Als God met ons is, waar zijn dan alle wonderen?
Door William Marrion Branham1 Dank u broeder Neville. Goedenavond, vrienden. Ik ben weer terug. Ik kreeg vanmorgen niet meer dan vier uur. Dat is een schande. En nadat ik vier uur gesproken had, zou u mij zo zat moeten zijn, dat u mij van het podium had moeten jagen.
2 [Samenkomst zegt: "Nee!" Broeder Branhams broer Doc, zegt: "Dat herinnert mij aan iets. Iemand zei vandaag dat je altijd een hoop dingen hebt overgelaten waar je nooit aan toekwam"] Jazeker. ["Maar vanavond, beste, kun je gewoon alle tijd nemen die je maar wilt." Samenkomst zegt: "Amen!" Doc zegt: "Dus je hoeft er niets van weg te laten"] Ik heb hier ongeveer de halve Bijbel uitgeschreven. [Iemand zegt: "U hebt de hele avond om te prediken"] Wij hebben hier verschillende dierbare broeders, die wij willen horen.
3 Hoevelen hebben zich verheugd in de dienst vanmorgen van de... [Samenkomst zegt: "Amen"] Werkelijk, vier uur. Ik weet niet waar die band heenging.
4 Mijn zuster belde mij op na de dienst en ze zei: "Het moet niet voor iemand anders geweest zijn. Het moet gewoon voor mij geweest zijn." En tegen haar man: "Junior, wat zou jij denken?" "O", zei hij, "zo hoorde ik het broeder Branham beter doen." Ze zei: "Toen wist ik zeker dat het allemaal voor mij was."
5 Ik geloof dat zij daar achteraan zit, anders zou ik het over haar vertellen, maar ik zal het maar laten gaan. Dolores, waar ben je? Zij is hier niet. Wel, ik zal het dan vertellen. Ze zei: "Ik ben schuldig geweest aan het gebruiken van slechts een heel klein beetje make-up, weet je, en van het een héél klein beetje afknippen van m'n haar." Ze zei: "Dat is nu voorbij." Zij besefte dat zij nog niet dood was, ziet u. U moet sterven. Betitel het dus als de boodschap van... voor de Nieuwjaarsdag. Moge de Here Zijn zegeningen toestaan.
6 Het is fijn om er zovelen vanavond binnen te zien. Broeder Graham Snelling, ik kwam net op tijd binnen om hem dat oude lied "en we zullen weggaan om op de berg Sion te wonen" te horen afsluiten.
7 Ik denk dat er niemand hier binnen is die zich ooit de kleine rabbi Lawson herinnert. Herinnert iemand zich hem? Ja, twee of drie van u, broeder Graham en broeder Slaughter. Dat deed mij aan broeder Lawson denken. Herinnert u zich hoe hij gewoon was te zingen? Hij was een klein ventje; ik noemde hem "rabbi" omdat hij een kleine, platte zwarte hoed droeg. Hij was een Pinksterprediker. Maar hij had een erg grote bril met schildpadmontuur op en ik zei: "U ziet er net uit als een rabbi." En dus noemden wij hem altijd "rabbi Lawson", een wonderbare kleine broeder. En hij was zo oud dat hij gebukt binnenkwam, want hij was aangereden door een auto, en zijn knieën raakten verstijfd. Hij zou een kruk of zijn wandelstok aan deze kant hier hangen. En ik zou in een stoel gaan zitten. En wanneer hij dan daar aan dat gedeelte toekwam van "de raderen van sterfelijk leven zullen allen stilstaan", zou hij de oude wandelstok oppakken, over zijn schouder reiken en hem rond mijn nek haken en mij op deze manier omhoog trekken, zijn arm om mij heen leggen en zeggen: "Dan zullen wij gaan om op de berg Sion te wonen."
8 Is hier iemand anders binnen die ooit rabbi Lawson heeft gekend? Slechts enkelen van u. Dan wil ik dit zeggen: er gebeurde iets vreemds met hem. Hij was een echte nederige prediker, een fijne broeder. En hij had geen grote taken, dat was zijn opdracht niet. Maar ik geloof dat hij getrouw leefde met datgene waarover hij moest zorgdragen, dat is de hoofdzaak.
9 En zijn vrouw vond dat hij niet genoeg geld verdiende met prediken, dus wilde zij dat hij een baan nam. Heel de tijd bestudeerde hij de Bijbel. Dus op een dag werd zij zo boos op hem, dat zij de Bijbel regelrecht van zijn schoot rukte, hem overnam, en de kachel opendeed en hem in de kachel stak en verbrandde. Enkele maanden daarna stak ze wat kerstlichtjes aan en het vuur van de kerstboom greep haar en verbrandde haar, precies op dezelfde plaats. Ziet u, u oogst wat u zaait. "Raak Mijn gezalfden niet aan, doe Mijn profeten geen kwaad." Ziet u?
10 Er is iets met het Woord van God. Die mensen die dat ongeval daarbuiten hadden, en toen probeerde Satan hun... Ik zie hen daar achterin opstaan om iemand binnen te laten. Van hun stacaravan verbrandde nagenoeg alles in die kamer tot as. Ik ging erheen. Het enige wat overbleef, denk ik, was een dierbare oude Bijbel, mijn boek en dat van broeder Osborn. Alles was geheel verkoold in hun stacaravan. Ik nam die Bijbel op. Hij was aan de buitenkant slechts wat verschroeid. Ik vertelde de broeder en zuster dat op een dag, zo de Here wil, ik die graag mee naar de kansel hier zou nemen om te prediken over de tekst: "Hemelen en aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn Woord zal niet voorbijgaan." Wanneer het allemaal voorbij is, is het Woord nog steeds daar. Is het niet wonderbaar hoe God voor Zijn Woord zorgt? Laat dan dat Woord in u zijn; Hij zal voor u zorgen. Dat is juist.
11 Gedurende de tijd van de overstroming, predikte ik hier op een avond en liet mijn Bijbel achter. De vloed van '37 kwam bijna plotseling zoals zij door de Tabernakel woedde, nam deze kansel op, hief hem gewoon recht omhoog (er was toen nog geen ander plafond hier binnen) en hield hem recht tegen het plafond aan. Het Woord was onder de kansel. In plaats van hem te doen zinken, bleef hij drijven, nam hem mee, recht naar boven naar het plafond. En ik roeide hier helemaal rond in een boot. En toen het water zakte, kwam hij naar beneden en lag, na de vloed, precies daar bij hetzelfde hoofdstuk waaruit ik had gelezen. "Hemelen en aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn Woord zal niet voorbijgaan." Dat is juist. Hij is wonderbaar, nietwaar?
12 Eerlijk, ik wil echt snel hier vandaan komen, omdat zij zovele fijne predikers hebben. Ik dacht hen allen naar het podium te roepen, maar wij hebben geen zitplaatsen voor hen. Omdat ik er verschillenden heb gezien in het gehoor sinds ik hier gekomen ben. Wellicht is er een boodschap vanavond. Wij willen horen van onze voorganger, van verschillenden, de boodschap die zij op hun hart hebben voor vanavond. En ik zal echt kort zijn en proberen een kleinigheid te zeggen.
13 En dan beginnen wij vanavond met iets, of er gebeurt vanavond iets, zo de Here wil, wat wij nooit hebben gehad sinds... in mijn leven. Ik dacht er onlangs aan en belde broeder Neville op en hij dacht dat het een prachtig plan was. In plaats van al de opwinding van snerpende fluitjes en gejoel en herrie maken en drinken en het gedoe van Nieuwjaar en dergelijke, zullen wij naar het altaar komen en het Avondmaal nemen om middernacht. En laat ieder van ons heel eerbiedig zijn terwijl wij luisteren naar de woorden vanavond van deze verschillende predikers.
14 Nu, verleden zondagavond, gaf ik een Kerstboodschap. En ik zei tegen de gemeente, tot de mensen van Georgia en de verschillende plaatsen. "Kom niet", omdat het hun kinderen uit Kerst zou halen. Zij zijn... Zij kijken ernaar uit, zij zijn gewoon kinderen. En ik zou u de banden geven. Nu, u die er niet in slaagde om te komen, de band is voor mijn rekening. Laat het even weten aan broeder Wood en zo, en ik zal er voor zorgen dat u een band krijgt.
15 En nu vanavond, wil ik even eerst dit ene zeggen, voor ik mijn tekst lees.
16 Waarschijnlijk zullen wij prediken tot bijna middernacht. En dan, ongeveer vijftien, twintig minuten voor twaalf, komen wij de 'kosher' brengen, het Avondmaal des Heren, het Paaslam, zetten de 'kosher' hier vooraan en zeggen dan dank tot God en staan bij het altaar met gebogen hoofden en harten en nemen het Avondmaal des Heren. En ik denk dat de kamer daar vol bandrecorders is, enzovoort. Ik weet niet of wij... Wat zegt u? Zij zullen daar weg zijn op dat tijdstip, zodat wij ook de voetwassing niet zullen hoeven weglaten. En morgen is het maandag en sommigen van de mensen van buiten de stad zullen tijd genoeg hebben om naar huis te gaan. Ik vertrouw erop dat God u nu zal zegenen.
17 En dit zal waarschijnlijk de laatste keer zijn die ik zal hebben om bij u te zijn tot ik terugkom uit het westen. Ik ga naar Arizona, wellicht eerst naar Louisiana en dan verder naar Arizona en Californië. En zodra ik dan terugkom, hoop ik opnieuw bij u te zijn. Bidt tot die tijd.
18 Ik heb er nooit een reisplan voor gemaakt. Ik geloof dat ik broeder Borders zie, vanavond, in de samenkomst. Deze morgen riep ik hem even bij mij. Hij houdt een verslag bij en hij presenteerde mij onlangs een boek met allerlei soorten uitnodigingen. Maar op de een of andere manier zei de Heilige Geest voor deze tijd tegen mij: "Ga naar één plaats. En wanneer u daar klaar bent, zal Ik u zeggen waarheen van daaruit te gaan." Ziet u, gewoon zo voortgeleid wat ik daaropvolgend moet doen. Dus moeten wij erg dicht aan de lijn zijn wanneer Hij dat begint te doen, ziet u, om te weten waar er iemand roept en wacht.
19 Niet voor een Nieuwjaarsvoornemen, want die maken wij niet, het heeft geen nut, u breekt ze toch. Ik heb mijn vader elke Oudejaarsavond die prop tabak zien weggooien; en hij keek goed waar hij hem gooide, zodat hij hem de volgende dag weer kon pakken. Ziet u? En dat is ongeveer de wijze waarop het gaat. Laten wij geen goede voornemens maken. Laten wij om barmhartigheid en genade vragen, om Gods barmhartigheid vragen.
20 En indien ik geen kans meer krijg om het Avondmaal te geven, waarschijnlijk in haast op dat tijdstip... Dit is één ding dat ik verlang te doen; een van mijn verlangens is een Gemeente te zien zonder vlek of rimpel zodat de Heilige Geest... Broeder Graham, dit is de hunkering van mijn hart geweest: een Gemeente te zien die zo met God vervuld is dat de zonde er nergens in kan blijven, omdat de Geest van God het gewoon uitroept, waar het ook is. Dat wil ik zien.
21 En één ding dat ik verlang, het ene grote visioen van de Here dat ik altijd verlangd heb van de Here te hebben, heeft Hij me onlangs 's morgens gegeven, om ongeveer tien uur 's morgens. En dat stilde mijn verlangen. Gedurende jaren en jaren, sedert ik een prediker ben geweest, heb ik er naar verlangd om dat te zien en tenslotte gebeurde het. Nu, ik ben God zeer dankbaar. Ik heb er niets over gezegd, ik heb het gewoon opgeschreven. En ik weet dat het precies is waarom ik heel de tijd gevraagd heb.
22 En nu bid ik en vertrouw op God. En vanavond wijd ik opnieuw mijn leven aan Hem toe boven deze kansel. Dat ene grote verlangen in mijn leven is nederiger voor God te zijn en voor Zijn mensen. Wetende dat dit een van mijn grootste fouten is, daar ik zodanig met het publiek moet handelen, dat het heel wat uit mij genomen heeft dat daar vroeger was. Ik vertrouw erop dat God opnieuw die vreugde zal herstellen die ik eens had. Niet dat ik mijn blijdschap verloor, nee; maar ik bedoel dat ik er meer van wil, meer, meer nederigheid om de Heer te dienen. Dit komende jaar beloofde ik God dat, als Hij mij liet leven en mij gezondheid en sterkte gaf, ik zal proberen een dienstknecht voor God te zijn en een broeder voor de mensen met heel mijn hart.
God zegene u nu. Laten wij even een ogenblik onze hoofden buigen.
23 Zoals de wereld, Vader, rond de evenaar keert, zoals ons gezegd wordt, dat hij nu opnieuw zal beginnen terug te bewegen naar... van de kortste dag van het jaar tot de langste. Nog een korte tijd en de fluitjes zullen blazen; de mensen zullen schreeuwen en de klokken zullen luiden en het oude jaar is voorbij en een nieuw jaar komt eraan. Vader, wij danken U, dat U ons dit jaar 1961 liet zien. En wij bidden dat U ons wilt vergeven voor al onze zonden die wij begaan hebben in dit jaar. En als er één ding geweest is dat wij gedaan hebben dat goed geweest is, Uw Naam zij geprezen. Want wij waren het niet, de onwaardigen, maar U was het, de Heilige Geest, die tenslotte Zijn weg in ons leven duwde, over onze rebelse toestand heen, en iets deed wat God verheerlijkte. Wij zijn dankbaar dat Hij het deed. Vader, wij hebben vanavond gebeden dat Hij ons elke keer terzijde zou drukken en toelaten dat de wil van God in onze levens gedaan wordt.
24 En vanavond, wat onze zustergemeenten betreft, hun voorgangers zitten hier; onze broeder Graham en broeders uit verschillende delen van het land: Utica, Sellersburg en Georgetown en waar het ook mag zijn. Dierbare zielen zijn samen vergaderd uit vele plaatsen, zelfs uit vele staten vanavond, om ons te helpen in dit grote jubileum dat wij vieren; en we hebben de tijd er voor uitgetrokken voor het zingen van liederen, het bidden van een gebed en het luisteren naar het Woord van God. Vul elk hart, dring elke twijfel terug. Neem elke vrees weg. Neem alle vermoeidheid weg. En laat de Heilige Geest in onze harten bewegen, en het Woord inplanten. Laten wij de akker zijn waarin het Woord zal vallen, die vruchten zal voortbrengen in het komende jaar. Sta het toe, Heer.
