Een paradox
Door William Marrion Branham1 Goedemorgen, vrienden. Het is een voorrecht om hier vanmorgen opnieuw te zijn. Men vertelde mij dat er een speciale bijeenkomst was belegd en dat er enige notulen waren gemaakt. Men wilde dat ik kwam luisteren naar deze aantekeningen en of ik misschien wilde zeggen of ik er voor of tegen was en men zei dat er iets was betreffende de interviews; daar waren wat problemen mee geweest. Ik vind dat een heel goed idee. Dat accepteer ik. Dat geeft me dan een gelegenheid dat ik kan...
2 Er zijn er zoveel, ik vermoed dat er op dit ogenblik ongeveer zeshonderd op de wachtlijst staan voor speciale interviews. En ik ben moreel aan mijn woord verplicht om met ieder vol te houden totdat we voor die persoon een antwoord krijgen van God, ziet u. Als je dat doet, kun je precies op dat ogenblik iemand op de wachtlijst hebben staan die daar op wacht; of je wacht met die ene persoon, je wacht twee of drie weken voor die ene persoon totdat we echt iets van God horen; komen samen, bidden samen, gaan uit elkaar; komen opnieuw tezamen, bidden samen totdat we ZO SPREEKT DE HERE hebben voor die persoon. Wel, ondertussen zijn er andere zaken gaande.
3 Nu op deze manier, de manier, als ik het goed begrijp, is dat iedereen zijn verzoek zal opschrijven, waar ze ook mee zitten en dat aan mij overhandigen. Men geeft ze dan aan mij en laat mij over die verzoeken bidden, dan kan ik de mensen opbellen zodra... Was dat het, was dat de manier? [Broeder Neville zegt: "Amen." – Vert] Nu, dat is fijn. Ziet u, dan kan ik misschien, terwijl ik met deze ene persoon wacht, dan zou ik in een keer tegelijk honderd, tweehonderd mensen kunnen nemen, deze groep hier, terwijl ik met die ene wacht. Want op die manier zal het mij de kans geven om aan meer mensen toe te komen. Daar houd ik echt van. Wie er ook op het idee kwam, wel, ik geloof dat het heel goed is. Dat is fijn.
4 Nu, dit is voor mij nogal een geweldige week geweest, deze laatste paar weken. Ik ben weg geweest voor onze Heer, zoals u begrijpt.
5 Maar ik geloof dat, voordat we de dienst beginnen, ik geloof dat ik... Eén ding weet ik, dat ik hier ergens in het gebouw een kleinzoon heb en misschien... Als hij een Branham is, dan is hij onordelijk, misschien rent hij hier ergens rond, dus is hij degene die deze instructies ter harte moet nemen; hij moet hier ergens zijn. Ik geloof dat er een opdragingsdienst is en voor andere moeders die kleintjes hebben. Wel, als broeder Teddy – die is het geloof ik – naar de piano wil komen, dan zullen we ons gebruikelijke lied zingen voor het opdragen van baby's: Breng ze binnen.
6 In veel kerken dopen vele mensen de baby's door besprenging. En wij proberen precies de Bijbelse wijze te volgen, zo nauwkeurig als ik maar weet. Nu is er in de Bijbel geen enkele plaats waar zij ooit een volwassene besprenkeld hebben, laat staan een baby. Nimmer werd er ergens besprenkeld of werd het door God verordineerd; een baby noch een volwassene.
7 Maar er staat wel in de Bijbel dat zij kleine kinderen tot Jezus brachten en Hij hief Zijn handen op en legde ze op de kleintjes en zegende hen en zei: "Verhinder de kleine kinderen niet tot Mij te komen." Nu, dat is onze wijze van doen hier. Wij brengen ze, als Zijn dienstknechten, eenvoudig in gebed voor God. En als er hier iemand is die een baby heeft die nog niet is opgedragen...
8 We geloven niet in het dopen van deze kleine kinderen, op geen enkele manier. Want zij hebben geen zonde. "Zij zijn in zonde geboren, gevormd in ongerechtigheid, komen leugensprekend ter wereld", maar ze hebben niets om zich van te bekeren. En de doop is tot bekering en vergeving van zonde. Dus die baby heeft niets om zich van te bekeren; en toen Jezus op het kruis stierf, reinigde Hij van alle zonde. Als wij nu oud genoeg zijn geworden om te weten dat wij ons moeten bekeren van hetgeen wij hebben gedaan, dan erkennen en beseffen wij dat Christus voor ons stierf. Die kleine baby kan dat niet beseffen, dat Christus voor hem stierf; maar wanneer wij oud genoeg zijn om te beseffen dat Christus voor ons stierf, dan worden wij gedoopt tot Zijn dood en opgewekt tot Zijn opstanding. Zo de Here wil, zal ik daar de volgende zondag toe komen, als de Here... als God wil.
9 Nu, daarom brengen wij ze en dragen ze op. Ongeacht welke moeder, welke kerk, welke geloofsbelijdenis of welke kleur, wat het ook mag zijn, wij dragen alle kleine kinderen op aan de Here Jezus Christus.
10 Broeder Teddy, als u ons dit nu wilt laten zingen: Breng ze binnen, als u wilt. In orde, laten we het nu allemaal samen zingen.
Breng ze binnen, breng ze binnen,
Breng ze binnen van de velden der zonde;
Breng ze binnen, breng ze binnen,
Breng de ronddwalenden tot Jezus.
11 In het visioen dat ik had, vlak na het heengaan van mijn moeder, was dat het inleidende lied dat ik opgaf: Breng ze binnen, wat we zingen als we de kleine kinderen opdragen.
Wilt u komen, broeder Neville.
12 Ik ken deze jongen. Billy zegt: "Laat hem niet vallen." Ja. Dit is William Branham; er staan er hier drie van ons bij elkaar, William Branhams, drie generaties en drie namen. Hij bekijkt mij vanmorgen ook. Er is gewoon iets met ze, ze zien er zo onschuldig uit, weet u. En hij is William Paul, Junior. We zijn dankbaar – dat ben ik vanmorgen – om de kleinzoon uit de armen van zijn vader (mijn zoon) aan de Here Jezus te geven, voor een leven van dienst; zegeningen op de vader en moeder.
Laten we onze hoofden buigen.
13 Onze genadige hemelse Vader, ik weet dat ik ver op de weg ben gekomen terwijl ik mijn kleinzoon in mijn handen houd.
14 Maar ik denk aan Jakob, toen hij zijn kleinkinderen tussen z'n knieën plaatste, Efraïm en Manasse, toen hij een oude man was en deze kinderen zegende en hun de geestelijke zegeningen toebedeelde die zelfs tot op deze dag hebben stand gehouden. Hoe hij zijn handen kruiste van de een naar de ander, de zegeningen brengend van de Joden naar de heidenen – in het kruis. Laat de God des hemels nu naderbij komen.
15 Deze kleinzoon die U aan mij hebt gegeven, Here, door mijn zoon en schoondochter! Ik denk eraan hoe zij onvruchtbaar was, ze kon geen kinderen krijgen en op een dag kwam ze van Yakima, Washington en huilde en zei: "Ik wou dat ik een baby kon krijgen."
16 Uw Geest kwam in de auto en toen zei ik: "Je zult hem krijgen." En vandaag houd ik deze fijne, kleine jongen in mijn handen; Uw gesproken Woord, Uw belofte.
17 Nu Here, door middel van een eenvoudige daad plaatsen we door geloof deze baby in de handen van de Here Jezus; opdat Hij, hier zijnde in de vorm van de Heilige Geest, de baby in Zijn armen en Zijn zorg zal nemen en het door het leven zal geleiden. Geef hem gezondheid en kracht, een lang leven als U vertoeft. En moge de baby worden gebruikt tot Uw eer. Moge de kracht van de levende God op dit kind rusten. Als hij leeft totdat hij een man is, en Jezus vertoeft, moge hij dan het Evangelie prediken. Moge de kracht van God die hem aan zijn moeder en vader gaf, hem nooit verlaten.
18 Zegen zijn vader en zijn moeder. Mogen zij opgroeien – moge hij deze baby opvoeden in de Christelijke atmosfeer, opdat deze baby al de menselijke training zal krijgen die in hun vermogen ligt.
19 Nu, kleine Billy Paul Branham, Junior, ik draag jou op aan de Almachtige God, in de Naam van Jezus Christus. Amen.
20 Er is iets met kleine kinderen, ik geloof dat het zo lieflijk is!
21 Ik moet denken aan Loyce, ze huilde en wrong haar handen. Ze is erg nerveus. Loyce is uit grote verdrukkingen vandaan gekomen, slechts een kleine meisje uit Kentucky, dat een tamelijk hard leven had gekend. En zij... Op een avond verscheen Jezus aan haar, staande in de kou. En ze kwam rond middernacht naar mijn huis toe gerend, zij en Billy, nadat ze getrouwd waren. En ze... daar aan de rand van de slaapbank legde ik mijn arm om haar heen en leidde haar naar de Here Jezus.
22 Ze wilde zo graag kinderen. Ze waren al enige jaren getrouwd. En op een dag op de terugweg van Yakima, zat ze te huilen. Het was een... De Heilige Geest kwam binnen en vertelde haar over een vrouwenkwaal die ze had gehad, noemde de reden waarom ze geen baby's kon krijgen. Toen kwam de Heilige Geest opnieuw, bestrafte die vrouwenkwaal en gaf haar de zegening. Ik droeg hem zojuist op. Er was een...
23 Ik heb hier een paar dingetjes opgeschreven die ik eerst wil zeggen voordat we de tekst lezen. In de eerste plaats zijn het de aankomende diensten die ik heb opgeschreven. Dat is de volgende week zondag, zo de Here wil. Ik weet dat het glad en slecht wordt op de wegen.
24 En we hebben hier mensen die uit Georgia komen en Alabama en Florida en Ohio en Illinois. Deze kleine groep mensen komt overal vandaan.
25 Sommige mensen vertellen mij, zeggen: "Ik kwam 's morgens langs jouw kerk, Billy. Er zijn daar kentekenplaten van over het hele land."
Ik zei: "Ja."
26 Eén hier en één daar, ik geloof dat de bruid op die manier zal zijn. "Twee in het veld; en Ik zal er één meenemen, één achterlaten", enzovoort.
En ik wil niet dat de mensen over die beijzelde wegen rijden.
27 Ik weet ook dat ik direct na Kerstmis naar het veld zal gaan, zo de Here wil. Ik heb nu ongeveer vijftien verschillende diensten belegd. Ik wil aankondigen dat ik de volgende zondag, zo de Here wil...
28 Ik wil onderwijzen over een wat mij betreft buitengewone boodschap. Ik heb deze week en vorige week de Bijbelhistorie bestudeerd. En ik wil spreken over het onderwerp, Christendom tegenover heidendom, of afgoderij; volgende week zondag.
29 Dan is het volgende week zondag de dag voor Kerstmis, aanstaande zondag; zondag over een week, neem me niet kwalijk. Zondag over een week is het kerstavond. Nu, als ik een boodschap aankondig en degenen, sommigen van mijn dierbare vrienden die van Alabama komen en Mississippi en Georgia en van rondom... dan zullen de kleine kinderen beslist teleurgesteld zijn op kerstavond. En als de Here het op mijn hart legt om de kerstboodschap aan de gemeente te brengen, dan zal ik – als God dat wil – dan beloof ik aan iedereen van buiten de stad, dat ik u de band zelf toestuur, ziet u. Dus hoeft u uw kinderen niet in de steek te laten op kerstavond, de avond voor Kerst. Dan zal ik u de band toesturen op mijn – op kosten van de gemeente. Onthoud dat gewoon.
30 Dan nog een ding, weet u, je kunt niet verwachten dat iedereen alles gelooft wat je zegt. Zo werkt het niet.
31 Ik was vanmorgen vergeten, toen ik snel wegging om hierheen te komen... Ik keek op... Broeder Wood bracht mijn vrouw en anderen hierheen. Ik keek op en het was al bijna tijd dat de dienst hier begon, dat ik binnen moest komen. Men had mij gezegd – Billy belde me gisteravond – men zei dat ze wilden dat ik hier vanmorgen zou zijn om deze notulen te horen voorlezen van de laatste bijeenkomst.
32 Ik zou een geschiedenis naar voren willen brengen om iets duidelijk te maken van wat ik heb gezegd. Ongeacht hoe je probeert iets duidelijk te maken, er is altijd iemand die het niet begrijpt. Het gaat over altaren in de kerk. Iemand zegt: "Broeder Branham gelooft niet in een altaar in de kerk." Ik geloof wel in een altaar in de kerk. Ziet u? Maar altaren waren niet de plaats waar mensen kwamen bidden. In de Bijbel is nergens een altaaroproep gedaan, te eniger tijd. Zoiets is er niet.
33 En ik wil u volgende week zondag de geschiedenis brengen van de vroegere kerk, de reden waarom er geen altaren in de kerk waren. Want plat voorover voor een altaar vallen is een heidense vorm van aanbidding en is op geen enkele wijze een Christelijke gedachte. Nu, ik wil daar ook volgende week zondag over spreken. Maar in de vroegere kerk waren geen altaren om een altaaroproep te doen. Er bestond niets anders dan een leeg vertrek. Dat is alles. Geen crucifix, helemaal niets, niets anders in het vertrek dan een kale vloer. De mensen waren de Pinksterkerk in de vroegere dagen; zoals ik het u vanuit vele verschillende geschiedschrijvers wil laten zien, volgende week zondag, zo de Here wil. En ik wil het tot u brengen uit Ironside's "Early Pilgrim Church" en uit Hislop's "Two Babylons", uit "Pre-Nicene Fathers", "The Nicene Council", o, zoveel daarvan, Hazeltine's geschriften van de vroegere kerk en verschillende anderen, ziet u. Om u te bewijzen dat er nergens...
34 Zelfs in Ierland waar ik een kerk heb bezocht waar Patricius in lag, waarvan de Katholieken beweren dat hij een katholiek heilige was, maar er is nergens ook maar iets van in de geschiedenis terug te vinden, dat hij dat was. Die heilige Patricius was niets anders dan iemand die tegen de Roomse kerk protesteerde. Het staat nergens. Niemand kan met een verhaal aankomen dat kan aantonen dat hij een Katholiek was. Hij, zijn... Al zijn scholen bevonden zich in Noord Ierland. Toen dan deze Katholieke overheerser in Engeland kwam, bracht hij tienduizend van Patricius' mensen ter dood. En de kerk staat daar vandaag nog, zijn scholen, allemaal in Noord Engeland.
35 En als u hen hoort zeggen: "Patricius roeide alle slangen in Ierland uit", weet u wat dat was, het historische feit ervan? Hij geloofde in Pinksteren, hetgeen de kracht had om slangen op te nemen, slangen op te rapen. En dat is de oorzaak van het gezegde; zo begon het.
36 Dat Petrus in Rome werd gekruisigd met zijn hoofd omlaag, staat nergens in de geschiedenis van de martelaren. En ik heb ze allemaal onderzocht, overal, en de geschiedschrijvers gelezen, alles wat ik maar te pakken kon krijgen, en er is geen enkele Schriftplaats waar staat dat Paulus of Petrus in Rome werd gedood. Het zijn dogma's. Het is begonnen in de eerste Roomse kerk en het is niet de waarheid. Daar is heel wat van. Ik zal er volgende week zondag op ingaan.
37 Dan is er nog iets waar ik zoveel over te horen krijg. Iemand zei tegen me, een groot bekendstaande prediker, hij zei: "Broeder Branham, waarom laat u die vrouwen niet met rust?" Hij zei: "Weet u, de mensen beschouwen u als een profeet. Waarom leert u ze geen hoge geestelijke dingen?" Het is mogelijk dat de man hier aanwezig is. Als dat zo is, dan wil ik dat u dit begrijpt, broeder. "Waarom onderwijst u ze geen hoge geestelijke dingen en laat u ze niet daar klimmen waar u klimt, in plaats van ze te vertellen dat ze hun haar niet moeten knippen en het soort jurken dat ze moeten dragen?"
38 Als u hier bent, of de band hoort, broeder: Als ik ze niet uit de kleuterschool vandaan kan krijgen, hoe zal ik ze dan algebra gaan onderwijzen? Ze hebben zelfs niet de beschaafdheid en de juiste moraal over zich om zelfs hun haar te laten groeien, en jurken te dragen zoals dames, hoe zult u ze dan geestelijke dingen gaan onderwijzen? Ziet u? Dat is juist. Weten het begin niet, kennen hun ABC's niet. En ze dan iets hoogs onderwijzen, hun een hogeschool opleiding geven als ze hun ABC niet kennen? Laat ze eerst het ABC leren en dan zullen we daar toe komen.
39 Nu, vorige week had u hier een groot man in de preekstoel om mijn plaats in te nemen. Dat was broeder William Booth-Clibborn, die bekend staat onder alle predikers als de prins der predikers; een groot man, geweldig groot prediker. Eerlijk gezegd is hij een van de beste die er in de landen rondom zijn. Die man kan het Evangelie in zeven verschillende talen prediken; dus u kunt zich voorstellen wat hij is. En hij is een prediker van het Volle Evangelie.
40 Hij was degene die me die keer bijstond in dat debat met die zeven predikers van de Church of Christ. En als er ooit mensen zijn geweest met wie ik medelijden heb gehad, dan waren het die mannen wel, nadat hij ze onder handen had genomen. Ik heb zoiets in mijn leven nog niet gehoord. Ze stonden zelfs op en begonnen weg te lopen. Hij liep naar de deur en zei: "Ik dacht dat u over Goddelijke genezing wilde praten?"
41 En hij is zo rechtuit, gewoon zo akelig plat. Hij noemde ze alles wat hem maar te binnen schoot, tot "domoren" en alles, weet u. Dus hij is erg rechtuit, en dat is het enige wat er met hem is. Als hij die kennis met wat liefde zou kruiden zou het anders zijn, ziet u. Misschien is hij hier. Ja, maar ik meen dat, weet u, op die manier, als hij er echt lieflijk mee zou zijn. Maar, o my, hij is een Engelsman en hij kan zo opgewonden raken.
