Gabriëls onderricht aan Daniël
Door William Marrion Branham1 Goede morgen, vrienden. Het is erg heet om in de tabernakel te zijn vanmorgen, maar het is toch erg heerlijk om hier te zijn. Zo blij dat we vandaag konden komen voor deze dienst. Ik heb aangekondigd dat ik nu een studie zou houden over deze zeventig weken van Daniël. Dat houdt verband met de rest van de Boodschap, voordat ik kan beginnen met de zeven zegels. Er zijn zeven zegels, zeven plagen, zeven bazuinen, drie weeën, de vrouw in de zon, het uitwerpen van de rode duivel, de 144.000 verzegelden – alles gebeurt tussen deze tijd. En ik dacht dat ik dit eerst moest brengen.
2 Nu, het is heet; we zijn niet van plan al te lang te blijven, net wat we kunnen. En dit is gewoonlijk de tijd buiten het seizoen, wanneer de mensen niet al te vaak naar de kerk gaan, en speciaal... En ze hebben allemaal ruimten met airconditioning enzovoort, waar het comfortabel is. Wij wensten dat wij dat hadden, maar op dit moment hebben we dat niet.
3 Velen van onze voorvaderen zaten buiten in de hete zon. Wanneer ik eraan denk dat ik me bij de mensen ervoor verontschuldig dat we geen ruimten met airconditioning hebben, dwalen mijn gedachten altijd terug naar Afrika, waar ze in die regenbuien lagen, en het haar van die vrouwen hing in het gezicht; ze lagen daar zowel overdag als 's nachts en kwamen nooit van de plek waar ze lagen; ze aten niet, dronken niet, of wat ook; ze bleven op diezelfde plek om slechts zo nu en dan een paar woorden op te vangen van de Here.
4 En ik kan denken aan Mexico waar het zo heet was dat, eerlijk, ik zat in een kamer met airconditioning, en probeerde mezelf koelte toe te waaien, zo heet was het. En zag die mensen daar binnen komen om 9 uur in de morgen in die grote arena, en geen stoelen om te gaan zitten... Zieke mensen, heel ziek, stervende zieken, kanker, tumor – en zieke moeders, kleine stervende baby's, en alles. Men stond daar zo in de kokend hete zon, nergens schaduw, gewoon tegen elkaar leunend van 9 uur die morgen tot 9 uur die avond, om slechts dertig minuten te luisteren via een tolk en de werken van de Here te zien. Zaten daar te wachten, lange zware kleding aan – ze dragen het winter en zomer; dat is alles wat ze hebben...
5 En dan denk ik er aan hoe ze daar buiten in die oerwouden lagen, hoe ze die zieke mensen binnen brachten die zich zelfs niet konden bewegen. In India, toen men ze neerlegde, stapelde men de een boven op de ander, de één boven op de ander, zo op die manier, met melaatsheid en besmettelijke ziekten, waar zij ze dan door en uit de straten sleepten en ze dan in de hete, kokende, tropische zon legden, in de regenstormen met flitsende bliksems en dergelijke dingen. Ze lagen daar dan in die zon en in de storm en alles, en verroerden zich helemaal niet of klaagden, om slechts te proberen om zo nu en dan een Woord van God op te vangen, iets voor hun ziel. Waarom zouden wij ons dan vanmorgen verontschuldigen, met een dak boven ons hoofd en ventilatoren die draaien. We behoorden ons te schamen als we er over zouden klagen.
6 Zo herinner ik me niet lang geleden dat op een eiland, één van de eilanden ginds in de Zuidzee; ik was daar een dienst aan het houden die avond. En o, er kwam een storm opzetten. O, ik heb nooit zo'n storm gezien, gewoonweg de ene bliksemschicht na de ander, weerlichtend over het land, en hoe de wind waaide tot de bomen helemaal op de grond lagen. Ik zei: "Wel, ze zijn... Ik zou mijn pak even goed uit kunnen trekken omdat er daar niemand zal zijn."
7 Een paar ogenblikken daarna kwam de kleine auto achteruit naar de deur rijden, en iemand klopte aan de deur, en zei: "Klaar om te gaan?"
En ik zei tegen die jongen (hij kon Engels spreken); ik zei: "Is er daarginds wel iemand?"
Hij zei: "U kunt zelfs niet op stadsblokken afstand van het terrein komen!" – in een groot stadion.
En ik zei: "Bedoel je dat de mensen daar zo buiten staan, in zo'n storm als dit?"
Hij zei: "Zij willen over God horen!" Ziet u?
8 En dus ging ik daarheen, en daar waren dames, jonge meisjes, teenagers, niet grinnekend en lachend, en kauwgom opblazend, en sprekend over hun vriendjes – ze nemen elk woord in zich op, en bewegen zich niet – ze zaten gewoon te luisteren. Ik deed een uitnodiging – maakte hier een uitnodiging van, en duizenden stonden op met tranen die uit hun ogen stroomden, met hun handen omhoog tot God, genade wensend voor hun ziel – jonge meisjes en jongens, zeventien, en achttien jaar oud. Het is nu zelfs nogal moeilijk om de ouderen ertoe te krijgen te luisteren. Ziet u? Het toont dat we niets hebben te klagen! God zij gedankt. Jazeker!
9 Wij zouden het graag allemaal zo modern willen hebben als de rest van Amerika, maar wij hebben het zo niet; dus we zullen het moeten doen met wat we hebben.
10 Nu, ik heb iets wat ik opmerkte dat ik graag weer zou willen doen hier in de tabernakel. Hoevelen hebben Bijbels, steekt uw hand op. Goed! Laten we Psalm 99 opslaan, voor we gaan bidden. We deden dit vroeger gewoonlijk, broeder Neville, jaren geleden. Ik weet niet of... Hebt u al een Psalm gelezen vanmorgen? Nee. Ik zou graag de gemeente iets uit de Psalmen lezen.
11 Deze morgen toen ik in mijn studeerkamer zat na te denken over deze boodschap en het Woord, dacht ik: "Weet je, het zou weer goed zijn om ze allen een Psalm te laten lezen; ik doe het zo graag." De reden dat ik wat laat was... Een interlokaal telefoongesprek hield me vast, uit Cheyenne, dus dat is de reden dat ik was...
12 En nu, terwijl we deze Psalm opslaan, heb ik een paar aankondigingen te maken die me zojuist werden gegeven. Nu, Psalm 99.
13 "Van nu af aan zullen alle aankondigingen betreffende samenkomsten hier in de tabernakel en in de campagnes van het kantoor te Jeffersonville komen. Iedereen die inlichtingen over de samenkomsten wil moet zijn naam en adres opgeven of invullen en dat op de preekstoel leggen aan het slot van de dienst vanavond. Er zal u op tijd een briefje worden gestuurd opdat u het kunt regelen om de samenkomsten bij te wonen." En dat is, als iemand in de toekomst wil weten waar we precies samenkomsten zullen hebben. We hebben daar nu een systeem opgezet op het kantoor, zodat u alleen maar uw naam en adres hier neerlegt, en we zullen u van te voren een kaart sturen, zodat u zult weten waar de samenkomsten zullen zijn, en waarschijnlijk de onderwerpen, en wat er nog meer is, als u in de gelegenheid zou komen. Ziet u? Als u niet het een of andere officiële adres hebt waar het van uitgaat, zegt de een dit en de ander zegt dat, en u begrijpt het niet. Ziet u? Dus schrijf uw naam en adres op en leg het hier bovenop, en Billy Paul zal er zorg voor dragen dat het uitgegeven wordt.
14 Nu, er werd ook gevraagd of er nog meer... "Broeder Branham, zult u ooit nog weer genezingsdiensten in de tabernakel houden met onderscheiding?" Nee! Nee, de onderscheidingen zullen worden gegeven door onze andere raad. We hebben broeder Neville hier die een gave van profetie heeft, die profeteert over de zieken en hun de dingen bekend maakt die ze van node hebben om te weten. En we hebben een broeder die Higgenbotham heet, een van de beheerders, die getrouw heeft gediend in de raad. Ik zie hem niet vanmorgen, maar hij heeft gewoonlijk de gave van spreken in tongen, en een kleine dame genaamd Arganbright, een lieflijke kleine zuster die een gave heeft van uitlegging van tongen.
15 En deze boodschappen hebben bewezen van God te zijn, omdat ze in werkelijkheid niet uit de orde komen, ze zijn precies geordend. En zodra deze gaven beginnen te vermeerderen, zullen we gaan proberen om het weer precies terug te brengen tot de wijze dat de gemeente het doet. En ik zal ze tamelijk gauw zien, zodat de samenkomsten perfect in de orde van de Here uitgevoerd zullen worden, zo volmaakt als we maar kunnen krijgen.
16 Maar deze dierbare mensen, zo zegt mijn buurvrouw, mevrouw Wood, die hier een microfoon heeft aangesloten op een bandrecorder daar achter, om de samenkomsten op de band op te nemen, met het doel om die boodschappen te krijgen en ze op te schrijven en te zien of ze juist zijn of niet. Ziet u? Dat is hoe zij ze controleert. Ik weet dat mevrouw Wood een oprechte vrouw is, en zij vertelde mij van vele dingen die gezegd werden, die komen te geschieden.
17 Nu, we zijn er zo dankbaar voor. Wat een verlichting is dat voor mij thuis, wanneer ik dan thuis kom. Die onderscheiding in het profetische vlak put me gewoon uit; en daarom heeft God mij daarvoor wat verlichting gezonden, door profetie, en spreken in tongen, en uitlegging, wat profetie is – wat profetie is. Om in tongen te spreken... Er zijn twee verschillende mensen die profeteren. De een spreekt, de ander begrijpt wat die ene zegt in onbekende tongen, dat is zuiver profetie.
18 En nu, we zullen worden... We hebben dat elke dag, elke samenkomst hier wanneer we onze gebedsrijen in de samenkomst hebben. Nu, er zijn... Iemand zou dan willen vragen over de gave. Ja, ik heb ze nog steeds, maar de enige manier waarop ik het gebruik is bij de privé-gesprekken, die ik heb (ik geloof dat ze het hier achteraan op het mededelingenbord hebben staan), om toestemming te krijgen en uw tijd vast te stellen door Billy Paul, mijn zoon, voor hier of in de samenkomsten hierna, of in de velden, waar ook, dan moet u een kaartje hebben dat Billy Paul u zal geven. Als er iets in het leven is wat u niet kunt begrijpen, en u weet niet hoe eruit te komen, en u zoekt de wijsheid van de Here, bezoek dan Billy Paul, mijn zoon, die mijn secretaris is, en hij zal u een kaartje geven en tegelijk een datum vaststellen. En wanneer we dan die interviews hebben, zullen we samen naar binnen gaan, alleen u en ik, en als het vrouwen betreft die komen, zult u binnengaan met mij en mijn vrouw – en dan zullen we uitvinden en de Here zoeken, en Hem vragen wat u moet doen.
19 Nu, andere kleinere gevallen en dergelijke, worden overgegeven aan broeder Neville, en broeder Higgenbotham, en zuster Arganbright, en de anderen die in tongen spreken, en uitleggen, wat hier in de gemeente is.
20 Daarom: we zijn als op de reis. Ik geloof dat het Jethro was die eens tot Mozes zei: "Laten we enige oudsten nemen..." En de Geest van God werd van Mozes afgenomen en gelegd op zeventig van de oudsten, en zij profeteerden. Maar alleen de belangrijke en moeilijke zaken kwamen tot Mozes alleen. Nu, wij zijn Mozes niet, evenmin zijn dezen de oudsten, maar wij dienen nog steeds de Jehova-God met dezelfde Vuurkolom die ons leidt naar het beloofde land. Dus dan... Ja, er zullen andere samenkomsten zijn en er zal de uitlegging zijn – de onderscheidingen zullen komen. Dat zal mij dan de kans geven in gebed te zijn en te studeren op de dagen dat ik weet dat deze interviews zullen komen, om er gereed voor te zijn.
21 Nu bedenk, Billy Paul Branham, onze zendingsveldsecretaris, zal... Het briefje hangt op het afkondigingsbord achteraan bij de beheerders. Ik heb hier een notitie om dat aan te kondigen en het de mensen te vertellen, zodat ze het kunnen lezen op het mededelingenbord als ze naar buiten gaan.
22 Nu, nu, vanmorgen hebben we een belangrijke les, en vanavond zullen we proberen er mee door te gaan, en zo de Here wil zal er volgende zondag nog een over volgen. Ik wist niet hoe diep het ging, totdat ik het begon te bestuderen; en het is nog steeds een geheimenis voor me. En dus vertrouw ik alleen op de Here.
23 Nu, u met uw Bijbels, laten we Psalm 99 opslaan. En ik zal het eerste vers lezen; de samenkomst leest het tweede vers; en dan zullen we samen het laatste vers lezen. Zo zullen we doorgaan: ik het eerste, de samenkomst het tweede, ik het derde, de samenkomst het vierde, tot aan het laatste vers, en dan zullen we het allen samen lezen. Zullen we gaan staan als we het Woord van God lezen.
De HEERE regeert, dat de volken beven; Hij zit tussen de cherubs; de aarde bewege zich.
De HEERE is groot in Sion, en Hij is hoog boven alle volken.
Dat zij Uw grote en vreselijke Naam loven, die heilig is;
En de sterkte des Konings, die het recht lief heeft. Gij hebt billijkheden bevestigd, Gij hebt recht en gerechtigheid gedaan in Jakob.
Verheft de HEERE, onze God, en buigt u neer voor de voetbank Zijner voeten; Hij is heilig!
Mozes en Aäron waren onder Zijn priesters, en Samuël onder de aanroepers van Zijn Naam; zij riepen tot de HEERE, en Hij verhoorde hen.
