Een Banier
Door William Marrion Branham1 Dank u, broeder Outlaw. Dank u zeer.
Goedenavond, vrienden. Dat is een... Ik waardeer zeker die fijne inleiding door broeder Outlaw, en het is een wederzijds gevoelen tussen ons. En ik ben blij om hier vanavond in deze tabernakel te zijn, terug hier in Phoenix, en te luisteren naar deze prachtige liederen en dit lieflijke kleine koor. Ik was hen net allemaal aan het bekijken. Ik ben zo kritisch voor bepaalde manieren waarop mensen zich gedragen en kleden in deze laatste dagen, dat ik deze kleine rein uitziende groep vrouwen hier zo'n beetje moet bewonderen. En voor mij ziet het er echt goed uit. En ik ben zeker dankbaar voor hen. God zegene hen.
2 En wat broeder Outlaw en zijn zoon betreft, ik herinner mij toen ik hier was, dat de jongen nog een kleine knaap was. En nu zit hij hier, denk ik, gehuwd en heeft wellicht een gezin. En dat laat alleen maar zien dat er niet veel tijd voor nodig is om dat te laten gebeuren, nietwaar? We gaan de weg beslist snel af. Maar er is één glorierijk ding waar we naar uitzien: de dag dat wij onze Here Jezus zullen zien, en dan zullen wij allemaal veranderd zijn.
3 Ze zeiden dat zuster Waldrop hier vanavond was, de dame die genezen werd van kanker. Ik noemde haar naam gisteravond. Waar is zij? Is zij hier nu in het gebouw? Ja, zuster Waldrop, ja, en broeder Waldrop ook. We zijn zeker blij om u vanavond in de dienst te hebben. Ik geloof dat ik broeder en zuster Evans zie uit Macon, Georgia, hier aan de linkerkant, helemaal uit Macon hierheen.
4 En deze jonge Griekse broeder die hier vooraan zit; ik kan er niet op komen... Hij komt helemaal uit Griekenland. Ik ontmoette hem dus niet lang geleden. En Eddie, geloof ik, is het niet? Of ben ik... [De broeder zegt: "Dave." – Vert] Dave, David. Ik waardeer die Bijbel, enzovoort, die u mij onlangs hebt gezonden, dat boek. En ik dank u zeer, broeder.
5 En velen van onze vrienden... Er is nog een groep uit Georgia, broeder S.T. noem ik hem, geloof ik, of T.S., aan deze kant.
6 En ik was blij om broeder Williams' zoon te zien. Heel wat keren heeft hij mij verzocht om voor hem te bidden, en om hem hier te zien opstaan om op die manier te getuigen, heeft mijn hart werkelijk ontroerd.
7 Toen ik hier kwam, ontmoette ik broeder McAnally daar buiten, mijn oude vriend. Ik zie hem bijna elke keer wanneer ik hierheen kom.
Er zijn gewoon zoveel van onze vrienden hier.
8 Het horen van de getuigenissen over genezingen doet mij hieraan denken. Enkele ogenblikken geleden had ik een lange afstand telefoongesprek met Tommy Hicks, die in Washington is, of in Oregon, bedoel ik. Hij wilde dat ik zou komen om zijn plaats in te nemen deze week. Zijn broer en zijn schoonzuster, en het hele gezin, werd op slag gedood deze namiddag ginds in Mexico. En hij moet erheen gaan om zijn broer te identificeren en alle regelingen enzovoort te treffen. En ik kan beslist meevoelen met broeder Hicks. Ik moest hetzelfde enkele weken geleden doen voor mijn moeder. En ik weet hoe hij zich voelt. En daarom geloof ik dat het echt fijn zou zijn op dit moment, nu we allen vergaderd zijn als één christelijk lichaam van mensen, dat we even, voor een moment, onze hoofden zouden buigen en bidden voor vertroosting van broeder Hicks in dit uur.
9 Onze hemelse Vader, wij brengen nu voor U, als een groep, een groep mensen die pelgrims en vreemdelingen zijn, reizigers die belijden dat dit niet ons thuis is, maar dat wij burgers zijn van een ander groot Koninkrijk dat zal komen, waarvoor Jezus ons leerde te bidden: "Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiede." Vader, vanavond heeft een van onze broeders, broeder Tommy Hicks, Uw dienstknecht, via de telefoonlijn dit droeve bericht vernomen. Zijn dierbare broer – van wie hij gelooft dat het een ongeredde jongen was – en zijn vrouw, en zijn jonge kinderen, kwamen vandaag allemaal om door een auto-ongeluk. En onze broeder is nu in de lucht, en vliegt erheen om het lichaam van zijn dierbare broer te gaan zien. Ik bid voor broeder Hicks, Here. Ik bid dat Uw Geest op hem mag zijn om hem te helpen. Vertroost hem. En mag de sterke hand van de levende God zich uitstrekken en hem ondersteunende genade geven in dit uur. Ik voel het scherpe gevoel zelf, Here, van slechts enkele weken geleden toen iets soortgelijks gebeurde, en ik voel met hem mee. En ik bid dat U hem zult vertroosten op elke mogelijke wijze die U kunt, Vader. Wij vragen dit in Jezus' Naam. Amen.
10 Er is gewoon zoveel om te zeggen en zo weinig tijd om het te zeggen. Wij vinden het vreselijk jammer vanavond dat er binnen, buiten, en rondom de muren van de kerk mensen staan.
11 Nu, deze volgende week, volgende week donderdag, begint de conventie hier in de Ramada. Ik geloof dat ik dat juist uitsprak. Ginds aan de rechterkant van de West... of van de Oost Van Burenstraat. En de Ramada is een soort grote zaal daar met genoeg ruimte om vijfentwintighonderd mensen te laten zitten. En ik heb het een groot voorrecht geacht om hier uitgenodigd te worden door de Gemeenschap van Volle Evangelie Zakenlieden [Oorspronkelijk: "Full Gospel Business Men's Fellowship" – Vert], tot wie ik over bijna de hele wereld heb gesproken. En zij hebben mij hier voor deze conventie uitgenodigd, broeder Williams, de president hier van deze afdeling, en velen van de fijne mannen.
12 En we verwachten daarginds een geweldige tijd, en er zullen daar enkele fijne sprekers zijn naar ik begrepen heb. Ik begrijp dat het mijn groot voorrecht zal zijn om te spreken op het ontbijt van de zaterdagmorgen. En als dat zo is, wil ik spreken over het onderwerp De slechtste man die ik ooit vond. Dus...
13 En dan zal ik op zondagmiddag opnieuw spreken, om mij te richten tot het lichaam van gelovigen daar op zondagmiddag. De hele week moet ik van gemeente naar gemeente gaan, van gemeente naar gemeente, soms twee op een dag, enzovoort, om mijn broeders te bezoeken. En ik acht het zeker een voorrecht, vrienden, om de verschillende organisaties te kunnen ontmoeten.
14 En het zou een lange tijd geleden hier bijna onmogelijk zijn geweest om de mensen samen te krijgen uit de verschillende richtingen en organisaties. Maar God is zo wonderbaar. Werkelijk. Hij heeft het eenvoudig zo bewerkt, dat zij nu allemaal beginnen gemeenschap met elkaar te hebben en hun kleine verschillen vergeten, om te jagen naar het doelwit van de hoge roeping. Dat is zeker fijn. Ik ben God zeer dankbaar om dat te zien. En nu, moge het gewoon blijven groeien, is mijn gebed.
15 Broeder Outlaw was, zoals hij net zei, de eerste die mij naar Phoenix uitnodigde. Ik kwam hier vele jaren geleden met broeder Kidson, en we hadden een geweldige samenkomst. Die samenkomst stond met rode inkt in mijn leven geschreven. Men had toen geen bandrecorders. Men had een kleine 'geluidschrijver' en men maakte een opname. En ik heb nog steeds de opnamen die van broeder Outlaws gemeente kwamen, en van de gemeente daar van broeder Garcia, het kleine Spaanse koor dat in het Spaans zong, zoals dezen het doen in het Engels.
16 En als we ons af en toe een beetje eenzaam voelen thuis, en ik een soort zwaarmoedig verlangen krijg om de mensen te zien, zie, de mensen uit Phoenix, dan zet ik die plaat op en speel hem af, weet u. En u... Hij is nu bijna helemaal versleten. Maar ik ken hem zo goed, dat ik van iedere keer dat hij verspringt en een regel overslaat enzovoort, afweet, daarom doe ik hem niet weg.
17 Ik heb onlangs een erg droevige ervaring gehad in mijn leven doordat ik mijn moeder heb verloren, die een zeer lieflijke Christenvrouw was. Maar haar heengaan ging snel. Ik heb geen tijd vanavond om het te vertellen. Ik wil het doen tijdens een van de samenkomsten, op een van de kleine ontbijten ergens, en vertellen hoe de Here mij wegzond voordat dit zou gebeuren. Hij gaf mij een visioen van waar ik heen moest gaan en wat er zou gebeuren. Daarna, op de terugweg... Het was zo lieflijk om gade te slaan hoe moeder tot het einde van haar weg kwam. En ik hield haar in mijn armen, of hield haar arm vast, en droeg haar ziel op aan God. En om dan die lieve, oude, geheiligde vrouw te zien hoe zij heenging terwijl zij niet meer kon spreken.
18 En ik zei: "Moeder, betekent Jezus nog steeds dezelfde lieflijkheid voor u als op de dag dat u de Heilige Geest ontving? U kunt niet spreken, ik weet het, maar als het zo is, knipper dan slechts heel snel met uw ogen." En zij knipperde met haar ogen. De tranen stroomden langs haar wangen. En zij ging heen om de Heer te ontmoeten. Die avond kwam Hij tot mij in een visioen, en toonde mij haar op de wijze dat zij toen was. Ik kan mij er gewoon niet van weerhouden om mensen uit te nodigen om daar naar door te drukken. Zie? Lag daar... Mis dat nooit, vriend.
19 En nu, dikwijls, door de manier waarop we staan, sluiten we toch niemand buiten de gemeenschap vanwege de manier waarop ze geloven. Maar omdat ik van Pinksteren ben, en de Pinksterervaring heb, heb ik het in mijn familie zien binnenkomen, en heb diegenen helemaal tot aan het einde van de weg zien komen, en ik heb op hen gelet als hun ziel heenging. Ik kan u vertellen dat ik zo blij ben dat ik die ervaring heb gehad. Ik... dat die Pinksterervaring in mij is. En ik wil gewoon dat iedereen het heeft. Mis het niet. Wat u ook doet, mis de ervaring niet.
20 Gewoonlijk gaat het in mijn samenkomsten – overal waar ik heenga – altijd over het bidden voor de zieken. Ik weet het niet. Het is heel succesvol geweest. De Here heeft gezegend en heeft mijn gebeden dikwijls beantwoord. En ik vraag me af, vlak voordat ik tot u spreek, of er enigen vanavond zijn gekomen om voor zich te laten bidden, voor iets, waardoor ik mijn tekst een beetje zou moeten veranderen? Als er voor u gebeden zal worden, ben ik van plan om over Goddelijke genezing te spreken, en zo niet, dan wil ik over iets anders spreken. Is er hier iemand voor wie gebeden moet worden, die graag gebed zou willen? Steek uw hand op, zodat ik een algemeen beeld kan krijgen. Hmm. My! Wel, ik worstelde er daarnet ongeveer een half uur mee.
21 Zeg, tussen haakjes, is Billy Paul, mijn zoon, hier? Billy Paul, ben je hier? Zijn er gebedskaarten uitgedeeld? Ga er een paar halen, terwijl ik even spreek, en deel ze uit. Zie?
22 Als je dat niet doet, blijven ze soms keer op keer, steeds weer terugkomen in de rij. Je komt nooit aan het eind ervan. Ja. Dus je... Als je er dus zoveel hebt, dan willen we ze allemaal, maar niet twee keer, ziet u? Dat kunnen we niet. Want veel van de mensen hier zijn van ver gekomen. En ik zal gedurende enkele ogenblikken rustig spreken over het een en ander dat u zal helpen, waardoor het geloof omhoog komt tot een plaats waar we kunnen bidden voor de zieken.
23 U hebt een wonderbare voorganger en medevoorganger hier, een wonderbare raad, wonderbare gemeente, wonderbare mensen.
24 En onlangs sprak ik op een van de samenkomsten hier in Phoenix, in de eerste samenkomst. Ik sprak erover – terwijl mijn vrouw en ik de straat afliepen – wel, hoe deze vallei er enkele honderden jaren geleden uitgezien moet hebben en hoe zij er nu uitziet.