25 Help mij nu, daar het mijn tijd is, het mijn lot is om op dit tijdstip te spreken. Ik bid dat U de woorden zult zalven die gezegd worden. Mogen zij uitgaan onder de zalving van de Heilige Geest, met de verwachting, Heer, dat ze de mensen tot U brengen, die U niet kennen. En mogen degenen die er zijn meer geloof hebben om U te dienen. Sta het toe, Heer. En help mijn stem daar ik een flinke kou heb en vermoeid ben van een vier uur durende boodschap deze morgen. Ik bid dat U mij zult helpen. Help ons allemaal en versterk ons nu voor de komende dienst en het Avondmaal.
26 Zegen deze gemeente en haar herder, onze broeder Neville, de beheerders en de diakenen, en mogen zij dit jaar dapperder dienen dan ooit tevoren. Dank U voor hun dienst en hun dapperheid. Hoe stonden zij mij bij toen ik iemand nodig had om mij bij te staan! Broeder Neville en broeder Roy Roberson en al de dierbare broeders die ons bijstonden in tijden van moeite en onder het leiderschap van de Heilige Geest beslissingen namen naar hun beste weten. En van de beslissingen die zij genomen hebben is bewezen dat zij in Uw wil waren, want U hebt hun beslissingen gezegend. God, ga door om met hen te zijn. Help ons allen samen nu. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
27 Nu, tot u die de teksten opschrijft; ik vertrouw erop dat u voor mij zult bidden. En voor enkele ogenblikken zou ik uw aandacht willen vestigen op een gedeelte van de Schrift, gevonden in het Boek der Richteren, in het 6e hoofdstuk, beginnend bij het 7e vers. Ik zou willen dat u stil zou willen luisteren naar het Woord.
28 Kunt u mij achteraan goed horen? Steekt uw hand omhoog als u het kunt. Fijn. En als men er op wil letten, wie zich ook met deze microfoon bezighoudt, dat het goed functioneert. Gaan de banden aan?
29 Richteren, het 6e hoofdstuk, het 7e vers. Nu, luister aandachtig, omdat ik binnen enkele ogenblikken hiernaar zal verwijzen.
Toen nu de Israëlieten tot de HERE riepen vanwege de Midianieten,
zond de HERE een profeet tot de Israëlieten, die tot hen zeide: Zo zegt de HERE, de God van Israël: Ik heb u uit Egypte gevoerd en uit het diensthuis geleid.
Ik heb u verlost uit de macht der Egyptenaren en uit de macht van allen die u verdrukten, ja, Ik heb hen voor u uit weggedreven en hun land aan u gegeven.
En Ik heb tot u gezegd: Ik ben de HERE, uw God; eert dan niet de goden van de Amorieten in wier land gij woont. Maar gij hebt naar Mijn Stem niet geluisterd.
Toen kwam de Engel des HEREN en zette zich neer onder de terebint te Ofra, eigendom van de Abiëzriet Joas, terwijl diens zoon Gideon bezig was in de wijnpers tarwe uit te kloppen om die voor de Midianieten in veiligheid te brengen.
De Engel des HEREN verscheen hem en zeide tot hem: De HERE is met u, gij dappere held.
Maar Gideon zeide tot Hem: Ach, mijn Heer, indien de HERE met ons is, waarom is dit alles ons dan overkomen? Waar zijn dan al Zijn wonderen, waarvan onze vaderen ons vertelden als zij zeiden: Heeft de HERE ons niet uit Egypte gevoerd? Maar nu heeft de HERE ons verstoten en ons overgegeven aan de greep van Midian.
Toen wendde de HERE zich tot hem en zeide: Ga heen in deze uw kracht en verlos Israël uit de greep van Midian. Ik zend u immers?
30 Als het God behaagt, wil ik daaruit een tekst nemen, over, ik geloof omstreeks het 14e vers, waar staat: "Als God met ons is, waar zijn dan al de wonderen?"
Nu, wij zijn allen bekend met de Richteren van Israël.
31 En hoe men gehandeld had met de Israëlieten; de Filistijnen, de Midianieten, de Amorieten en al die anderen die binnengekomen waren als sprinkhanen om op te eten wat zij hadden, om het weg te halen en heen te gaan. Maar merkte u op, dat zij dat niet konden doen tenzij Israël eerst van God wegviel.
32 De duivel kan u niet lastig vallen om u te deren tenzij u eerst bij God weggaat. U moet dat eerst bedenken. Ga na, wanneer er iets gebeurt, en zie of u in het geloof bent of niet; zie dat u recht staat tegenover God, bedenk dan dat de duivel u niet kan deren, u bent in Christus.
33 En deze plaats hier, wij hadden net afgedaan met... Enkele jaren hiervoor was daar de profetes Debora en Barak. En hoe had zij geprofeteerd en hun verteld wat te doen en het was gewoon precies juist; Barak, de grote krijgsman. Wij zagen hoe zij een overwinningslied maakten over de vijand. Maar zodra zij uit de verdraaiing waren gekomen kwamen zij regelrecht weer opnieuw in de dagelijkse routine.
34 Als dat niet het beeld is van de gemeente vandaag! Zodra ze even uit de ene verdraaiing komt, gaat zij regelrecht in een andere. Maar de tijd voor actie was gekomen. En dat is nu hetzelfde, de tijd voor actie is gekomen. De tijd was gekomen dat het kerkje spelen bij God tot een eind kwam. Kerkje spelen is voorbij. Wij moeten terzake komen. En ik vertrouw erop dat diezelfde God dit vanavond op het hart van de mensen zal binden, dat het tijd is om te stoppen met kerkje spelen, religie spelen, gerechtigheid spelen en dat het nu tijd is om te handelen.
35 Zoals ik deze morgen sprak over het onderwerp van wat de nieuwe geboorte was en hoe wij ertoe komen; dat zinkt zeker nog steeds in uw hart. Nu is de tijd gekomen om te handelen op wat u weet dat de Waarheid is. U kunt niet met geloof handelen tot u eerst weet wat u doet. U moet eerst weten wat u doet voor u geloof kunt hebben om het te doen.
36 Iemand zei eens tegen mij, een bekende dokter, die sprak over een wonder dat bij een zieke gebeurd was, en hij zei: "Prediker, gelooft u niet dat hetzelfde zou gebeuren als u die mensen vertelde om naar buiten te gaan en een boom of een paal aan te raken?"
37 Ik zei: "Nee meneer. Omdat u geen geloof kunt hebben in het aanraken van een boom of een paal."
38 Geloof is niet zo oppervlakkig. Het moet gebaseerd worden op een vaststaand feit. U moet iets weten over datgene waar u geloof in hebt voor u er geloof in kunt hebben. Dus moeten wij eerst het "hoe" en "wat" weten van wat Gods verlangen is, wat Gods plan is en hoe we God naar dat plan moeten benaderen. En dan kunnen wij vrijmoedig tot de troon van genade wandelen en pleiten op wat het plan ons beloofd heeft.
39 Nu, men had kerkje gespeeld. Zodra men even uit de ene verdraaiing kwam. God bevrijdde hen. Dan, in plaats van werkelijk door te gaan en God te dienen als men Zijn machtige hand zag, raakte men weer opnieuw verstrikt in de dingen van de wereld. En zo was de tijd gekomen dat God het een halt toeriep. En het moet op die wijze zijn.
40 En ik denk dat het tijd is om nu een halt te roepen. Wij hebben het Woord van God verdraaid om elke organisatie die er in de wereld is erin te doen passen; bij elk plan dat elk mens ontworpen heeft om uit te voeren. Wij verdraaiden het Woord om het op deze wijze te vormen en verdraaiden het Woord om het op die manier te vormen en verdraaiden het op een andere wijze om het bij een plan te doen passen. Maar de tijd is gekomen om halt te houden, met kerkje spelen te stoppen. De tijd is gekomen dat de mensen zeggen: "Als u maar genoeg Geest kunt krijgen om in de Geest te dansen; als u maar genoeg kunt krijgen om lichten voor uw ogen te zien, of een sensatie die langs uw rug loopt, of een huivering, een schudden, een emotie; dan hebt u het!" U hebt wel iets gekregen, maar ik zou niet willen zeggen wàt u had tot ik zag wat voor soort vrucht er uit groeide.
41 Zoals wij deze morgen doornamen, kunt u niet verwachten dat een baby als een man geboren wordt. Hij moet er naartoe groeien. En wij groeien in Christus, naar de volle gestalte. Iets... Niet dat iemand die zich vanavond bekeerd heeft morgen het Evangelie gaat prediken. Wij groeien op in de mannelijkheid, in de gestalte van Christus.
42 Wij zien nu wanneer Gods volk in moeite raakt, dat God altijd een profeet tot hen zendt met het ware Woord, om hen eruit te brengen. Er is nimmer een tijd dat Gods volk ooit in moeite komt, tenzij God hun Zijn Woord zendt. En Zijn Woord, zoals wij het er vanmorgen over hadden, komt tot de profeten. En hoe u het test is, door uit te vinden of het in overeenstemming met het Woord is: Indien het in overeenstemming met het Woord is dan wordt Gods Woord levend.
43 Nu, velen mogen zeggen: "Dit is de profeet van onze gemeente." "Deze is de profeet van onze kerk." En als bij twee van hen de een met de andere in tegenspraak is, dan moet er iets verkeerd zijn.
44 Wij moeten allen hetzelfde spreken. Dan moeten wij spreken, niet in tegenspraak, maar precies volgens het Woord. Zo wordt een ware profeet getest of hij het Woord heeft. De Bijbel zegt: "Als hun getuigenis niet overeenstemt met de wet en de profeten, is er geen Licht in hen." Dat is juist. Het moet overeenkomstig het Woord zijn.
45 En God zendt altijd, in elk geval, een ware dienstknecht tot de mensen, een ware profeet, die het ware Woord zal brengen. En het Woord van God bevrijdt altijd de mensen.
46 Nu, als wij zouden willen teruggaan en het 7e tot het 10e vers lezen, komen wij erachter, daar in, in dit 7e tot het 10e vers, dat Israël van God was afgedwaald en weer opnieuw de wereld was ingegaan. En toen kwam er iemand, uit het niets, zelfs zijn naam wordt niet genoemd. Ik denk niet dat de profeet in zijn naam geïnteresseerd was. Hij was maar in één ding geïnteresseerd: God had hem gezalfd! Het maakte voor hem geen enkel verschil of hij geclasseerd was in een van hun denominaties of iets dergelijks, of hij een bisschop was of een aartsbisschop. Het enige waarin hij was geïnteresseerd, was die boodschap op zijn hart. En hij riep de mensen terug tot bekering en tot het begrip dat hun God een God van macht was en een God van bevrijding en een God van wonderen, die hen uit de hand van de Egyptenaren verlost had, de Rode Zee opende en hen in de woestijn voedde en de God van macht, die het land van iemand anders kon afnemen om het aan hen te geven. Amen! Dat was een ware profeet! Hij was gezalfd en hij was de stem van God tot die mensen. Hij sprak dat het zo moest zijn, omdat zij in moeite waren.
47 Deze Midianieten en Amorieten, enzovoort, waren allen overgekomen en hadden heel hun land opgegeten. En zo had de vijand hen uitgedaagd en hij moest tegemoetgetreden worden! Hun legers konden het niet en hun priesters konden het niet en hun kerken konden het niet. Dus was er het Woord van God voor nodig om deze uitdaging tegemoet te treden.
48 De vijand spreekt vandaag. De vijand probeert te zeggen dat de dagen van wonderen voorbij zijn, dat er niet zoiets is als de doop van de Heilige Geest, dat dit alleen emotie is, iets wat men opwerkt. De vijand heeft dus uitgedaagd en zijn uitdaging moet tegemoet getreden worden! De enige wijze waarop wij de uitdaging van de tijd tegemoet kunnen treden, wanneer de denominaties de mensen wegroepen en hen in deze of die organisatie brengen en de vrouwen toestaan hun haar af te knippen en make-up te dragen; en mannen met allerlei soorten levens leven als beheerders en diakenen en herders in de gemeente, omdat zij een graad van Doctor in de filosofie of theologie gehaald hebben, wat de vereiste is. Jezus vereiste nooit van een man om dat te hebben.
49 Jezus' vereiste was: "Wacht in de stad Jeruzalem tot u bekleed wordt met kracht van omhoog, dan bent u een getuige voor Mij." Dat treedt de uitdaging tegemoet. Dat is genoeg voor de uitdaging van de vijand. Dat was genoeg in die dag. Het zal in deze dag genoeg zijn.
50 Nu, ik wil dat u het opmerkt. In vers 7 tot en met 10 zien wij de profeet komen. Van vers 1 tot 7 zien wij de mensen afvallig worden. En van vers 7 tot en met 10 zien wij de profeet komen en de mensen het geneesmiddel geven. Merk op dat wij niet weten waar hij vandaan kwam. Er werd nooit gezegd dat er een man was, een Farizeeër, die voor een tijdje priester was geweest. Zijn achtergrond was nooit bekend. Die profeten rezen op uit het niets!
51 Kijk naar Elia. Elia was de laatste en de zesde van de grote profeten, van de machtige profeten. Wij weten niets over zijn achtergrond. Wij weten niet naar welke school hij ging. Wij weten niet uit welk soort familie hij kwam. Het enige wat wij weten is dat God met hem was! En hij kwam tevoorschijn en vertrok weer bijna even geheimzinnig als hij tevoorschijn was gekomen. Hij kwam uit de woestijn van nergens en ging terug de woestijn in en werd opgenomen in een wagen van wind, en werd met vuur meegenomen, de hemelen in. Hij kwam geheimzinnig en vertrok geheimzinnig. Hij had geen theologische achtergrond. Wij weten niet waar hij vandaan kwam, wie zijn vader was, wie zijn moeder was, wie zijn broers en zusters waren. Het enige wat wij weten is dat hij een man van God was. God nam hem uit het niets en gebruikte hem en nam hem weer ergens mee naar terug in Zijn tegenwoordigheid. Hij was een man van God.
