Het betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen
Door William Marrion Branham1 Het is altijd een voorrecht naar het huis van de Here te komen. Ik heb in mijn leven niet één keer meegemaakt dat ik er spijt van had naar Zijn huis te komen. Het is een... Maar ik veronderstel dat deze morgen ongeveer de moeilijkste keer was dat ik ooit kwam. Ja, zo is het. Er gebeuren dingen in je leven, wij weten dat, die wij onder ogen moeten zien. En wij moeten bedenken dat het ons allen overkomt.
2 En wij zijn zeer dankbaar vanmorgen. Ik ben het, en ik weet dat mijn broers en zus God zeer dankbaar zijn te weten dat onze moeder behouden is.
3 En zij is oud en wij hebben dit al enige tijd verwacht, omdat zij een moeder van velen is en zij haar leven heeft opgeleefd. In de dagen van mijn moeder hadden zij niet de dingen die wij nu hebben, om voor de moeders zorg te dragen als zij hun baby's kregen. Misschien zou mamma één van die kinderen 's morgens krijgen en vervolgens opstaan om 's middags haar was te doen. En nu ligt zij al verscheidene dagen in het ziekenhuis, met allerlei medicamenten die er zijn. We zijn dankbaar voor zulke dingen die deze moeders en allen kunnen helpen.
4 Zij is nu zeer, zeer nabij de dood. En ik... [Broeder Branham huilt] Het is alleen een beetje moeilijk vanmorgen, maar toch beloofde ik hier te zijn. En ik ben...
5 Nu, ik kan niet zeggen dat mijn moeder heengaat. Ik heb dit dikwijls gezegd. En velen zijn getuigen van de visioenen. Ik zei: "Toen mijn eigen moeder lag te sterven en in mijn aangezicht keek en zei: 'Billy, wat zal er van mij worden?' zei ik: 'Tenzij God het mij zou vertellen, zou ik het niet weten. Ik zou het niet kunnen zeggen'." En dat is nu komen te geschieden. Als moeder heengaat, heeft Hij het zeker voor mij geheim gehouden. Voordat mijn vader stierf, zag ik het visioen van zijn heengaan.
6 Toen ik nog een zondaar was, zag ik mijn broeder, de eerste, hij ging heen.
7 Howard, ik vertelde het u allen over zijn heengaan, twee of drie jaren voordat hij stierf.
8 Maar over moeder heeft Hij geen woord tegen mij gezegd. En als zij heengaat, weet ik er niets over. Hoewel, wij hadden... De dokter heeft gezegd dat hij niet begreep hoe zij er de vorige zondag levend doorheen was gekomen. En zij is nogal vermagerd. Echter toen ik was...
9 Ongeveer een maand geleden, zoals ik deed bij mevrouw Broy; ik houd er altijd van om op de mensen te letten als zij nabij het einde zijn, hoe zij ervoor staan. Wij moeten hier zeker van zijn. Wij willen niet alleen zeggen: "Wel, misschien is het in orde." We willen positief weten of het in orde is.
10 Ik had op een morgen een goed gesprek met mijn moeder. Ze zei: "Billy, ik heb geleefd zolang als ik moest leven." Ze zei: "Ik heb niets anders om voor te leven." Ze zei: "Ik moet gaan." En ze zei: "Ik zou liever heengaan, bij pappa zijn en enige van de andere kinderen, die ginds zijn. Ik verlang dikwijls jullie allen te zien."
11 En toen zij in de ambulance werd gelegd om naar het ziekenhuis gebracht te worden om haar glucose te geven, omdat zij niets meer kon eten... Zij moesten haar glucose geven door haar aders. En ik zei tegen haar toen wij haar in de ambulance legden: "Nu, mamma, alles is in orde."
Ze zei: "Ik verlang heen te gaan."
12 En ik zei: "Mamma, al zou u mij een schat op aarde achterlaten van honderd miljoen dollars voor ons, kinderen, of als u voor ons een huis zou achterlaten dat zou reiken van stad tot stad, zou het niets zijn in vergelijking met dit getuigenis dat u ons achterlaat: "Ik ben gereed om heen te gaan." Het is een schat die niet voor geld te koop is, om dat te weten.
13 Dus daarom, in het aangezicht daarvan, sta ik moedig, en geloof deze dingen die ik gepredikt heb. Dit houdt goed stand voor mijn moeder, het houdt goed stand voor de moeder van andere mensen, het houdt goed stand voor ons allen. Ik zou niet kunnen zeggen: "God, neem haar niet weg." Omdat ik weet dat zodra haar sterfelijke ziel dit lichaam verlaat, zij een ander heeft dat wacht. En zij zal weer een jonge vrouw zijn binnen slechts een paar ogenblikken nadat zij hier weggaat.
14 Hebt u ooit gelet op een kleine baby als hij pas geboren wordt, hoe die kleine spieren heen en weer trekken? Maar als hij ter wereld komt, ontvangt hij een geest en dan wordt hij een levende ziel. En zodra de ziel teruggaat uit dat kleine lichaam, is er een ander dat erop wacht. Zie? Omdat God eerst de ziel en de geest maakt, het gaat gewoon naar de lichamen. En wanneer wij hier weggaan, veranderen wij alleen van woonplaats en gaan naar een andere. "Want als deze aardse tabernakel wordt afgebroken, hebben wij er al een wachtende." Dus dat is onze vertroosting.
Laten wij nu bidden.
15 Onze heerlijke, hemelse Vader, wat zouden wij kunnen doen in deze uren van geweldige nood, als U er niet was? Maar onze hoop is op niets anders gebouwd dan op Jezus' bloed en gerechtigheid! En wij zijn zo blij te weten dat er een land is aan gene zijde van de rivier. Dat wanneer U met ons klaar bent op deze aarde, wij alleen maar onze woonplaats veranderen, naar dat heerlijke land ginds, waar geen ziekte of smart, dood of scheiding is. Wij zullen altijd met U en onze geliefden zijn. Dus danken wij U voor deze heerlijke hoop die vandaag in onze boezem is.
16 En het scheen, Here, vanmorgen moeilijk voor mij om hierheen te komen; niet om U te dienen, maar te weten dat ik zenuwachtig ben en mij afvraag hoe ik deze boodschap vanmorgen zal kunnen benaderen voor de gemeente, waarvan ik voel dat U deze op mijn hart geplaatst hebt. Wat heeft de vijand mij ermee heen en weer geslingerd. Maar tot hiertoe ben ik naar de preekstoel gekomen, in Uw Naam. En ik beveel mijzelf met boodschap en al in Uw handen, en weet dat U meer dan in staat bent deze tot elk hart te brengen en te voorzien in alles waar wij behoefte aan hebben. Wij vertrouwen nu alles en onszelf aan U toe tot Uw dienst; dat mijn lippen Uw mondstuk zijn en de oren als Uw luisterpost. Zegen ons, Here.
17 En mogen andere moeders, vaders en zij die het zullen zijn in de komende dagen, als de wereld zal bestaan, mogen zij gereed zijn en ook weten dat zij op een dag tot dit uur moeten komen waar moeder nu aangekomen is. Ik bid God, dat zij vandaag hun voorbereiding zullen treffen. Want er is niets in de wereld wat meer telt. Voor geen geld te koop, geen populariteit kan het ondersteunen; niets kan helpen dan God en God alleen. En wij houden Zijn onveranderlijke hand vast, wetend dat Hij gezegd heeft: "De voetstappen van de rechtvaardige worden door de Here bevestigd." Dus dit kleine lijden dat wij nu hebben in het tegenwoordige leven, zal zo weinig betekenen. Zoals de dichter het heeft uitgedrukt: "Het zwoegen op de weg zal als niets schijnen, als wij aan het einde van de weg komen."
18 Help ons, Here, naar het doel te jagen om de prijs der hoge roeping Gods, wetend dat op zekere dag in het grote hiernamaals, wij elkaar zullen ontmoeten in de heerlijke toekomst. Zegen onze woorden nu. Zegen onze dienst. Moge van elk kind van God dat hier binnen is, hun harten vanmorgen verwarmd en opgewekt worden. En, Vader, ik heb er zelf wat van nodig. Ik bid dat U al deze dingen wilt toestaan, in de Naam van de Here Jezus Christus. Amen.
19 Nu, ik merkte op dat wij hier een stel zakdoeken hebben. En ik ben... We zullen ze binnen een ogenblikje behandelen.
20 Ik kwam thuis van een reis, waarin ik op jachttocht ben geweest met een man daar, dicht bij Alaska. U weet dat dit jaargetijde, de herfst van het jaar, een soort seizoen is dat ik apart houd, om mijzelf weer op te bouwen, om mij klaar te maken voor de seizoenen die vóór mij liggen voor de dienst.
21 Wel, ik heb geen sterke zenuwen, om zo te zeggen. Ik heb een zeer slecht zenuwgestel. En ik besef dat dit type systeem nodig is om de bediening die de Here mij heeft gegeven, uit te oefenen. U kunt op aarde niet alles glorieus hebben. Lichamelijk ben ik zeer dankbaar voor een sterk lichaam. Maar mijn zenuwgestel:... omdat je jezelf precies op de grens tussen het natuurlijke en het bovennatuurlijke beweegt, scheurt het je aan stukken. En ik heb nooit geprobeerd om te gaan zitten en dat aan mijn samenkomsten te verklaren, omdat zij het niet zouden begrijpen. Omdat ik het zelf ook niet begrijp. Maar zelfs dokters die mij onderzochten en die die druktest van de zenuwen namen, zeiden dat zij nog nooit iets dergelijks hadden gezien, ziet u, hoe het zich van de ene plaats helemaal naar een andere zal bewegen. Ik begrijp hun wetenschappelijk onderzoek niet, of wat zij hebben gedaan, hun wijze van doen... Maar ik weet dat er op zekere dag iets met mij gebeurde: toen Christus een houvast op mij kreeg, werd ik veranderd.
22 En ik zou graag dit willen zeggen, het zal mij misschien versterken. Het schijnt misschien een zeer vreemde zaak te zijn om er vanmorgen over te spreken. Maar net voordat ik mijn boodschap inga, om mijzelf wat tot rust te brengen, zou ik dat graag willen zeggen. Toen ik bekendmaakte dat ik hier zou zijn, wist ik niet dat mijn moeder ziek zou worden.
23 En ik maakte ook de dienst voor vanavond bekend. Zo de Here wil, zullen wij, zal ik hier vanavond zijn om te spreken, als dat in orde is, wat de herder betreft. [Broeder Neville zegt: "Jazeker!"] En ik wil vanavond spreken over De Trooster is gekomen. En dan is dat de avondsamenkomst. En we hebben hier vanavond een avondmaalsdienst. En alle mensen worden hartelijk uitgenodigd om voor de boodschap te komen en dit avondmaal vanavond samen met ons te nemen.
24 Het was verleden lente toen ik daarboven in Alaska was of dichtbij Alaska, in Brits Columbia om te... voor diensten, dat de Here ons zo'n heerlijke tijd gaf. En ik heb altijd van het buitenleven gehouden.
25 Kunt u mij achterin goed horen? Kunt... Als u het kunt, steekt uw handen omhoog, helemaal daar achterin.
26 Ik heb altijd van het buitenleven gehouden. Als iemand onze familie kent, weet hij dat de moeder van mijn moeder, die daar nu stervende is, een Indiaanse was. En mijn bekering veranderde nooit mijn liefde voor het buitenleven; en ik ben er blij om, omdat je daar ergens God ziet. Ik ga niet zozeer om op wild te jagen, het is om alleen met God te zijn. En ik jaag alleen.
27 En terwijl ik daarboven was, ontmoette ik een paar machtig fijne gidsen. Dat zijn die kerels in Canada in die plaatsen, waarbij je, voordat je de wildernis in kunt gaan, door het wildtoezicht een gids toegewezen krijgt. En die gids moet bij u zijn.
28 En ik ontmoette een wonderbare Christenbroeder, een jonge Pinksterman, die een beroemde gids in Canada was. Zijn vrouw was een glorierijke, geredde vrouw. En hij is ongeveer veertig jaar oud, en hij had vijf kleine kinderen, kleine jongens, vanaf achttien tot ongeveer twee jaar oud. En hem was een groot vijfhonderd mijl district van de Alcan Road toegewezen als zijn gidslokatie.
29 Er zijn daar enkele Indianen die niet wilden verhuizen en zij waren zeer aanmatigend en plaatsten een bord: "Als u hier binnen komt, zal er bloed vergoten worden." Maar toch gingen wij er te paard voorbij en gingen terug, omdat ik met die Indianen wilde spreken. Tenslotte was het hun land voordat het van ons was, weet u. En ik had een goede tijd met hen, verleden lente, toen ik hun over de Here Jezus vertelde.