25 En vandaag maakten wij een uitstapje en gingen de South Mountain op, en helemaal daar boven de stad uit, uit de atmosfeer van de stad vandaan. We zaten daar samen te praten over de Here, en hoe goed Hij voor ons was geweest. En toen kwam de Heilige Geest gewoon zo lieflijk de auto binnen. En toen...
26 En ik keek naar beneden naar het dal, waar kleine Joseph en ik niet lang geleden naartoe waren gegaan toen ik hier was. En hij en ik gingen daar zitten, hielden elkaars hand vast, en baden; mijn zoontje. Ik vroeg aan God toen ik wegging: "Laat mij in staat zijn om mijn Bijbel in zijn handen te leggen, en laat hem erbij blijven, slechts bij het Woord; en dat zal een vergoeding voor Hem zijn, omdat Hij mijn leven heeft gespaard en mij heeft geholpen."
27 Nu, u weet wat het is als je weggaat! Wij weten het, alle steden. Ik denk dat Phoenix een wonderbare stad is.
28 Maar ik zei tegen mijn vrouw: "Bedenk slechts, daar beneden nu, precies op dit ogenblik, in die kleine vallei, de Maricopa Vallei hier, zoals wij er doorheen kunnen kijken met de Salt Rivier er doorheen, hoeveel mensen deze minuut, in die ene kleine vallei, de Naam des Heren ijdel gebruiken! Hoeveel zonden, overspel, enzovoort, zijn er dit laatste uur in deze stad gepleegd, in deze kleine groep mensen!" Ik zei: "Hoeveel mensen, denk je, hebben er de afgelopen vijftien minuten in deze stad gezondigd, sinds wij hierboven zitten?" Denk eraan, vanavond. Ik zei: "Het is een wonder dat God om die reden de hele zaak niet gewoon wegvaagt." Het is zeker waar.
29 Maar herinnert u zich hoe het in Sodom was? Er was daar iemand die er uitgebracht moest worden. Ik zei: "Lieveling, naast dit alles, bedenk dat in deze vallei sinds wij hierboven zitten, er gebed na gebed is opgegaan vanuit een oprecht hart. Zie?" Ik zei: "Dat is de reden dat wij hier vandaag in Phoenix zijn en in deze samenkomsten rondom, de gemeenschap met onze broeders; het is om ons met hen in te zetten om te helpen deze grote last in beweging te krijgen, om te proberen anderen ertoe te krijgen het te zien."
30 "Nu, ik geloof dat op een dag de hele vallei zal worden uitgeveegd. De gehele aarde zal worden weggevaagd, en er zal een groot millennium komen." En ik zei: "De strijders en helden van het geloof zullen dan wandelen door de hoven van God, om nooit meer oud te zijn, nooit meer ziek te zijn, terwijl lofliederen de lucht vervullen en de engelen naar beneden kijken."
31 Ik denk aan een soldaat die thuiskomt en die geridderd wordt, weet u, die ergens van overzee komt of zoiets, en dan lijkt het erop dat de mensen hem zo'n grote eer bewijzen. Maar wat is het? Het zijn slechts enkele eerbewijzen buiten op straat, en enkele trompetten die blazen of klokken die luiden, en dan kom je weer regelrecht terug in de oude sleur.
32 Maar deze keer zal het een eindeloze eeuwigheid zijn, met de lofliederen die de engelen zingen als deze strijders en hun vrouwen en gezinnen door de paradijzen van God wandelen. Nu, dat is niet een of andere mythische droom zoals de kerstman van kerstmis. Dat is de waarheid, vrienden. En wij zien daar naar uit. Ik kijk met heel mijn hart uit naar die tijd wanneer Christus zal komen en wij dan in Zijn gelijkenis zullen zijn, en er geen ouderdom meer zal zijn.
Wat zeg je? Kom hierheen, Paul, als je wil.
33 En u die een gebedskaart wilt, terwijl hij naar beneden komt om u een kaart te geven, steek even uw hand op.
34 En ik vraag mij af of het niet een beetje teveel gevraagd is als wij de pianist hier konden krijgen, en dit koor om te zingen?
35 Wel, laten wij het gehoor erbij hebben, iedereen erbij betrekken, als zij willen, om Close to Thee[U dicht nabij – Vert] te zingen. Close to Thee. Kent u het lied? Kent u het? Kent iedereen het? Close to Thee? In orde.
36 Een of ander lied, laat het koor er dan gewoon een zingen. Dat, ik denk dat dat beter zou zijn. Laat alleen het koor het zingen. Dan kunnen allen die geïnteresseerd zijn in een gebedskaart er een krijgen.
37 Broeder Outlaw, zou u opnieuw hier willen komen, als u wilt, als het niet teveel van u gevraagd is, mijn broeder? En wij zullen een ander refrein hebben, of wat dan ook, van de mensen. En dan zullen wij direct, zo snel als wij kunnen, beginnen met een korte boodschap en bidden voor de zieken. De Here zegene u. Bid nu voor het kleine koor, terwijl het... allen die hen waarderen. U, Pinkstermensen, die een mooi klein rein uitziende groep van meisjes en jongens zoals deze waardeert, steek even uw handen omhoog. Zie? Wij waarderen dat zeker. Er is één ding dat erbovenuit steekt, vele dingen die erbovenuit steken, bij deze gemeente hier; en een ervan is dat zij zeker zangers zijn.
38 [Broeder Billy Paul Branham deelt gedurende ongeveer zeven minuten gebedskaarten uit, terwijl het koor Jezus is mijn Vriend, of Jezus zal mij erdoorheen halen zingt. Dan zegt de koordirigent: "Billy zei dat we het echt gevoelig moesten zingen, dus willen we een lied zingen dat we onlangs op een avond zongen. Het scheen alsof het niet echt op gang kwam, ditzelfde dinsdagavond, totdat we dit lied zongen; daarom zullen we het nu proberen: Ik was daar toen de Geest kwam. Hoevelen hebben de Geest?" De samenkomst zegt: "Amen." De koordirigent zegt: "Dus, Ik was daar toen de Geest kwam." Het koor zingt nu: Ik was daar toen de Geest kwam. – Vert]
39 Dank de Heer daarvoor. Amen. We zijn zeer dankbaar voor een fijne geestelijke opleving zoals deze. Ik was daar toen de Geest kwam.
40 Nu, ik zeg opnieuw dat we dankbaar zijn voor deze diensten, en we bidden nu dat God de zieken zal genezen, de verlorenen zal redden.
41 Nu, bid voor mij. Want wanneer je hier tamelijk onverwacht binnenkomt en er is niets afgesproken – we vallen binnen en gaan er weer uit op die manier – dan hebben we niet het gevoel dat we onze uiterste best doen voor de Here, maar we proberen het beste voor Hem te doen wat in ons vermogen ligt.
Laten wij dus nogmaals onze hoofden buigen voor gebed.
42 Onze hemelse Vader, het is vanavond met dankbare harten dat wij ons tot Uw troon richten, niet wetend wat precies Uw wil is, en wat er voor ons te doen is. Maar Gij zult ons leiden. U beloofde het, daarom geloven wij het. Wij bidden dat U vanavond tot de verlorenen zult spreken en de zieken zult genezen. Verkrijg heerlijkheid voor Uzelf.
43 Zegen deze gemeente, vragen wij opnieuw, Here. Zegen elke gemeente in deze stad en in deze vallei, zodat er een tijd zal komen dat er een grote uitstorting van de Geest zal zijn op al deze mensen, zodat mensen van over het hele land hierheen zullen komen om het Woord des Heren te horen.
44 Nu, wij beseffen, Here, dat de reden dat wij ons kunnen verheugen en liederen kunnen zingen, ten eerste is dat wij tot Christus kwamen, gelovend dat Hij bestaat. "Want geloof komt door horen, het horen van het Woord." En nadat wij ons verheugd hebben in het zingen van geestelijke liederen, en hebben gezien dat de Geest beweegt onder het gehoor, zou U nu in het Woord willen voorzien, datgene wat het hart van de mensen in de juiste toestand zal brengen voor de verdere dienst, voor de genezing van de zieken en de geestelijke genezing van iemand die gekwetst is, of een klein gevoelig geweten heeft dat gegriefd is, zoals het gekrookte riet. Wij bidden dat U het vanavond zult versterken, Here, en het van Uw genezende balsem wilt geven, die het geneesmiddel zal geven voor alles, zodat degene die misschien van de weg is weggeraakt vanavond zal worden teruggebracht tot de weg.
45 Wij willen ook bidden, Here, voor degenen die in de ziekenhuizen zijn, zo ziek dat ze zelfs niet naar de diensten kunnen komen. Wij bidden voor hen, wetend dat zij graag hier zouden zijn, maar de vijand heeft hen zodanig gebonden dat zij niet kunnen komen. God, sta toe dat hun bevrijding snel komt. Wij geloven dat het in het Woord geschreven is, dat wanneer "het volk dat bij Mijn Naam geroepen is zich zal vergaderen en zal bidden, Ik dan vanuit de hemel zal horen." Dat is waarom wij deze gelegenheid nemen om te bidden terwijl al de gemeenten samenkomen, zodat U vanuit de hemel zult horen, en ons land zult genezen. Wij vragen dit nu voor de glorie van God, in de Naam van Jezus Christus. Amen.
46 Nu, ik voel mee met degenen die staan en wier benen moe worden; ik zal mij haasten zo vlug als ik kan. Ik zou graag een keer terug willen komen naar Phoenix, op een plaats waar wij iedereen samen zouden kunnen krijgen en een goede, lange genezingsdienst zouden kunnen hebben in Phoenix, waar de Here enigen van ons zegent. Sommigen onder ons zijn predikers, zoals broeder Outlaw. En vele andere broeders hier zijn predikers. Ik ben niet zo'n geweldige prediker. Ik, ik bid slechts voor de zieken. En toch is er niemand die ooit het Evangelie predikte, die niet graag zijn gevoelens tot de mensen wil uitdrukken. Er is gewoon iets mee, waardoor u dat graag doet. En ik ben zo blij dat u gekomen bent om de kleine dingen die ik over Hem te zeggen heb, wil horen, en ik vertrouw erop dat Hij vanavond iets zal doen om u te bewijzen dat ik u de waarheid vertel en u liefheb.
47 Ik wil hier een kleine tekst nemen gedurende enkele ogenblikken, zo de Here wil, uit Johannes, het twaalfde hoofdstuk en het tweeëndertigste vers.
En Ik, zo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot Mij trekken.
48 En als een kleine tekst om daarop te bouwen, zou ik de tekst van Een Banier willen nemen.
49 Dat is een zeer eigenaardig, vreemd iets, om een dergelijke tekst te lezen, of een Schriftplaats te lezen, en dan een eigenaardige tekst te nemen. Maar ik heb ontdekt in de jaren van bediening, dat God soms binnenkomt op een eigenaardige manier, op eigenaardige momenten, momenten dat u het niet verwacht, en door teksten spreekt waardoor wij niet zouden denken dat Hij zou spreken, iemand gebruikt waarvan wij zouden denken dat hij onbeduidend is. Maar God werkt op mysterieuze wijzen om Zijn wonderen te volvoeren.
50 En een banier, natuurlijk weten wij allemaal wat een banier is. Het is iets dat omhoog wordt gestoken als een herdenking, iets voor de mensen om naar op te kijken; het is iets dat voor u geplaatst wordt. En God beloofde in Jesaja, het vijfde hoofdstuk en het zesentwintigste vers, dat er een banier opgeworpen zou worden. "Er zal een banier opgeworpen worden."
51 De mens is door de tijdperken heen geneigd – dat zit bij hem aan de binnenkant – om te proberen zichzelf te helpen. Nu, dat is gewoon de natuur van de mens.
52 Nu, wat wij proberen te doen, is om hier een basis te leggen voor iets wat wij de Here vragen om te doen: de zieken genezen en vertrouwen te geven. En je kunt eenvoudig niet uitstappen en geloof hebben voor iets waar je niets van afweet. Je moet eerst iets hebben waar geloof op kan rusten.
53 Toen u uw vrouw trouwde, moest u geloof in haar hebben. Zij moest geloof in u hebben voordat u een thuis kon maken. En je kunt niet zomaar een willekeurig iets nemen en daar geloof in hebben als het niet bewezen is.
54 Dus de meest bewezen zaak die wij zouden kunnen nemen als basis voor geloof, zou het Woord van God zijn. "Want geloof komt door horen, het horen van het Woord van God", omdat het Gods Woord is.