52 En hier komt een profeet naar voren, voor dat uur, en gaf hun het Woord van de Heer. Herinnert u dat Hij hun nooit een door mensen gemaakte theologie gaf. Hij zei: "Ik ben de Here, die u uit Egypte bracht, Mijn machtige hand toonde, Mijn kracht toonde." Ik kan me indenken dat Gideon daar precies naar Hem zat te luisteren! "Ik ben de God die deze dingen deed. Ik heb dit alles voor u gedaan en toch hebt u Mijn geboden niet gehoorzaamd. Ondanks dit alles hebt u het niet gedaan."
53 Nu, ik wil dat u nog iets anders opmerkt, dat u misschien bemoedigt. Onmiddellijk na de boodschap van die profeet, verscheen de Here op het toneel. Amen! Zodra hij zijn boodschap gaf, verscheen de Here onder een boom. De Here kwam na de boodschap van de profeet en zat onder een boom. De profeet gaf... De mensen werden afvallig en raakten verstrikt in hun 'ismen'. God zond Zijn profeet. Zodra de profeet met zijn boodschap klaar was volgde de Here de boodschap van de profeet op ter bevrijding!
54 O, wij leven in een grote tijd! Wat gebeurde er onmiddellijk toen de profeet van het toneel afging? De Here kwam op het toneel! Zodra Johannes van het toneel verdween, kwam de Here op het toneel. God werkt erg eigenaardig, maar Hij doet het, werkt op een mysterieuze wijze.
55 Wij lazen de Schrift hier waar Gideon, bevreesd, buiten bij de wijnpers, genoeg tarwe uitklopte, vóór de Filistijnen of de Midianieten hem vonden. Hij en zijn vader maakten daarbuiten wat kost klaar voor hun wintervoedsel, het in het geheim uitkloppend zodat zij het niet konden vinden omdat zij als sprinkhanen waren binnengekomen en alles wegnamen wat zij hadden.
56 Dat is de wijze waarop de duivel handelt. Wij beginnen met een kleine gemeente, alles gaat fijn (hoeveel predikers weten niet dat dit de waarheid is?), en ongeveer op de tijd dat alles fijn gaat zal er een oude bedrieger onder die groep komen en het aan stukken scheuren. Dat is juist, en pakt de gemeente van die man af, als hij kan. Ziet u, dat is de duivel, die binnenkomt als een sprinkhaan en eruit wegneemt wat gegeven is. Nu, wanneer...
57 Gideon was zeker een Schriftuurlijk man. Toen de Engel des Heren hem zei...
58 En als u het opmerkt, het was niet de Engel des Heren hier. Er staat: "En de HERE", hoofdletter H-E-R-E. Het was geen engel. Het was God. Het was een theofanie in een mens, in de vorm van God, zoals verscheen aan Abraham ginds in de woestijn, en eruit zag als een mens. Daarom omdat het een boodschapper was, was Hij de Engel des Heren.
59 En Hij verscheen aan hem. En Hij zei: "Gij strijdbare held"; Hij zei dat Hij hem zou nemen en Israël door hem zou bevrijden.
60 En Gideon stelde toen die vraag. Wat een schriftuurlijk man was dat! Dat is het soort man tot wie God komt, iemand die het weet. Gideon zei: "Als God met ons is, als U de boodschapper bent, waar zijn dan de wonderen waar de profeet ons over vertelde?" Hij wist dat overal waar God ging, Zijn wonderen Hem volgden. Hij wist dat waar God ook zou zijn, daar wonderen zouden zijn.
61 En hoe kunt u verwachten dat God vandaag onder mensen werkt, die zelfs niet in wonderen geloven? Hoe kan het gebeuren?
62 En Hij noemde hem "de strijdbare held." Hij zei: "Nu, hierdoor zal je Israël bevrijden."
63 Nu, dat leek erop alsof daar een man zat en het wàs een Man. En hij keek naar Hem en hij zei: "Nu, mijn Heer, als God met ons is, waarom hebben we dan al die moeite? En waar zijn de wonderen die aan ons verteld werden? Waar zijn de dingen die God vroeger deed?"
64 Nu, er is een goede manier om te vertrouwen of de boodschapper juist is of niet. Als hij een vorm van godsvrucht heeft, zal hij die kracht om wonderen te doen, loochenen. Als hij een boodschapper van God is, zal hij er niet alleen van spreken, maar zal hij het hebben, het voortbrengen om te tonen dat de God waarover hij spreekt met hem is en in hem.
65 Hij zei: "Als God met ons was, waar zijn al Zijn machtige wonderen? Omdat wij begrijpen dat..." Luister hoe schriftuurlijk Gideon was. Met andere woorden, zei hij: "Als... Wij begrijpen dat God een grote God is van machtige werkingen. Hij is een grote God van wonderen. En als Hij voor ons is en als Hij met ons is en Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor eeuwig, waar kan ik Zijn wonderen zien? Waar kan ik deze God in actie zien? Waar is Hij, als Hij voor ons is?"
66 De strijdbare held kon terugverwijzen naar het oude Woord en wist dat het juist was, omdat hij dit wist dat God een bovennatuurlijk Wezen is. En waar een bovennatuurlijk Wezen ook is, zal Hij bovennatuurlijke tekenen doen, omdat het bovennatuurlijke in Hem is. U kunt er gewoon niet buiten raken.
67 Hoe kunt u met uw gezicht in de wind staan zonder dat de wind waait? Hoe kunt u in water komen zonder nat te worden? Water is nat. Dat is de chemische eigenschap er van. Het is nat! En wanneer u in water komt, zult u nat worden. Juist!
68 En wanneer u in de tegenwoordigheid van God komt, het bovennatuurlijke, zullen er bovennatuurlijke tekenen en bovennatuurlijke werkingen van een bovennatuurlijke God zijn.
69 Daarom zei hij: "Waar is de werking, waar zijn de wonderen als God met ons is?"
70 Glorie! [Broeder Branham klapt viermaal in zijn handen] Dat is het! Ziet u, waar God is, zijn wonderen. Waar God is, daar is het teken van God. Ziet u?
71 En zeer schriftuurlijk zei Gideon: "Waar zijn deze dingen?" Met andere woorden, zoals dit: "Ik ben een man, misschien zo'n vijftig jaar oud", zou hij zeggen. "En ik heb hen horen praten over een God die wonderen werkt. En ik ben naar de kerk geweest en ik heb de priesters geloofd. En ik geloof de profeten. En ik geloof het geschreven Woord, al de rollen. En ik las in de rollen dat als God onder Zijn volk kwam, er iets gebeurde." En Gideon wist niet wat dat voor een Man was die daar onder de eikeboom zat. Amen! Dat is alles wat hij wist, dat Hij een Man was. Hij zei: "Nu, als God met ons is, waar zijn dan Zijn wonderen? Wij willen ze zien?"
72 Hoe schriftuurlijk is dat! Want waar het bovennatuurlijke is, zouden God en Zijn teken met Hem zijn. Waar God is, is het teken van God met God. Wij weten dat. Als Hij in Zijn volk is, zullen zij Zijn tekenen doen. Zo is het precies.
73 Dat was de vraag die Gideon had: "Ja, waar is God? Als er een God is, als het zo is dat God met ons is, laat mij dan zien waar Zijn teken is. Er werd ons gezegd dat Hij ze echt volbrengt. En als deze grote taak voor mij ligt..."
74 Misschien stond de oude Man daar; Hij zag eruit als een oude Man. De Bijbel zei dat Hij een staf in Zijn hand had. Lees eens het 6e hoofdstuk door wanneer u naar huis gaat of morgen.
75 Hij had een staf in Zijn hand; een oude Man, leek het, zat onder een boom. En Hij noemde hem "de strijdbare held". En Hij zei dat God dit zou doen. En Hij zei: "God is met u."
76 Hij zei: "Waar zijn dan Zijn wonderen? Als de bovennatuurlijke God hier is, waar zijn de bovennatuurlijke werken van God?"
77 Dat zou vanavond gemakkelijk gezegd kunnen worden onder onze kerken. "Waar is de God die eens leefde? Stierf Hij? Is Hij heengegaan? Is Hij op reis? Is Hij weg voor een tochtje?" Beslist niet.
78 Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig. En als wij zeggen dat wij van God zijn, laat ons dan zien waar God is. Laat ons de tekenen van God zien. Als deze Tabernakel voor God staat, laat ons God zien, die onder ons beweegt. Laat ons zielen zien die in het Koninkrijk geboren worden. Laat ons levens zien die rechtgetrokken worden. Laat ons de zieken zien en de blinden en de doven, laat ons Zijn machtige werken volbracht zien worden. God in ons midden!
79 "Als God voor ons is, waar zijn Zijn wonderen?" Hij stelde de vraag.
80 Nu, als God met Zijn volk is en in Zijn volk, dan kan die persoon niet anders dan dezelfde dingen doen die God deed. Omdat het niet meer de persoon is, het is God in de man. Als die man zondigt, dan is God daar niet in. Als hij de wereld liefheeft, dan is God niet in die man. En wij weten dat God niets te maken heeft met zonde. Nu, ik zal u daar in een ogenblik een Schriftplaats voor geven.
81 Toen Hij op aarde was werd aan Jezus dezelfde vraag gesteld. Zij wilden weten: "Gij, die een Mens zijt, maakt Gij Uzelf God?"
82 Toen Hij de man met de verlamming genas, zei Hij: "Uw zonden zijn u vergeven."
83 Hij zei: "Nu, wacht even! U, die een Mens zijt, vergeeft U zonden?"
84 Hij zei: "Opdat u zult weten dat de Zoon des Mensen macht heeft op aarde om zonde te vergeven of te genezen; wat is gemakkelijker te zeggen: 'Neem uw bed op en wandel' of te zeggen: 'Uw zonden zijn u vergeven'?" En daarna sprak Hij tot de man en hij stond op en wandelde weg.
En de Farizeeën stelden Hem de vraag.
85 En Jezus zei: "Als u Mij niet gelooft, geloof de tekenen die Ik doe." Ziet u, hun was verteld dat er een profeet zou zijn als Mozes, die zou opstaan en de Messias zou zijn. En Hij zei: "Als Ik niet de werken doe van Mijn Vader, geloof Mij dan niet; want dan ben Ik verkeerd. Maar als Ik de werken doe van Mijn Vader en u gelooft Mij niet, geloof dan de werken. Wat doen de werken? Zij zeggen u wie Ik ben. Ze getuigen van Mij. Zij zijn Mijn getuige. Niet Mijn geloofsbrieven, dat ik behoor tot de Presbyteriaanse kerk of de Pinksterkerk en dat Ik Mijn lidmaatschapskaart kan tonen. Maar de werken die Ik doe, de tekenen van God, de tekenen van de Messias, die zijn het die van Mij getuigen."
86 Jezus zei in Johannes 14:12, als u de Schriftplaats zou willen opschrijven: Johannes 14:12. "Hij die in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen." Amen.
87 Wat is er broeders? Als God voor ons is, waar zijn Zijn wonderen? Als God in ons is, wat is er dan met ons aan de hand? Er is ergens iets verkeerd! Ja.
88 Jezus zei: "Als u Mij niet kunt geloven, wat Ik zeg; let op wat voor Mij getuigt, want zij zijn het die van Mij getuigenis afleggen. De Here, uw God, zei: "Er zou een profeet verwekt worden zoals Mozes. En wie naar deze profeet niet zal horen, zal van onder het volk worden afgesneden." De Messias moest een teken hebben dat Hem volgde. "En als dat teken van de Messias Mij niet volgt", zei Jezus, met zoveel woorden, "geloof Mij dan niet. Maar als het Messiaanse teken van Mij getuigt, geloof dan het teken. Want als u denkt dat Ik verkeerd ben, is toch het teken juist omdat het schriftuurlijk is." Halleluja!
89 Daartoe wilde Gideon komen. Daar stond Gideon. "O, als er een God was die met ons is, willen wij het teken zien dat Hij een God is, dat Hij dezelfde God is, omdat Hij dezelfde tekenen zal doen." Wat deed God?
90 Gideon zei: "Wacht, ik zal iets gaan halen, een offerande." En hij ging heen en doodde een koe of een lam en hij kookte het. Hij bracht brood en hij bracht het lam en zette het neer.
91 En de Engel zei: "Ik zal hier wachten." Beproef alle dingen. Test het door het Woord. En hij zei: "Ik zal hier wachten", misschien twee of drie uren.
92 Gideon kwam met de bouillon en met het brood en met het vlees. En de Engel zei: "Nu, je zult het hierdoor verstaan. Dit zal het bewijzen."
93 Hij goot de bouillon uit op de grond als een plengoffer. En hij nam het brood en het vlees en legde het op de rots waarop hij dorste.
94 En nam de stok van Zijn hand, zoals een oude Man, een staf en raakte het aan. En toen Hij het aanraakte, ging de rook eruit en het offer werd verteerd. Wat was het? Hij nam hem mee terug naar de Schrift om te bewijzen wie Hij was, dezelfde God die met Elia op de berg Karmel was!
95 Dezelfde waarover ik deze morgen sprak! Wanneer u uw ziel legt op Zijn koperen altaar van oordeel, wat gebeurt er? Hij is dezelfde God, Hij zal het offer aannemen! U hebt het in oprechtheid op Zijn altaar geofferd en Hij zal dat offer verteren en de wereld zal uit u weggegaan zijn. Alleen de rook zal opstijgen. Het offer zal weg zijn. Ja.
96 "Als U God bent en U bent de God van de Bijbel waarover onze vaderen vertellen, dat Hij wonderen deed; laat mij zien dat U een wonder uitvoert of laat mij een soort wonder zien waardoor ik weet dat God mij ontmoet heeft."
