zadel (zoals velen van u weten) en zat daar en lette op die boer terwijl hij daar dit vee stond te tellen. Ik merkte één ding op: hij lette niet zozeer op het brandmerk dat erop zat, maar er was één ding waar hij echt naar zocht – dat was het bloedmerk. Het moest een volbloed Hereford zijn, anders kon hij niet achter dat hek komen, maar het brandmerk deed er niet zoveel toe. Ik denk dat het ook zo zal zijn bij het oordeel. Hij zal niet naar ons brandmerk kijken, maar Hij zal naar het bloedteken kijken.
185 Ik heb mijn fouten gemaakt, broeders en ik heb zoveel dingen gedaan die verkeerd zijn; en wanneer ik eens langs de weg iets heb gebracht... of u hebt iets gehoord wat ik mag hebben opgemerkt of gezegd wat een aanstoot is geweest, of ik heb vanmorgen iets gezegd wat een aanstoot is geweest, dan vraag ik u als Christen, broeder, zuster, vergeef me. Ik bedoel dat niet te doen. Ik heb u alleen nauwkeurig verteld wat in mijn hart is zodat we het zouden weten.
186 Als er ooit gedoopt moet worden, doet u het dan zelf, broeders. Dat is... ik doe het niet. Als ik het moet doen, dan is dat de wijze dat ik er een zal dopen, op die manier. U beiden kunt het op u nemen, zie. Dus u kunt de persoon nemen die ze dopen – in de Naam van de Vader, Zoon en Heilige Geest, en ze worden ook gedoopt in de Naam van de Here Jezus Christus. Dus, als ik er ooit een zou dopen... maar ik heb het nog niet gedaan. Ik heb alleen in mijn eigen kerk gedoopt en dat is voor de mensen daar; en dat is de manier waarop de mensen in mijn kerk worden gedoopt. Als u achterom kijkt, ziet u dat dat het oude ritueel is van de zendelingen... het ritueel van de oude zendelingenbaptisten. En nu, als... dat is het.
187 Ik geloof in Goddelijke genezing; ik geloof in de doop van de Heilige Geest; ik geloof dat de Heilige Geest in tongen spreekt; ik geloof in iedere gave die God aan Zijn gemeente heeft gegeven. Ik ben honderd procent voor ze, maar ik geloof... ik ben niet voor een heleboel van die super-duper genezing die we hier tegenwoordig om ons heen hebben.
188 Ik zou hier graag een opmerking willen maken. Er was enige tijd geleden een broeder, en het is niet mijn dierbare broeder Tommy Hicks, die ik beschouw als een echte dienstknecht van Christus. Het is een andere man in een ander land. En in dit land was het de hele tijd: "Gods super-duper genezer; super-duper genezer", weet u, op die manier. En ik kreeg een brief, nadat de man was... van de Lutherse kerk. Mijn secretaris hier weet het, we hebben hem in de ordner. Ik wil de man z'n naam niet noemen, omdat dat geen Christelijke manier zijn, hoewel ik het oneens ben met de ideeën van de man; maar dat is volmaakt in orde. Ik houd van hem; hij is mijn broeder.
189 Maar wanneer het tot een plaats komt waar ze alleen maar een bepaalde soort sensatie willen hebben of het opzwepen of iets dergelijks, dat is niet goed. Broeder, lichamelijke inspanning doet heel weinig nut. Dus deze Lutherse predikant schreef een brief terug aan deze prediker en hij zei: "U Amerikaanse evangelisten die hier komt met al uw super-duper genezing voor iedereen..." En dit klinkt als een pluimpje voor mezelf, maar God weet dat ik het niet op die manier bedoel. "Maar", zei hij, "toen de kleine Deborah Stadsklev stierf (die baby)... En die moeder had daar in Californië gestaan op die dag toen die baby was gestorven en koud was, en ze had gezien... die baby werd in de armen van broeder Branham gelegd, en hij stond daar en bad ervoor en de baby begon te huilen en te schoppen en hij gaf het aan haar terug."