55 De mens nu die gemaakt is, is toch, zelfs in zijn gevallen toestand, in het beeld van zijn Maker, God. En in een bepaalde betekenis van het woord is hij een zoon van God die van genade vervallen is. Hij is weggevallen van wat God hem maakte om te zijn. En in zijn gevallen staat geven deze attributen hem iets om te proberen iets te doen om zichzelf terug omhoog te brengen tot een plaats waarvan iets binnenin hem, hem vertelt dat hij daar vandaan komt. Want hij weet dat hij nog niet in de juiste toestand is, omdat hij dood, ziekte en smarten, en hartzeer en teleurstellingen ziet. Hij weet dat hij daar niet voor werd gemaakt. Ongeacht hoever weg hij is van God, toch vertelt iets daar aan de binnenkant van hem dat; iets aan de binnenkant.
Nu, een mens is gemaakt als een drievoudig wezen: ziel, lichaam, geest.
56 Nu, de buitenkant is het lichaam. Er zijn vijf poorten tot dat lichaam en dat zijn de vijf zintuigen natuurlijk: zien, smaken, voelen, ruiken en horen.
57 De binnenkant, zoals het zaad dat geplant is... De binnenkant daarvan is het pulpachtige van het zaad, wat de ziel is. Er zijn vijf poorten daar naartoe waardoor u binnenkomt: geweten en herinnering, enzovoort.
58 Maar dan, binnenin dat kleine compartiment is het derde compartiment, wat de geest is. En dat is wat de rest bestuurt. Daar loopt slechts één toegangsweg doorheen, en dat is de eigen wil. U kunt accepteren of afwijzen, en dat is de enige toegangsweg daar naartoe. Als u de wil van God accepteert door die geest, dan neemt Gods Geest Zijn plaats in uw hart in en bestuurt de rest van u. En als u Dat niet accepteert, dan neemt de vijand die plek in en bestuurt de rest van u. Dus het ligt daarin.
59 En omdat de mens zo gemaakt is op die wijze, veroorzaakt dat, dat er iets binnenin hem is waardoor hij zelf iets wil bereiken. Hij probeert iets te doen om zichzelf te redden. Hij wil eruit vandaan komen, maar hij wil het zelf doen. Hij wil zijn eigen weg ervoor maken.
60 Nu, hij heeft vele pogingen gedaan. Hij heeft geprobeerd dit te bereiken door wetenschap. En elke keer dat hij vooruitgang boekt door wetenschap, vernietigt hij slechts zichzelf. Elke keer dat de wetenschap iets maakt, vernietigt hij zichzelf; buskruit, en atoomenergie, en kernwapens, en auto's, en al deze dingen. Toch helpt het hem tijdelijk, maar op de lange termijn vernietigt het hem. Want hij is... Het is iets wat hij heeft gepresteerd terwijl hij in Gods werkplaats is, proberend iets te maken, en hij verdraait wat God heeft gemaakt en plaatst er zijn eigen ideeën in en maakt het mooier.
61 Nu, zoals ik zei over deze stad, zoals deze grote prachtige stad hier. Als deze stad slechts was... Ze zou mooier zijn dan ze in de eerste plaats was als de mensen van God de straten op en af liepen met hun handen in de lucht, God dankend voor hun thuis en van alles. Zou Phoenix niet een hof van de aarde zijn? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Maar in plaats daarvan, zoals alle andere steden, is het liegen, stelen, bedriegen, gokken, roken, drinken, brassen, overspel. En het is een stank geworden voor God. Zie?
62 Dus u ziet, dat wat een mens probeert te presteren, hij er alleen maar een knoeiboel van maakt. Hij kan zichzelf niet redden. En hij probeert het door opleiding; hij heeft die route genomen om te zien of hij de mens niet zou kunnen opleiden tot een reddende kennis van Christus, of een reddende kennis voor zichzelf, of om iets te doen door zijn opleiding.
63 Ik las niet lang geleden in het tijdschrift Life, waar zij – ik geloof dat velen van u het artikel hebben gelezen – waar zij nu allerlei voorbereidingen hebben getroffen voor het samenvoegen van verschillende elementen, of vermeerderingen, waardoor ze bijna leven kunnen maken. En ze zeiden dat ze het zouden maken. Zij kunnen dat niet. Leven is schepping. Want er is slechts één Schepper, en dat is God. Zie? Ze zullen nooit in staat zijn om leven te maken, maar hij probeert dat. Ik vraag me af welk soort leven het zou zijn als hij het zou kunnen maken, als het uit de intelligentie van een mens zou voortkomen? Dus u ziet dat hij dat niet kan. Het is gewoon niet voor hem om dat te doen. Hij heeft gefaald met opleiding; hij heeft gefaald met wetenschap.
64 Hij weet dat hij ergens vandaan komt, maar hij wil zijn weg terug vinden.
65 Adam drukte dat werkelijk uit, de eerste mens op aarde. Nadat hij erachter kwam dat hij van genade vervallen was, probeerde hij zijn eigen intelligentie te nemen en een weg terug tot God te maken zonder een verzoening. Hij probeerde terug te gaan tot God zonder een verzoening te maken, iets om voor zijn zonden te betalen. Omdat de straf van God de dood was, probeerde hij terug te gaan zonder een verzoening voor de dood.
66 En de mensen proberen dat nog steeds te doen, ze proberen een godsdienst te maken zonder een verzoening erin. Adam maakte voor zichzelf een bedekking van vijgenbladeren zonder bloedstorting voor deze bedekking, en God weigerde het. En Hij heeft het toen geweigerd en Hij zal het altijd weigeren, want "zonder bloedstorting is er geen vergeving van zonden".
67 Hij kan gewoon niet teruggaan. Want de straf is de dood, en iets moet sterven om die straf te betalen. Het kan dus alleen plaatsvervangend zijn, anders waren we allemaal in de dood, als er geen plaatsvervanger was waar we ons aan vast konden houden. En de mens, door dit te doen, besefte dat, dat hij iets nodig heeft om zich aan vast te houden, iets waarop hij zijn handen kan leggen, iets waarvan hij kan zeggen: "Dit is het. Ik heb het. Ik weet dat dit het is."
68 Adam maakte dus – om aan iets vast te houden – een vijgenblad om zijn naaktheid en die van zijn vrouw te bedekken, maar hij ontdekte dat wat hij in zijn hand had niet werkte.
69 Door alle tijdperken heen zouden we mannen kunnen noemen, als we slechts tijd hadden. Laten wij er hoe dan ook twee of drie nemen.
70 Laten wij Nimrod nemen. Nimrod dacht hetzelfde. Na de vloed was hij zich ervan bewust dat er een God was Die de goddelozen zou oordelen, want zij waren net uit die vloed vandaan gekomen. En hij wist dat het zonde was die veroorzaakt had dat God de wereld had vernietigd. Daarom, in de wetenschap dat zonde opnieuw zou veroorzaken dat God hetzelfde zou doen, probeerde hij iets te verwezenlijken, namelijk een toren maken, waardoor de mensen de hemel in zouden kunnen rennen als het hier op aarde slecht zou worden, en in de hemel leven; en dan naar de aarde terugkomen en zondigen, om dan weer terug de hemel in te gaan.
71 Nu, dat is langs de hele weg het idee van de mensen geweest, proberend te zondigen en te leven op aarde en tegelijkertijd in de hemel te zijn. Dat kunt u niet. U kunt het niet. Jezus zei: "U kunt God niet dienen én mammon."
72 Dat is de reden waarom wij vanavond geloven in een totale onthouding van zonde, erbij vandaan gaan. Het is vergif. Lummel er niet mee rond. Ga er helemaal niet in mee. Heb er helemaal niets mee van doen. Zie niet hoe dicht u erbij kunt komen zonder te zondigen; zie hoever u ervan weg kunt blijven. Alles wat zondig lijkt, blijf er van weg. Heb er helemaal niets mee van doen.
73 Nimrod dus met zijn grote meesterbrein probeerde dit te verwezenlijken. En als u het zult opmerken, het is altijd zo geweest sinds de mens geschapen werd. Dat de... Als u de geslachtslijn nagaat van Kaïns kinderen, zij werden allemaal wetenschapsmensen, machtige mannen, werkers op de aarde met metaal en hout, enzovoort. Zij waren de knappe, intellectuele kant.
Maar de kinderen van Seth waren boeren, schaapherders, nederig.
74 Nu, vandaag is het op dezelfde manier. Degenen die steunen op een door mensen gemaakt mechanisch iets waar zij hun handen op kunnen leggen, zeggen: "Dit is het. Dit is het", iets wat door de mensen zelf is voortgebracht. Dan ontdekt u dat het meestal dit soort is dat probeert de verzoening van het bloed te ontlopen die terugvoert naar de juiste weg.
75 Nu. Maar nadat Nimrod een poosje aan zijn toren had gebouwd, zat God in de hemel hem uit te lachen. En hij naderde de voltooiing. Ik wil dat u opmerkt dat hij bijna had bereikt wat hij was begonnen. Maar toen keerde God de zaak plotseling om, en het ding ging aan stukken. Het verging tot stof. Net zoals Adams vijgenbladschort tot stof verging, zo verging Nimrods toren tot stof.
76 Toen kwam er een ander, namelijk koning Nebukadnezar, en hij ging een stad bouwen.
77 En als u zult opmerken, ziet u dat die geesten soms op mensen komen. En er is een dag komende, en is nu nabij, waarin de christelijke gemeente, de gemeente van de Here Jezus Christus, zo geestelijk behoort te zijn, omdat Jezus heeft gezegd dat "de twee geesten zo dichtbij elkaar zouden zijn dat het de uitverkorenen zou misleiden indien het mogelijk ware." De vijand is zo geslepen.
78 Nu, let op hem bij Nebukadnezar. Hij bouwde een stad die precies het patroon volgde van de hemel, zoals de rivier de Eufraat die bij de troon stroomde. Zoals in de hemel de rivier des levens bij de troon stroomt met hangende tuinen en van alles, precies zoals het was, want voordien was Abraham op reis, zoekende naar zo'n stad. En als u niet geestelijk gezind bent, zal Satan u verblinden voor deze dingen, zie, iets wat er bijna op lijkt, maar wat het niet is. Als het door de mensen gemaakt is, is het helemaal niet goed. Als het door het bloed gekocht is door God, dan is het de Waarheid. Dat, zie, is echt. Maar als het door de mens gemaakt is...
79 Nu, hij maakte deze grote stad. En dan komen wij er achter dat hij ook een beeld maakte voor de mensen om te aanbidden, en dat bracht een beeldenaanbidding onder de mensen. Maar te midden van dit alles kwam er een bovennatuurlijk handschrift op de muur, een onbekende tong die niemand kon uitleggen dan een met de Geest vervulde profeet die onder hen was. En dat koninkrijk verging tot stof, helemaal precies zoals Nimrods toren, en Adams vijgenbladschort, precies hetzelfde, omdat het iets was dat de mens zelf had verwezenlijkt. Het was iets wat hij wilde doen om te tonen dat hij zichzelf kon redden.
80 U kunt uzelf niet redden. Er is helemaal niets wat u er aan kunt doen. De weg is reeds voor u gemaakt. U kunt uzelf niet redden.
81 We zouden vele andere grote dingen kunnen noemen die gebeurd zijn. Nog maar kort geleden in Frankrijk, na de eerste wereldoorlog, wilden zij daar de Siegriedlinie [Broeder Branham bedoelt de Maginotlinie, gebouwd in 1930 – Vert] bouwen. En zij richtten al hun geschut tegen Duitsland en zeiden: "Nu, mochten de Duitsers ooit opnieuw willen proberen hierheen te komen, wel, dan zullen we in staat zijn om hen tegen te houden omdat wij hier een linie hebben waarmee we ze kunnen tegenhouden." Gewoon om aan te tonen dat door de mens gemaakte schema's geen stand kunnen houden, waren de Duitsers hen te slim af. Ze verscholen zich achter deze Siegfriedlinie en zeiden: "Wij kunnen eten, drinken, in overspel leven, dansen, in zonde leven, alles doen wat we willen, omdat we beschermd zijn. Wij hebben iets gedaan wat ons zal beschermen."
82 De Duitsers marcheerden er gewoon omheen en versloegen hen, zie, zij gingen er precies achterlangs. Want ze waren vergeten de geschutskoepels draaibaar te maken naar elke richting. Dus de Duitsers gingen gewoon buiten het bereik van hun geschut en gingen er precies aan de achterkant omheen, en de Siegfriedlinie viel.
83 De Duitsers kwamen eraan en bouwden de Maginotlinie [Broeder Branham bedoelt de Siegriedlinie – Vert] En ze dachten: "Als de Yankees ooit hierheen komen, wel, dan zullen we gewoon in dit versterkte beton gaan en we zullen in orde zijn." Wat gebeurde er? De Yankees kwamen met blockbusters [Bommen met grote vernietigingskracht en reikwijdte – Vert] en bombardeerden hen aan stukken. Ze viel hoe dan ook.