97 Nu mag ik dit zeggen. Als God nog steeds God blijft, als God dezelfde God is die Hij was in voorbije dagen, dan hoeft u niet naar voren te gaan en de hand van de prediker te schudden, dan hoeft u niet naar voren te gaan om uw naam in een boek te zetten. Die dingen zijn in orde, niets er tegen. Dan gaat u terug en wordt een kerklid met uw naam in een boek. En men geeft u een brief, die u meeneemt. Zodra er iets verkeerd gaat, vliegt u op als ik weet niet wat en u neemt hem mee naar de volgende kerk. En zodra er daar iets verkeerd gaat, zult u hem naar de volgende kerk meenemen. Ziet u, u hebt het niet juist gedaan in de eerste plaats. Als God God blijft, leg uw zondige ziel op Zijn altaar en Hij zal het aanraken met zijn Woord en Zijn Kracht. En de wereld zal van u weggegaan zijn en dan zult u een nieuw schepsel zijn, als Hij God blijft.
98 Hij was de God van het Oude Testament. Hij was de God van het Nieuwe Testament. Hij is dezelfde God vandaag. "Gisteren, vandaag en voor immer."
99 En u weet dan, diep in uw hart dat er een bovennatuurlijk werk is gedaan door een bovennatuurlijk Wezen. Wanneer u eens dronk en rookte en loog, en u, vrouwen, de wereld zo lief had, u bleef uw make-up dragen en uw korte haar en andere dingen die u deed; en u kwam er achter dat er iets gebeurde en al de duivels in de hel zouden u er niet toe kunnen brengen om het opnieuw te doen. Iets gebeurde er, een God van volbrachte wonderen!
100 Wat deed Hij? Veranderde uw vuile hart, veranderde uw verlangens, veranderde uw natuur. Een bovennatuurlijk Woord door een bovennatuurlijke God maakte een schepsel des tijds tot een schepsel van Eeuwigheid! Amen! Nam de wereld uit u en plaatste Christus in u, de hoop der Heerlijkheid. En u bent vervuld met Zijn Geest en bereid om Hem te ontmoeten.
101 Als God God is, waar zijn Zijn wonderen? Als God met ons is, waar zijn Zijn wonderen?
102 Als God met de Methodistenkerk is, waarom dragen al de vrouwen dan nog steeds kortgeknipt haar? Als God met de Baptistenkerk is, waarom rookt dan de herder nog steeds sigaretten, velen van hen? Waarom loochenen zij nog steeds de kracht van God om zieken te genezen, de doden op te wekken en in tongen te spreken en te vertolken en de gave van profetie te geven? Waarom ontkennen zij het nog steeds als de God van het Oude Testament en de God van het Nieuwe Testament nog steeds dezelfde God is? Als de God van het Nieuwe Testament, de Heilige Geest, nog steeds de God is die de Pinkstermensen opeisen, waarom breken zij dan hun scheidsmuren niet af, en het twisten met elkaar, en worden wedergeboren Christenen? Zeker. Nee, men wil zelfs niet meer met elkaar spreken. Ziet u, het offer werd niet verteerd. Zij ervaren sensaties, zij hebben dat gedaan door al hun... Door al de tijdperken heen, heeft men onder afgoderij sensaties gehad.
103 Maar de God van de Bijbel, dat is de God, Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig, die de wereld en al de verschillen verteert en ons tot nieuwe schepselen in Christus maakt. Ja. Jezus zei: "Dezen getuigen en zeggen u wie Ik ben."
104 De kwestie is, de reden dat wij al deze dingen hebben, is omdat wij nog steeds toelaten dat denominatieverschillen, geloofsbelijdenissen, twisten, populariteit en duivels van de wereld ons verblinden voor de werkelijke Waarheid van God. Dat is juist.
105 Menig persoon is misleid over het ontvangen van de Heilige Geest. Zoals ik zei heeft men vandaag leerstellingen zoals mantels van Elia en dergelijke, gemanifesteerde zonen Gods en al deze verschillende ismen, enzovoort, in de wereld vandaag. Mensen vallen daar blindelings voor en ervaren een soort sensatie en staan weer op met een arrogante geest, onverschillig, twistziek, opvliegend. Dat is niet de Geest van God. Men blijft steeds doorgaan, uit de orde en men weet niet wat gemeente-orde is, weet niet hoe men zich in het huis van God moet gedragen; geen manieren, nee, totaal geen beschaamdheid, geen gevoelens jegens God. Al waar zij over denken is "mijn kerk". Het toont dat zij een kerkgeest ontvangen hebben en niet de Geest van God, omdat Hij dat alles uit u slaat, het uit u brandt. Zeker.
Ziet u, men zegt: "Waar is Hij?" Dat is het, wij hebben er recht op.
106 Maar kijk, al hangen de wolken voor de zon, de zon schijnt altijd. Het enige wat de zon weerhoudt om op u te schijnen zijn de wolken. En als u die wolken zou kunnen kwijtraken, zal de zon schijnen. Amen.
107 Broeder, laten we afkomen van al onze zonde en onze twijfels en onze gejaagdheid, de Zoon heeft geschenen sinds de Pinksterdag! De Heilige Geest is vandaag even groot als Hij ooit was. Maar onze denominaties hebben het Woord van God overdekt door te zeggen: "Het is voor een andere dag. O, dat zal wel, Goddelijke genezing zal in het Duizendjarig Rijk zijn" of "Goddelijke genezing was daar destijds. Het heeft geen betrekking op vandaag."
108 Hoe kan Hij Dezelfde zijn gisteren, vandaag en voor eeuwig en Goddelijke genezing nog steeds afwezig? Hoe kan de kracht, hoe kan... De Bijbel zet het op orde: "Eerst apostelen, profeten, leraars, evangelisten, herders, tot een bevestiging dat het Evangelie nog steeds leeft." En God zendt hen regelrecht onder ons en wij keren er onze rug naar toe. God faalt niet, het zijn de mensen die falen.
109 "Waar zijn dan de wonderen onder ons? Waar zijn zij?" God sprak tot deze man, maakte hem klaar om uit te gaan.
110 Haal de wolken weg, de zon schijnt altijd. Dat is juist. Wanneer de twijfels weg zijn en de dingen in orde gemaakt zijn, zullen er wonderen zijn, net zo zeker als de zon daar is.
111 De zon schijnt elke dag door het bevel van God. Zij is daar omdat God haar daar beval te zijn. En zolang als er dag en nacht is, zal de zon daar hangen. Zeker. U ziet haar niet de gehele tijd, omdat de wolken haar bedekken: mist, wolken, laag of hoog, bedekken haar. Maar zij is daar altijd, ziet u.
112 En het enige wat u moet doen om vandaag wonderen te zien is, als u het wonder van God wil zien, doe gewoon al uw twijfel weg, verwijder al uw geloofsbelijdenissen, al uw kerkzaken en automatisch schijnt de Zoon daar.
113 Het is het bevel van God, want er staat: "Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig." Dus, zolang Hij daar voor eeuwig moet zijn, ìs Hij daar! Geen twijfel over, Hij is daar! Waar zijn de wonderen? Wat hindert de wonderen? God zond Christus, Christus leeft voor eeuwig! "Waar twee of drie in Mijn Naam vergaderd zijn, zal Ik in hun midden zijn." Amen! "Zie, Ik ben altijd met u, zelfs tot het eind der wereld." Daar is Hij, Zijn belofte!
114 Wat is er dan aan de hand? Wij hebben toegestaan dat de wolken van twijfel, hebzucht, humeurigheid, zelfzucht, denominaties en dergelijke bij ons zijn binnengekomen, ze zijn binnengekomen en hebben van ons het Woord weggenomen, zeggend: "Die waren ergens anders", Christus loochenend, de doop van de Here, van de Heilige Geest ontkennend, de Christelijke doop in de Naam van Jezus Christus loochenend, andere dingen, allerlei dingen, zodat onze geloofsbelijdenissen ons van de Bijbel afgescheiden hebben. Maar in een...
115 Is het niet vreemd, een wonder, dat in het aangezicht van dat alles, broeder Way, in het aangezicht van al de denominaties, in het aangezicht van al de kritiek, de Bijbel nog steeds hetzelfde blijft? Hoe doorstond hij ooit de storm? God is vastbesloten ieder mens door de Bijbel te oordelen. En de Bijbel is het Woord en het Woord is Christus. Iedereen, ieder mens, zal daardoor geoordeeld worden.
116 Neem de wolken weg, en wat er dan gebeurt is dat de zon daar meteen is. Het is het enige wat u vandaag moet doen. Zeg niet: "O Jezus, kom en genees me! O Jezus, geef mij de Heilige Geest!" Neem gewoon de wolken weg, Hij ìs er reeds! Hij kwam zo'n negentienhonderd jaar geleden en Hij is er nog steeds. En Hij zal er altijd zijn. "Ik leef voor eeuwig, Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig." Dat is juist.
117 Nu, Gideon en die mensen daar, voordat zij konden zien of zelfs ooit konden gaan en deze wonderen van God zien, was er een voorwaarde waaraan zij moesten voldoen. Om de kracht van wonderen te zien, te ontmoeten, moesten zij geloven. Zij moesten ook het woord van de profeet geloven en gehoorzamen om de wonderen van God te zien. Nu bedenk, voor zij de wonderen zouden kunnen zien, moesten zij gehoorzamen wat de profeet zei.
118 En voor wij de wonderen van God kunnen zien, moeten wij gehoorzamen wat de profeten zeggen. De Bijbel is de Profeet voor ons. Dat is juist!
119 Als een man, ongeacht hoezeer hij zichzelf Gods profeet noemt, of de Baptist, Methodist, Pinksterman of hoe hij zichzelf ook noemen mag, als dit Woord niet in hem leeft, is hij geen profeet. Hij kan misschien een profeet zijn, maar dan een valse. Ware profeten spreken van dit ware Woord en dat maakt van God dan precies dezelfde God, dezelfde Kracht, dezelfde Woorden, alles hetzelfde, het ware Woord.
120 Nu, zij moesten geloven. Zij moesten het Woord van de profeet geloven en het gehoorzamen voor zij Gods wonderen zouden kunnen zien.
121 En vandaag kunt u hier niet gaan onder valse schijn, zeggend dat, "Jezus niet Dezelfde is gisteren, vandaag en voor eeuwig; dat de dagen van wonderen voorbij zijn en dat er niet zoiets is als de doop van de Heilige Geest", en dan verwachten dat u Gods wonderen ziet. U moet het gehoorzamen! En wanneer u het gehoorzaamt, draagt God zorg voor de rest.
122 Als u al de wolken zou kunnen wegvegen, is de zon er reeds, ze hangt daar gewoon. De zon beweegt niet, wordt ons gezegd. De zon blijft op dezelfde plaats.
123 En Christus blijft! En dat is juist. Wij wenden ons van Hem af, maar Hij blijft. Dat is juist. Het enige wat u moet doen is uzelf weer omdraaien en Hem eenmaal onder ogen zien en u zult zien wat er gebeurt. Wees naar Christus gekeerd! Wees niet naar de gemeente gekeerd, de geloofsbelijdenis, de titels, wees naar de Christus gekeerd! Ziet u, wees niet gekeerd naar het seminarie, wees naar het Woord gekeerd! Christus is het Woord. Zeker is Hij het. Zo is het precies.
124 Gehoorzaam het Woord; dat geldt ons. Zij moesten het Woord gehoorzamen. En voor ons geldt dat wij het Woord moeten gehoorzamen.
125 Als u dat graag zou willen weten, ik heb hier een Schriftplaats opgeschreven die zegt: "Als gij in Mij blijft en Mijn Woorden in u, vraag wat u wilt." Ziet u? Wat was het? Als Gods Woord in ons is en daarin blijft, spreekt het gewoon voor Zichzelf. "Vraag wat u wilt en het zal u gegeven worden." Nu, dat wordt gevonden in Johannes 15:7, als u dat wilt noteren. Ziet u, Jezus zei: "Als gij in Mij blijft, blijven Mijn Woorden in u."
126 Niet vandaag het ene, morgen, de volgende dag, iets anders; en terugvallen en hierheen en daarheen en ginds heen. Het toont dat u nooit iets had om mee te beginnen.
127 O, u zegt: "Ik sprak in tongen." Fijn, maar nog steeds hebt u niets gekregen. Ziet u? U zegt: "Ik danste in de Geest." In orde, maar nog steeds weet ik niet in welk soort geest u danste. Ziet u?
128 Als u op de ene dag in het ene bent, en de volgende week in wat anders, en de volgende kleine bosspecht komt langs en pikt op een holle boom en u holt er achteraan en dan de volgende, u loopt de zendingsposten af, wel, u weet niet waartoe u behoort, dan blijft Christus niet in u. Zijn Woorden zijn daar niet. Omdat het stabiel is en u nooit naar de duisternis zou willen terugkeren!
129 Zoals ik onlangs predikte over 'Een Paradox' toen Jozua de zon stopte. Becky, daar achterin, zei: "Pappa, hij zou de zon niet kunnen stoppen. De wereld zou moeten stoppen. Hij stopte de wereld."
130 Ik zei: "Hij stopte de zon." God maakt geen fouten in Zijn Bijbel.
131 Ze zei: "Hoe zou hij de zon kunnen stoppen, de zon beweegt zelfs niet? De zon staat stil."
132 Ik zei: "Dat hemellichaam daar buiten, maar daar sprak Hij niet over. Deze zon die reisde en het licht over de aarde deed komen, dat is de zon die Hij stopte."
133 Ik weet niet wat God deed, om het te doen gebeuren, maar Hij stopte de zon. De zon ging die kant op, de zon op aarde, de reflectie van de zon. Dat hemellichaam daar buiten, zouden wij niet kunnen zien in een miljoen of miljoenen mijlen ervan. Maar de reflectie van de zon die over de aarde reisde van dag tot nacht, dat is wat Jozua beval stil te staan en het stopte. Een paradox is iets dat "ongelooflijk maar waar" is. Dat is dus ongelooflijk, maar toch waar.
134 Hoe kan God een zondaar nemen, arrogant, snel uit zijn humeur, een twistziek man, en een heilige van God uit hem maken? Hoe kan Hij een vrouw nemen die zo laag is, dat zelfs de honden zich zelfs niet tot haar zullen wenden op straat, en een heilige van God uit haar maken? Ik kan het u niet zeggen. Maar Hij deed het! Het is een paradox. Zeker is het dat! Al Gods grote werken zijn paradoxen.
135 "Als gij in Mij blijft en Mijn Woord in u, vraag wat gij wilt en het zal u gegeven worden." Johannes 14 of 15, excuseer me, Johannes 15:7. In orde.