30 En één oude man, de oude vader van de stam, was bijna honderd. Hij had zijn... ik kon begrijpen waarom hij niet wilde gaan. Zij begraven hun doden in een blok en hangen het blok boven in een boom. Zij hadden daar twee kleine kinderen begraven. Natuurlijk wilde hij niet weggaan. Ik kan begrijpen waarom hij niet wilde weggaan. En het reservaat, de regering van Canada, de Dominion van Canada, zei: "Als zij die plaats voor zich opeisen, zal men hen eruit halen en hen dwingen te gaan." Wel, je vindt het erg als zij dat doen, terwijl hun baby's daar in de bomen hangen.
31 De rivieren kwamen echter naar beneden stromen en sneden ons af zodat we niet konden terugkomen in het land, waar wij op de grizzly beer zouden jagen. Deze meneer Southwick, Southwick is het, was de gids. En hij... En ik was met een kleine prediker, Eddy Byskal. En zijn zoon... Meneer Southwick had een jonge broer van ongeveer tussen de vijfentwintig en dertig jaar oud, die ernstig geplaagd werd door vallende ziekte.
32 Meneer Southwick was pas Christen geworden, ongeveer een jaar geleden. Hij was voordien een cowboy en zij zijn nogal ruw in hun wijze van leven. Maar hij was pas Christen geworden en hij geloofde. En hij zei: "Ik las uw boek, broeder Branham." En hij bleef zinspelen op zijn broer met de vallende ziekte. Hij zei: "O, als ik mijn broer slechts bij u kon brengen!" Wel, u weet, hoe dat je doet voelen, je bent hulpeloos, kunt niets doen en je vraagt je slechts af hoe het allemaal zou kunnen gebeuren.
33 Dan... de mannen in Canada gewoonlijk, die... U, mannen, die uitgaat op een jachttocht, weet hoe je met paarden moet omgaan. En ik houd van paarden en dieren. Ze binden gewoonlijk een halster aan de staart en laten ze achter elkaar aan een bagagetouw lopen. Maar dat kun je daar niet doen, je zou het hele stel kunnen kwijtraken. Dus moeten wij ze gewoon laten gaan en ze op het pad bijeendrijven.
34 En ik was helemaal achterin, op een jong paard, proberend weglopers bijeen te drijven en ze binnen te brengen. En de Heilige Geest kwam in Zijn genade neer. Ik spoorde mijn paard aan, reed de rij voorbij, tot waar de heer Southwick voorop de leiding had, door het kreupelhout. En ik zei: "Bud?"
Hij zei: "Ja, broeder Branham."
Ik zei: "Wil je mijn woord nemen?"
Hij zei: "Met alles wat u zegt."
35 En ik zei: "Ik heb een ZO SPREEKT DE HERE voor je." Ik zei: "Ga je broer halen uit Fort Saint John", wat zeven- of achthonderd mijl ver weg is, "en breng hem hier op de hoofdweg." En hij woonde in een oude hut met een oude salamander daar als kachel, had zijn kinderen daarin. En ik zei: "De eerste keer dat hij een epileptische aanval krijgt, ruk dan zijn shirt van zijn rug. Ik zal je iets te doen geven. Werp het in het vuur en zeg: 'Dit doe ik in de Naam van Jezus Christus.'"
Hij zei: "Ik zal het doen."
36 Dus ging hij heen om zijn broer te halen en bracht hem daar. En die morgen moest hij op pad met enkele boswachters. En zijn broer heeft gewoonlijk twee of drie van die aanvallen per dag en kreeg ze al sinds hij een kleine jongen was. En zijn vrouw was doodsbang voor hem als hij deze aanvallen had, omdat hij wild werd; een zeer sterke, jonge kerel.
37 En hij kreeg een aanval, nadat Bud was weggegaan. In plaats van door het venster te springen, zoals zij gewoonlijk deed om haar kinderen uit de buurt te houden, sprong zij regelrecht schrijlings bovenop hem en rukte zijn hemd af; een kleine met de Heilige Geest gevulde vrouw, rukte zijn hemd af en wierp het in het vuur en zei: "Dit doe ik in de Naam van Jezus Christus." Hij heeft sindsdien nooit meer een aanval gehad. Dat was verleden lente.
38 Vele malen weet ik dat het wat moeilijk is geweest. Mensen die het niet zouden begrijpen, zeggen: "Broeder Branham, waarom zou u een jachttocht maken?" Zie, zij begrijpen het gewoon niet. Je behoeft niet te proberen het te verklaren, zie. Je treft er mensen die je anders nooit zou aantreffen.
39 Ongeveer twee maanden geleden, of bijna zo lang geleden, werd ik op een morgen wakker. Ik geloof, ik ben er niet zeker van, dat ik het aan de meesten van de gemeente vertelde. Er zijn er velen hier die mij dit hoorden vertellen voordat het gebeurde. En in het visioen zag ik dat ik een groot dier had gezien, het zag eruit als een hert. En het had grote, hoge horens. En het was... Ik moest er aan één zijde omheen gaan, leisteen zoals dit, om erbij te komen. En het was een heel beroemd dier als jachttrofee. En er was een man die ik zag, die een groengeruit shirt aan had. En toen, onderweg, nadat ik het dier had gedood, hoorde ik een stem zeggen: "Die horens zijn tweeënveertig inch hoog." Dat is ongeveer deze hoogte. En het was een reusachtig dier. En op de terugweg zag ik een grote, kolossale zilvertip grizzly beer.
40 Nu, dat is de beroemde beer. Er zijn er vier in de grizzly familie. Een is de zilvertip, welke de beroemdste is. De volgende wordt genoemd naar de inlandse naam Kadish, welke een zwarte is met een rond oor; de tweede. De derde is de gewone grizzly, welke tussen zwart en bruin in is, een kolossale beer. En de volgende is de Kodiak, die alleen maar gevonden wordt op Kodiak Island en in West Alaska; hij is een grote, reusachtige, de grootste van alle beren, maar hij is een grizzly. Maar de zilvertip is zwart en het wit is op... het zilver is aan het einde van het puntje van het haar. Hij is de beroemde, zeer snel geprikkelde, slecht gehumeurde beer.
41 Ik schoot de beer met een schot in het hart, doodde hem. Maar er werd mij gevraagd hoe ik met het kleine geweer dat ik had, hem had kunnen krijgen. En ik had het de broeders verteld. Hoevelen hier hebben mij erover horen vertellen, voordat het gebeurde? Steekt uw handen op. Wel, natuurlijk, de meesten van hen, zie.
42 En toen belde meneer Arganbright mij op en wilde met mij naar Alaska gaan. Wel, in plaats van naar Alaska te gaan, voelde ik mij geleid om terug te gaan hier naar deze tocht, hier bij Bud, omdat ik het hem beloofd had.
43 Toen ik daar kwam, vertelde ik zijn vrouw en al de mensen daar in de buurt, deze dingen die Hij had gezegd. Ik zei: "Maar nu, wie van jullie heeft een groengeruit overhemd?" Niemand had er een. "Wel", zei ik, "dan moet het een andere tocht zijn die ik zal maken. Maar ergens zal de Here het mij precies geven op die wijze." Ik zei: "Ik dacht dat het misschien deze tocht zou zijn."
44 Wel, wij gingen verder op jachttocht. En de eerste dag waren wij hoog boven de boomgrens, waar geen hout is, boven in de gletsjers, met onze paarden. En de tweede dag zochten wij wat op en we vonden een overvloed aan schapen met 'driekwart krullen' enzovoort, maar het was gewoon niet juist.
45 En over een gemeenschap gesproken, ieder van ons was Pinksteren en had de Heilige Geest! We hadden een keer dat we daarboven die kleuren zagen veranderen en die bergen en ver weg daarboven waar alleen God woont! En het was zo'n geweldige tijd! We gingen niet eerder naar bed dan één uur in de morgen, slechts God prijzend en we hadden een heerlijke tijd!
46 En op de tweede dag gingen wij op weg. En ongeveer zes mijl terug, daar achter in de gletsjers, kregen wij enkele grote rammen in het oog. En we zeiden: "Wel, we zullen teruggaan en de volgende morgen bij daglicht zullen wij op weg zijn."
47 Dus vertrokken wij de volgende morgen vóór daglicht en tegen negen uur waren wij daarboven waar we ze hadden gezien in de gletsjers.
48 Maar op weg naar boven had ik mijn eerste, wilde kariboe gezien. Ik had er nog nooit een gezien. Ik heb ze als huisdier gezien in Lapland, enzovoort, maar niet de kariboe, hetwelk is niet... Een kariboe is een inlandse naam, het is een "rendier". Gewoonlijk hebben zij grote langwerpige horens, op deze manier, waarvan er een recht voor hun neus loopt en dan komt er een grote langwerpige van voren uit, en dan gaan die horens haaks om, met nog een grote langwerpige horen, ongeveer zo breed.
Bud had tegen mij gezegd: "Misschien..."
49 Ik zei: "Nee, nee. Hij..." Ik zei: "Het was geen kariboe, want hij had niet dat soort horens." Maar wel, die morgen bij het naar boven gaan, had ik de koe en haar kalf gezien. En wij gingen over naar één kant en ik snapte een jonge stier, die wegliep.
50 En broeder Eddie wilde de Indianen voeden, waaronder hij een zendeling is. Het is een fijne man die uit een lieflijk thuis komt en een vrouw uit een fijn thuis. En hun armen zijn hier aan de binnenkant weggeteerd en rauw van de vlooien als zij leefden met de Indianen en zo, daar buiten, om Christus tot de Indianen te brengen. Er is genade voor nodig om dat te doen. Zij leven daar buiten van pindakaas en stroop en slapen in die hutten waar wandluizen, vlooien en dergelijke hen gewoon zo opeten, om toch het Evangelie van Jezus Christus te brengen!
En dus sloop broeder Eddie om de heuvel heen.
51 En ik zat, toen ik de grote berg zag met sneeuw op de top, daar gewoon met ontzag gedurende twee uren. Ik dacht: "Here God, laat mij hier wonen gedurende het Duizendjarig Vrederijk." Ik zag dat gele trilgras daar onderaan de heuvel en het rode beukenbos en dat alles onmerkbaar overgaand in die grote met sneeuw bedekte bergen die zich weerspiegelden in de meren. Er is daar gewoon iets mee, hoe zou je daar kunnen zitten en wenen en wenen en wenen, omdat God alleen dat schilderen kan. Er is niets wat het kan doen, zie.
52 En ik zat daar, ik dacht toevallig: "Wel, ik vraag mij af hoe het Eddie is vergaan."
53 Ik ging naar Bud en hij zat zich daarginds ook gedurende twee uren te verblijden. En wij stonden op en ik zag de filmcamera van Eddie daar liggen. Bovenop die bergen is er niets dan kariboe-mos, alleen maar mos, het is daarboven waar de bomen niet willen groeien.
54 En ik merkte hem op beneden aan de heuvel. Hij had zijn vingers zo omhoog gestoken, hij sloop achter deze jonge kariboe-stier aan. Wel, hij schoot de kariboe. En we vilden hem en gingen weer terug de heuvel op. En ik ging ver genoeg naar beneden om wat water voor ons te halen.
55 En ik keek even in het rond met mijn verrekijker. Ergens, ongeveer twee mijl bij mij vandaan, daar lag mijn dier. Ik zag hem. Ik zei: "Dat is hem. Dat is hem." Ik zei: "Kijk hierheen, zie deze leisteen, we moeten langs deze kant gaan." En ik zei: "Het enige is het groene, geblokte..." En ik keek en Eddie had een groen, geblokt overhemd aan.
Ik zei: "Eddie, ik dacht dat je..."
56 Hij zei: "Broeder Branham, ik had het niet. Mijn vrouw moet het erin gedaan hebben." Hij zei: "Ik pakte een schoon overhemd vanmorgen, maar ik wist dat niet. Mijn vrouw moet het erin gelegd hebben." God mist nooit één ding. Hij is gewoon volmaakt. Daar had hij het groene, geblokte overhemd aan.
57 De gids zei: "Broeder Branham, ik weet niet hoe je ooit daarbij kunt komen."
58 Ik zei: "Het maakt mij niet uit, al is hij vijftig mijl ver weg, hij is voor mij!" Ik zei: "Hij behoort mij toe." En wij gingen op weg om langs die leisteenhelling heen te lopen, o, zo stijl, langs die helling.
