Veronderstellen
Door William Marrion Branham1 Om deze tijd van gemeenschap met u mensen te hebben, van ver weg uit die noordelijke ijsgebieden waar ik zojuist vandaan kom. Ik zei deze middag tegen uw herder in zijn studeerkamer: "Dit zal een van de grootste samenkomsten worden die ik ooit zag, of ik zal de wil van de Here geheel hebben gemist." De Satan heeft nog nooit zo hard tegen mij gevochten als toen ik hierheen kwam. Toen broeder Williams mij enige tijd geleden uitnodigde, aarzelde ik een klein beetje. Ik zei: "Ik zal het u een poosje later laten weten, omdat ik erin geloof eerst over zaken te bidden voordat wij onze keuze maken. Laat het Gods keuze zijn."
2 En ik bleef mij gewoon geleid voelen om te komen omdat het een tijd was... Ik waardeer altijd de Volle Evangelie Zakenliedengemeenschap. En dan... En dit had iets extra's omdat ik de verschillende kerken zou mogen ontmoeten, de verschillende broeders van de verschillende denominaties. Ik houd ervan om dat te doen, om een soort van gemeenschap met elkaar te hebben in verschillende kerken, van al de gemeenten van God. Dus toen dan...
3 Ik zei: "Ik wil er nu zeker van zijn dat het de Here is Die mij roept." Ik zei: "Ik zal broeder Williams behoorlijk wat tijd geven om iemand anders te krijgen, weet u, om daarheen te gaan. Maar om er zeker van te zijn, als hij nog steeds op mij wacht, dan weet ik dat het de Here is, en als al de broeders zeggen dat zij willen dat ik kom." Ik zei: "Hemelse Vader, ik zal dan gewoon aannemen dat U wilt dat ik naar Phoenix ga."
4 Wel, toen wachtte ik een paar dagen. Ik dacht: "Nu, ik kan het hem maar beter nu laten weten, omdat hij is... zij het moeten adverteren in de Stem van de Zakenlieden."
5 En na een paar dagen gewacht te hebben, belde ik hem op. Hij zei: "O, broeder Branham, al de broeders willen dat u komt." Dus toen zei ik... Voelde toen dat kleine duwtje om het te doen, daar dit een geweldige gelegenheid zou zijn.
6 Wel, ik dacht eraan om wat vroeger te komen. En ik wilde naar Mexico gaan om een koffer te kopen die ik erg nodig had. Want iemand had mij met kerstmis het geld gegeven om hem te kopen, en ik kon hem voor bijna de halve prijs krijgen vergeleken met de prijs waar ik hem hier voor krijg, en bijna twee keer zo goed, over de grens. Ik dacht: "Wel, ik zal in de richting van Texas gaan en mezelf toestaan om ongeveer drie dagen extra te nemen om te gaan winkelen en om een goede te krijgen, dan kan ik onderweg wat uitrusten." En ik zou op een donderdag vertrekken.
7 En we stonden klaar voor vertrek toen er een hevige sneeuwstorm over het land trok en zij blokkeerden zelfs de hoofdwegen, overal. En je kon al helemaal niet over de South heen, en ze wilden ons niet via het noordelijke deel, de 66 laten gaan.
8 Ik wachtte twee dagen, en uiteindelijk openden zij de wegen en zeiden: "U kunt het erop wagen." Dus toen vertrok ik.
9 Ik dacht: "Wel, het zal mooi weer worden." Huh! Ik geloof niet dat ik ooit in mijn hele leven in een ergere sneeuwstorm ben geweest; ijs en verkeersopstoppingen en van alles langs de hele weg.
10 Tenslotte haperde de auto van broeder Maguire, een van de jongens die de bandrecorders bedienen, toen we op weg waren. We gingen door. En we hadden dus een verschrikkelijke... Ik denk dat hij er gewoon mee ophield, ik denk niet dat hij haperde. Hij hield er gewoon mee op, zie. Hij kocht toen een oude dynamo, en dat ding wilde niet goed werken. En hij probeerde het opnieuw, en hij wilde niet goed werken. Hij bracht hem naar een andere zaak, hij deed het nog niet goed. Hij probeerde er drie, tot ongeveer elf uur 's avonds, en nog steeds wilde het ding niet...
11 De volgende morgen startte hij. Het rode lampje ging... Hij stotterde. Hij zit nu ergens naar mij te luisteren. Ik heb het zelfs nooit tegen zijn schoonvader en de anderen gezegd. Maar toen we uit het restaurant kwamen, raakte hij mij bij mijn schouder aan, en zei: "Broeder Branham, als u het aan God vraagt, zal hij het goed gaan doen."
Ik zei: "Geloof je dat echt?"
Hij zei: "Dat doe ik."
En hij werkte goed. We gingen verder.
12 Dus toen ik in Phoenix kwam, dacht ik: "Nu is mijn moeite over." En als ik vanmorgen niet met griep, hoofdpijn en die gevoelens, opstond!
Wel, ik zei: "Satan, het is een gevecht."
13 Dus hier ben ik. We zijn dus hier om ons in deze gemeenschap te verheugen. En deze middag heb ik de voorganger hier in zijn studeerkamer ontmoet en we hadden een wonderbare tijd. Zo'n lieflijke kleine gemeente. En ik breng u de groeten van het hele gezin van God vanuit het middenoosten waar ik vandaan kom. En wij weten dat u het hier erg goed doet. Wij hoorden over u.
14 En ik ben blij om broeder Norman van Tucson, die hier vanavond zit, te zien. En ik heb enige mensen... Ik kijk uit over dit kleine gezelschap hier en zie mensen vanuit Ohio, broeder en zuster Dauch die hier zitten. En ik geloof dat hier de mensen van Iowa zijn, precies hier achter ons zittend, en verschillende anderen. Zij komen gewoon van het oosten en westen, van overal vandaan samen gestroomd, is het niet? Daarom zijn wij blij om hier te zijn.
15 En we zien nu uit naar de avonden die voor ons zijn vastgesteld om tot de verschillende gemeenten te spreken. Ik geloof dat wij morgenavond in Tempe zullen zijn, is het niet? [Een broeder zegt: "Ja, ginds in Tempe." – Vert] Tempe. En dan, de volgende avond, denk ik, bij... ["Broeder Outlaw."] Broeder Outlaw. Dat is de... ["Twintigste and Roosevelt."] Twintigste and Roosevelt Street. Daarna de verschillende anderen. En de...
16 Als u, broeders, hier bent, en dat ik twee avonden heb gemist, dan vraag ik daar mijn excuus voor. Maar de Here zal ons op deze zondagmorgens een speciale zegen geven, zodat wij het goed kunnen maken. Het is dus wel een vol schema, maar met Gods genade zullen wij het halen.
17 En dan verwachten wij in deze komende conventie, de Zakenlieden conventie, een geweldige tijd. Ben zo blij om dit voorrecht dat ik misschien al deze broeders kan ontmoeten om hen de hand te schudden. En er is iets mee om vrienden te ontmoeten. En wij... wij... Er is niets zoiets als vrienden.
18 Ik zal iets gaan aanhalen wat ik vanmiddag tegen de voorganger zei. Oswald J. Smith is een bekende zendingsgezinde man. Hij sprak enige tijd geleden in Louisville, Kentucky, tegen een vriend van mij, dr. Wallace Cobbles. En hij zei tegen broeder Cobbles: "Broeder Cobbles, ik geloof dat als een man pas is getrouwd, en zijn vrouw is jong en zij is mooi en van alles," zei hij, "weet u, als het dan gebeurt dat zij fout gaat, er vandoor gaat, zoals wij het noemen, wegrent, opstandig wordt, of wat dan ook, weet u, weggaat en verkeerd doet," zei hij: "dan moet je haar verlaten, of zoiets." Hij zei: "Dat is erg, maar het is niet..." Zei: "Je kunt... je bent jong en je kunt misschien rondkijken en een ander vinden die goed wil zijn." Zei: "Nadat je dan lang genoeg met haar geleefd hebt dat er kinderen komen, dan wordt het verschrikkelijk moeilijk als zij dat dan doet, weet u." Zei: "Je begint dan werkelijk te beseffen dat je haar nodig hebt." Zei: "Als je ongeveer tegen de vijftig loopt, dan kun je gewoon bijna niet zonder haar." Zei: "Als je dan zeventig wordt, dan weet je zeker dat je niet zonder haar kunt." [De samenkomst lacht – Vert]
19 Ik begon erover na te denken en gaf er een kleine geestelijke uitleg aan. Toen ik een jonge prediker was, was elke man die een fout maakte uit beeld. Hij kon zelfs de loopbaan niet lopen. Dat was alles. Als hij geen Baptist was, was hij gewoon uit beeld, dat was alles. Zie? Hij moest gewoon de dingen zien zoals ik ze zag, of de man was helemaal fout.
20 En nadat ik een beetje ouder ben geworden, ben ik begonnen in te zien, weet u, dat de deken wat verder kan worden uitgestrekt. Ik zag in waar hij doorheen moest gaan: een heleboel moeiten – een herder van een gemeente – en de pijn die daarmee gepaard gaat. Ik besefte dat wanneer deze deken ook een beetje over hem wordt uitgespreid, weet u, hij het niet zo koud zal krijgen. En terwijl we nu zover gekomen zijn als waar ik nu ben, kan ik u vertellen dat we elkaar dusdanig nodig hebben dat we nauwelijks nog zonder elkaar kunnen. En zo is het precies.
21 En als we zien dat de dagen bozer worden, en dingen zijn zoals ze zijn, wel, dan denk ik dat het goed is als we samenkomen en samen gemeenschap hebben. En ik verlang er gewoon naar om bij de broeders te komen en met hen te spreken enzovoort. Al de verschillende gemeenten en de broederschap, daar houd ik van. Kijk, er is iets mee wat echt is.
22 En ik denk – niet om te proberen populair te worden bij deze kleine groep mannen van de Volle Evangeliezakenlieden – maar ik denk dat dit een geweldige gelegenheid is die God aan ons allen heeft gegeven waardoor wij kunnen samenkomen en gemeenschap kunnen hebben. Zij trekken geen enkele scheidslijn tussen welke denominaties dan ook, enzovoort, en we kunnen eenvoudig samenzitten in hemelse gewesten in Christus. Nu, ik besef dat dit niet perfect zal gaan zijn, zij zullen vele fouten gaan maken. Ik zie de hunne, en zij zien de mijne. En u ziet de mijne; ik zie de uwe. Maar wij zullen... zullen met elkaar moeten leven, en wij moeten dat beseffen. Maar ik denk tenslotte – wat mij betreft – dat wanneer alles onderzocht is, dit het puikje van de zalm is. Zie? Dat is juist. Dat is het.
23 Ik heb mijn keus vele jaren geleden gemaakt voor het Volle Evangelie, en ik ben er elke dag gelukkiger mee. En ik ben dankbaar om een van hen te zijn. En om deze geweldige ervaring te hebben om Christus als mijn Redder te ontvangen, en daarna te ervaren dat Hij mij vulde met Zijn Heilige Geest, levend in mijn hart, dagelijks aan mij getuigend dat ik ben overgegaan van dood in leven. Het bewijs van mijn redding elke dag onderzoekend als ik inventaris opmaak. Oplettend hoe de Geest in mij erover denkt. Hoe komt het overeen met de dingen van de wereld? Of is het zo hemels gericht dat de wereld er somber en smerig en vuil uitziet?
24 Ik liep hier op straat. Ik kom hier dit jaar voor de eerste keer sinds vijfendertig jaar geleden, in 1926, in een oude Ford T-model. En ik woonde aan de Sixteenth and Henshaw. Ik zie dat zij zelfs de naam hebben veranderd. Het heet daar nu Buckeye. Dus alles is aan het veranderen. Maar ik herkende de oude plaats. Weet u, ik reed hier door de vallei op paarden rond, de Salt River, en de weg daar doorheen. Wel, zij hadden daar net over de berg ezels, wilde ezels, zie, en oude goudzoekers zouden er komen. My! Zij hebben nog steeds goudzoekers die er komen, maar zij komen met Cadillacs, dus dat is nog steeds hetzelfde. Maar het is behoorlijk veranderd.
25 Maar ik ontdekte dat het Evangelie niet verandert; het geeft nog steeds dezelfde bevrediging. En u kijkt jaar na jaar terug en u ontdekt dat het hetzelfde is. Het is dezelfde ervaring die zij op Pinksteren ontvingen. Na tweeduizend jaar is het geen greintje veranderd. Wij ontvangen hetzelfde, zie, gewoon precies hetzelfde als wat het heeft gedaan.
26 Toen ik naar de prachtige straten keek en de plaatsen zag en verlichting, en verlichte gebouwen, dacht ik: "Driehonderd jaar geleden..." Zoals ik tegen mijn zoon sprak toen ik hierheen kwam. "Deze vallei lag er vredig en rustig bij. Misschien zou er af en toe een coyote janken, of was er enig geluid; een ezel zou balken, zo'n... ongeveer driehonderd jaar geleden. En als we zien hoe het geweest is, weet ik niet of je kunt zeggen of het 'bekeerd' is, of dat het 'verkeerd' is, in hoe het nu is." [Een woordspeling in het Engels: 'converted' of 'perverted' – Vert]
27 Het zou 'bekeerd' zijn als op deze straten mensen op en neer zouden lopen met hun handen opgeheven naar God, die God prezen voor een prachtige vallei en een lieflijke plaats om in te wonen en een gezond klimaat. Die God prezen in hun kerken, en waarin broeders broeders waren en zusters, enzovoort, slechts één grote kolonie van Gods economie. Dan zou het een wonderbare plaats zijn.
28 Maar in plaats daarvan vind je drankholen, tingeltangel [goedkoop amusement – Vert], prostitutie, sigaretten roken, gokken, vloeken en zweren. Ik kan me voorstellen dat God de hele zaak op een dag zal schoonvegen. Dat is waar. En degenen die hun keus voor Hem maken, zullen hier weer opnieuw leven in een eindeloos tijdperk, dat grote duizendjarig rijk dat komen zal.
29 En het is vanavond mijn voornemen – waarvoor ik hier vanavond in Phoenix ben – ten eerste om te proberen gemeenschap te hebben, om de gemeente te versterken, en om voor de zieken te bidden als er iemand komt om voor gebeden te worden. We zijn niet van plan om enige gebedskaarten uit te delen, enzovoort. Wij zijn slechts gekomen om elk ding te doen wat we maar kunnen om de mensen te helpen. Als er iemand is die gebed wil, is het enige wat u hoeft doen erom vragen, en we zullen voor hen bidden, wat we ook maar kunnen doen. Ik ontdekte thuis een paar weken geleden dat door dit te doen, het veel meer effect had dan elk ander ding, ziet u.
30 En ik herinner mij toen ik hier voor de eerste keer in Phoenix kwam, dat wij daar in broeder Outlaws gemeente stonden; de eerste die mij naar Phoenix uitnodigde. En er was daar een kleine Mexicaanse gemeente, Garcia genaamd, broeder Garcia; een kleine Spaans sprekende gemeente daar ergens in de buurt. En wat een wonderbare tijd hadden wij daar, en mensen stonden in gebedsrijen en werden genezen, alleen maar door te bidden en handen op hen te leggen.
31 De bediening is hogerop gekomen. Zeker is ze dat. Gaven zijn vermenigvuldigd. Maar toch wenste ik op een of andere manier dat ik daar weer was zoals ik in het begin was, ziet u. Gewoon de... Zie? Ja. Ik denk meer mensen hier. Waren wij niet enige van de dingen vergeten die zij ooit leerden, dan zouden wij heel wat beter af zijn, denk ik. Zie?
32 Wel, ik denk dat de weg tot God door het pad van nederigheid en dienst gaat. Ik denk dat er niets beters in de wereld is om ons tot Christus op te heffen dan dat. Je krijgt vleselijke nabootsingen te zien, enzovoort, waardoor je afstompt, en wat iets in je plaatst. Ik wenste dat het dat niet zou doen, ziet u. Wij... Als het u zou... Het verheft u min of meer. Ik denk dat het u in een ingebeelde toestand brengt, terwijl u daar niet in behoorde te zijn. U zou juist alle dingen van u af moeten houden en voorwaarts gaan.
33 En dan hoop ik dus dat hierdoor onze gemeenschap met elkaar versterkt zal worden. Bid dat God de zieke mensen, voor wie gebeden zal worden, zal genezen. En boven alles, dat Hij elke ziel redt die gered kan worden. Ik weet niet waar zij zijn en wie zij zijn. Dus ik predik gewoon, en ik probeer hen die binnenkomen te bedienen. In de hoop dat wij op een dag door die grote eeuwigheid, en in een vredige vallei, misschien niet de Maricopa, maar een of andere vredevolle vallei ergens, wij samen zullen wonen als buren gedurende eindeloze eeuwen. Dat is waarom wij hier zijn.
34 Nu, velen staan. En ik... U bent zo lieflijk dat ik gewoon de hele avond door zou kunnen praten. En ik weet dat we meerdere diensten zullen hebben en ik wil niet in elke plaats teveel tijd nemen.
35 Maar als wij nu even eerbiedig onze hoofden willen buigen voordat we het Woord van God openen, en bidden.
36 Genadige hemelse Vader, het is inderdaad een groot voorrecht vanavond om in leven te zijn, om deze gelegenheid te hebben om opnieuw te getuigen voor de gemeente van de levende God. En toen ik een ogenblik geleden tot deze mensen sprak, en dacht aan deze kolossaal grote, prachtige stad, hoewel beladen met zonde zoals alle andere steden, toen dacht ik eraan wat mijn zoon zei: "Wat heeft het dan voor zin, papa?"
37 Ik zei: "Zoon, over deze hele stad is de gemeente van de levende God verspreid. Het is deze groep die wij voor God omhoog houden. Het zijn deze... deze heiligen."
38 En zoals Paulus over Rome gekeken moet hebben met haar bevolking van vele duizenden, en zoals hij naar verschillende plaatsen ging, kon hij zien dat de stad zich had afgewend naar afgoderij. Maar er waren juwelen in die stad waar hij voor moest arbeiden. Zij wachten daarginds, wachtend op de algemene opstanding in de laatste dag, waarvan wij geloven dat die dicht nabij is.
39 Wij bidden voor elke gemeente in Phoenix. Vader, wij bidden dat U Uw Geest op hen allen wilt uitstorten, op elk van hen. Mogen er zulke lichten branden voor het Evangelie dat het de lichten van deze nachtclubs en clandestiene kroegen zal uitdoven. Sta het toe, Here. Mogen de harten van de mensen zo dorstig worden naar U gedurende deze tijd van bezoeking, en moge U ons waarlijk bezoeken, Here. Bezoek ons met Uw Geest, en giet Hem in hoge mate op ons uit, Here.
40 Zegen de aanstaande conventie. Ik bid, Vader, dat er veel zakenlieden en anderen zullen zijn die geleid zullen worden naar deze grote ervaring van Christus te kennen door de doop van de Heilige Geest. Sta het toe, Here.
41 Zegen deze gemeente hier waar wij vanavond zijn, zijn lieflijke kleine voorganger, allen die hiertoe behoren, Here. Ze staat hier als een voorbeeld. Ze is een licht voor deze stad, zodat de mensen de weg der waarheid zouden kunnen zien. Ik bid dat U zult maken dat haar leden zo zoutend zullen zijn, dat iedereen in de buurt en in de hele stad, ernaar zullen dorsten om te zijn zoals zij.
42 Nu weet ik dat U deze gemeenten hier voor een doel hebt gevestigd. Zij staan als een getuige tegen het kwaad. En er is een getuigenis in hen dat God rechtvaardig en waarachtig is. Ik bid dat U hen overvloedig zult zegenen, Vader.
43 Voor het komende deel van de dienst vanavond is er geen twijfel over dat U reeds Uw zegeningen over hen hebt uitgestort. Wij bidden dat U ons zult zegenen, Here, met Uw grote tegenwoordigheid. Spreek door ons, door het Woord, in de Geest. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
44 Terwijl ik deze middag zat te lezen, viel mijn oog op een kleine tekst hier die ik mogelijk zou willen lezen, en enige dingen ervan gebruiken als een samenhang, als God het toestaat. En ik schreef een paar Schriftgedeelten op en wat aantekeningen waarover ik graag een beetje tot u zou willen spreken, voor de heerlijkheid van God.
45 Nu, u die het wil opslaan, laat ons Numeri opzoeken, het veertiende hoofdstuk en te beginnen met het eenenveertigste vers. Bij Numeri 14:41 zullen we beginnen te lezen.
Maar Mozes zeide: Waarom overtreedt gij alzo het bevel des HEEREN? Want dat zal geen voorspoed hebben.
Trekt niet op, want de HEERE zal in het midden van u niet zijn; opdat gij niet geslagen wordt, voor het aangezicht van uw vijanden.
Want de Amalekieten en de Kanaänieten zijn daar voor uw aangezicht, en gij zult door het zwaard vallen; want, omdat gij u afgekeerd hebt van de HEERE, zo zal de HEERE met u niet zijn.
Nochtans poogden zij vermetel, om op de hoogte van de berg te klimmen; maar de ark van het verbond des HEEREN en Mozes scheidden niet uit het midden van het leger.
Toen kwamen af de Amalekieten, en de Kanaänieten, die in dat gebergte woonden, en sloegen hen, en versmeten hen, tot Horma toe.
46 Moge de Here Zijn zegeningen toevoegen aan het lezen van Zijn Woord. Ik wil hieruit een tekst nemen, zo de Here wil, over het onderwerp Veronderstellen. Het is een...
47 Ik houd er gewoon van om het Woord te lezen, omdat ik weet dat dat waar is. Het Woord is waar wij bij blijven. Het moet altijd het Woord van God zijn, anders zullen wij de verkeerde weg inslaan.
48 Er staat in Johannes geschreven, ongeveer het vijftiende hoofdstuk, denk ik: "Als gij in Mij blijft en Mijn Woord in u." Zie? Het Woord verblijft in u. Zie? "Dan, vraag wat gij wilt en het zal worden gedaan." Omdat u het niet bent. Het is het Woord dat in u is. En het Woord is God, zie, God in u. God is het Woord. "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. En het Woord werd vleesgemaakt en woonde onder ons."
49 Nu, als de Heilige Geest terugkomt en het Woord in ons brengt, en het Woord blijft daarin, dan bent u het niet die spreekt, het is het Woord Zelf dat eruit komt. Het is dus het Woord wat het werk verricht.
50 Veronderstellen; ik nam het woordenboek en zocht op wat het woord veronderstellen eigenlijk betekent. Webster zegt dat het betekent: 'het wagen zonder echte autoriteit'. Om iets te veronderstellen is 'het te wagen zonder feitelijke autoriteit', of 'het als vanzelfsprekend aan te nemen'. Te wagen zonder feitelijke autoriteit, of het als vanzelfsprekend aan te nemen. 'Iets te doen voordat u gemachtigd bent om het te doen'.
51 Nu hebben wij net de twee belangrijke feestdagen gehad die wij hier in Amerika kennen als het kerstfeest en het Nieuwjaar. Het is eigenlijk geen kerstmis. Het is een dag die wij ervoor bestemmen, want we realiseren ons dat het niet de geboortedag van de Here is. Hij kon niet op de vijfentwintigste december geboren zijn, omdat het daar zo koud is dat de herders niet op de berghelling konden zijn geweest, enzovoort. En als u ooit in Judea was omtrent die tijd van het jaar, zou u weten dat het niet in de wintertijd was. Maar er wordt gedacht dat het misschien omtrent april of mei was, als lammeren worden geboren. En Hij komt zoals heel de natuur, precies zoals de normale lammeren worden geboren; Hij was het Lam van God, en Hij werd ongeveer in die tijd geboren. Maar ik veronderstel dat het Hem niet uitmaakt welke dag wij ervoor opzij zetten, omdat de eigenlijke dag onbekend is, maar het is een herdenken van Zijn geboortedag.
52 In plaats ervan dat wij het een herdenkingsdag en een dag van aanbidding tot God maken, omdat Hij ons Zijn Zoon zond, hebben wij een feest. Zie? Wij vieren kerstfeest en het is geen feest. U kunt Washingtons of Lincolns verjaardag vieren, of van enige andere grote mannen, dat zou u mogen vieren, maar kerstfeest zou een dag van aanbidding moeten zijn. Wij hebben het verdraaid en hebben er een van de grootste commerciële dagen van gemaakt. Het is helemaal opgezet om elkaar geschenken aan te bieden, en om gevoelens te kwetsen als wij het niet doen en het aan hen terugdoen. En het is gewoon helemaal verdraaid.
53 En toen mijn vrouw en ik een paar weken geleden thuis in een winkelcentrum van ons kleine stadje waren, hoorden wij een gesprek van twee meisjes aan. En een van hen zei: "Wel, wat geef jij moeder voor kerstmis?"
54 "O," zei ze, "liefje, ik kon niets voor haar bedenken, dan iets anders wat zij fijn zou vinden dan een pakje... of een slof sigaretten en zo, voor moeder." En ze zei: "Ik heb voor pa een kwart liter whisky gekocht." En ze zei: "Je weet, dat als..."
55 En ze zei: "Wel, ik ben blij dat jij dat deed, liefje, omdat ik voor hem een partij nieuwe pokerfiches heb gekocht, zie je."