84 De Verenigde Staten dachten hier niet lang geleden dat ze een schip konden bouwen dat geen andere scheepsbouwers konden bouwen. Het werd de Titanic genoemd. Op een nacht, toen het door de oceaan stoomde met al zijn motoren lopend, en de bands die jazzmuziek speelden, uitbundig feestvierend, veranderde het opeens in Nader, mijn God, tot U. Waarom? Het botste daarginds op een ijsberg die er een gat in sloeg en de motoren kapot maakte, en het ging naar de bodem van de zee. Waarom? God, met Zijn machtige hand, toonde deze wereld dat zij geen stand kan houden. De mens kan in zichzelf niets bereiken.
85 Nu, vandaag is er groot getwist over de kernwapens, en we besteden miljarden dollars om te proberen een mens op de maan te krijgen. Wat zal het voor goed doen als hij eenmaal op de maan is gekomen? Ik ben niet... Zoals ik onlangs 's avonds zei: "Ik ben niet bezorgd om op de maan te komen, ik wil in de hemel komen. De maan is dus niet ver genoeg voor mij."
86 En dan zeggen de Russen: "O, wij hebben de eerste man in de ruimte gebracht." Ik verschil zeker van mening met hen daarover. Die man ging ongeveer twee jaar geleden de ruimte in. En wij hebben Iemand in de ruimte gehad gedurende tweeduizend jaar, Die een tehuis voor ons heeft gebouwd om naartoe te komen.
87 Maar, ziet u, door de mens gemaakte prestaties, wat de mens in zichzelf verwezenlijkt heeft, zal niet werken.
88 Nu, wij hebben geprobeerd mensen op te leiden, om door opleiding te krijgen wat wij "de betere klasse mensen" zouden willen noemen. Onze seminaries hebben onze predikers naar school gezonden, wat fijn is; en zij kregen een opleiding in "zuiver spreken", "spraak", enzovoort, en een betere grammatica, zodat... waardoor de betere klasse mensen van de stad – de zogenaamde – zou binnenkomen in deze kerken. En wij hebben onze kerk daar vol mee gekregen.
89 Nu, ik geloof niet dat er een betere klasse mensen is dan de mensen van God. Zie? En Jezus richtte Zich nooit tot zo'n klasse toen Hij hier was. Hij ging naar de vissers, de ongeletterden, onopgeleiden, onwetenden. En dat was wat Hij koos. En God, als u Hem slechts zou kunnen begrijpen, Hij houdt ervan om iets te nemen wat niets is en daar iets mee te doen. Dat bewijst dat Hij God is. Er is niets waarover u kunt opscheppen. Hij neemt iets wat niets is om er iets uit te maken. Dat bewijst dat Hij God is.
90 Nu, toen probeerden wij het te doen met denominaties. Wij dachten eraan dat we misschien onze denominaties konden laten groeien. En wat deden wij bij het maken van onze denominaties? Wat in orde is, niets ertegen. Maar wat wij deden met onze denominaties, is dat wij ons slechts voor die denominatie begonnen in te zetten, en voor je het wist, gaven wij de andere broeder niet genoeg deken om zich warm te houden. Zie? En daarmee hebben wij ons afgescheiden. Ziet u? En door dat te doen, veroorzaakten wij dat er iets onder ons gebeurde wat niet had mogen gebeuren. En wij komen er achter dat dat gewoon niet werkt.
91 Onze intellectuele gesprekken – welke fijn zijn, ik wou alleen dat ik het kon – maar dat is niet wat telt in de ogen van God. Het is de Heilige Geest. God verordineerde nooit zoiets. Hij verordineerde en droeg Zijn gemeente op het Evangelie te prediken. Het Evangelie is niet intellectueel. Het Evangelie kwam niet alleen in woorden, maar door kracht en demonstraties, manifestaties van de Heilige Geest. Dat is wat het Evangelie gebracht heeft.
92 Hier niet lang geleden riep een Volle Evangelie groep in Chicago op voor een samenkomst. En ze gingen naar een bepaalde grote Bijbelschool en ze kregen een grote intellectuele spreker. Het werd over de hele stad geadverteerd, over deze grote spreker van een bepaalde grote school, met zulk een naam, my, en al de graden aan het einde van zijn naam, zodat zij dachten dat dat het gewoon zou zijn. En nadat menigten waren binnengekomen om de man te horen, stond hij achteraan op in het gebouw, met een pak aan, z'n boord omgekeerd, en zijn toespraak onder de arm. Hij liep hij voren en spreidde die uit over de plaats.
93 En de toespraak, wel, die was uitmuntend. Er was niemand die een woord tegen die toespraak zou kunnen inbrengen. Het was perfect. De spraakkunst was exact. Zijn handelingen en zijn kanselmanieren waren perfect. Hij stotterde, hakkelde, of kwijlde geen enkele keer, zoals heel wat van ons doen. Maar hij... hij bracht zijn toespraak naar voren met een geweldige welsprekendheid.
94 Maar hij dacht: "Bij deze groep ongeletterde mensen zal ik naar voren gaan en hun tonen wat het echt betekent om een prediker te zijn." Met zijn borst vooruit ging hij naar voren, helemaal opgeblazen, en hield deze toespraak. Maar hij ontdekte dat dit niet klikte bij zo'n soort menigte. Het ging over hun hoofden heen. Zoveel geweldig opgezwollen woorden, zij begrepen het niet.
95 Dus na een poosje, toen hij zag dat hij fout was, raapte hij zijn toespraak bij elkaar en deed die onder zijn arm. Zijn schouders hingen naar beneden. Zijn hoofd hing omlaag. Zijn knieën zakten door. Hij droop af, nederig, vernederd, uit de preekstoel vandaan.
96 Er was daar een oude heilige die om zich heen zat te kijken die een ander aanraakte en zei: "Als hij naar boven was gegaan op de wijze waarop hij naar beneden kwam, zou hij naar beneden zijn gekomen op die manier waarop hij naar boven ging."
97 Dat is dus ongeveer juist, tenzij een mens weet dat hij niets weet, en dat hij zichzelf voor God vernedert en verwacht dat de Heilige Geest het werk doet. Dat is de zaak. Een mens kan niets bereiken door zijn intellectuele vermogens. Hij moet volkomen afhankelijk zijn van God.
98 Nu, als de mens dit doet, laat het zien dat er ergens een inspanning is ter wille van deze grote zaak van verlost te zijn. En God leverde die prestatie. Hij deed dat, en Hij maakte het zo eenvoudig: het was door geloof. God zei het in het begin en het is altijd door geloof geweest. Vandaag bent u niet gered door werken, door goede dingen, door toe te treden tot de kerk, door opgeleid te worden. "U wordt slechts gered door geloof, en dat door de genade van God." U bent gered door geloof, door te geloven wat God reeds heeft gedaan.
99 God heeft de banier bestemd. God geeft u iets om u aan vast te houden: een banier, zoals een vlag die uithangt.
100 En in Korea, en o, daar op de eilanden gedurende de oorlogstijd, toen de Amerikanen de Japanners teruggedreven hadden... En zij liepen in Guam en op verschillende plaatsen naar de top van de heuvel, de hoogste heuvel die zij konden vinden. En daar, met tranen die langs hun wangen liepen, en met gejuich, plantten zij de Amerikaanse vlag – Old Glory – bovenop de heuvelkam. Zij hadden het land veroverd. Wat een wapenfeit om die banier omhoog te steken, van: "Dit behoort ons toe." O, wat een voorrecht was het voor die soldaten om daar te staan op het land dat zij veroverd hadden.
101 Ik vertel u dat God de gemeente op een dag een banier gaf toen Jezus op Golgotha omhoog gestoken werd tussen hemel en aarde, niemand anders dan God, Immanuël, Die Zijn bloed op de grond uitbloedde. Er was een banier die omhoog gestoken werd voor de mensen, van: "Wij hebben overwonnen. Wij hebben het. Wij zijn meer dan overwinnaars omdat Hij voor ons overwon."
102 Nu, wij begrijpen dat Noach, een man van God, geloof had, en dat God hem een banier gaf. En die banier was de ark. En Noach bouwde door geloof door, omdat het een bevel van God was om deze ark te bouwen voor de redding van wie ook er zou binnengaan. Nu, terwijl Noach voortging met de ark te bouwen, wist hij dat hij een banier gereed maakte waarvan God hem had verteld om die te bouwen. Alles wat God zegt om te doen, houd daaraan vast, omdat het juist is. Ongeacht hoeveel spotters erom lachten en er de draak mee staken, Noach wist dat hij het ZO SPREEKT DE HERE had.
103 Vergelijk Noach met Nimrod. Nimrod had zijn eigen idee erover; en Noach had Gods idee er over. Nimrod had iets waarop hij zijn handen kon leggen; en Noach had iets waarop hij zijn handen kon leggen. Het was een banier, iets waaraan hij zich kon vasthouden. Zeker.
104 Naderhand zullen we het ontdekken. We zullen snel over een andere man spreken, en zijn naam was Mozes. En hij was gewoon een man. Maar hoe zou hij ooit in staat kunnen zijn om de kinderen Israëls uit Egypte te bevrijden, uit de slavernij, nadat hij gestudeerd had op school, getraind was in al de wijsheid van de Egyptenaren, en zichzelf toen totaal verslagen vond? Maar op een dag, achterin de woestijn, ontmoette God hem, of ontmoette hij God. En God gaf hem een banier, een stok om in zijn hand te houden. Wat een eenvoudig ding, maar dat deed het werk. "Houd deze staf voor u." Het was een banier voor Mozes, want toen hij die stok had, marcheerde hij ermee voorwaarts.
105 Ik studeerde niet lang geleden over David Livingstone, nadat ik bij zijn graf stond in Londen. En er zijn meer mensen die het graf van Livingstone bezoeken dan enig ander graf in de Abbey. Toen hoorde ik het verhaal van Livingstone hoe hij daarheen ging als dokter en als Christen. Hoe hij naar de inboorlingen ging en niet kon binnenkomen omdat het grotendeels barbaren waren.
106 Hij kwam dus bij het stamhoofd. En hij zei – het stamhoofd zei: "Als u met mij het bloed van het verbond zult drinken, dan zult u een van ons zijn." Zij deden dus wat wijn in een beker, en ze onttrokken bloed uit elkaars aderen, en hielden dat boven de beker en druppelden het bloed erin en mengden dat – het bloed van hen beiden – en daarna dronk Livingstone de helft ervan, en het stamhoofd dronk de helft ervan.
107 Daarna gaven zij elkaar een teken dat zij broeders waren. En het stamhoofd vroeg om Livingstones doktersjas, en hij deed zijn jas uit en gaf hem aan het stamhoofd. En toen vroeg Livingstone het stamhoofd om zijn heilige speer.
108 En toen hij daarna terug de oerwouden inging, en de inboorlingen hem achterna renden en een speer door hem heen wilden gooien, wat kon hij zich toen goed voelen toen hij deze banier omhoog stak, de heilige speer. En toen hij hem zo omhoog stak, vielen de inboorlingen op de grond en aanbaden hem bijna als god, omdat zij wisten dat die heilige speer daar vandaan kwam.
109 Nu, zo is het vandaag. De mensen van vandaag falen om te beseffen dat God ons een grote banier gegeven heeft.
110 U zegt: "Broeder Branham, hebt u kracht? Ik wou dat ik kracht had."
111 Wij hebben geen kracht. Van ons wordt geen kracht verwacht. Wij hebben autoriteit. Het is geen kracht. Het is autoriteit. Wij hebben geen kracht nodig. Christus heeft de kracht. Maar wij hebben de autoriteit. Amen. Daar is een heleboel verschil tussen. Hij was Degene Die overwon. Hij overwon en gaf ons de autoriteit. Hij heeft de kracht, maar wij hebben de autoriteit, net als elke ambassadeur die naar een ander land gaat.
112 Hier, om het aan u uit te leggen. Er is ginds... Ga hier naar een van deze kruispunten hier in Phoenix rond vijf uur 's middags. Er staat daar een politieman. Hier komen de auto's voorbij met een snelheid van zestig, tachtig kilometer per uur. Wel, die kleine politieagent is misschien nog niet eens anderhalve meter groot, en hij loopt daarheen, en, wel, hij heeft niet genoeg kracht om één van die auto's te stoppen. Wel, een van die auto's heeft misschien wel driehonderd paardenkracht. Wel, zij zouden die kleine knaap gewoon optillen en hem verpletteren, en doorgaan. Maar laat hem eens zijn hand opsteken, op zijn fluitje blazen. Hij heeft geen kracht, maar hij heeft autoriteit. Dat is het. Remmen zullen slippen en wielen zullen piepen. Alles zal stoppen omdat hij zijn hand opstak, omdat hij autoriteit heeft.