59 En wij kwamen daar en ik schoot de grote kariboe. En in plaats van platte horens had hij punten; ik had er nooit zo een gezien. Ziet u hoe God dingen doet?
60 Wij vertelden de jongens om de vangst te gaan halen en de paarden te brengen om het vlees mee te nemen, en ons daar beneden aan de voet te ontmoeten, terwijl wij naar beneden gingen. Want broeder Bud had rondgekeken en gezegd: "Broeder Branhams visioen, als het waar was aangaande de genezing van mijn broer met toevallen, zal hij dat dier krijgen, ongeacht waar het zich bevindt." Dus zei hij: "Jullie zullen ons ontmoeten, we zullen hem schieten, terwijl wij daarheen gaan.
61 En toen wij hem dus gevild hadden, en de huid en de horens en alles eraf waren, zal hij ongeveer honderdvijfentwintig pond zijn geweest, maar niet de huid van het lichaam, alleen de huid van de kop. Dus toen zei hij: "Nu, broeder Branham, ik wil je iets vragen." Hij zei: "Ik kon hem hier nauwelijks villen", hij en ik beiden, elk aan een kant. Hij zei: "Je zegt dat deze horens 'tweeënveertig inches' zijn?"
Ik zei: "Jazeker."
Hij zei: "Ze zien er volgens mij wel uit als negentig."
Ik zei: "Ze zijn tweeënveertig."
En hij zei: "Ik heb een meetlint in mijn zadeltas."
Ik zei: "Goed, je zult zien dat het klopt."
62 Hij zei: "Dan zal je volgens wat je mij verteld hebt, tussen hier en waar we die jongens zullen ontmoeten, met dat groene shirt aan, een zilvertip grizzly beer schieten?" Hij zei: "Ik heb er nog nooit één gezien en ik heb mijn hele leven in deze bergen gewoond."
Ik zei: "Maar het is ZO SPREEKT DE HERE."
Hij zei: "Weet je waar hij zich bevindt?"
63 Ik zei: "Nee. Maar hij is ergens tussen hier en die jongens." We konden precies zien waar zij zich bevonden, ongeveer drie mijl daar beneden bij de boomgrens. Ik zei: "We zullen hem krijgen." Nu, dat is iets!
64 Hij zei: "We zullen er binnen anderhalf uur zijn. Zou je mij willen vertellen dat je een enorm grote grizzly beer zult schieten, een zilvertip, ergens tussen hier en die jongens?"
Ik zei: "Dat is overeenkomstig Zijn woord."
Hij zei: "Hij is daar."
65 We namen de horens opgezadeld, ze boven op onze hoofden, meeslepend. Hij ging de heuvel af tot wij bij de gletsjers kwamen. En toen wij bij de gletsjers kwamen, was het zo heet dat we een beetje af moesten koelen in de gletsjers. We gingen over de gletsjers heen, daalden af totdat wij kwamen waar het water uit de gletsjer kwam, en zo verder naar beneden totdat wij bij de boomgrens kwamen. We gingen wat zitten om te rusten.
66 Ik draaide mij om en keek. Ik zei: "Kijk Bud! Het ziet eruit als een koe, ongeveer twee mijl verwijderd."
67 Hij nam de verrekijker op, keek en zei: "Broeder Branham, zo helpe mij, het is een zilvertip!" Hij zei: "Kijk hem daar schitteren in die zon!"
68 Ik zei: "Dat is hem." Ik zei: "Wel, laten wij hem gaan halen." Dus dat deden wij, we gingen en schoten hem. Volgens het visioen was het toen te laat om hem te villen, we moesten wachten tot de volgende dag.
69 Toen, nadat wij de grizzly hadden en weer terugkwamen, zei hij: "En u zegt dat die horens..." Hij zei: "Als die horens tweeënveertig inches zijn, broeder Branham, zal ik flauwvallen."
70 Ik zei: "Je hoeft niet flauw te vallen. Maar ze zijn wel tweeënveertig inches, zo lang zijn ze." We daalden af naar de...
71 En ik dacht, in het visioen... U broeders, die zojuist uw handen opstaken en zusters, die mij dit hebben horen vertellen voordat het gebeurde, ik zei dat het Billy Paul geweest moest zijn. Het was een kleine jongen. Herinnert u zich allen dat ik dat zei: "de een of andere kleine hand?" Maar zijn zoon is achttien jaar oud en heeft precies de lengte van Billy Paul. Zie?
72 En toen ik daar aankwam, stond Eddie daar met zijn groengeblokt overhemd aan. Ik zag die kleine hand om die horens heen gaan en toen hij erover heen ging en de maat nam, legde hij hem hier op en hield hem vast en die kleine jongen legde er zijn handen op. Ik zei: "Kijk Eddie, die kleine handen op de hoorn." En toen hij het meetlint uittrok, keek hij mij aan en werd helemaal wit om zijn mond en zei: "Broeder Branham, kijk eens! Heel knap, tweeënveertig inches precies!"
73 U zou kunnen zeggen: "Broeder Branham, waarom zegt u dat op een zondagsschool?"
74 Ik zeg dit om deze reden. Destijds in het Oude Testament aanbaden de oude wijzen en profeten onder hen die heengegaan zijn, de God des hemels die hun visioenen toonden. Ze hadden de God lief, Die door Zijn genade hen liefhad. Zij verlangden naar een stad ergens. Iets binnenin hen! Zij verlieten hun huizen en werden pelgrims, omdat zij ergens een stad zochten. Zij vertelden dingen die wij vandaag zien gebeuren.
75 Diezelfde God die hen liefhad en door Zijn genade die dingen voor hen deed, is dezelfde God die wij hier in de tabernakel vanmorgen dienen, Die dezelfde dingen doet. En er is in onze boezem een verlangen naar die stad ergens, waar zij naartoe gegaan zijn. En door Zijn Woord en door de tekenen van Zijn kracht, met dezelfde Geest en dezelfde profetieën, doet Hij hetzelfde wat Hij daar in het verleden voor hen deed, voor ons vandaag. En u ziet het met onfeilbaar bewijs dat het God is en Gods waarheid.
76 Dus waar die grote stad ook is en waar zij ook vergaderd zijn, ik verwacht die stervende moeder van mij daar te zien en u allen met hen, daar in die stad met hen allen: Abraham, Izaäk, Jakob, Daniël, Jesaja, Jeremia. Omdat diezelfde genade van God die hen liefhad en hun visioenen gaf en hun de toekomende dingen liet zien, vandaag dezelfde God is, die vandaag hetzelfde voor ons doet, onfeilbaar de waarheid! Het is de waarheid, vriend.
77 Onze hemelse Vader, wij zijn dankbaar. Waarom wilde U dat ik deze dingen had, ik neem aan, Here, dat U mij gewoon bemoedigde, wetend dat er een schok zou komen. Ik weet het niet; U weet het wel. En ik weet dat ik geen knaap meer ben. Ik ben niet de kleine jongen die aan mamma's rokken placht te hangen. Ik ben nu een man op middelbare leeftijd. O, wat heb ik U lief, Here! Wat geloof ik U! Geef ons nu genade. Help ons Uw Woord te onderwijzen, opdat anderen mogen zien en leren en van U weten. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
78 Voor een tekst vanmorgen... Ik geloof dat dit alles is wat ik moest zeggen. Wel, de diensten vanavond, avondmaal, voetwassing, enzovoort, dat is alles. Ik heb u uitgenodigd om te blijven en met ons te zijn. Maar laten wij voor onze tekst vanmorgen in de Bijbel opslaan Mattheüs, het 3e hoofdstuk, om een deel van de Schriften te lezen. Ik wil beginnen met het 10e vers van het 3e hoofdstuk van Mattheüs.
79 En ik weet dat er velen staan en wij vinden dat erg, maar als enigen van u zo nu en dan met hen willen wisselen. Ik... Neem mij niet kwalijk dat ik de tijd neem, maar ik... U begrijpt het wel. Nu, de Schriftlezing.
En ook is de bijl al aan de wortel der bomen gelegd; daarom wordt elke boom die geen goede vrucht voortbrengt, uitgehouwen en in het vuur geworpen.
Ik doop u wel met water tot bekering, maar Die na mij komt, is sterker dan ik, Wiens schoenen ik niet waardig ben te dragen; Hij zal u met de Heilige Geest en met vuur dopen.
Wiens wan in Zijn hand is... Hij zal Zijn dorsvloer doorzuiveren en Zijn tarwe in de schuur samenbrengen, maar het kaf met onuitblusselijk vuur verbranden.
Toen kwam Jezus van Galilea naar de Jordaan om door hem gedoopt te worden.
Doch Johannes weigerde Hem zeer, zeggende: Mij is nodig door u gedoopt te worden, en komt Gij tot mij?
Maar Jezus antwoordende, zei tot hem: Laat nu af, want aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij van Hem af.
80 Ik zou graag als tekst uit dat Woord daar willen nemen, uit het 15e vers:
... Laat nu af, want aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen.
81 Dikwijls heb ik mij afgevraagd waarom Jezus van Nazareth... En vele malen is het mij gevraagd. Waarom zou een man als Jezus gedoopt moeten worden? Waarom zou deze persoon gedoopt worden als een handeling van bekering en belijdenis, terwijl Hij de heilige, vlekkeloze, onvervalste Zoon van de levende God was? Waarom zou deze persoon gedoopt moeten worden als een gewoon mens? Doop is na belijdenis. Hij behoefde geen belijdenis te doen omdat Hij God was. En Hij, waarom zou Hij gedoopt moeten worden zoals Hij werd, 'tot bekering', omdat Hij geen bekering nodig had, want Hij was de onfeilbare God? "Hij was in de wereld en de wereld werd door Hem gemaakt en de wereld kende Hem niet." Waarom zou Hij gedoopt moeten worden?
82 En hebt u de zin daarvóór opgemerkt? Hij zei: "... aldus betaamt het ons alle gerechtigheid te vervullen".
83 Met andere woorden: "Het moet vervuld worden! Het hele Woord dat God heeft gesproken, moet vervuld worden!" God kan niet iets zeggen zonder het in vervulling te doen gaan. Als Hij het gesproken heeft, is het een beëindigd werk. Het is al beëindigd als God het spreekt. God spreekt nooit of Hij is ervoor gereed om het te laten gebeuren; en als Hij spreekt is het net zo goed of het al gebeurd is.
84 Nu, als dat ons geen basis geeft om ons geloof op te plaatsen vanmorgen! Als God een Woord spreekt is het al beëindigd. En hoe staat het met Zijn beloften die Hij ons gegeven heeft? Alles wat Hij gezegd heeft, is al een beëindigd werk. Dus daarom, als wij Zijn Woord in ons hart ontvangen, is het al gebeurd, is het voltooid!
85 En waarom zou Hij dan (het beantwoordt de vraag niet) gedoopt worden? Velen hebben gezegd: "Wel, Hij werd gedoopt omdat Hij ons voorbeeld was." Dat is waar tot op zekere hoogte, tot op een zekere plaats. Dat is waar, maar het is niet de hele waarheid.
86 De waarheid ervan was dat Hij het tegenbeeld was. Hij was de Hogepriester. En voordat de hogepriester gezalfd kon worden, moest hij gewassen worden.
87 Ik wil een Schriftgedeelte voor u lezen, even een ogenblik, daar in het Boek Exodus. En ik geloof dat ik het 29e vers heb opgeschreven, het 29e hoofdstuk, beter gezegd. En ik wil hier beginnen bij het 4e vers van het 29e hoofdstuk.
En Aäron en zijn zonen zult gij doen naderen tot de deur van de tent der samenkomst en gij zult hen met water wassen.
Daarna zult gij de klederen nemen en Aäron de rok en de mantel van de efod en de efod en de borstlap aandoen; en gij zult hem omgorden met de kunstelijke riem van de efod.
En gij zult de hoed op zijn hoofd zetten; de kroon der heiligheid zult gij aan de hoed zetten.
En gij zult de zalfolie nemen en op zijn hoofd gieten; alzo zult gij hem zalven.
88 Zie, voordat Aäron, de hogepriester, ooit gezalfd kon worden, moest hij met water gewassen worden. Daarom werd Jezus, voordat Hij gezalfd kon worden, onze Hogepriester, gewassen met water.
89 En dan werd die zalfolie op Hem uitgegoten om Hem te zalven. Zoals Aäron gezalfd werd met olie, werd Hij gezalfd met de Heilige Geest. "Want Johannes gaf getuigenis, ziende de Geest van God als een duif neerdalen en op Hem komen; en een stem sprak: "Dit is Mijn geliefde Zoon in Wie het Mij behaagt te wonen." Dus de Bijbel zei dat: "Jezus werd gezalfd met de Heilige Geest, rondgaande goeddoende." Zie, Hij werd gezalfd.