Hij sprak tot hen in een wolkkolom; zij hebben Zijn getuigenissen onderhouden, en de inzettingen, die Hij hun gegeven had.
O HEERE, onze God! Gij hebt hen verhoord, Gij zijt hun geweest een vergevend God, hoewel wraak doende over hun daden.
Verheft de HEERE, onze God, en buigt u voor de berg Zijner heiligheid; want de HEERE, onze God, is heilig.
24 Laten we onze hoofden buigen. Waarlijk, Here, deze woorden zijn geschreven en neergeschreven door Uw dienstknecht David in een Psalm voor U. Gij woont zeker tussen de cherubs. Gij zijt heilig en Uw berg is heilig. Laat ons naderen met onze harten besprengd met het Bloed van de Here Jezus, met een zuiver geweten en met geloof en verzekerdheid dat we komen in de tegenwoordigheid van onze God. Laat heel dit gehoor deze morgen eerbiedig zijn. Open de oren van ons begrip. Spreek tot ons in wijsheid, opdat we zouden mogen weten hoe we ons moeten gedragen in deze dagen en in Uw tegenwoordigheid.
25 Wij zouden U willen vragen, onze God, om ons deze geheime dingen te openbaren die al deze jaren verborgen zijn geweest, als we tot een van de meest ernstige, plechtige woorden naderen. Gij sprak ervan toen Gij hier op aarde was, en zei: "Hij die leest, laat hem begrijpen." Zo komen we allereerbiedigst tot U, Here, en zoeken Uw wijsheid, niet wetend wat precies te zeggen. Ik plaatste hier een paar Schriftgedeelten in volgorde, en we zijn plechtig en volkomen afhankelijk van U voor het antwoord, met geen ander doel dan dat we het uur zouden mogen weten waarin we leven, opdat we bereid mochten zijn voor de grote dingen die voor ons liggen. Wilt Gij het ons niet toestaan, Heer? In de Naam van Hem die ons allen onderwees, dat we zouden bidden:
Onze Vader die in de hemel zijt, Uw naam worde geheiligd.
Uw koninkrijk komen. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood. En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.
En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze: want Uwer is het koninkrijk, en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. Amen.
(U kunt gaan zitten.)
26 En nu, als enigen van de mannen hun jas willen uitdoen, voelt u zich gewoon thuis. En degenen die langs de muren staan, langs de kanten van de muur, als uw voeten pijn beginnen te doen, wel, voelt u zich gewoon vrij om van plaats te wisselen.
27 En nu, ik denk als de kinderen naar hun ruimten willen gaan... Of zijn ze al weggestuurd? De herder zegt dat de vele mensen de vertrekken helemaal in beslag hebben genomen, zodat we de zondagsschool voor de kleinen niet kunnen houden. En we zouden het fijn vinden als jullie, kleine makkers, nu met ons zouden willen samenwerken, omdat we vanmorgen beginnen met een grote, geweldige boodschap, waarvan ik zeker ben dat het heel wat zal betekenen voor jullie vaders en moeders en jullie geliefden die hier binnen zijn, en zelfs voor jullie kleintjes. Dus wij benaderen het heel eerbiedig.
28 Zo de Here wil, nemen we vanmorgen het onderwerp van Daniëls zeventig weken. En deze morgen spreken we over Daniël in gevangenschap en Gabriël die aan komt vliegen om hem te onderwijzen over de toekomst. Terwijl Daniël in gebed was komt Gabriël, de engel, om hem te onderrichten. Vanavond wil ik spreken over het zesvoudige doel van zijn bezoek – zes verschillende onderwerpen vanavond om naar voren te brengen, waarvoor Gabriël kwam.
29 De volgende zondag, zo de Here wil, wil ik de reden en de tijd plaatsen van de zeven gemeente-tijdperken, en in welke tijd ze zijn, en waar we vandaag staan. Dat is op aanstaande zondagmorgen, zo de Here wil.
30 Nu, de reden voor dit... Ik bracht een paar aantekeningen mee van mijn laatste paar boodschappen. En vanmorgen wil ik het overlappen, omdat dit op geluidsband komt, welke over de hele wereld zullen gaan, naar vele naties. En altijd is de reden dat ik het weer herhaal, omdat er misschien iemand de band voor de eerste keer zou horen en niet in staat zou zijn te begrijpen wat ik bedoelde wanneer ik terug verwijs naar iets anders.
31 We zijn nu een paar maanden bezig geweest met de studie van het boek Openbaring – de openbaring van Jezus Christus. We hebben de gemeente-tijdperken doorgenomen. De eerste drie hoofdstukken van Openbaring waren de gemeente-tijdperken. Toen werd Johannes opgenomen, in het vierde en vijfde hoofdstuk, en hem werden de dingen getoond die hierna zouden zijn. Nu, bij het zesde hoofdstuk daalt hij weer neer op de aarde om de dingen te zien plaatsvinden die zullen gebeuren vanaf het zesde hoofdstuk, het eerste vers, tot het negentiende hoofdstuk, het eenentwintigste vers. Hier tussen komen de zegels, de plagen, de weeën, de sprinkhanen, de vrouw in de zon, en het eruit werpen van de rode draak, de verzegeling van de 144.000, en al deze dingen.
32 Dit is een week geweest van geduchte studie. Gisteren ben ik de hele dag nauwelijks van de kamer geweest, proberend te studeren. En het is iets in de laatste tijd – er zijn vele oudgedienden hier – die ik leerde, ik zei maar: "Hierin horen de zeventig weken van Daniël", maar ik probeerde er niet aan te beginnen om het uit te leggen. Maar deze keer, door de genade van God, heb ik op mij genomen om te proberen genade van God te vragen, opdat ik het tot de mensen zou mogen brengen. En hierin vind ik dingen waarover ik helemaal niets weet. En ik...
33 Ik heb Dr. Larkins boek gelezen, Dr. Smiths boek, Dr. Scofields aantekeningen, verschillende commentaren van mannen van overal; en toch kan ik dat van hen niet samenvoegen om het goed te laten uitkomen. Ziet u? Dus deze week ben ik van plan om... Ik heb de bibliotheek in Kentucky bezocht over iets van de oude sterrenkunde van de kalenders, en tijden, en uit de bibliotheken enzovoort, al de oude boeken halend die ik kan, om met dat geringe wat ik kan doen, en mijn vertrouwen plechtig hebbend in Jezus Christus om het aan mij te openbaren, omdat ik het niet wil om te kunnen zeggen: "Ik weet dit, en ik weet dat." Hij kent mijn hart; Hij luistert naar mij. Maar ik wil het opdat ik Zijn volk zou mogen verlichten. Daarom geloof ik dat Hij het aan mij zal geven. Ik weet het tot nog toe niet, maar ik vertrouw Hem voor de volgende zondag, omdat dat het geweldige gedeelte zal zijn, om volgende zondag die zeventig weken te kennen en te plaatsen.
34 Elk heeft een andere plaats. En wanneer je ze plaatst, ga je ze verder doorlopen; ze komen niet goed uit – zij laten zich niet goed rangschikken. Dat kan niet. En daarom, ik ben misschien niet in staat het juist te hebben, maar ik zal de Here ervoor vertrouwen.
35 En ik denk aan Salomo die eens aan het bidden was en de Here God vroeg of Hij hem wijsheid wilde geven, niet voor zichzelf – geen vermeerdering van levensdagen, geen langer leven, geen rijkdommen – maar dat hij wijsheid zou mogen hebben om te weten hoe Gods volk te richten. En God eerde dat gebed en gaf Salomo die wijsheid, omdat het voor Zijn volk was. En daarom vraag ik God mij te laten weten wat deze zeventig weken betekenen, omdat ik weet dat het de exacte kalender is voor het tijdperk waarin wij leven, en daarom wil ik het weten, niet voor mijzelf, ik ben... Niet voor mijzelf – natuurlijk wil ik het weten. Ik zeg het niet op die wijze: "Niet voor mijzelf", omdat ik het wel voor mijzelf wil weten. Ik wil het weten, omdat ik wil weten waar we leven en in welke tijd wij leven. En dan, ik weet dat dat werd gegeven.
36 En verschillenden hebben het uitgedokterd, en ze hadden het helemaal lang geleden... Een man, las ik, had berekend dat de zeventig weken geëindigd waren in 1919. Wel dat was niet zo. Na zeventig weken... Na zeventig weken is het allemaal geëindigd. Dus wij willen dat niet – wij willen de waarheid weten, en ik vraag God mij de waarheid te geven.
37 Nu, teneinde dit een achtergrond te geven ga ik terug om een klein beetje van het voorgaande te herhalen. Ik had daarvoor een paar notities die ik opschreef om te gebruiken bij het vierde en vijfde hoofdstuk, zodat de mensen het zullen begrijpen... Voor we dit doen... ik wil het overlappen zodat u zult komen van het vierde... Nu bedenk, het derde hoofdstuk, was het Laodicéa tijdperk, en de gemeente werd opgenomen aan het eind van Laodicéa.
38 Nu, ik probeerde er iets over uit te leggen aan mijn vrouw. Ik had Becky, mijn dochter, met al de verschillende woordenboeken en zo die we konden krijgen. Ze gaven het antwoord niet. Ik nam het Bijbelse woordenboek. Ik nam het oude Griekse woordenboek. Ik nam het 'Webster' woordenboek en vele andere, de moderne woordenboeken. Geen ervan kon zelfs maar de woorden of het antwoord op enige wijze geven.
39 Mijn vrouw zei: "Hoe verwacht je dat onze mensen, die arme mensen zijn, en velen van hen zijn onontwikkeld zoals wij, dat ze zoiets dergelijks kunnen begrijpen?"
40 Ik zei: "God zal het antwoord geven." Ongeacht hoe ingewikkeld het is, God kan het ontleden en het simpel maken. Want wij zijn een deel van die mensen die verlangen naar, en bidden om die dag en dat uur, en onze ogen zijn op de hemel gevestigd, en wij zien uit naar Zijn komst. En ik ben er zeker van dat Hij het ons zal tonen. Nu, het zal ons niet de dag of het uur zeggen, omdat geen mens dat zal weten, maar het zal ons zeker de dag van de week vertellen waarin we leven, als we het slechts kunnen vatten.
41 Nu, in het vierde hoofdstuk werd Johannes opgenomen, onmiddellijk na de gemeente. Johannes ging omhoog, hij zag het volledige gemeente-tijdperk. Daar wil ik graag even bij stilstaan om te zeggen dat vele mensen die verwachten dat er een of ander groot, kolossaal, machtig iets zal gebeuren in dit heidentijdperk, zeker fout zijn. Het gemeente-tijdperk en alles wat er zal gebeuren gedurende de heidenregering is opgetekend van Openbaring 1 tot en met Openbaring 3. Vervolgens werd de gemeente weggerukt en opgenomen, en de rest hiervan, tot het negentiende hoofdstuk, is wat er gebeurt met het Joodse ras, nadat de gemeente is opgegaan, en het is de tijd van de grote verdrukking; niets gebeurt er onder de heidenen, alleen het afslachten enzovoort, zoals we daar op zullen komen en het zien.
42 Maar de gemeente zelf is heengegaan bij het dertiende – bij het laatste vers van het derde hoofdstuk van Openbaring, wanneer het Laodicéa tijdperk eindigt, wat het laatste tijdperk was.
43 En we namen elk gemeente-tijdperk, elke tijd, elk ding wat er gebeurde, elke ster, elke boodschapper, hun natuur, wat ze deden, en brachten het regelrecht terug door de geschiedenis tot de allerlaatste – ik tekende daar precies de afbeelding aan de muurkant – en toen we klaar waren, kwam de Heilige Geest binnen en maakte een cirkel van dezelfde zaak op de muur, en openbaarde het regelrecht door Zichzelf hier aan ons allen.
44 Nu, met dit te doen, vertrouw ik dat Hij aan het einde hiervan zal komen met een geweldig iets en ons opnieuw tonen dat wij in de eindtijd zijn.
45 Hoevelen van u hebben president Kennedy's toespraak gehoord, die commentaren erover, enzovoort? Hoevelen hoorden deze voorspelling dat omstreeks 1 januari wordt voorspeld dat zowel de Verenigde Staten als Rusland vulkanisch as zullen zijn? Dat is alles wat we nodig hebben. Het is later dan we denken. Ziet u? Dus als we zo dichtbij zijn dat zelfs mensen van deze aarde voorzeggen dat deze verschrikkelijke zaak zal gebeuren, kunnen we maar beter waakzaam zijn, alles helemaal bijgewerkt, alle belijdenissen afgelegd, alles gereed, want we weten niet precies op welk moment onze Heer ons zal gaan ontbieden. En wanneer Hij de oproep doet uitgaan: "Kom hoger op!" kunt u maar beter gereed zijn. Het zal gaan komen in de ure dat u het niet verwacht.
46 De grote Pinkster-opwekking is nu aan het eindigen. We zien het overal – de laatste grote beweging. De Boodschap is uitgegaan. Alles is nu gereed, wachtend. De gemeente is verzegeld. De bozen doen nog bozer. Kerken worden nog kerkelijker. De heiligen komen nader tot God. De gaven van de Geest zijn zich beginnen te vermenigvuldigen in de kleine groepen. Wij zijn in de eindtijd. O, ik houd zo van dat lied dat we vroeger zongen in de gemeente:
Ik kijk uit naar de komst van die blijde dag van het millennium,
Wanneer onze gezegende Heer zal komen en Zijn wachtende bruid zal wegnemen.
O, mijn hart roept en dorst naar die dag van lieflijke verlossing,
Wanneer onze Redder weer terug zal komen naar de aarde.
Wachtend op dat uur.