56 U ziet dat dit kerstmis is. Zie? Hoe kan de wereld langer blijven bestaan; een feest? En dan veronderstel ik dat zij aannemen dat dit de juiste manier is om het te doen. Zie? Dat is wat zij menen te moeten doen. Maar zij veronderstellen dat gewoon. Zie?
57 En hier komt het Nieuwjaar aan. Als het Nieuwjaar eraan komt, wel, gewoonlijk hebben al de mensen een groot Nieuwjaarsfeest. En op dit Nieuwjaarsfeest gaan zij rond middernacht allemaal flink drinken. En ik veronderstel dat zij al hun zonden willen wegdrinken die zij het afgelopen jaar hebben gedaan. Ze worden gewoon zo dronken dat zij alles van hun zonden vergeten. En ik geloof dat zij denken dat dit de manier is om van je zonden af te komen. Maar zij zijn fout. Dat veroorzaakt alleen maar meer zonde. U kunt niets goedmaken door een andere fout te maken. Dus is het slechts veronderstellen; overstemmen.
58 Ik vraag me af wat mensen denken, wat het genot van drinken is, en wat zij plezier noemen. Als whisky in het systeem komt, verhit het het bloed op zo'n wijze dat het het verstand, de hersenen, verwart, en je wordt wezenloos. Je wordt zo verward door de hitte van deze alcohol in de bloedstroom dat het een soort van verstandsverbijstering geeft, zoals de dokters zeggen.
59 Wel, als er een aandoening in uw lichaam was die zou maken dat u uw verstand kwijtraakt, dan zou u naar elk dokterskantoor in de stad op zoek gaan om iets te vinden om er vanaf te komen. En toch vieren de mensen de geboortedag van Christus, en proberen hun zorgen weg te drinken door hun verstand te verdoven. Beseft u niet, mijn vriend, dat u mensen dat bij de oordeelstroon onder ogen zult moeten zien? U kunt daar niet van wegkomen. Maar zij veronderstellen dat dat hier in deze natie de gewoonte is, om je verstand op kerstavond of op Nieuwjaarsavond op nul te zetten; je verstand te verdoven door te drinken.
60 Zij noemen het: "Een klein beetje onschuldige pret hebben. Een klein beetje plezier dat mensen moeten hebben om stoom af te blazen." Wel, als dat al het plezier is wat een persoon ooit uit het leven kan krijgen, wat voor plezier zal dat zijn? Dat je je verstand zo uitschakelt dat je zelfs niet weet wat je doet, en dat dan plezier noemen.
61 Nu, ik kan me voorstellen dat de mensen van de wereld dat doen. Maar als het tot de kerk komt die dat doet, mensen die zichzelf Christenen noemen, dan toont het aan dat er ergens een achteruitgang is, omdat dat niet de manier is om je zonden te vergeten. Die zijn in Gods boek. En de enige manier om ze ooit te kunnen kwijtraken, is om ze in de zee van vergetelheid te doen, het bloed van Jezus Christus, en dan wordt het niet meer tegen u gehouden. Dat is de enige manier. Maar zij veronderstellen dat dat de juiste manier van doen is, zoals de mensen gewoonlijk doen.
62 Wij hebben ook predikers van denominaties, grote denominaties door het land, en deze predikers prediken de leerstelling van hun denominatie, veronderstellend dat zij precies doen wat juist is. Velen van hen, ongeacht hoe tegengesteld het is aan de Schrift, veronderstellen dat zij het goed doen als zij die leerstelling prediken; laat het zijn wat het mag zijn. Zij veronderstellen dat dat gewoon is wat God vereist: een zekere geloofsleer, of een zekere verbinding. Zij denken dat dat alles is wat God vereist. Zij veronderstellen dat zij de mensen naar de hemel brengen door zich alleen maar aan te sluiten bij een kerk en een geloofsleer te prediken. Zij veronderstellen dat dat helemaal juist is en dat dit alles is wat je hebt te doen. Wat een vergissing is dat! Dat is een verschrikkelijke vergissing om dat alleen maar te veronderstellen.
63 Er is maar één leer in de Bijbel: dat is Christus. Zie? Wij moeten alleen Hém kennen, Hem te kennen betekent leven te hebben. Buiten dat is er geen weg ten leven, behalve door Christus te kennen door uw persoonlijke ervaring met Hem, en niet door u bij een kerk aan te sluiten of een geloofsbelijdenis op te zeggen. En als wij dat slechts tot zo'n geringe diepgang brengen, is dat waarom wij dronkemansnieuwjaarsfeestjes hebben met zogenaamde Christenen. Daarom hebben wij kerstfeest en Nieuwjaar en andere feestdagen, enzovoort.
64 Dit is de reden waarom mensen dat doen, omdat dat alles is wat zij weten om te doen. Welzeker, als er iets is wat veroorzaakt dat mensen iets op die dag willen doen, behoort er iets wezenlijks te worden gedaan. Er is ergens iets wat het juiste is om te doen, als dat verkeerde wordt gedaan. Omdat er tegenover het verkeerde het juiste moet staan, anders is alles goed. Er moet dus een voor en tegen zijn, negatief en positief.
65 Er moet een echte dollar zijn waar een valse dollar van wordt nagemaakt, anders zou de valse dollar de echte dollar zijn. En als wij een denominatie zien, of een groep mensen die naar iets hongeren, en zij gaan naar de kerk en zij sluiten zich aan bij de kerk, dan laten zij zien dat er iets is waar zij naar hongeren.
66 De menselijke ziel roept het uit naar iets. Ze weet dat er iets is wat haar hier bracht. Zij... Ze weet dat er iets is dat boven dit hier uitgaat. Zij weten dat ze uit de nacht vandaan komen en dat zij teruggaan in de nacht. En ze willen weten waar ze vandaan komen, en waar ze heengaan. Nu, als die honger daarin is, kunt u het nooit verkrijgen door uw verstand te ruïneren.
67 Weet u, ik hoorde dat iemand enige tijd geleden hier in een samenkomst was, en iemand zei: "Zet nu uw verstand gewoon op nul. Kijk slechts recht naar boven naar de lucht. Laat uw verstand op nul gaan. U zult een ervaring krijgen." En dat zult u ongetwijfeld. Dat is juist. Want u krijgt een ervaring, maar wat voor ervaring? Ziet u, als u dat doet, opent u slechts uw ziel voor Satan. Hij zal u iets geven. Dat is waar.
68 Maar ik denk dat een persoon tot Christus behoorde te komen met al de intelligentie die hij heeft, en als zij tot Hem komen, moeten ze in hun verstand al de beloften aanhalen die in de Schrift staan. Houd uw verstand waakzaam als u tot Christus komt. Laat het niet leeg zijn. De duivel zal maken dat u van alles doet. Zie? Zij zullen u een sensatie geven. Hij kan dat ook. Maar u wilt een ervaring, iets wat de Bijbel leert, iets wat echt is.
69 Dan zullen zij weggaan, veronderstellend: "Wel, een kleine zenuwschok. Ik zag een licht voor me", of iets dergelijks. "Ik heb het." En ze leven nooit anders. Ze gaan precies zo door.
70 Velen van hen komen naar voren en zeggen: "Ja, ik zeg deze belijdenis op. Ik geloof dat ik nu in orde ben." Nu, u veronderstelt dat u in orde bent. U denkt dat u dat bent.
71 Nu, als zij dit doen, dan komen mensen en sluiten zich bij deze kerk aan, veronderstellend dat zij doen wat juist is. En aan velen van hen is alleen maar gevraagd om een geloofsbelijdenis aan te nemen om bij te leven. Sprenkelen wat water op hen en maken hen kerkleden, en dan ze in orde. Deze mensen gaan weg, eerlijke, goede mensen, veronderstellend dat zij op weg zijn naar de hemel.
72 Nu is dat waar de problemen komen. Eerlijk denkende mensen geloven dat, wanneer zij in een zekere toestand zijn gebracht, of een zekere plaats, of om een zekere gelofte te doen, of iets dergelijks, dat dit alles is wat God vereist. Een gebod houden, of bij de tien geboden leven, of zoiets dergelijks, wat goede daden doen, sociaal veranderen, iets aan de buren geven. Zij veronderstellen dat dit godsdienst is en dat dit alles is wat zij moeten hebben. Maar hoe verkeerd is dat.
73 Nu leven wij later dan wij denken. Jaar na jaar, als ik naar Phoenix en andere plaatsen kom, vraag ik me af of wij hier volgend jaar zullen zijn. Ik vraag me dan af als ik wegga: "Deed ik... Was ik eerlijk? Legde ik alles zo duidelijk uit als ik maar wist hoe ik het uit moest leggen? Here, volgde ik Uw instructies op? Heb ik één ding tegengesteld aan Uw Woord gezegd, of hield ik elk woord in lijn met Uw Woord? Want deze zelfde mensen zullen met mij in het oordeel staan, en ik moet rekenschap afleggen voor wat ik heb gezegd terwijl ik op deze zekere plaats was, waar het ook is."
74 Maar de mensen, zoals deze predikers, veronderstellen, naar wat ik geloof. Omdat ze zoveel opleiding hebben genoten en een graad hebben verkregen, enzovoort, en een leerstelling van een kerk hebben geleerd, gaan ze uit en nemen een pastorale baan aan. En ik geloof dat ze dat met eerlijkheid en oprechtheid doen, net zo oprecht als wie dan ook maar zou kunnen zijn. Maar oprechtheid is niet wat het waar maakt. Dat, dat is helemaal niet de Waarheid. Ik heb gestaan toen ik...
75 Hier niet lang geleden zag ik hen in India met een afgod met robijnen in zijn oren, die duizenden dollars waard waren, met een afzichtelijk uitziend gezicht erin met grote ogen. En ik zag dat de priesters heilig water over een man uitgoten, met zijn lichaam helemaal volgehangen met vishaken, waaraan kleine waterballen naar beneden hingen. En ze hadden een greppel vol vuur, ongeveer dertig meter lang, misschien drie meter breed en ongeveer een meter diep, vol witgloeiende kolen, en zag de man met al deze pijnigingen. En misschien waren zijn lippen... als hij gelogen had of wat leugens had verteld, moest hij boete doen, en hij moest zijn tong uitsteken en die naaiden ze aan zijn neus vast. En ze staken lansen door zijn bovenlip en het kwam er door zijn voorhoofd weer uit, het stak er zover uit. Allerlei afschuwelijke dingen! En de priesters goten heilig water op hem om... en daarna doodden ze een geit om een bloedoffer te brengen. Lopen door dat vuur, veronderstellend dat zij de wil van God doen, en zij zijn oprecht. Zij zijn oprecht.
76 Daar in Afrika zag ik hoe ze kinderen namen, slechts hele kleine dikke zwarte baby's, en ze namen... De medicijnman zou de messen nemen en hen snijden, en hun gezichtjes met dat zwarte bessensap inwrijven, en hen misvormen, en de kleine meisjes castreren, enzovoort, om maagden uit hen te maken. En al dat soort gedoe, met de diepste oprechtheid. Zeker doen zij dat. Vallen voor afgoden neer, en geven zelfs hun leven met de diepste oprechtheid. Maar oprechtheid zal het niet doen. Zij veronderstellen dat het juist is. Zij denken alleen maar dat het juist is.
77 En u... Dan kijken wij op hen neer en denken dat zij anders onderwezen moeten worden. Maar wij in Amerika zijn net zo slecht, en eerder erger dan beter. Het is de waarheid. Wij veronderstellen. Wij nemen het als vanzelfsprekend. Wij wagen het overal zonder de werkelijke autoriteit om het te doen. Er is geen autoriteit in de Bijbel voor een Christen om te drinken, gokken, liegen, brassen.
78 Mensen sluiten zich aan bij deze kerken en gaan door zoals altijd. Zij horen bij deze kerken. Vrouwen knippen hun haar, dragen korte broeken, roken sigaretten, zeker, gaan gewoon door. Ze denken dat het goed is. Ze veronderstellen dat het goed is. Maar het is niet goed. Het is niet goed. Het is in de verste verte niet goed. Gods Woord ondersteunt het niet. Het is eraan tegengesteld, maar zij veronderstellen dat het goed is.
79 Ergens hier aan de Westkust. Dit is nu niet daar bij de Presbyterianen. Dit zijn de Pinkstermensen, en ze hebben een grote, fijne kerk, een wonderbare organisatie, maar zij zijn zo ver bij het Woord vandaan geraakt. Deze dame droeg lang haar. Zij had het in een kleine wrong achterop haar hoofd gedaan. En zij, ze gingen naar haar toe en zeiden: "Hé, je band achterop is plat." Zij... En ze maakten allemaal grappen over haar. Zelfs de voorganger vertelde haar dat zij haar haar moest laten knippen omdat het anders was.
Zij vroeg mij ernaar. Ze zei: "Broeder Branham, hoe zit het daarmee?"
Ik zei: "Hij vertelde je iets wat fout is."
Onze Pinksterzusters doen hetzelfde als de wereld.
80 Iemand zei onlangs, zei: "Broeder Branham, mensen beschouwen u als een profeet. Hoe ter wereld onderwijst u deze mensen niet hoe zij geestelijke gaven kunnen krijgen? Laat het gaan, de wijze waarop vrouwen zich kleden en deze mannen handelen. Laat het gaan. Het gaat u niet aan om dat te zeggen. Onderwijs hun grote, diepe, geestelijke dingen."
81 Ik zei: "Hoe kan ik hun algebra onderwijzen als zij niet eens hun ABC kennen?" Hoe kunt u hun een universitaire opleiding geven terwijl zij zelfs nog niet uit de kleuterschool zijn? Hebben zelfs niet het normale fatsoen om zich te reinigen en als Christenen te handelen, en zich te kleden als Christenen en te leven als Christenen, en dan praten over geestelijke gaven? Kom van de kleuterschool af. Zij veronderstellen dat het juist is, maar het is fout. U behoorde dat niet te doen. Uw moeders deden dat niet, dat was jaren geleden in Pinksteren. Maar zij doen het.
82 En u mannen, hoe staat het met u, die uw vrouwen dat laat doen? U bent nog steeds op de kleuterschool. Zie? Dat is waar. U veronderstelt dat het juist is, maar dat is het niet. U zegt: "Wel, mijn vrouw doet dit en dat." U bent het hoofd van het huis. God zei dat. Ja.
83 U veronderstelt alleen maar dat het goed is omdat de overigen het doen. Het maakt mij niet uit wat de rest van hen doet. Het is wat Gods Woord zegt. Dat is de Waarheid.
84 Het slechts veronderstellen. Zie? U zegt: "Wel, ik denk dat het goed is, van de voorganger."
85 Het maakt mij niet uit wat de voorganger zegt. Het Woord is juist. Het Woord is wat juist is. Zie? Veronderstel het niet. U zult in moeite komen. Doe gewoon wat het Woord zegt om te doen. Jazeker.
86 De mensen gaan gewoon door met hetzelfde te doen, maar zij veronderstellen dat het goed is terwijl het dat niet is.
87 Mensen zeggen: "Wel, Hij is te goed. Hij, Hij is te goed om dat te doen. God is zo goed."
Ik geloof dat. Ik geloof dat God goed is.
88 Er was niet lang geleden een tienerjongen in onze plaats, onze stad. Hij zei: "Weet u wat?" Hij zei: "God is zo goed, broeder Branham." Hij zei: "Weet u, God is zo goed, Hij laat mij gewoon alles doen." Hij zei: "Het maakt Hem niet uit. Hij geeft er niet om, omdat Hij gewoon zo goed voor mij is." Nonsens.
89 God is een goede God. Wij horen er zoveel over dat Hij een goede God is, en ik geloof dat Hij een goede God is. Dat is juist. Hij is een goede God. Maar als Hij een goede God is, moet Hij een rechtvaardige God zijn. Hij kan ons geen gebod geven om het een of ander te doen en dan, als wij er ongehoorzaam aan zijn, verwachten om het oordeel te ontlopen. Hij is ook een God van wraak, een God van oordeel. Dat is wat Hem een goede God maakt, omdat Hij Zijn Woord houdt. Hij waakt erover.
90 Wij kunnen dus niet verwachten als wij verkeerd doen – deze dingen die wij doen – dat we ermee wegkomen. Nee. Wij... Hij is niet te... Hij is niet zo.
91 Hij is goed. Dat is waar. Ik wil niet dat u mij verkeerd verstaat. Maar, God is een goede God. Dat is helemaal juist.
92 Maar herinner u, dat de enige manier dat Hij goed kan zijn, is door rechtvaardig te zijn. En als Hij rechtvaardig is, moet Hij Zijn eigen geboden houden. En als Hij Zijn geboden houdt, dan is het voor Christenen verkeerd om met de kritiek van de wereld mee te gaan. Het is verkeerd. Wij zouden dat niet moeten doen. Wij behoren een ander persoon te zijn.
93 En wij wagen het er alleen maar op, veronderstellen het zonder wezenlijke autoriteit. Gods Woord geeft ons de autoriteit, en de autoriteit waarop wij zouden moeten staan, is wat God heeft gezegd.
94 Israël veronderstelde hier dat zij in orde waren. Hij was een goede God geweest, wat ik zojuist uit Numeri las. Hij was een goede God geweest. Hij was naar Egypte toegegaan en had hen uit de slavernij verlost. Zeker. Hij was een goede God. "Wel, Hij liet zelfs het manna uit de hemel op ons regenen." Goede God, zeker. Het was erg goed.
95 Maar toen het dan kwam tot een tijd dat Zijn Woord moest worden vervuld, toen het kwam tot Kades-Barnea en de spionnen terugkwamen met het bewijs van dat land aan de overkant, toen veronderstelden zij dat het in orde zou zijn als zij daaraan voorbij zouden gaan. God was boos op hen.
96 En Mozes zei: "Ga niet naar die Amalekieten daar, omdat jullie niet gedaan hebben wat God ons zei om te doen." Zie?
97 Het gebod was: "Ik heb u dat land gegeven. Ga, neem het in."
98 En zij kwamen met het bewijs ervan terug, maar zij betwijfelden het. Zij wilden teruglopen, en liever naar Egypte teruggaan dan door te gaan en het in te nemen, omdat zij bang waren.
99 Zoveel mensen vandaag zijn bang dat iemand, hun buurman, iets tegen hen zal gaan zeggen.
100 Dikwijls is de herder bang om iets over het Evangelie te zeggen. "Ik ben bang dat het iemands gevoelens zal kwetsen." Zij behoorden gekwetst te worden. Het zou moeten kwetsen.
101 Soms zijn de vrouwen bang en zeggen: "Broeder Branham..."
102 Zoals deze arme ziel zei: "Ik ben bang om te... Als ik mijn haar niet zou afknippen, dan zouden mijn man en de andere vrouwen..."
103 Wel, broeder, veronderstel niet over deze dingen. Neem het Woord van God ervoor. Weet u dat u een ziel hebt die gered moet worden? Beseft u dat dood die ziel niet verandert? Dood verandert niets dan haar verblijfplaats, welke het ook is als ze u verlaat.
104 Wij gaan naar een sterfhuis. Wij hebben medelijden met de personen die dood zijn. Soms willen wij aan de beste dingen van hen denken. Dat is goed.
105 Maar Jezus zei zo nauwgezet: "Tenzij een mens wordt wedergeboren, zal hij geenszins ingaan." Dus is er geen middenweg-gedachtengang.
106 U veronderstelt dat hij naar de hemel ging. Maar overeenkomstig het Woord deed hij het niet. Kijk, u veronderstelt alleen maar dat hij dat deed. "Wel, hij was een goed kerklid. Hij was goed voor de buren." Dat is fijn. Wij geloven dat. Dat is goed. Tegen dat deel valt niets in te brengen.
107 Maar beseft u wat de mensen uit het beloofde land hield? Zij waren grensgelovigen. Zij gingen tot zover, maar wilden niet verdergaan.
108 Dat is de wijze waarop mannen en vrouwen, mensen vandaag doen. Zij zullen met God tot zover gaan. Zij zullen zeggen: "Ja, ik... ik zal geloven. Ik... ik zal gedoopt worden. Ik zal dit, dat of het andere doen, welke regels de kerk ook maar zal vaststellen." Maar als het er op aan komt om alles aan Christus over te geven, uw leven en alles, is dat waar de grens ligt.
109 Dat maakt dat de mensen zeggen: "Wel, ik kijk naar de rest van hen." En hier kijken zowel de oudere Christenen als de jongere. De jongere vrouwen kijken naar de oudere vrouwen, de jongere mannen kijken naar de oudere mannen, en ze kijken hoe u zich gedraagt, kijken naar wat u doet. En zij veronderstellen dat zij in orde zijn omdat zij het op de manier doen zoals u het doet.
110 Nu, als de Pinksterkerk werkelijk naar haar standaard zou leven, als ze zou leven naar wat ze beweert te hebben, dan zou de wereld ernaar dorsten. Maar wanneer zij zien dat de Pinksterkerk het erbij laat zitten, met zoveel dingen – bijna – zoals de wereld die heeft, dan veronderstellen zij dat zij net zo goed zijn als u. Dat is waar. Dat is juist. Daar hebben zij het recht toe. Zie? Maar wij moeten daarbij weggaan. Wij kunnen het niet veronderstellen. Wij moeten één lijn trekken met het Woord. Gewoonlijk...
111 Het is nu bijna een onmogelijke zaak om de mensen ertoe te krijgen te bidden, te vasten, de Here aan te roepen. Het lijkt erop dat de gemeente zo slaperig en lui wordt in deze laatste dagen; zo jammerlijk. En ik heb er een hekel aan om te komen en te blijven opwekken, en prediken, en deze dingen te zeggen. Maar, broeder, zuster, dat is de waarheid. Ik kan het gewoon niet inhouden. Het is het Evangelie en het moet gepredikt worden. Het moet als een getuigenis gepredikt worden. Het is waar.
112 Daarom denk ik dat wij gewoonweg te veel veronderstellen. Wij veronderstellen omdat we een ervaring hadden. "Vijf jaar geleden, broeder Branham, wandelde ik op een dag op straat. En de Heilige Geest zegende mij gewoon, en ik rende door de straat. Ik dacht: 'Here, U moet mij ergens heenbrengen, omdat ik mijzelf op straat ga misdragen.'"
113 Misschien was u ergens in de kerk en kreeg u een ervaring. U sprak in tongen en dergelijke. "Wel, dat is goed. Ik kan nu doorgaan en, oké, ik zie de rest van hen deze dingen doen." U veronderstelt dat gewoon.
114 Israël had deze ervaringen. Israël was uit Egypte gekomen. Israël had tekenen en mirakelen en wonderen gezien langs de hele weg. Zij waren door de Rode Zee gekomen als over droog land. Zij zagen elke nacht manna uit de hemel vallen. Zij waren getuigen van de zegeningen van God op hun leven. Maar toen faalden zij om gehoorzaam te zijn aan een van Gods geboden, en wat gebeurde er? De zegening werd van hen afgesneden. En zij veronderstelden dat – omdat God zo goed was geweest – Hij gewoon door zou gaan om goed te zijn. Maar God kan dat niet doen.
115 Ik denk dat wij tot die plaats zijn gekomen. Wij zijn tot een Kades-Barnea gekomen, waar wij... Terwijl God de uitvaardiging aan de kerk heeft gegeven om halt te houden, terug te gaan naar een gebedsleven, terug naar toewijding, terug naar een plaats waar wij ons toewijden, weg van de dingen van de wereld en weg van onze kleine onbetekenende verschillen onder ons. En teruggaan naar God, en broederlijke liefde, en nederigheid, weer terug naar de kracht van God. Zie? Wij zijn slechts...
116 We, wij veronderstellen slechts dat wij goed lopen omdat God zegent. Want misschien zegende God Israël op dezelfde dag dat zij weigerden daarheen te gaan en het beloofde land in te nemen. Dezelfde dag dat zij de spionnen niet geloofden, viel het manna gewoon diezelfde nacht neer. Maar zij waren geheel en al uit de wil van de Here. Zij konden geen andere strijd winnen totdat zij terugkwamen en dingen met God in orde maakten. Nu is het... Ik denk dat het weer tijd is voor de gemeente om tot God terug te keren. Teruggaan, en beginnen te gaan zoals het zou moeten gaan, zodat wij onze reis kunnen voortzetten.
117 Toch wisten zij dat God een goede God was. Hij was vol van genade. Hij had hun genade gegeven. Hij had hun Zijn glorie getoond. Want er was zelfs geen... Zelfs hun schoenen versleten niet. Hun kleding versleet niet. En elke nacht viel het manna van de hemel. Zij zagen heel de weg door wonderen en tekenen vanwege de tegenwoordigheid van God onder hen. Toch veronderstelden zij dat, omdat God dat had gedaan, zij daar omhoog konden gaan en die berg innemen.
118 Hier komt het van op aan, als wij geestelijke gaven in de kerk willen hebben, als wij de kracht van God, en de echte kracht van God willen hebben. Nu, ik vertel u, broeder, zuster, het is zo gemakkelijk dat iemand daardoor wordt misleid, door sensaties en dingen. De duivel kan bijna elke sensatie die God heeft gegeven, nabootsen. Zie?