113 En wanneer een man of vrouw gekleed is in de volledige wapenrusting van God, is er geen kracht nodig. Het is autoriteit van boven wanneer hij spreekt. Duivels zullen schreeuwen en remmen zullen piepen. Zelfs de dood zelf zal huiveren, en graven zullen opengaan vanwege de autoriteit die Jezus Christus aan Zijn gemeente gaf. Alle mensen weten dit: "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven." Steek de autoriteit omhoog, de banier.
114 Als zijn hand omhoog gaat met de witte handschoen aan, zal elke auto stoppen. Misschien heeft hij niet genoeg kracht om een fiets te laten stoppen. Maar hij heeft autoriteit om alles te stoppen wat door die straat komt. Waarom is dat? De hele wet van Phoenix staat achter hem.
115 En een Christen die dood is, en begraven, en met Hem is opgestaan in Zijn opstanding, is in hemelse gewesten! Kijk, "als wij dood zijn met Hem, dan zijn wij ook opgestaan met Hem"; want het lichaam gaat waar het hoofd is. En Hij is het Hoofd en dit is het lichaam. En niet dat wij het zullen zijn, maar wij zijn "nu samen gezeten in hemelse gewesten in Christus Jezus", met elke macht van de duivel overwonnen en onder Zijn voeten. Autoriteit! Autoriteit, daar is de banier. Dat is de hand die opgestoken wordt die telt.
116 Mozes ging terug naar Egypte. Daar waren de grote wateren daar. Stak de banier omhoog en wat gebeurde er? Ze werden in bloed veranderd. Stak hem omhoog over het land: kikvorsen, luizen, vliegen. De zon weigerde te schijnen. Dood trof het land. Waarom? Hij hield de banier van Gods oordeel omhoog.
117 En wanneer wij als een gelovige in Christus de banier van Gods oordeel opheffen, met een leven dat gekruisigd is voor jezelf en je eigen ideeën, en je bent opgestaan, en Zijn Woord is levend gemaakt onder u, dan moet iedere duivel wel gillend remmen. Dat is juist. Want het vertegenwoordigt Christus. Zie? Hij stierf. Hij is Degene Die de banier omhoog stak.
118 En Mozes, met zijn stok, het zag er uit als een erg klein ding, maar het was een stok. En het was Gods banier aan Egypte, zijn oordeelsstaf, en het bracht oordeel. God geeft altijd iets waar u naar kunt kijken, iets waarop u uw hand kunt leggen, iets wat u kunt bewijzen, iets wat juist is, nadat u Hem hebt geaccepteerd. De wijze mannen, magiërs...
119 Wij lezen dat Petrus zei dat hij bemerkte dat God mensen van elke natie zou nemen, een ieder die Hem zou geloven.
120 De wijze mannen keken uit naar een ster die vanuit Jakob zou oprijzen, een ster die uit Jakob zou komen. En hun werd een banier gegeven. Toen Jezus werd geboren in Bethlehem in Judea kwamen wijze mannen uit India die een ster volgden. O my! Wat? Een banier, een getuigenis, een bewijs, een bovennatuurlijk bewijs.
Ongelovige, ik zou graag willen dat u dit ziet.
121 Niet iedereen hoeft het te zien. Niemand zag die ster behalve die drie mannen. Ze passeerde boven elk observatorium, een echt levend getuigenis, een banier om hen naar Christus te leiden. Niemand zag het dan zij.
122 "Nog een kleine tijd en de wereld ziet Mij niet meer, maar gij zult Mij zien, want Ik zal altijd met u zijn, zelfs tot aan het einde der wereld." De banier: "Jezus Christus, Dezelfde gisteren, vandaag, en in eeuwigheid." Gods ware Banier. De ongelovige ziet het misschien niet.
123 Jezus zei ook: "Die in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen." Wat zou het zijn? Het zou een teken zijn, een banier.
124 Eens werd Hem gevraagd: "Laat mijn zonen zitten, de ene aan de rechterhand en de andere aan de linkerhand."
125 Hij zei: "Kunt u de beker drinken die Ik drink? Kunt u gedoopt worden met de doop waarmee Ik gedoopt word?" Dezelfde Heilige Geest Die op Hem was zonder mate, kwam op Zijn gemeente met mate; maar het is dezelfde Heilige Geest, dezelfde God. Het is de Banier.
126 Wij zijn Gods banieren voor de wereld. Dat is de reden dat ik steeds tekeer ga tegen de Pinkstergemeente, dat ik achter hen aan zit vanwege hun manier van leven. Dat is de reden waarom de wereld Christus niet kan zien, het is omdat wij de slagbomen neerlieten. Wij raken daarbij vandaan.
127 Wanneer onze vrouwen zich kleden en zich gedragen als de rest van de wereld; wanneer onze mannen uitgaan en vuile grappen vertellen, en roken, en zich gedragen zoals de anderen; vier of vijf keer getrouwd en al het andere; trekken, brengen hen in de kerk en dergelijke dingen. Welnee. De wereld gelooft niet dat u het heeft.
128 Laat mij u vertellen, broeder, wanneer u dood bent en uw leven is verborgen in Christus door God, en u bent verzegeld door de Heilige Geest, en God heft u omhoog in hemelse gewesten, dan zult u een banier zijn van een werk van God dat in u is voltrokken.
129 Jezus zei in Markus 16: "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven." Welk soort banier is dat? Een verwaand persoon? Nee, nederigheid. De volheid van God in Christus deed Hem wandelen als een nederige landman, deed Hem de voeten van Zijn discipelen wassen, en Hij had geen plaats om Zijn hoofd neer te leggen.
130 Sommigen van ons (de evangelist) noemen onszelf Christenen; als we naar een plaats gaan, moeten we het beste hebben wat er in het land is; er moet zoveel geld gegarandeerd worden anders zullen we niet gaan. Sommige voorgangers willen niet naar een gemeente gaan tenzij het een hoge klasse is, en een grote plaats. O my!
131 Wij hebben een andere ervaring nodig zoals Paulus zag toen hij op weg was naar Damascus. Paulus zag die Banier omhoog gestoken, en hij zei: "Wie bent U, Here?"
Hij zei: "Ik ben Jezus."
132 Wat wij nodig hebben is nog een Vuurkolom die opnieuw over de gemeente hangt vanavond, zodat de verblinde ogen van de mensen geopend zullen worden en zij het kunnen zien.
133 Jezus leeft nog steeds en regeert; de Banier. Nu, Hij is de God Die ons deze Banier gaf. Het is een eeuwige Banier.
134 Bedenk dat al de Romeinse banieren, al de banieren van Nimrod, al die van Babylon en al de overigen verpletterd zijn en heengegaan. Wij kennen hen slechts door de geschiedenis. Ik stond in Rome waar de keizers eens de wereld beheersten, en je zou zes meter diep in de grond moeten graven om te vinden waar hun paleis heeft gestaan. Ik stond in Egypte waar de farao's waren, en het is weg en teruggekeerd tot stof.
135 Broeder, maar er is een banier die God op een dag verwierf door Jezus Christus vanuit de dood omhoog te tillen, en de Heilige Geest neer te zenden op Zijn gemeente. En "hemelen en aarde zullen voorbijgaan, maar Zijn Woord zal nooit voorbijgaan." "Op deze rots zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel kunnen haar niet overweldigen." Waarom? De levende banier is in de gemeente: de banier, het onfeilbare, het volmaakte bewijs, iets waarop u uw handen kunt leggen, iets waar u naar zou kunnen kijken.
136 Om deze jongeman hier te zien, de jonge Williams hier, toen hij opstond en getuigde hoe zijn vader en moeder voor hem hadden gebeden, en dat hij plotseling de banier had gezien. Er gebeurde iets. Hij zag het. Hij nam afscheid van het oude huis van klei, en vervolgens begon hij rond te rennen op de Witte Melkweg, zoals de broeder zei.
137 Wanneer de mensen dat konden zien! "Als Ik van deze aarde verhoogd zal zijn, zal Ik alle mensen tot Mij trekken. Gij zijt Mijn getuigen. U zult Mijn getuigen zijn, zowel in Jeruzalem als in Judea, Samaria, en de einden der aarde. Deze tekenen zullen de gelovigen volgen: in Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen, met nieuwe tongen spreken, slangen opnemen, dodelijke dingen drinken, het zal hun niet schaden, hun handen op de zieken leggen en zij zullen genezen worden." De banier. Laat me er nog één bovenop doen om het te verzegelen: "Hieraan zullen alle mensen weten dat u Mijn discipelen bent, als u liefde hebt voor elkaar." Zie? U kunt er geen deel van wegnemen; u moet alles ervan nemen. En het kan niet worden verzegeld totdat alles ervan is gekomen. Dat is juist.
138 In het oude land, in oude tijden, was het zegel meestal een ring. Een man die niet met zijn naam kon ondertekenen en alleen een ring had, die verzegelde het. Zijn... wat hij ook geschreven had, wel, hij zou in plaats van met zijn naam te ondertekenen, het zegel erop plaatsen. Het was een misdrijf waar gevangenisstraf op stond om dat zegel ooit te kopiëren.
139 Nu, vandaag heeft God een zegel en er staat doodstraf op om dat zegel te kopiëren. Luister, u Lutheranen, Methodisten, Baptisten, Presbyterianen en Pinkstermensen: probeer het niet te kopiëren.
140 Houd u stil, en God zal het op u plaatsen. En dan zult u een banier zijn, een voorbeeld van christendom, en mannelijkheid en vrouwelijkheid. Het zegel van de Heilige Geest, Gods banier, in u gedrukt totdat u er uitziet, handelt, wandelt en spreekt als het Evangelie, waar u ook heengaat. Geen vinger kan op u gelegd worden. Dat is juist.
141 God heeft dat verwezenlijkt door de dood, begrafenis en opstanding van Jezus Christus, door "de wassing van het water door het Woord". Door Zijn bloed zijn wij vandaag gewassen en rein gemaakt en is ons dit grote voorrecht gegeven van...
142 Kijk, wij vragen ons af wat Jezus was, als wij zeggen dat Hij Dezelfde was gisteren, vandaag en voor eeuwig. Nu, wat Hij gisteren was, is Hij vandaag, en zal Hij voor eeuwig zijn, diezelfde Banier.
143 We zullen erachter moeten komen wat de Banier toen voor die mensen was, om te weten of Hij de juiste Banier was waar men naar uitkeek. Wij zien in de Schriften dat Hij daarin nooit beweerde iets te doen. Hij beweerde dat nooit. Hij zei: "Ik ben het niet Die de werken doet. Het is Mijn Vader Die in Mij woont. Hij doet de werken. Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u: de Zoon kan niets doen dan wat Hij de Vader ziet doen, en dat doet de Zoon insgelijks." Het is wat Hij de Vader zag doen. Met andere woorden, Hij zag het door een visioen wat er gebeurde.
144 Wij vinden een vrouw die Zijn kleed aanraakte. Hij keerde Zich om en keek naar haar en vertelde het haar. Zij had de bloedvloeiing en het stopte. Haar geloof had haar behouden.
De vrouw bij de bron. Hij zei: "Ga uw man halen."
Ze zei: "Ik heb er geen." Zei: "Wel, wij..."
Hij zei: "U hebt gelijk, want u hebt er vijf gehad."
145 Toen Hij dat had gezegd, zei ze: "Meneer, wij weten dat de Messias komt Die de Christus wordt genoemd. Wanneer Hij komt, zal Hij ons deze dingen vertellen." Zie?
Daar was de banier. Hij zei: "Ik ben het, Die met u spreek."
146 O, broeder, de waterpot werd achtergelaten. Zij had een Bron gevonden, gevuld met bloed, getrokken uit Immanuëls aderen. Zij had een Bron van redding gevonden. Zij had een Bron gevonden. Zij rende de stad in. Zie? Zij was blij de mensen erop te wijzen. Ze zei: "Kom, zie Wie wij gevonden hebben. Zie een Man Die mij al de dingen vertelde die ik heb gedaan."
147 Kijk naar Andreas over wie ik gisteravond predikte daarginds. Dat hij niet, nadat hij de hele nacht bij Jezus was gebleven en ontdekt had dat dat werkelijk Gods Getuige was, dat dat de Messias was, dat hij niet wegging om te zeggen: "Simon, kom help mij om het uit te zoeken." Hij wíst dat Hij de Messias was.