42 Maar hij ging naar ze toe bij de deur en hield z'n vinger onder hun neus en zei: "Als u nog een keer op hem springt", dat was ik, "dan zal ik u voor het publiek te schande zetten en jullie als een stel ezels afschilderen." Sinds die tijd heb ik nooit meer iets van ze gehoord, zie. Ja, ik neem het ze niet kwalijk. Ik zou ook wegblijven. Ja, want je kunt er bij broeder Booth nooit een speld tussen krijgen.
43 Een wonderbare prediker, fijne man, goed Christen, zuiver, morele man, voor zover ik iets van hem afweet; en ik ken hem al jaren. Ik wil naar z'n band luisteren, waarover hij hier heeft gepredikt, over hoe heilig en hoog God was en hoe wij in zonde werden geboren; en wat zou iemand ooit kunnen doen om er voor te zorgen... Wie zou God kunnen vertellen wat Hij moest doen? Ziet u? En dat is echt wonderbaar.
44 Nu, de reden dat ik ben weggeweest is, dat ik een week heb gehad van vasten en gebed, om daardoor tot een beslissing te kunnen komen.
45 Ik moet hier ergens een knopje hebben, die uitschakelknop, om te censureren, wat ik er niet op wil hebben. O, hier zit hij. Deze is het. Wat je op de band wil hebben en wat je niet op de band wil. Dus broeders, als uw band wat in wanorde is, wel, ga niet... Je kunt dat stuk er tussenuit halen. Maar er zijn er al zoveel die hem opnemen, want als broeder Mercier en anderen de enigen waren die banden konden maken, wel, dan zou ik ze laten censureren voordat ik ze liet uitgaan. Maar in dit geval, iedereen kan hem nu opnemen, ziet u, iedereen die hem wil opnemen kan ze opnemen. Dus ik moet ze zelf censureren met deze knop hier, wat ik niet wil zeggen, wil laten uitgaan via de banden.
46 Want soms zijn er dingen die ik u hier allemaal kan vertellen, die ik beslist niet wil laten uitgaan onder de mensen. Want: "Laat ze gaan. Als de blinde de blinde leidt, zullen ze allen in de gracht vallen", ziet u. Daarom, geeft u ze geen aanstoot. Zoals Jezus zei: "Geef die Farizeeërs geen aanstoot." Hij zei: "Als ze iets willen, als ze wat belastinggeld willen hebben, ga heen en werp de vishaak in zee; en pak de eerste vis en haal het geldstuk uit z'n bek en ga ze betalen." Zei: "Geeft ze geen aanstoot, laat ze met rust."
47 Maar gedurende mijn hele leven, sinds ik een kleine jongen was, heb ik... De Here heeft me altijd visioenen gegeven, waar we, naar ik zeker ben, mee bekend zijn, zowel hier in de kerk als in het land waar deze banden ook zullen heengaan – visioenen. En met deze Bijbel open voor mij, en voor God voor Wie ik sta, ik weet niet dat er ooit een van heeft gefaald. Ze zijn altijd volmaakt geweest.
48 Een paar weken geleden had ik een visioen, aanstaande dinsdag drie weken geleden ongeveer, hetgeen me op m'n knieën bracht en in de wildernis, om te vasten en te bidden. Ik deed zwaar isolerend ondergoed aan (het was koud), wat ik gebruik op jachttochten, zodat ik daarginds in mijn grot en in de bossen niet zou bevriezen. En ik ging erheen, niet...
49 Iemand zei: "Wel, broeder Branham, bent u erheen gegaan om iets te krijgen? U had er naartoe moeten gaan om een visioen van de Heer te zoeken."
50 Ik zei: "Nee, je gaat niet... Je doet het niet op die manier. Je kunt niets uit God vandaan trekken."
51 Dat is de reden dat mensen tijdens interviews blijven zeggen: "Vraag de Heer. Blijf volhouden! Blijf volhouden!"
52 Ik had een woord van de Here om aan broeder Neville te brengen betreffende het profeteren over een ieder die bij dit altaar komt. God vertelde hem iets, riep hem er echt van terug, ziet u. Doet u dat niet, u zult hem dwingen in het vlees te gaan en dan hebt u een valse profeet, zie. Kijk, laat hem eenvoudig doen zoals de Geest hem leidt om te doen.
53 Probeer niets uit God vandaan te trekken, want u kunt het niet. Hij zal slechts spreken... Zoals Bileam, de huurlingprofeet, zei: "Ik kan slechts spreken, wat God in mijn mond legt. Anders kan ik het niet zeggen."
54 En dat is dezelfde zaak, ik houd van dit systeem dat ze nu hebben, zodat ik precies kan ontdekken wat de Here wil dat er wordt gedaan. Dat is heel goed.
55 Maar Jezus ging de woestijn in om te vasten nádat de Heilige Geest op Hem gekomen was. "Johannes legde er getuigenis van af dat hij de Geest van God op Hem zag komen." En Hij werd vervuld met de kracht van God, God in Hem, en toen ging Hij de woestijn in om daarna te vasten. Niet ervoor, om de Heilige Geest in Hem te laten komen, maar Hij ging de woestijn in en vastte nadat de Heilige Geest op Hem kwam. Ziet u?
56 En nu, wat betreft het visioen, zou ik dit mogen zeggen. Ik heb het eens genoemd. Ik wilde de band afzetten, maar ik geloof dat ik hem toch maar aanlaat.
57 Ik veronderstel dat het ongeveer om drie uur in de ochtend was. Ik was opgestaan en ik keek voor mij uit en liep op de Jordaan toe. Het leek of ik op de kaart van Palestina stond en ik liep naar de Jordaan toe. Het leek of ik het lied kon horen: "Ik ga op weg naar de Jordaan", iemand zong het. En terwijl ik bij de rivier kwam, keek ik achterom en zag langs welke weg ik was gekomen en ik was op tweederde van de weg naar de Jordaan. En ik keek over de Jordaan heen en ik zei: "O, prijs God, precies daar aan de overkant liggen alle beloften! Iedere belofte ligt in het beloofde land."
58 Toen kwam ik tot mezelf en ik dacht: "Zou het kunnen zijn dat ik... zou het kunnen zijn dat ik droomde, omdat het nacht is?" Kijk, een visioen is iets wat je ziet met je ogen open, precies zoals een droom, je kijkt er recht naar. En je bent je ervan bewust dat je zoals hier, op het podium staat en je staat hier, maar toch kijk je alsof je in een droom bent. Je kunt het niet uitleggen, er is geen manier om dat te doen. Ziet u, het zijn Gods werken. En Gods wegen zijn onnaspeurlijk, ze moeten worden aanvaard door geloof.
59 Terwijl ik daar toen een poosje naast deze stoel zat, kwam het plotseling weer terug. Toen wist ik dat het een visioen was. En toen ik dan opnieuw in het visioen kwam, leek het erop of ik hoger was geplaatst en op een rijweg stond, een smalle weg, met een broeder. Ik wist helemaal niet wie de broeder was. Ik keek om me heen en ik zei: "Nu ben ik er zeker van en weet ik dat dit een visioen is; de Here God is hier." Het leek of iedereen bevreesd was. Ik zei: "Waar is iedereen zo bang voor?"
60 En een stem kwam en zei: "Er bestaat zo'n groot gevaar in deze dagen. Er bestaat een groot afschuwelijk ding dat dodelijk is wanneer het je treft."
61 En ik hoorde het onkruid plat gedrukt worden en ik keek en hier kwam een reusachtige monsterachtige slang door het gras aankronkelen. Ik dacht: "Omdat ik weet dat dit een visioen is, zal ik zien welk dier of wat voor beest dit is." En hij kroop de weg op. Zodra ik hem in het oog kreeg, wist ik dat het een mamba was. Nu, een mamba is een Afrikaanse slang die de meest dodelijke beet heeft van alles wat er bestaat. Er is niets zo giftig als een mamba. Natuurlijk vertegenwoordigt de slang, zonde, dood. Je hebt de... in dit land hebben we de ratelslang en de 'copperhead' en de 'cottonmouth moccasin', veel van deze slangen die, als u in een slechte gezondheid zou zijn en ze u zouden bijten, u misschien zouden doden, als u niet direct een bepaald medicament zou krijgen.
62 Dan gaan we in Afrika en India en we ontdekken de cobra. Er is een zwarte cobra, het is een gevaarlijke slang, zijn beet ik ook dodelijk. En er is een gele cobra die nog veel gevaarlijker is. Van de gele cobra sterft de patiënt zo'n afschuwelijke dood, hij sterft door verstikking. Het verlamt het ademhalingssysteem. Ze kunnen niet ademen, ze openen slechts hun mond en snakken en proberen het, en sterven op die manier. Dat was de soort slang die op het punt stond Billy Paul te treffen, toen we de slang te pakken kregen in Afrika.
63 Dan komt de mamba; hij betekent de dood. Precies wanneer hij... Hij is zo snel dat je hem niet kunt zien. Hij gaat boven over het gras heen en draait zich omhoog met de achterkant van z'n staart. Een flits en hij is weg! Gewoonlijk treft hij je in je gezicht. Staat rechtop en treft hard. En als hij je treft, heb je nog slechts een paar ademtochten totdat je weg bent. Je wordt echt... Het verlamt niet alleen, het komt in de bloedbaan, bereikt de zenuwen, alles, je sterft gewoon binnen een paar seconden. Als je 'mamba' zegt bij die inlandse jongens en dragers, zullen ze hun hoofden dicht tegen elkaar aanslaan en schreeuwen; want het betekent de dood binnen een paar seconden als een je treft.
64 En hier was hij op de weg. Ik dacht: "Wel, dit is het." Dus ik keek naar hem. Hij keek kwaad naar mij en hij likte z'n tong en hier kwam hij aan. Maar toen hij dicht bij me kwam... Hij kwam heel snel dichterbij, toen ging hij langzamer en langzamer en begon te sidderen en stopte. Toen hield iets hem tegen, hij kon me niet bijten. Daarna ging hij naar de overkant en probeerde van die kant te naderen. Hij trok zich terug en kwam opnieuw en gleed recht op me af, werd trager en trager en trager en hield toen stil, daarna schudde hij zo en kroop terug. Hij kon me niet raken.
65 Toen keerde hij zich om en keek naar mijn vriend en daar ging hij achter mijn vriend aan. En ik zag hoe mijn vriend in de lucht omhoog sprong en over hem heen, over hem heen en over hem heen probeerde te springen en het ding probeerde hem te treffen. Ik dacht: "O, als het hem raakt zal hij onmiddellijk dood zijn. Geen wonder dat iedereen zo bang is, want als dit ding je treft betekent het een gewisse dood." En het probeerde hem op die manier te treffen en ik hief mijn handen op en zei: "O God, heb genade voor mijn broeder!" Ik zei: "Als die slang hem bijt, zal het hem doden."
66 En op dat moment dat ik dat zei keerde de slang zich naar mij en keek me opnieuw aan. En een stem kwam van boven en zei: "Aan u is macht gegeven hem te binden, de gevaarlijkste, of welke ook."
En ik zei: "Wel God, wat moet ik doen?"
67 Hij zei: "Er is één ding dat u moet doen, u moet meer oprecht zijn. Ziet u, u moet meer oprecht zijn."
68 Ik zei: "Wel God, vergeef mij voor mijn onoprechtheid, en laat mij oprechtheid hebben." En toen ik mijn handen weer naar Hem ophief, kwam er een geweldig Iets over mij, het tilde mij gewoon op, het leek of mijn hele lichaam werd aangedaan met Iets.
69 Ik keek naar de slang. Toen begon hij op me af te komen en toch kon hij het niet. En ik zei: "Satan, in de Naam van de Here Jezus Christus, bind ik je." En uit de slang vloog blauwe rook en hij krulde op en vormde dat teken zoals een S, hoofdletter S, maar dan omgekeerd in een 'en'-teken &. En betekent: "Bind deze en alles lager dan hem", want hij was de ergste. Er kwam blauwe rook uit hem en met zijn staart wurgde hij zichzelf dood om zijn kop, toen hij die omgekeerde S maakte, dat en-teken & (zoals een verbindingsteken, ziet u); wurgde hem. En de broeder was vrij.
70 Ik ging er naartoe en trapte er op. Ik zei: "Nu moet ik ontdekken wat het betekent, want het is een visioen." En ik trapte op het ding en het veranderde zodat het leek op een handvat, op een glazen handvat aan een kruik, het werd echt kristal. En ik zei: "Bedenk hoe snel! Die blauwe rook was leven. En alles had het verlaten, alle elementen, en het veranderde in glas."
71 Toen kwam er opnieuw een stem die zei: "U kunt hem ook ontbinden."
72 Dus ik zei: "Dan, Satan, opdat ik moge weten, ontbind ik je." En daarna begon hij opnieuw tot leven te komen, heen en weer schuddend. En ik zei: "Ik bind je opnieuw in de Naam van Jezus Christus." Toen dit gebeurde vloog er weer blauwe rook uit hem en hij schudde zich weer terug en veranderde in kristal.
73 En toen hij dat deed, zei die stem: "Nu, u moet oprechter zijn dan u bent om dit te doen." Toen verliet het mij en ik stond in de kamer.
74 Na enkele ogenblikken hoorde ik een wekker afgaan en mijn vrouw stond op. De kinderen... U weet, neem ik aan, hoe het bij u thuis gaat; de een: "Mamma, wat zal ik vandaag aandoen? Waar zijn m'n boeken? Wat heb ik gedaan?" U weet wel. Je kunt jezelf bijna niet horen denken, want ze proberen allemaal tegelijk zich gereed te maken, precies zoals in ieder huis.
75 Ik glipte dus de zitkamer binnen en ik knielde neer en ik zei: "Here Jezus, ik begrijp deze dingen niet. Wat moet ik doen? En de kinderen zullen me over enkele ogenblikken vragen om ze naar school te brengen. Wat moet ik doen?" Ik keek om me heen en daar lag mijn Bijbel en ik zei: "Here, als U mij wilt vergeven..." Ik geloof niet in het zomaar openen van de Schrift en iets uit de Bijbel nemen en dat dan zeggen, maar er zijn tijden dat God u door zoiets kan vertroosten. En ik zei: "Here, in dit dringende geval, op dit moment, voordat Uw Geest mij verlaat. Ik weet niet wat ik moet doen. Het zal toch nog een uur duren voordat de kinderen weg zijn. Wilt U het mij alstublieft laten zien? Als het iets was, hemelse Vader, wat U tot mij probeerde te brengen, laat het mij dan weten."
76 Ik nam deze Bijbel en maakte hem open op deze manier en mijn duim lag bij I Korinthe, het vijfde hoofdstuk, het achtste vers, waar iets stond zoals dit: "Als u komt..." Ik was van plan om te gaan vasten voor de Heer. Ik had Hem gezegd dat ik wilde weggaan om te vasten. Er stond: "Als u tot dit feest komt..." U weet dat een vasten in het lichaam een feest is met de Heer. Wij weten dat. "Als u dus tot dit feest komt, kom dan niet met het oude zuurdesem of het zuurdesem van boosheid, enzovoort; maar kom met het ongezuurde brood van oprechtheid en waarheid." Precies wat Hij mij in het visioen had verteld. "Kom..." God is mijn plechtige Getuige. "Kom met het ongezuurde brood der oprechtheid en waarheid, hetgeen het Woord is." Toen begreep ik wat Hij bedoelde. Zoals Hij...
77 Jaren geleden zag ik de Bijbel naar beneden komen – ik heb het hier opgeschreven – kwam naar beneden. En een hand kwam uit de hemel en wees omlaag naar Jozua en ging langs de eerste negen verzen en stopte daar. Dat was waar Jozua uit de woestijn kwam, maar nog niet... hij stond op het punt om... Toen hij bij de Jordaan kwam, riep God hem eruit en zei: "Heden zal Ik beginnen u te verheerlijken voor het volk." En toen nam hij de kinderen Israëls mee over de Jordaan naar het land waar... gaf het aan hen, verdeelde het onder hen – het beloofde land.
78 Ik ging naar de bossen en bad en bad en vastte. Nu, ik ging terug naar die boom waar ik een ontmoeting had gehad, waar die eekhoorns waren, waarover u in andere boodschappen hebt gehoord, ziet u, waar die eekhoorns waren. Toen ik daar stond, het was ongeveer drie of vier uur in de ochtend, nadat ik door het kreupelhout was gestrompeld bij het weinige licht waarbij ik kon zien om bij de boom te komen; ik kwam vroeg omdat ik daarheen werd geleid. En toen ontmoette ik Hem. God helpe mij om altijd getrouwvol te leven!
79 Ik zal nu mijn tekst gaan lezen. Ik heb voor vanmorgen als tekst genomen, het staat hier ergens opgeschreven (o, hier is het), Jozua; in het boek Jozua, het tiende hoofdstuk. Voor u die het met mij zou willen meelezen, het tiende hoofdstuk, vers twaalf. Ik heb nog precies één uur.
80 Dan geloof ik, ik ben er niet zeker van, maar ik dacht dat Billy zei dat hij deze morgen gebedskaarten had uitgedeeld. Hij zei: "Het waren er niet veel, maar er waren een paar mensen die gebed wilden." Degenen die gebedskaarten hebben, wilt u nu uw hand opsteken? Het is dus zo. Wel, oké, dat is fijn. In orde.
Nu, vers twaalf van het tiende hoofdstuk van Jozua.
81 Onthoud nu voor de komende tijd dat ik volgende week zondag wil spreken over Christendom tegenover afgoderij. En dan zal ik u vertellen of de Here verder leidt naar de kerstboodschap of niet. Het lijkt of ik een boodschap op mijn hart heb voor de mensen met Kerstmis. Maar dat zal ik u dan vertellen.