90 En voordat Hij gezalfd werd, moest Hij alle gerechtigheid vervullen. Zie, Hij moest gewassen worden met water, voordat de zalving op Hem kwam.
91 En het is een zeer mooi type van ons vandaag als priesters voor God. Wij moeten eerst gedoopt worden, onze zonden belijden en gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus, onze zonden wegwassend; en dan zult gij de zalving, de gave van de Heilige Geest, ontvangen. Zie, eerst gewassen, en dan gezalfd voor de dienst. Geen prediker zou in de preekstoel moeten gaan zonder eerst gedoopt te zijn in de Naam van Jezus Christus. Omdat er slechts vergeving van zonden is in de Naam van Jezus Christus, er is niet nog een andere Naam onder de hemel aan de mensen gegeven. "Bekering en vergeving van zonden moest onderwezen worden in Zijn Naam, beginnende te Jeruzalem." Daar viel de Heilige Geest en zalfde voor het eerst. Dus moet een prediker of elke gelovige eerst gewassen worden van zijn zonden, in de Naam van Jezus Christus; en dan gezalfd worden met de Heilige Geest om een getuigenis voor God voort te brengen.
92 En Christus was Gods getuigenis, omdat God in Christus was, de wereld met Zichzelf verzoenend. Nu, Hij zei: "...Laat nu af, Johannes." Dat is juist.
93 Met andere woorden: "Johannes, je bent een machtig man, je bent een grote, machtige profeet. En je openbaring van Mij is precies de waarheid. Je weet wie Ik ben. Je weet het, omdat je bediening niet kwam van de mens. Je bediening kwam van God. Je leerde het nooit van een mens. Dit werd je niet onderwezen in een seminarie. Maar op de leeftijd van negen jaar ging je de woestijn in, omdat je geboren werd als een vreemd, eigenaardig kind. En vanaf je geboorte begon God met je te handelen. En zelfs vóór je geboorte zag de profeet je. En je bent een licht van deze dag. En in de woestijn... Je weet wie Ik ben, omdat God je in de woestijn vertelde dat er een teken zou zijn dat Mij volgt. En je hebt er al getuigenis van gegeven en je weet het. En wij weten van elkander wie wij zijn. Wij kennen elkaar. En het is waar dat je door Mij gedoopt zou moeten worden. Maar aldus betaamt het ons, Johannes, want als wij de lichten van deze dag zijn, moeten wij alle gerechtigheid vervullen. Het hele Woord van God moet door ons vervuld worden voor deze dag, want dit betaamt ons; het is betamelijk, het past ons, het is als wij. Want als wij de ware getuigen van God vandaag zijn, Johannes, zijn wij de lichten van dit tijdperk. En als wij de lichten van dit tijdperk zijn, is er zoveel Schrift die vervuld moet worden gedurende dit tijdperk. En het is aan ons!" Halleluja! "Het is aan ons om te zorgen dat al Gods gerechtigheid vervuld wordt." En wat is Zijn gerechtigheid? Zijn Woord!
94 Met andere woorden: "Johannes, je weet wie Ik ben. Ik ben de Hogepriester. Dat is waar, Johannes, en Ik moet door jou gedoopt worden. Maar wij moeten alle gerechtigheid vervullen. En Ik moet nu door jou gedoopt worden om het Woord van God te vervullen, omdat het hele Woord vervuld moet worden. En wij zijn de lichten van de dag en het is aan ons om dit alles te vervullen. En Ik weet dat je gerechtigheid en je verlangen is om het Woord te vervullen. Het betaamt ons. Wij zijn de lichten."
95 Het licht van elk tijdperk moet hetzelfde doen. Wij weten wat vervuld moet worden. U die geestelijk bent en het Woord van God kent, u ziet wat God beloofd heeft. Nu, het Woord van God zal niet gemakkelijk komen, maar het komt door aandacht, u moet uzelf er indringen om het te maken. Maar toch betaamt het ons, het is voor ons betamelijk om al Gods gerechtigheid te vervullen. Wij moeten het doen.
96 En nu erkende Jezus in Johannes, dat Johannes een ware profeet was. Het Woord had van Johannes gesproken en Hij wist dat hij absoluut de profeet van het uur was. En Johannes wist dat Jezus de Messias van het uur was. En zij hadden beiden een duidelijk begrip.
97 O, als de Gemeente van de levende God dat vanmorgen slechts in hun hoofden en harten zou kunnen krijgen, zodat de Gemeente niet gescheiden zou worden door denominationele slagbomen, die verschillen in geloofsbelijdenissen en kleuren, enzovoort; dat wij tezamen zouden mogen komen in de Naam van de Here Jezus, niet iets hebbend wat ons van het ware Woord van de levende God weg zou voeren; en regelrecht die lijn van de Schrift bewandelen om al Gods gerechtigheid van vandaag te vervullen!
98 Want iedereen weet dat wij leven in de avondlichten. De profeet zei: "Het zal licht zijn in de avondtijd." En dus weten wij dat wij in dat uur leven, het uur van de avondlichten. Dus, Here God, help ons om dat te beseffen.
99 Laten wij even wat teruggaan en enige karakters nemen die hun positie in hun dag kenden en bereid waren om kritiek of wat dan ook te doorstaan, opdat het Woord van God vervuld zou worden.
100 Laten wij bijvoorbeeld Noach en zijn dag nemen. Het betaamde Noach, nadat hij God ontmoet had en Gods plan voor de dag kende.
101 Nu, u kunt niet iets doen tenzij u weet wat u doet. U moet weten dat het de wil van God is. U moet weten dat het Zijn plan en Zijn verlangen is en dat het aan u geopenbaard is, dan is er niets wat het zal gaan tegenhouden.
102 Nu, Noach wist het, omdat hij zijn bediening niet had gekregen van de een of andere school van onderwijs, maar hij had van aangezicht tot aangezicht met God gesproken. En hij wist dat er een vloed zou komen. Hij wist dat de regens uit de lucht zouden gieten zoals rivieren die zich openen, alhoewel het regelrecht tegen de wetenschappelijke opvattingen van die dag in was. De geleerden bekritiseerden ongetwijfeld Noach en zeiden: "Wij kunnen u wetenschappelijk bewijzen dat er daar boven geen water is."
103 Want zij waren toen een groot tijdperk, groter dan wij vandaag zijn, wetenschappelijker dan wij vandaag. U weet dat Jezus ernaar verwees: "Zoals het was in de dagen van Noach." Hoe zij de sfinxen en de piramiden bouwden en dergelijke, waar wij niet aan zouden kunnen tippen bij het bouwen van vandaag. En zij waren grote geleerden. Zij hadden kleuren en dergelijke en balsemvloeistof in die dag, waarmee zij een mummie konden maken. Wij zouden het vandaag niet kunnen als wij het moesten. Zij waren verder gevorderd dan wij. En zij konden bewijzen dat er daar geen water was.
104 Maar desalniettemin betaamde het Noach dat hij, nadat hij het plan van God had gekend, evengoed op de ark loshamerde, want hij wist dat alleen die ark het enige zou zijn wat zou blijven drijven. Het deed er niet toe of er wetenschappelijk bewezen was dat er daar geen water was, als het Woord van God gezegd had dat het zou regenen, dan zou het gaan regenen.
105 En mag ik hier stoppen om dit te zeggen vanwege de zieken. Als uw geval zo slecht is dat de dokter misschien zegt dat er geen hoop is; wat voor verschil maakt dat uit zolang God tot u zegt: "Ik zal u laten leven."
106 Waarom doet... De dokter of de een of andere geleerde zou zeggen dat uw godsdienst waar u van spreekt, de Heilige Geest, en uw spreken in tongen en uw manifestatie slechts een geestelijke illusie is. Dat u niet vervuld bent met de Heilige Geest. Dat er niet zoiets is. En vele duizenden geestelijken verklaren vandaag, dat u gewoon helemaal opgewerkt bent. Dat er niet zoiets is.
107 En dan hebben zelfs sommigen van hen tegen mij gezegd: "Waarom sluit u zich niet aan bij de een of andere goede denominatie en gebruikt uw invloed om die denominatie te bevorderen?"
108 En dan roepen sommigen uit: "Nu, deze Pinkstergroep hier waar u mee omgaat zijn slechts een groep godsdienstige bedriegers. En zij... Zoiets bestaat niet. Ze zijn alleen maar geestelijk opgewerkt. Zij hebben gewoon niet waar zij over spreken. Wij kunnen bewijzen dat zij het niet hebben."
109 O broeder, u bent net te laat. Wij weten wat wij hebben! We zijn wederomgeboren van de Heilige Geest en wij zien Zijn werken regelrecht onder ons, net zoals het was in de tijd van de Bijbel. Als u in diezelfde Heilige Geest gelooft, waarom doet Hij dan niet in uw kerk hetzelfde? Omdat Hij niet veranderen kan; Hij is God.
110 Dus ongeacht wat de wetenschappelijke bewijzen zijn, dat wij "alleen maar emotioneel" zijn, dat wij slechts "geestelijk overstuur" zijn, dat er "werkelijk niets is met deze grote godsdienst van ons" dat "het niet precies is wat het zou moeten zijn", enzovoort, of zoiets dat wij "maar een stelletje verworpelingen zijn", geloof het niet! Geloof het niet!
111 Als uw dochter toevallig thuis komt uit school en zegt: "Mamma, ons is vandaag bewezen dat de schedel van een menselijk wezen net zo is als die van de chimpansee", zie. Of: "We hebben gestudeerd en wij weten dat wij allen uit één enkele cel komen, dat wij niets anders dan louter dieren zijn." Geloof dat niet!
112 Het maakt niet uit wat iemand zegt, welke theoloog, welke doctor, welke geleerde, welke leraar, u houdt u aan Gods Woord. Want, bedenk, wij bouwen, net als Noach in zijn dag, wij bouwen een ark.
113 En Noach wist dat als hij die ark niet voltooid had, zelfs zijn eigen huisgezin niet gered kon worden. Dus kende hij Gods plan. Temidden van kritiek deerde het hem geen zier. Hij hamerde maar door op die ark.
114 Dus maakt het niet uit hoeveel zij ook zeggen: "Er is niet zoiets als de doop van de Heilige Geest, er is niet zoiets als Goddelijke genezing." Het betaamt ons, het past ons dat wij alle gerechtigheid vervullen, dat wij standhouden in dit uur van beproeving en zwoegen aan de ark des Heren!
115 Zij zeggen: "Broeder, je bent helemaal in de war gebracht met je dopen, enzovoort. Er is... Je moet niet gedoopt worden in de Naam van de Here Jezus."
116 Ik sprak gisteravond tot een lieflijk stel. En er is een jongeman die pas gedoopt is en gelooft dat er maar één God is. En in een samenkomst van de zakenlieden wilden zij hem niet laten getuigen, omdat hij niet geloofde dat er drie goden zijn.
117 Nu, ongeacht wat ze zeggen, het betaamt ons, het past ons dat wij alle gerechtigheid vervullen. Het Woord zal hetzelfde blijven als de zakenlieden-verenigingen en alles voorbij zijn en de kerken voorbij zijn. Gods Woord zal altijd hetzelfde blijven! Het betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen.
118 Hebben niet de profeten van deze dag geprofeteerd? Bedenk, die critici, het betaamt hun ook dàt te vervullen, omdat het ook vervuld moet worden.
119 Maar het deerde Noach niet, hij ging gewoon door, omdat hij Gods programma kende. Hij wist wat God zou gaan doen, broeder Kidd. Hij kende Gods opzet, omdat hij met God gesproken had en het was overeenkomstig het Woord van God en hij ging regelrecht door met het hoe dan ook te doen. Of de wetenschap het bewijzen kon of iets anders of hoeveel kritiek er op Noach gespuid werd, hij bleef toch bij Gods Woord en zwoegde gewoon door. Waarom? Het betaamde hem, omdat Noach een profeet was. En het betaamde hem dat hij het Woord van God hield. Hij bleef erbij.
120 Het betaamt elke profeet, ware profeet van God, dat hij bij het Woord blijft. Ongeacht wat de wetenschap kan zeggen en wat deze of gene kan bewijzen, enzovoort, het is betamelijk dat het alle gerechtigheid vervult.
121 [Broeder Branham pauzeert en leest stil een briefje] Goed. Zij stuurden mij bericht om direct voor mamma te bidden. "Bid nu voor haar. De dokter ging zojuist weg." Goed.