148 En zodra hij voor Hem kwam te staan, vertelde Hij hem wie hij was en wat de naam van zijn vader was, en Petrus wist dat dat het was wat zou gebeuren.
149 Filippus deed hetzelfde. En, o, het ging verder en verder en verder, de banier.
150 Jezus zei in Johannes 14:12: "Die in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen."
151 Nu, kijk. Wij zijn gezonden. Luister hier, vrienden, u allen. Ik spreek nu tot u mensen, op dit moment, tot de mensen voor wie gebeden zal worden. Luister hiernaar.
152 U bent een getuige. Als u bent gered en u weet wat de kracht van God is, dan hebt u die banier aangeraakt. U hebt een houvast op iets gekregen, iets wat geen toren van Nimrod is. Noch is het een vijgenblad van Adam, een schort. Maar het is een belofte van God, dat "hemelen en aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn Woord zal niet voorbijgaan." Het is iets waarop u uw handen kunt leggen. "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven. Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij herstellen." Het is een banier, een echte banier.
153 En tot u mensen. Als hier iemand is die deze banier nog nooit geaccepteerd heeft, en niet weet wat deze mensen doet huilen, en jubelen, en dansen; en hoe het veroorzaakt dat deze vrouwen hun haar laten uitgroeien, en ermee stoppen die oude vulgaire kleren te dragen om er sexy uit te zien voor mannen, en dergelijke dingen, het is die oude boze geest die uit hen is weggegaan.
154 Vertel mij niet... U kunt misschien zo zuiver zijn als een lelie voor uw man; maar wanneer u komt tot de oordeelstroon zult u zich moeten verantwoorden voor het plegen van overspel. Dat is juist. De Bijbel zei... Jezus zei: "Een ieder die naar een vrouw kijkt om haar te begeren, heeft reeds overspel met haar gepleegd in zijn hart." En als u zich kleedt om uzelf voor de mannen aan te bieden, dan bent u schuldig, al heeft een man u nooit aangeraakt. Wanneer die zondaar zich moet verantwoorden voor zijn overspel, bent u degene die het pleegde. U hebt u aangeboden. Jazeker. Broeder, zuster, u kunt misschien denken dat dit ouderwets is.
155 Ik had niet lang geleden een prediker, die zei: "U zult uw bediening schaden, broeder Branham."
156 Ik zei: "Het is de mijne niet; het is de Zijne. Dat is Zijn Woord, en dat is wat Hij zegt." Ik geloof het. Jazeker. Beslist. Zeker.
157 Wanneer u dus een van die vrouwen in orde ziet komen met God, dan zult u haar tevoorschijn zien komen als een heilige. U zult haar zich anders zien gedragen. Er zal een verschil zijn in haar leven. Alles zal spreken van heiligheid. Zij zal een dame zijn.
158 Let op die man, die dronkaard daar buiten op straat, waggelend, een kroegenloper, zijn mond opgezwollen door vliegenlarven door het overgeven van whisky en bier en dergelijk spul. Laat hem op een dag bij het altaar komen en een houvast krijgen op die banier, en ik zeg u dat hij een banier voor God zal zijn, en een gedenkteken voor de reddende kracht van Jezus Christus. Jazeker. Hij zal dat zeker zijn.
159 Ik stond onlangs hier in de straten van Phoenix en zag daar een kleine gekleurde jongeman staan. Kleine kerel, niemand besteedde enige aandacht aan hem. Had zijn Bijbel onder zijn arm, en wie er ook langs kwam, wees hij op het Evangelie, gewoon zo hard als hij kon. Ik zei: "Dank de Here God. O my! Schreeuw het uit, broeder. Laat het gewoon doorgaan. Dat is helemaal in orde: Jezus Christus omhoog houden."
160 O, als u Hem vanavond niet kent, vrienden, ontvang Hem. Wilt u het nu niet doen, terwijl wij onze hoofden gebogen hebben voor een ogenblik van gebed? Het spijt me dat de tijd zo vlug voorbij gaat.
161 Ik wil even vragen of er hier vanavond een zondaar is die Christus niet kent en die deze banier nog nooit geaccepteerd heeft?
162 Als u geprobeerd hebt iets te bereiken, bijvoorbeeld: "Wel, broeder Branham, wacht nu even. Ik houd me aan de gouden regel." Broeder, als dat had volstaan, dan had Jezus niet hoeven sterven. U zegt: "Broeder Branham, ik ben lid geworden van een zeer prominente kerk."
163 Dat is in orde, mijn broeder; ik waardeer dat. En ik waardeer dat u de gouden regel houdt. Ik waardeer het dat u de tien geboden houdt. Maar als de gouden regel, het toetreden tot een kerk, of welke van die andere dingen ook, u gered zou hebben, dan stierf Jezus tevergeefs. Jezus zei Zelf in Johannes, het derde hoofdstuk: "Tenzij een mens wederom geboren wordt, zal hij geenszins ingaan."
164 Het leven is als een blad dat aan een boom hangt. Na een poosje verlaat het leven het blad en gaat terug naar zijn wortels. Het blad valt af. Dat leven wordt begraven in de wortels totdat de winter voorbij is. In de lente brengt het een ander leven, een ander blad voort.
165 Zo is het ook met een Christen aan de Boom des levens. Dit oude omhulsel hier mag wegvallen. Dat is waar. Maar het leven keert terug tot God Die het gaf. Zie? Als God u uw leven gaf, en u bent wedergeboren, dan is er slechts één leven dat voor immer kan leven, en dat is Gods leven in u. En als dat leven in u is, dan zal het slechts daarheen gaan waar het vandaan komt, terug naar God, om terug te komen in dat grote millennium met een nieuw blad, of nieuw leven, of een nieuw lichaam dat nooit zal wegkwijnen en wegvallen.
166 Onze seizoenen duiden aan dat God met ons is, dat God hier is. Hij beveelt de natuur. Nu, als u dat leven nog nooit ontvangen hebt, en als dat kleine blad vanavond zou afvallen, dat kleine blad dat u hier op aarde bent, dan weet u dat het nooit meer zal opstaan als u niet wederom geboren bent en de banier niet in uw hart ontvangen hebt, het bewijs, de Heilige Geest. Niet slechts ingebeeld. U kunt het zich niet inbeelden.
167 Ik sprak ergens op een avond niet lang geleden en zei: "Wat als de discipelen negen dagen gewacht hadden en gezegd hadden: 'Wij zullen het door geloof aanvaarden dat wij de Heilige Geest hebben, en voortgaan'?" Zij zouden Hem niet gekregen hebben. Zie? Zij bleven daar totdat zij wisten dat het daar was. Er was iets gebeurd, iets waarop zij hun handen konden leggen en zeggen: "Dit is het." Net zoals Noach kon zeggen: "Dit is het." Net zoals Mozes kon zeggen, met zijn stok in zijn hand: "Dit is het."
"Hoe gaat u het overwinnen, Mozes?"
"Met deze stok zal ik overwinnen. Dat is hoe ik het zal doen."
168 En door Jezus Christus, door de Heilige Geest, heb ik overwonnen. Ja, want Hij overwon voor mij. En nu is mijn leven dood en verborgen in Hem en verzegeld door de Heilige Geest. Het is daar.
169 Als u die ervaring vanavond niet hebt, zondaar-vriend, zou u willen komen terwijl wij onze hoofden even een ogenblik buigen?
170 Onze hemelse Vader, ik draag nu het gehoor aan U op. Misschien is er hier een koppig persoon die misschien nooit meer de gelegenheid krijgt. We hebben het net een poosje geleden over de telefoon gehoord: broeder Tommy Hicks, een dierbare dienstknecht van U. Zijn broer, tegen wie hij het enkele weken geleden had uitgeroepen, gebedeld, had hem zelfs een brief gestuurd waarin hij zei: "Broer, ontvang Christus."
171 Maar hij verdiende zoveel geld dat hij een huis kon kopen van honderdduizend dollar, een nieuwe Cadillac; hij had geen tijd om het te doen. "Ik denk dat ik dat later wel zal doen, Tommy." Maar het is nu te laat. Het achterhaalde hem daar in Mexico.
172 O God, wees genadig. Laat de mensen weten dat er geen terugkomen meer is om het opnieuw te proberen. Dit is de enige gelegenheid. En de dood verandert de ziel niet; hij verandert alleen haar woonplaats.
173 Nu, Vader, ik bid dat als hier een ziel is die weet dat hij gemaakt werd in dit drieënig wezen van ziel, lichaam en geest, dat er aan de binnenkant van de pulp waarin zij leven een geest is. Binnenin de ziel die hen bestuurt is een geest. Binnen de vijf zintuigen is een geest. En als die geest niet de Geest van God is, dan kan, wanneer dit andere wegvalt, hij nooit meer opstaan. Maar God, ik bid U, dat zij U nu zullen ontvangen en deze prachtige banier van de Heilige Geest in hun hart aangrijpen en vanavond gered zullen worden.
174 En terwijl wij onze hoofden gebogen houden, als er iemand is die graag gedacht zou willen worden, steek dan nu uw hand omhoog en zeg: "Bid voor mij, broeder, prediker." God zegene u. God zegene u. God zegene u. God zegene u, u zuster. Dat is erg fijn. Iemand anders? Nu, wees niet beschaamd.
175 Blijf gewoon bidden, alle Christenen. Deze mensen die hun handen opsteken, zeg...
176 God zegene u, kleine dame. God zegene u, zuster. Iemand anders? Zeg: "Gedenk mij, broeder Branham. Nu geloof ik. Ik geloof het gewoon op de een of andere manier. Ik geloof het gewoon." Iemand anders? God zegene u. God zegene u, hier. God zegene u, daar achteraan. Dat is goed.
177 Nu, dat zijn mensen die hun handen omhoog staken. Zij geloven het. Bij het altaar zit het vol kinderen. Ze zitten overal verspreid. U hoeft niet noodzakelijk bij het altaar te zijn. Uw hart is het altaar. Het is uw hart waar God naartoe komt.
178 Ik las niet lang geleden in een geschiedenisboek, Broadbents Pelgrimsgemeente, Nicea Vaders, waarin wordt verteld hoe zij in de vroege gemeente zelfs geen enkele versiering hadden, ze hadden zelfs geen altaar. Want de heidenen die bekeerd waren, waren gewend voor het altaar neer te vallen. Zij hadden slechts een eenvoudig oud gebouwtje waar zij op rotsblokken zaten. Zij staken hun handen omhoog nadat een godvruchtige man een boodschap had gegeven. En zij staken hun handen omhoog en prezen God. Zij hielden van die nawerkingen van de Heilige Geest die door hen heen vloeiden. Dat was de vroege gemeente in de tijden van Irenaeüs en Martinus, enzovoort, vlak na de dood van de Here Jezus toen de gemeente voortging, voordat zij in het Katholicisme binnenging. O, daar houden we van.
179 Nu, u die hier binnen bent, maak nu dat altaar in uw hart en zeg: "Kom binnen, Here Jezus." Ik ga voor u bidden.
180 Here Jezus, ik vertrouw erop, hoewel we ons haasten en deze woorden op een hoop gooien om ons gereed te maken... en we wachten erop om te zien wat U zult gaan doen in de gebedsrij, niet precies wetend wat U zult doen. Maar toch zijn er minstens twaalf handen omhoog gegaan van jong en oud die verlangen U te kennen, Vader, die ernaar verlangen eeuwig leven te hebben. Laat het op dit moment een realiteit voor hen zijn. Sta het toe, Here. Moge de dierbare Geest van God nu tot diep in hun zielen doordringen en hen nieuwe schepselen in Christus maken.
181 En nu, Vader, bid ik dat U Zich in de gebedsrij zo zichtbaar zult tonen voor dit gehoor vanavond door de zieken te genezen, opdat zij van hier weg zullen gaan, zeggende zoals degenen die van Emmaüs kwamen: "Brandden onze harten niet in ons?" Want zij zagen iets gedaan worden, die mensen in Emmaüs, die broeders. Zij hadden de hele dag gelopen, Kleopas en de andere, en met Hem gesproken. Maar toch wisten zij niet Wie Hij was. Maar toen Hij iets deed precies op de wijze waarop Hij het deed vóór Zijn kruisiging en begrafenis, toen wisten zij dat Hij uit de dood was opgestaan. Wilt U het vanavond opnieuw doen, Vader? Sta het toe, bidden wij.
