Het absoluut

Door William Marrion Branham

1 Ik ben zo gelukkig om hier vanmorgen te zijn en deze vermaning te horen, terwijl ik juist naar het podium kwam. Het spijt mij dat ik laat ben, maar er waren zieken daar achter en auto's als ambulance, en ik moest degenen die niet binnen konden komen opvangen, voordat ik naar binnen kon komen.

2 Nu, ik vraag mij af of de zuster die de kleine heeft vanmiddag niet terug kan komen. Ik wil vanavond ook prediken, zo de Here wil. Als zij dan niet voor het opdragen terug kan komen (daar we deze keer hier zo lang hebben gestaan), wel, vertel haar dat zij de baby nu kan brengen. Maar als zij vanavond terug kan komen, zal het wat beter voor ons zijn. Maar laat haar doen wat ze kan, wat het ook betekent. Wel, als zij niet terug kan komen zullen wij de kleine nu brengen om opgedragen te worden. En nu, al deze... Terwijl ik spreek, als zij nu wil komen is dit de tijd...

3 Nu, vanavond is er een zeer speciale... Ik wil vanavond spreken over het onderwerp, een profetische boodschap, Meneer, is dit de tijd? Dus, zo de Here wil, wil ik vanavond spreken over dat onderwerp: Is dit de tijd, meneer? of liever, Meneer, is dit de tijd? En dan wil ik deze gelegenheid aangrijpen in de tegenwoordigheid van de gemeente die... Er zijn veel dingen gebeurd in de laatste paar dagen die wijzen op iets groots wat ik niet begrijp. Maar wij zijn altijd... Gods wegen gaan het begrip van de mens te boven, dus moeten wij slechts wandelen door geloof. Als iemand God zou kunnen verklaren, dan zou het niet meer nodig zijn om geloof te hebben, omdat u het dan weet. Maar wij wandelen slechts door geloof.

4 En ik dacht dat ik deze morgen zou proberen een normale evangelistische dienst te hebben, want ik veranderde enigszins van gedachte, nadat ik hier kwam en zovelen zag staan die al zo lang wachtten. En dan vanavond, zijn er misschien wat minder hier, en dan kan ik hiermee verder gaan, met wat ik wil zeggen.

5 Eén ding zou ik willen aankondigen, terwijl velen van hen tezamen zijn - velen van u tezamen zijn; het is iets, wat ik ingehouden heb gedurende de laatste paar weken; dat is, dat uw gebeden aangaande de belastingzaak die ik met de regering had, beantwoord zijn, het is geregeld. En dus zijn wij... Het is nu allemaal voorbij. Zoals velen van u begrijpen, was wat zij tegen mij hadden, die cheques die uitgeschreven waren voor de campagne; en toch probeerde men te zeggen dat deze voor mij waren en men wilde mij belasten voor driehonderdvijftig- en nog wat meer duizend dollar als zijnde mijn persoonlijk eigendom. En dat was het niet; het was van de campagne. En de gemeente weet daarvan; u allen weet daarvan.

6 En tenslotte zijn zij gekomen tot de plaats dat... (Ik zal u even wat duidelijk maken wat er is gebeurd). Die zaak liep al bijna ongeveer drie tot vijf jaar (bijna vijf jaar, geloof ik) van de een naar de ander heen en weer met alles wat erbij hoort. Maar ik ben zo dankbaar dat zij niet iets tegen mij konden vinden, dus konden zij mij er niet voor aanklagen. Dus hadden zij niets om mij aan te klagen, alleen zeiden zij, geloof ik, dat het mijn onwetendheid was. Maar daar ik niet veel van de wet wist, brachten zij mij de cheques, opdat ik ze zou tekenen, en ik plaatste mijn naam erop, plaatste ze in de campagne. Maar toen, zodra ik mijn naam erop plaatste, waren zij van mij. Ziet u? Het doet er niet toe... Zij zeiden: "Dat was erg aardig van u om zo te doen, maar zij waren eerst van u en toen gaf u ze aan de gemeente. Maar zodra u uw naam erop plaatste, waren zij van u, het maakt niet uit waarvoor zij bestemd waren, ze waren aan ú uitgeschreven." Dus, en als men erop gezet had... als iemand daarop gezet had "persoonlijke gift" zou het in orde zijn geweest, maar zij schreven gewoon William Branham, zie?; en toen ik mijn naam eronder zette, stond het vast; dat was alles. Dus waren zij... En toen tenslotte met gebed...