119 Maar, ziet u, onze kerk beweegt niet zoals ze zou moeten bewegen. Wij weten dat er iets verkeerd is. Zie? En wij weten dan dat God niet met ons is, totdat wij, wat het ook is, hebben rechtgetrokken. Daarom is het tijd om onderzoek te doen, te kijken naar de dingen die wij zouden moeten doen, en welke dingen we niet zouden moeten doen, en dan ons gereedmaken en doorgaan. Het is goed, zegeningen.
120 Simson. Wel, Simson was een groot man. Hij was geboren als een Nazarener voor de Here. Hij had zijn zeven lokken haar rond zijn schouders hangen. Hij bewees door zijn teken dat hij een Nazarener voor de Here was. En God was goed, hoewel hij van zijn ouders wegliep en heenging om met een Filistijnse vrouw om te gaan. En dat was tegen de traditie, of tegen Israël, om zelfs maar bij een Filistijnse rond te hangen. Maar hier was hij, ging daarheen. God ging door om hem genadig te zijn; stond het toe. En toen hij...
121 Zij probeerde hem zijn geheim te ontfutselen. In plaats om haar rechtuit te vertellen om niet zoiets te doen, dat hij een Nazarener voor de Here was en hij het haar niet zou vertellen, zei hij tegen haar: "Bind mijn handen vast", loog tegen haar. Zie? En God vergaf zijn leugen. En hij verbrak de banden, en zo ging het maar door en door. Totdat hij uiteindelijk op een keer veronderstelde dat hij gewoon maar alles kon doen wat hij wilde en ermee wegkomen.
122 Dat is wat het probleem is, veronderstellen dat wij van alles kunnen doen en ermee wegkomen. "Wij zijn Pinkstermensen, ziet u, wij kunnen gewoon van alles doen en ermee wegkomen." U kunt dat niet. U kunt dat niet doen.
123 Wij kunnen dus niet gewoon doorgaan omdat wij een grote organisatie zijn. Dank de Here daarvoor, voor een grote organisatie. Dat wordt gewaardeerd. Maar wij kunnen niet zo doorgaan en zeggen: "Wij hebben meer leden dan de ander, en daarom telt hij niet mee, en kunnen wij gewoon doorgaan. Ik vertel u, dat we gaan ophouden met dit, en gaan ophouden met dat. Wel, ik denk dat dit ouderwets is. Ik denk niet dat wij die gebedssamenkomsten nog moeten houden, en wat er nog meer bij hoort. Ik denk dat wij dat niet hoeven te doen." U bent het slechts aan het veronderstellen.
124 Ik zeg het u opnieuw – in plaats van te prediken – ze nemen zoveel van onze studenten hier, en krijgen hen zo volgepropt met theologie en dergelijke dingen, dat ik denk dat het beter zou zijn hen mee nemen naar een opperkamer, zoals ze dat lang geleden gewend waren om een ervaring te krijgen.
125 Hudson Taylor, de grote zendeling voor India, vertelde op een keer over een jonge Indiaanse jongen die bekeerd werd, en hij werd gevuld met de Geest van God. Hij zei dat zijn gelaat scheen als een licht. En hij kwam binnen en zei: "Meneer Taylor, ik geloof dat ik nu naar school zal gaan en mijn vierjarige opleiding zal afmaken die ik op de universiteit gemist heb." Hij zei: "Dan denk ik dat ik ga studeren en mijn kandidaats in de letteren zal halen, en dan zal ik met een paar jaar in staat zijn om uit te gaan en het Evangelie te prediken."
126 Meneer Taylor, de vermaarde Christen die hij was, zei: "Zoon, ga met wat je nu hebt." Dat is het. Zei: "Begin met licht te geven als de kaars is aangestoken, niet wanneer ze half is opgebrand." Dat is juist. Vertel wat je weet. Als je geen ervaring hebt gekregen, kun je niets vertellen.
127 Maar wat wij nodig hebben, is... is "teruggaan naar God". Dat is waar. Kijk, wij moeten weer terugkeren naar die ervaring, naar de zaak die ons reinigt aan de binnen- en buitenkant. Als de binnenkant in orde is gemaakt, zal de buitenkant zorgdragen voor zichzelf. Het zal... Het zal automatisch gedaan worden. Uh-huh. Jazeker.
128 Simson zei: "Wel, ik zal opstaan en mijzelf schudden zoals ik altijd gedaan heb. En als ik dat dan doe, zal God daar zijn. Ik veronderstel gewoon dat Hij daar is." Maar hij ontdekte dat Hij was weggegaan.
129 Weet u wat? Ik geloof dat de gemeente weer terug behoorde te gaan naar heiligheid, behoorde terug te keren tot de juiste manier van leven. Zie? Wij veronderstellen – omdat wij de Geest ontvangen, omdat wij in de Geest hebben gedanst, omdat wij deze dingen hebben gedaan die wij gedaan hebben, en God ons gezegend heeft, en wij de genezingsdiensten hebben gezien, en wij de opwekkingen zien, enzovoort – daardoor rekenen wij er gewoon op dat dit in orde is.
130 "Nu, als wij dat doen, wij het pasklaar maken, ons vestigen omdat wij een groot gebouw hebben gekregen, wij een fijne denominatie hebben gekregen, wij hebben dit allemaal. Wij kregen de hoogste klasse van dit, de beste kerk in deze stad, en al deze dingen, zodat wij de wereld binnen kunnen brengen en zeggen: 'Kijk naar onze piano, ons orgel, en onze zo-en-zo, het is net zo goed als die van jullie. En onze... en onze banken zijn kerkbanken en zijn net zo goed als die van jullie. Onze prediker is net zo hoog opgeleid als die van jullie.'" Wij veronderstellen dat God nog steeds bij ons is, terwijl Hij het niet is. Zie? U moet dat onthouden.
131 Als wij de mirakelen en tekenen en wonderen van God beginnen te zien, dan zien wij de kracht van God neerkomen, en zien dan dat de mensen anders gaan leven, hun levens reinigen. Temperamenten als een cirkelzaag, opvliegendheid, ruziemaken, opgewondenheid en vechten met elkaar, lidmaten die zich onordelijk gedragen, dat is waar, allerlei soorten zonde onder ons, ongeloof.
132 Iemand predikt het Woord van God en zegt: "God zegt dat u wederom geboren moet worden. Als u dat niet kunt, kunt u zelfs niet binnengaan."
"Ik ben het daar niet mee eens."
133 En zegt dat u de Heilige Geest heeft? De Heilige Geest zal Zijn eigen Woord niet ontkennen. Moet bij dat Woord blijven staan omdat Hij Degene is Die het sprak. Als ik een woord uitspreek en dan ontken wat ik gezegd heb, dan is mijn woord niet goed. De Heilige Geest moet Zich houden aan wat Hij heeft gezegd. En dit geschreven Woord hier is het Woord van de Heilige Geest. Ik geloof het. Dat is juist. Nu ontdekken wij dat God...
134 Wij hebben meer heiligheid nodig. Wij, onze kerken, hebben een reiniging nodig.
135 Simson dacht: "Wel, ik zal... ik zal gewoon..." Ging daarheen en leefde met deze prostituee, en van alles. "Toen vertelde ze mij uiteindelijk om dit te doen, en tenslotte kwam ik er goed vanaf, en toen gebeurde dit alles. En, o, ik vertelde haar werkelijk de waarheid, waar het allemaal om ging. Het was op die manier, en ik denk dat het in orde is. Ik veronderstel dat Hij met mij is." Maar toen hij opstond en zichzelf schudde, ontdekte hij dat zijn kracht weg was.
136 Ik denk, broeder, dat als wij vandaag over onze kerken rondkijken naar de wijze waarop zij voortgaan, het tijd is om onszelf te schudden. Er is iets fout. Wij veronderstellen dat wij goed doorlopen. Wij veronderstellen dat wij het uitstekend doen.
137 Zo sprak ik er niet lang geleden over met onze zakenlieden, onze broeders, toen we in een bepaalde samenkomst waren overzee, ik zei... En de broeders waren daar, en ze hadden een samenkomst. En zij vertelden erover hoe de Here hen gezegend had: ze hadden een klein zaakje op de hoek, en zij hadden hun leven aan Christus gegeven, en nu hadden zij een wagenpark met Cadillacs.
138 Dus toen zei ik tegen de broeders: "Zeg dat niet. Dat is er strijdig mee. Dat is niet de manier waarop de eerste Pinkstermensen het deden. Zij ontdeden zich van wat zij hadden en gaven het aan de armen. Deze mannen zijn zakenlieden. Zij hebben fabrieken in eigendom en van alles. U moet hun iets geven waar zij niets vanaf weten."
139 Dat is er aan de hand met de kerk. Wij hebben de schijnwerpers gekregen en van alles, en de... de kerk is bijna een kroeg geworden. Wij proberen ons te vergelijken met de wereld. U kunt dat nooit doen. Wij moeten de wereld op de kerkgronden uitnodigen en niet op hun grond komen. Wij kunnen ons daar niet met hen vergelijken. Maar wij hebben iets gekregen wat zij niet hebben. Dat is wat wij willen. Dat is de zaak. Jazeker. De zaak die wij willen, is hun Christus te tonen in ons leven, de kracht van de Heilige Geest, zie, hun iets tonend wat zij niet hebben gekregen. Laat hen op onze gronden komen. Als zij Christus willen, dan moeten ze op deze grond komen. Maar doe niet zoals zij en handel niet zoals zij. Dat is verkeerd.
140 Daar is het waar Simson een misstap maakte. Hij ging vanuit Palestina naar het Filistijnse land. Hij ging weg met de verkeerde... weg van zijn eigen grond. En tenslotte veronderstelde hij dat God met hem was, terwijl God hem verlaten had.
141 Achan, wel, hij nam die kleine staaf en dat Babylonische kleed, omdat hij dacht, wel, hij veronderstelde dat het nooit zou worden gezien. "Wel, wat stelt het voor? Gewoon een klein oud kleed. Ik zal het hier onder steken en misschien zal mijn familie hier lang plezier van hebben. Ik heb een staaf. Als wij ooit in een tijd van schaarste komen, dan heb ik een goudstaaf. Niemand zal het zien. Wikkel het ding gewoon in en stop het onder mijn jas en ga door." Hij veronderstelde dat het goed was, veronderstelde het.
142 Maar Gods gebod was: "Neem niets uit die vervloekte stad. Heb niets bij u van datgene wat vervloekt is."
143 Hoe kunnen wij dan sigaretten roken? Hoe kunnen vrouwen dan hun haar afknippen? Terwijl God zegt dat wanneer ze dat doen, dat verkeerd is? Hoe kunt u deze oude lange broeken dragen of iets wat zij dragen? Terwijl God heeft gezegd: "Een vrouw die een kledingstuk aantrekt dat aan een man toebehoort, is een gruwel voor Zijn aangezicht." God verandert niet. Hoe kunnen wij dat doen? En het is alleen maar veronderstellen dat het goed is. Het is niet goed. Het is niet goed. Als onze Pinkstervrouwen zoiets dergelijks doen, dan kunt er maar beter mee stoppen, en onderzoek doen, schudt uzelf, kijk terug. Veronderstel deze dingen niet, want u bent fout, absoluut fout.
144 Toen de Egyptenaren achter Mozes en de Israëlieten aankwamen, zagen zij Mozes recht door die zee marcheren, en elke Israëliet oversteken. Zij waren besneden en aan de Here opgedragen. De geboden van God waren met hen. De tekenen van God volgden hen. Zij wandelden recht door de zee. Er was geen misstap. De Egyptenaren stonden te kijken hoe ze het deden.
"Wel," zeiden ze, "ik veronderstel dat als zij het kunnen, wij het ook kunnen."
145 Nu, wij kijken terug en zien de Pinksterkerk in het begin. Wij denken aan de Pinkstermensen van dertig, veertig jaar terug. Wij denken aan het post-Nicea Concilie van Pinksteren. Wij denken over hen in de vroegere eeuwen van Irenaeus, Martinus, Columba, Justinus, Polycarpus, al deze heilige mannen. En wij voelen dat, als wij naar hen kijken, wij dezelfde zegeningen hebben gekregen die zij hadden, waaruit wij kunnen opmaken dat wij gewoon door kunnen gaan zoals zij deden. Wij begrijpen dat we dezelfde dingen kunnen doen die zij deden. Maar wij kunnen het niet onder deze omstandigheden doen, onder deze condities waarin de kerk nu is.
146 Kijk wat deze mannen deden. Kijk wat deze kerken deden. Wat een offer het was! Wat zij moesten opgeven! Hoe zij hun levens zelfs niet telden. Zij bleven dag en nacht op hun aangezicht liggen om tot de Here te bidden. Zij gingen overal naartoe waar ze maar heen konden gaan, zoekend naar iedere uithoek en straathoek waar zij konden komen om te getuigen tegen de mensen over het Koninkrijk van God.
147 En vandaag verwachten wij gewoon dat de prediker of de evangelist het in zijn aktentas meebrengt, en "Prijs God! Ik behoor tot de kerk." Dat is het. Zie? "Ik ben daar een lidmaat van. Ik ben gewoon... Ik geloof in deze kerk. Dit, deze kerk is goed." Zeker. Het gebouw zou goed mogen zijn. Er mag niets verkeerds mee zijn, geen termieten erin of iets daarvan.
148 Maar wat met het gebouw, het andere gebouw? Welke soort termieten zitten daarin? Zie? Dat is de zaak die het probleem zou kunnen veroorzaken. Zie? De termieten zullen tot in de ziel door eten. O, hoe noodzakelijk is het voor ons om het te onderzoeken en eerst te kijken, in plaats van te veronderstellen dat wij juist zijn. Ja. Ja.
149 Deze onbesneden Egyptenaren dachten: "Wij zullen gewoon recht door de zee gaan zoals zij deden", en zij verloren hun levens.
150 Achan dacht: "Deze kleine oude staaf zal geen enkel verschil maken." "De andere dames knippen hun haar af. Ik zal hetzelfde doen. Het zal een enkel verschil maken." Maar wat deed het? Het bracht nooit vreugde in zijn gezin. Het bracht dood aan elk van hen.
151 En als wij een compromis sluiten over enig gebod van God om de mensen te behagen, doden we de zaak precies daar. Eén kleine staaf, één Babylonisch kleed, stopte het optrekkende leger. Broeder, één ding dat we de gemeente toestaan te doen wat fout is, één ding waar we het niet tegen willen uitroepen om er voor te zorgen dat de mensen zich in orde brengen, zal de opmars van de gemeente stoppen.
152 Ze veronderstellen dat we doorgaan. Misschien doen we dat in naam. Misschien doen we dat in aantallen. Dat is niet wat telt. Dat is niet wat telt.
153 Het is God met ons, God in ons, God door ons heen bewegend, Zijn Woord levend in ons.
154 Veronderstel niet dat u dat weet. Let op hoe het u doet leven, de houding die u aanneemt ten opzichte van de zonde, in elk ding. Wel, u denkt aan een heilige God. Dacht u er ooit over na dat Hij Diegene is in Wiens tegenwoordigheid u komt te staan om rekenschap af te leggen voor dit Woord, en voor Christus? Terwijl God zó heilig is, daar zittend in eeuwigheid, dat tien miljoen zonnen zwarte vlekken voor Hem zouden zijn. Zo heilig dat zelfs de engelen er vuil uitzien in Zijn ogen. Engelen zien er vuil uit voor Hem.
155 Verwacht u – u en ik – dat wij, met Zijn Woord en het bloed van Zijn Zoon om ons te reinigen van zonde, dat wij recht over Zijn geboden kunnen heen lopen en de wereld ingaan, en dan verwachten dat we daar onberispelijk kunnen staan, terwijl u beter wist om dat te doen?
156 De gemeente kan zich beter in orde brengen. Laten wij dit niet veronderstellen omdat we meer in getal zijn dan wij waren, en we er financieel beter voor staan dan eerst. We hebben betere gebouwen gekregen dan die wij vroeger hadden. We kunnen ons beter kleden dan voorheen. We hadden... We hebben betere auto's dan we voorheen hadden. Maar, o broeder, ik vraag me af hoeveel meer Hij, Christus, met ons is. Zie? Dat is het. Wij veronderstellen het alleen. Ja, beslist.
157 De onbesnedenen konden het niet. Dat is waar. Zij verdronken in de zee.
158 In de dagen van Noach, toen Noach die grote boot bouwde die tegen de golven zou moeten optornen, wel, ongetwijfeld zeiden velen van de kerkleden van die dag: "Nou, die uitslover! Wat als het gaat gebeuren? Wat als het gaat gebeuren? Wat als er een storm komt? Wij zullen in ónze boot gaan varen. Onze boot is evengoed als hun boot. Onze boot zal net zo goed blijven drijven als de hunne, ongeacht of hij door God geconstrueerd is of niet."
159 Daarom namen de mensen het niet in aanmerking in hun dag. Ze zeiden: "Ik behoor tot deze kerk. Ik sloot me hierbij aan. Deze is net zo goed als elke andere."
160 Wel, broeder, als we niet in het Woord zijn, en het Woord is niet in ons, dan veronderstellen we alleen maar dat we juist zijn. Onthoud, dat toen de vloed kwam, alleen de door God geconstrueerde boot bleef drijven. Zij veronderstelden dat zij in orde zouden zijn. Maar veronderstellen dat u juist bent, of juist zíjn, is nogal een verschil. Zie?
161 U zegt: "Broeder Branham, u brengt ons hier ergens in een moeilijk parket. Is het niet?"
162 Nee. Ik wil u alleen tonen wat er voor u ligt. Zie? Dan zullen wij u over een minuut te hulp komen. Ja.
163 U zegt: "Wel, Noach..." Iemand zou kunnen zeggen: "Wel, hier, ik heb... Wel, ik ken John Doe, hier op de hoek. Wel, hij heeft een boot waarmee wij door elke stroming kunnen gaan."
164 Maar, ziet u, hij was niet door God geconstrueerd. Hij was niet vervaardigd van balsahout, en op de manier waarop God hem had gemaakt.
165 U zegt: "Ik heb een kerk, broeder Branham. O, wij, we behoren tot de grootste denominatie in deze stad. Wij, we zijn de grootste kerk hier in de omtrek en we hebben de best geklede groep mensen. De burgemeester komt naar onze kerk, en de ambtenaren komen naar onze kerk. Wel, wij hebben dit alles gekregen. Zie?"
166 Maar tenzij het door God geconstrueerd is, zal het niet standhouden. Geen denominatie – tenzij ze gebouwd is door Gods constructie hier – zal standhouden. Zie? Dat is waar. Het moet komen op de manier waarop God heeft gezegd dat ze gebouwd moet worden. Ze kan op geen andere manier komen. Niet door geloofsbelijdenissen, niet door 'je erbij voegen', niet door dit, of door een sensatie. Het moet komen door de weg van het kruis. Het moet komen door de weg van het bloed. Het moet komen door gevuld te worden met de Heilige Geest. Het moet Heilige Geest-materiaal zijn, en Heilige Geest-materiaal maakt Heilige Geest-mensen.
167 Een cypressenhouten boot gemaakt van dat materiaal, maakt een cypressenhouten boot. Populierenhoutmateriaal maakt een populierenboot. Ziet u wat ik bedoel? En werelds materiaal maakt een wereldse kerk. Een Heilige Geest-materiaal maakt een Heilige Geest-kerk.
168 "Wat is deze Heilige Geest-kerk, broeder Branham? Wat doet ze? Hoe handelt ze?" Wij zullen het over een poosje ontdekken. Zie? Goed.
169 Precies hetzelfde geconstrueerd zoals nu: zij proberen te geloven. Er zijn er zoveel vandaag, zoveel door de tijd heen, die erover gesproken hebben, met gevolg dat er zoveel verschillende richtingen zijn, zoveel mensen van verschillende richtingen. Het is een verwarring. Als u hierheen gaat...
170 Mijn oude moeder, die pas een paar maanden geleden is heengegaan, zei, toen zij daar op het bed lag: "Billy, ik ga heen."
Zei: "Moeder, spreek niet zo."
171 Ze zei: "Ik ga heen." Zei: "Ik wil heengaan om mijn andere kinderen te zien. Ik wil papa zien. Ik ga heen." En ze keek rond.
172 Ik stond daar, haar oudste. Hier stond mijn zuster, de jongste. En er waren tien kinderen van ons; negen jongens en een meisje.
173 Ze keek, en ze zei: "Mijn eerste en mijn laatste." Ze zei: "Delores, jij bent mijn enige meisje. Je bent goed voor me geweest." Zei: "Je bent gekomen om mij te helpen met de was. Je hebt me liefgehad en voor me gezorgd."
174 Ze zei: "Billy, jij hebt er op toegezien dat ik nooit honger had. Je hebt mijn rekeningen betaald. Je hebt er voor gezorgd dat ik een huis kreeg om in te wonen." En zei: "Je bent mijn geestelijke gids geweest."
175 En ik zei: "Moeder, een paar jaar geleden toen ik als een kleine jongen tot Christus kwam, nadat ik als kleine jongen geroepen werd, dacht ik eerst, omdat ik een Ier ben, dat ik naar de Ierse kerk zou gaan. En zij zeiden: 'Wij zijn de kerk, ongeacht wat iemand anders ook zegt. Wij zijn de kerk.' En ze zeiden: 'Hier moet je heengaan, je moet hier naar deze komen. Dit is de enige kerk.'"
176 En ik zei: "Toen dacht ik dat ik de Lutherse kerk zou gaan bezoeken. De Lutheranen zeiden: 'Wij zijn de kerk. Wij. Wij zijn dat.' Een lich-... Een kerk is een lichaam van mensen, een eruit geroepen lichaam van mensen. Ik dacht: 'Welnu, welke van hen is het lichaam? Welke van hen is de werkelijke kerk? De ene zegt dat dit de weg is, en de andere zegt dat dat de weg is.' Ging naar de Methodisten, zij doen het op deze manier. De Baptisten op die manier.'"
177 Ik zei: "Ik ontdekte dat er ongeveer negenhonderd verschillende kerken zijn, zie, elk van hen trekt de ene kant of de andere kant op. Net zoals..." Ik zei: "Ik kon daar mijn geloof niet op baseren. Ik kon dat niet doen, mama, daarom nam ik geen enkele van hen aan."
178 "Maar ik ging terug en ik ontdekte wat de constructies waren, wat God had voorgeschreven; de instructies, liever gezegd, wat de instructies waren wat gedaan moest worden. En ik onderwees het precies zoals de apostelen het onderwezen hadden, en ik kreeg dezelfde resultaten." Ik zei: "Nu, dat is het. Zie? Dat is het. Ik nam Gods Woord en ik bracht het zo naar voren."
En ze zei: "Billy, daar rust ik op."
179 En toen het arme oude ding zelfs niet meer kon spreken, zei ik: "Moeder." Ik wenste haar ziel aan God op te dragen. Ik deed het bij mijn vader. En zij lag daar en ik wilde haar ziel aan God opdragen. Zij kon niet meer spreken. Ik zei: "Moeder, ik sta hier nu. Weet u het? Als u het kunt, knipper met uw ogen." En zij zou met haar ogen knipperen. Ik zei: "Ik wil u nu iets vragen, moeder, nog een paar minuten en u bent heengegaan." Ik zei: "Ik wil hier staan om te zien dat Jezus uw ziel komt weghalen, dan zal ik haar aan Hem opdragen." Ik zei: "Ik wil u iets vragen, moeder."
180 Nu, ik doopte mijn moeder ongeveer dertig jaar geleden. En zij werd vervuld met de Heilige Geest. En zij was een Christin, een echte heilige van God.
181 En ik zei: "Moeder, betekent Jezus precies hier, terwijl u misschien nog maar vijf minuten meer te leven hebt, is Jezus net zo lieflijk voor u als Hij was op de dag dat u de Heilige Geest ontving?" Ik zei: "Moeder, ik wil dit voor mijzelf zeggen zodat ik het anderen kan vertellen. Is Hij nu op dit moment net zo lieflijk? U bent mijn moeder. U zou mij niets verkeerds zeggen. Ik wil weten hoe u zich nu op dit moment voelt. Is Hij net zo lieflijk als Hij was toen u Hem lang geleden, dertig jaar geleden ontving? Als het zo is – u kunt niet meer spreken – knipper dan heel snel met uw ogen." En zij knipperde heel snel met haar ogen en de tranen liepen langs haar wangen. O, broeder! Ja.
182 Dat is het. U veronderstelt het dan niet. U weet waar u staat. Dat is juist. O, veronderstel niets daarover. Er zijn zoveel verschillende richtingen. Veronderstel het toch niet. Maar God heeft een betuiging van Zijn belofte gegeven. Zie? Wij hoeven het niet te veronderstellen. God heeft het betuigd.
183 Nu, in Deuteronomium 18:22 kunt u het vinden, 18:15–22, daar kunt u het ontdekken. De Bijbel zegt: "De HEERE, uw God, zal een Profeet verwekken gelijk mij." Mozes sprak dat. "En Hij, de mensen... Ieder die niet naar deze Profeet zal luisteren, zal afgesneden worden van onder het volk."