182 Wij bidden nu, dat U deze dierbare zielen zult nemen en hun eeuwig leven zult geven. Mogen zij, als zij nog nooit gedoopt zijn, hun weg vinden naar de predikantswoning, of ergens, en gedoopt worden, de Naam des Heren aanroepend. En wilt U hen vullen met de Heilige Geest. En mogen wij hen ontmoeten in de heerlijkheid, in een beter land, waar de samenkomst van vanavond in het oordeel zal worden gebracht. Wij dragen het nu aan U op, in Jezus' Naam. Amen.
Ik heb Hem lief, ik...
Nu, na deze diepsnijdende boodschap, laten wij nu even aanbidden.
Omdat Hij mij eerst liefhad,
En mijn redding kocht
Op het kruishout van Golgotha.
183 Houdt u daar niet van? Allen die... U die Methodist was, steek uw handen omhoog; Baptisten, Presbyterianen, Katholieken. Nu, allen die wedergeboren zijn uit de Geest van God, steek uw handen omhoog, of u nu Methodist bent, Baptist of Katholiek, of wat dan ook. Is dat niet juist? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
184 Nu, ondertussen zingen we het opnieuw, echt lieflijk, terwijl de zuster ons nu het akkoord geeft. Houdt u daar niet van? O my!
185 Weet u, wanneer u ginds in de hemel komt, en in uw grote woning komt en daar naar beneden kijkt, dan zult u daarginds mijn kleine plaats zien. Een van deze morgens zult u mij daaruit vandaan horen komen, en als ik dit zing, dan weet u dat ik ben thuisgekomen. Amen. Ik houd daar gewoon van. In orde.
186 Allemaal samen nu. Ga nu niet... Wees eenvoudig uzelf. Ik houd van goed Pinkstergezang, u niet? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Ik houd niet van een overtrainde stem, weet u, die piept en de adem inhoudt, en blauw in het gezicht wordt; wanneer u alleen maar probeert iets op te werken. Ik houd van goed zingen, gewoon echt, vrijuit zingen. Nu, iedereen samen, met het kleine koor samen nu. Allemaal samen nu.
Ik heb Hem lief,
Laten we onze ogen sluiten.
Ik heb Hem lief,
Omdat Hij mij eerst liefhad,
En mijn redding kocht
Op het kruishout van Golgotha.
187 Nu, heel lieflijk, terwijl wij het opnieuw zingen. Laten we ons omdraaien en geef nu iemand naast u, voor u, en achter u, een hand. "Ik..." U allen, pelgrims, pelgrims, vreemdelingen voor de wereld. Katholiek, geef de Protestant een hand; Protestant, geef de Methodisten een hand. Methodisten aan Baptisten en Pinkstermensen. "Mij liefhad..." Church of God aan de Assemblies; Assemblies aan de Oneness. O!
En mijn redding kocht
Op het kruishout van Golgotha.
Nu met onze handen omhoog naar Hem.
Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief,
Omdat Hij mij eerst liefhad,
En mijn redding kocht
Op het kruishout van Golgotha.
Nu, nederig, laten wij onze hoofden buigen en het neuriën.
188 Vader, wij belijden onze zonden, terwijl het Woord nog steeds gezaaid wordt over het hart van de mensen, deze Banier. Velen van hen leerden het lang geleden. Beweeg nu onder ons, Vader. U hebt de verlorenen gered; genees nu de zieken, opdat het bekend moge worden dat Uw Woord niet ledig tot U zal terugkeren. Het zal vervullen wat erin beloofd is. [Broeder Branham begint Ik heb Hem lief te neuriën – Vert]
189 De gebedskaarten nu, te beginnen met nummer 1; begin nu hier op deze wijze langs het altaar te staan. Gebeds-... Wacht. Ik kan ze beter een voor een oproepen, zodat er geen verwarring komt. Gebedskaart nummer 1.
Als u het lied zou willen blijven spelen, zuster.
190 Wie heeft gebedskaart nummer 1? Precies hier. Nummer 2, nummer 3. In orde, 3. Nummer 4, nummer 5, nummer 6, nummer 7. Kom meteen naar voren, en kom direct hierheen, sta hier gewoon op deze manier.
191 [Broeder Branham begint Ik heb Hem lief te neuriën – Vert] "Ik..." Blijf nu in de geest van gebed, lieflijk, rustig.
Omdat Hij mij eerst...
192 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18.
... mijn redding kocht
Op het kruishout van Golgotha.
[Broeder Branham begint Ik heb Hem lief te neuriën – Vert]
Nu, de rest van u allen die gebedskaarten hebben.
... Hij mij eerst liefhad,
En mijn redding kocht
Op het kruishout...
193 [Broeder Billy Paul Branham spreekt tot broeder Branham – Vert] Ja, zoon.
194 O, is Hij niet wonderbaar? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Neurie dat. [Broeder Branham begint Ik heb Hem lief te neuriën. – Vert]
... heb Hem lief, ik...
Hoort u dat? Het klinkt als lofliederen van engelen, zie.
... mij eerst liefhad,
En mijn redding kocht
Op het kruishout van Golgotha.
195 Klinkt dat mooi? [De samenkomst zegt: "Amen." Broeder Branham begint Ik heb Hem lief te neuriën – Vert]
Hoort u de klokken nu niet luiden?
Hoort u de engelen niet zingen?
Het is het glorie halleluja feest.
In die verre lieflijke eeuwigheid, (prijs God!)
Net voorbij de schijnende rivier,
Waar men die gouden klokken luidt voor u en mij.
196 Nu, ik kan daar gewoon niet van wegkomen. O, ik houd daarvan. Ik herinner me mijn zoon, Billy, toen zijn mama stierf. Enkele uren later stierf zijn zusje. Ik bracht hen samen op de heuvel en begroef hen. Ging daarheen en ging zitten. Een oude tortelduif zat daar gewoonlijk te koeren. Ik dacht eerlijk dat het misschien hun onsterfelijke ziel was die terugkwam en tegen mij sprak. Ik was zo diep bedroefd. En het leek mij toe alsof het uit die dennenbomen naar beneden kwam, het was als een gefluister.
Er is een land voorbij de rivier,
Dat ze het "lieflijke voor eeuwig" noemen,
En wij bereiken die kust alleen door geloofs-... (Is dat niet juist, vrienden? Hm! My!)
Een voor een zullen wij die portalen bereiken,
Om daar met de onsterfelijken te wonen, (Zal het niet geweldig zijn wanneer zij dit doen?)
Wanneer zij die gouden klokken luiden voor u en mij.
197 Nu, vrienden, wat Goddelijke genezing betreft, is er... er is geen mens die u kan genezen, net zomin kan enig mens u redden; want zowel genezing als redding zijn verleden tijd. Toen Jezus Christus stierf op Golgotha, "werd Hij verwond om onze overtredingen. Door Zijn striemen werden wij genezen." Het is een voleindigd werk. Nu, het enige wat u hoeft te doen om zowel uw redding als uw genezing te ontvangen, is te aanvaarden wat Christus voor u heeft gedaan.
198 Zoals ik onlangs 's avonds zei, laten wij een ogenblik naar God kijken, daar ver weg in de eeuwigheid, toen Zijn... toen honderd miljard zonnen er zwart voor Hem uitzagen, toen engelen er vuil uitzagen in Zijn ogen. Dat is Jehova. En toen werd Hij een kleine Baby, boven een mesthoop in een stal. Dat is nog steeds Jehova. En hier is Hij vanavond. Door Zijn genade en door Zijn bloed reinigt Hij Zijn gemeente, en plaatst Hij ons in een positie om al deze zegeningen te ontvangen waarvoor Hij voor ons heeft betaald.
199 Nu, hier staat een rij mensen. Ik heb nog nooit iemand van hen in mijn leven gezien, voor zover ik weet.
200 Nu, velen van u zijn in mijn samenkomsten geweest en weten wat onderscheiding is. U allemaal weet dat, nietwaar? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Wij weten dat. Ik heb het steeds weer opnieuw herhaald. Dat is een gave. Dat maakt de Heilige Geest in mij niets groter dan bij iemand anders. Dat is slechts een gave om met de Heilige Geest te werken. Zie?
201 Ongeacht of het de kleine huisvrouw is, of de kleine jongen, of de dronkaard daar buiten die net werd gered en gevuld met de Heilige Geest, hij heeft dezelfde Heilige Geest Die wij allemaal hebben gekregen. Ja. Maar God geeft gaven met deze Heilige Geest om er mee te werken. Het is een bevestiging, om een banier omhoog te steken. Wie, de prediker? Nee. Om Christus te verheffen.
202 Nu, ik weet niet wat er ooit is gebeurd. Toen ik een kleine jongen was... U kent mijn verhaal. Ik bad alleen maar voor mensen. Ik deed helemaal niets anders dan gewoon bidden, handen op hen leggen en dan werden ze gezond. Zie? Dus, wat zou ik kunnen doen? Ik bid niet alleen, maar kijk naar de anderen die bidden. Iedereen is aan het bidden. Zie? En ik geloof het eenvoudig. Dat is alles wat ik weet om te doen. Ik geloof het.
203 Nu, ik ben niet opgeleid, heb geen enkele opleiding. En ik geloof dat de Here mij gewoon een kleine gave gaf om mee te werken. En nu heeft Jezus gezegd, toen Hij hier op aarde was, dat de dingen die Hij deed, wij die eveneens zouden doen. En als dat zo is...
204 En Hij was Gods Banier door dat te doen: door in staat te zijn om Filippus te vertellen waar hij zich bevond; om een vrouw over haar bloedvloeiing te vertellen en zo meer; en waar het muntstuk was in de bek van de vis; of iets dergelijks, iets; over de vrouw, dat zij in overspel leefde, of iets dergelijks. Dat was beslist een bevestiging dat Hij de Messias was.
205 Nu, kijk naar die serieuze Jood, Filippus, toen Filippus of... Nathanaël kwam. Nathanaël was een geleerde, een echt orthodoxe. En toen hij Jezus zag, kon hij Hem nauwelijks geloven. En Hij zei: "Zie, een Israëliet in wie geen bedrog is."
Hij zei: "Hoe kende U mij, Meester?"
Zei: "Eer Filippus u riep."
Zei: "Rabbi, Gij zijt de Zoon van God, de Koning van Israël."
De vrouw bij de bron zei: "Ik heb geen man."
Hij zei: "Ja, u hebt er vijf."
206 Ze zei: "Wij weten dat wanneer de Messias komt, Hij ons die dingen zal vertellen. Maar Wie bent U?"
Hij zei: "Ik ben Hem."
"Wij weten dat dat de Banier zal zijn."
207 En als Jezus Christus dezelfde Banier is gisteren, vandaag en voor eeuwig, dan zal Hij hetzelfde ding doen als Hij een houvast kan krijgen op het menselijke hart. Is dat juist? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
208 Nu, deze dame die hier staat, ik ken haar niet, heb haar nooit gezien. Wij zijn vreemden voor elkaar, nietwaar? [De zuster zegt: "Ja." – Vert] Dat is juist. Als God mij zal vertellen wat uw moeite is, zult u mij dan geloven? U zult weten of het juist is of niet, nietwaar? ["Ja."] Zou u dan uw genezing willen accepteren? Het is in uw rug. Het is over. U bent genezen. Dat is hoe het...?... Ga nu, en God zegene u. Ga.
209 [De zuster zegt: "Bid voor mijn zoon." – Vert] Zie? God zegene u. ["Hij is degene die kanker heeft in zijn...?..."] Als u zult geloven met uw hele hart. Ja. Gelooft u met heel uw hart? Zie? Heb slechts geloof, twijfel niet. Geloof.
210 Ziet u nu hoe eenvoudig het is? Nu, als wij alleen maar bidden... Nu, kijk, Hij weet wat er bij ieder van u verkeerd is met u. U gelooft dat, nietwaar? U weet dat het juist is. Nu, als ik gewoon deze dame hier neem en zeg dat ik er geen ding over zal zeggen, maar alleen zal bidden en handen op u zal leggen, gelooft u dan dat u genezen zult worden? U gelooft dat u genezen zult worden? [De zuster zegt: "Ja." – Vert] In orde. Buig dan even uw hoofd.
211 Hemelse Vader, ik bid dat U onze zuster zult genezen. Moge zij nu gaan. Wij zien de banier omhoog gestoken; wij weten dat Hij allen zal trekken. Ik leg mijn zuster de handen op in de Naam van Jezus Christus voor haar genezing. Amen.
Twijfel niet. Geloof slechts met heel uw hart.
212 Als ik zeg... als ik helemaal niets zou zeggen, slechts voor u zou bidden, dan zou u het nog steeds geloven, nietwaar? [De zuster zegt: "Ja." – Vert] U zou het hoe dan ook geloven. Maar als ik het u vertel, zou dat u helpen? Uw hartkwaal? Dat is juist. Ga verder.