47 Nu, in het vijfde hoofdstuk in het vijfde vers, vinden we in onze voorgaande les waarin we spraken van die Bloedverwant Verlosser, waarvan we ontdekten dat het Christus was. Het typeerde het met Ruth: Ruth een beslissing nemend, Ruth die diende, Ruth die rustte. Beslissen betekende rechtvaardiging; dienen, zichzelf gereedmaken, heiliging. Rusten was met de Heilige Geest tot het bruiloftsmaal kwam. Wat prachtig!
48 De gemeente kwam via John Wesley, rechtvaardiging – of Maarten Luther, rechtvaardiging; via John Wesley, heiliging; via Pinksteren, doop met de Heilige Geest; en nu, rustend, wachtend op de komst van haar Here. Perfect!
49 Onze Bloedverwant Verlosser. De oudsten hadden gelijk toen ze Hem een Lam noemden dat op het punt stond een Leeuw te worden, Zijn Rechter. Hij was een Lam, weet u, met het zevenvoudig verzegelde Boek. Toen het Boek werd genomen, was het middelaarswerk voleindigd.
50 Nu, in het derde hoofdstuk, was de gemeente naar boven gegaan, maar nu moet verlossing worden geopenbaard, hoe de gemeente werd verlost, de openbaring van wat plaats vond gedurende het gemeente-tijdperk. Ziet u, de gemeente is weg. Dus Hij toont nu in het vijfde hoofdstuk hoe Hij het deed, wat er plaats vond, hoe Hij de gemeente verzegelde: De openbaring van Zijn Naam, de waterdoop met gebruikmaking van Zijn Naam, eeuwig leven, geen eeuwige hel, slangenzaad, eeuwige zekerheid; al de grote leerstellingen, voorbestemming van de gemeente, wat werd geopenbaard aan de gemeente. Hij toont hoe Hij het deed.
51 Nu, onze Bloedverwant wordt een zevenmaal verzegeld Boek van Verlossing overhandigd door de oorspronkelijke Eigenaar. Amen! Wie was – wie vinden we als de oorspronkelijke Eigenaar? God Zelf. "En het Lam kwam en nam het Boek uit de rechterhand van Hem die op de troon zat." Wie was het Lam? De Verlosser, onze Bloedverwant Verlosser, de Bloedverwant van de gemeente, Die kwam en Israël verloste.
52 Nu, we zullen daar vanmorgen op ingaan. Israël was verlost, maar het was niet op hen van toepassing, omdat zij Hem verwierpen. Maar de gemeente ontving haar verlossing. En Hij is onze Bloedverwant Verlosser. Zoals Boaz Naomi moest verlossen om Ruth, de Moabietische, te krijgen, een vreemdelinge, een heidense, zo verloste Christus Israël, paste de verlossing toe, en werd verworpen.
53 Herinnert u zich wat ik soms vertel van de gratieverlening van de man die werd doodgeschoten gedurende de burgeroorlog, terwijl hij een goede man was? Hij was onschuldig, en ze bevonden hem schuldig, alhoewel hij in zekere zin schuldig was, daar hij wegliep ten tijde van de strijd. En ze bevonden hem schuldig en zouden hem doodschieten. En een man ging naar president Lincoln en zei: "Mr. Lincoln, dit is een Christen. Die jongen was bang. Ik ken zijn familie. Hij was alleen maar bang. Hij bedoelde het niet kwaad. Hij liep weg. Mr. Lincoln, het is in uw handen. U bent de enige die hem gratie kan verlenen." Mr. Lincoln nam een stuk papier en zijn pen en ondertekende: "Verleen Zo en zo gratie. Abraham Lincoln."
Hij rende terug naar de gevangenis en zei: "Hier is het. Ik heb je gratieverlening."
54 Maar de man zei: "Ik weiger er naar te kijken. Er zou een heel groot zegel aan moeten zitten. Het zou van alles kunnen zijn. Je probeert me alleen maar belachelijk te maken. Het is Abraham Lincoln niet. Iedereen zou met zijn naam kunnen ondertekenen, maar het zou gewaarmerkt moeten zijn met zijn zegel enzovoort, als het van hem zou komen." En de man probeerde hem te overtuigen. De man in de gevangenis dacht echter dat hij schertste, en liep gewoon weg. De volgende morgen werd hij doodgeschoten. En toen, nadat hij was doodgeschoten was er een rechtszitting voor een Federaal Gerechtshof, omdat Abraham Lincoln, vierentwintig uur voordat de man werd doodgeschoten, met zijn naam ondertekende dat deze man gratie werd verleend. En vervolgens schoot de regering hem toch dood. Wat dan? Toen kwam het Federaal Gerechtshof van de Verenigde Staten tot dit besluit, dat luidde: "Gratie is geen gratie, tenzij het wordt aanvaard als gratie."
55 En Jezus verloste Israël op Calvarie, maar het werd geen gratie voor hen, omdat zij het niet als gratie ontvingen. Maar in onze les nu over deze zeventig weken, ontdekken we dat ze terugkomen en hun gratie ontvangen, Maar Hij verloste de gemeente. Wij hebben dan gratie ontvangen, omdat wij het Bloed van Jezus Christus als onze gratie hebben aanvaard
56 Nu, we vinden uit dat Hij onze Bloedverwant Verlosser was en Hij nam het Boek uit de hand van de oorspronkelijke Eigenaar. Het is een eigendomsbewijs voor verlossing. We ontdekten dat. Herinnert u zich de studie? Het is een eigendomsakte van verlossing. Er zit een uittreksel bij, dat God leven vereiste voor de dood, destijds in de hof van Eden. Jezus, de Rechtvaardige, stierf, en nam een eigendomsbewijs, en was in staat de zegels te verbreken, te openbaren wat er in stond, en gaf het erfdeel dat aan Hem behoorde aan Zijn volk. Eeuwig leven dat Hij beërfde door dat te doen; Hij ontledigde Zijn eigen leven op Calvarie, en verdeelde het onder ons door de Heilige Geest. Amen! Geen mens is ooit in staat geweest om te komen – tot zelfs maar te bedenken welk een liefde dat was, wat Hij deed.
57 Satan, die eens de bezitter was vanwege de val in de hof, wordt gebonden en in de poel des vuurs geworpen. Zijn dagen zijn voorbij.
58 Jezus had in het Evangelie vier titels, we namen dat door: Zoon van David, erfgenaam van de troon; Zoon van Abraham, het koninklijk geschenk; Zoon des mensen, erfgenaam van de aarde; Zoon van God, erfgenaam van alle dingen, het koninklijk geschenk.
59 In het Oude Testament kon eigendom niet langer dan vijftig jaar worden vastgehouden. Het kon niet langer geheel van zijn oorspronkelijke eigenaar worden weggenomen dan vijftig jaar. En op de veertigste dag betaalde Hij de prijs. Op de vijftigste dag werd de verlossing en de kracht die aan de gemeente behoorde, wat verloren was in de hof van Eden, terug verlost en tot ons gezonden door de doop van de Heilige Geest, op de vijftigste dag.
60 Toen namen we de boekrol op. We namen de boekrollen op, hoe deze boekrol werd overgegeven in Zijn hand, hoe dat Jeremia in Jeremia 32:6, zijn neef Hanameël, het erfdeel naliet, toen ze in gevangenschap zouden gaan – waar we op in zullen gaan vanmorgen – met hem in gevangenschap. En het werd bewaard in een aarden vat; het toont waar de kracht van God en de boekrollen en de geheimenissen van God bekend zijn: in het hart. Ons plan van verlossing, dat wordt bewaard in aarden vaten: Jezus' Naam en de openbaring...
61 We ontdekken dat dit was verzegeld met zeven zegels, en elk zegel was er omheen gewikkeld. En naarmate de openbaring voortkwam, trok Hij het zegel eraf, deed deze eraf en las wat dat zegel vermeldde; vervolgens deed Hij het volgende eraf, de boekrol, en las wat dat zegel vermeldde; verwijderde het volgende en trok het eraf en zag wat dat zegel vermeldde, en wat de openbaring was. Dat is precies wat onze zeven zegels, waar we binnenkort op in zullen gaan, naar we vertrouwen, zullen doen... Elk zegel, wanneer het van het Boek wordt afgenomen, zal worden ontrold, en dat zal precies tonen wat er plaatsvond.
62 We ontdekken dat er zeven – vijf in het plan van verlossing zijn. Vijf is het getal, en er zijn vijf zevens: zeven zegels, zeven Geesten, zeven engelen, zeven bazuinen, en zeven gemeente-tijdperken. Dus u ziet, de vijf zevens betekenen genade. Vijf betekent genade, en zeven is volmaaktheid. Dus het loopt gewoon helemaal precies volmaakt. Ziet u? Goed.
63 Zoals elk zegel dat in het Woord van God wordt gebroken aan de mens van het tijdperk, openbaart in welk tijdperk we leven, de geest van het tijdperk, de gemeente van het tijdperk. Openbaring 10, aan het eind ontdekken we, toen het laatste zegel werd verbroken, dat de Engel daar staat met één voet op het land en één op de zee, met Zijn handen omhoog naar de hemel, en een regenboog boven Zijn hoofd, zwerend bij Hem die voor immer en eeuwig leeft, dat de tijd is afgelopen bij het laatste zegel. En wacht u tot we in die zegels komen en kijk hoe het met dat zegel gesteld is. Nadat u de zeventig weken ontdekt, zie dan hoe het met de zegels staat. De tijd is op. Verlossing is voorbij. Hij is nu de Leeuw en de Rechter. Hij is uw Redder deze morgen, maar op een dag zal Hij uw Rechter zijn.
64 Het achtste tot en met het veertiende vers van het vijfde hoofdstuk openbaart de tijd dat het Lam wordt aanbeden, zowel in de hemel als op aarde, het zevenmaal verzegelde Boek, het waardige Lam, de Bloedverwant Verlosser. En van het achtste vers tot en met het veertiende vers aanbidden engelen Hem, aanbidden de oudsten Hem, aanbidden de levende schepselen Hem, en Johannes aanbad Hem zozeer tot hij zei: "Elk schepsel in de hemel, in de aarde, onder de aarde hoorde mij, zeggende: Zegening, eer, kracht, wijsheid zij het Lam." De aanbiddingstijd voor het Konings-Lam.
65 Nu, de gemeente is verdwenen, bedenk dat. Nu, laten we opslaan Daniël het negende hoofdstuk, vers 1–3. En dan zullen we nemen vers 20–27, omdat dit alleen Daniëls gebed is. Ik wil dat u dit steeds maar weer leest deze week, tot u het begrijpt.
In het eerste jaar van Darius, de zoon van Ahasveros, uit het zaad der Meden, die koning gemaakt was over het koninkrijk der Chaldeeën;
In het eerste jaar van zijn regering merkte ik, Daniël, in de boeken, dat het getal der jaren, waarvan het Woord des HEEREN tot de profeet Jeremia geschied was, in het vervullen der verwoestingen van Jeruzalem, zeventig jaren was.
(Nu, het volgende.)
En ik stelde mijn aangezicht tot God, de Heere, om Hem zoeken met het gebed, en smekingen, met vasten, en zak, en as.
Ik bad dan tot de HEERE, mijn God, en deed belijdenis,... (En zo gaat het verder, totdat we nu tot het twintigste vers komen.)
66 Om tijd te sparen, en daar de mensen staan, wil ik nu gaan naar het twintigste vers.
Toen ik nog sprak, en bad, en beleed mijn zonde, en de zonde van mijn volk van Israël, en mijn smeking neerwierp voor het aangezicht van de HEERE, mijn God, om wille van de heilige berg van mijn God.
Toen ik nog sprak in het gebed, zo kwam de man, Gabriël, die ik in het begin in een gezicht gezien had, snel gevlogen, mij aanrakende, omtrent de tijd van het avondoffer.
En hij onderrichtte mij en sprak met mij, en zeide: Daniël! nu ben ik uitgegaan, om u de zin te doen verstaan.
67 Wat als we daar slechts bij hadden kunnen zijn! Hoe vond hij hem? In gebed. De engel, de man. Bemerkte u dat hij hem "de man" noemde.
In het begin van uw smekingen is het woord uitgegaan, en... (Ging uit, dat hij moest gaan...) ...en ik ben gekomen, om u dat te kennen te geven; want gij zijt een zeer gewenst man; versta dan dit woord, en merk op dit gezicht.
Zeventig weken zijn bestemd over uw volk, en over uw heilige stad,... (of uw stad) om de overtreding te sluiten, en om de zonden te verzegelen, en om de ongerechtigheid te verzoenen, en om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen, en om het gezicht, en de profeet te verzegelen, en om de heiligheid der heiligheden te zalven. (Daar is het zesvoudige doel van zijn komst. Nu, let op:)
Weet dan, en versta:... (luister nu!) van dat het woord uitging, om te doen weerkeren, en om Jeruzalem te bouwen, tot op Messias, de Vorst, zijn zeven weken, en twee en zestig weken; de straten, en de grachten zullen weer gebouwd worden, doch in benauwdheid der tijden.
En na die twee en zestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelf zijn; en een volk van de vorst, dat komen zal,... (De vorst die zal komen) zal de stad en het heiligdom verderven, en zijn einde zal zijn met een overstromende vloed, en tot het einde toe zal er krijg zijn, en vast besloten verwoestingen.
En hij zal velen het verbond versterken,... (Luister!) één week;... (één van deze zeventig weken) en op de helft van de week zal hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden, en over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, ook tot de voleinding toe, die vast besloten zijnde, zal uitgestort worden over de verwoeste.
68 Nu, daar is onze les voor de volgende drie, vier, of vijf samenkomsten, wat de Here ook zal openbaren. Zeventig weken!