190 Hij wist ook af van het Mexicaanse geval, waar we deze Volle Evangeliezakenlieden een bevestiging van kunnen geven. Je moet iets hebben wat door een dokter is bevestigd. Het betreft die kleine Mexicaanse baby die 's morgens om 9 uur was gestorven en dit gebeurde om 11 uur 's avonds. De dokter schreef deze verklaring. Broeder Espinoza, die velen van u Assembly of God broeders kennen, hij was degene die die doktersverklaring kreeg dat de baby gestorven was.
191 Ik zag boven de menigte een visioen (toen twintigduizend Katholieken in Mexico City tot Christus kwamen). Ik zei: "Neem dat niet aan, ik ken die baby niet. Ik zag zojuist een visioen." En Billy was daar aan het proberen met dertig of veertig ordebewaarders die kleine vrouw met die baby uit de gebedsrij te houden, maar ze konden het niet. Ze zou tussen hun benen doorkruipen en alles.
192 Tenslotte stuurde ik Jack Moore naar beneden. Ik zei: "Ga jij voor haar bidden." Ik keek voor me uit en ik zag een kleine Mexicaanse baby lachen. Ik zei: "Wacht even. Breng hem hier." Toen ik mijn handen op die deken legde – het had de hele dag geregend en ze hadden daar sinds de vroege ochtend gestaan en nu was het ongeveer 11 uur 's avonds – ik legde mijn handen op die kleine baby en hij begon te schoppen en te huilen en zij begonnen te schreeuwen.
193 Ze namen hem mee, kregen de verklaring en gingen naar de dokter en de dokter zei: "Ik verklaarde de baby vanmorgen om 9 uur dood. Hij stierf aan longontsteking." En deze dingen zijn dus waar. Het zijn vaststaande feiten. Het moet zo zijn. We zouden altijd in alles eerlijk en waarachtig moeten zijn. Maak het niet enigszins... laat het gewoon zijn wat het is. God heeft nergens hulp bij nodig, zie. Hij is God.
194 Dus dit... Hij zei: "Maar toen deze moeder broeder Branham in Amerika opbelde en door de telefoon tegen hem huilde: 'Kom hier naartoe en wek mijn kleine baby op', en de regering van de Verenigde Staten..." Haar man is veldprediker in het leger en u kent allen Julius, velen van u, hij schreef mijn boek 'Een profeet bezoekt Zuid-Afrika'.
195 En deze arme kleine Noorse vrouw schreeuwde luidkeels: "Broeder Branham, ik stond daar toen die baby tot leven kwam. Wij geloven dat u een dienstknecht van Christus bent." Ze zei: "Kom, leg uw handen op mijn baby en zij zal leven." Het was kort daarvoor gestorven aan longontsteking. Het was ongeveer vier of vijf uren ziek geweest.
En deze mannen hadden er rondom gestaan en staan roepen en schreeuwen en op en neer dansen, zeggend: "God gaat het opwekken! God gaat het opwekken!"
En hij zei: "Daardoor..." De Amerikaanse... niet de American Air Lines; het leger van de Verenigde Staten zou me in één dag met een straalvliegtuig heen en terug vliegen.
196 Ik zei: "Voordat ik kom, laat me eerst de wil van de Heer uitvinden." Ik bad twee dagen en die dokter was zo vriendelijk om de baby daar te laten liggen.
197 Toen stond ik op een morgen op en stond op het punt de keuken in te lopen en ik keek terwijl ik daar stond en tegenover me was een licht, ongeveer de grootte van dat licht daar; het cirkelde rond, zei: "Raak dat niet aan. Bestraf het niet. Dat is de hand des Heren."
Ik haastte me terug en belde het land op, belde en zei: "Ik kan niet komen."