122 Nu, Here Jezus, ik sta hier. Dat is mijn moeder. Als zij heengaat, beveel ik haar ziel in de handen van God. Maar hier is een boodschap die door moet gaan, Here. Er zijn levenden hier die moeten sterven. Helpt u mij, Here. Ik ben de Uwe. In Jezus' Naam.
123 Het betaamt ons. Het betaamt mij nu, dat ik alle gerechtigheid vervul. Gods Woord komt eerst! Geen liefde dan Gods liefde!
124 Nu, Noach wist, ongeacht wat de kritiek op vader Noach ook was, waar hij stond en dus bleef hij precies bij het Woord. En hij bouwde de ark voor het behoud van zijn huisgezin, omdat het hem betaamde zo te doen. Het betaamde Noach om zo te doen.
125 Het betaamt elke Christen bij het Woord te staan. Precies juist. Sta bij Gods Woord. Hemelen en aarde zullen voorbijgaan, u zult voorbijgaan, ik zal voorbijgaan, kerken zullen voorbijgaan, organisaties zullen voorbijgaan, maar Gods Woord zal nooit voorbijgaan! Wees getrouw, trouwe pelgrim!
126 In de dagen van Henoch, net vóór de vloed, toen Henoch daar uitkeek zag hij Noach aan die ark bouwen. Henoch was een profeet. Henoch wist dat hij een type was. En hij wist dat hij, voordat de vloed kwam, een voorbeeld moest geven, dus op een middag betaamde het hem om een wandeling te maken. Het was betamelijk dat hij deze wandeling met God maakte. En op de een of andere manier veranderde hij die dag zijn pad. In plaats van de helling van de heuvel af te gaan, nam hij de hoofdweg van de Koning en hij bleef gewoon doorgaan met wandelen. "En zij vonden hem niet, omdat hij niet meer was", maar hij had gewandeld op de hoofdweg van de Koning!
127 O God, laat mij zijn als Henoch! Als het uur komt dat ik het pad moet nemen, laat mij de hoofdweg van de Koning vinden!
128 Ik kan Henoch zien. Daar hij wist dat het hem betaamde, want hij was een profeet, wist hij wat er zou gaan gebeuren. Ik kan zien dat hij zijn vrouw een afscheidskus geeft en zegt: "Liefste, ik zal je later zien." Ik zie hem zijn kinderen oppakken en hun een afscheidskus geven en naar zijn getrouwde zoon en getrouwde dochter gaan en hun een afscheidskus geven.
129 Zij vragen: "Waar gaat u heen, vader? Gaat u een wandelingetje maken?"
"Ja, ik ga een wandeling maken."
130 Maar hij nam die dag nooit het oude vertrouwde pad. Hij nam de hoofdweg van de Koning en hij ging door naar de Heerlijkheid. Het betaamde hem dat te doen. Hij wilde niet weggaan maar toch betaamde het hem dat hij alle gerechtigheid vervulde. Omdat hij een type van de Gemeente van vandaag was. Hij was een type van de Gemeente die een dezer middagen een middagwandeling gaat maken. We zullen de hoofdweg van de Koning nemen en weg zullen wij gaan!
131 Ja, het betaamde Noach, het betaamde Henoch dat zij alle gerechtigheid vervulden.
132 Dan wil ik over nog een man spreken. Er was een man genaamd Daniël. En hij leefde in een dag van kritiek. U weet dat de kinderen Israëls uit hun thuisland waren weggevoerd naar Babylon, en daar waren zij bedroefd en gedurende bijna zeventig jaar waren zij daar geweest. Maar er was een jonge profeet die met hen meeging, met de naam Daniël.
133 En hij en een kleine groep, slechts een handjevol broeders, waren tezamen gekomen en hadden zichzelf aan God toegewijd, dat zij zich niet zouden verontreinigen met de moderne trend van die dag. Zij lieten zich niet verleiden door de vleesspijzen van de koning. Zij gingen zijn sterke drank niet drinken. Zij gingen zijn feesten niet bijwonen. Maar zij hielden zichzelf heilig en toegewijd aan God, want aldus betaamde het hun!
134 Het betaamde Daniël, omdat hij een profeet was, dat hij bij het Woord bleef.
135 Elke ware profeet die het Woord van God kent, dat... Als hij het Woord van God niet kent, is hij geen ware profeet. Een ware profeet blijft bij het Woord. Wat het Woord ook zegt, zij blijven er rechtstreeks bij. Ongeacht de trend van de tijd of wat de moderne kerk zegt of wat iemand anders zegt of iemand anders doet, de ware profeet blijft rechtstreeks bij het Woord.
136 En Daniël wist wat het hem zou kosten als hij bij het Woord bleef. Het zou hem zijn populariteit kosten. Het zou hem zijn gemeenschap met de rest van de broeders kosten. Het zou hem heel wat dingen kosten. Maar zij deden een proclamatie uitgaan dat zij zouden bidden tot een zekere god, dan konden zij daarna teruggaan en bidden tot elke god.
137 Maar weet u, er is iets met God, wij sluiten geen compromis met God. Er is geen geven en nemen bij God. God blijft gewoon God! Hij verwacht niet van ons dat wij op zondag Christenen zijn, die Hem prijzen en aanbidden, en op maandag slap zijn en het afbreken en allerlei gedachten hebben als: "Misschien was ik abuis en had ik dit of dat moeten doen." We blijven gecentreerd op Gods Woord en blijven erbij!
138 Dus vinden wij dat het Daniël als een profeet ondanks alles betaamde bij het Woord te blijven. Er was een bevel uitgevaardigd dat zei: "Wie enige andere god aanbidt behalve onze god die zij hadden uitgezocht." Met andere woorden: "Als je niet met ons samenwerkt, zullen wij je gewoon in de leeuwenkuil werpen." Wel, het betaamde Daniël, het betaamde hem dat hij alle gerechtigheid vervulde, dat hij geen andere god aanbad of zich verwikkelde in de wereld, slechts tot God alleen! Dus maakte hij de luiken los en deed de schuiframen open, en opende de gordijnen en zag uit naar het Oosten en bad drie keer per dag, net zoals hij altijd deed, sterk! Geen wegsluipen om het in het verborgene te doen, maar hij opende de vensters; liet het iedereen zien die het wilde. Hij was niet beschaamd voor zijn godsdienst.
139 Want het betaamt een Christen niet beschaamd te zijn voor zijn godsdienst. Zoals Paulus van ouds zei: "Naar de weg die sekte, krankzinnig genoemd wordt, dat is de wijze waarop ik de God van onze vaderen aanbid." Zie? "Ik ben niet beschaamd voor het Evangelie van Christus", zei hij, "want het is de kracht Gods voor een ieder die het gelooft." Zo is het, niet beschaamd voor het Evangelie! Het is de zaak die standhoudt in de uren dat het schip schudt en elke ster uit zicht is, en de maan en de sterren, en de stormen woeden. Het houdt nog steeds, want het is het Evangelie van Jezus Christus!
Daniël was getrouw. Het betaamde hem.
140 De Hebreeuwse jongelingen, het betaamde hun, het was voor hen gepast, nadat zij hun standpunt voor God hadden ingenomen. Het betaamde hun. Zij maakten zich niet bezorgd over de vurige oven. Waar waren zij bezorgd over onder zware beproevingen? Zij hadden een standpunt ingenomen.
141 O God, als Christenen van vandaag dat slechts konden zien! "Ik zal mijn weg gaan met de weinige verachten van de Here. Ik ben met Jezus begonnen, o Here, leid mij er doorheen." Onder beproeving, moeiten, zielesmart, dood, ziekte, verdriet, ik zal mij nog steeds aansluiten bij Jezus Christus, om mijn standpunt in te nemen. "Op Christus, de vaste Rots, sta ik, alle andere grond is zinkend zand." Al het andere zinkt. Koninkrijken zullen vallen en naties zullen breken en denominaties zullen uiteengedreven worden en theologen zullen sterven, maar Gods Woord zal altijd hetzelfde blijven!
142 Ja, het betaamde hun dat zij hun standpunt innamen. En het betaamde hun dat zij, na hun standpunt ingenomen te hebben, bij hun standpunt bleven.
143 Als u vanmorgen komt, gelovend dat God u zal genezen en u neemt uw standpunt in, betaamt het u dat u nooit iets getuigt wat daarmee in tegenspraak is; of kom anders niet. Dat is juist. Als u het niet zo voelt dat God u zal genezen, blijf dan weg, u drijft er alleen maar de spot mee!
144 Als u vanmorgen, wanneer de altaaroproep komt, voelt: "Ik wil mijn standpunt innemen voor Christus", als u voelt, de prijs berekent, uw mannen telt, zie of u in staat bent de strijd in te gaan. Zie of u gereed bent. Als u niet voelt dat u gereed bent, kom niet. Maar als iets u vertelt: "Dit is míjn dag, dit is míjn morgen", komt u dan. En dan, blijf daar altijd bij! Beweeg helemaal niet, al kijkt de dood u in het aangezicht en vliegt de mist u in het gezicht. Waar maakt u zich bezorgd over? Sta daar! Want: "Hemelen en aarde zullen voorbijgaan; Mijn Woorden zullen nooit falen!" U zult erbij blijven.
145 Als u zegt: "Ik geloof in Jezus Christus als mijn Genezer, ik geloof vanmorgen dat Hij mijn zieke lichaam genezen zal. Iets vertelde mij naar de gemeente te komen. Ik ben hier onder de gelovigen. Ik neem mijn standpunt in vanmorgen, ik geloof het. Ik zal naar voren gaan om voor mij te laten bidden. Als er voor mij gebeden is, zal ik op dat standpunt blijven staan. Het maakt niet uit hoe donker het wordt of waar het op uitdraait, ik zal op dat standpunt staan." U nam het standpunt in, omdat het u betaamt.
146 Nadat u eens een belijdenis hebt gedaan, moet u bij uw belijdenis blijven. Zo is het. Het betaamt u als een Christen, als een gelovige, bij uw overtuiging te blijven.
147 Laat de duivel u er niet hier en daar van afbrengen. Dan wordt u altijd door elkaar geschud. U bent dikwijls van de hoofdweg af. U bent dikwijls erin en eruit. En dat is de wijze waarop u nergens kunt blijven. U kunt geen vertrouwen in uzelf hebben. Of, u kunt het niet, niemand kan vertrouwen in u hebben. U moet standhouden! En als u alles gedaan hebt wat u kunt doen om stand te houden, sta dan. Blijf gewoon staan! Dat is juist. Wij moeten dat doen. Het betaamt ons. Het past ons dat wij het doen.
148 Het was betamelijk voor Elia, het betaamde Elia, de profeet, dat hij zijn standpunt innam om het Woord van God te vervullen, omdat hij het Woord van God kende. En hij wist dat deze aartsbisschop, Izébel, en al hun denominationele verschillen samengingen met de trend van de wereld. Het betaamde Elia als een profeet, dat hij standhield. En hij stond alleen! Hij zei: "God, zij zijn allen heengegaan behalve ik, en ik sta alleen." Dat was zover hij het wist. God zei dat Hij er nog wat meer had die hetzelfde standpunt innamen, misschien niet in de plaats waar Elia was, omdat hij het mikpunt voor de natie was. Zij kregen geen kritiek zoals hij, omdat zij allen regelrecht op hem afvuurden, omdat hij de profeet was. Maar het betaamde hem om temidden van de beproeving, temidden van de kritiek, temidden van de onverschilligheid, het betaamde Elia als profeet om het standpunt van God in te nemen en daar te staan.
149 Het betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen. Die grote en machtige man die deze dag voorafschaduwde, terwijl de Izébel-godsdienst en dergelijke, nu oprijst, de dingen die wij vandaag hebben, proberend het over te nemen. Het betaamt een dienstknecht van God, ongeacht wat iemand zegt of wat plaats vindt, te staan, omdat het ons betaamt dat wij bij het Woord blijven.
150 Elia wist dat hij een profeet was. Hij zag visioenen. God had hem betuigd een profeet te zijn. Dus ongeacht of zijn broeders ooit... Tienduizenden; kijk slechts naar de Israëlieten, miljoenen van hen, mensen die beweerden in Jehova te geloven, zij hadden zichzelf georganiseerd. Zij waren modern geworden zoals zij vandaag zijn. Zij gingen de moderne weg op. Zij sloten een compromis over Zijn Woord. Halleluja, maar het betaamde hem, Elia, dat hij alle gerechtigheid vervulde. Dus stond hij daar, alleen, het uitroepend tegen de kwaden! Als zij zijn leven hadden genomen, wat dan? Het betaamde hem alle gerechtigheid te vervullen. Er was boosheid in het land. Er was onverschilligheid in het land. Er waren Schriftuurlijke fouten in het land. En het betaamde Elia alle gerechtigheid te vervullen, om voor Jehova stand te houden; en toen stond Jehova voor Elia. Amen. Het betaamde hem!