136 Terug naar Genesis voor een ogenblik. Noach moest aan de voorwaarden voldoen. Noach moest Gods Woord geloven en ernaar handelen voor hij Gods wonder zou kunnen zien. Dat is juist. Noach, de grote profeet van Genesis, moest Gods Woord geloven en ernaar handelen voor hij Gods wonder zag. Het had nooit geregend, weet u, nooit was er regen geweest.
137 En wat denkt u dat men ons vertelt? Dat tijdperk was een groter tijdperk dan dat waarin wij nu leven wat de wetenschap betreft. Wij kunnen de piramide of de sfinxen niet opnieuw bouwen. Wij hebben de vaardigheden niet om een mummie te maken; wij kunnen het niet op een dergelijke wijze verstenen. Wij kunnen geen kleur in kleding aanbrengen die zolang blijft zoals men daar toen deed. Wij hebben die dingen zelfs niet eens. En dat is iets wat onze moderne wetenschap zelfs niet kan ontdekken. Maar zij hadden het!
138 Wij hebben geen ingenieurs zoals zij hadden. De grote piramide in Egypte staat zo perfect in het centrum van de aarde, dat er, ongeacht waar de zon staat, nooit schaduw rondom is. Een dergelijk bouwsel zouden wij niet kunnen opzetten. Wij weten niet hoe we het moeten maken. Evenmin zouden wij een piramide kunnen bouwen. En daar boven, boven rondom de dekstenen en daar binnen, bijna een half stadsblok hoog in de lucht liggend, zijn er stenen die biljoenen tonnen, honderden tonnen liever, wegen, die daar bovenin hangen. Al de machines die wij in de wereld hebben zouden ze daar niet heen kunnen tillen.
139 Men zegt mij dat er zestien platte wagens nodig zouden zijn om de poot van de sfinx op te laden. Hoe kreeg men het daar? Hoe gebeurde het? Zij waren knappe geleerden!
140 En wat denkt u dat men zei tot de man, een fanaticus, die verondersteld werd een profeet te zijn en die zei: "Er zal water uit de lucht komen?"
141 Ik kan hen horen zeggen: "Wij hebben onze instrumenten genomen en hebben ermee geschoten tot de sterren en er is geen druppel water tussen hier en daar. Waar is het?"
142 Noach kon hiermee terugkomen: "God zei míj dat het zal regenen." Dat is genoeg. Dat maakt het vast. God zei dat het zou gebeuren, dus is dat wat er zal gebeuren. In orde. (Ik moet mij haasten; andere broeders wachten). Hier zei Noach: "Het zal regenen."
"Hoe weet u het?"
"Het is het Woord des Heren. Het is ZO SPREEKT DE HERE."
143 "Wat gaat u ermee aanvangen, Noach? Rondwandelen en erover prediken?"
"Geen kwestie van. Ik ga mij er gereed voor maken." Ziet u.
"Wacht maar af, u zult het na een poosje zien." Jazeker.
144 En wat deed hij? Hij bouwde de ark voor de regen viel. Wat deed hij? Handelen op de belofte. Amen. Ik voel mij nu een beetje Pinksterachtig, ik voel mij religieus!
145 Ja, neem God op Zijn Woord, handel op de belofte, ongeacht wat er gebeurt, het is aan God om de rest te doen. Begin gewoon de wolken weg te slaan! "Leg elke last terzijde die u zo gemakkelijk omringt." Leg al uw twijfels terzijde, uw angsten, uw denominaties, uw geloofsbelijdenissen en alles wat in tegenspraak met het Woord is. Jezus Christus is Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. Leg uw geloofsbelijdenissen terzijde, leg uw denominaties, al uw twijfels, al uw frustraties terzijde en houd vol. Het eerste is, weet u, dat Hij daar zal staan als u de laatste brok zult verwijderen. U zult Hem ontmoeten.
146 Noach zei: "Wanneer ik de ark gebouwd heb, zal Hij komen. De regen zal beginnen te vallen!"
"De dag dat u de ark gebouwd hebt?"
147 "Al duurt het vijftig jaar; ik zal er in de ark op zitten wachten. Het komt, omdat God het zei!"
148 Ziet u, het eerste is dat hij zichzelf moest voorbereiden. Hij wist dat God een God van wonderen was, dus kon hij Hem niet betwijfelen. God had tot hem gesproken en hij wist het.
149 Wanneer God tot u spreekt uit Zijn Woord, weet u het in uw hart. Wanneer heel de wereld uit u is weggegaan en de dingen van de wereld dood zijn, weet u het. Wanneer u de wereld of de dingen van de wereld liefhebt, weet u nog steeds in uw hart dat u niet in orde bent. Het is waar. Dus, wanneer alles weg is, dan blijft er niets anders over dan God te ontmoeten. Hij zal daar staan. Hij blijft.
150 Zoals de zon, z-o-n, zo blijft de Z-o-o-n gewoon Dezelfde, gisteren, vandaag en voor eeuwig. De z-o-n die schijnt is dezelfde zon die scheen in Genesis, dezelfde zon die op Elia scheen op die berg, dezelfde zon die onderging op de dag van de kruisiging! Halleluja! Hij blijft hetzelfde. En dezelfde Zoon van God is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig, Dezelfde in kracht, Dezelfde in liefde, Dezelfde in tekenen.
151 Wat is vandaag een teken van een Christen? "O, hij gaat naar de kerk, zet zijn naam in een boek, heeft een brief." Dat is niet het teken waarover Jezus sprak.
152 Hij zei: "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven. In Mijn Naam zullen zij duivels uitwerpen, in nieuwe tongen spreken. Als zij slangen opnemen of dodelijke dingen drinken, zal het hen niet schaden. Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij herstellen."
153 Als God met ons is, waar zijn Zijn tekenen? Zeker, ga terug naar Zijn Woord en de tekenen zullen voor zichzelf zorgen zodra wij tot het Woord terugkomen.
154 Noach, vóór hij de wonderen van God zag, zoals Gideon er vragen over wilde stellen, moest eerst handelen op het Woord van God. Gideon moest handelen op het Woord van God.
155 Ieder ander moest handelen op het Woord van God. Voor ik ooit kon zeggen dat er een God was, moest ik handelen op Zijn belofte, vervolgens manifesteerde Hij Zichzelf. Als u genezing wilt, geloof Hem! Handel op Zijn Woord, het zal gebeuren.
156 Mozes, voor hij ooit Gods wonderen kon zien, moest hij eerst handelen op Gods Woord. Hij wist dat hij zijn moeder had horen zeggen dat hij een vreemde, eigenaardige geboorte had gehad, dat hij verborgen was tussen de biezen. Zij vertelde hem dat God hem had geroepen en gekozen.
157 En hij dacht: "Wel, ik ben een fijne militair, ik kan gewoon hier naar buiten gaan en deze Egyptenaar doodslaan en hem in het stof verbergen. En ik kan doen wat ik maar wil. Dat is alles wat er nodig is." Maar ziet u, dat is wat híj probeerde te doen. Dat was zíjn idee. Hij had God dat nooit zien doen, het wonder om hem door die tijd te bewaren.
158 Maar op een dag, nadat hij tachtig jaar oud was, hoedde hij schapen en ging naar een weide, misschien over een pad waar de schapen gelopen hadden. En een oude herder ging daar met een kromme stok in zijn hand, het gewone pad volgend. Misschien was hij wat kreupel, tachtig jaar oud en bakkebaarden die naar beneden hingen tot zijn heupen en wellicht grijs als de schapen die hij hoedde. En hij zag Iets! O God! Het was geheimzinnig voor hem.
159 Ik hoop dat ik u vanavond iets kan tonen. En wij hebben hier het doopbassin gereed.
160 Hij zag iets wat hij daarvoor nooit gezien had. En hij zei: "Ik kan het beter onderzoeken." Hij wendde zich dus af en het Woord des Heren kwam tot hem! Glorie! Halleluja! Het Woord des Heren kwam tot hem. Nu, voor hij kon gaan, moest hij handelen op het Woord van God.
161 En bedenk dat het Woord van de Heer altijd wonderen volbrengt. Hij zei: "Waaraan zal ik weten dat U met mij bent en mij zendt?"
Hij zei: "Wat is er in uw hand?"
Hij zei: "Een droge stok."
162 "Werp hem op de grond!" Het eerste bevel dat God Mozes gaf. "Als u wilt weten dat Ik God ben; u hebt een stok in uw hand, werp hem op de grond."
Gideon zei: "Waar zijn de wonderen van God?"
163 Hij zei: "Leg dat brood op het altaar, Ik zal u tonen Wie God is." En Hij raakte het aan met Zijn staf en de rook steeg op en het werd verteerd.
164 Mozes zei: "Wie zal ik zeggen dat mij gezonden heeft? Hoe weet ik dat Gij God zijt?"
165 Hij zei: "Wat hebt u in uw hand? Ik ben de Schepper des levens. Ik ben de wonder werkende God." En voor Mozes ooit de kracht van God kon zien die al de dingen volvoerde, moest hij eerst God gehoorzamen. Hij wierp de stok op de grond, hij werd een slang. Oei! O my! Wat?
Eerst komt gehoorzaamheid voordat u Zijn wonderen ziet!
166 Deze zogenaamde kerken in de landen vandaag, zeggen: "Wel, waar zijn al de wonderen? Wij zullen duizend dollars geven aan een ieder die een wonder zal voortbrengen." U, arme, opzettelijke, teruggevallene, tweemaal dood, afgerukt bij de wortels!
167 Hoe zult u ooit een wonder gaan zien, tenzij u er één wordt? Geboorte! Een wonder van Gods genade, om een ongelovige twijfelaar te nemen en hem te vullen met de Heilige Geest! Jezus zei: "Tenzij een mens wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk van God niet zien." Als u een wonder wil zien, word er een. Laat God eerst aan u werken. Hij moet iets uitzoeken, wat verschillende lenzen voor uw ogen houden, omdat u blind bent, dood in zonde en overtredingen, geestelijk blind, dubbel dood. Juist! God moet u Leven geven, uw ogen aanraken zodat u kunt zien; een wonder volvoeren, en u tot een wonder maken, en dan kunt u de wonderen werkende God zien. Dat is het eerste.
168 Mozes moest Hem geloven. Mozes moest er op handelen, handelen op wat Gods Woord zei. Hij wilde zien of dat God was of niet. Hij zei: "Wel, Mozes, handel op wat Ik u zeg."
169 Nu luister hier vanavond, broeder, zuster. Als u wilt weten wie God is, handel gewoon op wat Hij hier zegt. "Bekeert u, ieder van u en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus en u zult een wonder worden." Dat is Zijn belofte. Dat is wat Hij zei. Handel op Zijn Woord. "En u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen, want de belofte is voor u en voor uw kinderen." O, is dat alleen voor de apostelen? "En voor hen die ver af zijn en zelfs voor zovelen als de Here onze God zal roepen." Daarvoor is de belofte.
170 Handel op Zijn Woord en u zult een werkelijk wonder zien. Er zal iets gebeuren wanneer u op Zijn Woord handelt. Zoals Gideon deed: hij deed wat Hij hem zei te doen! Zoals Noach deed; hij deed wat Hij hem zei te doen! Zoals Mozes deed: hij deed wat Hij hem zei te doen!
171 Hij zei: "Werp uw stok neer!" Met andere woorden: "Kom los van alles wat rondom u is!" Amen. "Laat Mij het hebben!"
172 U zegt: "Ik heb een verschrikkelijk temperament." Geef het aan God, Hij weet hoe het te stillen. "Ik heb een hele hoop begeerten." Hij weet hoe het weg te nemen. Ziet u? Leg het gewoon in Zijn handen en let op wat een wonder kan doen. Dat is juist. In orde.
173 Mozes moest werken op het Woord van God of het Woord gehoorzamen voor hij Gods wonderen kon zien. Maar nadat hij het eenmaal zag, broeder, was er niets dat hem kon stoppen.
174 Ik zie hem de volgende dag met Zippora, die op een muilezel zit en kleine Gersom op zijn schoot, op haar schoot, liever; z'n baard hing zo omlaag. Broeder, dat gezicht glimlachte, die ogen tintelden omhoog naar de hemel. Van een schaapherder tot een machtig man Gods. Een strijdbare held op weg om te bevrijden. Kijk naar Gideon! Wat gebeurde er? Jazeker, hij ging erheen met een kromme stok, om een natie over te nemen. Hij deed het. Zeker deed hij dat. God zei hem het te doen.
175 Ongeacht hoe onwerkelijk het schijnt, doet u gewoon wat God zegt. U zult ontdekken dat dit Woord nog steeds hetzelfde is. Doe gewoon de wolken weg, de zon schijnt reeds.
176 Jozua, o die grote overwinnaar! O, de opvolger van Mozes! Een man die God liefhad, een machtige strijder. Een man die God liefhad. God zei hem: "Zoals Ik met Mozes was, zo zal Ik met u zijn." Maar voordat de muren vielen, marcheerde Jozua overeenkomstig de bevelen van de Hoofdaanvoerder rondom de muur, dertien keer, voor de kracht van God ooit de zaak neerhaalde. Hij marcheerde rondom de muur en blies de bazuin overeenkomstig het Woord van God dat de Hoofdaanvoerder hem verteld had, toen Hij hem daar ontmoette. Hij marcheerde volgens het Woord van God. Wat deed hij? Hij handelde op het Woord voor hij het wonder zag.
177 U weet dat enkel een bazuin blazen een muur waarop u wagenrennen kan houden niet doet schudden; dat gaat niet door het blazen van een bazuin. Maar God zei: "Marcheer gewoon allen rond de muren, zevenmaal, en marcheer op de laatste dag zeven keer." Dertien keer dus. "En als u de laatste keer rond de muur gaat, laat dan de priester voorop gaan met de ark en blaas een bazuin. En wanneer de bazuin klinkt, zullen de muren instorten." Wat deden zij? Hij zag het wonder van God nadat hij op het Woord van God handelde.
Waar zijn uw wonderen? Handel eerst op Zijn Woord.