184 Dan gaat hij verder en zegt: "Als er een profeet onder u is, of één die beweert dit te zijn, en wat hij zegt, gebeurt niet, vrees hem dan niet. Het is niet juist. Maar als de Here tot hem gesproken heeft, zal Hij het doen geschieden." Zie? Dat is de wijze waarop u het zult weten. God geeft ons instructies om te weten of het waar is, zodat wij niets hoeven te veronderstellen. U hoeft het zich niet slechts te verbeelden. U kunt een ervaring krijgen om het te weten. Ja, beslist.
185 In Johannes 14:12 zien we die Profeet Die de Here deed opstaan, welke Christus Jezus was, Zijn Zoon. Diezelfde Profeet in Johannes 14:12 zei: "Wie in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen." Broeder, daar is geen veronderstellen bij, niets daarvan. Hij zei dat u het zult doen. In Markus, het zestiende hoofdstuk, van het vijftiende tot en met het achttiende vers, zei Jezus: "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven."
186 U hoeft niet te veronderstellen: "Verbeeld ik mij dat ik juist ben? Kan ik denken dat ik juist ben?"
187 Jezus zei: "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven." U hoeft er niets over te veronderstellen.
188 Johannes de Doper hoefde het niet te veronderstellen, bijvoorbeeld: "Ik veronderstel dat het misschien de Christus is. Ik ben er niet zeker van. Nu, het zou Hem kunnen zijn Die daar staat. Ik veronderstel dat het misschien zo is." Dat zei hij niet. Hij zei: "Zie, daar staat het Lam van God." Hij veronderstelde niet dat het zo was. Hij wist dat het zo was. Waarom?
189 God had hem in de woestijn verteld: "Nu, je zult je hiermee niet voor de gek laten houden, Johannes. Dit is een belangrijke zaak. Je wilt je niet in de war laten brengen."
190 Zo is het vandaag. God wil dat Zijn gemeente weet wat de Waarheid is. Wij willen hiermee niet in de war raken. Broeder, u zult geen ander gerechtelijk onderzoek krijgen. U kunt beter in orde zijn als het schip aanmonstert in uw huis, wanneer de dood in de kamer rondwaart. U moet hier zeker van zijn. Waag het er niet op. Doe dat niet. Het is fout. Wees er zeker van dat u juist bent.
191 Hij zei tegen Johannes: "Op Wie gij de Geest ziet neerkomen, Die is het Die zal dopen met de Heilige Geest en Vuur. Zie? Dat is Hem. Dat zal Degene zijn."
192 Johannes zei niet: "Ik veronderstel het." Hij zei: "Daar is Hij." O God. Dat is het. Kende Hem. Hij veronderstelde niets. Hij wist dat dat de Zoon van God was. Hij wist dat dat het Lam was dat de zonde der wereld weg zou nemen, omdat het aan hem geopenbaard was.
193 En u zult nooit iets beter weten totdat het aan u geopenbaard is. En hoe kan God iets aan u openbaren dat tegengesteld is aan Zijn Woord? De enige manier waarop de Heilige Geest ooit in staat zal zijn Zichzelf aan u te openbaren, is als Hij Zijn belofte aan u houdt. "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven. In Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen. Zij zullen met nieuwe tongen spreken. Slangen opnemen of dodelijke dingen drinken, het zal hen niet schaden. Leggen zij hun handen op de zieken dan zullen zij herstellen. Hieraan zullen alle mensen weten dat u Mijn discipelen bent, als u liefde hebt voor elkaar."
194 Dit zijn de geboden. Dit zijn de dingen om op te letten. De vruchten van de Geest: liefde, vreugde, vrede, lijdzaamheid, geloof, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid, geduld. Dat zijn de vruchten van de Geest. Dat zijn de dingen, de bewijzen. Dat is de betuiging. Dat is hoe God het betuigt. Hij bewijst het aan u.
195 Wat was het verschil met Moab, daar op de berg, met zeven altaren en zeven rammen; en Israël daar beneden in de vallei met zeven altaren en zeven rammen? Beiden hielden de geboden van God. Beiden probeerden het te doen. Maar God betuigde Israël.
196 Wat deed Kaïn, toen hij een altaar maakte precies zo mooi, of mooier dan dat van Abel? Hij offerde vruchten. Hij gaf zijn tienden. Hij bracht zijn inkomsten in het huis van de Here. Hij knielde voor het altaar. Hij boog zich neer. Hij bad. Hij aanbad net zo oprecht als wie dan ook. Maar God betuigde Abel door zijn offer te verteren.
197 Die grote dag op de berg Karmel, toen vierhonderd heidense priesters van het huis van de voornaamste vrouw van het land zich daar verzameld hadden om hun offer te brengen. Zij riepen de hele dag lang, en er was geen geluid, noch vuur. Maar toen Elia de stier erop legde en er zeven vaten water over uitgoot, toen betuigde God dat dat de waarheid was.
198 Als u zegt dat u een gelovige bent, betuigt God het. U hoeft niets te veronderstellen. Het is God Die verteert. U hoeft niet te veronderstellen. Dat is juist. Het koperen altaar verteerde het offer. Als het offer op het altaar lag en het niet verteerd werd, had God het geweigerd. Zie? Het is verterend. En u bent Gods offer. Leg uzelf op het altaar en zeg: "God, neem het alles uit mij weg, ledig het, zodat U mij vol kunt maken, gebruik mij." Dat is waar. Veronderstel het niet. Geloof het. Jazeker. Als u het niet gelooft, zal God uw offer niet aannemen.
199 Hij, Johannes, kon zeggen: "Dít is Hem. Hij, Hij is waarachtig. Ik weet dat Hij het is."
200 Nathanaël ging terug naar Deuteronomium 18. En u ontdekt in Deuteronomium 18:15, als u het wilt opschrijven, dat hij het niet hoefde te veronderstellen. Toen Filippus naar hem toeging en bij hem kwam, zei hij: "Kom en zie. Wij hebben de Messias gevonden."
201 Nu, kijk, Filippus was positief. Hij wist waarover hij sprak. Hij zei: "Wij hebben de Messias gevonden." Niet: "Kom, laten wij erheen gaan en kijken. Laten we het samen uitzoeken en zien of dit de Messias kan zijn. Laten wij, jij en ik, onze boeken nemen en erheen gaan en het uitvinden." Er was geen veronderstellen bij hem. Hij veronderstelde het niet dat het de Messias was. Hij wist dat het zo was. Hij wist het.
202 Dus toen Nathanaël, die een goede geleerde was, daar naartoe wandelde tot vóór Jezus, en Jezus zei: "Zie, een Israëliet in wie geen bedrog is", toen was zijn veronderstellen over.
Hij zei: "Rabbi, vanwaar kende U mij?"
203 Hij zei: "Eer Filippus u riep, toen u onder de boom zat." Geen veronderstellen meer. Wat? Hij wist dat God dat gezegd had.
204 God had gezegd: "Als er een profeet is, één die onder u opstaat, en wat hij zegt komt niet te geschieden, luister dan niet naar hem. Maar als het wel gebeurt, dan heb Ik hem gezonden." Daar bent u er. Hij hoefde het niet te veronderstellen. Hij wist dat dat de Messias was.
205 Kijk naar de vrouw bij de bron, toen Jezus daar bij de bron van Samaria was, toen Hij... zij bij de bron stond. Ze zei... U kent het verhaal, over: "Breng Mij wat te drinken." En ze zei: "De bron is diep en U hebt niets om mee te putten", en zo verder, zoals de conversatie doorging.
206 En uiteindelijk zei Hij tegen haar: "Ga uw man halen en kom hier."
207 En ze zei: "Ik heb geen man." Ze zei: "Meneer, ik bemerk dat U een profeet bent", nadat Hij het haar verteld had. "Ik heb geen man", zei ze.
208 Toen zei Hij: "U zegt het goed omdat u er vijf hebt gehad, en degene met wie u nu leeft uw man niet is."
Ze zei: "Meneer, ik bemerk dat U een profeet bent. Wij weten dat."
209 Niet: "Wij veronderstellen, wij veronderstellen dat misschien... Wij, we veronderstellen dat de Messias dit misschien zou kunnen doen. Wij veronderstellen dat."
210 "Wij weten dat wanneer de Messias komt..." Halleluja! Dat is het. "Wij weten dat. Wij veronderstellen niets. Wij weten exact wat de Schrift zegt."
211 Broeder, de Schrift zegt dat wij wederom geboren moeten worden. Wij moeten ons afscheiden van alle vuilheid van de wereld en heilig zijn. Wij moeten... wij moeten dat doen. Dat is wat de Bijbel zegt. Onze vrouwen moeten niet als de wereld handelen. Onze mannen behoren niet als de wereld te handelen. Wij moeten niet rondhangen en vuile moppen aan elkaar vertellen. Wij moeten hier niet uitgaan en sigaretten roken; een sociaal drankje nemen om uw baan te behouden.
212 Wel, als ik biscuit zou moeten eten en beekwater drinken, zou ik liever op straat verhongeren dan mijn baan behouden waar ik het duivelse bederf moest drinken en sigaretten roken, en van alles, om in de gunst te blijven. Beslist niet.
213 Ik zou me liever afscheiden van een groep mensen die zichzelf Christenen noemen en die mij ouderwets noemen, als ik een vrouw was, omdat ik lang haar moest dragen en fatsoenlijk uitziende kleding. Ik zou me liever afscheiden en een fanaticus zijn, dan mij associëren met zulke mensen die zouden lachen en grappen maken over zulke dingen. Want het is een gruwel in de ogen van God! Het is waar.
214 Maar toch proberen we te zeggen: "Dat is niet belangrijk." Wij veronderstellen dat het goed is. "Al de anderen doen het. Hoezo, dat maakt geen enkel..." Judas verraadde Christus. Is dat het bewijs dat u het moet doen? Nee, zeker niet. Wij willen dat niet doen.
215 U, u wilt Gods Woord houden. Veronderstel niets. Neem wat Gods Woord zegt. Jazeker.
216 Wat als de discipelen nu op de Pinksterdag... (Bij het sluiten.) Wat als de discipelen hadden gezegd: "Wij gaan daarheen", en zij daar negen dagen waren gebleven? Wat als Petrus op de negende dag was gekomen en had gezegd: "Broeders, jullie weten dat onze God niet kan liegen. Nee. Hij kan niet liegen."
Mattheüs zou zeggen: "Dat is juist, Simon. Hij kan niet liegen."
"Hoe denk jij erover, Markus?"
"O, dat is waar. Hij kan niet liegen."
217 "Hij vertelde ons, dat als wij naar de stad Jeruzalem zouden komen en wachten, Hij de belofte van onze Vader op ons zou zenden. Wij geloven dat. Nietwaar, broeders?"
"O, zeker."
218 "Nu, ik zal jullie wat vertellen. Wij zijn hier gedurende negen dagen geweest. Ik veronderstel dat wij het reeds ontvangen hebben." O, dat maakt goede Baptisten, Methodisten en Presbyterianen. Zie? "Ik veronderstel dat wij het hebben gekregen, broeders. Laten we uitgaan en een samenkomst beginnen."
219 Zij zouden het nooit hebben gehad. Maar zij veronderstelden niets. Waarom? Zij wisten dat in de Schrift... Ik zal u direct wat Schriftgedeelten geven, zo gauw als ik het opsla.
220 In Jesaja 28:11 [10] zei Hij: "Want het is gebod op gebod, regel op regel, hier een weinig en daar een weinig." "Houd vast aan wat goed is, want met stamelende lippen en andere tongen zal Ik tot deze mensen spreken. Dit is de rust."
221 In Joël 2:28 zei Hij: "Het zal komen te geschieden in de laatste dagen dat Ik Mijn Geest op alle vlees zal uitstorten. Uw zonen en dochters zullen profeteren." Halleluja! Zij wachtten totdat de Schrift aan hen werd gemanifesteerd. Zij veronderstelden niets. Ze wachtten totdat het voorbij was. Zij wachtten totdat ze het hadden.
222 In de Pinksterkerk blijven de vrouwen hun haar afknippen, hun mannen blijven sigaretten roken, en de dingen die wij doen, en dergelijke dingen, en we laten onze mensen gewoon zo doorgaan. We veronderstellen iets. Laten we terugkeren, broeder. Laten we hier even teruggaan. We lopen onszelf voorbij. We kunnen geen Pinkstermensen zijn en zo doen. Beslist niet.
223 Laten wij terugkeren totdat er een verterend Vuur van God neerkomt en het offer ontvangt. Laat de gemeente geheel gevuld worden met de Geest van God, en ouderwetse Pinksterkrachten beginnen zich opnieuw in de gemeente te vertonen. Zeker. Zeker.
224 Wij veronderstellen het slechts. Zie? Wij nemen het aan als: "Wel, jazeker, ik geloof het. Ik sprak op een dag in tongen. Ik geloof dat ik het ontving, broeder Branham. Ik geloof dat het in orde is." En handelen op de manier zoals u handelt? De dingen doen die u doet? Samengaan met de wereld? Televisiekijken op woensdagavond in plaats van naar de gebedssamenkomst te gaan? Van al deze dingen houden, zoals "We houden van Susie", en al deze andere dingen, meer dan u van de Bijbel houdt? Lezen liever tijdschriften? Pinkstermensen lezen liever tijdschriften? Omdat de rest van de vrouwen zo handelt, moet u het dan ook doen? Als u al dit soort dingen doet, dan veronderstelt u het alleen maar.
225 "Hij die de wereld liefheeft, of de dingen van de wereld, de liefde van God is zelfs niet in hem." Dat is juist. Het is de waarheid.
226 Het gaat naar een plaats waar het allemaal show is. Alles is alleen maar een show, in plaats van ouderwetse heiligheid, in plaats van tot God terug te keren. U ziet vandaag de foto's in de advertenties, met evangelisten erin met echt mooi krullend haar. Ik zou er graag wat van hebben. Dat is zo. Maar let op hen. Zij nemen hun foto, zorgen ervoor dat zij hun hoofd schuin houden om dat echt mooie krulhaar te tonen voor de advertentie, en al dit soort rommel.
227 Laat mij u vertellen, broeder, dat het geen wonder is dat de Geest van God daarvan is weggegaan. Geen wonder dat wij weer net zo koud zijn als de Methodisten of Baptisten. Wij moeten hieruit vandaan komen, broeder, zuster, of God zal ons verteren. Dat is helemaal waar. Wij moeten terugkeren naar de kracht van God, naar oude gebedssamenkomsten en de schudding van de Heilige Geest, totdat mannen en vrouwen heilig en geheiligd leven. Ja, beslist. Krijg de wereld eruit, en alles van Hollywood, en kleding en waardeloze rommel. My! Dat is waar, broeder. Ja. O, zonde is zo bedrieglijk! Het kruipt er zo gemakkelijk in en neemt de zaken over. Neemt u in zijn macht en houdt u vast, neemt u daardoor mee. Ja, beslist.
228 Intellectuelen. Uw kerken stemmen soms voor hun voorganger, of hoe u het ook doet. Zij doen het zoals de Baptistenkerken, enzovoort, en Presbyterianen, en Methodisten, en Pinkstermensen natuurlijk ook. Als u uw voorganger wilt, probeert u een geweldig intellectuele knaap te vinden, zodat u tot uw buren hier kunt zeggen: "Kijk, onze man heeft... Onze herder heeft een hogeschoolopleiding." Zie? Wij, u, u zult een dergelijke man uitkiezen.
229 Als ik wil dat een man mijn kinderen onderwijst, om hen onder zijn leraarschap te plaatsen en dergelijke, en verwacht dat ik mijn broeder, mijn moeder, of iemand anders zal ontmoeten in dat andere land, dan heb ik liever iemand die zijn ABC niet kent als het tot het intellectuele standpunt komt. Ik zou liever hebben dat hij Christus zou kennen als Redder, dat is juist. Ja, beslist. Ongeacht of hij kon prediken – of opstaan en kwijlen en van alles – zou dat voor mij geen verschil maken. Als hij in de preekstoel overalls zou dragen, wat zou dat voor verschil maken? De moeite ervan is dat wij zo pronkziek en modieus worden. En Pinksteren, wij zijn precies...
230 Het gaat ons allemaal aan. We zullen verteerd worden als wij hier niets aan doen. We hebben gebedssamenkomsten nodig. We hebben van node om terug te gaan naar de kracht van God. Jazeker. En als je er over zou zeggen: "O, mijn goedheid!" De mensen denken gewoon dat het afschuwelijk is. "O my! Willen hem niet in onze kerk hebben als hij dergelijke dingen zegt." Hm! Ziet u? Wat is er aan de hand?
231 Dat laat zien dat er van binnen iets fout is. Dít is Gods Woord. Dít is Zijn gebod. Wij veronderstellen dat we in orde zijn, maar ik vraag me af wat God erover zegt. Jazeker. Jazeker. Ja. Dat is afschuwelijk om te zeggen, maar het is waar. Ja.
232 Op de Pinksterdag wachtten zij totdat zij de schriftuurlijke autoriteit hadden. Dat is waar; voordat zij iets claimden, wisten zij dat zij het hadden. Zeiden niet: "Wel, ik voelde een kleine sensatie." Zij voelden het, zagen het, en vanalles. Zij wisten dat het daar was. Zij zagen het in hen bewegen, werken in hen, spreken door hen, vanalles. Het was daar. Zij hoefden niets te veronderstellen. Het was daar, sprekend voor zichzelf.
233 En met een man is het – als hij wederom geboren is uit de Geest van God – vandaag hetzelfde. U hoeft het niet te veronderstellen.
234 "Ik geloof dat wij de Heilige Geest ontvangen als wij geloven." Nee. Dat deed u niet. U ontvangt niet... Sommigen kunnen het. Maar alleen omdat u geloofd hebt – als God u niet met de Heilige Geest vulde, dan heeft Hij u niet betuigd. U hebt het niet gekregen. Zie? Dat is juist.
235 Veronderstel niet dat u het hebt gekregen. Wees zeker van die zaak. U wilt het er niet op wagen, nee, omdat u verloren zult zijn. Veronderstel het helemaal niet. Blijf erbij, ga door, blijf erbij totdat het gebeurd is. Vandaag nemen wij het aan door een geloofsbelijdenis of door een bepaalde sensatie.
236 Ik hoorde iemand hier een paar dagen geleden zeggen, waar ik ergens was zoals ik in het begin van mijn boodschap zei, en een van hen zei: "Nu, u moet Elia's mantel dragen." My, er zijn meer verschillende mantels, en aanrakingen, en handelingen, en sensaties, waar ik ooit in mijn leven over gehoord heb. Zei: "Nu, word helemaal leeg. Word leeg. Doe uw hoofd achterover." Goede, eerlijke mensen. "Word leeg. Denk nergens aan. Maak uw verstand nu helemaal leeg. Zeg nu: 'Ik geloof God. O, ik geloof dat U mij Elia's mantel zult geven.'"
237 Verlang niet naar Elia's mantel. Ik wil de Heilige Geest. Ik wil op basis van dit Woord komen. Ik wil opkomen met de kennis. Zie? En ik kom, dat gelovend, tot God. Ik kan niet met Elia's kleed bedekt worden. Ik wil bedekt worden met het kleed van de gerechtigheid van Jezus Christus, gekleed in Zijn gerechtigheid. Zeker. Dat is het kleed dat wij willen. Jazeker.
238 Zeggen dan: "Wij hebben het! Wij!" En mensen gaan heen en geloven dat. Bijvoorbeeld: "Wel, ik veronderstel dat ik het nu heb. Ik had een eigenaardig gevoel, ziet u." Of: "Het gebeurde echt met mij. De koude rillingen liepen over mij heen." Ja.
239 Enigen van hen zeiden: "Wel, het liet mij zelfs huilen." Dat deed ik op mijn moeders begrafenis, maar dat heeft nog steeds niets te doen met Dát, de Heilige Geest.
240 De Heilige Geest is de kracht van God die in het hart tot u gezonden wordt als een getuige van de Geest. U bent wederom geboren. Uw leven is gereinigd. De wereld is dood met al de stank ervan. Het is zoals het knoflook in Egypte, zie, u bent er ver bij vandaan. U bent een nieuwe schepping in Christus Jezus. Oude dingen zijn voorbijgegaan. U wordt in alle opzichten een nieuwe schepping, geboren uit de Geest. Jazeker. Al de leden van uw gehele lichaam worden onderdanig aan Zijn Geest, en u beweegt in de Heilige Geest, en u luistert niet naar het geluid van de wereld. Uw ogen zijn op hemelse dingen gericht. Dat, dat... dat is als u werkelijk... God betuigt die zaak.
241 Maar als u nog steeds de wereld in u hebt, en wil zeggen: "Wel, zij doen dit, en zij doen dat. Ik veronderstel dat zij het hebben gekregen." Zij, ze zouden het mogen hebben. Ik weet niet wat ze hebben, maar dat is niet dit waarover ik spreek. Dat is helemaal waar. Omdat het dat niet is. Jazeker. Dat is één ding wat waar is, omdat het zichzelf uitdrukt. Ja, beslist.
242 Kunt u zich dan voorstellen dat een persoon de Heilige Geest heeft en een deel van Gods Woord ontkent, er de helft van neemt en zegt dat de andere helft niet goed is? Zie? "Want ik geloof dat een mens een tamelijk goed leven behoort te leven. Maar wanneer het komt tot een tijd om na te denken over Goddelijke genezing en al dergelijke dingen, en onthouding, en o, wij moeten dit en dat zijn, dan geloof ik daar niet in." Uh-huh.
243 De Bijbel zei dat het zou komen te geschieden dat zij een vorm van godzaligheid zouden hebben maar de kracht ervan ontkennen. Zij ontkennen de helft van Zijn Woord en al Zijn kracht. Dat is juist. Jazeker. Dat is waar. En dan veronderstellen zij dat ze het hebben: "Het is in orde." Zie? Jazeker.
244 Een dame – een stel dames – ontmoette een van onze zusters die hierheen kwam, en zij had een klein ongeluk op de weg, of schade, er ging een bougie in haar auto kapot, of iets dergelijks. En enige vrouwen van een zekere kerk pikten haar op. En ze zei tegen hen waar zij heenging. Zei: "O, de Here leidde ons hierheen." Zeiden: "U bent in een dwaling. De Pinkstermensen zijn in een dwaling, ziet u. Dus wij..." O, ik zou daar graag bij zijn geweest! Half gekleed!
245 Stop met veronderstellen. Wacht totdat al het temperament is verdwenen en de tekenen van de Bijbel van uw redding in u worden getoond.
246 Mozes veronderstelde – zonder een feitelijke roeping – dat God het zeker aan de mensen zou openbaren. Hij ging erheen om Egypte daar over te nemen. Hij veronderstelde dat het tijd was om dat te doen. Maar hij faalde, en faalde bitterlijk, en gaf de strijd op, gaf de gehele gedachte ervan op, totdat God hem op een dag ontmoette.
247 Toen hij God bij de brandende struik ontmoette, uh-huh, ging hij in de struik en de struik ging in hem. Toen was daar een verschil. Hij veronderstelde het niet meer: "Nu, ik weet het niet. Ik geloof dat ik gewoon deze Egyptenaar zal doden, hem hier ergens in het zand verbergen, en dat zal alles zijn." Dat was een andere staaf van Achan, ziet u. Zie?
248 Maar toen God in de brandende struik tot hem sprak, en hij werkelijk God zag, God ervoer, en wist dat God dat was, en Hem hoorde zeggen: "Ik zal zekerlijk met u zijn", toen was dat een persoonlijke roeping.
249 Vaak gaan mensen heen en zeggen: "Ik geloof dat ik geroepen werd om het Evangelie te prediken." Zie? Een man heeft geen recht om het Evangelie te prediken totdat...
250 Het maakt mij niet uit hoe goed hij is onderwezen, hoe goed hij zijn Bijbel kent. De duivel weet het beter dan velen van ons, dat is juist, maar hij kan het niet leven. Dat is het. Hij kan het niet leven. Zie? Dat is het enige voordeel dat u op hem hebt. Zie? Hij zou het net zo goed als u mogen weten, maar hij kan het niet leven zoals u. Christus stierf zodat u het zou kunnen leven, zie, en Hij deed het nooit voor hem. Dus nu, zie, de...
251 Geen prediker heeft enige rechten, ongeacht hoe knap hij is, hoeveel hij van theologie weet, en hoe goed hij de Bijbel kent; hij heeft geen recht op de preekstoel om het Evangelie te prediken totdat hij eerst God heeft ontmoet. Geen veronderstellen van: "Ik behoor uit te gaan. Ik zal proberen een beter soort leven te bereiken, en ik hoop niet te hard te hoeven werken." U hebt het daar fout, broeder, als u een echte prediker bent. Ja. "Maar ik zal... En mensen zullen op deze manier zijn. En ik zal in mijn omgeving populair zijn, en dergelijke dingen. En ik denk dat dat het juiste is om te doen." Dat is het niet.
252 Een roeping van God is iets wat u niet veronderstelt. Het is iets, een werkelijke ervaring, iets, waarbij u van aangezicht tot aangezicht met God sprak, en u weet dat u werd opgedragen om het te gaan doen. "Zeker zal Ik met u zijn." U veronderstelt niets. U gelooft het gewoon. Ja. Veronderstel het niet.
253 Veronderstel het niet gewoon: "Ik loop heel goed." Wacht op een christelijke persoonlijke ervaring. Claim niet de Heilige Geest te hebben als u uzelf nog steeds ziet beuzelen in de wereld. Doe dat niet. Doe het niet. U, u zou beter af zijn als u alles erover zou vergeten; als u het vergat.