69 Nu, ik zal Doc vragen om vanavond, als hij wil, mijn schoolbord hier neer te zetten, zodat ik het zal kunnen aanduiden. Ik wil niet dat u het nu mist. U zult met mij moeten studeren, en diep studeren, anders zult u het missen. En ik wil het hier uittekenen op het schoolbord. Brengt u dan uw pen en papier mee en schrijf deze data op, deze tijden, en alles erover.
70 Nu de zeventig weken beginnen (nu vat dit) nadat de gemeente eruit is genomen. Nu, iedereen die dat begrijpt zegt: "Amen!" [De samenkomst antwoordt: "Amen" – Uitg.] Nu, nadat de gemeente eruit is genomen.
71 Openbaring 6:1 tot en met Openbaring 19:21 staat in verband met de zeventigste week, daarom moeten we stoppen en het uitleggen voordat we verder gaan. Wij moeten stoppen en het waarom uitleggen van deze zeventig weken, want als je dat niet doet, zult u die zegels missen, u zult die bazuinen missen, u zult die schalen missen, die plagen, die drie onreine geesten als kikvorsen, die drie weeën, het uitwerpen van de rode draak, de vrouw in de zon. U zult dat alles missen als je het niet doet, omdat het hier precies plaats vindt in de zeventigste week. Daarin vindt het plaats.
72 Nu, de profeet Daniël was in Babylon geweest gedurende achtenzestig jaren – u, die de verwijzingen wilt nagaan en uzelf wat van de tijd wilt besparen die ik nodig heb gehad om het op te zoeken – achtenzestig jaren. Hij ging in ballingschap in 606 voor Christus. En toen het visioen tot hem kwam was het 538 voor Christus; 538 van 606 afgetrokken geeft 68. Achtenzestig jaar was hij in Babylon onder de heidenen geweest en hij had nog steeds de overwinning. Amen! Wij kunnen er geen uur in blijven.
73 Maar hij had er precies midden in gezeten, met niemand anders dan drie metgezellen, die in verschillende delen van het koninkrijk waren. Maar Daniël stond alleen met God en bleef achtenzestig jaar lang in de overwinning. Denk eraan! (Ik wil niet beginnen te prediken, omdat dit een onderwijzingsboodschap zou zijn.) Maar achtenzestig jaar lang had hij de overwinning vastgehouden en was onbesmet voor God zonder de doop van de Heilige Geest, zonder het Bloed van Jezus Christus om voorspraak voor hem te doen, met alleen het bloed van stieren en geiten en vaarzen die hij in het geheim moest offeren, vanwege de heidense tradities van dat land. Zij waren daarheen gevoerd. Jeremia profeteerde van hen, dat zij erheen zouden gaan.
74 Nu, Daniël... O my! Hij was beginnen te zien dat de tijd nabij kwam, precies zoals wij vandaag. Daniël begon het te begrijpen, door het lezen van boeken. En in het eerste jaar van de regering van Daniël – in de regering...
...merkte ik, Daniël, in de boeken, dat het getal der jaren, waarvan het woord des HEEREN tot de profeet Jeremia geschied was, in het vervullen der verwoestingen van Jeruzalem, zeventig jaren was.
75 Jeremia profeteerde in 606 voor Christus vanwege hun zonde en goddeloosheid, dat zij er zeventig jaren zouden zijn.
76 U herinnert zich dat er nog een profeet was die opkwam in die tijd; ik kan zijn naam op dit moment niet noemen. Ik zou het straks even voor u kunnen opzoeken, als ik het even opnieuw zou kunnen opzoeken. Maar hij kwam eraan en zei: "Jeremia, je bent fout. God zal Israël daar maar voor zoveel dagen gaan houden – gedurende ongeveer twee jaren."
77 Jeremia zei: "Zo zij het. Amen!" Hij zei: "Maar wacht een ogenblik. Laten u en ik elkaar controleren als profeten." Hij zei: "Bedenk, er zijn er geweest die voor ons profeteerden, en zij vertelden dingen die fout waren. En God onderhield Zich met hen omdat ze verkeerde dingen vertelden. Dus laten we zeker zijn. Maar de Here God vertelde mij dat het zeventig jaren zouden zijn." God sloeg die valse profeet en nam zijn leven datzelfde jaar nog, omdat God deze ware profeet had verteld dat het zeventig jaren zouden zijn.
78 En ik wil dat u opmerkt hoe Daniël, die toch een vreemdeling was, hoewel afgesloten van zijn volk, afgesloten van zijn gemeente, zonder kerkdienst, zonder een enkele gemeente om heen te gaan, zonder een enkel lied om te zingen dan wat hij zelf zong, temidden van dit alles, nog steeds vasthield aan wat die profeet zei. Amen! Amen!
79 Geen gemeente om heen te gaan, niemand om gemeenschap mee te hebben, iedereen ging naar de heidentempels, iedereen aanbad hun afgoden, geen Christelijke liederen, niemand geloofde hetzelfde als wat hij geloofde, en in achtenzestig jaren, vanaf dat hij een jongeman was van ongeveer twaalf, veertien jaar oud toen hij daarheen mee werd gevoerd, bleef hij getrouw aan God en begreep door de profeet Jeremia dat de dagen bijna waren vervuld. Hoe zou dat het hart van elke ware profeet van God vandaag waarschuwen, dat wij moeten terugzien en kijken wat deze ware profeet zei, en weten dat wij in de eindtijd zijn.
80 Hij zei: "Ik begreep door de boeken die Jeremia, mijn broeder, vele, vele jaren geleden profeteerde, dat Israël hier zeventig jaren zou blijven, en die tijd is zo ongeveer vervuld." En hij maakte zichzelf gereed, en hij riep een vasten uit, en hij heiligde zich, hulde zich in zak en as, deed het op zijn hoofd en ging vasten en bidden om inzicht te krijgen in welke dag ze leefden.
81 En als Daniël, de profeet van de Here, Jeremia's boeken kon raadplegen en hem zelfs tot zo'n plaats kon brengen, dat zelfs Israël eruit kwam, zij allen die leefden, uit Babylon kwamen om terug te gaan naar het vaderland, als het hem ertoe bracht om in zak en as te vasten, hoezeer temeer behoorde het te doen aan de gemeente van de levende God, te weten dat de tijd aan het weg ebben is en er geen tijd meer zal zijn, en dat de komst van de Here Jezus Christus en het grote duizendjarig rijk op het punt staat te beginnen? Hoe kunnen we niet tijd verspillen met spelen, dobbelen, zwembaden op zondag, geen tijd voor de Here. Gewoon in verval geraakt, als de herder over het een of ander spreekt wat u niet aanstaat, staat u op en loopt er uit. En als de kerkdienst te lang duurt, wel, dan bent u misnoegd. Kijk naar onze toestand. Kijk naar wat we aan het doen zijn. Vergelijk onze levens met die profeet. Eén man in een heel koninkrijk zonder gemeente om heen te gaan en nergens iets anders om heen te gaan... Het was omver gehaald en afgebrand. Zijn stad, zijn volk was gevangen. Achtenzestig, negenenzestig, zeventig – hij had nog twee jaar over.
82 Dus toen hij begon te lezen in het boek en zag dat de tijd nabij kwam om vervuld te worden, ging hij tot God in gebed om te ontdekken hoe het zat. Wat een tijd! Wat doen wij, terwijl naties breken, de zee buldert, de harten der mensen bezwijken van vrees, een tijd van verwardheid, al deze dingen, het teken aan de wand, rassenscheiding, allerlei kwaad dat in de wereld gebeurt, en twisten en gevechten en oproeren, en wapens hangend in de hangars, zodat één klein land, ter grootte van Cuba, hier de wereld in tien minuten kan vernietigen. En men twist met elkaar, goddeloze mensen die God niet kennen en Zijn kracht niet kennen... En de Heilige Geest in de gemeente, bewegend onder de uitverkorenen, tonend dat Hij leeft na tweeduizend jaar, dat Hij dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer, hoe kunnen wij lui neerzitten? Hoe kunnen we er gewoon overheen stappen? Het wordt tijd dat we de zaak in orde maken, uitziend naar dat grote uur dat nadert.
83 Nu, hij las in Jeremia, het vijfentwintigste hoofdstuk. Laten we Jeremia het vijfentwintigste hoofdstuk opslaan en lezen wat Jeremia had te zeggen. Laten we maar beginnen bij het achtste vers, omdat het... Ik wil er zeker van zijn dat u het begrijpt. Het elfde vers had ik hier opgeschreven om te lezen, maar laten we beginnen bij het achtste vers.
Daarom, zo zegt de HERE der heerscharen:... (Ik houd daar zo van. Wanneer ik kan horen dat een profeet opstaat met "ZO SPREEKT DE HERE GOD", broeder dat is het. Voor mij maakt dat het onomstotelijk vast. Dat is alles) ...zo spreekt de HERE der heerscharen; Omdat gij naar Mijn woorden niet gehoord hebt,
Zie, Ik laat alle geslachten van het Noorden komen, luidt het woord des HEREN, en Nebukadnezar, de koning van Babel, Mijn dienaar, en breng hen tegen dit land en zijn inwoners, ja, tegen al deze volken rondom, en Ik sla hen met de ban,... (Bedenk, ze waren Gods uitverkorenen waar Hij over spreekt. Dat waren niet de ongelovigen; dat waren kerkleden.)
En Ik doe uit hun midden verdwijnen de stem der vreugde en de stem der vrolijkheid... (Precies zoals we vandaag hebben, allemaal rock en roll, Rickey en Elvis, en o...) de stem van de bruidegom,... de stem van de bruid, het geluid van de handmolen en het licht van de lamp;
Dan zal dat ganse land zal tot een oord van puinhopen... worden.
Hoor die profeet het uitroepen: Dit hele land zal tot een woestheid worden. En niet om deze grote dienstknecht van God na te bootsen, maar ik profeteer dat deze hele natie een woestenij zal worden. God zal deze natie straffen voor haar zonden. Als God Israël niet zou laten begaan, Zijn uitverkorenen, Abrahams zaad, met wie Hij het verbond sloot en aan wie Hij de belofte gaf, als Hij bij hen hun overtreding niet door de vingers zag, hoewel zij religieus waren tot in de pit, grote kerken hadden, de priesters, en de rabbi, maar vanwege de immoraliteiten en dergelijke onder hen, liet God hen oogsten wat ze zaaiden, en evenzo zullen wij het!
(Elfde vers:) ... dan zal dat gehele land tot een oord van puinhopen, tot een afgrijzen worden. (Dat is dat iedereen gewoon kijkt en zegt: "Daar zijn ze nu. Ze waren zo groot, kijk nou eens naar ze.") Deze volken nu zullen de koning van Babel dienstbaar zijn zeventig jaren; (Dat is een mensenleeftijd. Dat was toen uw oude gezegende moeder een baby was. Zij waren daar zonder een God, zonder een kerk, zonder een lied, zonder iets, een volledige generatie lang, tot heel die zondige generatie was uitgestorven.)
Maar na verloop van zeventig jaren zal Ik aan de koning van Babel en dit volk, luidt het woord des HEREN, hun ongerechtigheid bezoeken, ook aan het land der Chaldeeën, en Ik zal dat tot eeuwige woestenijen maken.
Dan zal Ik over dit land doen komen al Mijn woorden die Ik daartegen gesproken heb, alles wat in dit boek geschreven staat, wat Jeremia over alle volken heeft geprofeteerd.
Want ook zij zullen dienstbaar gemaakt worden door machtige volken en grote koningen, en zo zal Ik hun vergelden naar hun doen, naar het werk hunner handen.
Want aldus heeft de HERE, de God van Israël, tot mij gezegd: Neem deze beker met de wijn der gramschap uit Mijn hand en geef die te drinken aan alle volken, tot welke Ik u zend, dat zij drinken... (Met andere woorden: "Jeremia, Ik heb je deze boodschap gegeven. Zit niet stil. Blijf niet op één plaats, maar profeteer tot al de volkeren." Volgt u het? "Profeteer tot al de volken. Toon Mijn tekenen en wonderen, en laat ze weten dat Ik kom om dit te doen.")
Dat zij drinken en waggelen en dol worden ten gevolge van het woord, dat Ik onder hen zend.
84 Wat doet men in déze dag? Ze noemen u vandaag een valse profeet, noemen u een compromis-zoeker, noemen u een fanatiekeling, een waarzegger, of een dromer van dromen, of een of andere soort van geestelijke telepaat. "Zij zullen dol worden!" En het woord dol, als u het zult ontleden, betekent "krankzinnig". Zij zullen werkelijk krankzinnig worden en zeggen: "Ah, besteed geen aandacht aan die heilige roller, die nonsens." "Vanwege het woord dat Ik onder hen zal zenden."
85 Ziet u de geschiedenis zichzelf herhalen? Jeremia zou het niet eens zijn met hun Farizeeërs, Sadduceeërs, Herodianen, wat het ook zou mogen zijn; hij maakte gewoon het Woord bekend, en het maakte dat ze helemaal razend op hem werden. Wat? Nu, merk op:
En ik heb de beker uit des HEREN hand genomen en die aan alle volken, tot welke de HERE mij zond,... (Jeremia bleef niet thuis. Jeremia bleef niet gewoon op één kleine plaats, maar hij liet het al de naties drinken.) te drinken gegeven:...
86 Jeremia nam het Woord van de Here, de wijn van Zijn Woord... En de wijn is de kracht van Zijn Woord. Wijn heeft kracht. Wijn is een bedwelming. Er zit kracht achter wijn. "En ik heb des Heren Woord genomen", zei Jeremia, "en het gemanifesteerd. De wijn, de kracht die er in is, heb ik voor hen uitgeoefend, en zij wilden Het niet horen. God zei: 'Dan zal Ik hen zeventig jaar naar Babylon zenden.'" Dat is precies wat Hij deed. De rechtvaardigen en de onrechtvaardigen gingen gelijk op.