178 Hoe konden de muren ingestort zijn en één klein huis zijn blijven staan, het huis van een hoer? Omdat zij handelde op het Woord van God. Waarom stierven de overigen en leefde zij? Zij handelde op het Woord van God en zij zag het wonder van God. Dat is de wijze om het te ontdekken, handelen op het Woord van God.
179 De Hebreeën-kinderen in de vurige oven. Wat deden zij voor zij het wonder van God zagen? Zij handelden op het Woord van God. Zij wisten dat Hij God was. Zij wisten dat Hij de God was die hen uit Egypte had uitgeleid. Zij wisten dat zij... Hij was dezelfde God die er altijd was, omdat Hij de wonderwerkende God moest zijn.
180 En Hij had hun een opdracht gegeven om niet voor afgoden te buigen. Hij verandert niet. "Blijft bij Mijn Woord! Buigt niet voor afgoden!"
181 Wat zeiden ze? "Onze God is in staat om ons uit deze vurige oven te bevrijden. Maar niettegenstaande dat zullen wij op Zijn Woord handelen." Daar was het. Wat gebeurde er? Toen zagen zij het wonder van God dat God het vuur kon weerstaan.
182 Bent u ziek? Handel op Zijn Woord, zie of Hij geneest. Als u een zondaar bent en gevuld wilt worden met de Heilige Geest, kom, bekeer u en word gedoopt in de Naam van Jezus Christus. En handel op Zijn Woord en zie wat er gebeurt. Als u nog steeds de wereld in u hebt en u, vrouwen, nog steeds kort haar draagt en make-up; u, mannen, nog steeds driftig en ruziënd over uw denominaties, als u er achter wilt komen of Hij nog steeds God is, handelt er op en legt uzelf op Zijn altaar en ziet wat er gebeurt. Hij is God. U moet eerst op Zijn Woord handelen.
183 Daniël, het eerste wat hij deed voor hij het wonder van God zag, die hem kon bevrijden uit de leeuwenkuil, was handelen op het Woord van God.
184 De proclamatie ging uit: "Indien enig mens bidt tot enige andere god buiten deze afgod, gedurende zovele dagen, zal hij in de leeuwenkuil geworpen worden." Geen mens kon bidden tot enige andere god, behalve tot de koning; hij moest gedurende dertig dagen god zijn, ziet u.
185 Maar wat deed Daniël? Hij handelde op het Woord van God. Want toen Salomo de tempel inwijdde, bad hij en zei: "Heer, indien Uw volk waar dan ook in moeilijkheden is, en zal opkijken naar deze heilige tempel, hoort Gij dan vanuit de hemel." Dat is juist.
186 Daniël handelde eerst. De bedreiging was: "U gaat de leeuwenkuil in." Maar Daniël handelde op het Woord van God. Hij wist dat God nog steeds God was. Net zoals Gideon, wist hij dat God, als Hij nog steeds God was... waar waren dan Zijn wonderen? En Daniël wist dat hij een profeet was; hij wist dat hij God liefhad. Hij wist dat hij Zijn dienstknecht was en hij wist dat God bij machte was om hem van de leeuwen te bevrijden. Maar toen hij in moeilijkheden was, onder een bedreiging, keerde hij zijn gelaat naar de tempel en bad driemaal per dag, precies als altijd. Hij handelde op het Woord van God en God maakte hem zo vol van de Heilige Geest dat de leeuwen hem niet konden opeten. Dat is juist. Dat is juist. Hij handelde eerst op het Woord van God.
187 Jona in de buik van de walvis, handelde eerst op het Woord van God. Hij wist dat hij verloren was, voor zover het zijn lichaam betrof. Zijn handen waren gebonden, zijn voeten ook. Deze prediker tot de heidenen was uit het schip geworpen, in de buik van de walvis en op de bodem van de zee. Nu, in welke toestand was hij? Maar hij draaide zichzelf om op de bodem van de walvis; zeewieren waren rond zijn nek gewikkeld. Wel, de walvis had deze wieren en zo gegeten om vitaminen in zijn lichaam te brengen, vitaminepillen en toen kreeg hij een prediker naar binnen. Maar deze prediker kwam tot zichzelf. Halleluja!
188 O broeder, prediker, kom vanavond tot uzelf! Ga bij die oude geloofsbelijdenissen en dergelijke vandaan en kom terug tot een levende God, tot een levend Woord.
189 Hij kwam tot zichzelf, hij rolde zich om. U kunt een heilige niet bij zijn gebed vandaan houden. Hij keerde zich om en keek. Overal was de buik van de walvis, helemaal rondom hem, oost, noord, west en zuid. En hij besefte dat hij in de buik van de walvis was en beneden op de bodem van de zee, en een storm op zee. Alle hoop was verdwenen toen hij in het schip was. En nu was hij in de buik van de walvis, verder weg van hoop dan ooit. En toen hij slechts de buik van de walvis zien kon, zei hij: "Zij zijn nietige afgoden. Ik zal ze niet meer geloven. Maar ik zal naar Uw heilige tempel kijken." De heilige tempel; hij keek niet naar beneden en zei: "Het is daar boven, dus ik kijk ernaar."
190 En toen zag hij Gods wonder. Er kwam op een of andere wijze zuurstof in de walvis. Hij ademde normaal gedurende drie dagen en rustte lekker een beetje uit van z'n tocht, zodat hij die veertig dagen lange reis kon maken naar de goddeloze stad om het Evangelie te prediken. Hij friste helemaal op met wat nieuwe zuurstof uit de hemel. Het kon niet uit de walvis komen, het kon niet uit de zee komen, dus moest het van God komen!
191 O, adem over ons vanavond, Heer, die zuurstof van het Woord van God in de kracht van Zijn opstanding opdat wij in leven kunnen blijven in deze laatste, boze dag. Adem op ons, o Heilige Geest! Dat is het, broeder. Adem, Heer, vul ons met zuurstof.
192 Zoals ik vanmorgen over de eend vertelde. Zodra hij het water rook, was er niets dat hem erbij vandaan kon houden; al het geklok van de hen en dergelijke. Hij ging regelrecht naar het water omdat hij een eend was.
193 Nu, als er vanavond iemand van u is die een eendenatuur heeft, wij hebben daar achteraan een heel groot doopbassin, ziet u. Als u het kunt ruiken, als u er een vleugje van hebt geroken dat God God blijft, als u een vleugje van de hemel hebt opgevangen vanavond dat God Zijn Woord houdt en dat Hij een wonderwerkende God is en u hebt de Heilige Geest nog niet ontvangen: ruik het water, het eerste wat Hij zei dat u moest doen. Zeker. Bekeer u vanuit de bodem van uw hart en leg uzelf als een offer op het altaar en u zult verteerd worden, voor de wereld, en wedergeboren uit de Geest; en word gedoopt in de Naam van Jezus Christus, Hij zal u vullen met de Heilige Geest. Ga door het juiste proces; kom niet de handen schudden met de prediker en uw naam in het boek zetten, maar sterf tot u zo dood bent dat u de wereld niet meer kent.
194 Abel stierf op hetzelfde altaar met zijn lam. En de enige wijze waarop u ooit met God in orde zult komen is met Christus op het altaar te sterven, tot alles rondom u donker wordt. Sterf daar! En wanneer u weer opstaat, zult u een nieuw schepsel in Christus zijn. Zeker!
195 Jona moest Gods Woord geloven en er eerst op handelen. Nu, hij lag waarschijnlijk met zijn gezicht naar beneden, toen hij naar beneden ging in de buik van de walvis, omdat men hem gewoon overboord geworpen had, gleed regelrecht naar beneden in de buik van de walvis. De walvis zei: "Wel, wij zullen nu naar de zeebodem gaan."
196 En ik vraag me af wat die walvis dacht gedurende deze drie dagen, er was iets vreemds aan de gang. Nu, ziet u, het lichaam van de walvis waardeerde het niet. Evenmin waardeert de kerkse denominationele organisatie het. Maar o, wat had Jona het lief. Zeker had hij het lief. Zeker, hij had het lief, omdat er verse lucht was die God hem toewuifde en hij bleef in leven. God, wuif de verse lucht op ons!
197 Als Jona een dergelijk wonder kon volbrengen door het Woord van God te geloven, tot een natuurlijke tempel, die een man die uiteindelijk terugviel, Salomo, had gebouwd, maar die God in gebed vroeg om een ieder te zegenen die naar die tempel keek, en hen uit hun moeilijkheden te bevrijden waar zij ook waren. En Jona kon geloven onder die condities. Hoeveel temeer kunnen wij vanavond geloven als wij naar de hemel kijken, waar niet een teruggevallene, niet een man die stierf en in het graf bleef zoals Jona... of zoals Salomo toen deed, maar waar een levende God zit ter rechterhand van de Majesteit, in alle kracht en autoriteit, die het Woord predikt en de Heilige Geest uitzendt, als een getuige van wat Hij deed... Amen. Geloof het Woord van God, u zult de wonderen van God zien. Maar eerst moet u het geloven. Zeker was het zo. Ja.
198 Nadat Gideon deze bezoeker onder de boom had zien zitten ondervroeg hij Hem eerst zo'n beetje. Hij zei: "Als God nog steeds God blijft, als God met ons is, waar zijn Zijn wonderen?" En deze bezoeker, die onder de boom zat, wat deed Hij? Toen Hij dat offer met Zijn staf die Hij in Zijn hand had, aanraakte, werd het verteerd. En hij wist dat dit de handeling van God was, dus wist hij toen dat de bezoeker onder de boom, die net op een oude man leek die daar zat, het Woord vleesgemaakt was. Halleluja! Het was het levende Woord. Hij wist dat dit het levende Woord was, omdat het handelde en leefde in de tegenwoordige tijd. Glorie voor God, broeder.
199 Pinksteren is fijn, maar het is een geschilderd vuur als u het niet zelf ontvangen hebt. Niet verleden tijd, een tegenwoordige tijd! Wat goed doet een God van de geschiedenis als Hij vandaag niet dezelfde God is? Zoals ik dikwijls heb gezegd, wat goed doet het om uw kanarie vitaminen te geven om zijn vleugels te doen groeien als u hem in een kooi zet om hem daarin te houden? Wat heeft het voor nut om te leren dat er een God van kracht is en dan de mensen te beroven van het voorrecht om Hem te dienen? Amen. Zeker. Onzin!
200 Waarom hebt u al deze seminaries in de buurt, als een enorme broedmachine die predikers uitbroedt? Ziet u?
201 Ik voelde altijd medelijden met een kip uit een broedmachine; hij had eigenlijk geen mamma. Hij wist nooit waar hij vandaan kwam. Niemand om hem te bemoederen, hij kwam mechanisch voort.
202 Dat is zo ongeveer hoe het is met een seminarieprediker, die alleen theologie kent. Hij kan misschien knap zijn en beschaafd zoals een geleerde ook maar zou kunnen zijn, hij mag in staat zijn in verschillende talen te prediken, maar als hij niet weet wie zijn Ouder is!
203 Zoals ik niet lang geleden zei: als er iets is dat onnozel is, is het wel een muilezel. Hij weet niet wie zijn pappa of mamma is. Hij is een bastaard, ziet u, hij weet niet wie, welke pappa, mamma. Hij weet niet waartoe hij behoort. Zo zijn sommigen van deze zogenaamde, door denominaties uitgebroede bastaard Christenen. Maar een goed volbloed paard is raszuiver; hij weet hoe het allemaal zit.
204 En een goed volbloed Christen weet waar de voorraadschuur van God is. Zij weten dat zij uit het Woord geboren zijn. Het Woord is vleesgemaakt in hem. Met geen enkel Woord dat God zegt, verschillen zij. Zij zeggen: "Het is juist! Amen en amen!" Zij benadrukken het met een "Amen", elke keer. "Amen! Amen!" Iets in hen benadrukt het, Hijzelf.
"Jezus Christus is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig."
"Amen!"
"Hij die in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen."
"Amen."
205 "Ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie tot elk schepsel. Hij, die gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden. En deze tekenen zullen degenen volgen die geloven."
"Amen."
206 De oude hen zei: "Klok, klok, klok, en de dagen van wonderen zijn voorbij."
Maar: "Kwak, kwak, kwak, ik ruik het water!"
207 Ziet u, dat is het. Dat is juist. Ziet u. Waarom? U zet God voor de test. Ziet u, dat is het, God eerst. Handel op Zijn Woord en zie of het juist is. Dat is waar.
208 Johannes de Doper volgde gewoon het spoor van zijn plicht, toen hij nog maar een jongen was. Wij hebben er niet veel verslag van. Zijn vader was een fijne man, maar geloofde God niet. God was vastbesloten om hem, door Elizabeth, deze baby te geven.
209 Zij zou het kind ontvangen. En hij betwijfelde het en Hij sloeg hem met stomheid. Ik kan mij het hart van de ouders van Johannes de Doper indenken, Elizabeth en Zacharias, dat het wat bedroefd was, omdat zij wisten dat zij oud waren. En dit beloofde kind was geboren, zodat God een wonder volbracht had en dit kind in de wereld gebracht had toen zij oud waren en voorbij de leeftijd. Zij wisten het en hun harten waren bedroefd, omdat zij niet lang genoeg zouden kunnen leven om hem zijn groot werk van God te zien volbrengen. Maar zij droegen hem er aan op! Glorie voor God! Ergens voorbij de sterren en de maan, konden zij neerkijken en het zien. Zij zouden nooit zien hoe deze kleine jongen... Zij stierven. Zij stierven toen hij nog maar een kind was, een jong ventje. Een jongen, hij verliet zijn thuis en ging de woestijn in. Daar werd hij opgevoed, onder de kracht van God.
210 God zei hem: "Gij zijt de stem van één die roept in de woestijn. Ik zend u uit. Ga en roep!"
211 Hoe moet Johannes elke dag gewacht hebben als hij de slangen in de rotsen opjaagde en tegen de stenen schopte. "O, ik kan niet wachten!"
"Waarop wacht je, Johannes?"
212 "Gewoon, ik wil Zijn opdracht horen, dat is alles. Ga uit de weg, slangen." Zij zouden naar de rotsen vluchten. Dat is de reden dat hij, toen die Farizeeën kwamen, zei: "O, gij adderengebroed, vlucht naar de rotsen."