254 "Wel," zegt u, "broeder Branham, ik kreeg op een dag rillingen over mij heen." Dat... dat zou ook goed mogen zijn. Zie? Maar u zegt: "Wel, ik danste in de Geest. Ik heb misschien in tongen gesproken. Ik zou deze dingen gedaan kunnen hebben." Dat is fijn. Jazeker. Dat is goed. Maar als dat leven niet op orde is gebracht, als u mannen nog steeds sigaretten rookt, moppen vertelt, gezelligheidsdrankjes neemt, liegt, bedriegt, niet eerlijk met uw naaste bent, zelfs niet eerlijk met uw gezin, zie, en er aanspraak op maakt de Heilige Geest te hebben, getuig dat dan niet meer, broeder.
255 En u, vrouwen, die zelfs niet het gewone fatsoen hebben om uw haar te laten uitgroeien, zoals God het u verteld heeft. Dat is juist. De Bijbel zei dat een vrouw die haar haar afknipt haar hoofd onteert, en zij onteert haar echtgenoot. En u die deze kleine oude kleding wil dragen zoals de rest van de wereld draagt; de Bijbel zegt dat hij die... "Een vrouw die een kledingstuk aantrekt dat aan een man toebehoort, een gruwel is", vuil in Gods ogen. En dan maakt u er aanspraak op de Heilige Geest te hebben? U veronderstelt dat u het heeft gekregen. Maar als u het ontvangt, reinigt het u, dat is juist, het maakt u anders.
256 U die claimt de Heilige Geest te hebben, en u die lang haar hebt, en keurige kleding draagt. En dan blijft u op woensdagavond thuis om naar een programma te kijken, een televisieprogramma, in plaats van naar de gemeente naar de gebedssamenkomst te komen; u veronderstelt dat u de Heilige Geest hebt. Want als de Heilige Geest daarin is, dan is de liefde van God zo overheersend in u, dat u gewoon niet van de mensen weg kunt blijven. Zie? U die tot gebed gedwongen moet worden!
257 Wat als mijn vrouw, als ik mijn vrouw vertelde... En als ik trouw, ik getrouwd was en mijn vrouw vertelde dat ik haar liefheb, en als dat dan een leugen was? En als het werkelijk tot de ontmaskering komt, wij, het... het is een gekunstelde liefde. Ik ben alleen... Ik ben... Het is niet werkelijk de waarheid. Zie?
258 Het is net zoals u kunsttanden zou kunnen hebben als u geen tanden hebt. Dat, dat is goed. U moet iets hebben om mee te kauwen, daarom neemt u kunsttanden. Deze tanden zijn in orde, het vervangingsmiddel, totdat u... u meer krijgt. Maar dat, deze tanden zijn niet met u verbonden. Ze zitten daar niet vast. Ze zijn goed. Ze zijn een vervangingsmiddel, maar ze zijn niet met u verbonden. Ze zullen niet in de opstanding komen, omdat ze niet met u verbonden zijn. Dat is juist.
259 Als er een arm van u werd afgerukt en u er een kunstarm aan doet, is het ergens een vervangingsmiddel voor. U draagt een handschoen, en dat is dus prima. Het is helemaal goed, zie, om dat te doen, maar die kunstarm zal er nooit komen. Geen namaak zal ooit in de opstanding komen.
260 En noch zal een namaak-Christen ooit opstaan in de opstanding. U bent niet met Christus verbonden.
261 En als u echt uw vrouw niet boven enige andere vrouw in de wereld liefheeft en zij het niet is, dan is er iets verkeerd. Als u uw man niet liefheeft, als u lichtvaardig met hem handelt en niet het juiste soort leven leeft, is daar iets fout. Dat is juist. Zij zal niet... Zij zal daar dus niet zijn, in de opstan-... U mag hem hebben getrouwd. U leeft eervol aan hem. Dat is fijn. Ik waardeer dat. U zult dat moeten doen als dame, voor uw kinderen. En u mannen met uw vrouwen, dat is juist, u zou dat moeten doen, eerbaar zijn. Maar in de opstanding zal zij dat niet zijn.
262 Hetzelfde als nu in Christus, u zult verbonden moeten zijn, een deel van Christus.
263 Niet iets gekunstelds voorwenden: "Ik ga naar de kerk en zeg een lofzang en een geloofsbelijdenis op, en zo verder, en ik geloof dat ik net zo goed wandel als de overigen." Broeder, u veronderstelt het. Neemt u het toch niet als vanzelfsprekend aan. U wandelt op gronden waar u feitelijk geen autoriteit hebt om de Heilige Geest te claimen. U hebt geen feitelijke autoriteit.
264 Wat zeiden we hier pasgeleden wat Webster zei? Webster zei: "Het wagen zonder eigenlijke autoriteit."
265 U waagt het erop door te zeggen: "Ik ben een Pinksterman", terwijl u de ervaring niet hebt gekregen, en u het pinksterleven niet leeft. Zie? Beslist. Wat? Zonder eigenlijke autoriteit. Of, door het als vanzelfsprekend aan te nemen: "Ik sprak met tongen, dus ik veronderstel dat ik het heb gekregen."
266 Ik geloof ook in spreken in tongen, maar als het leven er niet op volgt, dan was het niet goed. Zie? Zeker. Ik heb heksen in tongen zien spreken, en tovenaars legden het uit. Zie? Ik weet dat. En ik heb heiligen in tongen zien spreken en het werd ook uitgelegd. Maar, ziet u, het moet een leven zijn. "Aan hun vruchten zult u hen kennen", het is het soort leven.
267 En kijk naar onze Pinksterboodschap in het prediken vandaag, en onze mensen gaan constant achteruit. Zelfs gewone kleine dingen: zij kunnen zelfs niet op het niveau van normaal fatsoen komen. Hoe zullen wij dan de Heilige Geest gaan claimen? Het is tijd, broeder. Geen wonder dat de wereld zegt dat u niet hebt wat u beweert te hebben. Wij nemen de naam van "Pinksteren" aan zonder het leven van Pinksteren te leven. Een Pinksterleven is een toegewijd leven gevuld met de Heilige Geest, rijk en koninklijk, zodat er niemand is die een vinger op u kan leggen. Dat is werkelijk Pinksteren. O, hebben we niet... Wat? Waarom zou u een vervanging willen nemen? Waarom zou de duivel u in zo'n val laten lopen?
268 Las hier niet lang geleden hoe gemakkelijk de duivel een persoon in een val kan laten lopen. Ik las over het leven van Martinus. Velen van u hebben dat natuurlijk gelezen, in het Nicea, de Vaderen van het post-Concilie van Nicea, liever gezegd, hoe dat Satan tot hem kwam, zo werkelijk dat hij naar deze Martinus toekwam. Hij was gekleed met een mooie kroon op zijn hoofd, prachtig om naar te kijken, glanzend haar, gouden schoenen. Martinus stond versteld toen hij hem daar in het visioen zag staan. Hij zei: "Ken je mij niet, Martinus? Ik ben Christus."
269 Martinus was een man die gevuld was met de Heilige Geest en hij had werkelijk het goede gedaan. Zie? Luister gewoon hiernaar.
En hij zei: "Accepteer mij, Martinus. Waarom sta je daar te twijfelen?"
270 Martinus keek opnieuw en zei... [Leeg gedeelte op de band – Vert] "Mijn Here komt niet terug met een kroon op Zijn hoofd. Zijn heiligen kronen Hem." Zie? De Schrift; blijf daarbij. Mm. Ja. Hij stond op het Woord.
271 Op een avond in een school; een van zijn studenten... een prediker had een school, het klooster. Velen van de... Zij noemen ze nu studenten en Bijbelscholen. Maar een van de studenten begon te denken dat hij iets bijzonders was. Hij zei: "Ik ben een van de profeten van het Oude Testament. Luister allemaal naar mij."
272 Dat hebben wij vandaag. "Luister naar mij." Een echte profeet zal nooit zoiets zeggen, vrienden. Het is zijn laatste woord, de laatste persoon om dat te zeggen. Zie?
273 "Luister allemaal naar mij. De Here heeft mij autoriteit gegeven." Hij bleef ermee doorgaan. De werkelijke broeders schonken nooit enige aandacht aan hem, ook de bisschop niet. Het ging gewoon door, en uiteindelijk zei hij: "Omdat jullie allemaal mij niet hebben geloofd, profeteer ik. Vanavond zal de Here God neerkomen en mij een wit kleed geven, en zo zal ik tussen jullie in zitten. Ik ben een van de profeten van het Oude Testament."
274 Klinkt dat niet op de wijze waarop het vandaag is? Onderzoek het, kijk het maar na. [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Zie? Iemand zei niet lang geleden in de krant: "God kwam neer, nam hem op voor God de Vader, en hij voelde engelen met veren op hun vleugels." Whew! Goed.
275 Terugkomend op die avond, ongeveer te middernacht kwam er werkelijk een licht op de plaats waar hij was. En zij hadden alleen fakkels in die dagen, dit was echt licht, en ze hoorden gefluister tegen de mensen. Gelijk kwam hij naar voren gestapt met een wit kleed aan. Iedereen merkte het op; ze hadden nog nooit zoiets gezien. Iedereen kwam er omheen staan. De bisschop kwam erbij en bekeek het. Het was niet zomaar wat; het was prachtig. Het was geen wit kleed, het was een... het was een purperen kleed, fluweelachtig en mooi; hadden in hun hele leven nog nooit zoiets gezien, zoals het gemaakt was.
276 Zouden Pinkstermensen dat niet verslonden hebben? Hum! My, dat zou zeker indruk hebben gemaakt. Ja, beslist.
277 Maar de oude bisschop was een tamelijk verstandige man. Zijn... Wat was er met hen aan de hand, met de kerk daar in het verleden? Zij stonden met het Woord. Zij veronderstelden nooit iets, ongeacht wat voor soort sensatie het was.
278 God zegene uw harten, broeders. Blijf bij dat Woord. Het maakt niet uit wat uw herder, wat John Doe, of iemand anders zegt. Of dat de kerk, of de organisatie dit, dat of wat anders zegt: "Het is in orde. Doe gewoon uw uiterste best." Geloof het niet. Blijf precies bij dat Woord.
279 Maar dit kleed was niet natuurlijk. En hij zei: "Nu, zoals jullie zien, zal ik van nu af aan onder jullie verschijnen in dit prachtige kleed dat van de hemel werd gezonden."
280 Whew! Zou dat niet een Pinkstersamenkomst op stelten zetten, broeder? [Een broeder zegt: "Dat zou het." – Vert] Zouden zij dat niet gedaan hebben? Huh! Zie? Het verblindt de ogen, ze nemen gewoon iets aan, oh, het is zo gemakkelijk om verleid te worden. Zie? Dat is waar. Neem dat niet aan.
281 Zei: "De Here gaf mij dit. En nu moeten jullie allemaal bekennen dat ik een profeet ben. Ik ben een van de Oud Testamentische profeten. Nu moeten jullie allemaal luisteren naar wat ik te zeggen heb." Zie? "Ik zal van nu af aan hier orders gaan geven."
282 Maar op de een of andere wijze beviel het de oude bisschop niet. Er was gewoon niet... Er was iets niet in orde. Zie? Het zag er niet echt goed uit, omdat de houding van de jongen niet juist was. Zie?
283 Dat is niet de wijze waarop profeten handelen. Zij worden niet betuigd door wat zij zeggen, wat zij... op die manier, wat zij belijden. Het gaat erom welke tekenen hen volgen.
284 En bij een Christen is het hetzelfde, enzovoort. Als wij zeggen dat wij Christenen zijn, en nog steeds in de wereld zijn, is daar iets fout. Zie? Er is iets fout. Het voelt gewoon niet goed, het ziet er niet goed uit. Het geeft niet hoezeer u zegt dat het juist is, toch is het niet juist. Het moet tot het Woord komen, terug naar het Woord.
285 Dus hij, de oude bisschop, zei: "We zullen de rest van de nacht doorbrengen met liederen te zingen en gebeden op te zenden." Alles ging door. De oude bisschop bad de hele nacht door. De overigen zongen liederen voor de Heer.
286 De volgende morgen. Zij wisten dat Martinus een betuigde profeet van God was. Hij hoefde dat aan niemand te vertellen omdat zijn werken dat bewezen hadden. Daarom zei hij: "Er is één ding dat ik wil dat je doet, zoon." Zei: "Ik wil dat je voor Martinus gaat staan."
Hij zei: "O, ik ben gewaarschuwd om niet voor Martinus te staan."
287 Daar bent u er. Daar bent u er. Zie? Iemand die goed goud heeft, hoeft niet te vrezen om het mee te nemen naar het testapparaat. Degene die onberispelijk leeft, geeft er niet om of de wereld hem 'heilige roller' noemt. Dat is waar. Als iemand onberispelijk leeft, als de vrouw onberispelijk leeft, kan zij ieder woord van God horen dat gepredikt wordt; hij of zij om het even. Het veroorzaakt geen moeite. Zeker niet. Je hoeft het testapparaat niet te vrezen om naartoe te gaan als je echt goud hebt. Je hoeft je er geen zorgen om te maken. Het zal de test doorstaan.
288 En dus zeiden ze: "Je zult hoe dan ook gaan", omdat zij wisten dat Martinus een betuigde profeet van de Here was. Want God was met hem geweest in de dingen die hij gedaan had, en had bewezen dat het zo was. Zij begonnen hem dus op te pakken om hem toch mee te nemen, en het kleed verdween. [Broeder Branham knipt met zijn vinger – Vert] Ziet u hoe gemakkelijk veronderstellen is? Die eerlijke jongen veronderstelde dat hij een stem hoorde! Hoe gemakkelijk zou het voor die bisschop zijn geweest, of voor iemand van hen, om daarvoor te vallen, maar deze broeders bleven bij het Woord.
289 Toen dat Concilie van Nicea daar opkwam, begonnen zij de discussie. Velen van u predikers weten waarover ik spreek. Degenen die echte scholen hadden, zoals Patricius en degenen die overkwamen, en de verschillende anderen, zoals Irenaeus en de verschillende anderen, zij bleven bij het Woord. De overigen namen leerstellingen aan en ging heen, en zo is vandaag nog. Maar de werkelijke gelovigen bleven bij het Woord. Gezegend zij God! Ik weet het.
290 Laten wij niets veronderstellen. Blijf bij dat Woord. En God is verplicht om te maken...
291 Dat Woord is een zaad, en dat Woord zal elk ding voortbrengen dat beloofd is om voortgebracht te worden. Dat zal het doen. Het zal de wereld uit u wegnemen. Het zal u heiligen. Het zal u een ander leven doen leven. Het zal maken dat u dingen zult doen die u niet dacht te kunnen doen, omdat het het Woord in u is.
292 Veronderstel niet dat u het hebt. Let op uw leven en zie of uw leven eraan voldoet. Kijk naar de manier waarop u leeft. Kijk of u in het geloof bent. Doe onderzoek en kijk of alles echt goed gaat. Kijk of de wereld nog steeds een aantrekkingskracht heeft, zozeer dat het u zal wegtrekken van de dingen die echt van God zijn, omdat u de wereld zozeer liefhebt. Als dat zo is, broeder, onderzoek het hier direct. Stop precies hier en zeg: "Satan, neem dat smerige ding mee terug. Ik wil het niet aanvaarden."
293 "Wel, daar in die-en-die kerk doen zij dat. Broeder Zo-en-zo laat zijn mensen dat doen."
294 "Het maakt mij niet uit wat broeder Zo-en-zo doet." Het Woord zegt om het niet te doen. Dat maakt het vast. Dat is juist.
295 "Wel, zij, ze zijn de grootste organisatie in het land. Ze doen het allemaal. Ze zeggen dat het in orde is." Ja. Ja, zij mogen zeggen dat het in orde is.
296 Maar als God het zegt, zie, Gods Woord het zegt. Satan zei: "Er staat geschreven..." En Jezus zei: "Er staat ook geschreven..." Zie? Daar is het. Zie? Er staat geschreven.
297 Wij moeten het Woord van God houden. Veronderstel niets. Neem het niet als vanzelfsprekend aan. Waag het er niet op als u geen autoriteit hebt gekregen om het te doen. De zaak die u moet doen, is om daar te blijven wachten. Al is het tien dagen, twintig dagen, tien jaar, of wat het ook is, totdat u doodzeker bent, en het Woord Zichzelf betuigt dat het zo is. Dan bent u in orde. Dat leven zal in orde gebracht worden en komt precies omhoog, komt precies tot zijn plaats. Dat zal het zeker doen.
298 En ik heb het mij dikwijls afgevraagd over de gemeente. Ik zou graag een gemeente binnenlopen... Ik hoop dat ik het te zien krijg voordat ik sterf. (Bij het sluiten.) Om eens een gemeente binnen te lopen, en er doorheen te lopen om te zien, oh, hoe dat zonde zich zelfs niet kan handhaven in die gemeente. Elk lid zou het moeten belijden voordat zij er zelfs in konden komen. De Heilige Geest zou het er op die plaats direct zo uitroepen. Zie? Om te zien hoe de vrouwen daar zitten en er uitzien als dames. Om de mannen te zien als mannen, echte mannen van onkreukbaarheid, Heilige Geest-vervulde mannen, gevuld met de Geest. Laat er slechts één zonde in de gemeente zijn, waar dan ook, en de Heilige Geest roept het er direct uit. Zoals bij Ananias en Saffira gebeurt het precies voor u. Zie? O, dat is een gemeente die ik graag zou zien. Ik wenste dat ik dat kon zien.
299 Door de landen heen heb ik gestreden, vrienden. Ik heb slag geleverd. Ik heb erop ingehakt. Ik heb van alles gedaan, tegen mensen geschreeuwd, en soms hun organisaties en dingen veroordeeld. Niet de organisatie; dat is het niet. De organisatie is fijn. Daar heb ik niets op tegen. Maar luister, broeder, zoveel mensen, ziet u, steunen op die organisatie. Zie?
300 Als u een rivier afging naar een waterval, en ik zag dat u in een kleine boot zat, en die boot zou gaan zinken. En als ik me ermee bemoei, dan is het niet omdat ik u niet liefheb, het is omdat ik u liefheb. Zie? Uw boot zal kapotgaan op de watervallen.
301 En als u zegt: "Wel, wij behoren bij dit. Maar, broeder Branham, ik zeg u dat wij, onze voorganger, een goede man is." Ik twijfel daar helemaal niet aan. En de man is eerlijk. Hij veronderstelt dat hij juist is. Dan zegt u: "Wel, hij zegt dat er niet zoiets is als Goddelijke genezing. Er is niet zoiets als spreken in tongen. Er is niet zoiets als deze dingen. Dat is niet juist. Wel, hij zegt dat het verkeerd is. Zijn organisatie onderwijst dat." Wel, ik ben niet tegen zijn organisatie, maar die zaak zal kapotgaan.
302 Jezus zei: "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven." Zie? Veronderstel het niet. Wees er zeker van. Dan hebt u het gekregen, als u zeker bent. Hoeveel van u zouden niet graag die soort ervaring hebben, zouden niet graag een dergelijke gemeente binnenlopen? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Zou dat niet wonderbaar zijn? ["Amen."]
Laat ons onze hoofden voor een moment buigen.
303 Onze hemelse Vader, in de tegenwoordigheid van Zijn heiligheid, wetende dat Hij de Ware en Rechtvaardige is, hoe moeilijk is het, Here, om tot broeders en zusters te komen en dingen uit te spreken die snijden en stoten en scheuren. En hoe zwaar is het om deze dingen te zeggen, Vader. Ik bid dat U genadevol voor mij wilt zijn, en weet dat mijn hart in liefde uitgaat naar de mensen, dat ik er gewoon van houd om bij hen te zijn.
304 En waarom moet ik zulke dingen zeggen? Omdat, Vader, ik geloof dat het gezegd moet worden, dat het... dat het Uw Woord is, en dat het moet worden gedaan. En dikwijls helpt het onze broeders langs de weg, als de samenkomst zo arrogant wordt dat zij gewoon over de geboden en dingen van de herder heenlopen. En dan, Here, zendt U soms iemand anders langs, en maakt dat het uit de mond van twee of drie getuigen komt. En daardoor zien zij dat het werkelijk geloofd wordt en het echt de waarheid is, omdat verschillenden het aanhalen. Dan zullen de mensen daar staan op die dag zonder een excuus.
305 Vader God, ik weet dat er hier niemand is die op die dag verloren wil gaan. Het allerlaatste in hun gedachten is om verloren te zijn op die dag. En, Here, ongeacht wat wij gedaan hebben, U hebt gezegd: "Tenzij een mens wordt wedergeboren, kan hij het Koninkrijk van God zelfs niet zien." Als wij dan wedergeboren zijn, zijn wij kinderen van God, en zijn de dingen van de wereld dood voor ons. Wij hebben er geen banden meer mee. Ze zijn... ze zijn dood.
306 En ik bid van U, Vader, dat U vanavond genadig wilt zijn, en wilt toestaan dat elk lid van de gemeente dat in zulke dingen meegaat – zoals een beetje kilheid en teruggaan in de wereld – dat zij snel zullen zijn zoals de duif die van de ark was weggegaan om land te vinden en terugkwam. Hij kon geen rustplaats vinden voor zijn voeten op de dode karkassen, en tikte tegen het raam totdat vader Noach hem binnenin de ark liet rusten, totdat de vloed weg was. O Here, mag die persoon vanavond tot God terugkeren.
307 Mag de gemeente geheel terugkeren. Mag dit in Phoenix een tijd van onderzoek zijn. Mogen de kerken opgewekt worden tot heiligheid. En mag er zo'n beroering zijn, door de grote beweging te zien die U begonnen bent, en hoe de kracht God onder de mensen begon te stromen. En daarna kwam wereldgelijkvormigheid binnen, en nabootsingen, en vleselijke vergelijkingen, en wereldgezindheid kroop de gemeente binnen, precies zoals onze tekst vanavond aangaf. Zij liepen goed.
308 Zij kwamen uit Egypte onder de besnijdenis en in het bloed van het lam, en zij deden het goed. Maar toen zij tot een ander deel van Uw Woord kwamen, toen betwijfelden zij het, en precies daar stonden zij en verloren de slag.
309 En Vader, wij bidden dat dat nooit zal gebeuren met Uw gemeente in deze laatste dagen. God, laat ons in het gevecht geen nederlaag lijden. Laat ons al de Achans buiten gevecht stellen, en de staven uit het kamp wegdoen, en terugkomen tot het Woord, en terugkomen tot heiligheid, en terugkomen tot rechtvaardigheid, en voor God leven in de kracht van de Heilige Geest. Sta het toe, Here.
310 Door Jezus Christus bid ik dat U een honger in het hart van de mensen plaatst, om de gemeente te zien zoals het vroeger oudtijds was, toen zij zelfs geen vastgezette voorwerpen in de kerk hadden. Zij plaatsten er zelfs geen altaar in, omdat heidenen gewoon waren voor het altaar neer te vallen en zich op de grond uit te strekken voor de heidense afgoden. En zij waren bang om een altaar in de kerk te zetten omdat de mensen, de eenvoudige bekeerlingen, zouden kunnen proberen het altaar te aanbidden in plaats van de levende God.
311 En zij vielen op hun knieën in de open ruimte en staken hun handen hemelwaarts naar de ongeziene God, omdat zij hielden van de nawerking van het vloeien van de Geest. Zaten op oude koude rotsblokken en op de grond om te luisteren naar een bepaalde godvruchtige man die het Evangelie en de kracht van God uitlegde, en dan viel de Heilige Geest in de samenkomst.
312 O God, zie hen in leeuwenkuilen gaan en naar de vuurovens en van alles, Vader. En in de opstanding, waar zullen wij staan? Zij mogen vandaag dan wel niet verplicht worden om in de ovens en leeuwenkuilen te gaan, maar God, wij zijn verplicht om betamelijk en heilig te leven en naar het voorbeeld van God. Om heilig te leven, onderzoekend en biddend, en wachtend, en oplettend op welk moment Hij zou kunnen komen: niet bang voor Zijn komst, maar Zijn verschijning liefhebbend. Sta het toe, Here.
313 Wij houden ervan om te zien dat die grote gemeente samengeroepen wordt, en dit gedeelte dat hier in Phoenix rust en verblijft. Wij geloven dat U letterlijk honderden hebt van de leden van Uw gemeente die hier in Phoenix verblijven, wachtend op die tijd. Here, zij veronderstellen het niet. Zij zijn gevuld met de Geest. Hun levens komen overeen en tonen dat zij het zijn. Zij zijn Uw kinderen.
314 En er zijn er enigen die graag op die wijze zouden willen zijn, Vader. Zij hebben het misschien slechts verondersteld, en zij kijken terug op hun leven en zien dat het gewoon niet op die manier werkt. Er is iets verkeerd. Ik bid, Vader, dat vanavond zal... als er hier iemand is – en dit de avond is dat ze opgeroepen worden – dat zij niet beschaamd zullen zijn, maar zullen opstaan en zeggen: "Ik ben fout. God, vergeef mij. En help mij vanaf deze avond werkelijk tot het Woord te komen, en het allemaal te geloven, en gevuld te worden met de Geest, en op zulk een wijze geheiligd, dat mijn getuigenis in de stad niet tegen mij zal zijn." Sta het toe, Vader.