87 Nu, terug naar de les. Daniël was aan het lezen geweest. Denk even na. Daniël las dezelfde woorden die wij vanmorgen lezen. Daniël las dezelfde Bijbel, dezelfde leestekens, dezelfde zinnen, dezelfde dingen die ik, met de hulp van God, u zal voorlezen in de volgende paar boodschappen, dezelfde zaak om u te tonen dat wij in de eindtijd zijn. En Daniël nam het woord van Jeremia, gaat naar Babylon, en hij was de gezalfde profeet... [Kant 2 begint onvolledig – Uitg.] ... vraagt het zich af temidden van hen, hoewel hij toch alleen stond, op zichzelf. Amen! Hij stond alleen.
88 Maar Jeremia had deze woorden vele, vele jaren tevoren geschreven, toen Daniël, het Woord uitleggend, zei: "Nu, wacht een ogenblik; we komen vlak bij de eindtijd, want ik ben hier al achtenzestig jaar geweest. En de profeet van de Here (Amen!), mijn broeder, de ware profeet van God die zelf had bewezen dat hij een profeet was, profeteerde tot ons... Ik heb het hier opgeschreven staan in een boek waar staat: 'Zeventig jaren zullen er bestemd zijn.' Dus Here God, wij naderen het einde. Heel die generatie is uitgestorven. Wat zult u nu doen, Here? U beloofde ons te zenden..." En hij maakte zich gereed om te bidden.
89 O God, als er ooit een tijd was dat wij ons gereed moesten maken om te bidden, dan is het nu. Want wij zien evenals Zijn trouwe dienstknecht, door de brieven van de apostelen, door de waarschuwingen van de Heilige Geest, dat wij in de laatste dag zijn. De Heilige Geest spreekt dat in de laatste dagen de mensen roekeloos zullen zijn, opgeblazen, meer liefhebbers van genot dan liefhebbers van God, onverzoenlijk, achterklappers, onmatig, en verachters van de goeden. Ik begrijp het door de Schrift.
90 En ik begrijp dat er spotters zullen komen in de laatste dagen. Ik begrijp dat volk tegen volk zal opstaan in de laatste dagen. Ik begrijp dat er vloedgolven zullen zijn in de laatste dagen. Ik begrijp dat er angstaanjagende schouwspelen zullen zijn zoals vliegende schotels, geheimzinnige schouwspelen in de hemelen, en de harten der mensen zullen het begeven van angst; er zal een tijd van verwarring zijn en spanning onder de mensen. Ik lees dat ze allen in organisaties en denominaties zullen gaan, en een verbond hebben in de laatste dagen. Ik begrijp dat de vrouwen hun haar zullen afknippen in de laatste dagen. Ik begrijp dat ze korte kleding zullen dragen, en op hooggehakte schoenen lopen, klepperend als ze lopen, in de laatste dagen. Ik begrijp dat de moraal erg laag zal zijn in de laatste dagen. Ik begrijp dat de predikers valse herders zullen zijn in de laatste dagen, die compromissen zullen sluiten en het volk niet zullen voeden met het Woord van God, en ze zullen in plaats daarvan achter geloofsbelijdenissen en zo, aangaan. Maar ik begrijp dat er een stem zal komen in de laatste dagen, roepende uit de woestijn, de mensen terug roepend tot de oorspronkelijke Boodschap, terug naar de dingen van God. Ik begrijp het door het boek dat die dingen zullen plaatsvinden.
91 Ik begrijp dat er in de laatste dagen een hongersnood zal komen; de kerken zullen zo georganiseerd en zo vastgeroest zijn en alles; dat er in de laatste dagen een hongersnood zal komen, en het zal niet zijn naar brood en water alleen, maar naar het horen van het ware Woord van God. En de mensen zullen gaan van het oosten, van het westen, van het noorden en het zuiden, om te zoeken om het ware Woord van God te horen. Maar de kerken zullen zo georganiseerd zijn en ingekapseld, dat ze zullen falen het te horen. Ik begrijp dat door boeken. Maar in die dag, o God, zal er een Rijsje voortkomen uit David.
92 Ik begrijp dat Hij Elia zal zenden voordat die dag komt in de eindtijd, en hij zal een Boodschap hebben, die de harten van de kinderen zal terugvoeren tot de vaderen, hun terugbrengen naar het oorspronkelijke – terugvoeren naar het einde en begin. Ik begrijp dat dit zal plaatsvinden juist voordat de Geest de heidengemeente verlaat om naar de Joden terug te keren.
93 En ik begrijp dit niet alleen door een brief – ik begrijp het door het Woord, door het geschreven Woord, dat Israël zal terugkeren naar haar thuisland. En ik zie haar binnengaan!
94 Ik begrijp door brieven van de profeten dat Israël een natie zal worden. Zij zullen de tempelaanbidding herstellen. En God zal Zich weer met haar bemoeien als ze naar haar thuisland terugkomt. O! Twee profeten zullen er onder hen opstaan in de laatste dagen. Ik begrijp dat. Juist wanneer de heidengemeente heengaat, zullen twee profeten arriveren, Elia en Mozes, aan Israël. We zullen daartoe komen als we het doornemen.
95 Profeten zagen dat de tijd bijna vervuld was daarginds in Babylon. Goed.
96 Gabriël verschijnt om te openbaren, niet alleen waar hij om vroeg, maar om hem helemaal verder door te vertellen wat er bestemd was voor het Joodse ras, helemaal tot de voleinding. Amen! Hij vroeg een klein beetje en hij kreeg de hele zaak. Hij vroeg alleen om te weten...
97 Daniël probeerde te ontdekken: "Hoeveel langer, Heer, zal het nu nog duren? Jeremia de profeet, Uw dienstknecht, mijn broeder, heeft achtenzestig jaar geleden geprofeteerd en zei dat het zeventig jaar zou zijn dat dit volk hier zal blijven. Heel de oude generatie is nu vrijwel gestorven."
98 Er is een oude Pinkster-generatie die veertig jaar geleden opkwam; "oude vechters" werden ze genoemd. Zij organiseerden zich, en sloegen en ruzieden steeds maar door via de berg Horeb en Nebo, helemaal door, maar tenslotte zijn we nu bij de rivier. Hij zal een nieuwe generatie doen opstaan met een Jozua om ze mee te nemen naar de overkant. De wet faalde; Mozes liep ermee; Mozes faalde; Jozua nam ze mee over. We ontdekken dat de organisaties hebben gefaald, maar de Geest van God... Jozua, het woord Jozua betekent "Jezus, onze Redder". Dat de Heilige Geest in de gemeente zal komen, niet een organisatie, maar de Heilige Geest zal onder de mensen komen en haar gereed maken om op te trekken, om de Jordaan over te steken. Ik begrijp door het lezen van het Boek dat dit plaats zal gaan vinden, en God weet dat ik dat nu zoek, opdat ik Zijn volk zou mogen troosten, om hun te vertellen wat er aan de hand is, zowel aan hen hier vanmorgen als ginds door de landen waar deze banden heen zullen gaan, wereldwijd, dat wij in de eindtijd zijn.
99 Hij openbaarde het helemaal totdat het Koninkrijk volledig was hersteld en het duizendjarig rijk begon. Dat was Gabriëls boodschap. Hij zei: "Ik ben gekomen om te vertellen dat er zeventig jaren – zeventig weken, nog bestemd zijn over uw volk, bepaald tot het eind van het Joodse geslacht. Er zijn zeventig weken." Nu, let op wat hij zei. Dat nu vanaf het uitgaan om te herstellen...
Zeventig weken zijn bestemd over uw volk en over uw... stad... (Uw stad! Babylon was zijn stad niet. Wie was – waar was zijn stad? Jeruzalem.)
100 Nu, wanneer we komen tot de zeven- of zesvoudige bekrachtiging, zullen we ontdekken wat die stad is en het naar voren brengen en bewijzen wie ze was, wie haar stichtte, waar ze vandaan kwam. Hoelang zal ze standhouden? Zal ze weer herbouwd worden en in welke tijd? O, er liggen nog grote dingen op ons te wachten. Goed.
Zeventig weken zijn bestemd over uw volk, en over uw... stad, om de overtreding te sluiten.
Nu, Hij zei nooit: "Daniël..." Ongetwijfeld vertelde Hij hem dat het zeventig weken waren – ik bedoel zeventig jaren, die ongeveer ten einde waren, achtenzestig, er ontbraken nog maar twee jaren. En we ontdekken dat Jeremia's profetie helemaal precies uitkwam. Twee jaar later gingen ze weg, Nehemia ging heen en kreeg een bevel van de koning en bouwde de muur in moeilijke tijden. Zij werkten... Hij zei: "De muur..." Luister hiernaar:
...om de overtreding te sluiten, en om de zonden te verzegelen...
Om een eind aan de zonde te maken! Voor wie? De Joden – "bestemd over uw volk", niet over de heidenen, "over uw volk", de Joden; en "uw stad", niet New York, niet Boston, Philadelphia, Chicago, Los Angeles, Rome, maar over "uw stad", Jeruzalem.
...en om de overtreding te sluiten, en om de zonden te verzegelen, en om de ongerechtigheid te verzoenen, en om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen, en om het gezicht, en de profeet te verzegelen, en om de heiligheid der heiligheden te zalven. (Let op!)
Weet dan, en versta: van dat het woord uitging, om te doen wederkeren, en om Jeruzalem te bouwen,... (Wat zijn stad was) tot op Messias, de Vorst, zullen zeven van de zeventig weken zijn.
101 Wacht tot we daar op ingaan. O, wonderbaar! Dat is een zegening die ik... Ik zal een touw halen en mezelf hier op de plaats vastbinden.
102 Openbaarde het helemaal, zei: "Ik zal u nu niet alleen gaan vertellen dat die twee jaar ongeveer over zijn – het zal beëindigd zijn – vervuld..." En we weten allemaal dat ze daar precies zeventig jaar bleven en eruit trokken, helemaal precies zoals de profeet had gezegd. En Jesaja – ik bedoel Daniël, geloofde die profeet, dus hier was hij, gereed. Goed.
103 En hij... En nu, toen Gabriël kwam, zei hij: "Ik ben gekomen om het u helemaal te laten zien – om u deze dingen te openbaren – helemaal tot aan de voleinding." Zie? Kijk.
En over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, ook tot de voleinding toe,... (Voleinding is het eind van alle dingen.)
104 "Ik zal u gaan tonen wat er zal gebeuren..." Nu, luister. Vat het. "Ik... Daniël, ik werd gezonden. Gij zijt geliefd in de hemel. En ik heb uw gebeden gehoord, en ik ben neergekomen om u te vertellen wat bepaald is voor de Joden en Jeruzalem, vanaf ditzelfde moment tot aan het eind van de voleinding, de hele zaak."
105 Nu, begrijpt u het, klas? Als we uit kunnen vinden wat deze zeventig weken zijn, weten we wanneer de voleinding is. O! God, help ons het te weten. Het vertelt ons precies ergens op deze bladzijden, precies van die tijd tot deze tijd, tot de voleinding, en het zal er niet één minuut naast zijn. Hoe Gods grote Woord...
106 Toen God de aarde maakte en haar in haar baan plaatste, zoals ik onlangs 's avonds predikte, zondagavond, hoe dat er niets is wat faalt... Wel, deze wereld draait zo perfect dat ze u tot op de minuut nauwkeurig precies kunnen zeggen wanneer de zon en de maan elkaar zullen passeren over twintig jaar vanaf heden. Ik kan het u niet zeggen, door geen enkel uurwerk dat we ter wereld hebben. Het zal twee of drie minuten achter lopen per maand, of twee of drie minuten voor lopen, dat is het beste wat we hebben. We kunnen niets zo volmaakt maken, omdat er slechts één ding volmaakt is: dat is God! En God en Zijn Woord zijn Dezelfde. Dus Gods Woord is volmaakt!
107 En als we deze dagen kunnen uitvinden, zullen we ontdekken wanneer de voleinding zal zijn. Begrijpt u het? Het is vastbesloten tot aan de voleinding.
(Het vierentwintigste vers:) ... uw volk, en uw heilige stad (wat Jeruzalem is... Ik heb hier het vierentwintigste vers. Jezus verwees hiernaar in Matthéüs 24...)
108 Nu, broeder Collins – als hij hier vanmorgen is, ik weet niet of hij hier is of niet – in de vragen van onlangs 's avonds stelde hij een vraag (ik vermoed dat het in orde is dat ik het zeg, broeder Collins) over de gruwel die verwoesting brengt (ziet u?), wat dat betekende. Jezus sprak ervan in Matthéüs, het vierentwintigste hoofdstuk, en we ontdekken... Ja, Matthéüs 24:15.
109 Nu, laat me dat even heel vlug doornemen, zodat u kunt zien wat... Jezus spreekt hier over dezelfde zaak en verwijst terug naar Daniël. Matthéüs 24:15, voor u die het opschrijft. Ik wil dat elkeen nu, speciaal vanavond en volgende zondag, pen en papier meebrengt, omdat we zijn... Tenzij u een band hebt – 24:15.
Wanneer gij dan zult zien de gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël, de profeet,... (Bedenk dit is vierhonderdtachtig – drie, vier, vijf – zesentachtig jaar tevoren – 486 jaar tevoren) ...Daniël, de profeet, staande in de heilige plaats,... (Nu, kijk in uw Bijbel, het staat tussen haakjes:) (die het leest, die merke daarop!)
110 Nu, Hij spreekt tot de Joden. Zij wilden weten: "Hoe zit het met deze tempel, wanneer zal ze vernietigd worden? Wanneer zal ze herbouwd worden? Wanneer zal de tijd komen dat er geen steen op de andere zal worden gelaten? Hoelang zal het duren?"