82 We beginnen nu met het lezen vanaf het twaalfde vers van het tiende hoofdstuk van Jozua.
Toen sprak Jozua tot de HERE ten dage, waarop de HERE de Amorieten aan de Israëlieten overleverde, en hij zeide in tegenwoordigheid van Israël: Zon, sta stil te Gibeon en gij, maan, in het dal van Ajalon!
En de zon stond stil en de maan bleef staan, totdat het volk zich op zijn vijand gewroken had. Is dit niet geschreven in het Boek des Oprechten? De zon nu bleef staan midden aan de hemel en haastte zich niet onder te gaan omstreeks een volle dag. (Luister nu.)
Een dag als deze is er noch vroeger, noch later ooit geweest, waarop de HERE zó iemands stem verhoorde, want de HERE streed voor Israël.
Hierop keerde Jozua en geheel Israël met hem terug naar de legerplaats te Gilgal.
83 Moge de Here Zijn zegeningen toevoegen aan Zijn Woord. Nu zou ik willen, als het de wil van de Here is, dat u het gedurende enige tijd met me volhoudt. Ik wil een vreemd onderwerp nemen, eigenaardig, naar aanleiding van het lezen van zo'n Schriftplaats. Ik wil uw aandacht en uw gebed gedurende deze tijd. Ik wil het onderwerp nemen betreffende één woord: Paradox.
84 In de eerste plaats zou ik misschien kunnen uitleggen wat een paradox is. In het Webster woordenboek staat dat een paradox betekent "iets wat ongelofelijk is, maar waar." Dat is een paradox. Iets dat zo goed als volkomen ondenkbaar is, het zou niet zo kùnnen zijn, maar toch is het zo, dat is een paradox. Nu wil ik gedurende een paar ogenblikken stilstaan bij deze woorden, een paradox.
85 We hebben vele dingen waar we naar zouden kunnen verwijzen als een paradox. Eén ding waar ik naar zou willen verwijzen is dat deze wereld zelf een paradox is. Haar blijven staan is een paradox.
86 Gisteravond sprak ik met mijn dochter Rebekka, die op de middelbare school zit. Ik was hier in de Schrift aan het studeren en sprak met haar over deze uitspraak hier – dit vers hier. En ze zei: "Pappa, Jozua stopte eigenlijk de wereld, is het niet?"
Ik zei: "Ik weet niet wat hij stopte. Hij stopte de zon."
87 Ze zei: "Hij kon de zon niet stoppen omdat de zon niet reist."
88 Ik zei: "De reflectie van haar reis over de aarde stopte hij echter wel."
Ze zei: "Wel, dan heeft God de wereld gestopt."
89 Ik zei: "Dan vraag ik de agnostici, wat gebeurt er als de wereld opeens stopt en zij haar zwaartekracht verliest? Ze zou als een ster door de ruimte schieten en gedurende een honderd miljard jaren zouden er projectielen van haar afvallen de ruimte in."
90 Maar in de Bijbel staat: "De zon stond stil en bleef op haar plaats gedurende een hele dag." Ik geloof dat. Ik geloof het. Het is onnavolgbaar en ongelofelijk, maar het is de waarheid.
91 Vertel mij dan alstublieft, wat is de bovenkant van de aarde, de Noordpool of de Zuidpool? Hoe weet u dat als u in de ruimte bent? U zegt: "De Zuidpool is beneden, onder ons." Zíj denken dat de Noordpool beneden is, onder hen. Ziet u?
92 Ze staat in een ruimte, in een kleine cirkel van lucht, terwijl ze duizend mijl of zoiets per uur ronddraait. Want de omtrek is vierentwintig- of vijfentwintigduizend mijl en ze draait in vierentwintig uur rond, dus de snelheid waarmee ze rondgaat is nog meer dan duizend mijl per uur. En het mist nooit, het is punctueel op tijd. Het is op de equator waar ze rondgaat en het mist nooit een minuut; perfect op tijd, staande in de lucht. Als dat geen paradox is, weet ik niet wat er wel een is. Hoe al die hemelse systemen... wat zijn ze perfect en zo nauwkeurig op tijd, zelfs zodanig dat de wetenschap in de toekomstige jaren, twintig tot dertig jaar vanaf nu, de verduistering van de zon en de maan kan zien aankomen, wanneer ze elkaar passeren. En ze kunnen u tot op de minuut vertellen wanneer ze elkaar zullen passeren en wanneer de verduistering zal beginnen.
93 Ongeacht hoe precies het horloge is dat we hebben, een met de precisie van... Ik heb er hier een die in Zwitserland aan mij als geschenk werd gegeven, toen ik daar was. De waarde ervan is in Amerikaans geld ongeveer driehonderd dollar, die werd aan mij gegeven. Er gaat geen week voorbij of hij moet worden bijgesteld; alle klokken, niets wat een mens kan maken is zo volmaakt of het zal binnen een paar jaar versleten zijn en kapot. Naarmate het ouder wordt, zal het steeds slechter worden. De edelstenen zullen minder worden. De betrouwbaarheid ervan zal minder worden. Er bestaat niets dat door de mens kan worden gegrond of gemaakt of door de mens kan worden opgezet, dat volmaakt kan blijven.
94 Maar deze wereld staat daar volmaakt. Wat houdt haar onder controle? Wel, u zegt: "Ik weet niet wat haar onder controle houdt, wat haar op haar plaats houdt." Het is beslist een paradox. Het is zo dat u niet kunt beschrijven hoe God het doet, maar Hij doet het. Dat is de hoofdzaak, dat Hij het doet. En we weten dat dit zo is.
95 Het is ondenkbaar dat u een bal in de lucht zou kunnen laten ronddraaien, hij zou nog niet eens een volledige omwenteling maken op dezelfde plaats.
96 Ik zat hier enige tijd geleden, toen ik in de woestijn was, te denken. Een van die kleine oude springcactussen, die het zuur rechtstreeks in je bloed zullen injecteren, een van die knapen sprong op me. En je kunt hem er niet uittrekken, je moet iets nemen om hem af te schrapen. Er zitten weerhaakjes op. En hoezeer je een naald ook zult slijpen, die naald zal stomp zijn aan het uiteinde... een perfect scherpe naald, hij mag nog zo perfect zijn als u hem maar kunt krijgen, vergeleken bij een van deze springcactussen zal hij stomp zijn. En toch is het een blad op zichzelf, nauw samengerold. Hoe kan het bestaan dat de natuur een blad vaster en scherper kan oprollen tot een punt dan een fijne machine een punt zou kunnen slijpen? Toch zitten er helemaal tot aan het einde van die punt zulke kleine weerhaakjes aan, zoals vishaakjes, kleine haakjes om zichzelf daar vast te zetten en op z'n plaats te houden als het erin gaat. O, een paradox, juist, voor de wetenschap. Het is ongelofelijk, maar het is waar.
97 Ik zou willen dat iemand dit uitlegt. Ik zou u de mijlen niet precies kunnen vertellen, of wat de wetenschap zegt hoeveel mijlen de maan van de aarde verwijderd is. Maar hoe kan die maan, die, laat ik zeggen, miljoenen en miljoenen mijlen van de aarde is verwijderd, hoe kan ze toch heersen over de getijden van de zee? Wat veroorzaakt dat? Hoe kan dat worden gedaan? Het is een paradox, maar toch kijken we ernaar en zien dat het gebeurt. Het gebeurt. De maan heerst over de getijden. Wanneer de maan die kant opgaat, van de aarde af, gaat het getij daarin mee. En God heeft de maan over de getijden gesteld en de grenzen vastgesteld. Ze kunnen die grens niet overschrijden waar God een lijn heeft getrokken en gezegd: "Kijk, je kunt zo dichtbij komen, maar je kunt de rest ervan niet nemen, want Ik heb Mijn wachter over je aangesteld."
98 Die maan die miljoenen mijlen van de aarde afstaat, roept naar die zee en bepaalt haar grenzen en houdt haar onder controle. Ongelofelijk! Wat is er op die maan? Wel, slechts een paar mijl van de aarde verwijderd verdwijnt al de zwaartekracht, al de lucht, al het andere verdwijnt, gaat weg in de ruimte waar zelfs geen lucht is, in een gebied van miljoenen en miljoenen keer miljoenen mijlen. En toch houdt ze haar onder controle! Zegt: "Je kunt tot zover gaan, maar je kunt niet verdergaan want ik ben de wachter van God. Ik ben de waakhond die hier zit en je kunt niet aan deze grenzen voorbij gaan." Verklaar dat. Dat is een paradox hoe God dat doet, maar toch doet Hij het. Het kan niet worden uitgelegd.
99 We krijgen wintertijd, sneeuw op de grond, koud, de grond bevriest. Een zaadje, en in dat zaadje ligt een kiem van leven, en dat zaadje zal bevriezen en openbarsten en de pulp zal eruit lopen. En die levenskiem zal daar in het stof liggen en in een omhulsel van ijs, waardoor ieder soort leven zou sterven, bevriezen. Hoe wordt het bewaard en hoe komt het dan in het voorjaar terug? Dat zouden we niet kunnen verklaren, is het niet? Het is een paradox.
100 Als we Hebreeën nemen, het elfde hoofdstuk en het derde vers, dan begrijpen we dat de Bijbel zegt, door Paulus die spreekt, dat de wereld tot stand werd gebracht en gevormd door het Woord van God: een paradox, dat een Woord zou kunnen spreken en dat er uit dat Woord materiële dingen zouden worden gevormd. "Zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare." Dingen die wij zien waren het gesproken Woord van God. De aarde is het Woord van God. De bomen zijn het Woord van God. Waarom zouden wij bevreesd zijn om Iemand te vertrouwen die een zodanig Woord heeft gegeven, met zo'n kracht en autoriteit? Waarom zouden wij bevreesd zijn om dat Woord voor onszelf te nemen en het op onszelf toe te passen? Het laat zien hoe wij gevallen zijn in ongeloof. Het is het Woord, Gods Woord, een paradox! Zeker een paradox, Gods Woord.
101 Ik wil u ook nog graag snel een paradox laten zien, namelijk toen God Abraham riep en hem iets vertelde toen hij honderd jaar oud was en Sara negentig, veertig jaar voorbij haar menopauze. Abraham, wiens leven zo goed als dood was, en Sara die onvruchtbaar was om mee te beginnen, en haar schoot was zo goed als dood. Toch zei God dat Hij door hen een kind zou geven. Dat is een paradox. Vraag de dokter of een vrouw van honderd jaar oud een baby zou kunnen grootbrengen, een baby kan krijgen. Het is onmogelijk, het is ondenkbaar, maar ze deed het omdat God had gezegd dat ze het zou doen.
102 Het is een ongelofelijke zaak om te bedenken dat een man met z'n rug naar de tent gekeerd kon zitten, een vreemdeling met stof op z'n kleren, en een vrouw die achterin de tent was kon vertellen waar ze over dacht. Een paradox, ongelofelijk; maar toch is het waar.
103 Het was ondenkbaar toen Abraham Izaäk meenam naar de top van de berg, zijn eniggeboren zoon, en hem meenam naar de top van de berg om hem als een brandoffer te offeren. En toen hij boven op de berg aankwam en Izaäk op het hout legde, stond hij klaar om zijn leven te nemen. En terwijl zijn hand naar beneden ging, greep Iets zijn hand vast! En daar bevond zich een ram met zijn horens verward in de wildernis, boven op de berg! Een paradox! Waar kwam die ram vandaan? Hoe kon hij daar zijn, honderden mijlen verwijderd van de bewoonde wereld, zonder gedood te zijn; met leeuwen en jakhalzen en wilde honden en beesten en dergelijke? Waar kwam hij vandaan? Hoe kwam hij daar, boven op de berg waar geen water is? Waarom was hij daar niet toen hij de stenen opraapte? Hij noemde de plaats Jehova-Jireh, "De Here heeft voor Zichzelf in een offer voorzien". Ongelofelijk, maar toch zo waar, want Hij ìs Jehova-Jireh. Ongelofelijke dingen voor onze kennis en wetenschap, maar toch is het waar! Een grote paradox!
104 Het was een paradox en zal het zijn, zoals in Markus 11:22 en 23, waar Jezus zei: "Als u tot deze berg zegt: 'Word opgeheven', en niet twijfelt in uw hart, maar gelooft dat wat u hebt gezegd zal komen te geschieden, dan kunt u hebben wat u hebt gezegd." Het is ongelofelijk, maar het is waar. Het is een paradox.
105 Mag ik hier even stoppen om te zeggen hoe ik daarginds in die bossen was en die morgen naast die boom zat, geen eekhoorns in de bossen, toen er een stem sprak en zei: "Zeg waar ze zullen zijn."
106 En daar – zo helpe mij, als ik sterf voor ik deze boodschap heb beëindigd – wees ik met mijn vinger naar een kale walnotenboom en zei: "Hij zal daar zitten", en daar was hij! Ongelofelijk maar waar!
Hij zei: "Waar zal de volgende zijn?"
107 Ik zei: "Daarginds in dat struikgewas", en ik had mijn vinger nog niet naar beneden of hij was daar!
"Waar zal de volgende zijn?"
108 "Daar op die boomstomp op dat veld." En daar was hij! Het is ongelofelijk.
109 Ik vroeg onlangs 's morgens aan mijn vrouw, ik zei: "Lieveling, ben ik mijn verstand verloren? Ben ik bezig gek te worden? Wat is er met mij aan de hand? Waarom zeg ik die dingen die ik zeg? Waarom doe ik de dingen die ik doe? Wat is de oorzaak?" Ik houd van mensen en toch trek ik ze aan stukken. En ik vast en bid om er vanaf te komen; en hoe meer ik vast en bid, hoe erger het wordt. Ongelofelijk, maar het is waar! Het is waar.
110 Ik zag zojuist een vrouw haar hand opsteken achter in het gebouw, de Here prijzend. Het was Hattie Wright die daar zit. Ze had twee jongens, als zij mij willen vergeven dat ik dit zeg, afvalligen, jongens van de wereld. Daar zat die kleine vrouw die dag, een weduwe. En ik zei: "Hattie, de Here God... je hebt het juiste ding gezegd. Hij heeft in deze eekhoorns voorzien. Hij is Jehova-Jireh."
111 Ze zei: "Dat is niets anders dan de waarheid van God!" O, ze zei het juiste! Het schijnt ondenkbaar dat een menselijk wezen een woord zou kunnen spreken...
112 Zoals broeder Booth tegen u zei hoe vies en smerig wij zijn. Wie is Hij die daar voorbij de maan en sterren zit, in alle ruimte en tijd en eeuwigheid? Zoals zelfs Booth zei en ik las pas geleden hetzelfde in een boek van Irenaeus, dat zelfs de engelen vuil zijn in Zijn ogen. Wie zijn wij?
113 Maar een vrouw zei het juiste, hetgeen het hart van Jehova beroerde! Hij zei: "Vraag haar wat ze hebben wil, en geef het dan aan haar." Amen. Ongelofelijk maar waar! Precies hier en voor onze ogen is het zichtbare bewijs, ze vroeg om de zielen van haar jongens, dat zij Christenen zouden worden. God gaf haar haar verlangen. Ongelofelijk! Dat was een groter wonder dan het genezen van een zieke. Dat was het veranderen van iemands leven, zijn ziel, lichaam en alles wat hij is. Het veranderde zijn intenties. Ongelofelijk, maar waar! Het was een paradox. We zien het overal.
114 Een paradox in Noachs tijd. Noach was een man, gewoon een normale man; hij werd een profeet, of hij was een profeet des Heren, misschien een boer. God zei tegen hem: "Maak u gereed voor een regen die uit de hemel zal komen", toen er geen regen was. Er was nog nooit regen geweest. Er bestond geen manier om daarboven regen te krijgen. Het had nog nooit geregend op de aarde. Er waren geen zeeën, er waren geen wateren, maar toch zei God tegen hem dat hij een ark moest maken om zijn gezin te redden. En God liet de regen naar beneden komen! Het was een paradox. Onwetenschappelijk, maar (wat?) het was hoe dan ook een paradox. Ja.
115 Het was een paradox toen de Hebreeën-kinderen hadden besloten dat ze bij Gods Woord wilden blijven, ongeacht wat er gebeurde, toen de koning de oven die hij had gebouwd zeven keer heter opstookte dan hij ooit was geweest en deze mannen erin gooide. Terwijl de intense hitte van de oven de mannen doodde die met hen de loopplank opliepen naar de opening van de oven – zij stierven. Maar toch wandelden deze mannen gedurende misschien drie uren in die oven. Er zou zelfs geen stof meer van hen zijn geweest, want het menselijk leven dat in hen was zou zijn omgekomen. Als het een menselijk leven deed omkomen door er dichtbij te komen, wat zou er dan met een ander menselijk leven gebeuren? Maar zij wierpen hen daarin en dat gedurende, laten we zeggen, drie uren, het kunnen er ook vijf zijn geweest.
116 Het kan zijn dat hij wegging om te lunchen en terugkwam en zei: "Open de ovendeur. Er zal zelfs geen stof van die knapen zijn overgebleven." Maar toen hij de deur opende waren zij daar, ongedeerd, wandelend temidden van het vuur. Ongelofelijk maar waar! Waarom? Hij zei: "Hoevelen hebben jullie erin gedaan?"
Ze zeiden: "We hebben er drie in gedaan."
117 Hij zei: "Ik zie er vier." Dat is wat de paradox veroorzaakte. "En die ene lijkt op de zoon van de goden." Hij was geen zoon van de goden; Hij was de Zoon van God! Zij waren heidenen. O, God, in Zijn geweldig Woord!
118 Er kwam een tijd dat Gods leger lafhartig was geworden en bang was voor een man, en dat ze aan de kant van een heuvel stonden. Ze lieten toen een man naar voren komen die drie keer de lengte had van een hunner, hij stond daar naast de heuvel en zei: "Nu, jullie vertrouwen in een echte God, zoals je zegt. Dus, laat een van jullie kerels naar voren komen en met mij vechten, dan zal er helemaal geen bloed hoeven te vloeien." De vijand van God had de gemeente van God tegen de heuvelrug aan gedrukt en ze namen het! Ze waren bevreesd. Ze waren lafaards.