315 Terwijl wij nu onze hoofden gebogen hebben en onze ogen gesloten, ga ik u vragen als uw broeder, als een pelgrim die met u een stad zoekt welker Kunstenaar en Bouwmeester God is. En ik vraag mij af, enigen van u zusters, enigen van u broeders, geen twijfel aan dat u goed en oprecht bent. Ik heb u niet willen kwetsen, maar ik wilde u vertellen wat de Waarheid is, het Woord van God.
316 En ik ben in uw stad geweest en hield opwekkingen. U hebt dat gezien, dat ik in God geloof. God antwoordt geen zondaars. Dat weten we. En wij... we... Ik geloof dat ik een Christen ben. En ik... En uw voorgangers hebben het hier door de stad heen verteld. En u zult ontdekken dat u belijdt dat u de Heilige Geest hebt, en u ontdekt dat u nog steeds met de wereld overeenstemt, daar in de wereld rondhangt. U wilt dat niet, is het niet, zuster? U wilt dat niet. U bent een te fijn persoon om op die wijze te zijn. U wilt het voor niets ter wereld missen. En nu, van vanavond af aan, God... Als u het nog nooit had gehoord, God zal u er verantwoordelijk voor houden. Hij zal u verantwoordelijk houden.
317 Broeders, als u schuldig bent aan enige van deze dingen waar wij over gesproken hebben, u wilt zo niet zijn, nietwaar, broeder? Zeker niet. U wilt een echte Christen zijn.
318 Hoe kan God ons algebra onderwijzen, zoals ik zei, terwijl wij de kleuterschool niet achter ons kunnen laten. Zie? Wij mogen emoties hebben. Wij mogen juichen en God prijzen, en dansen in de Geest en dat alles. Wel, dat, dat is heel fijn, broeder, zuster. Ik geloof daar ook in. Maar ik heb hen op dezelfde manier zien dansen rond een heidense afgod, juichend en schreeuwend en in tongen sprekend, ziet u.
319 Het is dus het leven dat telt. Ziet u het? "Aan de vruchten worden zij gekend." En als u ziet dat u bent... dat het er niet mee strookt. Zou u graag een echte Christen willen zijn? En nu wil ik dat u met uw ogen gesloten bidt, als u wilt. Ik wil dat u nu werkelijk oprecht bent, precies nu werkelijk oprecht bent.
320 Zonde kan niet bedekt worden door drinken, door het opzij te werpen, door aansluiting bij een kerk, om te proberen het beter te doen. Zonde kan alleen door de kracht van God, het bloed van Jezus Christus, gedood worden. Zou u niet een zodanig leven willen hebben? Als u het wilt en u bent... U gelooft dat God in het gebouw is. Zijn nimmer falende tegenwoordigheid is altijd nabij, ongeacht waar u bent.
321 Hij vertelde mij dat gisteren in een visioen. Hij zei: "De... Vrees niet." Hij zei: "Sta daar moedig, zie, omdat de nooit falende tegenwoordigheid van Christus nabij is."
322 Zou u dat soort Christen willen zijn, zoals u... u echt weet dat u het behoorde te zijn? U, u probeert het te zijn, maar u hebt deze plaats nog niet bereikt. Nu, uw eigen leven bewijst het. Zie? Steek uw hand op tot God. Zeg eenvoudig... God zegene u. Dat zijn eerlijke, oprechte harten. "Ik wil het werkelijk zijn."
323 Nu, wat als u heeft... Als u weet dat uw leven niet strookt met wat voor een Christen vereist wordt om te doen. En dan, zelfs nu in de tegenwoordigheid van de Heilige Geest laat Satan u uw hand naar beneden houden om het niet te willen ontvangen. Nu, wat daarmee? Terwijl u weet dat u verkeerd staat met de Schrift hier. Ik zeg dat in liefde, met respect. Zie?
324 Wat een verschrikkelijke zaak dat is, zie, dat u dat zou weten. Ik zeg niet dat u dat doet. Maar ik zeg dat, als u het zou weten, en dat weet, en kijkt naar wat u met uw leven doet, en hoe u zich in de dingen gedraagt, en ziet dat uw leven niet overeenkomt met de Bijbel. En u hoort het Evangelie dat gepredikt is. U leest het zelf. U weet dat het fout is om deze dingen te doen, en toch doet u het. Zie? Is dat niet een verschrikkelijke zaak?
325 Nu, tenminste twintig, dertig handen waren omhoog. Was er iemand die te laat was en die toch nog zou willen? Nu, laat niemand kijken. Laat mij alleen kijken. Ik wil bidden. Enigen die te laat waren, wilt u uw hand opsteken? Ik zie u op het balkon. Ja. Ja, daar. God zegene u. Er zijn er heel wat meer. Ja. God zij met u. Dat is werkelijk oprecht. Waarom zetten wij het vanavond niet vast? Waarom zeggen we vanavond niet gewoon: "Laten we het definitief maken."
326 Nu, ik kom hier onder u in Phoenix, deze lieflijke plaats, en waardeer u zozeer, de brieven die u schrijft en bemoediging en dingen waarmee u mij probeert te bemoedigen. En u bidt voor mij. Dat is de reden dat ik heb... Ik wil oprecht met u zijn. Zie? Want Christus zal mij hiervoor verantwoordelijk houden. En als ik u niet geheel de waarheid vertel, dan, ziet u, zal ik mij moeten gaan verantwoorden. En dat is de reden waarom ik wil dat u... Ik wil dat u daar bent, broeder, zuster.
327 Waag het er niet op. Al is er maar een heel klein risico, neem het niet. Speel er gewoon niet mee. Laat niet... Laten wij werkelijk echte, echte Christenen zijn. Laten wij dat zijn. U kunt het zijn. Anderen zijn het. U kunt het ook zijn. U kent een zekere dame waarop u zou willen lijken, een zekere man waarop u zou willen lijken, een zekere prediker waarop u zou willen lijken, een zekere persoon. U wilt op die wijze zijn. U kunt het. Laten wij nu met heel ons hart geloven.
328 Terwijl wij nu ons hoofd gebogen hebben, ga ik de zuster daar achter de piano vragen, als zij wil, ons even een klein akkoord van een lied te geven, zuster, als u wilt. En ik vraag me af, u die het echt zou willen zijn, als u werkelijk oprecht bent, dan zal het precies nu gebeuren, als u werkelijk oprecht bent. Maar u moet oprecht zijn.
329 Ik heb een getuigenis. Ik was... Nadat mijn moeder was heengegaan, ging ik de wildernis in, lag in een grot, vastend en biddend. Er kwam een visioen tot mij. En dat was een van de dingen, de oprechtheid. Zie? Nu, meent u dat werkelijk, dat u zo'n Christen wilt worden? Wilt u eenvoudig heel de wereld laten gaan, dat alles uit u weggenomen zal worden?
330 Als u dat werkelijk meent en u voor niemand beschaamd bent in deze kerk. U bent niet beschaamd dat iemand u ziet staan. Nee, zeker bent u dat niet. U... u stak uw hand op tot God. U bent voor niets beschaamd. U komt. Het enige waarover u beschaamd bent, is uw leven. Zie? En u wilt... u wilt rechtgetrokken worden. U wilt het. U hebt altijd al willen overwinnen, zodat u het goede zou doen.
331 Als u zo oprecht bent, wil ik dat u opstaat en hierheen komt, hier bij het altaar gaat staan, zoals u voor gebed zou komen als u ziek was. Ik wil voor u bidden en handen op u leggen. Als u nu daarvoor hierheen wilt komen, kom nu in beweging. Ik ben er zeker van dat de hemelse Vader zal... Kom rustig, en sta hier precies rondom het altaar. Kom zo rustig als u kunt voor toewijding.
332 "Ik wijd vanaf deze avond mijn leven toe, broeder Branham. Ik ga niets veronderstellen. Ik kom nu direct. Ik kom nu gelijk. Ik ben er klaar mee. Ik beloof het aan God, ongeacht wat komt of gaat, ik ben nu helemaal klaar met de zonde. Ik ben... ik wil een echte Christen zijn. Ik kom om mijn leven toe te wijden." Dat maakt dat ik mij zo goed voel om u dat te zien doen.
333 Nu, slechts nog enkele minuten langer. Is er iemand anders die graag zou willen opstaan en zeggen: "Vanavond wijd ik mijn leven toe. Ik... God, ik ben hier vermoeid van. Ik heb altijd een echte, werkelijke Christen willen zijn. Het heeft in mijn hart gebrand sinds ik een kleine jongen was, of een klein meisje. Ik wil het echte... Ik kan het er zo niet op wagen, wetende dat ik zal moeten sterven." Wilt u niet komen en even rond het altaar gaan staan voor toewijding? Nu, deze toewijding betekent aan iets toegewijd te zijn, de toewijding aan Christus. Wilt u komen en hiervoor even rondom het altaar komen staan?
334 Christenen die deze ervaring niet hebben, waag het er nu niet op. Zie? Hoe wordt de boom gekend? Door de vruchten die hij draagt.
335 Nu, we komen zo ernstig mogelijk als we maar kunnen komen. Een poosje later zult u begrijpen waarom ik dit doe, als u in een van de samenkomsten van deze kerken bent. Ik heb geen tijd om het vanavond te zeggen, erop in te gaan. Maar ik... dan zult u begrijpen waarom ik dit doe. Ik geloof dat God Zijn gemeente Zijn oproep geeft. Dat is de... ongeveer de laatste die we zullen krijgen. Zie? Er zal iets gaan gebeuren en ik weet niet wanneer. Het zou voor u vóór morgen kunnen gebeuren. Het zou voor mij vóór morgen kunnen gebeuren.
336 Maar, broeder, zuster, kunnen wij ons veroorloven om enig risico te lopen voor enig klein ding, ongeacht wat het is? "Schuldig aan het minste is schuldig aan het geheel." U moet rein zijn, gewassen in het bloed van het Lam. De kleinste zonde houdt u ervan weg. Zie? Als engelen er vuil uitzien voor Hem, wat dan met ons?
337 Ik zal nu nog een minuut of twee langer wachten, omdat er misschien nog een andere ziel is. Af en toe komt er iemand in beweging, komt hierheen. Ik wil dat u nu dodelijk oprecht komt.
338 Ongetwijfeld hebben velen die hier nu rond het altaar staan ervaringen gehad met verschillende dingen. Misschien hebt u, broeders en zusters, gejuicht, gehuild, in tongen gesproken en gedanst in de Geest. Ongetwijfeld hebt u dat. En deze dingen zijn fijn, erg fijn.
339 Maar weet u dat in Hebreeën, het zesde hoofdstuk, staat: "De regen komt menigmaal op de aarde om haar klaar te maken, gereed te maken waarvoor ze is bestemd. Maar dorens en distels zijn nabij de vervloeking, wier einde is tot verbranding." Hoe wisten zij het verschil? Dezelfde Geest, hetzelfde leven, hetzelfde water dat op het graan viel, viel eveneens op de dorens. En de dorens en de distels en het onkruid waren net zo gelukkig en verfrist als dit graan. En mensen kunnen in de kerk zitten, vrienden, en dezelfde soort ervaringen krijgen.
340 Nu, word hierin niet misleid, vriend. Zie? U kunt dezelfde ervaring krijgen door dezelfde Heilige Geest Die iemand naast u ontving, en nog steeds is het Dat niet. "De zon schijnt op de rechtvaardige en de onrechtvaardige. De regen valt op de dorens en op het graan." Het wordt gezonden voor het graan. De Heilige Geest wordt in de kerk gezonden voor de toegewijde heiligen, maar degenen die daar zitten, verheugen zich erover. Zeker. "Maar aan hun vruchten worden ze gekend."
Vroegen: "Zullen wij hen er dan uittrekken?"
341 "Nee. Laat hen tezamen opgroeien. En op die dag zullen de engelen komen en alle doornstruiken en slingerplanten vergaderen, en zullen hen verbranden, maar het koren zal verzameld worden in de schuur. Aan hun vruchten zult u hen kennen."
342 Dat is waarom u vanavond hier staat; het is voor de vrucht, de vrucht van de Geest. Nu, denk eraan.
343 U zult zeggen: "Hoe komt het, broeder Branham?" Misschien sommige vrouwen die hier staan. Ik zie dat u kort haar hebt. "Hoe komt het, broeder Branham, ik ben een Christen en ik... het lijkt nog steeds of ik het gewoon niet kan doen. Ik kan mijn haar niet uit laten groeien. Toch weet ik dat de Bijbel onderwijst dat het zo is. Het Nieuwe Testament onderwijst dat dat de zaak is die we moeten doen. Ik kan het gewoon niet. Het lijkt of ik het gewoon niet kan overwinnen, zie, niet tot die plaats kan komen." Ziet u?
344 Ik geloof dat u een goed persoon bent. Ik geloof dat u oprecht bent, anders zou u hier vanavond niet als een voorbeeld staan. U doet dat. En dat, dat is wat u moet doen. Het is de Schrift. U moet dat doen. Zie?
345 Enigen van u, broeders; God alleen kent uw hart waarvoor u hier staat, de dingen die u wilt overwinnen. Nu, u kunt het doen als u het precies op deze manier accepteert. En zeg: "Here, ik ben nu niets, en ik geef mij gewoon aan U over en hier kom ik. Door Uw genade ga ik het doen." Nu, u kunt het niet zonder Hem. Er is niets ter wereld dat u kunt doen. U moet het Hem laten doen. Wijd uzelf gewoon aan Hem toe en geloof het met heel uw hart, dan zal Hij het doen. Hij zal het voor u doen, zie, als u Hem eenvoudig op Zijn Woord neemt. Hij zal het niet voor iemand op die manier doen, om het dan vervolgens niet voor de volgende te doen. Hij zal het voor ieder van u op die wijze doen. Zie? Hij zal van een ieder van u de juiste zaak maken.
346 Ik wil dat al u mensen die Christenen zijn, en boven deze dingen uitleven, ik wil dat u bidt, wil dat u met mij mee bidt. Speciaal de prediker-broeders, om met mij mee te bidden. Ik wil dat ieder van u nu heel diep in uw hart... Zie?
347 U weet dat de regen op u is gevallen. U zegt: "Broeder Branham, ik danste in de Geest. Ik sprak in tongen." Dat is waar. Maar kijk ernaar, zie, er is daar iets niet goed. Zie? Zie? U moet nu overgaan van dit onkruid naar graan: nederig, lieflijk, met het Woord, gehoorzaam, zie, gehoorzaam aan het Woord.
348 Laat nu de Heilige Geest binnenkomen, en laat God u vanavond veranderen van wat u was tot wat Hij wil dat u bent, als wij bidden.
349 Onze hemelse Vader, ik besef dat rondom dit altaar, welk altaar de gemeente is, de plaats waar mensen komen en er zichzelf op plaatsen om als een brandoffer voor de Here te worden ontvangen. Ik weet, Vader, dat hier vanavond enigen van deze mensen staan die verbonden zijn met deze gemeenten, en zij staan hier bij dit altaar voor toewijding. En dat is voor hen een groot ding om te doen, omdat zij, terwijl ze hier staan, getuigenis afleggen voor de mensen en voor U, dat er iets in hun leven ontbreekt.
350 En hoewel ik de arme kleine zusters vanavond hard moest snijden wat betreft hun ABC's, stonden ze hier direct op van hun zitplaats en liepen direct hierheen als een dame, staan daar en zeggen: "Dan, God, als ik fout ben, kneed mij dan en vorm mij." Hier staan broeders op dezelfde manier. Toch stonden ze gelijk op uit hun stoel en kwamen naar voren.
351 Diep in hun hart is er een verlangen. En, Vader, Satan zou geen verlangen in hun hart plaatsen om goed te doen. Hij zou een verlangen in hun hart plaatsen om verkeerd te doen. "Ga maar door. Ga daar niet heen. Laat het gaan. Geloof het niet." Dat is wat hij zou zeggen.
352 Hoe oordelen wij het dan? Door het Woord. Zoals ik zei dat Martinus, Paulus, al de vroegere bisschoppen van de kerk en oudsten, de zaken oordeelden door het Woord. En nu, vanavond, werden zij geoordeeld door het Woord. "En als zij worden geoordeeld, worden zij gekastijd, zodat zij niet met de wereld veroordeeld zullen worden."
353 Daarom zijn zij nu gekomen, Here, om zichzelf toe te wijden, om opzij gezet te worden van de wereld, dat zij niets met de wereld te maken willen hebben. Zij willen zich zo volledig aan U overleveren dat hun hele wezen Christus reflecteert. Zodat, wanneer zij lopen, spreken, zich kleden, zich gedragen, het voortdurend de reflectie van Christus in hun leven mag zijn. En, hemelse Vader, ik bid dat U dat aan hen wilt toestaan.
354 Nu, wetend dat de tijd zo dichtbij is van de komst van de Here; en om precies nu deze grote beweging door Phoenix onder de mensen te zien; en om de tijden te zien die wij hebben gehad in genezingsdiensten; en om te zien hoe hun geloof aan mij werd gegeven om te helpen de mensen te bevrijden van hun ziekten en aandoeningen; om Uw Geest onder ons te zien bewegen, Here, in een betuiging dat U daar was, zowel lichamelijk als wetenschappelijk...
355 En dan geef ik hen vanavond door deze oproep aan U, Here, in mijn gebed. Elke prediker hier binnen, Here, elke Christen die wandelt naar de geboden van God, bidden met mij mee, Here. En wij geven onze gebeden nu aan U ten behoeve van deze mensen. Moge elkeen van hen toegewijd zijn vanaf deze avond, Here. Moge precies nu de kracht van Jezus Christus heel nederig, juist nu, binnenstromen in hun harten, op zo'n wijze dat het hen vanaf deze avond helemaal zal vormen en hen anders maken.
356 Mag een lieflijke, nederige, verbroken geest in hen komen, Here, met boetedoening voor wat verkeerd gedaan is. En moge de... een grote vastberadenheid van Gods genade op hen komen om voort te gaan op een geheiligde weg voor U, Here. Ontvang hen, Vader. Wij geven hen nu aan U terwijl zij hun levens toewijden, in de Naam van Jezus Christus.
357 Nu met uw hoofden gebogen; ik vertrouw erop dat u gebeden hebt. En u kunt geen woord tot God zeggen zonder dat Hij het weet. De zwakste heilige maakt dat de duivel beeft. En u bent Zijn kinderen. En hebt u, ieder van u, volledig, met geheel uw hart, volkomen uw leven voor God neergelegd en gezegd: "God, vorm mij en maak mij het soort Christen waarover deze avond gesproken is. Want ik heb mijn leven aan U gegeven. Neem gewoon al de dingen uit mijn leven weg die verkeerd zijn, Vader. En mag ik vanaf vanavond zo zijn. Door Uw genade zal ik elke dag voor U leven, lettend op mijn leven dat het overeenkomt met de vereisten van de Bijbel"?
358 Als u dat in uw hart gedaan hebt, wilt u dan uw handen opsteken voor God en zeggen: "Ik heb dit gedaan en ik geloof het met heel mijn hart." De Here zegene u. De Here zegene u. God zegene u.
359 Nu, Vader, zij zijn de Uwen. Zij hebben hun handen opgestoken. Zij hebben zich toegewijd. En ongeacht hoe klein de gave is, U bent hier om de kleinste gave te ontvangen. En zij geven zichzelf aan U, precies zoals ze zijn. Zij willen een lid van dat grote lichaam zijn, zonder... zonder een smet, zonder een rimpel. En zij zijn nu aan U toegewijd, Vader. Ik bid dat U ze zal weghouden van de dingen van de wereld zo lang als zij leven. Door Jezus Christus' Naam. Amen.
360 Ga nu naar uw zitplaatsen, u verheugend, en wees gelukkig dat Christus u op uw woord neemt. Nu, ik geloof...
361 Terwijl zij weggaan; er zit daar een dame in een rolstoel, en een man, geloof ik, en zij praten met hun handen. Geen twijfel aan dat zij hier zijn om voor gebeden te worden. Wilt u allen uw hoofden buigen en mij er naartoe laten gaan om voor hen te bidden?
362 Nu, broeder, als u daar tegen hen in de rolstoel kunt praten, of waar ze zitten. Zie? Nu, zeg tegen hen het volgende. De Here Jezus Christus houdt zo veel van u dat Hij u nu wil genezen. Als er iets anders was dat ik zou kunnen doen dan bidden, dan zou ik het doen. Maar Hij heeft mijn gebeden voor mensen zoals u die lijden zo dikwijls beantwoord, en heeft hen genezen. Mijn hart ging naar u uit sinds ik hier stond.
363 Als ik naar de dame kijk, denk ik aan mijn moeder die een paar dagen geleden heenging om God te ontmoeten. Zij is misschien iemands moeder. Ik zal voor haar bidden. Ik wil dat u gelooft, zuster en broeder, dat God ons gebed zal verhoren en Hij zal antwoorden. En van ditzelfde uur af wil ik dat u gelooft dat het werk is gedaan.
364 Nu, tot de overigen hier in het gehoor, is er iemand anders voor gebed gekomen, enige zieke mensen of zoiets, iemand? De dame hier, iemand daarginds. Goed. Komt u hier direct rond het altaar staan. Ik zal blij zijn om dat te doen.
365 Nu, hoevelen kunnen zich dat herinneren, van een lange tijd geleden, ongeveer veertien jaar geleden, ginds in broeder Outlaws kerk? Herinnert iemand zich broeder Outlaws kerk, toen ik daar ongeveer veertien jaar geleden was? Broeder Garcia en diegenen daarginds. Herinnert u zich hoe ik de mensen naar voren liet komen?
366 Ik ben over de wereld gegaan, keer op keer, de geesten onderscheidend. Vanavond laat ik u de rechter zijn. Hebt u het ooit één keer zien falen? [De samenkomst zegt: "Nee." – Vert] Nooit. Van de duizenden keren was het elke keer perfect, exact juist. Is dat waar? ["Dat is waar."] Nu, allen die weten dat dat waar is, in de samenkomsten zijn geweest en het gehoord hebben, steek uw handen op. ["Amen."] Wat zei Hij? "Als gebeurt wat hij zegt, luister er dan naar."
367 Nu, visioenen genezen de mensen niet. Visioenen bewijzen alleen de tegenwoordigheid van God. Zie? Ik denk dat wij dat nu wel weten, maar de manier waarop ik het toen deed, was alleen bidden.
368 Er was hier een dame die hier ergens uit Phoenix kwam. Haar naam was, geloof ik, zuster Hattie Waldrop. Ik geloof dat het dat was. Of, ja, zij had kanker. Haar man was loodgieter. En zij kwamen gewoonlijk naar de samenkomsten. Ik weet niet of zij vanavond hier is of niet.
369 Ik herinner mij dat zij in de samenkomst was. En ze zei dat zij stierf in de gebedsrij; en het leek erop. Ik herinner me dat het kanker in het hart was, en de dokter hier zond de röntgenfoto's, enzovoort, om het aan te tonen. Dat is ongeveer veertien jaar geleden. Zij leeft nu.
370 Ik herinner mij bij de oproep dat ik bad voor een kleine, kreupele, roodharige jongen. De Here genas hem, maakte hem gezond. Zoveel dingen, gewoon zoveel, het is gewoon niet te zeggen, ontelbaar. Ik zal...
371 Ik zeg dit met christelijke oprechtheid. Ik veronderstel dat als ik ieder geval kon opschrijven wat is gebeurd, wat ik Christus heb zien doen sinds ik een prediker ben, dat zo'n hoge stapel boeken nog niet hoog genoeg zou zijn. Ik heb getuigenissen van doktersverklaringen van vijf mensen die doodverklaard werden, die opgebaard lagen, en door gebed weer tot leven terugkwamen. Zie? Velen beweerden dat dat zo was, en ik kon dat niet zeggen. Ik wilde dat niet zeggen zonder het ergens te kunnen bewijzen, ziet u, om het te weten. Maar zag hen, nadat zij gedurende uren, dagen, dood waren geweest.
372 Wel, de kleine Mexicaanse baby hier in Mexico City was gestorven. Gedurende, wel, hij stierf die morgen om negen uur en dit was ongeveer tien uur die avond. De dokter ondertekende de verklaring: "Baby; de baby stierf aan longontsteking en was al de tijd dood." En die arme kleine Mexicaanse moeder die daar buiten in de regen stond. Ik deed helemaal niets dan alleen mijn handen op de baby leggen. Ik zag een visioen. Legde mijn handen op de baby, hij begon te schoppen en te schreeuwen. En de Christelijke Zakenlieden namen het artikel niet lang geleden op, of iets daarover in de Voice van de Zakenlieden, over het opwekken van de doden. Nu, het kan gebeuren. Maar wat als...
373 Ik vertel u iets. Laat mij dit tot de leden van deze kerk hier zeggen, en ik zal het tot de leden van welke kerk dan ook zeggen: Als u deze gemeente van God, en al haar leden, zie, toewijdt aan God, elkeen van u, met een heilig leven voor God, let dan op wat er zal plaatsvinden. Als die gemeente zichzelf verplicht, en begint te bidden, zie, de gebeden van deze mensen tot God omhoog beginnen te gaan, dan zal Hij het niet afwijzen. Dat is juist. Nu, ik ben maar alleen, terwijl er velen van u hier zullen bidden. En Goddelijke genezing ligt niet bij een zekere persoon. Het zijn oprechte harten die tot God bidden en het zijn oprechte mensen die het ontvangen.