213 Ik zeg hetzelfde vanavond: "U, generatie van adders, ga naar het water!" U weet waar ik over spreek. Deze banden, dit wordt opgenomen, het zal over heel de wereld gaan. Ga naar het water, als u Gods wonderen wilt zien!
214 Johannes vervolgde zijn weg verder. Een fijn uitziende man kwam eraan. Hij zei: "Misschien is Hij dat." Hij keek. "Nee, dat is Hem niet. Nee. God gaf me een belofte."
"Johannes, zegt u dat de Messias vandaag in leven is?"
"Ja."
"Waar is Hij?"
215 "Hier op aarde, ergens. Ik weet niet waar Hij is, maar ik zal Hem kennen wanneer Hij komt."
"Hoe weet u het?"
"God zei me waar ik naar uit moet kijken."
216 "Hoe weet u dat u genezen zult worden wanneer er voor u gebeden is?" God zei me waar ik naar uit moet kijken. "Hoe weet u dat u de Heilige Geest zult ontvangen?" Ik volg Zijn Woord. Hij zei mij waar naar uit te kijken, ik weet wat als volgende komt, ziet u. "Weet u wat het volgende is dat komt?" Als u Gods Woord zult gehoorzamen, komt Zijn belofte daarop volgend. Hij kan niet liegen, Hij is God.
"Wat is het volgende?"
Johannes zei: "Ik zal Hem zien wanneer Hij komt."
217 Men zei: "O, kijk naar deze knaap die eraan komt. Dat... hij heeft een kroon op zijn hoofd, dat moet de Messias zijn, die daar op paarden rijdt."
Hij zei: "Dat is Hem niet."
218 Hij ging recht op hem af en zei: "Het is niet wettig voor u om de vrouw van uw broer te hebben!" Men wist daar dat er iets verkeerd was, nietwaar? Ging op hem af en zei hem dat. Het was Herodes, ziet u. En o, het maakte zijn vrouw zo kwaad dat zij hem haatte zo lang zij leefde. Ziet u?
219 Johannes bleef kijken. Hij zei: "O, ik zal Hem kennen wanneer Hij komt."
"Hoe weet u het?"
220 "God zei me dat ik een teken zou zien en het zou een Messiaans teken zijn. Ik zal de Messias kennen omdat het teken van de Messias daar zal zijn."
221 God kent Zijn Gemeente. Hij zei: "Deze tekenen zullen hen volgen." Niet: "Zij zullen behoren tot de Methodisten, Baptisten, of Pinkstermensen." Maar: "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven." Hij kent de gelovigen.
Soms zegt u vandaag: "Bent u een gelovige?"
222 "O, ik ben Methodist." Wel, dat toont aan dat u geen gelovige bent. Of, ziet u: "Ik ben een Pinkstergelovige." Dat toont nog steeds dat u geen gelovige bent.
223 Wanneer u een gelovige bent, gelooft u God! Iedereen weet het, dat u bent verzegeld door het Koninkrijk van God; en een zegel zit aan beide zijden van de bladzijde, zowel aan de voorkant als aan de achterkant. Ziet u, u kunt ze onderscheiden. In orde.
224 Hij zei: "Ik zal Hem kennen wanneer Hij komt omdat er een teken zal zijn. Ik zal het Messiaanse teken zien." Op een dag keek hij...
225 O broeder! Waarom? Hij zag er naar uit, daarom herkende hij het. [Broeder Branham klopt op de kansel] Ik hoop dat dit doordringt. Kijkt u er naar uit? Ziet u er naar uit dat er iets zal gebeuren? Ken dan de Schriften!
226 Nu, al die priesters die daar rondom stonden waren vijfmaal knapper dan Johannes. Wij hebben er geen vermelding van dat hij ooit één dag naar school ging. Maar daar stonden priesters omdat hun over-over-over-overgrootvaders priesters waren. Daar stonden mannen die elke centimeter van die rol kenden, al de profeten en Genesis, en alles erover. Maar ziet u, Johannes keek uit naar een teken, een Messias! Hij wist dat als dat God was, er iets bovennatuurlijks mee zou samengaan. Dat is juist.
227 Zo is het vandaag! Als u een Christen bent is er iets bovennatuurlijks dat u trof. Als het u niet trof, bent u misleid. U leeft dan nog steeds het leven dat u eens leefde, u houdt nog steeds van dezelfde dingen die u eerst liefhad; u houdt er nog steeds van; u bent misleid, dat is juist, niet een zoon of dochter van God.
228 Dan zien wij dat Johannes daar op een dag stond en men zegt... Ik las het in een verhaal van hem, dat Johannes aan de ene kant van de rivier stond en zij zich terugtrokken aan de andere kant. Dat is de wijze waarop men met een dienstknecht van God doet, men trekt hem uit elke denominatie, elke organisatie, uit alles. Hij had geen kansel om achter te staan, maar hij stond in de modder tot aan zijn knieën. Hij had geen smoking aan en evenmin zijn boordje omgekeerd. Volstrekt niet. Hij had een stuk schapevacht om zich heen; waarschijnlijk zag hij eruit als een wildeman.
229 En die priesters zeiden: "Wilt u mij zeggen dat er een tijd zal komen wanneer deze grote tempel, onze grote organisatie, zal vallen?"
Hij zei: "Zeker, zal het dat."
"Hoe weet u het?"
230 "Hoe leest u de Schrift? Er komt een Messias en die Messias zal het dagelijks offer wegnemen, Daniël zei het! De profeet zei het!" Halleluja!
O, ik voel me steeds religieuzer! (Ik moet stoppen.)
"Hoe weet u het?"
"De profeet zei het!"
231 Daarom wist Micha dat hij Achab niet kon zegenen. Elia had hem vervloekt. Dat is alles. Hij moest bij het Woord blijven. Wilt u de werken van God zien, dan moet u het Woord van God volgen. Hij wist dat het niet kon gebeuren.
232 Dus, wat gebeurde er verder? Hij wilde de werken van God zien. Johannes zei: "Ik zal Hem kennen wanneer Hij komt."
233 Op een dag stond hij daar en zei: "Ja, er zal een dag komen dat het dagelijks offer zal worden weggenomen. De Messias zal het dagelijks Offer zijn. En de gruwel die verwoesting brengt, zal zich er in zetten."
"Rabbi, waar haalt u dat vandaan? Dat is tegenstrijdig met onze geloofsbelijdenis."
234 Maar het is niet tegenstrijdig met Gods Woord. Daar is een profeet, omdat het Woord des Heren met die profeet was. Dat is juist.
235 En hij zei: "Zie, daar staat het Lam van God, dat de zonde der wereld wegneemt!" Een gewone, kleine voorover gebogen Man stond daar, die naar de rivier kwam lopen, die samen met Lazarus wandelde. Een gewone Man, gekleed zoals gewone mensen; geen priester, geen tulband, geen kroon, niets, slechts een arme jongen, een timmerman, die kwam aanlopen, misschien met zijn handen vol splinters; kwam daar aanlopen.
"Bedoelt u mij te zeggen dat..."
236 "Wat? Kunt u Hem daar niet zien? Zie!" Dat betekent: "Kijk ernaar op, geef er acht op! Daar is het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt."
237 Sommigen van hen zeiden: "Wel, weet je wie dat is? Dat is die timmermanszoon. Nu, wij weten wel dat die kerel geen profeet is." Maar Hij was wel een profeet. Hij was het. Hij wist het. "Wel! Hij weet niet waarover hij praat." Ja, dat deed hij wel. "Hoe zou hij nu kunnen zeggen dat Hij anders is dan enige andere man?" De Messias zal anders zijn.
"Hoe zullen wij het weten!"
Johannes zag iets wat zij niet zagen.
238 Het hangt er vanaf waarnaar u kijkt. Wat ziet ú vanavond? Ziet u een grote, populaire man, een grote denominatie en alles wat u in de schoot valt? Of neemt u de weg met de weinige verachten des Heren? Ziet u de Bijbel? Ziet u Gods Woord? Als u wedergeboren bent, zult u het zien. Tot u dat bent, kunt u het niet zien.
239 Hier komt Hij. Hij zei: "Hij die mij in de woestijn zei...!" O, broeder. "Hij, die mij zei te 'roepen'! Ik heb hier gedurende zes maanden geroepen, regelrecht de hele avond door; en overal hier, langs deze hele Jordaan, door deze modder wadend, twistend met u predikers, schoppend tegen uw denominaties, op uw lange tenen trappend. Maar de zaak is hier. Ik zie het!"
"Hoe weet u het?"
240 "Dezelfde die mij zei een stem roepend in de woestijn te zijn - God, die mij voor dat doel heeft doen opstaan - zei op wie ik de Geest zal zien."
241 Johannes kende Hem. Wat deed hij? Hij predikte eerst het Woord, gehoorzaamde het Woord en zag het teken van God. En bedenk, er wordt niet vermeld dat enig ander persoon die daar stond het zag. Johannes zag het alleen. Het hangt er van af waarnaar u uitziet. Waarom? Johannes gehoorzaamde het Woord. De priesters en zo gehoorzaamden het Woord niet. Johannes gehoorzaamde het Woord, zijn opdracht en hij zag het. (Wij zullen snel voortmaken, ik moet wel).
242 Martha, bij het graf. Zij had het Woord van God ontmoet. Zij geloofde het. Voor zij het wonder van God zou kunnen zien, moest zij het Woord van God geloven en erop handelen. Ze zei: "Heer, als U hier zou zijn geweest, was mijn broeder niet gestorven."
243 Hij zei: "Martha, ik ben de Opstanding en het Leven. Hij die in Mij gelooft, zal, al ware hij dood, toch leven. En een ieder die leeft en gelooft in Mij, zal nimmermeer sterven. Gelooft u dit?"
Ze zei: "Ja Heer." Daar hebt u het, handelend! "Ik geloof."
"Wat geloof je, Martha?"
"Dat Gij de Christus zijt die in de wereld moest komen."
Hij zei: "Waar heb je hem begraven?"
244 Ze kwamen daar bij het graf, en daar stond Hij. (Hij zei: "Ik wil zien of zij werkelijk gelooft dat Ik het Woord ben"). Hij zei: "Neem de steen weg."
245 Zij ging handelen op het Woord! Zij moest wel, om de dood in leven te zien veranderen.
246 En de enige wijze dat u ooit in staat zult zijn om de dood in leven te zien veranderen, is Zijn Woord te nemen en erop te handelen!
247 Als u een zondaar bent, neem Zijn Woord en handel er op, dan zult u het wonder van God zien. U wordt een wonder van God.
248 Als u ziek bent, neem het Woord van God! De dokter zegt: "U zult sterven." Neem het Woord van God en handel er op; dat zal nieuw leven brengen. O my!
249 Neem me niet kwalijk dat ik u zo lang houd. Nog enkele ogenblikken, dan zal ik stoppen. Ziet u, nog eventjes. Eerlijk, ik zal stoppen. Ik excuseer me dat ik de tijd van mijn broeders afneem. Ziet u, het laat voor hen maar twee uren over. Kijk.
250 De vrouw bij de bron. Zij was een zondares. Zij had vijf mannen. Op een dag was zij daar gekomen om wat water te halen. Zij begon water te putten en hoorde een Man zeggen: "Vrouw, breng Mij te drinken."
251 Zij keek rond en zei: "Het is niet gebruikelijk voor Joden om tot Samaritanen te spreken. Ik ben een vrouw uit Samaria. En dit is niet gebruikelijk. Waarom zou U tot mij spreken?"
252 Hij zei: "Maar als u wist Wie tot u sprak, zou u Mij te drinken vragen."
253 "Wel", zei ze, "de bron is diep en U hebt niets om mee te putten. Hoe zult U te drinken krijgen?"
254 En Hij zei: "Het water dat Ik geef, zal een fontein van water zijn, een spontane bron, die opborrelt in de ziel."
255 Ze zei: "Nu, wacht even. U bent een Jood. U aanbidt te Jeruzalem en onze vaders aanbidden op deze berg", enzovoort.
256 Hij zei: "Geloof Mij! De ure komt en is nu dat men noch zal aanbidden te Jeruzalem, noch op deze berg. Maar God is een Geest en zij die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in de Geest."
257 Zonder twijfel zei de kleine vrouw: "Nu, wacht even. Wie is deze Man eigenlijk!" Hij wilde dat zij wist Wie Hij was, omdat zij Hem aan de Samaritanen moest introduceren. "Wie is Hij?" vroeg zij.
258 Hij sprak even tot haar. Hij zei: "Vrouw, ga uw man halen en kom hier."
259 Maar ze zei: (Nu houdt Hij me voor de mal, ziet u). Ze zei: "Ik heb geen man." O, o!
260 Toen kwam de staf op het offer. Ziet u, er gebeurde iets. Wat gebeurde er? Zij zag het wonder van God. Hij zei: "U hebt de waarheid gezegd. Want u hebt er vijf gehad en degene waarmee u nu leeft is uw man niet, dus zei u de waarheid."
261 Zij keerde zich om. Zij wist dat God jaren dood was geweest voor de mensen; hun priesters en rabbi's, enzovoort, hadden over een God gepraat. Maar in de Bijbel was beloofd dat er Eén zou komen!
262 Ze zei: "Heer, ik bemerk dat U een profeet bent." Ziet u? "Wij weten dat de Messias komt." ("Nu laat mij hier zeker van zijn"). "Wij weten dat de Messias komt." ("Ik zal Hem dit vragen en ik zal zien wat Zijn woord is; een man die God niet kent kan mij dat niet vertellen"). "Wij weten dat de Messias, die de Christus genaamd wordt, komt. En wanneer Hij komt is dit wat Hij zal doen wanneer Hij komt. Wij kijken naar Hem uit."
Hij zei: "Ik ben Hem."
263 Dat was genoeg. Dat was voldoende. Zij liep de stad in. Ze zei: "Kom, zie een Man die mij de dingen heeft verteld die ik gedaan heb."
264 Voor zij die boodschap kon brengen, moest zij eerst het wonder van God zien. Voor zij het wonder van God kon zien, moest zij God op Zijn Woord nemen. Dat is precies juist.
O my, hoe zouden wij kunnen doorgaan! Laten wij nog een ander nemen.