198 En deze Lutherse predikant zei: "Waarom wacht u niet totdat u een duidelijk omlijnde beslissing van God krijgt, zoals broeder Branham deed, dan weet u waarover u spreekt."
199 Nu, dat is het, broeders. Als we maar niet te snel conclusies trekken en wachten tot we een heldere, duidelijk omlijnde beslissing van God krijgen. En al deze genezingscentra hier die niets weten over God... Ik geloof dat Goddelijke genezing is gebaseerd op een principe dat u eerst tot God moet komen en uw hart aan Hem moet geven en uw leven wassen in het bloed van Jezus Christus, en dan zal God aan het werk gaan en u genezen. Precies zoals deze broeder zei over die kleine vrouw daarginds waarvoor hij had gebeden – een heilige van God; ziet u.
200 Ik heb in mijn leven veel fouten gemaakt. Ik heb heel wat dingen gedaan die verkeerd zijn. Ik zal er waarschijnlijk, als ik nog langer leef, nog heel wat meer maken. Misschien zullen sommige daarvan struikelblokken voor u zijn. Ik hoop dat u mij vergeeft.
201 Ik zat te lezen over Abraham – hoeveel frustraties hij had. Hoe hij... Oh, de dingen die hij deed! Hij betwijfelde God en hij loog over zijn vrouw, enzovoort. Maar toen zijn Goddelijk commentaar werd geschreven in Romeinen 4, werd er nimmer melding gemaakt van zijn fouten. Maar er staat: "Abraham struikelde door God nooit in ongeloof, maar was sterk." Al zijn fouten waren allemaal vergeten toen het Goddelijk commentaar van zijn leven werd geschreven. Zijn frustraties werden zelfs niet genoemd. Zijn fouten werden niet genoemd. Broeders, ik hoop dat wanneer mijn commentaar op die dag wordt gelezen, Hij de mijne ook zal uitwissen en er niet aan zal denken. Ik hoop dat u dat ook doet. God zegene u.
[Doctor Tommy Hicks stapt naar de microfoon om de volgende opmerkingen te maken – Vert]
Ik denk dat we vanmorgen kunnen zeggen, om met deze woorden samen te vatten wat is gezegd: Christus in mij, de hoop der heerlijkheid. Zeg ze, alstublieft: Christus in mij, de hoop der heerlijkheid. In het leven van ieder mens zijn 'ups en downs' en 'heen en weers'. (Ik ga niet spreken.) Ik heb een boodschap. En ik geloof dat alles wat is gezegd en had moeten worden gezegd, ìs gezegd. En mijn hart is opgewekt vanmorgen en ik geloof dat voor velen van ons sommige dingen helder zijn geworden, wat voor altijd zal zijn – ons betere mannen en vrouwen van God zal maken. Babe Ruth stond bekend als de koning van de 'home run'. Maar wist u dat Babe Ruth ook de koning was van de 'misslag'? Hij sloeg meer keren mis dan dat hij home runs maakte. Hij sloeg 1330 keer mis; hij maakte 860 home runs. Maar iedere keer wanneer Babe Ruth missloeg liep hij terug naar de slagmat, als de oude scheidsrechter: "Je bent uit!" schreeuwde – hij liep terug naar de slagmat en wreef in zijn handen, raapte het slaghout op, keek over de zijlijn en hij zei altijd: "Het spijt me voor die vanger daarginds."
Er is niets verkeerd in misslaan, maar onthoud: raap het slaghout op, want Christus in mij is de hoop der heerlijkheid.
Zeg het opnieuw: Christus in mij, de hoop der heerlijkheid. Het is alles; het is alles; het is alles! Halleluja! Argumenteren en vechten zullen het werk nooit kunnen volbrengen. We zijn te dicht bij de andere zijde. We hebben het punt bereikt waarop we niet kunnen terugkeren. Hoe dikwijls heb ik dat de piloot in het vliegtuig horen zeggen: "We hebben nu het punt bereikt waarop we niet kunnen teruggaan." Niet lang geleden hoorde ik een stem vanuit een andere wereld tot me spreken, die zei: "Zoon, je hebt het punt bereikt waar geen terugkeer meer mogelijk is." Dat betekent dat ik dichter bij die andere kant ben dan bij het punt waar ik vertrok.