374 Ik besef dat er gaven aan de gemeente zijn gezonden om geloof te hebben. En ik besef dat mijn bediening is om de naties te doorkruisen en er enkelen te nemen, om slechts enkele mensen naar voren te roepen, om visioenen te tonen om het probleem te ontrafelen. En degenen die door gebedsrijen gaan van andere mannen, enzovoort, komen binnen. Dan moet ik stoppen, misschien is er in het verleden iets gebeurd in het leven van die persoon. En velen van u hebben het hier precies op het podium gezien: zonde werd eruit geroepen, geheimen van hun hart en dingen, en de reden werd verteld waarom zij niet genezen konden worden.
375 Maar daardoor, slechts door die paar... Hoewel het er maar een paar zijn, is mijn kracht weg. Zie? En begrijpt u dat? Het is schriftuurlijk hoe dat zo is. Dan zijn er veel moeders die daar zitten met een klein kind waar ik zelfs niet aantoe kom om voor te bidden, zie, veel zieke personen waar ik niet voor kon gaan bidden. Ik denk dat het nu wel duidelijk is dat iedereen dat behoort te weten dat ik u de waarheid heb verteld, zie, dat het de waarheid is. En ik ga nu gewoon voor de zieke mensen bidden, en vraag God om hen te genezen. En ik geloof dat iedereen waarvoor wij bidden, genezen zal worden.
376 Nu, laat mij dit aan u vragen, mensen die hier staan, of er iets in uw leven is. Als u geen Christen bent, word een Christen. Geef uw hart aan Christus, precies daar waar u staat. Als u niet met de Heilige Geest gevuld bent, houd niet op met bidden totdat God u gevuld heeft met de Heilige Geest. Als u iets verkeerds doet, als Christen, houd op met dat te doen. Stop ermee. Ga uw leven na. Leef voor Christus. Ik ga bidden en God vragen.
377 Nu, op een ochtend bij een ontbijt, of op een bepaalde avond, wil ik u iets vertellen wat pas gebeurde. Ik verliet het veld en wachtte, ging weg om te bidden en te vasten om te zien wat het was. En iets waar ik altijd naar verlangd heb, gebeurde. Dus ik...
378 Het is niets denkbeeldigs. Ik ga niet voor die rommel. Ik wil... Het moet ZO SPREEKT DE HERE zijn, door het Woord. Zie? Wij hebben hier teveel van dit: aanraken, voelen, en al dit soort dingen, bijgeloof en zo meer. Laten we weggaan van die rommel. Laten we regelrecht tot God terugkomen. Wij willen de Heilige Geest.
379 Ik geloof dat God mensen zendt om voor de zieken te bidden. En ik ben een van de nederigen. Ik ben een van de kleinen die Hij zond. En ik wil vanavond mijn gebed voor u doen om genezen te worden. U moet geloven. En ik wil dat deze broeders en zusters hier, door het hele gebouw, een ogenblik met mij instemmen tijdens het bidden. En laat eenvoudig...
380 Ik geloof dat wij precies nu zullen beginnen. Laat iemand regelrecht naar de preekstoel lopen. Laat hen dan doorlopen, of teruggaan zoals ze gekomen zijn. Dat zal fijn zijn. Iemand, Billy, laat iemand van u mij helpen, breng ze gewoon, breng ze naar ons toe.
381 Precies hier, deze dame precies hier. U hoeft niet te beginnen met een bepaalde persoon. Want ik kan niet... Ik ben bang om hen te laten... Als zij hen laten komen, kunnen zij dan langs deze kant komen, broeder? Goed. Nu, we... We zijn nu wel een beetje laat, maar heb even geduld met mij terwijl ik bid.
382 Ik ken de zuster hier. Ik geloof dat zij een lid van broeder Outlaws gemeente is. Hoe gaat het met hem? Fijn. En het is... O, ik kan niet op uw naam komen. Maar... [De zuster zegt: "Bagby." – Vert] Bagby, zuster Bagby. Ik behoor u te kennen. U was goed voor mij, zuster Bagby. En was het niet dat... Was u niet degene waarvoor broeder Outlaw mij naar het ziekenhuis bracht om voor te bidden, toen ik jaren geleden voor het eerst hier kwam? ["Ja."] Was het zoiets als... Wat hebt u gehad, suikerziekte of aan uw hart? ["TB in de keel."] TB in de keel. En hij leeft nog steeds voor de glorie van God. ["Dat is juist."] Wel, dat is zo fijn.
383 Nu, Hij is vanavond nog steeds dezelfde God, precies hetzelfde als Hij was. Wij mogen veranderd zijn, maar Hij niet. Nu, wat uw moeite ook is, Hij zal het wegnemen als u het gelooft. Zult u het geloven?
Ik vraag de gemeente met mij mee te bidden.
384 Hemelse Vader, terwijl ik mijn handen op deze zuster leg in de Naam van Jezus Christus, moge God haar genezen. Ik verklaar deze zegening voor de glorie van God, in de Naam van Jezus Christus. Amen. Nu, geloof, zuster Bagby.
385 Gelooft u dat God u gezond zal maken als wij voor u zullen bidden, en dat u gezond zult worden? En u als Christen, zult al de dank en lof aan God brengen. Maar als wij nu voor u bidden, zult u gezond naar huis gaan. Dat maakt het voor altijd vast. Er hoeft niet meer aan gedacht te worden.
386 Onze hemelse Vader, zij, en in deze gemeente zijn er velen die pas hun leven opnieuw aan U hebben toegewijd. Vader, ik bid dat U onze zuster wilt genezen, in de Naam van Jezus Christus.
387 Nu, niet alleen mijn gebeden, maar kijk overal om u heen. De diepe oprechtheid! Wij zijn niet... Het komt werkelijk uit ons hart. U zult gezond gaan worden.
U zult hetzelfde geloven, nietwaar?
388 Onze hemelse Vader, met nederigheid van geest... En, God, vergeef ons onze ontrouwe harten. Maak ons puur, Vader, als wij onze handen op de zieke mensen leggen, omdat het iets verkondigt wat door God gevraagd werd om te doen. En help gewoon deze arme mensen, Vader. Ik leg mijn handen op de zuster in Jezus' Naam, en vraag voor zijn... God zegene u.
389 [Een zuster spreekt tot broeder Branham – Vert] Zeker. Ik vertrouw ... God zegene u, zuster. Zou u even... De dame belijdt oprecht. Ze zegt dat zij een geest van opvliegendheid op haar heeft. En wij beseffen dat dat niet fijn is. Maar, zuster, niet alleen u, maar we zijn met velen, ziet u. Maar misschien dat sommigen wellicht niet zo eerlijk zijn om het te belijden. "Maar hij die zijn zonden zal belijden... Wie zijn zonden verbergt, zal niet voorspoedig zijn, maar wie zijn zonden zal belijden, zal genade krijgen." U weet dat.
390 Dus bid ik, hemelse Vader, door mijn handen op de zuster te leggen, dat deze opvliegendheid haar zal verlaten. Moge het haar nooit meer lastigvallen, in de Naam van Jezus Christus. Amen. God zegene u, zuster.
391 Mijn broeder, gelooft u dat Hij het verzoek zal toestaan? O! [De broeder spreekt met broeder Branham – Vert] God zegene u, broeder. Misschien dat nervositeit veroorzaakt dat het hart zo op hol slaat.
392 Onze hemelse Vader, we beseffen dat wij nooit weten wanneer ons hart zal gaan stoppen, het kan elke minuut zijn. En broeder heeft een hartprobleem, en met een temperament dat veroorzaakt dat hij driftbuien krijgt. O, die duivel zou hem graag naar een vroegtijdig graf meenemen, maar ik, als Uw dienstknecht, samen met al deze andere dienstknechten vanavond, vragen wij, in de Naam van Jezus Christus, dat dat temperament hem zal verlaten en het hart gezond zal worden, en dat hij al de dagen van zijn leven getrouw aan Christus zal zijn, en gezond zal zijn om Hem te dienen. In Jezus' Naam. Amen.
God zegene u, broeder. Ik geloof dat het helemaal over is. U bent genezen.
Hoe maakt u het? Gelooft u dat Hij uw verzoek zal toestaan?
393 Onze hemelse Vader, wij brengen onze broeder tot U, onder de Naam van de Here Jezus brengen wij hem als het ware onder het kruis, en vestigen zijn aandacht daarop. Kijken naar deze wonden daar. Letten op dat bloed zoals het uit Zijn zij en over Zijn gelaat drupt, van de Zoon van God, stervend, opdat wij gereinigd mogen worden van al onze zonden en ziekten. Sta het aan onze broeder toe. Door Jezus' Naam bied ik dit gebed aan. Amen.
394 Ik geloof dat het voorbij is. Denkt u niet, broeder? Ga gewoon naar huis [De broeder zegt: "Amen." – Vert]
395 Hoe maakt u het, broeder? Gelooft u nu dat dit de avond zal gaan zijn? Het is vanaf vanavond helemaal voorbij en u zult gezond worden. [De broeder zegt: "Amen." – Vert]
396 Onze hemelse Vader, terwijl ik een hand van onze broeder vasthoud, mag zijn verzoek vanaf deze avond worden toegestaan, dat hij gezond zal zijn en voor U mag leven al de dagen van zijn leven. In Jezus' Naam. Amen.
Ik geloof dat het zal... U zult gezond worden.
397 Hoe gaat het met u, broeder? Dit is het uur dat alles over zal zijn. Maak nu uw beslissing. [De broeder zegt: "Amen." – Vert]
398 Onze hemelse Vader, zoals onze broeder "Amen" zei, is dit de tijd dat de beslissing is genomen, precies hier in de tegenwoordigheid van Christus. Moge het voorbij zijn van deze avond af aan. In de Naam van Jezus Christus, wees genezen.
399 [De broeder zegt: "Dank de Here." – Vert] God zegene u, broeder. Geloof dat het nu over is. ["Amen." ]
400 Hoe gaat het met u, zuster? [De zuster zegt: "Ik wil dat u voor mijn man bidt, hij is al twintig jaar kreupel." – Vert] O, mag ik uw zakdoek hebben die u hierna meeneemt? Dat is goed. Dat is goed. Het maakt niet uit wat, een klein teken. U zou mogen zeggen "de grond; vuil", maar ik stel me voor hoe zij de klederen in de voorbije dagen droegen. Wat met Jezus? Hij had één kleed. Misschien sliep Hij erin, leefde erin, maar kijk wat het omhulde. Juist.
401 Onze hemelse Vader, haar dierbare man ligt daar kreupel. En hier is zijn metgezel die hier vanavond staat met een klein doekje in haar hand. En hij is kreupel. Ik bid, Vader, dat U genadevol wilt zijn. En dat het gebed van deze gemeente die hier bijeen vergaderd is, degenen die hier in Phoenix verblijven, en de verschillende delen van het land die hier vanavond vertegenwoordigd zijn, dat onze gebeden gehoord zullen worden. En als dit doekje op de man wordt gelegd, mag dan de kracht van God hem weer naar een normaal leven leiden. In Jezus' Naam. Amen.
Nu, het is gevraagd, laat het nu worden gedaan. Geloof het, zuster.
402 Hoe maakt u het, zuster? Kan ik uw zakdoek krijgen? U was... Uw nood is dat u misschien erg ziek bent. Wilt u mij vertellen wat uw moeite is, of alleen... [De zuster zegt: "Ik heb artritis." – Vert] Artritis. Dat... ["Ongeveer twintig jaar."] Ongeveer twintig jaar.
403 Daar zit een man vlak achter mij, genaamd broeder Ed Hooper. En hier op een keer in Phoenix had hij het zo erg dat zij zijn handen op kussens moesten leggen. Was het niet, broeder Ed? En hij stierf er bijna door, die avond, of zoals ik het verhaal begrijp. En hij vertelde zijn vrouw dat hij dacht dat hij toen heenging. En hij keek en zag Christus aan het kruis, of zoiets, voorover gevallen, of zoiets. En hij werd zodanig genezen dat hij kon... Daar zit hij nu, precies hier, zit daarachter. Ja. Broeder Hooper, zij wil u even zien. En steek uw hand omhoog. Daar bent u er.
Laten we bidden.
404 Onze hemelse Vader, de man die aanwezig is, laat ons weten dat U de Genezer bent. Wij leggen handen op de zuster. Dit kleine, toegewijde nederige gebed bieden wij U aan voor haar genezing, Vader. In de Naam van de Here Jezus, voor Zijn glorie. Amen. Amen.
Ga gelovend. Dit is... zal dan over zijn. U zou...
405 Wij hebben het niet gehoord? [Iemand zegt: "Dat is waar." – Vert] God zegene u.
406 Hoe gaat het met u, zuster? [De zuster zegt: "Ik heb diabetes, zegt de dokter, en artritis. Ik ben ziek geweest sinds mijn man drie jaar geleden is overleden." – Vert] Onze zuster lijdt sinds haar man drie jaar geleden is overleden aan diabetes en artritis. En zij gelooft dat God haar wil genezen. Wij geloven hetzelfde.
407 Hemelse Vader, nu met handen op haar gelegd, mag zij terugkeren naar de gemeente met vele anderen, gewoon God dankend dat het allemaal voorbij en verdwenen is. Wij vragen of dit zo mag zijn, Vader, in ons nederig gebed, in Jezus' Naam. Amen.
God zegene u, mijn zuster. Geloof nu.
408 Hoe maakt u het, zuster? Gelooft u dat het vanavond het einde ervan zal zijn, en kunt u Hem nu als uw Geneesheer aanvaarden? [De zuster zegt: "Ja meneer, dat doe ik." – Vert]
409 O, dierbare God! "Het gebed des geloofs zal de zieke redden, en God zal hen oprichten." Wij denken aan onze Here, hoe Hij hier over de aarde reisde en aan de zieken bediende, en de vele dingen die Hij deed. Nu bid ik voor onze zuster, in de Naam van Jezus Christus. In opdracht – die aan ons predikers werd verleend – bieden wij dit gebed voor haar genezing aan. Amen.
410 Geloof gewoon dat het nu allemaal over is. Laat al het geloof wat u hebt ermee samengaan, en het zal gebeuren.
411 Hoe gaat het met u, broeder? Op grond van Zijn Woord kan het precies hier beëindigd zijn. [De broeder zegt: "Prijs de Here." – Vert]
412 Hemelse Vader, sta dit verzoek van onze broeder toe. In de Naam van Jezus Christus, moge hij genezen zijn. Amen.
413 [De broeder zegt: "Dank de Here. Amen. Dank de Here." – Vert] God zegene u, broeder...?...
414 Hoe gaat het met u, zuster? Bent u nu gereed en klaar om Zijn genezing te ontvangen? [De zuster zegt: "Ja." – Vert] En wij vragen hierbij, ziet u, staat Hem niets in de weg voor het uitstorten van Zijn Heilige Geest? ["Waarschijnlijk." ]
415 Onze hemelse Vader, terwijl ik mijn handen op onze zuster leg, ziende dat U de mensen geneest, bid ik, en geloof met heel mijn hart dat U haar verzoek zult toestaan. In Jezus' Christus Naam. Amen.
[De zuster zegt: "Dank U, Jezus." – Vert] God zegene u, zuster.
416 Weet u, ik wil dit even zeggen terwijl zij hier naartoe komen. Ik kon nooit begrijpen waarom ik... Zelfs voordat ik een Pinkstergelovige werd, ging ik gewoonlijk bidden voor de mensen. Zij, ze zouden gezond worden. Ik weet het niet, maar ik heb er niets mee te maken gehad om dit te doen. Het is gewoon... het is eenvoudig Hem geloven. En ik bied slechts gebed aan, en het eerste wat er gebeurde, was dat de mensen gezond werden.
417 Dat is de manier waarop iedereen het doet. Wij bieden slechts gebed aan en geloven het. Zij worden gewoon gezond. Dat is alles. Zie? Hoevelen zijn door Goddelijke genezing gezond geworden? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Ja. Zie?
418 O, ziet u, je kunt vertellen dat je onder Pinkstermensen en Volle Evangelie-mensen bent. Al deze handen, zij geloven dat. Zie? Ziet u niet waarom de Here ijverig over u is? Niet om te proberen u te kwetsen, weet u, maar om te proberen ons in die plaats van "zonder vlek of rimpel" te brengen. Ik hoop dat u niet boos op mij wordt dat ik deze woorden uit de Bijbel breng. Ik doe dat in de verdraagzaamheid van goed geloof jegens God.
419 Dit is het uur dat het bij u plaatsvindt, is het niet, zuster? Nu, het moet gebeuren, zie, omdat Hij het beloofd heeft. Amen? [De zuster zegt: "Amen." – Vert]
420 Onze hemelse Vader, zegen onze zuster terwijl ik mijn handen op haar leg. En door geloof legt elke Christen hier haar de handen op. Terwijl deze gemeente bidt, vragen wij dat de ziekte en aanvechtingen haar verlaten. In Jezus' Naam. Amen.
Het is wat Hij beloofd heeft.
Hoe maakt u het, zuster? U gelooft dat dit er de avond voor is.
421 Onze hemelse Vader, in de Naam van de Here Jezus, laat het dit uur zijn dat er de laatste hand aan wordt gelegd, dat zij gezond zal worden. In Jezus' Naam. Amen.
God zegene u, mijn zuster. Het zal vanaf vanavond over zijn.
422 Hoe gaat het met u, zuster? Is dit het uur voor uw genezing? Goed dan.
423 Onze hemelse Vader, ik breng onze zuster voor U, in de Naam van de Here Jezus, en bied dit gebed aan ten behoeve van haar, dat zij in Jezus' Naam genezen zal zijn. Amen.
424 Nu, kijk, het is niet alleen mijn gebed. Iedereen hier is in gebed, zie, allemaal terzelfder tijd. En wij zijn ons ervan bewust dat God tegenwoordig is. Wij weten dat Hij dat moet zijn. Zie? Hij beloofde het. Gaat u gelovend heen.
Hoe gaat het met u, zuster? Dit is er het uur voor om genezen te worden, is het niet?
425 Onze hemelse Vader, laat het voor haar vaststaan vanaf deze avond. Moge zij deze kerk vanavond gelukkig verlaten, zich verheugend, wetend dat het voorbij is. In de Naam van Jezus Christus. Amen.
God zegene u, zuster.
426 Hoe maakt u het, zuster? Dit is de avond voor uw genezing, is het niet? Dit is de tijd, precies nu, staande voor de Bijbel, en de gemeente, en Christus.
427 Hemelse Vader, we staan temidden van de predikers, temidden van de leken, al de heiligen van God, de engelen, en de Heilige Geest, in de opdracht van Jezus Christus dat: "Deze tekenen hen zullen volgen die geloven. En als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij genezen." Daarom maken wij er aanspraak op dat het vanavond voor onze zuster beëindigd is, haar genezing, in Jezus' Naam. Amen.
God zegene u, mijn zuster.
428 Wij zullen hetzelfde voor u doen, broeder. Zult u het geloven? [De broeder zegt: "Dat doe ik." – Vert]
429 Onze hemelse Vader, hij zei dat hij gelooft. Dus moet het worden gedaan, Vader. Dat is wat U zei. "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven." En hij gelooft. Dus danken wij U voor zijn genezing, Vader, in Jezus' Naam. Amen.
Dat is goed. U weet hoe u het moet aannemen en het geloven.
430 Hoe gaat het met u, broeder? Dit zal de avond van de genezing worden. Laat het hier gewoon achter en wandel ervan weg.
431 Onze hemelse Vader, wij brengen onze broeder tot U, in Jezus' Naam, voor zijn genezing. Hij zal het hier gewoon achterlaten, Here. En de vijand zal hem moeten verlaten. Hij zal weer vrij zijn, in Jezus' Naam. Amen. Zo zij het.
432 Hoe gaat het met je? Geloof je dat Jezus je hier vanavond gezond zal maken?
433 Onze hemelse Vader, terwijl dit kind komt om haar genezing te ontvangen, bieden wij, de gemeente, onze gebeden aan voor haar genezing, in de Naam van Jezus Christus. Amen.
Zie? Dat is het. Het is helemaal over. Hij zegene u, zuster. Het zal helemaal voorbij zijn vanaf vanavond, is het niet?
434 Onze hemelse Vader, de mensen geloven. Zij geloven, anders zouden ze hier niet over het podium aan komen lopen. Ze zijn ziek. Zij weten wat ze moeten doen. Ze zijn voorbereid. Ze weten dat dit het uur is om hun uiteindelijke beslissing te nemen. En zij komen voor die bevestiging. "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven." En ik leg handen op haar, in Jezus' Naam. Zo zal zij genezen zijn. Amen.
435 God zegene u, zuster. [De zuster zegt: "Broeder Branham, als u er niet was geweest, zou ik vijftien jaar geleden gestorven zijn." – Vert] Is dat... ["Dat is waar. Tijdens de dienst bij broeder Reed in Jonesboro, Arkansas."] Jonesboro, Arkansas. ["Prijs God!"] My, vele jaren geleden!
436 Wat was uw probleem, zuster? ["Wel, ik had een kropgezwel. Als u... Ik weet niet of u het zich herinnert of niet."] Ik weet het niet. ["Het had iets... Het stak zover uit, en het tastte mijn hart aan. En die morgen... Het merendeel van mijn familie is Jehova's Getuige. Die morgen zei ik: 'Hij is gewoon de profeet van de duivel.' Maar ik ging de tuin in en God sprak tot mij. Hij zei: 'Catherine, als jij vanavond naar broeder Branham gaat, zul je genezen worden.' En ik ging het huis weer in en vertelde het aan allen. Ik zei: 'Als ik vanavond ga, zal ik genezen worden, dat sprak God tot mij.' En wel, ze zeiden: 'Wij zullen gewoon gaan om haar een plezier te doen.' En zij gingen met mij mee. Het merendeel van mijn familie is nu van Pinksteren."] Prijs de Here!
437 Kon u het getuigenis horen? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Wacht even een ogenblik, zuster. Ik zal het herhalen.
438 Het is ongeveer veertien of vijftien jaar geleden in Jonesboro, Arkansas, dat zij op haar hals een groot kropgezwel had wat uitstak. En zij was een Jehova's Getuige. En die morgen, toen zij hoorde over onze dienst voor de Here daarginds, zei ze dat ik 'een profeet van de duivel' was. En zij ging de tuin in om te bidden en de Here sprak tot haar en zei: "Ga daarheen, zij zou genezen worden." En de Here genas haar. Zij had geen gezwel meer. En het merendeel van haar familie die Jehova's Getuigen waren, zijn vanavond Pinkstermensen.
439 Nu, als Hij kan maken dat de hals van die fijne Christenvrouw zo glad werd, dan kan Hij u genezen. Kan Hij dat niet? Zeker kan Hij dat.
440 Onze hemelse Vader, met onze handen op onze broeder gelegd, vragen wij voor zijn genezing, in de Naam van Jezus Christus. Amen.
God zegene u.
Hij is gewoon Dezelfde voor u zoals Hij voor haar was. Is dat juist?
441 Onze hemelse Vader, een simpel klein gebed met simpel geloof! O, ik ben zo blij, Here, dat U het eenvoudig maakt, zodat... dat ik het kan begrijpen, U eenvoudig aannemen. En Vader, ik bid dat U hem geneest en hem gezond maakt, in Jezus' Naam. Amen.
442 Hoe maakt u het, zuster? [De zuster zegt: "Broeder Branham, ik heb een operatie gehad voor tuberculose en zes van mijn ribben werden eruit genomen en de dunne darm. Het genas goed. En het geeft mij zoveel problemen dat ik mijn arm niet zo goed gebruiken kan, weet u." – Vert] Ja mevrouw. ["Word moe."] Ik zie ook hoe u ademt. Ik vermoed dat... ["Ja, ik kan niet goed ademen."] Dat is zo'n verschrikkelijke zaak. ["Ik kan niet goed ademen en mijn longen klappen in, weet u, in mijn zijde."] O ja, my! Ik geloof dat dat u laat lijden. Haar... My! ["Ja. Ja. Dan geeft het een druk op mijn hart." ]
443 Er is geen reden voor haar om nog langer te lijden. Is het niet? [De samenkomst zegt: "Nee." – Vert] Zie? De doktoren hebben misschien geopereerd en zij namen de ribben eruit bij haar long, en gaven haar misschien een behandeling voor haar borstkas en lieten haar long klappen. En de dame lijdt. En komt u gelovend dat Christus u zal genezen, en wilt u uw hele leven spenderen in dienst voor Hem, om voor Hem te leven? Dan, Christenen, denk ik dat wij een recht hebben deze dame voor Christus te brengen, en Hij zal haar genezen.
Laat ons allen bidden.
444 Onze hemelse Vader, onze zuster komt vanavond in nederige aanbidding, wetend dat haar dokter alles voor haar gedaan heeft wat hij maar kon. Hij probeerde het hard, maar het wil nog steeds niet genezen. Maar Gij zijt de Geneesheer. Laat haar genezen zijn, Vader. Wij vertrouwen haar aan U toe, dat U haar zult genezen, in Jezus' Naam. Amen.