119 En in het kamp kwam een kleine knaap aan, een kleine schapenvacht om hem heengeslagen, een herdersjas; de kleinste man in het hele leger en zelfs geen soldaat. Maar het was een paradox toen God die ene man nam, die ene kleine onbezorgde knaap. De Bijbel zegt dat hij rossig was. Die ene kleine man was in staat het hele leger van de vijand op de vlucht te jagen! Dat was een paradox. Het lijkt erop of God aan dat grote, marcherende leger genoeg moed zou hebben gegeven om te gaan vechten. Zij waren dienstknechten van God, waarom dan niet de strijd van God gaan strijden? Dat is Gods vijand, grijp ze! Het lijkt erop of Hij ze moed zou hebben gegeven. Maar God nam één kleine individu.
120 En bedenk, nog een paradox, dat hij helemaal geen zwaard gebruikte. Saul probeerde hem zijn wapenrusting aan te laten trekken, probeerde een zwaard in z'n hand te plaatsen. De arme, kleine kerel kon het niet overeind houden. En hij nam een slinger, een stukje rubber of een stukje leer met twee touwtjes eraan vastgeknoopt. En hij versloeg het hele leger van de vijand en joeg ze op de vlucht. Het was een paradox hoe die ene kleine jongen een leger op de loop kon krijgen.
121 Het is een paradox, beslist. God doet het. Hij is er vol mee. Zeker is Hij dat. Dat is wat Hij doet. Dat is Zijn manier van doen. Jazeker. Het was een paradox.
122 Toen Egypte zijn grote leger daar had, werd de hele wereld veroverd. Ze hadden elke natie in handen gekregen. En toen God besloot dat leger te vernietigen, die natie te verdelgen, zag het er naar uit dat Hij een leger van de Amorieten zou doen opstaan, of een groot leger ergens anders vandaan om ze daarheen te sturen met een betere uitrusting; of dat Hij een vereniging van al de denominaties tezamen daarheen zou sturen om het samen op te knappen, zodat er een geweldige samenwerking zou zijn. Maar God gebruikte een paradox! Hij nam een oude man, tachtig jaar oud en Hij gaf hem helemaal geen zwaard in z'n hand, maar een oude kromme stok, waardoor Egypte naar de bodem van de Dode Zee zonk. Ongelofelijk wat God kan doen, maar dat is de manier waarop Hij het doet. Hij gebruikt paradoxen om het te doen. Ziet u, Hij brengt het tot een paradox: een kromme stok van een herder in plaats van een marcherend leger, om een natie te verslaan die de wereld regeerde.
123 O, dat is het enige waar God nu op wacht, geloof ik. Rusland betekent niets voor God. Hij wil één man hebben. Hij hoeft geen grote organisaties te hebben. Hij hoeft geen grote denominaties te hebben. Hij wil één man krijgen bij wie Hij Zijn Geest kan doen inzinken! Dat zal iets tot gevolg hebben, er zal nog een paradox komen; zodra Hij iemand kan krijgen die volledig is overgeleverd; dàt zal het veroorzaken. Op die manier doet God Zijn werk; Hij gebruikt paradoxen.
124 Het was een paradox toen een groot soldaat van God, genaamd Josafat, in de poort stond bij een teruggevallen man genaamd Achab, en hij zei: "Zou het, voordat wij deze strijd ingaan, geen goede zaak zijn dat wij de Here raadplegen?" Nu, als het hart van die man hongerig was om de wil van God te weten, dan moet er ergens een wil van God zijn.
125 Er is niet altijd veiligheid in de veelheid van raadgevingen. Achab zei: "Ik heb al mijn predikers. Het zijn allemaal profeten. Ik zal ze hierheen roepen. En weet u, als ik vierhonderd profeten laat komen, zullen we het Woord van de Here vinden." Dat vindt u niet altijd, niet altijd.
126 Als het niet met het Woord overeenkomt, blijf er dan bij vandaan. Het kan me niet schelen hoevelen daar zijn. Blijf bij dat Woord! God kan dat Woord niet terugnemen.
127 Hij bracht ze daar allemaal heen en ze profeteerden eensluidend: "De Here was met hen. Ga erheen!"
128 Maar toch was er iets wat niet klopte. En die man van God wist dat het niet juist was. Hij zei: "Hebt u er niet nog een? slechts nog één andere, ergens?"
"O," zei hij, "we hebben er een, maar ik haat hem."
Hij zei: "Laat de koning niet zo spreken."
129 God verkoos een ongeletterde jongen – voor de natie een kleine nietswaardige, iemand die veracht en verworpen was – om Zijn boodschap te brengen aan het hongerende hart. En in plaats van al de denominaties tezamen die eensgezind en eensluidend spraken, bracht God één persoon. Een paradox, maar de man had de waarheid. En het werd bewezen de waarheid te zijn, omdat hij bij het Woord bleef. Het was een paradox; precies.
130 Nu zegt u: "Bedoelt u dat u het oneens bent met dit allemaal en dat en dat?" Als het niet met het Woord overeenkomt, ben ik het er niet mee eens. Dat is juist. Gods Woord zal nimmer falen.
131 Niet lang geleden sprak ik met een priester, hij zei: "Meneer Branham, u probeert te argumenteren uit het oogpunt van de Bijbel." Hij zei: "Wij geloven de kerk, niets anders dan dat. Wij geloven de kerk, wat de kerk zegt. God is in Zijn kerk."
132 Ik zei: "God is in Zijn Woord. Hij is het Woord." Dat is juist, het Woord!
133 Dat is de reden dat Micha het Woord nam. En God gebruikte een paradox om iedere denominatie te beschamen, en bracht het Woord van Gods dienstknecht in vervulling; één man, veracht, verworpen en gehaat! Wat? Gehaat door zijn eigen mensen. Hij was geen communist of hij was niet iets anders. Laten we zeggen dat hij van Pinksteren was en de Pinkstergroepen haatten hem. Ze hielden niet van hem. Ze hadden geen contact met hem. Maar hij had het Woord van God. God maakte er een paradox van.
134 "Waarom zou Hij dat niet doen, als al deze andere mannen profeten en predikers, enzovoort, zijn, waarom kan dat niet, dat deze hele grote groep iets beters beslist dan één persoon? Het lijkt onlogisch dat God slechts het woord van één man zou goedkeuren in plaats van dat van de rest van hen."
135 Omdat het woord van die man Gods Woord was. Dat was de reden dat God de zaak liet gebeuren, omdat de man bij Gods Woord bleef. De anderen profeteerden een leugen. Ja, het was een paradox toen God het woord nam van één kleine knaap en het deed uitkomen, omdat het Zijn Woord was. God moet bij Zijn Woord blijven, niet bij het woord van de raad. Maar Gods Woord is datgene waarbij Hij blijft.
136 Hij nam Micha in plaats van een school goed getrainde predikers, goed bekendstaande mannen. Niets tegen hen, het waren grote mannen. Het waren mannen die niet in een andere God geloofden, ze geloofden in dezelfde God als waar Micha in geloofde. Zij handelden alsof zij erin geloofden, maar zij wilden Zijn Woord niet nemen, omdat ze populair wilden zijn. Ze wilden de gunst van de koning verwerven. En hun blindheid keek aan het waarachtige Woord van God voorbij. Hoe kon God zegenen wat Hij had vervloekt?
137 U, zowel dames als heren, denk niet dat ik dit doe om lelijk te doen. Ik doe het om eerlijk te zijn. Dat is de reden. Hoe kan ik zeggen dat: "De vrouwen zouden moeten... in orde; laat ze hun haar maar afknippen en dergelijke dingen; laat ze hun kleding maar dragen, want dat doet er niet toe"'? Gods Woord zegt van wel! Ze is onfatsoenlijk en oneerbaar zolang ze dat doet en God zal nooit met haar handelen. Het maakt me niet uit hoeveel ze in tongen spreekt of springt en jubelt, ze is tot nog toe nergens gekomen bij God. Dat is het Woord des Heren.
138 Mannen, u die uw eigen huis niet kunt besturen en dan probeert predikers en diakenen te zijn? Hoe zult u bekwaam zijn om een prediker te zijn in de preekstoel om de gemeente van de levende God te leiden en aan hen hun erfenis te verdelen? Want u denkt meer aan uw maaltijdkaartje en de offers die binnenkomen dan aan het Woord van God en bent beschaamd om het tegen de vrouwen te zeggen; bevreesd dat u niet populair zult zijn. God hebbe genade met uw zondige ziel!
139 Spreek het Woord van God in waarheid! Johannes zei: "De bijl is aan de wortel van de boom gelegd." En de bijl is het Woord van God. "Iedere boom die niet de juiste soort vrucht voortbrengt: hak hem om en werp hem in het vuur." God breng ons nog een paradox!
140 Waarom nam God Johannes de Doper, over wie ik zojuist sprak, in plaats van Zijn goed getrainde priesters van die dag? Hij nam een man die in zijn hele leven geen dag naar school was geweest. We begrijpen dat Johannes op negenjarige leeftijd de woestijn inging en alleen was met God.
141 Een paar dagen geleden zat ik te lezen over het Concilie van Nicea. Dat vond een lange tijd na de dood van de laatste apostel Johannes plaats. Toen deze mannen naar het Concilie van Nicea kwamen, verontrustten sommigen van deze oude broeders de overigen. Ze kwamen daar in schapenvachten om zich tegenover deze met gewaden beklede heersers te stellen, zoals Constantijn en de bisschoppen van Rome. Oude schapenvachten om zich heen geslagen en ze leefden in de woestijn op kruiden, maar ze waren profeten des Heren. De kleine gemeente – de Griekse kant – ging door; de Roomse kant ging terug. Maar dat bewijst dat wanneer je compromissen gaat sluiten, je geen dienstknecht van Christus kunt zijn.
142 Johannes... In die tijd was de kerk erg orthodox, ze hadden de priesters, de goed getrainde mannen. Maar God koos de man die in het geheel geen opleiding had en haalde hem uit de woestijn, met een stuk schapenvacht om hem heen geslagen en z'n bakkebaarden staken uit, z'n haar hing in z'n nek. Geen preekstoel om vanaf te prediken; geen kerk om hem uit te nodigen. Maar hij stond waarschijnlijk tot halverwege z'n knieën in de modder en predikte: "Het Koninkrijk Gods is aanstaande!" God koos díe man.
143 Toen Jezus zei: "Wie bent u daar buiten gaan zien, een man die op alle scholen kan spreken, een man die fijn gekleed gaat, enzovoort?" Hij zei: "Zij zijn in de koningspaleizen." Hij zei: "Wie bent u gaan zien, een profeet?" Hij zei: "Meer dan een profeet. Dit is degene van wie de profeet heeft gesproken, dat hij zou komen: 'Ik zend Mijn boodschapper voor Mijn aangezicht.'" Hij was de engel van het verbond. Hij was de grote voorloper.
144 Maar het was een paradox hoe het kwam. Waarom kwam Hij niet naar die grote school ginds in Jeruzalem? Waarom kwam Hij niet naar Kajafas, de hogepriester? Waarom kwam Hij niet naar enige van deze grote getrainde mannen, die vanaf hun jeugd waren opgeleid, en vóór hen werden hun vaders opgeleid, en hun vaders vóór hen, gedurende generatie na generatie na generatie; opgeleid en geschoold; fijn, hoog gecultiveerd, opgeleid? Om dan een armoedige man uit de woestijn op te pakken die z'n hele leven nog geen dag scholing had gehad, zette hem daar bij de Jordaan neer en zei: "Dit, dìt is hem." Een paradox, beslist. Ongelofelijk, maar toch was het waar. God deed het.
145 De maagdelijke geboorte van onze Heer, ongelofelijk voor een vrouw om een kind voort te brengen zonder een man te bekennen. God deed het. God deed het. Ziet u, het is een paradox. Nam een kleine onbetekenende vrouw daar, een klein onbetekenend meisje, die met een ongeveer vijfenveertig jaar oude man was verloofd, zijzelf was ongeveer zestien of achttien, en verloofd met deze man die een weduwnaar was met vier kinderen. En nam deze vrouw en overschaduwde haar met de Heilige Geest en ze ontving in haar schoot het lichaam waar de Almachtige God in woonde. Een paradox!
146 Terwijl zelfs de hemel Hem niet kan bevatten! De aarde is Zijn voetbank, de hemel is Zijn troon en toch kon Hij de volheid van de Godheid in menselijk vlees brengen en Hem in de gestalte van een Man brengen. O! Terwijl u God onmogelijk kunt uitmeten, al zou u honderden miljarden mijlen kunnen uitmeten en aeonen van tijd teruggaan; en toch een kleine baby, die in een kribbe lag, bevatte de volheid van Zijn Godheid lichamelijk. Jehova! Een paradox! Die grote God, die daarginds zit om te zorgen dat een honderd miljoen zonnen op planeten schijnen, die nimmer begon en nimmer zal eindigen, en Hij zou Zichzelf belichamen, in een stal vol mest!
147 En dan gaan we, om het te vieren, uit en dansen en drinken en gaan tekeer! Het is geen feest, het is aanbidding! Wij gedenken Kerstmis. De wijze waarop God het deed, om voor ons te kunnen sterven, om de plaats van een zondaar in te nemen.
148 Het was een paradox wat betreft een kleine jongen met krulhaar, een kleine voorover gebogen knaap, die waarschijnlijk nog geen anderhalve meter lang was, en er hingen zeven lokken rondom zijn hoofd, een meisjesachtig figuur. En op een dag was hij op weg om z'n vriendin te ontmoeten en een leeuw brulde naar hem.
149 Heeft iemand wel eens een echte leeuw horen brullen? U zult het waarschijnlijk wel eens hebben gehoord in die kooien en dergelijke dingen, hier in de buurt. Maar ik wil u wel vertellen dat ze dan alleen maar miauwen. U zou eens een wild exemplaar in het echt moeten horen brullen. De stenen zullen tot een halve mijl verder van de heuvels vallen; steentjes rollen de heuvel af, zo vibreert de grond. Waar dat gebrul vandaan komt weet ik niet.
150 O, op een dag zag ik er een, z'n kop hing naar beneden, een grote oude leeuw met gele manen brulde naar een zwarte, een zwartgemaande, omdat hij een stuk vlees had gepakt. Hij had het daar achtergelaten alsof hij zei: "Nu blijf je hier vanaf, ik ga daarheen om water te drinken." En hij ging weg om het water op te likken. Toen hij terugkwam had deze zwartgemaande eraan gelikt. De oude pappie hield stil, deed z'n kop omlaag en hij stootte een brul uit, zoals ik zei, dat de rotsen van de heuvel afrolden. O my! Hij zou de stad schudden als hij hier op die manier zou brullen. Gebrul van de leeuw, o, hij is verscheurend!
151 En dat gebrul werd gericht op deze kleine krulharige garnaal, zoals we hem zullen noemen, en toen gebeurde er wat. Die kleine garnaal loopt er op af en grijpt hem bij z'n muil en plaatst één hand op deze manier en een op die manier, niet nerveus, en scheurt hem gewoon doormidden en legt hem daar neer. Dat is een paradox. Wat veroorzaakte dit? Als u let op wat er vlak voor staat: "En", het voegwoord, "de Geest des Heren kwam op hem." Dat was wat het verschil maakte. Hij doodde de leeuw.
152 Toen kwamen op een dag de Filistijnen achter hem aan. Hij was ongewapend. Het waren er wel duizend. Ze hadden lange speren en grote schilden en dat is net een deur vlak voor u, zoals dat, die schilden. Denk nu aan een reusachtig groot bronzen schild overal voor u, met koperen helmen op, dikke koperen harnassen aan en beenbeschermers en alles van koper; hele grote lange speren, zo lang als tot aan deze paal hier, misschien viereneenhalve, zes meter lang. Zulke grote koperen punten erop, zo scherp als een scheermes. En ze ontdekten deze kleine krulharige garnaal die uit Palestina vandaan kwam om daar een vriendin van hem te bezoeken. Dus zeiden ze: "Daar is dat ventje. Laten we hem gaan pakken!" Eén man zou hem kunnen spietsen met het einde van die speer, hem eenvoudig optillen en hem een beetje schudden, hij zou regelrecht in zijn handen zijn gevallen, tot aan het gevest van de speer. Omdat hij slechts zo'n klein kereltje was.
153 Sommige mensen, de kunstenaars, proberen Simson af te schilderen met schouders waarmee hij deze tabernakel nog niet zou kunnen binnen wandelen. Wel, dan zou het niet zo'n wonder zijn, een man van die afmeting. Simson was slechts een klein, onbetekenend ventje, maar de Geest des Heren is wat groot aan hem was. Ziet u? Hij neemt de... Het doet afbreuk aan de Schrift om te zeggen dat hij een man was van die afmeting.
154 God neemt altijd de dwaze en onbetekenende dingen zoals deze om Zijn werk mee te doen, ziet u. Hij neemt iets wat niets is.
155 Deze kleine knaap stond daar dus en plotseling kwamen deze Filistijnen en omsingelden hem om hem te doden. En hij raapte het kaakbeen van een wilde muilezel op dat daar lag, van een ezeltje, raapte het kaakbeen van die muilezel op. En de Geest des Heren kwam op hem. En daar was de paradox, hoe hij daar met het kraakbeen van een muilezel dwars door die anderhalve centimeter dikke helmen sloeg die ze op hun hoofd droegen, met het kaakbeen van een muilezel! Wel, in de eerste plaats zou dat oude droge kaakbeen dat daar lag, al tijdens de eerste klap die hij zou hebben uitgedeeld, in duizend stukjes zijn gebarsten, bovenop een van deze helmen of deze grote schilden. Terwijl er duizend op hem kwamen toerennen, en hij sloeg ze allemaal dood. Een paradox! Dat gebeurde toen de Geest van God op hem kwam.