7 Voorts, niet lang geleden, weet u, had ik het visioen dat een grote, donkere, berookte, roetachtige, geschubde (als een kaaiman) man naar mij toekwam, met ijzeren vingers. Ik had één klein mes, zoiets, en hij had op zich staan: Regering van de Verenigde Staten. En ik kon niets te hulp roepen, ik was hulpeloos, en toen kwam de Here op het toneel en het was overwonnen. En u herinnert zich, dat ik u dat lang geleden vertelde.

8 En zij boden onlangs een compromis aan. En mijn advocaat, Mr. Orbison in New Albany, en Ice & Miller in Indianapolis, belden mij op over de belastingzaak en vertelden mij: "Kom". En ik ging erheen, broeder Roberson en ik, en mijn vrouw en de beheerders van de gemeente hier, wij gingen met z'n allen; wij gingen erheen en zij vertelden ons dat de regering bereid was om een compromis te sluiten.

9 En ik zei: "Als ik iemand iets schuldig ben, zal ik hem betalen. Ik zal mijn best doen, "maar", zei ik, "Ik ben dat niet schuldig." En dus zei ik: "Eerlijk, God weet het. En waarom vervolgen zij mij dan niet als ik schuldig ben?" Ik zei: "Ze hebben vijf jaar gehad om te proberen het te doen, maar zij konden niets vinden om me te vervolgen." Dus zei ik: "Nee, ik wil het gewoon niet betalen totdat bewezen is, dat ik het schuldig ben."

10 En toen nam de advocaat mij naar binnen en sprak met mij en zei: "Nu, wij kunnen de zaak beproeven, de regering zal dat doen." En hij zei: "Als zij het doen, was het enige wat zij tegen u kunnen vinden dat u..."

11 De wijze waarop ik het heb gedaan; ik heb gewoon niet... Ik wist niets over boekhouden, dus moest ik het doen zoals ik dacht dat het eerlijk was. En het werd nooit op mijn naam geboekt; het werd altijd geboekt op de naam van de gemeente, campagne, enzovoort. Zie? Dus was het niets wat ik eraan kon doen.

12 Hij zei: "Wel, ze zijn bereid om een schikking te treffen voor vijftienduizend dollar, met tienduizend dollar boete"; en het honorarium van de advocaat was vijftienduizend. Dat betekende voor mij een bedrag van veertigduizend dollar. En dus toen wilden zij er nog vijfduizend bij, geloof ik dat het nu is, dus ging ik... Ik zei: "Waar ter wereld zou ik ooit veertigduizend dollar vandaan krijgen?" Ik zei: "U kent mijn bankrekening hier, er staat ongeveer honderd dollar op of misschien minder." Ik zei: "Waar zou ik meer dan veertigduizend dollar vandaan kunnen halen?" En ik zei: "Ik heb niets als onderpand; ik heb het gewoon niet. Dat is alles."

13 En hij zei: "Meneer Branham", zei hij, "hier is wat het is... Als wij de zaak gerechtelijk onderzoeken is er geen twijfel aan, dat wij de zaak kunnen winnen." Hij zei: "Maar hier is door... wij kunnen het winnen, omdat hier is wat ik zal doen. Zij zullen alles wat van u is gaan vorderen, omdat u uw naam erop tekende. En zij zullen beweren dat het van u is, hoewel het geboekt werd op de naam van de campagne, de gemeente, de Branham Campagne, en in een kerk."

     En niet één keer konden zij één cent vinden, die ik ooit voor mijzelf besteedde. Dat is de waarheid; God weet het! Er zitten hier nu mannen die al de tijd met mij omgingen. Er was niet één cent die ik ooit besteedde voor mijzelf. Het was allemaal voor het Koninkrijk van God, overal, elke cheque, al het andere.

14 Maar ziet u dat? Maar dat maakt niet uit. Het werd verondersteld eerst van mij te zijn en dan van de gemeente, van de campagne. En zij hebben een handelswijze, weet u, allerlei uitvluchten kunnen zij maken. Dus toen zei ik: "Wel, ik wil het gewoon niet doen."