213 Zou het u helpen als ik u vertelde wat er verkeerd met u was? Ja. U weet niet of het u zou helpen of niet. Wel, misschien zal ik gewoon voor u bidden.
214 Hemelse Vader, ik bid dat U de vrouw zult helpen. Geef haar geloof en sterkte, in de Naam van Jezus Christus. Amen.
Geloof nu met uw hele hart.
215 Wat denkt u, zuster? Ik ben een onbekende voor u. Als Jezus mij zou vertellen wat er verkeerd met u is... [De zuster zegt: "Dat bent u niet." – Vert] Ben ik dat niet? Kent u mij, nu? ["Nee. Ik zag u toen u de eerste keer kwam."] U zag mij toen ik hier de eerste keer kwam. Dat is goed. ["De eerste keer."] Ik bedoel dat ik u niet ken. ["Toch de eerste keer."] De eerste keer? ["Ja. U bad voor mij."] Dat is ongeveer vijftien jaar geleden. ["Ja. Dat is zo, ongeveer vijftien."] Vijftien jaar geleden. My, dat is lang geleden. ["Ja, dat is het."] Vele dingen zijn er sindsdien gebeurd. ["Ja, dat is zo."] Wel, u zou geopereerd moeten worden. ["Ja."] Maar als u Christus gelooft, dan zal die tumor u verlaten en dan zult u niet geopereerd hoeven te worden. ["Amen."] U gelooft het? ["Jazeker. Ik geloof."] Ga dan, geloof het...?...
216 Hoe maakt u het? [De zuster zegt: "U hebt mij eerder gezien." – Vert] Ik heb u gezien. Maar gelooft u, dat als ik het God vraag, Hij u zal genezen? ["Ja." ]
217 Onze hemelse Vader, ik bid dat U haar zult genezen en haar gezond zult maken, Vader. Ik leg haar de handen op in Jezus' Naam. Amen.
218 Als u... [De zuster zegt: "Het zijn mijn zenuwen. Het is...?..." – Vert] Uh-huh. Geloof met heel uw hart en u...?... In orde.
Kom naar voren, zuster.
219 Nu, ziet u, ik kan mensen niet genezen. En God kan mensen niet genezen, tenzij zij geloven dat Christus het reeds heeft gedaan. En nu zegt u... Ik predikte vanavond over iets waarop u uw handen kon leggen. Hij zal zeggen: "Hier is het."
220 Nu, kijk, als Jezus hier Zelf stond, en dit pak droeg dat Hij op het hart van broeder Williams legde om mij te geven... Maar Hij, als Hij hier zou staan met dit pak aan... Weet u, ik geloof dat hij het aan de Heer gaf, toen hij dat deed.
221 Hoevelen hebben ooit over het leven van Martinus gelezen? Hij was een heiden, en hij was een soldaat. Zijn vader wilde dat hij een soldaat zou zijn. En hij wilde dat niet. Hij... Iets riep tot hem over God.
222 En toen hij op een avond over straat liep – op een echte koude winteravond – was daar een oude arme bedelaar die daar op straat lag dood te vriezen. En de mensen die hem hadden kunnen helpen, gingen voorbij; zij deden het niet. Martinus had alles wat hij had, weggegeven. Hij zei dus: "Er is slechts één ding om te doen. Ik heb één mantel." Hij nam dus zijn zwaard, sneed de mantel in tweeën, wikkelde de zwerver erin op die manier, en hij ging verder met de andere helft.
223 De mensen lachten hem uit en zeiden: "Wat onnozel! Is hij nou niet een knappe soldaat, met een halve mantel aan?" Hij besteedde er geen enkele aandacht aan, ging verder, want hij wist dat dat was wat hij moest doen.
224 Die nacht in de kazerne werd hij wakker. En toen hij wakker werd, zag hij Jezus daar staan, gewikkeld in dat stuk mantel waarin hij de zwerver gewikkeld had.
225 En Hij keek rond naar de engelen. Hij zei: "Weten jullie wie Mij hierin gewikkeld heeft?"
Ze zeiden: "Nee."
Hij zei: "Martinus deed dat."
226 Daar hebt u het. Hij werd een heilige, sprak in tongen, en wierp duivels uit, en zag visioenen; een machtige profeet van God. Jazeker. Waarom? Toen hij die oude bedelaar op straat omwikkelde, omwikkelde hij Jezus Christus. "Wat u hebt gedaan aan de minste van deze kleintjes van Mij, dat hebt u aan Mij gedaan."
227 En om er zeker van te zijn dat u in de gerechtigheid van Christus gewikkeld bent, probeer ik u dit vanavond te vertellen. Als ik de kracht had om u te genezen, zou ik ieder van u genezen. Zie? Maar ik probeer door een gave u te tonen waarover ik predikte, en dat God bevestigt dat het zo is, zie, dat ik mensen niet kan genezen, maar dat het is om u te laten weten dat Hij hier is.
228 Gelooft u dat, dame? Dan zal uw artritis u verlaten. Gelooft u dat het zal weggaan? Vervolg dan uw weg en jubel, en zeg: "Prijs de Heer. Ik geloof het met mijn hele hart."
229 Dat was iets vreemds, dat ik artritis tegen haar zei, en u had precies hetzelfde. Blijf gewoon doorgaan, zeg: "Ik geloof met heel mijn hart", en ga gewoon door en het zal gedaan worden.
230 Nu, gelooft u dat God uw maagkwaal zal genezen en dat u naar huis kunt gaan en eten zoals u behoort te doen? [De zuster zegt: "Prijs de Here." – Vert] Ga dan direct door naar huis en eet zoals u behoort te doen.
231 Geloof nu. Gelooft u met uw hele hart? "Als Ik opgeheven zal zijn van de aarde, zal Ik alle mensen tot Mij trekken."
232 Nu, gelooft u dat de Heilige Geest hier is? Als ik slechts de handen op u leg, zou u dan genezen worden? [De zuster zegt: "Zeker." – Vert]
In de Naam van Jezus, moge zij genezen worden. (Zie?)
233 "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven in Mijn Naam." Geloof nu slechts terwijl u voorbijgaat.
Kom direct hier naartoe, zuster.
In de Naam van Jezus Christus!
234 Laat iedereen nu bidden. Kijk, teveel van die visioenen putten mij uit, ziet u. Zie?
In de Naam van Jezus bid ik dat U onze zuster zult genezen.
235 Ik zag dat u uw hand omhoog stak daar, dat u gelooft. [De zuster zegt: "Ja." – Vert] Geloof nu. ["Ja."]
In de Naam van Jezus Christus bid ik dat U haar zult genezen.
Kom, zuster.
236 Vader God, "niets breng ik in mijn armen; ik klem mij eenvoudig aan Uw kruis." Ik vraag om haar genezing in Jezus' Naam. Amen.
237 Vader, God, in de Naam van Jezus Christus, moge onze zuster genezen worden. Amen.
Kom, mijn dierbare broeder.
In de Naam van Jezus Christus, moge mijn broeder genezen worden.
238 Gelooft u dat God hem zal genezen en gezond zal maken? [De zuster zegt: "Zeker." – Vert]
In de Naam van Jezus Christus, moge dit kind genezen worden. Nu, let gewoon op, omdat er voor hem gebeden werd.
In de Naam van Jezus Christus, moge onze zuster genezen worden.
In de Naam van de Heer Jezus, moge onze zuster genezen worden.
In de Naam van de Heer Jezus, moge onze zuster genezen worden.
In de Naam van Jezus Christus, moge onze broeder genezen worden.
In de Naam van Jezus Christus, moge mijn zuster genezen worden.
Nu, blijf in gebed; iedereen, echt stil.
In de Naam van Jezus Christus, moge onze zuster genezen worden. Jong meisje?
O God, geef dit jonge meisje wat Satan weggenomen heeft. Kom uit haar, Satan, in de Naam van Jezus Christus.
In de Naam van Jezus Christus, moge onze broeder genezen worden.
In de Naam van Jezus Christus, moge onze zuster genezen worden.
In de Naam van Jezus Christus, moge onze zuster genezen worden.
In de Naam van Jezus Christus, moge onze zuster genezen worden.
In de Naam van de Heer Jezus, moge onze zuster genezen worden.
In de Naam van de Heer Jezus, moge onze zuster genezen worden.
In de Naam van Jezus Christus, moge onze zuster genezen worden.
239 Nu, iedereen in het gehoor. Ik weet dat hij daar nooit genoeg gebedskaarten had. Ik wil dat u even een ogenblik uw hoofden buigt. Ik wil u een vraag stellen.
240 Tweeduizend jaar geleden was er een Man. Vierduizend, ja, ongeveer vijfentwintighonderd jaar geleden was er een... God kwam neer, vertegenwoordigd in een Man, en zat bij de eikenboom van Abraham. Keerde Zijn rug naar de muur, of naar de tent, en vertelde Sara aan de binnenkant wat het probleem was. Jezus zei: "Zoals het in die dag was, zo zal het zijn bij het komen van de Zoon des mensen."
241 Jezus was Gods Banier. "De werken die Ik doe, zult gij ook doen." Wij zien het. Het is waar, zonder enige twijfel.
242 Nu, de reden dat ik niet verder ging, is dat ik zoveel samenkomsten heb. Ik zal op een dag terug zijn in Phoenix, met een grote samenkomst, zo de Here wil.
243 Nu, voor u hier vanavond die ziek bent en noden hebt, en geen gebedskaart hebt gekregen om hier naar het altaar te komen om voor u te laten bidden, ik zal nu voor u gaan bidden. Ik wil dat u echt eerbiedig bent.
244 Ik wil dat ieder van u gelovigen uw handen op elkaar legt als een teken. Nu, de Bijbel zegt... nu, deze zelfde God Die deze belofte deed, zei dit: "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven. Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij herstellen." Elke gelovige, elke gelovige die de Heilige Geest heeft, heeft de kracht van God in zich, of de autoriteit, om het gebed des geloofs te bidden. Ik wil dat u bidt terwijl ik bid voor deze mensen.
245 Onze hemelse Vader, wij zijn gelukkig vanavond. Het Woord te prediken en dan God te zien neerkomen en het Woord bevestigen, dan is dat de banier die U beloofde.
246 Op een dag, lang geleden, was er een jonge jongen, David genaamd. Hij droeg zorg voor de schapen van zijn vader. Hij was ermee belast om op deze schapen te passen, om de vijand bij ze vandaan te houden. Hij had erg weinig om zichzelf mee te beschermen, slechts een kleine slinger. Maar op een dag kwam er een leeuw in het kamp en die nam een van de lammeren weg. David, die een echte herder was, wilde dat schaap van zijn vader behouden. Hij wist dat die leeuw dat schaap roofde en dat hij het schaap zou verscheuren. En het schaap behoorde aan zijn vader. Hij ging achter de leeuw aan met stoutmoedige dapperheid. Hij slingerde een kleine steen en sloeg de leeuw ermee neer. En hij doodde de leeuw en bracht het schaap terug naar de kooi.
247 Nu, God, wij zijn Uw herders. Wij zijn geen mensen die met messen opereren of met medicijnkuren. Wij hebben een erg nederig klein iets, een slinger. En dat is wat U in onze handen hebt geplaatst: een gebedsslinger. De vijand is binnengekomen en heeft Gods schapen vastgegrepen. Hij heeft vaders, en moeders, en kinderen vastgepakt, heeft hen buiten door de struiken heen gesleurd; geestelijk gehandicapt, en blind, en door kanker verteerd, en duivels.
248 Satan, deze kleine gebedsslinger lijkt zeer eenvoudig, maar ik weet wat het zal doen. Ik kom achter dat schaap aan vanavond om het terug te brengen. Kom eruit. Laat hem met rust. Kom uit die persoon, gij boze geest van ziekte, en verlaat hen. Ik bezweer u in de Naam van Jezus Christus, vertrek, en kom niet meer bij hen terug. Moge de God des hemels u bestraffen, Satan.
249 Jezus van Nazareth zei: "Als u tot deze berg zegt: 'Word opgeheven' en u twijfelt niet in uw hart, maar gelooft wat u hebt gezegd, dan zult u hebben wat u hebt gezegd." Daarom, in de Naam van Jezus Christus, spreek ik bevrijding uit tot iedereen hier. Door de...
250 Satan, u zou misschien zeggen dat we niet de autoriteit hebben om dit te doen. Wij houden de banier voor u omhoog vanavond; Jezus Christus, de Heilige Geest is hier aan het bewijzen dat dit Gods banier is, en u hebt de strijd verloren. Kom uit, in de Naam van Jezus Christus.