156 O, indien wij slechts kaakbenen konden zijn in Gods hand, dan zou er nog een paradox zijn. Ja, dat was het.
157 Het was een paradox toen Jezus, onze Heer, vijf broodjes en twee visjes nam en ze brak en er vijfduizend mee voedde. En ze raapten mandenvol restanten op, stukjes die sommigen niet hadden opgegeten. Ze legden vier of vijf vissen op deze tafel neer en vier of vijf broden en gingen dan hier naartoe en legden vier of vijf broden neer. En sommigen konden het zelfs niet allemaal op, lieten het daar gewoon liggen. Dus ze raapten het op, manden vol. O! Zie? Hoe deed Hij het? Het is ongelofelijk, dat een Man vijf broodjes en twee visjes kon nemen en er vijfduizend mee kon voeden en zeven volle manden oprapen van wat over was. Het is ongelofelijk, maar Hij deed het. Waarom? Het was God. Het was een paradox. Het is ongelofelijk, maar Hij deed het.
158 Het was ongelofelijk en gebeurde nooit eerder of later, dat op een stormachtige zee, met golven zo hoog dat ze het schip deden zinken, er een Man dwars over deze golven heen kwam aanlopen. Ik kan gewoon zien hoe er iedere keer een geweldige grote schuimkop om Hem heen komt, omkrult en omlaag stort, en Hij wandelt eenvoudig door, precies alsof Hij over een stuk beton loopt. Wandelend over de zee, ten tijde van een storm! Laat de wetenschap dat eens uitzoeken. Wat hield Hem daar omhoog? Wat hield Hem op die zee, terwijl het daar wel een halve mijl diep is? Terwijl deze grote golven, die vele malen hoger zijn dan deze Tabernakel, opspatten, waarom, waarom? Het vulde de kleine boot en maakte hem boordevol. Hij was van binnen en van buiten nat en zinkende, de masten waren gebroken en de roeiriemen waren weg en alle hoop om te worden gered, was verloren. En hier komt Iemand over het water aanlopen! Een paradox, beslist, ongelofelijk, kan niet worden verklaard, maar Hij deed het. O ja, Hij deed het, kwam over het water aanlopen. Het is ongelofelijk, dat deze Zelfde...
O God, ik hoop dat dit thuiskomt!
159 Ongelofelijk, een echte paradox, dat deze Zelfde, Jezus van Nazareth, een groep ongeletterde vissers zou kiezen voor Zijn gemeente, in plaats van de goed opgeleide priesters en denominaties van die dag. Hoe kon God dat doen, die alle wijsheid had, die op de wateren kon lopen, die water in wijn kon veranderen, die vijf broodjes kon nemen en vijfduizend mensen kon voeden en zeven manden met restanten oprapen! Hoe kon Diezelfde, de God die daarginds in de eeuwigheid zetelt, die zo helder licht is, dat de zonnen hun gezichten voor Hem verbergen; die de bron van wijsheid en zuiverheid is en van begrip en kennis, de Uitnemendste van de uitnemendsten?! En dan kwam Hij naar een plaats waar een grote organisatie van kerken allemaal tezamen was gekomen en haar mannen had getraind, en ging Hij heen en nam een groep vieze, stinkende vissers, die zelfs hun eigen naam niet konden schrijven en koos dat type mannen uit, om de gemeente op orde te zetten als Zijn bruid. Vreemde zaak, is het niet? Het zou lijken dat Hij op z'n minst iemand zou hebben gekozen die was getraind.
160 Hij is de Trainer. Hij is Degene die het doet. Vreemd dat Hij dat had gedaan. In plaats van kerkmensen te nemen, nam Hij vissers om het te doen. Heel vreemd, maar dat is de wijze waarop Hij het doet. Het is waar. Het is een echte paradox.
161 Terwijl God een groep domoren nam, zoals wij ze vandaag zouden noemen, "heilige rollers", arm met betrekking tot de goederen van deze wereld, en de Heilige Geest op hen uitgoot, in een opperzaal. In plaats van het uit te gieten op de Raad van het Sanhedrin waar alle theologen zaten, waar alle grote mannen waren, waar het hoofd van alle kerken was, waar degenen waren die de Schrift hadden bestudeerd en een grote school hadden opgericht; goed opgeleid en wachtende op de komende Messias. Ze wisten dat zij degenen waren die Hem tegemoet zouden treden en zeggen: "Messias, U bent nedergedaald als op de vleugels van een vliegtuig, U ging hier op de tempeltreden zitten; we zagen U uit de hemel komen, van de gouden gangen van de hemel vandaan. Nu, wij zijn allemaal getraind en gereed om aan het werk te gaan. We hebben onze opleiding, we hebben een doctorsgraad behaald, we hebben onze titels van doctor in de filosofie, doctor in de letterkunde, en zo meer. We zijn allemaal getraind. Hier staan wij, tienduizend man sterk. We zijn klaar voor U. Komt U maar! We staan te wachten, roepend: 'Kom!'"
162 Maar in plaats daarvan gaat Hij heen en neemt een groep mensen die nauwelijks hun linkerhand van hun rechterhand kunnen onderscheiden. Dat is juist. En plaatste hen in de opperzaal en goot Zijn Geest – o God – op een dergelijke groep mensen uit. In plaats van de Raad van het Sanhedrin te nemen, nam Hij vissers. Is het niet vreemd dat Hij hun opleidingen niet gebruikte? Het behaagde God.
163 Het schijnt God te behagen om van Zijn eigen gemeente een paradox te maken. Hetzelfde is Hij bezig nu te doen, door een paradox te maken van Zijn gemeente, door al de grote hoogdravendheid voorbij te gaan en al dit gedoe dat de zogenaamde kerk wordt genoemd. En Hij zal een ieder die Hij in Zijn hand kan krijgen, die zijn ogen zal opendoen om te zien wat de Waarheid is, en die het onderzoekt met het Woord van God voor de tijd waar wij in leven, in het lichaam plaatsen. Een paradox! God kiest dezulken. Hij maakt van Zijn gemeente een paradox; vreemde mensen, eigenaardige mensen.
164 Al diegenen die daar in de bovenzaal waren, kwamen eruit, sprekend in een andere taal, waggelend als dronken mensen, wankelend en tekeer gaand. Vrouwen, Zijn eigen moeder en zij allemaal in de bovenzaal, ze kwamen eruit, iets brabbelend waarvan niemand in het begin kon begrijpen wat ze aan het doen waren. Er hadden zich gespleten tongen van vuur op hen gezet. Gespleten betekent "verdeeld". Niemand begreep wat ze aan het doen waren. Ze waren maar wat aan het brabbelen en gedroegen zich alsof ze dronken waren.
165 En daar stond een groep getrainde mensen, leraars van het Evangelie, theologen, maar God verkoos (God) dezen te nemen en die te laten zitten in hun onwetendheid, met hun geweldig verstand en opleidingen, en ging daarheen en nam deze groep kerels die hun ABC's niet kenden en goot Zijn Geest op hen uit; maakte een paradox uit hen. Ja, God doet dat; Hij doet dat voor Zijn eigen doel. Hij maakt van Zijn gemeente een paradox. Ik geloof in ze. Ik geloof het!
166 Zo helpe mij God, ik geloof het Woord! "Laat ieder mensenwoord een leugen zijn en dit de Waarheid." Wat dit Woord ook zegt om te doen, laten we het doen zoals dit Woord zegt om het te doen, ongeacht hoe eigenaardig het schijnt en hoe eigenaardig u moet worden of zoiets dergelijks. Blijf bij het Woord. U wordt ouderwets genoemd, u wordt dit, dat of wat anders genoemd, wat maakt het u uit? Blijf bij dit Woord! Dit is het, de Waarheid. Neem niet wat iemand anders zegt. Neem wat het Woord zegt.
167 Enige tijd geleden hoorde ik van een bevriende prediker... Ik hoorde het onlangs vertellen. Ik geloof het. Op een hete namiddag in Georgia bezocht hij deze apotheker. De oude apotheker was een fijne oude Christen broeder, vol van de Geest van God. Hij zei: "Kom binnen en ga zitten, laten we wat cola drinken." Ze zaten daar en dronken hun cola. Hij zei: "Ik zou u iets willen vertellen en misschien gelooft u het niet."
"Wel, laat het me eerst eens horen", zei de prediker.
168 Hij zei: "Ik heb altijd geprobeerd mijn best te doen voor God." Hij was een diaken in een kerk. Hij zei: "Ik heb altijd geprobeerd aan mijn roeping te beantwoorden en datgene te doen wat goed is." Hij zei: "Ik heb niemand afgezet. Ik heb altijd, overal waar ik kom van mijn Heer getuigd." En zei: "Ik heb... mijn medicijnen hier, ik heb geprobeerd de beste kwaliteit te krijgen, die er te koop was. Ik heb nooit iemand te veel laten betalen. Ik heb alles geprobeerd, om zo goed mogelijk te doen wat juist was om de Heer te dienen." Hij zei: "Ik zal u vertellen wat er gebeurde."
169 Hij zei: "Mijn zoon, die er ook voor studeert om apotheker te worden, om mij op te volgen, bevond zich op zekere dag voor in het gebouw." En hij zei: "Het was gedurende de crisistijd. Een kleine dame wandelde de deur binnen; je kon zien wat haar probleem was. Ze zou moeder worden. En haar man, en beiden waren armoedig gekleed." Hij zei: "Ze gaven het recept aan mijn zoon om het te laten bereiden, want de vrouw had dit bepaalde ding nodig, dat de dokter haar had voorgeschreven. En hij zei: 'Dat zal ongeveer zoveel kosten', toen de aanstaande vader vroeg: 'Hoeveel zal het zijn?' 'Zoveel.' Hij zei: 'Meneer, ik zal niet bij machte zijn het recept te laten bereiden, want ik heb helemaal geen geld.'"
170 Wel, hij zei: "Mijn zoon zei: 'Ga daar de straat door, ongeveer een half blok of een blok verder en sla dan linksaf en dan zult u de plaats zien waar ze een kantoor hebben voor liefdadigheid. Gaat u daar naar het loket en misschien zullen ze u het geld geven zodat u het kunt bestellen; dat ze zullen betalen voor dit recept, want de dame heeft het medicijn direct nodig.'"
Hij zei: "Hij vertrok van die plaats, ging weg."
171 Hij zei dat hij naar zijn zoon luisterde. En iets zei: "O nee, doe dat niet. Die vrouw heeft dat nodig!" Hij begon er aan te denken: "Die lange rij mensen daarginds! Het is al zwaar voor een gezonde man om in de rij te staan, laat staan een moeder in die conditie."
172 Hij zei: "Ik zei tot mijn zoon: 'Ga, roep hen, vertel ze om terug te komen.'" Hij zei: "En ik haastte me naar de deur en riep: 'Kom terug! Kom terug!' Ze kwamen terug. En ik zei tegen mijn zoon: 'Bereid het. Er zijn geen kosten aan verbonden.'"
173 En hij zei: "Mijn zoon gaf me het recept en ik liep weg en bereidde het, bereidde het zo goed mogelijk. En liep naar de dame toe om het haar te geven en vertelde haar dat er geen kosten aan verbonden zouden zijn. Dat was in orde omdat ze het zo dringend nodig had en ik kon het geld ervoor wel missen."
174 Dus hij zei: "Ik stond op het punt het medicijn in haar hand te leggen. En toen ik dat deed, keek ik naar haar hand en er zaten littekens in. Ik keek op en ik legde het in Jezus' hand." Hij zei: "Ik begreep toen wat in de Schrift staat, wat het betekent: 'In zoverre gij dit aan de minsten hebt gedaan – Mijn kleintjes.'"
175 Hij zei: "'Gelooft u dat?' vroeg die man aan mij. Wel, zeker geloof ik dat."
Het was een paradox, ongelofelijk, maar het is waar.
176 Hoe zit het dan met de grote heilige Martinus van Tours, Frankrijk? Toen hij soldaat was, kwam hij op een avond door een koude, donkere straat en daar was een... In deze koude, donkere straat lag een oude zwerver; lag op straat te bevriezen. Zijn bloed bevroor in zijn aderen. Martinus was nog geen Christen. Iedereen die de Bijbelse geschiedenis heeft gelezen weet van de heilige Martinus. De historicus die onlangs zocht naar zijn gegevens... Hij was het die ik koos voor het derde gemeentetijdperk, de heilige Martinus, omdat tekenen hem volgden. En Martinus keek omlaag... hij was soldaat en daar lag deze oude man, lag op straat te bevriezen. En hij keek en hij had één jas; zonder de jas zou hij bevriezen. Hij pakte zijn mes en sneed de jas doormidden en wikkelde de zwerver erin. Sloeg de andere helft om zichzelf en liep door.
177 Toen hij die avond in zijn kamer kwam en was gaan zitten, hoorde hij Iemand de kamer binnenkomen. Hij keek, hier kwam Jezus, gehuld in dat stuk mantel. Dat was zijn roeping voor de bediening.
178 Hij werd een heilige. Hij sprak in tongen. Zijn school werd goed opgeleid. Hij onderwees zijn mensen op de goede manier met het Woord van God. Het maakte hem niet uit wat de eerste Roomse kerk zei of iemand anders. Hij bleef precies bij het Woord van God. Hij onderwees ze spreken in tongen en het opleggen van handen bij de zieken. Ze wekten doden op. Ze wierpen duivelen uit. Een man, z'n vriend, was gedood en hij ging erheen en legde z'n lichaam over hem heen (vroeg of hij hem een paar ogenblikken mocht zien), en hij en zijn vriend kwamen samen naar buiten lopen. Waardoor? Het was een paradox. Beslist, God deed het.
179 Ik geloof in paradoxen. Jazeker. Ik geloof erin met heel mijn hart.
180 Het was een paradox toen – terwijl alle knappe mannen op aarde waren – God de sleutel tot het Koninkrijk in de handen legde van degene die als "ongeletterd en ongeleerd" beschouwd werd. Dat is juist. Een van de knapste mannen in de wereld van die dag was Kajafas, de hogepriester, anderen waren de keizers en de koningen en de grote mannen der aarde, zoals presidenten, enzovoort; al deze grote mannen.
181 Wat is de belangrijkste zaak ter wereld? Het is Gods gemeente! God maakte de aarde, Hij maakte haar voor een doel: om er een gemeente uit te halen, een bruid. Dat is de belangrijkste opdracht ter wereld.
182 En de knapste mannen die Hij had waren keizers en koningen en potentaten en vorsten, hogepriesters en kerkmensen. Hij had elk van hen kunnen kiezen. Maar het was een paradox toen Hij een man riep die zelfs zijn eigen naam niet kon schrijven en zei: "Ik geef u de sleutels tot het Koninkrijk. Wat u zult binden op aarde, zal Ik binden in de hemel. Wat u ontbindt op aarde, zal Ik ontbinden in de hemel."
183 Zeg, ik dacht opeens aan dat visioen: "Wat u ontbindt of bindt."
184 "Wat u op aarde bindt, zal Ik binden in de hemel. Wat u op aarde ontbindt, zal Ik ontbinden in de hemel." Ja, Hij gaf dat niet aan een geleerde hogepriester, Kajafas, maar aan een ongeletterde visser. Werkelijk een paradox!
185 We zien Paulus, een kleine, oude haakneuzige Jood, die op weg is, arrogant, op weg om deze mensen die dat lawaai maken en dat gejuich en dergelijke, te binden; om ze in de gevangenis te werpen, de gemeente te ruïneren; stenigde Stefanus, was er medegetuige van en bewaarde hun mantels. Hij was een terreur. Hoe zou God ooit een dergelijke man kunnen kiezen?
186 Kijk, de bisschoppen, alle apostelen zeiden: "We zullen iemand kiezen, iemand om Judas' plaats in te nemen." En wie kozen zij? Ze kozen Matthias. Ik geloof dat hij Matthias heette. Matthias, ja. Matthias, ze kozen hem door het lot te werpen en hij heeft nimmer iets gedaan. Hij scheen een rechtvaardig man te zijn. En God koos de driftigste, gemeenste kerel die er was in het land om zijn plaats in te nemen. Een paradox! Dat is wat God doet. Een paradox!
187 Het was een paradox toen deze ongoddelijke, hoogmoedige, driftige, gemene, verachtelijke Jood op een dag op reis was, op weg naar een stad om de Christenen gevangen te nemen en ze in de gevangenis te werpen, toen hij plotseling werd neergeslagen. En toen hij opkeek stond daar die Vuurkolom en een stem sprak, zeggende: "Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij?" Het was een paradox dat hij het kon zien en de overigen het niet konden zien. Ziet u?
188 Iemand zei: "O, ik heb dat nooit gezien. Daar is helemaal niet zoiets; ja, je ziet het niet. Dat is niet zo." Wat dit betreft, vandaag, zeggen ze dit: "Daar geloof ik niet in." Nee, zeker niet. Beslist niet. Maar er zijn er, er zijn mensen die het wel zien. Zeker, als u het niet kunt bent u blind; u kunt het niet zien.
189 Een man zei enige tijd geleden tegen mij, het is een paar jaar terug: "Nu, als ik volgens u..." Hij zei: "Nu, Paulus sloeg een man met blindheid. Als ik van de duivel ben," zei hij, "slaat u mij dan met blindheid."
190 Ik zei: "Dat hoeft niet zo noodzakelijk te worden gedaan. U bent al blind. Kijk, u bent al blind. U bent blind op z'n ergst." Ziet u? Ik zei: "Anna in de tempel kon verder zien dan u. En zij was lichamelijk blind." Hij was geestelijk blind. Zeker. Het was een paradox.
191 Het was een paradox toen God maakte dat zogenaamde ketterij... Al dit lawaai en gejuich en prijzen van God en spreken in tongen en mensen die veracht en verworpen waren en idioten en ketters werden genoemd. Het is een paradox dat God, de grote Vader van allen, de Vader van onze Here Jezus Christus, een groep "ketters" koos om aan Zijn gemeente redding te brengen, in plaats van het goed opgeleide, kerkelijke, theologische systeem. Het is een paradox.