111 Hij zei: "Wanneer gij dan de gruwel ziet staan, die verwoesting brengt..." Toen Daniël in de heilige plaats stond... Zei: "Wanneer gij ziet dat dit komt te geschieden, nu laat hij die het leest begrijpen waarover hij spreekt..." Dat is de reden dat wij tot God bidden, om dat zo volmaakt te maken dat er geen schaduw van twijfel zal zijn, omdat wij niet worden verondersteld onze eigen uitleg te geven aan die dingen. Het moet komen via ZO SPREEKT DE HERE. Dus laat ik het daarbij totdat ik het begrijp.
112 Openbaarde alle dingen aan hem. Die gruwel... En bedenk, het heeft een samengestelde betekenis, precies zoals: "Roep mijn zoon uit Egypte." Evenals Israël er uit werd geroepen, zo werd Jezus, Zijn Zoon, er uit geroepen. En dat zal helemaal precies zo zijn, zal net zo zeker plaats vinden als ik hier sta. En Hij deed het op een bepaalde manier, en Hij heeft het allemaal verborgen gemaakt – helemaal verborgen voor de gemeente. O, wanneer we daarop ingaan, op die zesvoudige begrippen, hoe Hij dit alles verborgen heeft voor de gemeente, zodat de gemeente er elke minuut naar zal uitzien, ze wist niet wanneer Hij kwam. Maar nu: het gemeente-tijdperk is zo ongeveer voorbij. Dus het is nu gewoon gereed voor de komst; het maakt zich klaar.
113 Dit is één van de belangrijkste Schriftgedeelten in het Boek. Wat doet het? Het verhaalt de beëindiging van de Joodse natie, het Joodse volk. Dit Schriftgedeelte, de zeventig weken, ontsluit en vermeldt precies vanaf de tijd dat Daniël daar begon, tot het eind van de voleinding. Het is een van de grootste uurwerken... Hoevelen hebben mij horen zeggen: "Als u wilt weten welke dag van de week het is, kijk naar de kalender. Als u wilt weten in welke tijd wij leven, let op de Joden"? Dat is juist. Daar wordt Gods kalender uitgehaald, daar vandaan. Elke theoloog, elke Bijbelgeleerde, iedereen zal u vertellen dat de Joden het uurwerk zijn.
Nu hoeveel tijd hebben we nog? We zijn pas... Mensen, heet... O, ik...
114 Het heeft niets te doen met de heidenen. Deze zeven zegels, zeven plagen, zeven weeën, zeven bazuinen, hebben er niet één ding mee te maken. De Heidengemeente zal op dat moment in de heerlijkheid zijn. Het heeft niets met ons te doen, met de Heidengemeente; het houdt zich alleen bezig met Israël, "Daniël, uw volk en Jeruzalem.''
115 Nu, het onthult de feiten dat God alleen met de Joden handelt wanneer ze in hun geboorteland zijn. Halleluja! Ik denk dat ik daar de kern raak, op dàt punt. Men probeert steeds toe te staan, vanaf de tijd dat Israël daar was in Daniëls tijd... Een grote schrijver... (Omdat ik weet dat enigen van zijn volgelingen hier zitten, zal ik het niet zeggen.) Maar dat is de reden dat zij al dit valse gedoe hadden.
116 Wist u hoe de Millerieten, voor zij Zevende Dag-adventisten werden, wat zij hier deden in 1919, namen hun vleugels – u hebt het allemaal gezien in de krant 'Courier' – en gingen hier die morgen heen om weg te vliegen... Die namen Daniëls zeventig weken (ziet u?), de Millerieten. Toen later, door mevrouw Ellen White, die hun profetes was, veranderden zij en noemden zich Zevende Dag-adventisten, en nu hebben ze hun naam veranderd in de Stem der Profetie. Ziet u? Drie verschillende namen voor dezelfde cultus.
117 Nu, maar zij waren fout omdat zij probeerden die zeventig weken op zowel Jood als Heiden toe te passen, en Hij zegt hier: "Het is voor uw volk." En God hield zich nooit bezig met de Jood buiten Palestina. En toen de Messias bij de tweeënzeventigste week werd afgesneden (niet voor Hemzelf, voor ons) – werd afgesneden, Israël werd verstrooid, en is nimmer naar hun vaderland teruggekomen dan pas in de laatste paar jaar. Dus werd daarin geen tijd toegekend voor het gemeente-tijdperk. Begrijpt u het? Het zou 1919 niet zijn. Ik kan aantonen dat er in 1919 iets gebeurde, maar dat was toen die engel – de boodschap van de derde engel trof doel en de wee kwam voort – precies, maar het betekende dat niet, dat was toen die oorlog op een mysterieuze wijze ophield. We nemen dat in het zevende hoofdstuk, als we er toe komen – wanneer wij bij het zevende hoofdstuk komen. U hebt mij dat al vele keren horen prediken, (ziet u?) toen de boodschap van de engel luidde: "Houd de vier winden aan de aarde vast, totdat wij de Joden, de dienstknechten, verzegelden. En nu, ze bleven wachten tot heel het Heiden-tijdperk voorbij was gegaan. Vervolgens, toen Hij binnen kwam, toen verzegelde Hij de Joden, de 144.000 ontvangen de Heilige Geest. Daar zijn de 144.000 verzegelden – Openbaring 7. U hebt het gelezen. "En ik zag een grote schare reeds in de hemel, (Johannes zag ze), uit alle geslachten, talen en naties, en ze stonden voor God met palmtakken in hun handen en met witte gewaden, zingend: 'Halleluja, Amen! de lof, de wijsheid, de eer, de kracht, de sterkte, zij onze God in alle eeuwigheid. Amen!' jubelden ze."
118 Johannes kon ze niet begrijpen, maar hij keek terug, en zag op de berg Sinaï (glorie!) 144.000 Joden, die niet verontreinigd waren door vrouwen. Joden – vrouwen (kerken). Zij waren niet toegetreden tot organisaties, Lutheranen, Methodisten, Baptisten, en Presbyterianen, maar zij waren Joden geweest van den beginne, Orthodox, en ze hadden hun tempel daar, aanbiddend op de berg Sinaï: Dat zijn de 144.000. Dat is na dit; de gemeente is al in de heerlijkheid. Ziet u?
119 Dus meneer Smith was fout. Hij moest het wel zijn, want hoe kunt u dat toepassen in 1919 en de 144.000 eruit laten? Dan bent u weer terug in de leer van Russell (ziet u?) – dan bent u regelrecht terug bij de leer van Russell, dat Jezus in 1914 kwam, in 1919 nam Hij Zijn gemeente weg, en nu is Hij een mystiek lichaam dat rond gaat over de aarde, naar de graven – naar grootmoeders graf en naar grootvaders graf en wekt ze allen op, al degenen die volgelingen van Russell waren. Nonsens! Het klopt niet met het Woord, het zal niet goed uitkomen. Zeker niet, in geen geval.
120 Maar God heeft de Waarheid! God is de Ene die dit kan openbaren en het daar op zijn plaats kan zetten, en het precies aan ons kan aantonen! Ik geloof dat Hij het zal doen. Ik weet het niet. Ik vertel u de Waarheid. Ik weet het niet, maar ik geloof het. Ik geloof dat Hij het zal doen.
121 Dus u ziet, God bemoeide zich nooit met de Joden (ik wil dat u dat in gedachten houdt) zolang Israël...
122 Dat is wat ik deze broeder probeerde te vertellen die hier zit, die er over praat om naar Israël te gaan. Blijf uit Israël weg! Blijf er uit weg, al die mensen die er over spreken de Joden te bekeren. Voor deze boodschap voorbij is zult u zien dat het ZO SPREEKT DE HERE is door Woord en door Geest! Israël zal tot bekering komen, de hele natie in één nacht; de Bijbel zei het zo. Maar het Evangelie is zelfs niet voor hen. Er zijn een paar afvalligen die er buiten zijn enzovoort, op die manier die er binnen komen, buiten het voornaamste deel (lichaam) van de Joden die binnen komen, welke gered worden; dat is waar. Ik geloof dat met heel mijn hart. Maar bedenk: zolang Israël buiten haar land is, kunnen zij niet gered worden. Nu keren ze terug en ze zullen gered worden, allen, het gehele volk op één dag. De Bijbel zegt het. Eén dag zal het volledig, geheel Israël regelrecht terug brengen tot God. Een dezer dagen zal Israël door zo'n machtige zaak getroffen worden dat het de hele natie zal schudden. Zelfs de profeet riep het uit en zei: "In één dag hebt Gij dit gedaan." – in één dag. Zij zullen het zien.
123 Er zal een machtig iets gebeuren. Naar mijn mening zal het een machtig profeet zijn die zal opstaan en voor Israël zal staan en hun bewijzen zal dat die Messias nog steeds leeft. Die Messias die zij verwierpen is gekomen, omdat...
124 Zij lezen die kleine Bijbel nu, Israëls Bijbel... Zij lezen het van achteren naar voren, dat is de manier waarop zij het lezen; u weet hoe de Joodse taal wordt geschreven. En toen zij het dus lazen, en zij lazen dat die... Lewi Pethrus zond een miljoen Bijbels, zij zeiden: "Indien deze Jezus..." Dat waren die Joden die gehaald werden ginds uit Iran en nog nooit van zoiets als de Messias hadden gehoord. En toen zij gereed waren om terug te komen naar hun vaderland, wilden zij zelfs niet in die vliegtuigen gaan. Zij ploegden nog steeds met oude ploegen. U las het in het tijdschrift Look. Hoevelen hebben dit artikel in Look en Times gelezen? Wel zeker deed u dat. Ziet u? Zij wilden er niet in. Die oude rabbi stond daar buiten en zei: "Bedenk, onze profeet zei dat wij terug zouden gaan naar het vaderland op de vleugels van een adelaar."
Naties breken;
Israël ontwaakt;
De tekenen die de Bijbel voorzegde.
De heiden-dagen zijn geteld,
Met verschrikkingen belast,
Keer terug, o verstrooiden, naar uw eigendom.
125 U zou maar beter wakker kunnen worden. U hebt het gehoord en gehoord en gehoord, maar het zal één dezer dagen de laatste keer gaan zijn.
126 Israël keert terug naar haar vaderland. Op de dag dat God bepaalt dat Israël een natie is, dat is de dag dat er nooit meer nog een enkele heiden gered zal worden. Ik zal dat bewijzen door deze zeventig weken, als ik alleen maar die dagen kan uitvinden. Ik neem de astronomische kalender en de Juliaanse door, de astronomische en de Romeinse, en die allemaal. Ergens is er iets. God weet ervan, en Hij is in staat het te openbaren. Ik weet dat de Juliaanse kalender 365¼ dag in het jaar heeft. Dus o, ze zijn helemaal door elkaar, maar er is ergens een waarheid.
127 Ik zie zoveel kerken, zoveel organisaties, zoveel mensen die dit gaan doen, en een paar 'Weesgegroetjes', en sommigen aanbidden dit en dat, en nog wat anders, er moet ergens een Waarheid zijn. Er moet ergens een God zijn. Er moet ergens een Boodschap zijn. Ik zie valse profeten opstaan, die doen alsof er onderscheiding is en allerlei gedoe is er gaande en ze denken... Er moet daar ergens een waarachtige zijn waarvan die vervalsingen zijn nagemaakt.
128 Ik zie mensen in het vlees gaan, en jubelen en tekeer gaan, en ze gaan naar buiten en leven allerlei soort leven. Er moet ergens een ware Heilige Geest zijn. Ik zie mensen zich religieus gedragen enzovoort, en ze proberen vroom te zijn. Ik weet dat er ergens een waarachtige God is. Er is ergens een ware Geest, omdat dit een oude huichelaar is, die er van nagemaakt is, een oude vervalsing. Er moet ergens iets zijn, dat werkelijk is, een man, een volk, een gemeente, een God. Er moet ergens iets waars zijn, omdat dezen er gewoon van gekopieerd zijn. Er is ergens iets werkelijks.
129 Ik heb tot deze gemeente gezegd over uw gaven: Luister naar uw gaven, houd ze in de Bijbel! Neem geen vervangingsmiddel, terwijl de hemelen vol zijn van de echte. Laten we de werkelijke behouden. Laten we de werkelijke nemen, of helemaal niets hebben. Amen!
130 Nu, de slotconclusie is het feit, dat God alleen met Israël handelt wanneer zij in haar vaderland is. Laten wij nemen... Toen God – Abraham het vaderland verliet en naar Egypte trok, wat gebeurde er toen? Hij liep weg uit de wil van God en werd nimmer gezegend totdat hij weer terugkeerde naar het vaderland. God bemoeide zich nooit met hem, niet één visioen, helemaal niets anders, tot hij terugkwam naar zijn thuisland.
131 Kijk naar Israël toen zij naar Egypte gestuurd waren, vierhonderd jaren, niet één wonder, niet één teken, niet één ding gebeurde er onder hen, niet opgetekend in de historie van het Boek. Dezelfde oude sleur: Naar de gemeente gaan, het lam offeren, een 'Weesgegroetje' opzeggen, of wat het ook was, dan weer teruggaan. Het volgende jaar, precies hetzelfde. De priesters redetwistten allemaal. "Rabbi Zus en zo... Wij zullen Rabbi Zus en zo kiezen; Hij is geleerder. Hij weet meer over de Egyptenaren." Het eerste, weet u, de Egyptenaren en zij allen waren precies hetzelfde.