Sluit uw ogen alstublieft; buig uw hoofd.
Onze hemelse Vader, hoe dankbaar en hoe vereerd zijn wij vanmorgen dat we vanuit het diepst van onze harten, diep vanuit onze zielen, kunnen zeggen: "Christus in mij – Christus in mij, de hoop der heerlijkheid." O Jezus, sla Uw liefdevolle armen rond iedere man en iedere vrouw en mogen onze visie en onze ogen omhoog reiken, hoog, hoger, hoger dan de dingen van deze wereld, zodat wij Christus mogen zien en anderen Christus in ons mogen zien. Leg Uw hand op ieder van deze, Uw dienstknechten, dat het moge zijn, als wij deze morgen van deze plaats weggaan, dat wij vastbesloten zullen zijn niets anders te zien dan Christus alleen. ...?... binnenin ieder welkom is. We weten wat het werk inhoudt – er is zo'n groot werk te doen, Jezus; er is zo'n grote oogst om te worden binnengehaald. O, help ons, Heer, dat we de handen ineen zullen slaan en haast maken met de oogst om de verlorenen en stervenden te winnen voordat het te laat is.
Ik wil dat u uw hand opsteekt en de Naam van onze Here Jezus Christus prijst.
[De samenkomst begint de Here te aanbidden – Vert]
Zullen we opstaan, alstublieft. Ik wil dat u uw handen opheft en met mij 'I Love Him' zingt. Hebt u Hem lief deze morgen? Hebt u Hem lief met geheel uw hart? Hef uw handen op en zing het allemaal samen: 'I Love Him.'
Ik min Hem, ik min Hem,
Omdat Hij mij eerst liefhad,
En mijn verlossing betaalde
Op Golgotha's kruis.
Wilt u het alstublieft neuriën.
U weet nog, medepredikers, dat we in Argentinië meer dan 400.000 mensen in één dienst hadden en keer op keer zagen we de mensen terug. En ik herinner me de eerste middag toen we meer dan 400.000 mensen hadden die dat in het Spaans zongen en ik liet het ze neuriën, en buiten stonden meer dan 300.000 mensen. We vroegen de mensen binnen even stil te zijn terwijl de mensen buiten de woorden van dat lied neurieden, en plotseling stroomde er iets over mijn ziel toen zij het zongen. Ik had nog niet eerder in mijn leven de openbaring van Christus in mij ervaren tot op het moment dat ik de echo hoorde van 300.000 mensen die buiten stonden en dit neurieden: "I Love Him." Vanmorgen is er buiten ons een geweldig majesteitelijk leger van de Koning der heerlijkheid, en zij zingen: "I Love Him." Wie hebben zij lief? Wie hebben zij lief? Christus! Christus in mij, de hoop der heerlijkheid.
Sluit uw ogen, hef uw handen op en zing het allemaal opnieuw.
Ik min Hem, ik min Hem,
Omdat Hij mij eerst liefhad,
En mijn verlossing betaalde
Op Golgotha's kruis.
Als u Hem vanmorgen liefhebt, sla dan uw armen rondom drie of vier verschillende mannen; en vrouwen doe hetzelfde; en zeg: "Ik heb de Here Jezus Christus lief." Dat is goed; sla uw armen om...
[Terwijl broeder bij broeder, zuster bij zuster, gehoor wordt gegeven aan deze oproep van liefde, keert broeder Branham terug naar de microfoon met het volgende commentaar – Vert]
Als ik dit over de hele wereld kon zien gebeuren, zou ik zeggen: "Heer, laat Uw dienstknecht heengaan in vrede!"