192 Niet lang geleden was ik in een stad in Washington, of nee, ik geloof dat het Oregon was. En er was een verslaggever gekomen, twee kleine verslaggevers, met sigaretten in hun hand. Ze kwamen binnen. Ze zouden iets over me gaan schrijven en echt heel goed, weet u. En ze gingen door en zeiden dit, dat en nog wat anders. En hij zei: "En bent u een heilige roller?"
193 Ik zei: "Nee." Ik zei: "Ik heb nog nooit gerold. Maar, ik denk dat als Hij mij zou vertellen dat ik moest rollen, dat ik het zou doen."
194 En zo gingen ze verder met praten, weet u. En ze ging door en ze zei... O, ze ging maar door. Ik zei: "Laat mij u iets vertellen, jongedame, schrijf maar op wat u wilt. U bent Katholiek."
195 Ze zei: "Dat is waar." Ze zei: "Hoe wist u dat ik Katholiek was?"
196 Ik zei: "Wel, op dezelfde manier als ik die andere dingen op het podium weet, zie je." Ik zei: "U bent Katholiek. En u gaat maar door en schrijft het maar op, maar ik waarschuw u nu op dit ogenblik; binnen dertig dagen vanaf nu – schrijf het maar op – zult u langs de kant van de weg liggen met uw hals afgesneden door glas van uw eigen auto, het uitschreeuwend om genade, en u zult vaak aan me moeten denken."
Ze zei: "Bent u niet Iers?"
"Ja."
"Was uw familie Katholiek?"
Ik zei: "Misschien vóór mij."
197 Ze zei: "Wat zou uw moeder denken van de dingen die u doet?"
198 Ik zei: "Ik doopte haar in de Naam van Jezus Christus. En ze ontving de Heilige Geest." Ja.
199 En ik zei: "Nu, als u op die manier wilt weggaan, laten we dan elkaars naam nemen. Als het dan na dertig dagen niet zo is, dan schrijft u in de krant dat ik een valse profeet ben. Nu, gaat u maar door en schrijf het op."
200 Ze zei: "Wel, ik zou er niet graag aan denken dat, als ik naar de hemel ga, er zo'n zootje onbenullen als er daar in die samenkomst zitten, het in de hemel voor het zeggen zouden hebben."
201 Ik zei: "U zult weinig problemen hebben." Ik zei: "Het enige is, u zult niet... Tenzij u uw gedachten en leven verandert, zult u daar in geen geval zijn, zie." Ik zei: "Want zij zullen daar zijn. God heeft dat verkozen."
202 Het is een paradox, ziet u, dat God de domoren heeft genomen, dezen. God verkoos redding te brengen aan de wereld door middel van zo'n groep – een paradox – volkomen anders dan hun hoog opgeleide en beschaafde geleerden en theologen en dergelijke. God gaat dat juist voorbij; neemt een kleine domoor en richt hem op en plaatst Zijn boodschap in hem, zoals Hij met Johannes deed en sommige anderen, Petrus, enzovoort, zond hen uit en zij predikten het Evangelie en brachten Zijn gemeente binnen. En Hij redt hen en brengt hen op de aarde terug, en dat is alles wat ermee is, zie. Laat al dit geweldig opgesmukte spul gaan. O my, dat is nogal wat! Ik zou...
203 God, toen God de onwetenden en ongeletterden koos in plaats van de opgeleiden en bestudeerden, als Zijn bruid... Kunt u zich een man voorstellen die zijn bruid kiest, dat hij zou... een man met de hoogste, hoogste, uitnemendste krachten?
204 Ik heb hier nog iets wat ik wilde zeggen, maar ik zal niet genoeg tijd hebben om het te vertellen, over een kleine parabel die ik eens heb gezien. Maar ik zal er niet toe kunnen komen om het te vertellen. Ik had het hier opgeschreven, maar ik heb er geen tijd voor.
205 Maar God koos Zijn bruid uit een dergelijke groep mensen. Als nu iemand zegt dat dit niet zo is, dan gelooft u uw Bijbel niet. Dat is geheel juist. Lees uw Bijbel, daar staat het precies in.
206 Het was een echte paradox toen God verkoos de dwaasheid van geïnspireerde prediking te nemen in plaats van hoog beschaafde theologie. Een man die nauwelijks zijn woorden weet te gebruiken, en "hit, hain't, tote, fetch, carry" en al dat soort woorden gebruikt en allerlei dingen zegt die niet grammaticaal zijn en taalkundig onjuist en al dergelijke dingen; en God koos dàt in plaats van de grote ontwikkelde leraren, die de woorden echt goed kunnen uitspreken en het precies goed kunnen zeggen. Maar het behaagde God om de dwaasheid van geïnspireerde prediking te nemen, de een of andere ploegmaat die zijn ABC's niet kent, om die man te nemen en door middel van hem zielen te winnen. Terwijl verleiders – heel beschaafd – slechts als blinden de blinden leiden. Een echte paradox!
207 O, het Woord zit er zo vol mee. Ik heb hier heel wat verbanden, of teksten die ik moet overslaan.
208 Het is waar, dat de grote kerk schittert en glittert, met hoogdravende theologie, terwijl het Koninkrijk gloeit met nederigheid; de armen en nederigen. Het Evangelie schittert niet, het gloeit. Dwazemansgoud schittert; echt goud gloeit. Er bestaat een verschil tussen gloeien en schitteren. Dat weten we. Terwijl de grote kerk glittert en schittert, met hoog opgeleide geleerden, fijne pluche stoelen overal, crucifixen aan de muren en de hoogste en fijnste structuren en gebouwen en hoge torens en al dergelijke – het kleine Koninkrijk daar ergens in een laantje zoals hier, gloeit met de glorie van God. Is gevuld met de eenvoudigen van hart, God werkt in hen, geneest de zieken en wekt de doden op en werpt duivelen uit, enzovoort; gaat eenvoudig aan hen voorbij.
209 Er was eens een grote samenkomst van predikers. Vergeet dit niet. Enige tijd geleden was hier in een zekere stad een grote samenkomst van predikers, waar enige mensen van hier bij aanwezig waren. En daar was een zekere man die zou gaan... O, hij was een theoloog, "hij had de boodschap voor de dag, voor de mensen." En hij had er twee of drie weken op gestudeerd. Dat was in orde. Toen hij naar het podium wandelde – geen kreukje in z'n pak – my, met het fijnste spul gekleed, weet u, wandelde daar naar boven en stak zijn borst vooruit en legde al z'n spullen gereed voor zijn boodschap. En hij predikte echt een één uur durende boodschap, waar niets op aan te merken viel, intellectueel gezien. O, wat stak hij z'n borst vooruit en gebruikte de naam van doctor in de letterkunde Zo-en-zo, van een zekere grote school. Dat was zo geweldig voornaam en bestudeerd, hoe hij zo'n meesterwerk tot de mensen kon brengen van psychologie en dergelijke. Ze zeiden: "Het was fantastisch."
210 Maar de Christenen die daar zaten – precies zoals bij het Concilie van Nicea – het griefde gewoon de Geest. O, het was een meesterwerk, zeker. Beslist. Het had al de opsmuk erop die er maar kon zijn. Maar de echte Geestvervulde mensen zeiden: "Hè?" Het stemde niet overeen met... Er was daar geen Geest om het te bekrachtigen.
211 Toen hij daarna naar beneden kwam hield hij zijn hoofd gebogen, hij had bemerkt dat het niet goed was overgekomen. Hij kwam van een andere school en hij was bij Pinkstermensen. Toen hij dus van het podium afkwam zag hij er uit als een geslagen hondje. Begon door de zaal te lopen met alle spullen onder z'n arm, op deze manier, liep tussen de samenkomst door.
212 Er zat daar aan de rechterkant een wijze, oude heilige, hij boog zich naar een andere man en zei: "Als hij naar boven was gegaan op de manier waarop hij naar beneden is gekomen, dan zou hij naar beneden zijn gekomen op de manier dat hij naar boven ging." Dat is het. Als hij nederig naar boven was gegaan, zou hij waarschijnlijk gevuld met glorie naar beneden zijn gekomen. Als hij naar boven was gegaan op de manier waarop hij naar beneden kwam, dan zou hij naar beneden zijn gekomen op de manier dat hij naar boven ging. Dat is juist. Een paradox!
213 Luister nu bij het sluiten, slechts nog een ogenblik voordat de gebedsrij begint. Ik zou nog een paar woorden meer willen zeggen over een paradox.
214 De visioenen van de oude profeten zijn nog steeds een paradox. Het is onaantastbaar. Wie kan verklaren hoe een man, vierduizend jaar geleden, kon spreken over wagens zonder paarden, die zich zouden verdringen op de snelwegen, tegen elkaar op. De profeten van het Oude Testament – hoe zij dingen konden voorzien en het voorspellen, opgetrokken door de kracht van God, ze zagen het ver weg in de toekomst en voorspelden het met een precisie, tot in de puntjes. Verklaar dat! Het is een paradox. O!
215 Nog een; ik wil u nog een kleine geven, iets onbeduidends. Maar mijn bekering was een paradox. Ik zeg dit met liefde en respect. Mijn ouders zijn heengegaan. De familie van mijn moeder waren allemaal zondaars; vallenzetters, jagers en mensen uit de bergen. De familie van mijn vader waren allemaal dronkaards, dranksmokkelaars, gokkers, mannen met geweren die elkaar doodden, bijna allemaal stierven ze met hun schoenen aan. Er was totaal geen religie bij ons te vinden. En wat deed God... wat was Dat wat daar die morgen binnenkwam in die kleine, oude blokhut, hetgeen u daar op die foto aan de muur ziet? Wat? Het is totaal iets anders.
216 Als u een graankorrel in de aarde doet, zal het een graankorrel voortbrengen. Als u maïs in de aarde doet, zal het maïs voortbrengen. Doet u dolik in de grond, dan zal het dolik dragen.
217 Maar dit is een paradox! Ieder van u kan hetzelfde over uzelf zeggen. Wij kunnen allemaal denken aan een paradox over wat er is gebeurd.
218 Hier is nog een paradox. Hoe zou ik, nadat ik bijna dertig jaar heb gepredikt, nog steeds bevreesd zijn over de gedachte daarginds heen te gaan? Hoe is het mogelijk? Na gepredikt te hebben sinds ik een jongeman was en nu ben ik hier een man van tweeënvijftig jaar, om dan te bedenken dat ik vreesde om... Ik kon niet... ik wist dat ik was gered. Maar ik was bevreesd voor de gedachte... Maar de liefde van God kwam op een ochtend mijn kamer binnen, trok me op, en bracht me in een plaats waar de verlosten waren. Inderdaad een paradox!
219 Ik wil u iets vragen. Ik zou dit hier nu kunnen laten liggen. Ik wil u iets vragen. Wat is dat daar op die foto? Waar kwam het vandaan? Waarvoor is het hier? De wetenschap kan het niet ontkennen. Wat is het in de samenkomst wat daar staat en tussen de mensen doorgaat en hun vertelt: "Daar achteraan, u deed dit. U bent hier voor dit doel. U bent hier voor dat"? Het is ongelofelijk voor het wetenschappelijk verstand.
220 Nu, wij weten wat telepathie is. Telepathie is, laten we zeggen, iets alsof u iets zegt en ik kan hetzelfde zeggen, of ik kan uw gedachten lezen, het gebeurt op hetzelfde moment. Maar wanneer u ziet dat het dingen vertelt die in de verre toekomst zullen gebeuren, dan heeft dat niets meer met telepathie te maken.
221 Het is ongelofelijk dat God in deze laatste dagen, zoals Hij beloofde dat Hij doen zou, zoiets dergelijks zou doen. Maar het is waar, het is een paradox! Dezelfde God die altijd paradoxen had en ze me toonde, is dezelfde God vandaag, omdat Hij Zijn Woord houdt. De wetenschap kan het niet ontkennen, daar staat het op de mechanische camera. Het is een paradox – God!
222 Wat is het? In Exodus, het dertiende hoofdstuk, lezen we wat God aan de kinderen Israëls gaf, die een type zijn van de hedendaagse gemeente; zoals zij in het natuurlijke reisden, reizen wij in de Geest. Nu, volgende week zondag zullen we dat nemen. Onthoud dat het daar op neerkomt. Zoals zij op de aarde voortgingen in het natuurlijke, op die manier, en God was bij hen, zo is de gemeente met Christus gezeten in hemelse plaatsen in de geestelijke sferen, voortgaande met iedere heerschappij onder onze voeten. Halleluja! Jazeker. En zij hadden een Vuurkolom, een Licht, dat zij volgden. Waar dit Licht ook heenging, volgden zij dit Licht. Duizenden jaren zijn voorbijgegaan, honderden en honderden jaren gingen voorbij en het leeft nog steeds: Een paradox! Dezelfde gisteren... De Schrift vervullend, het is hier om te betuigen; niet vanwege ons, maar omdat God het beloofde dat Jezus Christus dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer. Dat was het wat Mozes hoger achtte: de rijkdommen van Christus – of de smaad van Christus, groter rijkdommen dan de schatten van Egypte. En wat was de Christus die voor hem uitging? Een Licht, een Vuurkolom.
223 Hij zei: "Ik kom van God en Ik keer terug tot God." Hij deed het. "Een korte wijl en de wereld ziet Mij niet meer, doch gij zult Mij zien, want Ik zal met u zijn, zelfs in u, tot de voleinding der wereld." Helemaal tot aan de voleinding der wereld zou Hij er ook zijn. Hier zijn we er!
224 Na Zijn dood, begrafenis en opstanding ontmoette Paulus Hem onderweg naar Damascus; Hij was opnieuw die Vuurkolom.
225 Er zijn sindsdien bijna tweeduizend jaren voorbijgegaan en hier is Hij! Niet onder de denominaties, niet onder de hoog opgeleide geleerden van deze tijd, maar bij een groep armen en nederigen. Een paradox! Een paradox! Om aan degenen die Hem liefhebben, Hem geloven – duizenden rondom de wereld geloven Hem – Zijn belofte te vervullen van zowel het Nieuwe als het Oude Testament. Dat is wat het is. Maar het is een paradox.
226 Het was een paradox toen God beloofde het Koninkrijk te geven aan een kleine kudde in plaats van aan een grote georganiseerde kerk. "Vrees niet klein kuddeke, het is uw Vaders welbehagen u het Koninkrijk te geven." Het zal... Het is een paradox. Het is een paradox.
227 Het zal een dezer dagen een echte paradox zijn wanneer Jezus komt; en de doden in Christus zullen opstaan en deze sterfelijken zullen onsterfelijkheid aandoen en de opname van de gemeente komt.
228 Tijdens deze Kerstdagen, waarin de mensen winkelen en dansen en drinken en iets vieren waarover ze niets weten, alsof ze de verjaardag van Washington of Lincoln zouden vieren, en niet aanbidden de... Ze hebben God nog steeds in een kribbe liggen.
229 Terwijl God niet in een kribbe ligt. Hij is opgestaan van de dood en leeft tot in alle eeuwigheid; leeft onder ons, bewijst Zichzelf als dezelfde God die de Nicea-vaders droeg, en hen die verder door de tijdperken zijn gekomen sinds de Pinksterdag. Dezelfde God die Paulus ontmoette op de weg naar Damascus; hij was een zendeling voor de heidenen en een boodschapper van God voor de heidenen. De heidenboodschap begon door een bezoek van de Vuurkolom en eindigt op dezelfde manier.
230 Het heidense koninkrijk begon, het koninkrijk dezer wereld (dat is de wereld) begon met een bestraffing in een hemelse taal, ten tijde van koning Nebukadnezar; het eindigt op dezelfde manier in de vorm van de Heilige Geest die op de heidengemeente van de laatste dagen wordt uitgestort, om de heidennaties opnieuw te bestraffen met een handschrift op de muur. Het handschrift op de muur dat God Zijn gemeente heeft gereed gemaakt; Hij heeft Zijn volk gereed gemaakt, Hij heeft Zijn plaats gereed gemaakt, en zij wachten op Hem tot Hij komt!
231 En die opname! "Wanneer de bazuin des Heren zal schallen en de doden in Christus zullen opstaan, zullen wij die levend overgebleven zijn diegenen die slapen niet hinderen. Want de bazuin van God zal schallen, de doden in Christus zullen opstaan; en wij zullen tezamen met hen worden opgenomen om de Here te ontmoeten in de lucht." Een paradox op een van deze morgens wanneer de graven opengaan en de doden eruit wandelen; wanneer degenen die levend zijn veranderd zullen worden in een ogenblik, in een oogwenk en omhooggaan in de lucht, Hem tegemoet.
232 De hele zaak is een paradox – God die onder Zijn volk wandelt. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen!" – Vert] Laten we onze hoofden buigen voor een woord van gebed.
233 God, nu meer dan een uur, ongeveer een uur en tien minuten, hebben we hier staan spreken over gebeurtenissen in het verleden en heden, hoe de Heilige Geest ze verdeelde, Here, zoals Gods Woord zo genadevol heeft gedaan; aantonend dat diezelfde God des hemels die in de dagen van ouds leefde, vandaag in dezelfde vorm en op dezelfde wijze leeft. Dezelfde wonderen en dezelfde kracht die op de profeten van ouds was, die op de Pinkstergemeente was, op Hanna en op Agabus – de profeten van het Nieuwe Testament in die tijd – die zelfs Paulus corrigeerde... En Paulus kwam in moeilijkheden door niet naar Agabus te luisteren, want Agabus... Hoewel hij, Paulus, een apostel was, maar Agabus had het Woord des Heren en hij waarschuwde hem om daar niet heen te gaan. Maar Paulus was vastbesloten om te gaan en toen kwam hij in moeilijkheden. En, Vader, we komen altijd in moeilijkheden als we het Woord van God ongehoorzaam zijn.
234 We zien dat dezelfde God die met die broeders daar was, vandaag dezelfde God is. We zien Hem in iedere manifestatie. En het is een paradox, Here. De wereld kijkt en schudt haar hoofd en zegt: "Dat stelt niets voor." De gelovige aanvaardt het en omarmt het en weet dat het de levende God is.