132 Dat is hetzelfde wat er gebeurde met de gemeente. Wij zijn allemaal heengegaan om Methodist te zijn, of Baptist, of Presbyteriaan, en: "Wij hebben een academische graad uit Hartford"; "Wij hebben een graad uit Wheaton"; "Wij hebben een graad ergens anders vandaan, of Bob Jones"; "Wij hebben een doctorandustitel"; "Wij hebben een domineestitel, een meesterstitel", of iets anders. Waar is het op uitgelopen? Een hoop nonsens. Het is geworden zoals het in Egypte was.
133 En God handelde nooit met Israël tot zij naar haar thuisland kwam. Hoor mij! ZO SPREEKT DE HERE! God zal niet handelen met Zijn gemeente totdat zij terugkomt naar het Thuisland: de Boodschap van het uur! Kom terug naar het oorspronkelijke! Ga weg van uw Methodisten-, Baptisten- en Presbyteriaanse ideeën, en die van uw Pinksterkerk, Assemblies, Eenheids, Drieheids, en Vijfheids, en wat het ook is, Kerk van God, Nazareners, Pelgrim Heiligheids, Kerk van Christus – allemaal anti-christelijke bewegingen! En ik besef dat dit de wereld treft. Allemaal verkeerd, allemaal van de duivel. Er zijn Godvrezende mensen in elk ervan, Godvrezende mensen in elk van die bewegingen, maar de organisatie in zichzelf is niet van God, en God zal het nooit zegenen. Hij heeft het nooit gedaan.
134 En ik vraag elke geschiedkundige die deze band zal horen om terug te schrijven en mij te vertellen wanneer, als de gemeente zich ooit organiseerde, God haar niet terzijde schoof en zich er nooit meer mee bemoeide. Vertel mij wanneer Hij ooit de Lutheranen weer opwekte, Wesley, Methodisten, of Pinkstermensen. Hij deed het nooit. Die organisatie lag daar te verkankeren en te verrotten! God nam individuen en probeerde de mensen terug te verwijzen naar hun thuisland. De man, de individuele persoon is zo zwak en verwijfd met een of andere soort graad, dat ze weer een andere organisatie organiseerden, ze tot een tweemaal zo erg kind van de hel makend als het in het begin was.
135 Maar zeker heeft Jehova ergens een man waar Hij Zijn hand op kan leggen, die geen compromissen zal sluiten met die goddeloze organisaties, die de mensen zal terug doen keren naar de Rots, Christus Jezus, terug naar het oorspronkelijke Pinksteren, en de originele Heilige Geest, met de oorspronkelijke tekenen en de oorspronkelijke wonderen. Zeker heeft Hij er ergens één die niet zal bezwijken onder welke soort vervolging ook, in de steek gelaten, geschorst, ruzie gekregen, wat anders ook, maar die erbij zal blijven.
136 God zegent Israël nooit, tot zij naar haar vaderland komt. God zal u nooit zegenen als Methodisten, Baptisten, Presbyterianen, Katholiek, of Pelgrim-heilige, Nazarener, Kerk van Christus, of Pinkster-organisatie! Hij zal u nooit zegenen op die wijze! Kom terug naar het Vaderland, naar het begin, terug naar de Pinkster-ervaring, zoals het gebeurde op de dag van Pinksteren, toen die Kracht van de Levende God die duizenden mensen veranderde en hun hart in vuur en vlam zette met het vuur van God, wat echte, niet nagebootste tekenen toonde, niet één of andere gemaakte telepathie, niet één of andere aanfluiting, en in een wedren terecht komen zoals wij in Amerika hebben gekregen, wie de grootste tent kan hebben, of wie de grootste menigte kan krijgen! Wat voor verschil maakt dat uit voor God! God wil dat de mensen oprecht van hart zijn, niet de grote massa's! En wij hebben hier allemaal een wedloop aan de gang – wat een schande – om te zien of we er nog een duizend meer kunnen toevoegen aan onze organisatie. Het is een schande. Hij wil ons terug naar de Waarheid, terug naar de Geest, terug naar het juiste leven, terug naar een hogere weg in Christus, terug naar de Waarheid. Hoe kan Hij ons ooit zegenen op de wijze dat wij gaan? Hij zal het niet doen.
137 Hij zegende Israël nooit totdat zij terugkwamen naar het beloofde land; en toen zij terugkwamen in het beloofde land begonnen tekenen en wonderen te gebeuren. Hij zond een man regelrecht onder hen met de naam Mozes. Hoe kwam deze Mozes? Met een verfijnde theologie? Kwam hij met de titel van doctorandus? Kwam hij met een titel in de wijsbegeerte of filosofie? Hij kwam met de kracht van Jehova en met een Boodschap: "Keer terug uit dit land naar het vaderland." Keer terug, o verstrooiden naar uw eigendom. Amen!
138 Bijna tweeduizend jaar lang zijn de Joden uit hun vaderland weggeweest, verstrooid naar de vier windstreken van de aarde. Hoe zouden wij deze boodschap hiermee weken kunnen laten doorgaan als wij in details zouden treden. Wij kunnen Israël regelrecht nagaan en tonen wanneer het werd verstrooid door het Romeinse Keizerrijk vanwege het verwerpen van de Messias; hoe zij werd verdreven naar elke natie onder de hemel; het wijst terug naar Jakob – Israël, daar in Genesis 44 en 45, en toont hoe Hij destijds deze aartsvaders zegende en hun precies vertelde wat de plaats zou zijn waar zij zouden staan in de laatste dagen; en ik kan u precies van elke stam van Israël aanwijzen waar zij zich bevinden in de naties, waar er werd gezegd dat zij zouden zijn. En hier zijn wij vandaag.
139 De Jood die wij kennen, dat is niet de werkelijke Jood. De werkelijke Jood is die werkelijke Orthodoxe Jood, die zich niet heeft verontreinigd met de dingen van de wereld, die niet weggegaan is en toegetreden tot andere kerken. Dat zijn degenen die ginds terugkeren, levend van kaas en brood, op de heuvelen, niet toegelaten in de oude stad. Ze moesten zich een stad bouwen aan deze zijde, in een niemandsland, met machinegeweren die beide kanten op wijzen. Maar haar knoppen beginnen uit te botten. Amen en Amen! De tijd is op handen.
140 Daar staan Ismaël en Izaäk al te redetwisten over het land, maar het behoort aan Israël. Als u eens in het nieuwe Jeruzalem mocht komen; ze zullen u niet naar het oude Jeruzalem laten komen. U moet daar eerst heengaan om het allemaal aan u uit te laten leggen. De Arabieren dan nemen u mee naar de andere kant; dat zijn Ismaëls kinderen. Maar wacht, er komt een tijd wanneer Gods kinderen haar overnemen. Zo is dat! Jeruzalem zal weer herbouwd worden. Het dagelijks offer zal worden ingesteld. En de antichrist zal een verbond maken voor die laatste zeven weken, en in het midden daarvan zal hij dat verbond verbreken, ze allemaal overgeven in het Katholicisme. De gruwel zal zich zo over de hele zaak verspreiden, en dan zal het einde er zijn. Let op.
141 Zeventig weken. Ja, ze zijn bijna tweeduizend jaar weggeweest. Ze worden nu gedreven. Ze zijn mensen zoals het was bij het verharden van Farao's hart. Hij moest Hitlers hart verharden. Miljoenen van hen stierven. Kijk naar deze Eichmann, schuldig aan het doden van zes miljoen Joden, zes miljoen, zielen van mensen, baby's, kinderen, ouderen, allemaal ter dood gebracht, Eichmann, één man.
142 Kijk naar Rusland, hoe u hen daar uit gedreven zag worden. Ze dreven ze overal uit, en ze zijn een veracht volk geweest, vanwege de liefde voor hun geld. Ze kwamen weer terug. Maar die kleine minderheid keert terug naar Palestina. Amen, broeders!
143 Wanneer u ziet dat zij begint naar haar vaderland te komen... Ze hebben daar nu genoeg binnen om die 144.000 ongeveer te maken. En wat is er aan het gebeuren? Zij zullen hun Jozef kennen. Maakt u zich geen zorgen. Jazeker! En zij zullen daar allemaal staan te wachten dat het gaat gebeuren. En op hetzelfde uur dat...
144 De naties hebben hun dit afgelopen jaar verklaard een natie te zijn. Wanneer dat plaatsvindt, zijn wij dicht bij het einde. De heidengemeente is voorbij. Dus bijna elk moment zou God kunnen zeggen: "Israël is Mijn volk." Wanneer dat gebeurt, zijn de heidenen voleindigd.
145 "Zij zullen vertreden", zei Jezus in Matthéüs 24 (de gruwel der verwoesting), "zij zullen de muren van Jeruzalem vertreden tot de heidenbedeling is voleindigd." Wanneer deze is voleindigd, dan zullen de Joden weer terugkeren in Jeruzalem om de tempel en de tempelaanbidding opnieuw op te richten. We zullen alles doornemen in de volgende boodschappen. De zeventig weken van het zesvoudige doel. Nu, ik zal dat lezen, voordat wij sluiten, want het is dan zo ongeveer tijd voor ons om naar huis te gaan, en dan komen we vanavond terug om 7 uur.
146 Eerst... Eerst, als u het opschrijft: om de overtreding te voleindigen. Daniël, het negende hoofdstuk, het vierentwintigste vers: Om de overtreding te sluiten (1), om de zonden te verzegelen (2), om de ongerechtigheid te verzoenen (3), om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen (4), om het visioen en de profetie te verzegelen (5), om de heiligheid der heiligheden te zalven (6). En daar wij zullen wij vanavond over spreken. God, die het teweeg brengt.
147 Nu wacht, laat ik het opnieuw doornemen, zodat u het vat. Ten eerste: de overtreding voleindigen; ten tweede: een eind maken aan de zonde; ten derde: verzoening doen voor de ongerechtigheid; ten vierde: eeuwige gerechtigheid te brengen; ten vijfde: visioen en profetie te verzegelen; ten zesde: het Allerheiligste te zalven. Laat mij het nu voor u uit de Bijbel lezen. Het is het vierentwintigste vers.
Zeven weken zijn bestemd over uw volk,... (de Joden) en over uw heilige stad,... (Israël, Joden, Jeruzalem) om de overtreding te sluiten, (1) en om de zonden te verzegelen, (2) en om de ongerechtigheid te verzoenen, (3) en om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen, (4) en om het gezicht, en de profeet te verzegelen, (5) en om de heiligheid der heiligheden te zalven. (6)
148 Dat is precies wat hij hem kwam vertellen dat er zou worden gedaan, en dan zou het einde er zijn.
149 Nu, vanavond zullen wij begrijpen, wat die dingen zijn en zien hoe dicht wij er nabij zijn. En dan brengen we volgende zondag deze tijdsbestekken en bepalen precies de plaats waar wij staan. Ik heb Hem lief.
150 Israël, terugkerend naar hun thuisland, Israël... Laat mij even dit zeggen. Nu, let op! Ik vermoed dat dit niet op de band komt. Laat mij dit zeggen: Hetzelfde uur dat Israël een natie werd... De reden dat ik altijd heb geloofd – hier voor mijn klas – dat er iets was, dat ik er deel aan zou hebben, voordat ik sterf, aan het terugbrengen van Israël tot de Here, is omdat toen... Hetzelfde uur dat Israël volgens het Pan-Amerikaanse handvest, tot natie werd verklaard, voor het eerst na tweeduizend jaar sinds zij werden verstrooid; het was geen volk, het was precies op dat zelfde uur, precies op het uur nauwkeurig, dat de Engel des Heren mij daar boven ontmoette en mij uitzond met het Evangelie, precies hetzelfde: 7 mei 1946.
151 Nu, dan nog iets wat het mij laat weten: het is het terugvoeren (herstellen) van de harten van de kinderen tot de vaderen, en de harten van de vaderen tot de kinderen – de Boodschap. Let op Maleachi 4, niet 3, maar 4.
152 Nog iets, toen Billy, mijn zoon, en ik, en broeder Ern Baxter, op weg waren naar Palestina, nadat we de Joden hadden ontmoet bij broeder Arganbright, en zij de samenkomst bezochten... Lewi Petrus had deze Bijbels erheen gezonden, en hij zei: "Deze Joden komen, als u een groep van de leiders van Israël zult oproepen, ik bedoel niet deze nieuwe rabbi's met al hun ceremoniën, maar de echte Israëlietische leiders samen roept... En wij hebben dit Nieuwe Testament gelezen, en wij weten dat wanneer de Messias komt, Hij ons deze dingen zal vertellen, zoals bij de vrouw bij Samaria. Wij weten dat Mozes zei dat onze Messias een profeet zou zijn. En wanneer u hun kunt vertellen en tonen in de Schriften dat (wij zullen er in de boodschap van vanavond op komen), dat zij verblind moesten worden en hun harten moesten verharden zodat de tijdsruimte voor de heidenen zou kunnen komen, op tijd, opdat wij een tijd van verzoening voor de heidenen zouden hebben, en dat hun harten werden verhard precies zoals het was in de tijd van Jozef enzovoort, en dan die Joden tot een plaats brengen, en die mannen uit dat gehoor roepen net zoals u het bij deze heidenen hier doet door de inspiratie van de Geest, omdat zij zeggen: 'Als deze Jezus, als Hij de Messias is en uw woorden waar zijn, dan is Hij niet dood, maar leeft Hij. En àls Hij leeft... Hij beloofde in Zijn dienstknechten te zijn, Zijn discipelen. En als wij Hem het teken van een Profeet kunnen zien doen, dan zullen wij geloven dat Hij de Messias is' ..." Wat een volmaakt iets, precies juist. Wat zou dat veroorzaken? Een natie zou worden geboren in één dag, onder de leiders. Ieder van hen zou zeggen: "Wij weten het." Wanneer die rabbi dat zegt, maakt dat het vast. Een natie zou op één dag geboren worden. Israël zou geboren worden op één dag.