15 En hij zei: "Als wij de zaak op die wijze doen, zullen wij het winnen, omdat ik zal verklaren dat het persoonlijke giften zijn. Ik zal voor de regering verklaren dat het persoonlijke giften zijn." En hij zei: "Dan, als ik dat doe, zal alles boven de tienduizend dollar een erfenis zijn; en dan zult u er opnieuw in zijn, en zij zullen u nog vijf jaren vasthouden om alles na te gaan."

     Zie? Als u een cheque uitschrijft, gaat het door het verrekeningskantoor; zij fotokopiëren die cheque. Natuurlijk gingen ook alle cheques die ik had, er doorheen.

     Dus zeiden zij: "Dat is waar zij u precies weer zullen pakken." En hij zei: "Nog een ding, meneer Branham, als u ooit naar de regering moet komen op die wijze, bij een onderzoek, het doet er niet toe wat u ooit doet, in de ogen van het publiek bent u een oplichter." Zie? Maar dat is alles.

16 Kijk naar deze kleine Baptistenprediker hier in Mississippi. Die kleine man... Een vrouw zei dat hij binnenkwam en haar beledigde. En die man bracht bewijsmateriaal uit het hele land en overal (hij was zelfs niet in de buurt van de stad geweest gedurende dagen vóór de dag of de dag daarna) in zoverre dat de rechter wilde dat hij het om zou draaien en de vrouw in rechte laten vervolgen wegens laster. Hij zei: "Laat haar gaan."

17 En toen dat op een monitortest geplaatst werd door het land, weet u wat er gebeurde? Vijfenzeventig procent van de Amerikanen zeiden: "Waar rook is, daar is vuur." En die arme man (net zo onschuldig als ik of iemand anders) zal daar de rest van zijn dagen mee te kampen hebben, terwijl hij er totaal niets mee te maken heeft.

18 Ik voelde mij niet al te best, te bedenken dat ik mijn leven inzette voor het Koninkrijk van God om te proberen de mensen belastingen te laten betalen (zie?) en te doen wat recht is, en van oplichters rechtvaardige mannen te maken en dan zelf te moeten worden aangemerkt als een oplichter.

19 Ik dacht: "Wat ter wereld heb ik gedaan?" En toen kwam het tot mij en ik keek in de Bijbel. Elke man in de Bijbel, zonder uitzondering, die ooit een geestelijk ambt had, als Satan hen niet kon pakken op hun zeden of zoiets, dan pakte de regering hen. Ga maar na overal waar u wilt, heel de weg door - Mozes, Daniël, de Hebreeuwse jongelingen, Johannes de Doper, Jezus Christus, stierf door de regering, door de doodstraf, Paulus, Petrus, Jacobus de Grote, Jacobus "de Jongere", elk van hen stierf onder de regering, omdat elke regering de zetel van Satan is. Jezus zei het; de Bijbel zegt het. Zie?

20 Elke regering wordt gecontroleerd door de duivel. Er komt een regering die door Christus gecontroleerd zal worden, maar dat is in het Duizendjarig Vrederijk. Maar deze regeringen nu, ongeacht hoe goed wij denken dat zij zijn, worden op de achtergrond door de Satan beheerst. "Deze koninkrijken", zei hij, "zijn van mij; ik doe met hen wat ik maar wens. Ik zal ze aan U geven, als U mij zult aanbidden."

     Jezus zei: "Ga weg, Satan! Gij zult de Here aanbidden en Hem alleen zult gij dienen."

21 En toen werd ik ontmoedigd (mijn vrouw luistert naar mij); ik ging naar huis en ik zei: "Beslist niet! Als ik het schuldig was, zou ik het betalen. Ik ben het niet schuldig en ik zal het ook niet betalen. Dat is alles." Ik zei: "Hoe kan ik het hoe dan ook betalen."

22 Ik ging naar huis en ik zei: "Meda, was het gezicht van de kinderen, maak hun kleren gereed; ik ga weg." Ik zei: "Zij wilden zelfs niet... Alles staat gewoon op zijn kop." Ik zei: "Wat heb ik gedaan? Vertel het mij!" En ik zei: "Moet ik toch veertigduizend dollar betalen? Tjonge! U beseft niet wat dat voor mij betekent." En zij kwam binnen zoals een aardige kleine vrouw zou doen en zei... Ik zei: "Ik vertrek!"