265 Pinksteren. Nadat zij met het Woord gewandeld hadden, nadat zij het Woord gezien hadden, nadat zij het Woord geloofd hadden; maar voor zij het wonder van Pinksteren konden zien, moesten zij het Woord gehoorzamen. Ziet u? "Ga naar de stad Jeruzalem", zei het Woord, "en wacht daar tot u met kracht van omhoog bent aangedaan."
266 Nu, wat als er acht dagen voorbij waren en Mattheüs had naar Markus gekeken en gezegd: "Weet je wat? Ik had een wat eigenaardig gevoel daarnet, dat moet de Heilige Geest geweest zijn. Hij zei ons hier te wachten. Zie, dat moet het geweest zijn."
"O, laten wij nog een dag wachten."
267 De negende dag breekt aan. "Welnu, Hij zei ons negen dagen geleden, hierheen te gaan. Zeker, geloof je niet dat we het ontvangen hebben? Ik geloof dat wij het kregen toen wij Hem geloofden. Denk je niet?" O, u goede Baptisten! Ziet u? Men zei: "Ik geloof. Ik geloof dat wij het hebben, omdat Hij ons zei hier te komen. En weet je wat ik geloof? Ik geloof dat zodra wij hier boven kwamen, wij gehoorzaamden wat Hij zei."
268 Maar wat zei Hij? Hij zei niet: "Wanneer u daar komt, zult u het krijgen." Hij zei niet: "Wacht vijf dagen of negen dagen." Hij zei: "Totdat!" Dat is het. "Zij die wachten op de Here, zullen hun kracht vernieuwen." Ziet u?
269 Wat doet u? Neem Zijn Woord, handel ernaar en blijf er precies bij. Elke dag, sta er oog in oog mee tegenover Satan: "Er staat geschreven! Er staat geschreven! Er staat geschreven! Er staat geschreven! Er staat geschreven! Er staat geschreven! Er staat geschreven!" Het moet gebeuren! U handelt op het Woord, ziet u, dan zult u het wonder van God zien. Dat is juist. Maar eerst moet u ernaar handelen.
270 Zij gingen erheen en gehoorzaamden het Woord, zij bleven daar.
271 De negende dag kwam. Ik kan Petrus horen zeggen: "Weet je wat, wat denken jullie, broeders?"
272 Misschien stond Markus op en zei: "Weet je wat? Broeder, laten wij het gewoon door geloof aanvaarden, omdat wij gehoorzamen." Nee, u gehoorzaamt niet ten volle.
273 U zei: "Ik werd gedoopt in de Naam van 'Vader, Zoon en Heilige Geest'." Dat is niet ten volle gehoorzamen. Ziet u? U zegt: "Ik trad toe tot een kerk." Dat is geen gehoorzamen, ziet u. "Ik zeg de geloofsbelijdenis der apostelen op." Dat is nog steeds niet eraan gehoorzamen. "O broeder, ik stop met liegen en stelen. Ik doe niets gemeens." Dat is nog steeds niet gehoorzamen.
274 Het moet een geboorte zijn! Er moet iets gebeuren. U moet sterven en iets moet in u geboren worden.
275 O, na zovele dagen wachtten zij; negen dagen gingen voorbij. Ze zeiden: "Laten wij Het gewoon accepteren en voortgaan met onze bediening. De wereld sterft daar buiten, waarom zouden wij nog langer wachten?"
276 Ik kan Petrus horen zeggen: "Maar weet je, Iets zegt me dat het nog niet juist is. Dat is niet helemaal precies het Woord gehoorzamen. Zie je, als wij verwachten het wonder te zien dat God ons beloofde, van het zenden van de belofte des Vaders op ons, dan moeten we wachten, hier, tot er iets gebeurt. Omdat de Schrift zegt dat het in deze vorm zou komen, Joël zei: 'Ik zal Mijn Geest uitgieten op alle vlees. Uw zonen en dochters zullen profeteren. Op mijn dienstmaagden en dienstknechten zal Ik van Mijn Geest uitgieten. Ik zal tekenen doen en wonderen in de hemel en op aarde'. Jesaja de profeet zei: 'En met stamelende lippen en andere tongen zal Ik tot dit volk spreken en dit is de sabbatdag waarin zij zouden ingaan. Ondanks dit alles, wilden zij het niet horen'. Nu broeders, wij zouden zo niet naar buiten kunnen gaan, zonder zelfs een enkele ervaring gezien te hebben. Wij moeten iets hebben, omdat Hij zei: 'Wacht hier tot u met kracht bent aangedaan'. Nu, ik heb niet meer kracht gekregen dan ik had toen ik hier binnenkwam. Ik ben hier de hele nacht geweest; ik ben hier de volgende nacht geweest, ik ben hier negen nachten geweest. Ik ben helemaal hetzelfde als ik was toen ik hier binnenkwam. Hij zei ons dat wij kracht zouden ontvangen; dus laat ons gewoon blijven wachten."
277 Toen plotseling, toen zij ten volle het Woord van God gehoorzaamden, toen zagen zij het wonder van Pinksteren. Zij zagen Vuur vallen in het gebouw. Die Vuurkolom kwam neer, binnen onder de mensen; en grote vuurtongen, als verdeelde tongen zetten zich op elk van hen. En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken zoals de Geest hun gaf te uiten.
278 Wanneer gebeurde er iets? Toen zij hun beslissing namen dat zij het reeds ontvangen hadden? Nee. Toen zij het Woord van God ten volle gehoorzaamden, zagen zij het wonder van Pinksteren. Zo is het vandaag; u moet hetzelfde doen.
279 Nu vrienden, ik zal hier werkelijk mee sluiten. Ik zal geen andere bladzij opslaan. In orde, laat de volgende zich gereedmaken wanneer ik dit zeg.
280 Nu, hoewel naar alles genoemd wat men maar slecht kan noemen: "Heilige roller, Pinksterman, kerkbreker, hypocriet, Beëlzebub, dromer." Wij zijn van alles genoemd wat men maar kan noemen. Maar wat doen zij, noemen u wat? "Dromer, Beëlzebub, valse profeet, Jesus Only"; al het andere wat maar genoemd kan worden, alles wat zou kunnen worden gezegd.
281 Maar wat doen wij door het ware Woord van God te geloven, Zijn ware profeet van het Woord? Wij zien de dingen die wij zien.
O, zij zullen komen van oost en west,
Zij zullen komen van landen ver weg,
Om met onze Koning te feesten, als Zijn gasten te dineren;
Hoe gezegend zijn deze pelgrims!
Zij zien Zijn geheiligd gelaat,
Stralend van Goddelijke liefde;
Gezegende deelhebbers aan Zijn genade,
Om als juwelen in Zijn kroon te schijnen.
Jezus komt spoedig,
Onze beproevingen zullen dan voorbij zijn.
O, wat als onze Heer dit ogenblik zou komen,
Voor diegenen die vrij van zonde zijn?
O, zou het u dan vreugde brengen,
Of verdriet en diepe wanhoop?
Wanneer onze Here in heerlijkheid komt,
Zullen wij Hem boven in de lucht ontmoeten.
282 Waarom? Wij handelen op Zijn Woord! Amen. Noem het hoe u maar wilt. Wij zien het teken van de Messias in ons midden. Wij zien een Vuurkolom. Wij kunnen het niet ontkennen! Laat ze ons noemen hoe ze maar willen. God is hier. De wetenschap heeft er een foto van genomen. Waarom? Zijn Woord gehoorzamend! Het is nooit in de geschiedenis voorgekomen, maar toch zegt het mechanische oog van de camera dat Hij het is, dat er een Licht is dat de lens trof. Waarom? Neem eerst Gods Woord. Laat de denominaties u eruit schoppen, als zij willen. Laat hen allen u de rug toekeren, als ze willen. Maar handel op het Woord van God als u de wonderen van God wilt zien!
283 Jezus beloofde: "Zoals het was in de dagen van Sodom, zo zal het zijn bij het komen van de Zoon des mensen."
284 Die Engel die neerkwam, God gemanifesteerd in een menselijk lichaam, keerde Zijn rug naar de tent en zei... deed net alsof Hij niet wist wie Abraham was, zei: "Abraham". Niet Abram. Hij had net enkele dagen daarvoor zijn naam veranderd. "Waar is uw vrouw, Sara?" Niet S-a-r-a-i, S-a-r-a! "Waar is uw vrouw, Sara?" Noemde hem bij zijn vaderlijke naam en haar bij haar prinsessenaam. O, Wie was Hij? Abraham wist toen meteen Wie dat was.
Hij zei: "Zij is in de tent achter U."
285 Hij zei: "Ik zal u bezoeken, Abraham." ('Ik', ziet u.) "Ik ga u bezoeken overeenkomstig Mijn belofte die Ik u gaf, omdat u nu al deze jaren gewacht heb. Vijfentwintig jaar hebt u erop gewacht. U bleef precies bij dit Woord, handelde op het Woord! U loochende zelfs dat u behoorde bij de aarde. U bent een pelgrim en een vreemdeling geworden. U zoekt naar een Stad die komt, Wiens Bouwer en Maker God is. Ik beloofde u dat dit door dit kind zou worden voortgebracht, dat u een vader van vele naties zal zijn. Ik beloofde het. U hebt op het Woord gehandeld, nu zult u het wonder van God zien."
"Hoe zal ik het zien, mijn Heer?"
"Waar is Sara, uw vrouw?"
"In de tent achter U."
Hij zei: "Ik zal u bezoeken overeenkomstig de tijd des levens."
286 En Sara lachte in zichzelf en zei: "Hoe kan ik, een oude vrouw, en mijn heer, ook oud, ooit opnieuw genot hebben?"
Hij zei: "Waarom lachte Sara?"
287 Hij had gehandeld op het Woord van God. Hij zag het wonder Gods.
288 Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Sodom, zo zal het zijn bij het komen van de Zoon des mensen." Ziet u, handel op het Woord van God en u zult het wonder van God zien.
289 Wat was het? Toen wij hier niet lang geleden de Gemeentetijdperken predikten, en ze naar voren brachten, en dat kleine teken dat daar is, tekende ik ze hier op het bord. En hier in dit gehoor, voor meer mensen dan er nu zitten, meteen toen ik klaar was met spreken, gloeide een Licht naar beneden en ging daarheen en hing aan die muur. En er kwam een schaduw over terwijl iedereen ernaar keek en mat die gemeentetijdperken gewoon precies af zoals zij dáár waren. Hoevelen zijn hier nu die op die dag hier waren, steekt uw hand omhoog? Ziet u? Er met onze eigen ogen naar kijkend! Wat was het? Eerst het Woord van God gelovend, het Woord van God predikend, het Woord van God ontvangend, en wij zagen het wonder van God dat het Woord bevestigt, dat het juist was.
O, Jezus komt spoedig (allemaal samen)
Onze beproevingen zullen dan voorbij zijn.
O, wat als onze Heer dit ogenblik zou komen,
Voor degenen die vrij van zonde zijn?
O, zou het u dan vreugde brengen,
Of verdriet en diepe wanhoop?
Wanneer onze Heer in heerlijkheid komt,
Zullen wij Hem in de lucht ontmoeten. Amen.
290 Waarom? Wij geloven in Zijn Woord, bewaren de olie in de lamp, in orde gebracht en brandend; "Laat uw licht alzo schijnen, opdat andere mensen uw goede werken zouden kunnen zien, uw vruchten, die de Vader verheerlijken die in de hemel is." En wat zal er gebeuren? Het Woord van God gelovend en handelend op het Woord van God, zullen wij Hem boven in de lucht ontmoeten. Zonder schaduw van twijfel! God zegene u.
291 Ik ga stoppen en ben met ongeveer éénderde klaar. Ik zal het op een andere keer afmaken, zo de Here wil. "Als God met ons is, waar zijn Zijn wonderen." Ziet u? Gelooft u het?
292 O God, laat ons een komend jaar zien, laat ons een komend jaar zien waarbij onze harten niet zullen zijn tevredengesteld met een kerkdenominatie of een geloofsbelijdenis, met een handdruk of een zogenaamde religie. Laat ons niet tevredengesteld zijn tot wij de wonderwerkende kracht van God voelen in onze eigen harten, die de wereld wegneemt en Christus vormt. Nu, niet vanavond en morgen beginnen met iets anders te doen; maar groeien in Hem, omhoog naar Zijn gestalte. Wij groeien op naar Hem tot wij Hem ontmoeten. Laten wij onze hoofden buigen.
Ruimte, ruimte, ja er is ruimte.
Er is ruimte bij de Bron voor u.
Ruimte, ruimte, ja er is ruimte.
Er is ruimte bij de Bron voor mij.
293 Onze Hemelse Vader, met nederigheid van ziel en geest, mijn hese stem en deze paar gebroken of opgebroken woorden, Heer, bid ik dat U ze zult nemen en ze samen zal brengen, ik wist niet hoe het te doen, maar zei gewoon wat in mijn gedachten opkwam. Plaats het in het hart van elke persoon, en laat hun het zien en geloven op de wijze waarmee het werd aangeboden. En Vader, het zal hun voor redenering vatbaar maken, het zal Christus tot hen brengen. Zegen ons vanavond, Vader. Wij wachten, handelend op het Woord van God.
294 Zegen deze broeders, Heer. Vergeef mij, Vader, dat ik wat van hun tijd nam. Ik bid dat U hen wilt zalven met de Heilige Geest op zo'n wijze dat de kracht van God door het gebouw hier zal neervallen en zondaars naar het altaar mogen komen en wenend hun weg naar Golgotha zullen vinden en dat de zieken zullen worden genezen en grote tekenen en wonderen zullen worden gedaan en wij de wonderwerkende kracht van de levende God zullen zien. Wij wachten daarop, Vader, in Jezus' Naam. Amen.
295 Prijs de Heer! Hebt u Hem lief? Als God met ons is, laat ons Zijn teken zien!
296 Waar is het teken van de Messias die Dezelfde is gisteren, vandaag en voor eeuwig? Als die Messias dezelfde is, zal Hij hetzelfde teken hebben. Waar is Hij? Tot welke organisatie behoort Hij? Tot welke organisatie kunnen wij toetreden en de Messias vinden, Zijn teken? Welk huis kunnen wij binnengaan om het te vinden? Denk er aan.
Neem me niet kwalijk, broeder Neville.