235 O Vader, wij bidden vanmorgen, dat als er iemand onder ons zou zijn die nog geen gelovige is, dat dit het uur zal zijn dat zij zullen geloven. O God, sta nu toe dat in het hart van iedere persoon die hier is, die Christus niet als zijn Redder kent, dat dit het uur zal zijn dat er een paradox voor hen ontstaat; dat een vuile, verloren zondaar (van nature een zondaar, in zonde op deze aarde geboren, gevormd in ongerechtigheid, leugensprekend ter wereld gekomen, door vuil) veranderd kan worden en gevormd in de gerechtigheid van de Zoon van God. Sta toe, Here, dat die grote paradox zal plaats vinden in de harten van allen die hier vanmorgen zijn, die U niet kennen als hun Redder en hun komende Koning; en niet gereed zijn om U te ontmoeten bij de laatste bazuin, als die vandaag zou klinken.
236 Dan zouden we ook willen bidden, Here, of U degenen hier wilt gedenken die ziek zijn en aangevochten. O God, wij bidden vandaag of U iedere persoon wilt genezen die ziek is of aangevochten. Laat ze weten dat God nog steeds paradoxen teweeg brengt voor een ieder die Zijn Woord zal doen plaats vinden.
237 Wij weten dat Zijn Woord een paradox is. Terwijl het iets belooft wat zo onwerkelijk is voor de wereld, iets wat zij niet kunnen beschrijven, iets wat boven hun kennis en begrip uitgaat. Maar wanneer een eenvoudig hart dat Woord zal nemen en het tot in het diepst van zijn weten zal laten inzinken, dan produceert dat Woord de levende feiten van die belofte.
238 O, hoe danken wij U daarvoor, dat er eenvoudige mensen zijn die deze Boodschap geloven. Wij zien niet uit naar een koninkrijk waar die atoomtijdperken zullen regeren, maar wij zien uit naar een Koninkrijk op aarde waar Christus over zal regeren in de kracht en majesteit van vrede en heerlijkheid. Niet waar we met onze voet op het gaspedaal van onze auto hoeven te drukken, of door de lucht vliegen met vliegtuigen, maar waar wij om de troon van de levende God zullen zitten, o, en naar Hem zullen kijken, en Degene zullen zien die werd verwond om onze overtredingen en verbrijzeld om onze ongerechtigheid (de straf voor onze vrede was op Hem) en door Wiens striemen wij werden genezen. Het is ons hartsverlangen, Here, sinds de grote paradox ons heeft bereikt, dat wij bij Hem zullen komen en met Hem gezeten zullen zijn op die dag. Sta het toe, Here. Wij vragen het in Jezus' Naam.
239 Terwijl wij onze hoofden gebogen hebben, vraag ik mij af of er vanmorgen iemand in het gehoor is die in gebed gedacht zou willen worden en zegt: "Here God, ik steek mijn hand naar U op." En: "Broeder Branham, u zult rondkijken en mijn hand zien en bid voor mij dat er een grote paradox in mijn hart zal plaats vinden, opdat ik Christus zal ontmoeten in de doop van de Geest en de kracht van Zijn opstanding." God zegene u, ieder, en iedereen. Dat is fijn. "Dat ik God mag ontmoeten." En God zij met u. "Dat ik Hem mag ontmoeten en er zal een grote paradox in mijn leven plaats vinden en ik zal met Zijn kracht en Zijn heerlijkheid worden vervuld en de goedheid en genade van Hem die leeft tot in alle eeuwigheid. En op een dag zal ik erbij worden gerekend in die paradox die komende is. Iets, dat wanneer..."
240 Het stof van deze profeten ligt daarginds in de aarde. Eens werd het stof van de martelaren, die door leeuwen waren opgegeten, met de mest van de leeuwen over het stof en over de hele aarde verspreid, maar toch zal Christus dat lichaam opnieuw doen opstaan! Het zal bewezen worden dat Hij de opstanding is.
241 Zoals toen Hij een beetje modder uit Zijn handen nam en het op de ogen van een man legde, die nog nooit ogen had gehad, het toonde aan dat de mens is gemaakt uit het stof der aarde en hij keerde terug met oogballen en kon de Schepper zien die hem gemaakt had.
242 Als God niet van plan is de doden op te wekken, waarom werd Hij dan vlees zoals wij en keerde terug tot het stof en wekte Zichzelf weer op? Waarom wekte Hij Zichzelf op als er geen opwekking der doden is? O, laten wij geen kinderen zijn, maar laten wij mannen en vrouwen zijn in de Geest, God gelovend met geheel ons hart.
243 Zou er nog een ander zijn, voordat we beginnen te bidden? God zegene u, en u, mijn broeders, en u. Ja.
244 Onze hemelse Vader, wij brengen nu degenen die hun handen hebben opgestoken tot U. Op de een of andere manier heeft de Heilige Geest Zijn weg gevonden in hun harten, hun daar vertellend: "Je bent hier niet alleen om te eten en te drinken en te slapen en op te staan, om te gaan werken en dan naar huis terug te gaan en opnieuw te eten, te drinken en te slapen. Je bent hier om zonen en dochters van God te zijn. Je bent hier om je positie en plaats in Christus in te nemen. En Ik ben vanmorgen hier om je te roepen." Iets dergelijks zou de Heilige Geest betreffende hun leven zeggen.
245 Vader, door gebed – het enige wapen waar ik vanaf weet – stel ik hen aan U voor. En ik wedersta de vijand die hen bij U vandaan zou houden. Door geloof plaats ik het Bloed van Jezus Christus tussen de vijand en hen, die hen zou weerhouden van deze heerlijke ervaring van deze grote paradox, van het ontvangen van de Heilige Geest en het hebben van eeuwig leven. Want wij beseffen dat dit het enige is – het enige, de enige oplossing die aan ons wordt gegeven, want eeuwig leven betekent Gods leven in ons te hebben; dan is het eeuwige leven in ons. Sta het toe, Here, dat het bij iedereen zal gebeuren die zijn hand heeft opgestoken. Sta het ook toe aan hen die misschien niet genoeg moed hadden om hun hand op te steken. Nu, Vader, zij zijn de Uwen. Ik bied ze U aan in de Naam van Jezus Christus.
246 Terwijl nu de gebedsrij zal worden gevormd, Vader; ik weet niet wie hier zullen komen. Maar geef ons vanmorgen nog een paradox, Heer. Moge er een geweldige mysterieuze kracht van God naar beneden bewegen en iets doen wat U hebt beloofd. En dit zal mijn eerste keer zijn, Here, sinds ik onlangs een ontmoeting met U heb gehad. Ik bid nu dat U de verzoeken aan de mensen zult willen toestaan, door Jezus' Naam. Amen.
247 Nu zou ik willen dat iedereen gedurende een ogenblik ging zitten, als u kunt.
248 Nu, iedereen die een gebedskaart heeft... Billy kwam vanmorgen hierheen zoals hij beloofde om te doen en deelde aan enige mensen hier gebedskaarten uit. Hij zei dat het er niet veel waren. Zoudt u uw handen willen opsteken, degenen die een gebedskaart hebben? In orde. Ik vraag me af of u uw plaats zoudt willen innemen en hier komen staan, degenen die gebedskaarten hebben. Billy, waar zit je? O, in orde. Kom dan hier staan.
249 Laat nu iedereen in gebed zijn. We komen voor onze Here God staan. Laten we dat lied met de muziek meezingen, als u wilt, dat zuster Arnold daar speelt. Allemaal samen nu, heel rustig.
Geloven alleen, geloven alleen,
Alles is mogelijk, geloven alleen;
Geloven alleen, geloven alleen,
Alles is mogelijk, geloven alleen.
[Broeder Branham begint "Only Believe" te neuriën]
... Geloven alleen,
Alles is mogelijk, geloven alleen;
Geloven alleen, geloven alleen,
Alles is mogelijk, geloven alleen.
250 [Broeder Branham begint "Only Believe" te neuriën en leest dan Markus 11:21–24]
En Petrus herinnerde het zich en zeide tot Hem: Rabbi, zie, de vijgeboom, die Gij vervloekt hebt, is verdord.
En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Hebt geloof in God.
Voorwaar, Ik zeg u, wie tot deze berg zou zeggen, hef u op en werp u in de zee en in zijn hart niet zou twijfelen, maar geloven, dat hetgeen hij zegt geschiedt, het zal hem geschieden.
Daarom zeg Ik u, al wat gij bidt en begeert, gelooft dat gij het hebt ontvangen, en het zal u geschieden.
251 Jezus zei eens toen ze niet konden begrijpen dat Hij was Die Hij was, Hij zei toen: "Als u Mij niet kunt geloven, geloof dan de werken die Ik doe. En indien Ik de werken Mijns Vaders niet doe, geloof Mij dan niet. Maar als Ik de werken Mijns Vaders doe, geloof dan de werken."
252 Ik heb zojuist vanmorgen de boodschap gebracht over een Paradox. Een paradox is iets wat onwaarschijnlijk is, het is echt ongelofelijk, zegt Webster, maar toch is het waar. Iets wat ongelofelijk is, wat je niet kunt begrijpen; het is gewoon een mysterie.
253 Jezus deed de werken van Zijn Vader, omdat de Vader in Hem was. Om die reden werden de werken gedaan, omdat de Vader in de Zoon was. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Omdat in Hem, Hij was de geïncarneerde God. Gelooft u dat? ["Amen."] Omdat God de Vader, die de Vader is van Jezus Christus, de grote Geest, in de volheid van Zijn kracht woonde in Jezus Christus, die de tabernakel was van God, vlees gemaakt en wandelend op aarde, het Woord vertegenwoordigend. Jezus was het Woord. De Bijbel zegt dat in Johannes, het eerste hoofdstuk. En het Woord was onzichtbaar. Luister nu aandachtig. Het Woord was onzichtbaar totdat het vlees werd gemaakt, en toen werd het Woord zichtbaar.
254 En door Zijn offerdood op Calvarie en Zijn opstanding, plaatste Hij Zijn gemeente in de positie van die sferen, opdat dezelfde onzichtbare God in de individu kon komen en het Woord zichtbaar maken. O my! Ik wenste dat mijn gemeente dat kon vatten. Als u dat kon zien, vrienden, de onzichtbare God zichtbaar gemaakt!
Nu, laten we het opnieuw onderzoeken.
255 Ik heb vaak gewenst een gemeente binnen te komen – ik heb ernaar verlangd om dat te zien – geloof ik, waar ik naar binnen zou kunnen gaan door de achterdeur, voordeur, waar het maar was, over een gehoor kijken en een volmaakte gemeente zien; alles in orde. Zonde zou er niet kunnen blijven; nee, de Geest zou het eruit roepen, ziet u. Het zou er eenvoudig niet kunnen blijven. Zoals bij Ananias en Saffira, u zou het gewoon niet kunnen doen. Daar zou geen zonde in zijn, in die groep. Beslist niet. Ziet u, de Geest zou het op deze manier snel uitspreken. [Broeder Branham knipt vier keer snel met zijn vingers – Vert] Ongeacht wat het was, hoe klein, het zou worden gezegd. Zie daar vrouwen en mannen zitten onder de kracht van de Heilige Geest, de Geest van God die Zich volmaakt beweegt, dit in beweging brengt. Iemand had iets verkeerd gedaan in de samenkomst, het kon niet, ze zouden... Ze konden het niet, het zou... Ze komen snel en belijden het voordat de Geest er vat op krijgt, om het vooraf te belijden en het te komen vertellen, omdat ze ogenblikkelijk weten dat het zal worden genoemd. Dat is juist. Dat is de gemeente van de levende God. Wat heeft mijn oude, arme, oude hart – terwijl het nu oud wordt – wat heb ik ernaar heb verlangd om daar te staan en een dergelijke gemeente te zien. Misschien mag ik het toch. Ik hoop het. Volmaakte werken van God, zonder zonde, nu, die konden verstaan.
256 Nu, hier staat een groep mensen waarvoor gebeden zal worden. We beseffen dat als deze Schriftplaats waar is... En de God des hemels, die een eekhoorn kon scheppen, een ram kon scheppen, de zon gedurende een hele dag kon stoppen – vierentwintig uur – die het vuur gedurende drie uren kon weerhouden om mensen te verbranden; Hij had de muilen van de leeuwen toegesloten, Hij kon de doden opwekken, kon over water lopen, kon broodjes nemen en vijfduizend voeden – dat is God. Dat is het Woord vlees gemaakt in menselijke wezens. Begrijpt iedereen dat nu? Nu beloofde deze zelfde God, dat in de laatste dagen deze dingen opnieuw zouden gebeuren, maar Hij kan het niet doen tenzij er iemand is door wie en aan wie Hij ze kan bewerken. Ziet u wat ik bedoel? Laten we dat nu geloven, het ons inleven met heel ons hart dat het op die manier zal zijn.
257 Er staat hier een groep mensen waarvan ik de meesten ken. Ik geloof... ik geloof niet dat ik deze eerste vrouw hier vooraan, dit meisje, ik geloof niet dat ik haar ken. Ik ken broeder Way; en de zuster, de volgende daar, broeder Roberson zijn... of de vrouw van Borders. En ik ken de volgende man niet. Ik behoor de volgende vrouw te kennen; ik weet het niet, ik geloof van niet. Ja, toch wel. En de volgende, de man die daar staat is, als ik me niet vergis, de zoon van broeder Daulton. En verder ken ik praktisch iedereen daar in de rij.
258 Ik heb geen idee wie is... de mensen zijn, waar ze vandaan komen. Maar waar zij nu behoefte aan hebben is gebed. Natuurlijk zijn er enigen onder die niet volledig kunnen bevatten wat het is.
259 Wil ieder van u nu een ogenblik deze kant opkijken, ieder van u in de gebedsrij. Als ik u kon helpen zou ik het doen. Zie? En ik ben hier om u te helpen. Maar de enige manier waarop ik ooit in staat zal zijn dat te doen, om te herstellen wat Satan u heeft aangedaan, is dat u mij gelooft. Indien u mij eenvoudig zult geloven, met geheel uw hart, zal het worden gedaan.
260 Nu was het gewoonlijk zo in mijn bediening dat het visioenen zou teweeg brengen. Visioenen zouden opwellen, en ik kon de mensen vertellen waarvoor ze hier waren. En u, hoevelen hebben dat zien plaats vinden? O, u allen, zie. Dat is zo. Ja, ik kan dat nog steeds. O, dat kan nog steeds worden gedaan. Zeker. Ja. Dat is zo.
261 Maar we komen nu tot iets wat groter is dan dat. Ja. We stijgen daar bovenuit. Kijk, we komen tot dat gesproken Woord. Satan zal dat moeten doen; ik zal hem in een knoop leggen. Als ik u er slechts toe kan bewegen het te geloven! Bewijfelt u het niet.
262 Hier, als u wilt weten of ik u de waarheid vertel, of de Heilige Geest hier is. Dat meisje, ik weet wat er verkeerd is met dat meisje. Ik ken haar niet, maar ik weet wat er verkeerd is met haar. Ziet u? Ja. Dat is helemaal waar. En hij bevecht me nu zo hard als hij maar kan, maar hij zal het moeten opgeven. Gelooft u het slechts. Twijfel in het geheel niet, zuster. Uh-hu. Ja, betwijfel het niet. Het is in orde, zuster. U zult in orde gaan zijn. Het zal goed komen. Zie?
263 Hier is een donkere man die naar me kijkt, die daar in de rij staat. Ik ken u niet, maar God kent u. Als ik u zou vertellen wat uw moeite is, zult u dan geloven dat ik Zijn profeet ben? Zult u dat? U bent hier niet voor uzelf. Dat kind in het ziekenhuis zal beter worden als u het gelooft. Gelooft u dat met uw hele hart? Ga dan, ga terug naar uw plaats. Ik beveel de kracht van God op het kind; dat de duivel het los zal laten.
264 Kleine Daulton kijkt naar me; u bent hier voor die baby. Er is iets verkeerd met de navel van de baby. Is het niet? Ga terug naar uw stoel en geloof het en het zal eenvoudig in orde komen.
265 Ik kijk naar een andere vrouw die daar zit, het is mevrouw Stricker. Mevrouw Stricker, ik heb sinds maanden niet tot u gesproken. Ik heb geen idee waarvoor u hier bent. Gelooft u dat God mij kan vertellen wat uw moeite is? Zou het maken dat u allen gelooft? U bent hier voor dat kind dat iets heeft met zijn been wat verkeerd is. Dan bidt u voor een vriend in Afrika. Dat is geheel juist. Dat is ZO SPREEKT DE HERE. Nu, als dat waar is, mevrouw Stricker, steek dan uw hand op. Zie?
266 Hij is hier, ziet u. Die bediening zal er altijd zijn, maar er komt hier een andere. Gelooft u nu! Twijfelt u niet! Laat niet een van u twijfelen. Wanneer ik de handen op u leg en vraag dat dit wordt gedaan, zal het worden gedaan. Het enige is dat je het als het Woord van God neemt. Het enige is, als u het niet gelooft, zal het niet gebeuren. Als u het gelooft, moet het gebeuren. Want er gebeurde daarginds onlangs 's nachts iets en ik weet dat dezelfde God die kon scheppen dit kan doen. In orde.
267 Ik wil dat iedereen zijn hoofd buigt. Laat iedereen in gebed zijn. [Broeder Branham verlaat de preekstoel om voor degenen in de gebedsrij te bidden – Vert]
God zegene je, lief...?... Gij duivel die Sharon heeft gebonden, dit lieve, kleine meisje!
268 Maar God, U gaf me onlangs 's nachts het visioen van die duivel die werd gebonden en er werd gezegd: "In oprechtheid kunt u hem binden." En met oprechtheid in mijn hart voor dit kind ben ik gekomen, Here, om van U genade en gunst te vragen voor haar.
269 Satan, ik bind u. In de Naam van Jezus Christus, verlaat het kind. Haar verstand en geheugen zullen normaal tot haar terugkomen. Zo is het Woord gesproken, zo zal het worden gedaan in de Naam van Jezus Christus.