445 God zegene u, zuster. Wees nu genezen. Ik geloof dat u gezond zult worden, en dat u in orde zult komen.
446 Hoe gaat het met u, zuster? Gelooft u dat Hij u vanavond zal genezen? [De zuster zegt: "Ik weet niet wat ik moet doen, omdat ik de bof heb gekregen." – Vert] Goed. Hij zal het evenwel doen, als u Hem slechts gelooft. Zult u dat? ["Ja."] Goed. Laten we bidden.
447 Onze hemelse Vader, de dame komt met geloof. Ze zei dat zij zelfs niet weet wat er verkeerd met haar is. Maar Hij weet het. Wat het ook is, Here, zij wil er vanaf komen. Wij... Zij weet dat het van de vijand komt. Ik bid dat U haar verzoek wilt toestaan, in de Naam van Jezus Christus. Amen
God zegene u, zuster. Ga en geloof met heel uw hart.
448 Hoe maakt u het, zuster? Gelooft u dat u vanavond krijgt... dat dit de tijd is dat het voorbij is?
449 Ik dacht aan de dame uit Arkansas die net getuigde. Ik herinner me een dame die een zakdoek vasthield tijdens een gebedsrij daar, wat ik nooit zal vergeten. Ik dacht dat zij huilde. En toen zij de zakdoek naar beneden deed, had zij geen neus. Kanker had haar neus weggevreten. En haar zoon was een verdelger daar in Texarkana. En ik bad voor haar.
450 De eerstvolgende samenkomst stond daar een lieflijke vrouw te kijken, zij leek erg jong en ze keek naar mij. Ze zei: "Herinnert u zich mij?"
Ik zei: "Ik geloof niet dat ik dat doe."
451 En de jongen begon zo half en half te huilen en te kijken. Het was die dame. Zij had een nieuwe neus. Hij groeide weer terug op haar gezicht. Ik weet dat dat onredelijk klinkt. En ik zou niet... Ik zou niets willen zeggen wat niet juist was. Dus, wel, we zouden dat niet moeten doen. We zouden doodernstig moeten zijn als we deze dingen zeggen. Maar ik keek naar de dame die daar stond zonder neus. En daarna ontmoette ik haar na een paar weken opnieuw, en zij had een neus. En het... Ze zei dat de kanker gewoon ophield met wegvreten. En na een poosje leek het alsof er iets aangroeide en toen had zij weer een neus. Zie? Het is zo wonderbaarlijk om te zien hoe Hij dat kon doen.
452 Nu, Hij Die dit kon doen, kan u genezen. Kan Hij dat niet, zuster? Het is niet de vraag of Zijn kracht dat kan doen. Het is bereidwilligheid. En graag wil ik dit tot u zeggen, zuster, als een sterfelijk wezen, dat wij beiden op een dag zoals hier zullen moeten staan in Zijn tegenwoordigheid. Hij heeft het reeds gedaan, als Hij u er maar toe kan krijgen het te geloven. En er is een kleine handeling om te doen om een Christen te zijn, door te worden gedoopt, enzovoort, op die manier. Geloof het als ik voor u bid, dan zult u gezond worden, zuster.
Nu, laat de hele gemeente met mij mee bidden als we bidden.
453 Onze hemelse Vader, deze jongedame staat hier in de tegenwoordigheid van God. Ik leg mijn handen op haar en vraag voor haar genezing, in de Naam van onze Redder, Jezus Christus. Amen.
God zegene u, zuster. Laat het van nu af aan gedaan zijn.
454 [De zuster zegt: "Broeder Branham, ik kom in de plaats van mijn moeder, die aan beide ogen grauwe staar heeft." – Vert] Ja. O, ik begrijp het. ["Zij is vijfennegentig."] Vijfennegentig. Dit is een fijn gebaar, dat zij komt voor haar vijfennegentig jarige moeder die cataract heeft.
455 Onze hemelse Vader, terwijl zij in de plaats van haar moeder staat, zoals ze zegt, die in hoge ouderdom is, met cataract, bidden wij voor haar moeder. O God, deze gemeente biedt ons gebed aan voor haar moeders genezing, in de Naam van Jezus Christus. Amen.
Twijfel niet. Geloof alleen.
456 Dierbare zuster, het zal geëindigd worden. Kunt u geloven dat het vanavond beëindigd zal zijn? [De zuster zegt: "Amen." – Vert]
457 Onze hemelse Vader, met handen op haar gelegd zodat een beëindigd werk vervuld mag worden, mag dat nu zo in haar zijn. In Jezus' Naam vraag ik het. Amen.
God zegene u, zuster.
Mijn broeder, gelooft u nu met heel uw hart?
458 Vader God, wij brengen hier deze jongeman tot U, leggen handen op hem, in de Naam van de Here Jezus. Moge het beëindigde werk van Jezus Christus op Calvarie in hem voltrokken worden door hem te genezen. Amen.
God zegene u, broeder. Laat het vanavond over zijn.
459 Hoe gaat het met u, zuster? Wij gaan geloven dat het vanavond beëindigd zal zijn. [De zuster zegt: "Dat doe ik ook." – Vert] God gaat het precies hier afmaken.
460 Onze hemelse Vader, zoals... Het staat geschreven, nu zal het gesproken worden, dan moet het worden gedaan. Laat het zo zijn in het lichaam van onze zuster. Wij vragen het in de Naam van Jezus Christus. Amen. Amen.
Wij geloven het nu met ons hele hart. Zij zal in orde zijn.
461 Gebroken nek? [De zuster zegt: "Nee, het was een verkeerde draai." – Vert] Verkeerde draai. ["En hier zit iets op wat ik draag."] O! Ja. Uh-huh. ["Voel de hele tijd pijn."] My! Ellende! Wel, zuster...
462 Nu, ieder van ons Christenen hier, allen van ons, wij kunnen ons voorstellen hoe wij ons zouden voelen, met dat op ons. Nu, wat als het omgekeerd was en de dame voor mij bad, of als zij voor u bad? Nu, hoe zij al de tijd in ellende verkeert! Nu, hoe zou u niet willen dat iemand hiermee werkelijk eerlijk is, oprecht, en doodernstig! Als ik het was, zou ik het willen. En doet u nu aan anderen zoals u zou willen dat zij aan u zouden doen. Nu, ieder van u houdt gewoon vast in geloof, en zeg zoals een echte gemeente zou zeggen, wat we zijn: "Vader God, neem deze ellende nu van onze zuster af."
463 Onze hemelse Vader, mag zij terugkomen en datgene wat om haar nek zit, meebrengen, wetend dat zij het niet meer hoeft te dragen, dat het beëindigd is door Jezus Christus, terwijl de gemeente bidt en deze zegening vraagt. Antwoord deze Christenen, Here. Zij hebben hun levens aan U toegewijd. Moge zij in Jezus' Naam genezen zijn. Amen.
464 Laat het gewoon voorbij zijn, stoppen. Het zal geen pijn meer doen en u zult in orde zijn.
Broeder, het is nu voorbij. Houd daar altijd aan vast.
465 Hemelse Vader, in de Naam van Jezus Christus, sta de genezing van onze broeder toe. Wij vragen dit voor de glorie van God, in Jezus' Naam. Amen.
God zegene u, mijn broeder. Het is van nu af aan voorbij.
466 Here, laat het werk van de Here Jezus voor deze kleine vrouw die hier vanavond staat, volvoerd worden in haar lichaam, want door Zijn striemen werden wij genezen. Wij vragen in Jezus' Naam om deze zegening. Amen.
Het is nu voorbij.
467 Hoe gaat het met je? Geloof je dat Jezus je vanavond gezond zal maken? [De zuster zegt: "Astma-aanvallen en ik heb daarbij ook nog een tumor." – Vert] Astma, my, dat is een gemeen oud ding. Is het niet? Zeker.
468 Broeder Williams hier, een Christen-zakenman. Hij... Ja, hij is er. Ja. Hij had een... De Mayo's gaven hem op, met astma, zeiden dat hij nooit meer zou aankomen in gewicht, of zoiets. Het is geloof ik bijna een jaar geleden dat hij op een avond naar de tabernakel kwam. En ik ging erheen en bad voor hem, en de Here maakte hem gezond. Ik geloof dat hij in gewicht is toegenomen. Hij zit... Ze hadden gezegd dat hij niet meer in gewicht zou toenemen, dat hij nooit in staat zou zijn om dikker te worden. En hij is sindsdien dertig of tweeëndertig pond aangekomen.
469 [Een moeder zegt: "Broeder Branham, er is hier een meisje, onze dochter van zeventien jaar, en zij werd ongeveer tien of elf jaar geleden genezen in uw samenkomst toen u in Phoenix was. Mijn jongste dochter werd in de samenkomst ogenblikkelijk genezen. Ze was astmatisch; wij verloren haar bijna. Zij heeft veertien keer longontsteking gehad." – Vert]
Hoor je dat, lieverd?
470 [De moeder zegt: "God heeft ogenblikkelijk..." – Vert] Is de dame... is zij nu hier? ["Zij is precies daar, de derde vanaf het eind, de tweede rij."] Kleine dame hier met... O ja. Ik zie dit. ["We..."] Ga door. ["Wij getuigden over haar... over haar genezing, van kust tot kust."] Is...
471 Hoor je dat? Nu kijk. Jezus genas dat toen zij misschien kleiner was dan jij. [De moeder zegt: "Ja, ze was een klein meisje." – Vert] Klein, en zij had longontsteking en van alles, ze was er zo slecht aan toe. En kijk, Jezus heeft lief, Hij houdt van jou. En Hij... Kijk hoe goed zij eruit ziet, zie, en gezond. Nu, jij zult ook zo worden.
Laten we nu bidden.
472 Hemelse Vader, terwijl we onze handen op het kleine meisje leggen, vragen wij dat het astma haar zal verlaten en dat zij gezond zal worden, door Jezus Christus, onze Here. Amen.
473 God zegene je. Nu ga op je weg, en je zult er overheen komen en gezond worden, en getuigen zoals die dame voor haar dochtertje deed.
Hoe gaat het met je, zuster? Geloof je dat de Here Jezus je zal genezen?
474 Onze hemelse Vader, wij bidden dat U dit kleine meisje ook geneest. Moge haar getuigenis zo zijn als de zuster pas zei. Moge zij van kust tot kust God prijzen voor de goedheid die Hij toonde. Amen.
God zegene u, zuster.
Hoe maakt u het, zuster? Is dit nu de tijd van uw genezing?
475 Onze hemelse Vader, zoals de dame komt, oprecht gelovend dat dit het uur van haar bevrijding zal zijn, mag het zo zijn, Vader, als wij het in Jezus Christus' Naam vragen. Amen.
476 God zegene u, zuster. Laat het van nu af aan over zijn; er geen gedachten meer over zijn. Ook bij u, zuster.
477 Ik weet dat het streng klinkt om te zeggen: "Geen gedachten er meer over hebben." Maar ik bedoel het niet op die manier. Ik bedoel dat het eenvoudig een beëindigd werk is. Het is reeds gedaan. Zie? Gewoon als een...
478 [Een zuster zegt: "Ik heb een tumor!...?..." – Vert] Juist. En u gelooft dat Hij het gezond zal maken? ["Zeker doe ik dat." ]
479 Onze hemelse Vader, ik bid dat U onze zuster geneest en haar gezond maakt. Wij leggen handen op haar, in Jezus' Naam vragen wij voor haar genezing. Amen.
Laat het in uw gedachten beëindigd zijn, afgedaan, en het zal in orde zijn.
480 Hoe gaat het met je, zoon? [De broeder zegt: "Ik heb...?... in mijn maag." – Vert] In je maag? Geloof je dat Jezus je gezond zal maken, zoon?
481 Is het uw zoon? Gelooft u dat Hij het zal doen, zuster? Ik weet het. Het klinkt... Wel, u kent het getuigenis, wat wij... de Here gedaan heeft in de laatste dagen in Zijn gemeente, hetgeen ver uitgaat boven wat onze kleine broeder nu heeft. Hij is God Die kan scheppen. Hij kan het. Zoals...
482 Kijk. Als een graanstengel opkomt en er valt een aardkluit op die dat graan beschadigt en ervoor zorgt dat het de andere kant op groeit, dan groeit de tarwe niet goed. Maar neem de oorzaak weg, dan zal de tarwe goed groeien. Zie?
483 Wel, Satan deed hier iets kwaads, maar het gebed des geloofs kan hem uitdrijven, dan zal het goed groeien. Je gelooft dat, nietwaar?
Laten we nu voor deze dierbare jongen hier bidden.
484 Hemelse Vader, eenvoudig maar krachtig, laat de kracht van God onze kleine broeder genezen. Moge er zo'n verandering in deze jongen zijn, dat de moeder er in de komende uren zo verrukt over zal zijn. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
485 God zegene je, mijn broeder. Geloof Hem. God zegene je. Erg fijne jongen. God zegene je.
486 [Een broeder zegt: "Ik heb hoge bloeddruk." – Vert] Hoge bloeddruk.
487 Hemelse Vader, onze broeder maakt bekend dat hij hoge bloeddruk heeft. Ik bid dat U hem wilt genezen, Here. Moge het hem vanavond verlaten. Dat de dokter zal mogen zeggen, als hij zijn volgende controle krijgt, of wat het ook is: "Wel, u bent weer helemaal in orde." Diep in zijn hart zal hij dankbaar zijn, Here. Ik bid in Jezus' Naam. Amen.
488 [De broeder zegt: "Mijn vader is erg ziek. Als u over deze zakdoek wilt bidden, zal ik hem naar hem toebrengen." – Vert] Ik zal het graag doen, mijn broeder.
489 Hemelse Vader, zijn aardse vader hier is ziek. Hij heeft hier een zakdoek. [De broeder zegt: "Ja." – Vert] Wil het op zijn vader leggen. ["Glorie voor God! Dank U, Jezus."] O God, ik bid dat U het geloof van zijn zoon zal eren. ["Glorie voor God. Ja, Here."] En zijn vader wil genezen, in Jezus' Naam. ["Ja. Amen. Dank U, Jezus."] Amen. ["Prijs God!" ]
490 God zegene u, mijn broeder. Moge God elk deeltje ervan toestaan, en ik geloof dat Hij het wil.
491 Zuster, het zal nu over gaan zijn, is het niet? Van nu af aan, zal het verdwijnen. [De zuster zegt: "Ja." – Vert]
492 Onze hemelse Vader, als wij, Uw gemeente, bidden voor onze zuster in haar toestand, mag de kracht van God haar dan genezen en haar gezond maken, in de Naam van Jezus Christus. Amen.
Hij zegene u nu, zuster. "Vraag, en het zal gegeven worden."
493 Hoe gaat het met u, zuster? Gaat Hij u vanaf vanavond gezond maken? [De zuster zegt: "Ja." – Vert]
494 Onze hemelse Vader, ik bid dat U onze zuster zal genezen, haar gezond maken. [De zuster zegt: "Ja." – Vert] Zij komt en zegt dat zij gelooft dat het zo zal zijn. Zo zal het dan zijn, Vader. Ik vraag het in Jezus' Naam. Amen.
God zegene u, zuster.
Hoe maakt u het, zuster? Dit is het uur van bevrijding voor u.
495 Onze hemelse Vader, deze nederige mensen lopen over het podium, gelovend dat U hun ziekten zult genezen. Zij hebben zoveel horen zeggen. "En geloof komt door horen", getuigenissen horen. Want "wij overwinnen door het bloed van het Lam en ons getuigenis." Ik bid dat U onze zuster zal genezen en haar gezond maakt door Jezus' Naam. Amen.
God zegene u, zuster, laat het precies daar achter.
496 Dierbare broeder, dit zal het uur gaan zijn dat het voorbij zal zijn. Is dat waar?
497 Onze hemelse Vader, ik breng hem tot U, met de gebeden van deze gemeente, van al deze getrouwvolle predikers en diakenen en oudsten en leden, allen. De Heilige Geest in onze midden legt getuigenis af van Zijn Woord: "Zij zullen handen op de zieken leggen en zij zullen gezond worden." U beloofde het, Vader. Nu, genees zijn ogen en maak hem gezond, in Jezus' Naam. Amen.
God zegene u, mijn broeder. Laat het van nu af aan over zijn.
498 Hoe gaat het met u, zuster? Gelooft u dat het van nu af aan over zal zijn? [De zuster zegt: "Ja, meneer." – Vert]
499 Onze hemelse Vader, moge het voor onze zuster voorbij zijn vanaf deze avond. Moge zij genezen zijn voor de glorie van God. Amen.
God zegene u, zuster. Geloof nu met heel uw hart, geloof dat het voorbij is.
500 Hoe gaat het met u? De baby? [De zuster zegt: "Ja, zij heeft een allergie die een zenuwinzinking veroorzaakte." – Vert] O my! O my! Dat is erg. Je bent een geweldig mooi klein meisje. Jezus gaat je nu gezond maken.
501 Nu, hemelse Vader, met mijn handen op dit kleine kind, voel ik diep in mijn hart: "Wat als het Sara, mijn dochter, was?" Het is iemands dochter. Ik bid, Vader, dat U het kleine meisje van deze allergie wilt genezen en mogen deze aanvallen haar verlaten. Mag zij gezond zijn, in Jezus' Naam. Amen.
502 Nu, je zult er overheen komen, liefje, en gezond worden. Geloof dat, zuster.
503 Hoe maakt u het, broeder? Het gaat vanaf deze avond goed komen. Is dat zo, meneer? [De broeder zegt: "Amen." – Vert]
504 Vader, God, ik bid in Jezus' Naam, dat u onze broeder wilt genezen, hem gezond maken. Moge het nu in zijn leven geëindigd zijn, alles voorbij; dat hij geloof zal hebben, ontwijfelbaar geloof in zijn hart. Hij zal gezond zijn, in Jezus' Naam. Amen.
505 God zegene u, broeder. [De broeder zegt: "Broeder Branham, ik zou graag willen dat er voor mijn moeder hierover gebeden wordt. Zij is drieëntachtig jaar oud. Zij wordt gekweld met astma en hartproblemen." – Vert] Wel, gezegend zij uw hart!
506 Hemelse Vader, zijn drieëntachtigjarige moeder lijdt aan hart- en astmaproblemen. Sta het toe, Here, dat, als dit kleine teken op haar gelegd wordt, zij gezond mag worden, in Jezus' Naam. Amen.
God zegene u, broeder, en ook uw moeder.
507 Laat het van nu af aan voorbij zijn, zuster. Laat dat gewoon verleden tijd zijn. Dit is de toekomst die eraan komt.
508 Hemelse Vader, in de Naam van Jezus Christus, genees deze, onze zuster. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
Het is nu weg. Geloof het gewoon.
Hoe gaat het met u, broeder? Het gaat van nu af aan weg.
509 Onze hemelse Vader, ik bid voor onze broeder dat U zijn lichaam geneest en hem gezond maakt. Moge het van dit uur af aan over zijn, in Jezus Christus' Naam. Amen.
God zegene u, broeder.
510 [Een broeder zegt: "Wij kennen een dame en zij heeft een deel van haar gezichtsvermogen van één oog verloren, en beschadigingen in het andere." – Vert] O my! ["En wij zouden graag willen dat..."] Dat erover gebeden wordt. Wel, ik zal dat graag doen, broeder. Geloof nu met mij dat zij gezond zal worden.
511 Onze hemelse Vader, er wacht ergens een lieflijke dame op deze zakdoek om op haar gelegd te worden. Wij zenden hem naar haar toe voor haar genezing, in de Naam van Jezus Christus, de Zoon van God. Amen.
God zegene u.
512 Nu, er zit hier een dame die niet kan opstaan, en één hier, en ook een man. Ik ga naar beneden om voor hen te bidden. Nu, bidt u allen met mij mee. Wilt u? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
513 [Broeder Branham verlaat de preekstoel om te bidden voor degenen die niet kunnen opstaan. Leeg gedeelte op de band – Vert]
514 [Een broeder zegt: "Het gezwel dat zij in haar borst had is weg en de pijn is verdwenen." – Vert] O, prijs God! [De samenkomst verheugt zich.] Is dat niet wonderbaar? [De samenkomst verblijdt zich.]
Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief,
Omdat Hij mij eerst liefhad,
En mijn redding kocht
Op Calvarie's kruis.
515 [Een zuster zegt: "Broeder Branham, ik sta op het punt om mijn zoon te krijgen. Ik ben naar huis gestuurd, naar huis gestuurd om te sterven aan kanker. En zuster Waldrop kwam naar mij toe en zij bad voor mij. Zij sprak met mij en zij vertelde mij om voor genezing te geloven. En er is voor mij gebeden, en ik geloof in mijn genezing." – Vert] God zegene u. ["Maar ik voel me niet zo goed, wilt u dus voor mij bidden?"] Zeker wil ik dat.
516 Hemelse Vader, ik bid dat U onze zuster wilt genezen en haar gezond maken. Door Jezus Christus' Naam, vraag ik dat het compleet genezen zal zijn voor deze zwangerschap. Amen.
God zegene u, zuster. Ga, en wees nu gezond. Eis uw genezing op.
517 Ziet u hoe eenvoudig het is? Nu, vertel me wat bij haar langs kwam om dit gezwel en de pijn weg te nemen, van de vrouw die zelfs de boodschap niet kon horen? Zie? Juist. Zij is daar God aan het prijzen. Als een vrouw die doofstom en blind is God kan prijzen om een kanker uit haar weg te nemen, dan zullen wij zeker, die gezond zijn zoals wij vanavond zijn, God ervoor kunnen prijzen. Denkt u niet? Ja. Laten wij even elkaars hand schudden wanneer we zingen.
Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief,
Omdat Hij mij eerst liefhad,
En mijn redding kocht,
Op Calvarie's kruis.
518 [Broeder Branham schudt handen – Vert] Waar wordt de dienst morgen gehouden? Is het al aangekondigd? [Een broeder zegt: "Hetzelfde. Tempe."] Tempe, Arizona.
[Een zuster zegt: "Bidt u hiervoor. Ik wil het op hem leggen!...?..." – Vert]
519 Sta het toe voor degene op wie het wordt gelegd, in de Naam van de Here Jezus, mogen zij gezond zijn voor de glorie van God.
520 Is Hij niet wonderbaar? Ik vertel u dat ik van deze manier houd. Ik houd van God. Ik heb Hem lief met heel mijn hart. Hij is Mijn Redder.
521 Nu, morgenavond, ik denk dat de volgende dienst in Tempe, Arizona, is, met broeder... Wat is zijn naam? Wat? [Een broeder zegt: "Groomer." – Vert] Groomer. Groomer, broeder Groomer, daar bij de Assembly of God. Is het niet? Assembly of God in Tempe. Volle Evangelie. Ja. Het is aangekondigd, denk ik. Goed.
522 Nu, hebt u Hem echt lief? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Gewoon wonderbaar!
Nu geef ik de dienst over aan de broeder, de voorganger.
Wacht, wil iemand gebed? Even een ogenblik.
523 Ga uw gang. [Een broeder zegt: "Mijn vrouw is al twee jaar ziek. Ik wil dat u voor haar bidt." – Vert] Wel, ik wil dat graag doen, mijn dierbare broeder.
524 Nu, voor zijn zieke vrouw die al twee jaar ziek is. Laten we nu gewoon Vader geloven. Ik weet dat de wereld hierop neer zou kunnen kijken en zeggen: "Ik geloof dat niet." Wat met de dame die een paar minuten geleden getuigde, die dat kropgezwel daar op haar nek had? Wat daarmee? Zie? Deze mensen die... Het meisje hier dat nu een jonge vrouw is, die dat astma had en van alles met haar toestand. Kijk naar dat alles waarvan wij weten dat het waar is. Zie? Hij zal... Hij... God, ook voor zijn vrouw.
Laten we bidden.
525 Here Jezus, een zieke vrouw. Ik bid dat dit doekje dat op haar gelegd wordt, een teken zal zijn van deze samenkomst vanavond en van het Woord van God. En moge zij genezen zijn voor Uw glorie. Amen.
526 God zegene u, broeder. [De broeder zegt: "Broeder Branham, ik ga u dit vertellen. Dertien jaar geleden toen u hier in Phoenix was, zat ik achterin de samenkomst. God vertelde mij dat als ik zou opstaan en de zoom van uw kleed zou aanraken, ik genezen zou zijn. De duivel zei: 'Ga niet, je zult voordringen op iemand anders.' En u kwam naar voren en zei: 'Er is iemand in dit gebouw, als ze zouden komen en het aanraken, dan zouden ze genezen zijn.' Ik keerde mij om en zei tegen een oude broeder: 'Ik ben die makker.'" – Vert] Halleluja!
Zegen zijn hart. Laten we bidden.
527 Hemelse Vader! Aan God bid ik, dat U deze zaak wil toestaan!...?... Sta het toe. En schenk dit, Vader, in de Naam van de Here Jezus Christus. Amen.
528 Hij heeft het nu gedaan. Hij beantwoordde het na dertien jaar. "Zij die wachten op de Here zullen hun kracht vernieuwen." Het is in orde, broeder. O, het is wonderbaar.
529 Wel, ik zie de meesten van u morgenavond. Als ik... Nu de voorganger hier; broeder.