151 Abraham. Het betaamde Abraham om zichzelf af te scheiden van ongeloof. Het betaamt elke gelovige zich af te scheiden van ongeloof! Het betaamde Abraham te wandelen in een land van zichzelf, hij en God, alleen, omdat hij een profeet was. De wereld begreep niet waarom Abraham zo'n keuze maakte. Waarom verliet hij zijn thuis? Waarom verliet hij zijn gemeente? Waarom verliet hij zijn volk? Waarom deed hij zo'n vermetele zaak om in een vreemd land te vertoeven, waarin geen water of voedsel was? Waarom ging hij die kale woestijnen in, waar mensen nog niet in gegaan waren? Maar het betaamde hem, want hij was een profeet, om zichzelf af te scheiden van alle ongeloof en alleen te wandelen met God. God zei: "Scheid uzelf af en Ik zal u zegenen."
152 Als u uzelf afscheidt van alle ongeloof, zal God u zegenen. En het betaamt elk van ons, ongeacht de prijs, om onszelf af te scheiden van de ongelovige wereld: "Komt uit van hen en scheidt u af", zegt God, "en Ik zal u aannemen." Het betaamt ons als mannen en vrouwen van God om ons standpunt in te nemen in dit donkere uur waarin wij leven.
153 Abraham scheidde zichzelf af ongeacht wat de rest dacht. Waarom? Hij had God gezien. Hij zag een visioen. Het visioen was waar, het visioen kwam te geschieden. Hij wist dat God met hem was; Abraham, om zo'n vermetele bewering te doen als hij deed. Een man van honderd jaar oud en een vrouw van negentig, en zij was onvruchtbaar en hij was steriel en zij zouden een baby hebben op die leeftijd! Wel, de medische wetenschap van die dag zou hem de een of andere soort excentriekeling hebben genoemd. Zij zouden hem "krankzinnig" hebben genoemd. Maar het betaamde hem. Halleluja!
154 Soms is het betamelijk een zonderling te zijn, als het in overeenstemming met het Woord is.
God had tot hem gesproken en gezegd: "Abraham."
Hij zei: "Ja Here?"
155 "Ik ben de God van uw vaderen. Ik ben de God der Eeuwigheid. Ik ben El Shaddai; Ik ben de boezem, Ik ben de borst, Ik ben de krachtgever. Het maakt Mij niet uit hoe oud je bent, Abraham, wat maakte dat voor Mij uit? Het maakt Mij niet uit hoe steriel je bent of hoe onvruchtbaar haar schoot is. Ik zal je een zoon geven."
En Abraham zei: "Ik geloof U, God." Halleluja!
156 De Bijbel zegt: "Hij twijfelde niet aan de belofte van God door ongeloof, maar was sterk, God prijzend." Waarom? Het betaamde hem. Hij had de hand van God zien bewegen in kracht.
157 O, Branham Tabernakel, wat voor soort woord zullen wij geven op de dag van het oordeel, als wíj Zijn machtige hand hebben gezien? Wij hebben Zijn kracht gezien. Wij hebben Zijn glorie aanschouwd. Wij hebben gezien wat Hij zei; Het faalt nooit. Wij hebben Zijn persoon gezien, de grote Vuurkolom, een Licht dat daar in de kamer hangt. Wij hebben het ginds gezien, de wetenschap heeft er foto's van genomen en dergelijke. We horen de boodschap uitgaan, precies in de lijn van: "Scheidt uzelf van hen af! Verbindt u niet met iets van ongeloof!" Het betaamt ons dat wij alle gerechtigheid vervullen.
158 Abraham beleed dat hij een pelgrim en een vreemdeling was. Hij had er niets mee te doen; hij kende niemand op aarde. Hij wandelde met God, omdat het hem betaamde, want hij had Hem gezien. Het betaamde Abraham. Toen al die koningen daar buiten hem ontmoetten, weet u, om hem een heel belangrijk iemand te maken; al de koningen, nadat Abraham deze grote overwinning had gekregen, toen de koningen hem daar ontmoetten, al de denominationele broeders, zeiden ze: "Weet u, Abraham, wij zullen een overeenkomst met u maken. Wij zullen zus en zo doen."
159 Hij zei: "Ik zal zelfs geen schoenveter tot mij nemen, opdat gij niet zult zeggen: 'Ik heb Abraham rijk gemaakt.'"
160 O, het betaamde hem, want hij wist (halleluja!) dat God hem zwoer: "Ik zal je alles geven, overal waar je heen kijkt, het oosten, noorden, westen en zuiden."
161 Wat maakt het uit of we een stuiver of een dubbeltje hebben, of we iets hebben om te eten of dat we het niet hebben, of we leven of sterven? God beloofde: "De zachtmoedigen zullen de aarde beërven." Het betaamt ons, het is voor ons betamelijk, dat wij zodanig leven, zodanig handelen om alle gerechtigheid te vervullen. God wil mannen en vrouwen die zullen standhouden en alle gerechtigheid vervullen. Natuurlijk is gerechtigheid "Zijn Woord."
162 Zoals ik aan het begin van de prediking zei, is dat de reden waarom Jezus werd gedoopt. Ongeacht hoe het was... Als Hij beweerde de Zoon van God te zijn, werd Hij dan gedoopt voor de vergeving van zonden? Die Hij had gedaan? Maar Hij moest gewassen worden, omdat Hij zei: "Laat af, Johannes. Ik weet dat je het weet. Ik weet dat Ik het weet. En wij kennen elkaar. Maar wij zullen dat ondergaan, want aldus betaamt het ons." Amen! Halleluja!
163 Dan zal ik de weg nemen met de verachte weinigen van de Here! Het betaamt mij zeer, het betaamt u als dienstknechten van God, dat wij de weg nemen met de verachte weinigen van de Here; dat wij godzalig wandelen, rechtvaardig, heilig in dit tegenwoordige leven; elke last terzijde leggend die ons zo gemakkelijk bezet, ziende naar de leidsman en voleindiger van ons geloof, Jezus Christus! Amen.
Het betaamde Abraham toen hij daar naar boven ging.
164 En God vertelde hem: "Nu, neem deze kleine jongen. Je bent nu ongeveer honderdtwintig jaar oud. En je hebt een kleine jongen hier, een kleine krullekop. Hij is een aardig jochie. Maar Ik wil dat je hem meeneemt de berg op en hem daar boven offert als een slachtoffer, door hem zal ik vele naties uit je maken." Hoe kon het gebeuren? Het zag eruit alsof God helemaal in de war was. "Ik zal het door middel van Izaäk volbrengen en de hele wereld en elke natie zegenen met hem, maar Ik wil dat je hem daar boven brengt en hem doodt. Door Izaäks zaad..." Halleluja! "Door Izaäks zaad zal Ik elke natie onder de hemelen zegenen, maar Ik wil dat je hem daar brengt en doodt."
165 O, die strenge stoere oude vader met het hout en een zak over zijn rug, een ezel leidend. O! De kleine Izaäk liep vóór hem! "Hij twijfelde niet aan de belofte van God door ongeloof." Het betaamde hem.
166 Want Abraham zei zelf: "Ik ontving hem als een uit de dood en ik ben ten volle overtuigd dat God machtig is hem weer op te wekken." Amen! Het betaamde Abraham om alle gerechtigheid te vervullen. Hij wist waar hij over sprak. Hij kende zijn God. Hij wist dat God in staat is te vervullen wat Hij zei. Welke belofte God ook deed, God is in staat ondanks alles Zijn belofte te houden. Dus betaamde het Abraham dat hij alle gerechtigheid vervulde.
167 Het betaamde de discipelen op Pinksteren om naar die opperkamer te gaan. Waarom? Waarom was het betamelijk? Omdat zij een Man ontmoet hadden, bij de wereld bekend als een timmerman, een Galilese vreemdeling met een slechte naam: "onwettig". Maar zij hadden die Man doden zien opwekken. Zij hadden gezien dat die Man blinde ogen opende. Zij hadden die Man het onvervalste Woord van God horen prediken. En zij wisten dat Hij de Messias was. Zij hadden al de tekenen rondom Hem gezien. Ze hadden God horen terugspreken uit de hemelen. Zij hadden die Vuurkolom boven Hem zien hangen. Zij wisten dat Hij de Messias was. En toen vertelde Hij hun: "Het is u nuttig dat Ik heenga, maar Ik wil dat jullie opgaan naar de stad Jeruzalem en daar blijven. Wacht daar gewoon."
"Hoelang?"
"Totdat!"
"Hoelang zal dat zijn, Here?"
168 "Gewoon totdat! Totdat gij wordt aangedaan met kracht uit de hoge! Dan zult gij Mijn getuigen zijn."
"Hoelang zal het duren, Here?"
169 "Tot dit geslacht en dat geslacht en zovelen als de Here, onze God er zal roepen. Tot Jeruzalem, Judéa, Samaria en tot de uiterste delen der aarde. Maar voordat jullie gaan, wil Ik dat jullie wachten! Ik zal iets voor jullie doen."
170 Het betaamde hun dat zij in de opperkamer gingen, omdat zij Zijn kracht hadden gezien. Zij wisten dat Hij stierf, dood was. En zo dood, dat zelfs de maan en de sterren getuigden dat Hij dood was; zij verborgen hun aangezicht en wilden niet schijnen. De aarde wist dat Hij dood was, totdat zij beefde van een zenuwinstorting. De rotsen braken uit de grond, waar zij sinds de antediluviaanse vernietiging in geweest waren. Zij wisten dat Hij de Messias was. Zij wisten dat Zijn Woord was dat Hij de Heilige Geest terug moest zenden. Zij wisten dat dit een belofte was. Zij wisten dat zij er daar op moesten wachten. Zij hadden Hem gezien. Zij wisten dat Hij dood was; zij wisten dat Hij opgestaan was. Zij hadden Hem gezien, daarom wisten zij waar zij over spraken.
171 Totdat een mens weet waar hij over spreekt, kan hij niet veel zeggen. Maar als u weet waar u over spreekt! Als u denkt dat dit opwinding is, kom Hem dan eenmaal ontvangen, dan zult u weten waar u over spreekt. Het is geen opwinding. Het is de kracht Gods tot behoud. Het is de Heilige Geest. Ik weet waar ik over spreek. Ieder die Hem ontvangen heeft, weet waar zij over spreken.
172 Het betaamde de discipelen, het betaamde hun dat zij Zijn Woord zouden houden om in Jeruzalem te wachten. Dus gingen zij erheen om op Pinksteren te wachten, totdat zij de Heilige Geest ontvingen. Want dan wisten zij dat hun bediening niet door kon gaan, totdat zij de Heilige Geest hadden ontvangen om van Hem te getuigen. Zij wisten dat zij hulpeloos waren. Maar zij moesten Zijn tegenwoordigheid hebben, dus gingen zij erheen om erop te wachten.
Dat betaamde Petrus nadat Jezus hem had ontmoet.
173 In Markus 16 staat: "Gaat heen in de gehele wereld en predikt het Evangelie. Deze tekenen zullen hen volgen die geloven. In Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen, met nieuwe tongen spreken, slangen opnemen, dodelijke dingen drinken, het zal hun niet schaden; als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij genezen."
174 Het betaamde Petrus, de oude visser, die niet genoeg scholing had om met zijn eigen naam te tekenen. Maar op een dag toen hij door de Schone Poort liep, die Salomo gebouwd had, lag er een man die lam was. Zijn knieën, zijn enkels, waren zwak, hij kon niet lopen. Hij was altijd zo geweest. Hij had geen kracht. Een man van ongeveer veertig jaar, die geen kracht had. Maar toen Petrus het bakje hoorde rammelen, keek hij naar beneden en zag daar een kreupele man liggen en iets bonsde in zijn hart! Hij was er op Pinksteren geweest, hij had de Heilige Geest! Hij had de belofte van Jezus, dus was het voor hem betamelijk, betaamde het hem dat hij zei: "Zilver en goud heb ik niet." Hij gaf zijn getuigenis. "Ik heb geen zilver en goud. Maar wat ik heb, zal ik u geven als u het kunt ontvangen."
Ik kan mij voorstellen dat de man zei: "Ik kan het ontvangen."