270 Here God, voor mijn broeder Way, moge de kracht van Jezus Christus de kracht van de duivel binden, die mijn broeder bindt. En zet hem vrij, in de Naam van Jezus Christus.
271 God, deze arme, kleine vrouw zal binnen een paar weken zijn zoals deze persoon hier, als er niet iets voor haar wordt gedaan. Ze is de vrouw van mijn broeder, broeder Roy. Here Jezus, geef me nu kracht. U, die het visioen gaf, U hebt nooit gefaald; het heeft nooit gefaald.
272 Gij geest van de duivel, die mijn zuster heeft gebonden, ik bind u. In de Naam van Jezus Christus, verlaat haar. Het is gesproken, laat het zo gebeuren! In orde.
273 In de Naam van de Here Jezus, bevrijd mijn zuster van haar moeite. In de Naam van Christus, die beloofde en de belofte gaf: "Als u tot deze berg spreekt." Laat het worden gedaan, Here.
274 Op deze vrouw, terwijl wij in deze ruimte de zalving van de Heilige Geest voelen, plaats ik mijn handen in de Naam van Jezus Christus, voor haar genezing. In de... Moge het worden gedaan, want het is gesproken. Amen.
275 Op dit meisje, Jo Ann, die ik in mijn gedachten plaats als een voorbeeld van een klein Christenmeisje... Ik bevrijd haar deze morgen van deze boze zaak. In de Naam van Jezus Christus, moge haar verzoek worden toegestaan.
276 Here God, op deze geliefde gezellin van mijn geliefde broeder, zuster Thoms, leg ik mijn handen. En moge die boze, die haar wilde binden, gebonden worden. In de Naam van Jezus Christus, moge zij vrij worden.
277 Op mijn zuster leg ik mijn handen. In de Naam van Jezus Christus, de Zoon van God, moge de kracht van de vijand worden gebonden. En onze zuster, dat zij vrij zal zijn vanaf deze dag.
278 Op mijn broeder leg ik mijn handen overeenkomstig Gods Woord. Moge de duivel, die schade en hinder wilde aanrichten, van hem weggaan. In de Naam van Jezus Christus. Amen.
279 Voor het verzoek van mijn zuster bid ik dat U het wilt toestaan, Here. Terwijl ik mijn handen op haar leg, in de Naam van Jezus Christus, laat het worden gedaan. Amen.
280 Voor mijn zuster, Vader, plaats ik mijn handen op haar. In de Naam van Jezus Christus, laat haar verzoek worden toegestaan. Amen.
281 Door simpel geloof, Here, hoewel het een paradox is, leg ik mijn handen op de broeder. In de Naam van de Here Jezus, laat zijn verzoek worden toegestaan.
282 Op mijn zuster Way, zij is barmhartig geweest voor degenen die barmhartigheid van node hadden. En er staat geschreven dat zij genade zullen ontvangen. Mogen de gunstbewijzen die zij voor deze morgen heeft gevraagd, aan haar worden toegestaan, in de Naam van Jezus Christus. Amen.
283 Here, deze kleine diepbedroefde moeder, haar verzoek wetende, o, eeuwige God, laat het vandaag aan haar worden toegestaan. In de Naam van Jezus Christus. Amen.
284 Vader God, voor mijn zuster, leg ik mijn handen op haar, zoals opgedragen door de Heilige Geest en door een visioen onlangs 's nachts. En moge haar verzoek worden toegestaan, in de Naam van Jezus Christus. Amen.
285 Hemelse Vader, terwijl deze zuster hier naar voren komt om haar plaats in te nemen opdat haar de handen worden opgelegd. Sta haar verzoek toe, o God. In de Naam van Jezus Christus, moge het worden gedaan.
286 Hemelse Vader, terwijl ik hier een houvast op neem, de hand van mijn zuster, moge de kracht van Jezus Christus haar verzoek toestaan. Amen.
287 Here Jezus, terwijl ik de hand van deze zuster vastpak en de zakdoek die zij draagt, moge haar verzoek worden toegestaan. In de Naam van Jezus Christus, sta het toe, Here. Amen.
288 Vader God, in de Naam van de Here Jezus, moge het verzoek van onze zuster aan haar worden toegestaan. Wat zij vraagt, moge zij het ontvangen. In de Naam van Jezus Christus.
Geloven alleen, geloven alleen,
Alles is mogelijk, geloven alleen;
Slechts geloven alleen, geloven alleen,
Alles is mogelijk, geloven alleen.
289 Mag ik nu, vlak voordat wij uitgaan, nog een paar ogenblikken van uw tijd hebben. Een paradox, dat heeft God bewerkstelligd. Precies in ons midden heeft zich een paradox voltrokken. Want vlak voordat ik naar die gebedsrij toeliep, hief Iets mij op, precies op die manier dat Hij had gezegd dat het zou zijn. Een paradox! Ziet u?
290 En toen de Geest zo op mij was, kon ik langs de rij kijken en die dingen zien die deze mensen wensten, zie. Dus tenminste drie of vier van hen of zoiets als getuige, opdat het een bevestiging mocht zijn, dat God nooit een gave wegneemt die een echte gave is. Hij voegt er slechts aan toe, bouwt slechts hoger en hoger.
291 Nu geloof ik met mijn hele hart dat u genezen bent. Amen. Ik geloof het met alles wat in mij is. Ik geloof het.
292 Nu, Jezus nodigde u uit om voor redding te komen. Als u zou komen, zou u het krijgen omdat Hij het beloofde. Hij beloofde het, laten we het nu niet betwijfelen. Maar laten we het met ons hele hart geloven. Vecht uzelf er niet in, weet slechts dat het moet worden gedaan. Het moet worden gedaan. Jezus zei: "Spreek dit Woord. Twijfel niet." Ziet u? En Hij was precies Diegene.
293 En deze visioenen hebben – zover als ik weet, met heel mijn hart – nog niet één keer gefaald, niet één keer. En Hij sprak onlangs 's nachts en dat visioen dat ik u vertelde is waar, voor God voor Wie ik hier sta. Hij maakte dat die slang gebonden werd. Hij zei: "U zult oprechter moeten zijn."
294 Dat is waar ik naar streef, om oprechter te zijn. En bij iedereen die vanmorgen langskwam, probeerde ik te denken: "Als dat mijn moeder was, deze vrouwen, als dat mijn zuster was die daar achteraan zit, als dat mijn vrouw was die daar zat, of een van mijn kinderen die daar zat, wat als zij het zouden zijn?" Proberend mijzelf in hun positie te plaatsen, om oprecht te zijn. En als u hebt opgemerkt, dezelfde...
295 Nu, er schiet me iets te binnen. Toen ik pas geleden in Californië was, stond ik bij dat ontbijt van de Zakenlieden. Ik geloof dat ik het hier heb. Ik ben er haast zeker van. Ik keek er zojuist nog naar, een profetie die werd gegeven. Hier is het al. Dit werd gegeven nadat ik daar had gestaan en een harde boodschap had gepredikt. Vanmorgen zijn hier mensen, broeder Roy Borders is er een van die daar was, geloof ik; waar Roy ook ergens zit, ja, hij zit hier, was daar toen dit plaats vond; en vele anderen die daar waren, toen daar een jongeman was die Baptist was, het was de neef van Jane Russell, de filmster. Iedereen die wil kan naar dat ontbijt komen. Toen ik klaar was met spreken, kwam die jongen aanlopen en sloeg z'n armen om me heen en zei...
296 Toen ik van het ene podium afkwam om naar een ander te gaan om tot de samenkomst te spreken, waar er honderden aanwezig waren. En ik sprak voor een radio-uitzending die de volgende avond om negen uur in het land zou worden uitgezonden. Het zou toen worden opgenomen. En toen dit... Ik stapte van dit podium af om opnieuw te gaan spreken tot deze mensen hier. Eén van de grote denominaties had daar een van hun grote mannen staan en hij wederstond de Boodschap, ziet u, door te zeggen...
297 Ik had gesproken over iets wat ik een paar dagen daarvoor in Phoenix had gezien toen ik daar was, betreffende een boom waar verschillende soorten vruchten aan groeiden. Ik zag dat er aan een sinaasappelboom grapefruit, lemoenen en ik geloof mandarijntjes en tangelo's groeiden en allerlei verschillende dingen, omdat het een citrusvruchtboom is. Maar ik zei: "Ieder jaar bloeit hij en brengt nieuwe vruchten voort. Maar er zijn alleen deze originele takken; als die voortbrengt, als de echte boom zelf een andere tak voortbrengt, zal hij dezelfde soort vrucht naar voren brengen die in de stam is. Maar deze andere bomen dragen hun eigen vruchten, ofschoon zij leven van het leven van deze boom." Ik zei: "Dat is zoals organisaties die ingeplant zijn in de Wijnstok. Jezus zei: 'Ik ben de Wijnstok.' En iedere keer dat die Wijnstok een tak voortbrengt, zal het precies gelijk zijn aan de Wijnstok, hij zal dezelfde vrucht hebben."
298 Wel, deze grote prediker van de grootste Pinksterorganisatie die we hebben, stond daar en wederstond het, zie, zei dat ik het niet op die manier bedoelde.
299 Maar ik keerde terug en zei: "Ik meen het wel op die manier. Ik zei het precies zo! Ik neem niets terug."
300 Onlangs toen ik sprak over deze altaren, zonder het te weten, ik had het nog nooit in de geschiedenis gezien... Ik heb nog nooit iets op het podium onder inspiratie gezegd wat ik ooit moest terugnemen. Nu, u kunt dat noemen: Zaad van de slang, of welke u ook wilt nemen, welke boodschappen het ook waren, of De grote hoer, waar zoveel tegenspraak op is. Kom gewoon, waarom komt u niet met de Schrift erover naar me toe, om te zien of het juist is.
301 Deze man kwam er aan, sloeg zijn armen om me heen en begon te zeggen... Hij zei: "Broeder Branham, niet om heiligschennend te zijn, maar dat zou het drieëntwintigste hoofdstuk van Openbaring kunnen vormen." Weet u, nog een boek eraan toegevoegd. "Natuurlijk", zei hij, "zou dat niet goed zijn, uiteraard, er wordt niet verondersteld dat we er iets aan toevoegen." En meteen toen hij dat begon te zeggen, begon hij in tongen te spreken. En de jongen wist niet wat spreken in tongen betekende.
302 Zodra hij het had gedaan – vlak voor mij zat een Franse vrouw uit Louisiana – ze zei: "Dat behoefde geen uitleg. Dat was puur Frans."
En een man die er zat, stond op en zei: "Dat is juist."
303 En helemaal achteraan zat de tolk voor de V.N., gaf zijn naam, was daar nooit eerder geweest. Hij zei: "Correct. Dat is waar."
304 Hier is wat zij opstelden. En elk van hen had hetzelfde toen ze bij elkaar kwamen, ieder van deze mensen gaf precies de uitleg.
305 Deze Fransman, de tweede persoon hier, schreef het op, want hij had notulen gemaakt van de samenkomst. Hier is wat hij opschreef. "Ik, Victor Le Dioux, ben een volbloed Fransman; wedergeboren Christen, gevuld met de Heilige Geest. Ik woon aan de North Kings Road, nr. 809, Los Angeles 46, bezoek de Bethel Tempel en Arnie Vick is onze herder", een Pinksterprediker, de grootste Pinksterkerk in Los Angeles. "Een vertaling van een profetie over broeder Branham, gegeven door Danny Henry, in het Frans, 11 februari 1961, tijdens het ontbijt van de Volle Evangelie Zakenlieden; een waarachtige vertaling van de profetie." Alle drie zeiden dat het klopte.
Omdat gij het smalle pad hebt gekozen...
306 Kijk, precies er tegenin. Je moet het uit jezelf doen, ziet u. Dat kan ik begrijpen. Mozes moest ook zijn beslissing maken. Zie? Hij hoefde het niet te doen, maar hij deed het. Zie? "... de zwaardere weg; gij..."
Omdat gij het smalle pad hebt gekozen, de zwaardere weg; gij hebt gemaakt... gij hebt gewandeld naar uw eigen keuze.
307 Met andere woorden: ik hoefde het niet te doen. Ik kan meedoen, met ze samengaan als ik dat wil. Maar ik bleef bij het... wil bij het Woord blijven.
Gij hebt de correcte en zuivere beslissing genomen, en het is Mijn weg.
308 Als u zult opmerken, het is benadrukt en onderstreept. Als u opmerkt, het is in het Frans geschreven, dit; in het Frans gesproken, het zelfstandig naamwoord staat voor het bijvoeglijk naamwoord, zie.
Vanwege deze gewichtige beslissing wacht u een groot deel van de hemel.
309 Nu, dat is wat ik me heb afgevraagd. Wat zal het zijn als ik sterf? Toen begon ik te denken: "De hemel is daarboven niet voor ons verdeeld in verschillende afdelingen; de hemel is het Koninkrijk der hemelen wat binnenin ons is, waar we op wachten." Ziet u? Let nu op.
Wat een glorierijke beslissing hebt gij gemaakt!
Dit in zichzelf is datgene wat de geweldige grote overwinning zal geven en doen geschieden in de liefde Goddelijk.
310 Kijk, wij zouden zeggen: "In de geweldig grote overwinning in de Goddelijke liefde", maar in het Frans zeggen ze "liefde Goddelijk." Precies zoals in het Duits of een andere taal, ze krijgen het... ze zetten het zelfstandig naamwoord voor het bijvoeglijk naamwoord.
311 Ziet u nu wat het naar de Jordaan toekomen betekende? Wij zijn daar nu. Laten we dan nu oversteken. Laten we stoppen met spelen. Laten we oversteken naar de andere kant, want het behoort ons allemaal toe. Het is allemaal van ons. Deze visioenen hebben nimmer gefaald. Ze kunnen niet falen omdat ze van God komen. Ik geloof het met alles wat in mij is. Wij zijn niet de huurling die terug de woestijn in zal rennen. We steken de Jordaan over, de scheidingslijn. God, breek voor ons de Zegels die aan de rugzijde van het Boek zijn! Laten we nu in deze geweldige plaats binnengaan, want Jozua verdeelde aan het volk hun erfdeel, dat God voor hen had weggelegd.
312 En als u hebt opgemerkt bij deze Hebreeuwse moeders, toen zij in barensnood waren en geboorte gaven aan deze aartsvaders... Ik zal daar een dezer dagen toekomen, zo de Here wil. Ze gaven geboorte aan deze aartsvaders. Toen zij hun naam in barensnood uitsprak, plaatste zij ze ook in positie in hun plaats in het koninkrijk. O my!
313 Inspiratie is een paradox. Ziet u, u kunt het eenvoudig niet begrijpen. Maar het is geïnspireerd en God beweegt het regelrecht naar zijn plaats, precies in het uur dat u het niet denkt.
314 Nu, als het niet teveel sneeuwt en we kunnen – zo de Here wil – dan wil ik de volgende week zondag spreken over het onderwerp Christendom tegenover heidense aanbidding. En wanneer u kunt, brengt uw papier mee, wat u maar wilt, voor de boodschap. Vanavond zullen er weer boodschappen zijn, broeder... Ik geloof dat enigen van de broeders hier die zullen brengen. Ik was van plan te blijven, maar ik weet dat er dan veel mensen zouden blijven en er is deze middag weer sneeuw voorspeld, die de wegen van Georgia en andere plaatsen zal bedekken. Dus ik... Zo de Here wil, de volgende zondag. Ik zou vanavond dezelfde boodschap brengen, maar ik zal het bewaren tot volgende week zondag. God zij met u.
315 Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon is van de levende God, geboren uit een maagd, ontvangen, God in een schoot, een tabernakel waarin Hij zou wonen. Ik geloof dat Hij in Christus de geïncarneerde God is. Hij is God vlees gemaakt. Toen de Vader God in Jezus Christus kwam, was Hij de volheid van de Godheid lichamelijk; in Hem woont de gehele volheid. God de Vader sprak de woorden. Jezus zei: "Ik ben het niet die spreekt, maar Mijn Vader die in Mij woont. Hij is het die spreekt." Daarom is het op die basis – Hij die vlees werd gemaakt zodat Hij kon sterven, God die de straf betaalde voor het menselijk ras, om te verlossen en terug te brengen – Hij kwam en bracht de dingen die Zijn eigen schepping in de val had verloren tezamen; Hij kocht het terug met Zijn eigen leven.
316 Vervolgens, met het verlossen van deze mensen, opdat Zijn Evangelie kon verdergaan: "De werken die Ik doe, zult u ook doen. Meer dan deze zult u doen, want Ik ga naar de Vader. Een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer, doch u zult Mij zien; want Ik zal met u zijn, zelfs in u, tot de voleinding der wereld." Wij zijn nu gekomen tot de eindtijd. Christus is teruggekeerd in de gemeente in Zijn vorm van de Heilige Geest, in de volheid van Zijn kracht om Zichzelf te manifesteren. Het is simpel. Het zijn simpele mensen.
317 Mocht er hier iemand zijn die zo gelukkig was om een fijne opleiding te hebben genoten en die misschien naar een grote kerk gaat, laat niet de eenvoud van deze arme klasse mensen u in de weg staan. Zie? Dat, dat is het niet. "Het gewone volk hoorde Hem gaarne." Ziet u, het is het gewone volk.
318 Nu, er zijn... er zijn klassen mensen. Er zijn er die zorgeloos zijn, ze leven ieder soort van leven; er zijn er op straat, enzovoort. Dat zijn niet degenen die Hem hoorden. En dat klassieke soort, zij waren het niet die Hem hoorden. Het was de klasse er tussenin, het gewone volk, degenen die arm waren, maar toch rein en netjes wilden leven en voor God wilden leven; dat zijn degenen die Hem horen.
319 Mogen u en ik dus de mensen zijn die Hem in deze dag zullen horen, want ik geloof werkelijk dat een van de grootste dingen die ooit op aarde hebben plaats gevonden nu aan het doorbreken is. Amen. God zegene u.
Ik zal de dienst nu aan broeder Neville overgeven.