153 En ik was op weg, en stond in Caïro, Egypte, met het plaatsbewijs in mijn hand, vijftien of twintig minuten voor de tijd van het afroepen voor vertrek. Ze stonden op het punt om af te roepen. En ik liep ergens heen om een klein stukje ebbehout te bekijken, een kleine olifant gemaakt uit ebbehout, met een ivoren slagtand. Ik zou het aan een bevriend dokter van mij gaan sturen, Dr. Sam Adair, als boekensteun. Ik stond ernaar te kijken, en iets zei tegen mij: "Dit is nog niet het uur. Blijf uit Palestina vandaan."
Dus ik dacht: "Dat was ikzelf gewoon die dat dacht." En ik liep verder.
154 Iets zei: "Dit is niet het uur."
155 En ik ging naar buiten achter de hangar; ik hief mijn hoofd op tot God; ik zei: "God, was Gij dat die tot mij sprak?"
156 Hij zei: "Dit is niet het uur. Blijf uit Palestina vandaan. Dit is niet de tijd." Toen nam ik mijn kaartje en wisselde het om, en vertrok vandaar naar Rome en kwam terug naar Lissabon in Portugal, en ging vandaar terug naar de Verenigde Staten.
157 Het uur was nog niet aangebroken. De ongerechtigheid van de heidenen is nog niet helemaal vervuld tot de rand van de beker, maar op een dag zal dat wel zo zijn. En God zal daar iemand heenzenden, die een profeet is en het hun zal bewijzen... Ik vertrouw dat God hem direct zal doen opstaan, wie hij ook mag zijn, dat Hij hem snel zal doen opstaan. Ik geloof dat dat moet komen. Daarvoor bestuderen wij dit. Dat wij zo dichtbij zijn...
158 En bedenk, op hetzelfde ogenblik dat de Joden Christus ontvangen, is de heidengemeente weggegaan. Dan krijgen de heidenen de plagen over zich uitgegoten: de verdrukking.
159 Hoe kunnen mensen, grote leraars, leren en deze Bijbel zo bekijken dat ze zeggen dat de gemeente door de verdrukkingsperiode gaat, terwijl er geen Schriftgedeelte in de Bijbel is dat dat zegt. Zij hebben niet één ding.
160 Een man kwam niet lang geleden naar mij toe en zei, "O, zuster McPherson leerde dat de gemeente door de verdrukkingsperiode zou gaan, omdat wij schijnende lichten in die tijd zullen zijn." Het is Israël dan, niet de heidenen. De heidenen zijn dan al weg, de gemeente. Zij hoeven niet door de verdrukking te gaan. De draak spoot water uit zijn mond (het zeventiende hoofdstuk) en voerde krijg met de overigen, de slapende maagden, niet de... de werkelijke gemeente is heengegaan. Zij is weg naar het bruiloftsmaal voor deze tijdsruimte dat het bruiloftsmaal zal plaatsvinden, de laatste week. En dat is wanneer de verdrukking begint, wanneer de sprinkhanen en de vervolgingen opkomen over de kerken en al dat soort dingen. Dan, in het einde, in het negentiende hoofdstuk, daar komt zij met haar Bruidegom. (Halleluja!), Koning der Koningen en Heer der Heren, het kleed in bloed gedoopt, en de hemelse heerlegers komen, rijdend op witte paarden, met Hem mee. Daar komt zij aan, om haar plaats in te nemen voor het duizendjarig rijk. Amen! O!
Gezegend zij de Naam,
O, gezegend zij de Naam,
Gezegend zij de Naam des Heren!
Gezegend zij de Naam,
O, gezegend zij de Naam,
Gezegend zij de Naam des Heren!
Jezus is de Naam,
Jezus is de Naam,
Jezus is de Naam des Heren!
Jezus is de Naam,
O, Jezus is de Naam,
Jezus is de Naam des Heren!
Verheerlijk Zijn Naam,
O, verheerlijk Zijn Naam,
O, verheerlijk de Naam des Heren!
Verheerlijk Zijn Naam,
O, verheerlijk Zijn Naam,
O, verheerlijk de Naam des Heren.
161 Hoe doet u het? U maakt Hem groot in uw leven. U leeft zo'n leven, dat zij kunnen zeggen: "Daar is een dienstknecht van Christus." Zo verheerlijkt u de Naam. Laten wij kijken. O, hebt u Hem niet lief? O, nu ons lied:
In een kribbe lang geleden,
Ik weet dat het werkelijk zo is,
Werd een baby geboren om de mensen van hun zonden te redden.
Johannes zag Hem op de oever,
Een Lam voor immer...
(Dat Lam met de zeven zegels, slechts Eén in de hemel en op aarde was in staat het te nemen.)
In een kribbe lang geleden,
Ik weet dat het werkelijk zo is,
Werd een baby geboren om de mensen van hun zonden te redden.
Johannes zag Hem op de oever,
Een Lam voor immer,
O, gezegend zij de Naam des Heren.
O, gezegend zij de Naam!
O, gezegend zij de Naam,
O, gezegend zij de Naam des Heren!
Gezegend zij de Naam,
Gezegend zij de Naam,
Gezegend zij de Naam des Heren!
162 O, ik houd ervan om te aanbidden, u niet? Nu, wij komen niet alleen maar naar de kerk toe om een preek te horen; dat hoort erbij, maar wij komen naar de gemeente om te aanbidden, te aanbidden in Geest en in Waarheid. U hebt de Waarheid gehoord; dat is het Woord. Ziet u? Nu, aanbidden is uzelf te uiten tegenover Hem. Ziet u?
O, ik heb die Man van Galilea lief! Geef ons daar een klein akkoord van. Ken je dat, Teddy? Ik vergeet nu... Laten we kijken, laten we kijken.
O, ik heb die Man van Galilea lief!
Want Hij heeft zoveel voor mij gedaan.
Hij heeft al mijn zonden vergeven,
De Heilige Geest in mij gelegd.
O, ik heb die Man van Galilea zo lief.
De tollenaar ging eens bidden in de tempel,
Hij riep: "O Heer, wees mij genadig."
Hem werd elke zonde vergeven,
En een diepe vrede werd in hem gelegd.
Hij zei: "Kom en zie deze Man van Galilea."
O, ik heb die Man van Galilea zo lief,
Want Hij heeft zoveel voor mij gedaan.
Hij heeft al mijn zonden vergeven,
Heeft de Heilige Geest in mij gelegd.
O, ik heb die Man van Galilea lief.
De lamme kon weer lopen,
De stomme kon weer spreken.
Die kracht werd met liefde uitgesproken op de zee.
De blinde kon weer zien.
Ik weet dat kon alleen maar zijn
De macht van de Man van Galilea.
O, ik heb die Man van Galilea lief!
Want Hij heeft zoveel voor mij gedaan.
Heeft al mijn zonden vergeven,
De Heilige Geest in mij gelegd.
O, ik heb die Man van Galilea zo lief.
Luister naar deze.
De vrouw bij de bron,
Vertelde Hij al haar zonden,
Dat zij op dat moment vijf mannen had (dat was Hij).
Haar werd elke zonde vergeven,
En een diepe vrede kwam in haar!
Toen riep ze: "Kom, zie die man uit Galilea."
O, ik heb die Man van Galilea lief,
Want Hij heeft zoveel voor mij gedaan,
Hij heeft al mijn zonden vergeven,
Heeft de Heilige Geest in mij gelegd.
O, ik heb die Man van Galilea lief.
Ik heb Hem lief, u niet? Met heel mijn hart. U niet? Is Hij niet wonderbaar?
Wondervol, wondervol is Jezus voor mij (wat is Hij?)
Wonderbare Raadsman, de Vredevorst en de Machtige God is Hij.
Hij redt mij en behoedt mij
Van al mijn zonde en schande.
Wonderbaar is mijn Verlosser,
Prijs Zijn Naam.
Laten wij even onze hoofden buigen en er nu aan denken,
Ik was eens verloren, maar nu ben ik gevonden,
Ik ben vrij van het oordeel.
(Naties breken, het maakt ons niet uit.)
Jezus geeft vrijheid en volledige redding.
Hij redt mij. Hij behoedt mij
Van alle zonde en schande.
Wonderbaar is mijn Redder, prijs Zijn Naam.
Wondervol, wondervol, Jezus woont in mij!
Sterke Rots, Vredevorst, Machtig God is Hij.
Hij verlost en bewaart, maakt van zonde vrij;
Jezus, mijn Verlosser gaat steeds aan mijn zij.
O, denk het u in!
Eens verloren, thans gevonden; vrij van oordeel.
Jezus geeft vrijheid en een volledige redding (wat doet Hij?)
Hij behoedt mij, Hij bewaart mij,
Van alle zonde en schande. (Er boven uit rijdend.)
O, wonderbaar is mijn Redder,
Prijs Zijn Naam.
Nu samen!
Wondervol, wondervol, Jezus woont in mij!
Sterke Rots, Vredevorst, Machtig God is Hij.
Hij verlost en bewaart, maakt van zonde vrij...
Jezus, mijn Verlosser gaat steeds aan mijn zij.
O, wat heb ik Jezus lief, (glorie!)
O, wat heb ik Jezus lief
(Heft uw handen omhoog, zingt het... Ik wacht op Hem!)
O, wat heb ik Jezus lief.
Omdat Hij mij eerst liefhad.
Nu met onze handen omhoog als we het menen.
Ik zal Hem nooit verloochenen,
Ik zal Hem nooit verloochenen,
Ik zal Hem nooit verloochenen,
Omdat Hij mij eerst liefhad.
163 Hebt u Hem lief? Dan moet u elkaar liefhebben. Want als u hen niet liefhebt die u kunt zien, hoe kunt u dan Hem liefhebben die u niet hebt gezien? Laten wij elkaar de hand geven en het zingen:
O, wat heb ik Jezus lief,
O, wat heb ik Jezus lief,
O, wat heb ik Jezus lief,
Omdat Hij mij eerst liefhad.
Ik zal Hem nooit verloochenen,
(Heft uw handen naar Hem omhoog nu.)
Ik zal Hem nooit verloochenen,
Ik zal Hem nooit verloochenen,
Omdat Hij mij eerst liefhad.
164 Bedenk slechts. Hij maakte deze grote openbaring aan ons bekend. Hebt u Hem niet lief? Is Hij niet wonderbaar? Hoe dankbaar zijn wij voor onze Here Jezus – die ons nooit verzaakt. "Zie, Ik ben altijd met u, zelfs tot..."
Verheugen wij ons over de zeventig weken van Daniël? O, hebben wij Hem niet lief? Hoe komt het?
Mijn geloof ziet op naar U,
Gij, Lam van Calvarie,
Goddelijke Redder. (Aanbid Hem gewoon in uw hart.)
Hoor mij nu, terwijl ik bid,
Neem al mijn zonden weg,
O, laat mij van deze dag af aan
Volledig van U zijn!
Terwijl ik de donkere doolhof van het leven betreed,
(We doen dat allemaal)
En droefheid zich om mij verspreidt,
Wees Gij mijn Gids, (Leid mij er door, Here)
O, gebied duisternis tot dag te worden,
Wis de angst van de zorg weg,
Laat mij nimmer van Uw zijde afdwalen.
[Broeder Branham begint te neuriën.]
Kracht voor mijn bezwijkend hart,
Inspireer mijn vurigheid,
Gebied het donker dag te worden,
Wis al mijn vrees weg,
O, laat mij van deze dag aan,
Geheel de Uwe zijn!
165 O Jezus, wij zien dat wij iets naderen. Jesaja, de profeet, sprak ervan; Jeremia sprak ervan. Daniël keek terug en zag wat zij zeiden. Het maakte dat zijn hart harder begon te kloppen. Hij richtte zijn blik naar de hemel. Hij vastte in zak en as. Hij wilde horen, zodat hij de mensen kon waarschuwen.
166 Here, wij zien ook door de boeken, Uw Boek, het boek van Jesaja, het boek van Johannes, Lukas, Markus, Matthéüs, het boek van Openbaring, al Uw boeken, dat wij dicht bij het einde zijn. En wij hebben onze blik naar de hemel gekeerd in gebed, smeekbeden, om te ontdekken waar wij leven, Here. Wij beginnen te zien dat het daglicht doorbreekt. En, Here, wij komen tot U. Ons geloof ziet nu naar U op. Elke last van ons afleggend, elke zonde, elk klein ongeloof wat ons zo gemakkelijk bezet. Wij dringen ons nu naar het doel van de hoge roeping, wetend dat onze tijd beperkt is.
167 Zegen deze mensen hier binnen, Heer. Zij hebben U lief. Zij zijn de Uwen. Zij zijn er uitgekomen. U bent Degene die de openbaring geeft. Wij bidden dat U deze dingen zult toestaan, terwijl wij op U wachten.
168 Geef ons een goede middag van studeren, Here. Geef ons begrip. Breng ons vanavond weer terug, fris, Here. Zalf mij deze middag. O, als ik studeer, Heer, over dit zesvoudige doel van het bezoek van Gabriël. Als Gabriël op bezoek kwam en een zesvoudige bedoeling had, Here, moeten wij dat weten. We bestuderen dat door de boeken, en weten dat wij dichtbij zijn. Dus wij bidden dat U het aan ons zult openbaren vanavond.
169 Volgende zondag, Heer, O, God, plaats die dagen daarin. Ik weet niet hoe, maar U kunt ons precies tot de tijd brengen. Sta het toe, Vader. Wij zien uit naar U. Wij hebben elkaar lief en het Bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, heeft ons van alle zonden gereinigd. Wij kijken nu naar U op. Help ons, terwijl wij op U wachten Vader. Door Jezus, onze Here...