175 Hij zei: "Dan, in de Naam van Jezus Christus van Nazareth, sta op uw voeten en wees gezond." En hij vatte hem bij de hand om zijn geloof te oefenen en wekte hem zo op; en zijn enkels ontvingen kracht en daar ging hij, springend, prijzend en God verheerlijkend.
176 Het betaamde hem om het te doen, het was betamelijk voor hem. Hij moest het wel doen, omdat hij een gezalfde discipel was. Hij was met Jezus geweest. De hele wereld wist het; de dag daarvoor in het Sanhedrin toen ze hem opgesloten hadden, hem en Johannes, beiden, onontwikkelde en ongeletterde mannen; zij wisten dat zij met Jezus waren geweest, omdat zij het hoorden aan de manier waarop zij spraken, de vrijmoedigheid die zij hadden. Zij wisten dat er iets met hen gebeurd was. En Petrus wist dat. Dus betaamde het Petrus, het was betamelijk voor hem, omdat hij Gods belofte voor die dag had.
177 "Ik zal u kracht geven. Ik zal u kracht geven. U zult treden op de koppen van slangen en schorpioenen. Wat u ook zult vragen in Mijn Naam, dat zal Ik doen. Als u tot deze berg zegt: "Wordt bewogen" en niet twijfelt in uw hart, maar gelooft dat wat u zegt, geschieden zal, kunt u hebben wat u gezegd hebt."
178 Het betaamde Petrus toen het te geloven. Het betaamde hem. Dat is wat hij moest doen, omdat hij wist dat hij leefde in de dag van die opdracht. Daar was het Licht van het uur. De opstanding was juist gekomen, de Heilige Geest was daar. Het betaamde hem.
179 Het betaamde Paulus; na een criticus te zijn geweest. En op zijn weg naar Damascus was daar op zekere dag die Vuurkolom, die Israël uit Egypte naar het beloofde land geleid had, die vlees geworden was en onder hen had gewoond en tot God was teruggekeerd, die tot hem sprak. En hij vroeg zich af: "Hoe zou dit Jehova kunnen zijn? Hoe zou het kunnen zijn? En daar is Hij, in dezelfde Vuurkolom die daar hangt." "Here, wie bent U die ik vervolg?"
180 Hij zei: "Ik ben Jezus." O my! Hij gaf hem opdracht, gaf hem zijn bediening. Hij gaf Paulus opdracht, gaf hem zijn bediening.
181 Paulus was in de tegenwoordigheid van God geweest, hij had de Vuurkolom gezien. Hij had gezien, dat Jezus die eens de Vuurkolom was, toen vlees gemaakt werd en onder ons woonde en terugkeerde naar een Vuurkolom, hem opdracht gaf voor deze bediening. Halleluja! Niets zal hem schudden. Het betaamde hem, toen zij zakdoeken van zijn lichaam afnamen en ze naar de zieken zonden. Het betaamde hem, omdat hij wist dat hij de gezalfde apostel was. Hij zag de visioenen van God en God verscheen vóór hem en sprak en hij zag het helemaal precies gebeuren. Wel, het betaamde Paulus dat hij probeerde de mensen te helpen, het Woord te vervullen waarvoor hij opdracht had. Hij was het Licht van de dag. Hij was het Licht voor de heidenen. Hij wist het. God droeg hem op het te zijn. Hij was het Licht in die dag. Dus Paulus had er de opdracht voor.
182 Nu, het is betamelijk voor ons, het betaamt ons in deze dag. Wij weten het! We hebben juist de gemeentetijdperken doorgenomen. Wij weten dat wij de Heilige Geest ontvangen hebben, wij weten dat zonder een zweem van twijfel. Wij weten dat wij het Evangelielicht hebben.
183 "Bekeert u, een ieder van u, en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus voor de vergeving van uw zonden en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen." Er is geen geestelijke in de wereld of iets anders die dat kan uitdagen. Tot hoever moest dit gedaan worden? "De belofte is voor uw kinderen, voor hen die verre zijn, zelfs zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal."
184 De profeet zei: "Het zal Licht zijn in de avondtijd; deze Evangelielichten zouden weer terugkeren." Zoals dezelfde zon opgaat in het Oosten en in het Westen ondergaat, zal het weer terugkeren in de laatste dagen. Hier zijn wij in de laatste dagen!
185 Wij hebben de Heilige Geest ontvangen. Wij weten dat. Wij spraken in tongen zoals zij deden op Pinksteren. En wij weten dat u Hem kunt ontvangen.
186 Wij weten dat de zevende engel de Boodschap heeft gegeven. Wij zien het bevestigd, het teken.
187 Wij weten dat wij aan het eind van het Laodicéa-tijdperk zijn. Wij weten dat nationale strijd, tekenen en wonderen, overal opkomen. Wij weten dat wij in de eindtijd zijn.
188 God geeft er getuigenis van! En het betaamt ons, het is betamelijk voor ons dat wij alle gerechtigheid vervullen. "Naties tegen naties, een tijd van verbijstering, benauwdheid", al deze dingen die wij gehoord hebben. Indien u het kunt ontvangen!
189 Nu, wij zijn in het laatste uur. Wij zijn in het Laodicéa gemeentetijdperk. Elke boodschapper heeft zijn tijdperk gegeven, heeft zijn boodschap gegeven in zijn tijdperk. En wij zijn hier aan het einde van het tijdperk en wij zien dat God het bevestigd heeft met tekenen en wonderen. En niemand kan zeggen dat het niet zo is.
190 Hij is hier nu! Hij is in de Gemeente! Hij is in de mensen. Niemand kan zeggen dat het niet zo is. Wij weten dat Hij hier is.
191 En het betaamt ons Zijn Woord te nemen. Wij, het betaamt ons alle gerechtigheid te geloven. Het betaamt ons. Het past ons dat wij alles vervullen waarvan Hij gesproken heeft.
192 De kerk is zwak, de kerken van vandaag. Wij zijn verscheurd door organisatiestrijd, scheiding van de broederschap; Methodist, Baptist, Presbyteriaan, Eenheid, Drieheid, Vijfheid, allerlei spul. We worden verscheurd. Dat is de wijze waarop het verondersteld wordt te zijn. Het moet op die wijze zijn.
193 Dan zal er een Boodschap komen! O halleluja! Wij weten dat het dezelfde Vuurkolom is die Israël leidde. Wij weten dat het dezelfde bediening is die Jezus Christus vergezelde, door die Vuurkolom die Hem gezalfd had, die de Gemeente vandaag begeleidt. De wetenschap heeft het bewezen; wij hebben dat niet nodig. God heeft het bewezen! Wij hebben de bediening van Jezus Christus nodig om die Hoofdsteen die daar komt, te laten passen, die de Gemeente gebracht heeft tot een plaats waar de bediening precies gelijk is aan die zoals deze was toen Jezus wegging. Precies!
Naties breken, Israël ontwaakt.
De tekenen die de wijzen voorspelden.
De dagen der heidenen zijn geteld,
Met verschrikkingen belast.
"Keert terug, o verstrooiden, tot het uwe."
194 Wij zijn in de laatste dagen. En het betaamt ons, het past ons alle gerechtigheid te vervullen.
195 Bedenk dat Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Lot, zo zal het zijn bij het komen van de Zoon des mensen." Hoevelen herinneren zich dat? [De samenkomst zegt: "Amen"] Goed. Wat was het in de dagen van Lot? Welk teken gaf Hij?
196 Er waren drie klassen mensen in de dagen van Lot. Was dat juist? [De samenkomst zegt: "Amen"] Daar was de ongelovige, de schijngelovige en de gelovige. Elk van hen ontving een boodschapper. Dat is juist. Toen Abraham onder zijn eik zat, wat vond er plaats? Kijk wat er plaats vond.
197 Er was een Engel die neerkwam en naar Sodom ging. Deze man ging daarheen en leerde hen dat zij zich bekeren moesten, dat zij berouw moesten hebben en zich tot God bekeren. Wat gebeurde er? Slechts drie kwamen eruit, Lot en zijn twee dochters. Zijn vrouw veranderde in een zoutpilaar. Slechts drie kwamen eruit, toen er een moderne Billy Graham was die de boodschap daarin tot hen bracht.
198 En dat zien wij vandaag gebeuren. Wij zien een boodschapper uitgaan die predikt tot de naamkerk.
199 En er was er Eén die tot Abraham kwam en de uitverkoren Gemeente. Hij gaf hem een teken. En wij weten dat het waar is. Wij weten dat het een feit is. Hij zat met zijn rug naar de tent gekeerd, vertelde wie Sara was, wat op haar hart was, wat haar moeite was. Hij gaf de boodschap precies. Abraham wist dat het God was. Want onmiddellijk nadat Hij dat gezegd had, noemde hij Hem "Elohim", een boodschapper, in een menselijke gedaante van vlees, om een Boodschap te brengen naar een Sodom en Gomorra.
200 En als wij die dingen zien waarvan Jezus zei dat zij zouden komen te geschieden, past het ons alle gerechtigheid te vervullen. Het past ons dat wij God op Zijn Woord nemen. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen"] Dus laat het nu zo zijn.
201 "Broeder Branham, u bent uit balans met de rest, met de denominaties."
202 Dat moge zo zijn. Laat het nu zo zijn. Dat is juist, laat het zo zijn.
203 "Wel, u zou heel wat beter af zijn als u voorwaarts ging en samenwerkte."
204 Laat dat nu zo zijn. Maar aldus betaamt het ons. Wij zijn Zijn volk, Zijn profeten, Zijn wijzen. Het betaamt ons dat wij alle gerechtigheid vervullen. Dus laten wij dat doen terwijl wij onze hoofden buigen.
Naties breken, Israël ontwaakt,
Tekenen die de Bijbel heeft voorspeld;
De dagen der heidenen zijn geteld,
Door verschrikkingen gekweld.
"Keert terug, o verstrooiden naar het uwe."
De dag van verlossing is nabij,
De harten der mannen bezwijken van vrees.
Weest gevuld met de Geest, uw lampen schoon en helder,
Ziet omhoog, uw verlossing is nabij!
Valse profeten liegen, Gods Waarheid verloochenen zij,
Dat Jezus de Christus, onze God is, (Hoe waar is dat; o, honderden!)
Maar wij zullen lopen waar de apostelen hebben gelopen.
Want de dag van verlossing is nabij,
De harten der mannen bezwijken van vrees.
Weest gevuld met de Geest, hebt uw lampen schoon en helder,
Ziet omhoog, uw verlossing is nabij.
205 Terwijl u uw hoofden gebogen hebt, betaamt het u vanmorgen, dat u uw leven aan Christus geeft? Heeft Hij tot u gesproken? Zo ja, steekt uw hand op naar Hem en zegt: "Ik neem Christus nu aan. Het betaamt mij dat ik mijn alles, mijn wil, vanmorgen aan Hem overgeef. Ik steek nu mijn hand op en zeg: 'Here Jezus, wees genadig.' Ik heb U nodig. O, wat heb ik U nodig! Elk uur heb ik U nodig." God zegene u. "O, Gezegende Verlosser, ik kom tot U."
Ik heb U nodig, o, ik heb U nodig; (Wat zou het zijn als u lag waar moeder nu ligt?)
Elk uur heb ik U nodig!
O, zegen mij nu, mijn Heiland, ik kom tot U!
Ik heb U nodig, o, o Here, wij hebben U nodig;
Elk uur heb ik U nodig!
O, zegen mij nu, (Here, ik heb U nodig, nu meer dan in lange tijd)
Maar ik kom tot U.
206 [Broeder Branham begint te neuriën: "Ik heb U elk uur nodig"]
207 Hemelse Vader, wij lopen door de dalen, wetend dat U beloofd hebt: "Ik zal u niet begeven noch verlaten. Zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, alle andere dingen zullen u toegevoegd worden."
Dus kom ik tot U!
208 Als er hier enigen zijn die niet recht zijn in hun ziel; als zij dat pad afkomen waar mijn moeder nu op dit ogenblik is, o Here, mogen zij ook dat getuigenis hebben. Het betaamt ons vandaag, Here.
209 Wij zijn op de eindweg, het Laodicéa gemeentetijdperk; een boodschap; het verwerpen van de boodschap; de betuiging van de boodschap en de tegenwoordigheid van Christus, bewijzend dat Hij Dezelfde is, gisteren, in de dagen van Lot en in de dagen van Zijn vlees en in de huidige dag; gisteren, vandaag en voor immer.
210 Laten zij U nu ontvangen als hun gezegende Verlosser. Sta het toe, Here. Ik vraag het in Jezus' Naam.
O, zegen mij nu, mijn Heiland, Ik kom tot U!
Dierbaarste Here,
Verzoekingen verliezen hun kracht,
Waarlijk, Here, als U nabij bent.
Ik heb U nodig, o, ik heb U nodig!
211 Als U haar van ons hebt weggenomen, dan ruste haar kostbare ziel in de hemel. Sta het toe. Sta het toe, Here.
Mijn Heiland, ik kom tot U!
212 Vader God, hoor ons. Het betaamt ons dat wij alle gerechtigheid hier vervullen. Wij weten wat het Woord zegt. Wij zijn niet in duisternis. Wij weten wat het Woord beloofd heeft. Help ons, o Here, dat wij alle gerechtigheid vervullen. Vervul Uw Woord. Moge elke gelovige hier nu geloof hebben, daar wij komen tot de zieken. Wij willen allen graag leven, Here, maar het Eeuwig Leven moet voorop staan, voor die wereld die komende is. Hoor ons, Vader, terwijl de samenkomst bidt, speciaal voor de zieken en de bedroefden.
213 Ik vraag mij af of er enige vreemdelingen bij ons zijn die nooit tevoren in de tabernakel zijn geweest, en u bent ziek en u ziet uit naar God om hulp? Met uw hoofden gebogen, u allen, zou u uw hand op willen steken, u mensen die vreemdelingen voor mij bent, die mij niet kent of ik u niet ken en u bent nu tot Christus om hulp gekomen. Steekt even uw hand op. Zie? God zegene u en u en u. Er zijn er verscheidenen.
214 U hoeft alleen te geloven. Deze boodschap is niet tevergeefs. Het is het Woord van God.
215 De dame... Met uw hoofden gebogen. Zij blijft haar hand omhoog houden. Zij lijdt aan een hartkwaal. Zij is ene mevrouw Nance. Zij komt uit Madisonville, Kentucky. Dat is juist. Is het niet, dame? U kunt uw hoofd nu omhoog doen. U had uw hand omhoog, blijf hem even omhoog houden. Dat is waar, was het niet? Als het zo is, steekt uw hand op. Ziet u waar wij ons bevinden, vrienden? [De samenkomst zegt: "Ja"] Ik ken die dame niet. Ik heb haar nooit gezien. Maar wat is het? Het is een teken van het Evangelie, opdat u moge...
216 Gelooft u dat ik Zijn profeet ben, dame? Ja? Toch zijn wij vreemdelingen. Ik ken u niet. Die naam was juist, is het niet? Als het in orde was, wat Hij u ook vertelde, wuif dan slechts met uw hand naar het gehoor, zodat zij kunnen zien dat dat juist was. [De samenkomst verheugt zich]
217 Wie zou dat kunnen doen? Jezus van Nazareth. Opdat u mag weten dat ik Gods profeet ben en u de waarheid vertel, want aldus betaamt het ons. Een vrouw raakte Zijn kleed aan en Hij keerde zich om, vertelde haar van haar 'bloedvloeiing' en zei dat deze zou stoppen.
218 De dame die naast u zit heeft ook een hartkwaal. Dat is juist. Ja. Ik ken haar niet. U weet dat het zo is. Zie? Maar God kent haar. Hij kent haar moeite, is het niet? Mevrouw Allen, gelooft u dat God u genezen kan? [De vrouw zegt: "Ja"] Als dat uw naam is en uw kwaal, steek uw hand op. Steek uw hand op als dat juist is. [De samenkomst verheugt zich]
219 Een dame die daar naast u zit. Ik bedoel mevrouw Bennett. U komt allen uit dezelfde plaats. Zij heeft een nierkwaal in plaats van een hartkwaal. Als u met heel uw hart gelooft, kunt u ook gezond worden. Gelooft u het, dame? Steek uw hand op en zeg: "Ik zal het aanvaarden", dan kunt u naar huis gaan en gezond worden. Indien u kunt geloven! U woont allen in Kentucky, in een stad genaamd Madisonville.
220 Daar precies achter zit een dame, mevrouw Bone. Zij woont dicht bij Madisonville. Zij woont niet precies in Madisonville, zij kijkt recht naar mij. En daar is die engel die recht boven haar staat. Zij woont dichtbij Madisonville. Haar naam is Bone; voorhoofdsholte-ontsteking, een astmatische toestand, hoesten. Als dat juist is, wuif met uw hand heen en weer, dame. Geloof in de Here Jezus Christus en ga naar huis en wees gezond.
221 Een keelkwaal, meneer. Gelooft u dat God uw keel kan genezen en u gezond maken? Wees genezen! Heb slechts geloof in God.
222 Mejuffrouw Hopkins, de gekleurde dame uit Chicago. Ik ken u niet, heb u nooit in mijn leven gezien. Maar u wilt genezen worden van die nervositeit, voorhoofdsholte-ontsteking? Ga, geloof en u kunt ook gezond worden.
223 Mevrouw Hanes uit Columbus, Ohio. U gelooft in de Here Jezus Christus en u kunt naar huis gaan en ook gezond zijn.
224 Wij zijn aan het einde van de weg. Gelooft u? [De samenkomst zegt: "Amen"] Het betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen. Hij beloofde dat die dingen er zouden zijn. Wij zijn hier. Gelooft u het? ["Amen"]
225 Wel, legt uw handen op elkaar. Ik wil u een vraag stellen. Beloofde Jezus dat deze dingen er in de laatste dagen zouden zijn? Zegt: "Amen". [De samenkomst zegt: "Amen"] "Zoals het was in de dagen van Lot. De werken die Ik doe, zult gij ook doen." Zei Hij ook dit: "Deze tekenen zullen hen volgen die dat geloven. Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij genezen"? ["Amen"] Bent u klaar om uw standpunt als een gelovige in te nemen? ["Amen"] Want aldus betaamt het ons dat wij alle gerechtigheid vervullen.
226 Het is de gerechtigheid van God, dat wanneer deze zakdoeken hier (ik leg mijn handen erop in de Naam van Jezus) u aanraken; ik weet dat de Heilige Geest hier is, Dezelfde die met Paulus was. ("Zij namen van Paulus...") Zo zult u genezen worden als u het slechts gelooft.
227 Ik geloof dat dezelfde Heilige Geest, door de Heilige Geest, hier is vanmorgen, Zichzelf bewijzend, de boodschap van de laatste dag; de grote Heilige Geest zelf, Zichzelf belichamend, komend in menselijk vlees, doende Zijn werken.
228 Ik heb vanmorgen gestaan onder moeilijke omstandigheden. U weet wat ik zal gaan horen als ik hier wegga. Maar het betaamt ons dat alle gerechtigheid vervuld wordt.
229 God legde de boodschap op mijn hart. Nu betaamt het u als een gelovige dat u gelooft. Terwijl u uw handen op elkaar legt, zal er geen zieke meer onder ons zijn, als u dat slechts gelooft met uw hele hart en bereid bent om uw standpunt in te nemen.
230 Nu, Hemelse Vader, wij brengen dit gehoor tot U na de boodschap. Here God, zeker kunnen de mensen nu zien dat het ons betaamt. Het betaamt een profeet op het Woord te staan. Het betaamt een lid van de gemeente, het betaamt hun dat zij staan. Het betaamt de zieke mensen het Woord van Jezus Christus te geloven, daar Hij zei: "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven. Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij genezen worden."
231 Ik zou een gebedsrij roepen, Here. Maar de boodschap die mij juist gegeven werd door de telefoon, heeft mij geschud, Vader. O God, Uw Woord zegt: "Het betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen." Geef het op een ieder.
232 De Heilige Geest is hier, bewijzend dat Hij onder ons is. Nu, laat de kracht van God, laat het getuigenis van de Heilige Geest in de harten van deze mensen nu op dit moment bewegen, hun een verzekerdheid gevend zoals Daniël had, zoals Noach had, zoals Henoch had, zoals Johannes had, zoals Petrus had en zoals Paulus had, zoals Jezus had, zoals Abraham had, zoals zij allen hadden, Here. Dat betaamt ons in deze dag, waar Goddelijke genezende kracht is uitgestort, tekenen en wonderen worden gedaan, een groot ontwaken onder de mensen is gekomen, de Heilige Geest onder de mensen gevallen is. Zij hebben gejuicht, in tongen gesproken, geprofeteerd, grote gaven en tekenen en wonderen. De engel van de boodschap, de engel van het tijdperk is ons verschenen in de vorm van de Heilige Geest en Hij brengt ons een boodschap. We zien het vervuld worden. Wij zien dat Hij onze lichamen neemt en ons van sterfelijke menselijke wezens transformeert in werktuigen van God, om grote geheimzinnige tekenen en wonderen in bestaan te spreken. Als wij deze dingen zien, betaamt het ons dat wij alle gerechtigheid vervullen.
233 Als wij weten dat Abraham omkeek naar Lot, dat als Daniël om kon kijken naar Abraham, dat als Johannes naar Daniël kon kijken (O God!), dat als Petrus en Johannes naar Jezus konden zien... En als wij naar hen kunnen kijken en vandaag dezelfde resultaten onder ons zien, dan betaamt het ons alle gerechtigheid te vervullen.
234 Laat de kracht van Jezus Christus dit gebouw doorstromen, met Goddelijk geloof en elke persoon hier binnen genezen van elke smart en elke ziekte, Here. En als Uw dienstknecht gelast ik deze duivel die zich de hele morgen aan mij opgedrongen heeft, die geprobeerd heeft mij uit deze preekstoel te halen... Door de genade van God bleef ik hier.
235 Al deze arme, zieke en lijdende stervelingen van God. Kom uit hen, Satan, jij duivel! Ik gelast je, door Jezus Christus, de levende God, dat je uit deze mensen vertrekt en hen niet meer kwelt, want zij staan evenals de Hebreeuwse jongelingen in het uur van beproeving om hun standpunt in te nemen en genezen te worden vanaf dit uur aan. Door Jezus Christus' Naam gelast ik de ziekte en de duivels van deze samenkomst, die zijn gekomen om deze mensen ziek te maken, uit hen te vertrekken.
236 Met onze hoofden gebogen, onze harten tot God, ga ik een lied zingen. Ik zal het proberen met uw hulp en Gods hulp. "Mijn geloof ziet op naar U." Ik wil dat u zelfs niet een klein beetje twijfelt, maar ik wil dat u nu gelooft. Het betaamt ons. Hoeveel Christenen zijn hier binnen? Steekt uw handen op en zegt: "Amen". [De samenkomst zegt: "Amen!"] Hoeveel gelovigen? Zegt: "Amen". ["Amen!"] Hoevelen hebben hun handen op een ander gelegd? Zegt: "Amen". ["Amen!"] Dan betaamt het ons dat wij alle gerechtigheid vervullen.
Mijn geloof ziet op naar U,
Gij, Lam van Golgotha,
Goddelijke Verlosser;
Nu, hoor mij terwijl ik bid,
Neem al mijn zonde weg (zonde is "ongeloof")
O, laat mij vanaf deze dag geheel de Uwe zijn.
Terwijl ik door 's levens donkere doolhof treed,
En droefheid zich rondom mij verspreidt (God, wees mijn Gids nu!)
Weest Gij mijn Gids;
Gebied de duisternis in dag te veranderen,
Veeg de tranen van smart af,
Laat mij nooit wegdwalen van Uw zijde.
237 Met onze hoofden gebogen. Die lieve oude moeder van mij is slechter geworden tijdens mijn prediking, moge mijn stem echoën door de grote diepe ravijnen van de hemel.
238 Toen zij onlangs met mij sprak, zei ze: "Billy, je hebt mij gevoed. Je hebt mijn huur en mijn lichtrekening betaald, mij iets gegeven om te eten." Ze zei: "Schat, toen je een kleine jongen was, ging ik naar buiten in weer en wind en ik kloofde hout, maakte een vuur voor je om je warm te houden. En ik kookte voor je wat we in het huis hadden om te koken." Ik zie haar daar liggen en die kleine oude zwakke handen die onze vuile kleren wasten. Je staat hulpeloos, ik kon niets doen.
239 Ik zei: "Mamma, in de handen van de levende God beveel ik uw rechtvaardige ziel."
240 Zij is sindsdien slechter geworden. Ze zijn allen weggegaan. Mijn broers, dat is alles wat over is. De boodschap hier in de preekstoel was tamelijk slecht. Als zij gegaan is, geve God haar ziel rust. Als zij nog bij ons is en met ons tot vanavond, zal ik door Gods genade hier in de preekstoel staan om mijn plicht te vervullen, want het betaamt mij dat ik alle gerechtigheid vervul. En ik zal het ervaren.
241 En ik zal de dienst overgeven aan broeder Neville, mijn gezegende medevoorganger. Broeder Neville.