     Ze zei: "Denk je dat dat enig goed zou doen? Heb je er al over gebeden?"

23 Ik dacht: "Wel, misschien kan ik maar beter nog eens bidden." Ik ging weer naar binnen en het scheen alsof Hij tot mij sprak in een Schriftplaats. Wij willen altijd op de Schrift letten, wat God eraan deed. Ziet u?

     En op een dag werd Hem gevraagd, weet u, terwijl zij probeerden Hem voor de regering te beschuldigen, zeiden ze: "Staat het ons als Joden vrij om aan de Keizer schatting of belasting te geven?"

     Hij zei: "Hebt u een penning? Wiens opschrift staat erop?"

     Ze zeiden: "Van de Keizer."

     Hij zei: "Geef dan aan de Keizer de dingen die van de Keizer zijn en aan God de dingen die van God zijn."

24 En ik dacht daarover na; ik sloeg het op in de Bijbel en las het. Ik dacht: "Waarlijk, Here, dat is juist! Maar dit behoort niet aan de Keizer, dit was het Uwe, het was niet van de Keizer. Als het van mij was geweest en ik moest meer belasting of zoiets betalen, wel, dat was wat anders geweest. Dat behoorde aan de Keizer, maar dit is van U. (Zie?) En het behoorde helemaal niet aan de Keizer."

25 Weet u, Hij heeft altijd het antwoord in het Woord. Ik las gewoon een beetje verder, en Hij zei: "Zeg Simon, heb je niet een vishaak in je zak? (Zie?) Je hebt altijd een kleine vishaak en een snoer bij je. En ik maakte juist vanmorgen een tegoed bij de visbank daar aan de rivier, weet je?" Hij zei: "Ik maakte een tegoed en de bankier zal zeker uitbetalen wat hij heeft. Ga daarheen en werp de haak uit in de rivier en als je het ophaalt naar de oeverbank, open zijn bek (ziet u?) en hij zal het geldstuk uitgeven. Laten wij hun geen ergernis geven. Geef hun geen aanstoot. (Zie?) Ga het betalen, Simon, dat zal voor Mij en u zijn."

     Ik dacht: "Dat is waar, God, U hebt visbanken en al het andere door het hele land. Ik weet niet hoe het zal worden gedaan."

26 Maar wij gingen. Ik heb de broeders hier in de gemeente, die voor mijn rekening staan. En ik diende een verzoek in en kreeg de veertigduizend dollar en betaalde ze af. Ik ging naar huis; ik wilde weten hoe ik die cheque moest uitschrijven, als zij er ooit weer bij mij op terug zouden komen. Ik zei: "Betekent dit dat ik vrij ben van alle belastingen?" Wie die ook aftekent, zal daarna zeker in de knoei komen.

     Ik bleef de bank terugbellen om te zien of zij het zouden doen, en tenslotte vertelde Bob mij: "Billy, zij deden het."

     En ik ging naar binnen en sloeg mijn arm om mijn vrouw en ik zei: "Liefste, ik ben vrij!"

27 Wat een gevoel om vrij te zijn. En dus kan ik het nu terugbetalen (zij maakten het echt gemakkelijk voor mij), ik kan het terugbetalen met vierduizend dollar per jaar. Nu, ik kan nu niet meer lummelen, mensen; ik moet op pad om te gaan werken. Het kost mij tien jaren om het terug te betalen als Jezus niet komt. En als Hij komt, zijn alle schulden hoe dan ook vereffend, die tegen... Dus dan een... Dus ik hoop dat u allen, ik... Uw gebeden (en vanavond zal ik daar wat op doorgaan), maar uw gebeden zijn het die mij geholpen hebben. Dank u zeer, God zegene u. Ongeacht waar wij ooit zijn, ik zal dat nooit vergeten.

     Vanavond wil ik, zo de Here wil, enkele van de feiten noemen die ik weet, en wees er zeker van dat u komt. Nu bedenk, "Heren, hoe laat is het?"

28 Nu, wij zullen... Ik geloof dat zij een vol programma hebben voor de rest van deze week, en maandagavond is de... diensten vandaag en vanavond en maandag. Maandagavond is de waakdienst. En dan, dinsdag, Nieuwjaarsdag, als u buiten de stad woont, kunt u naar huis teruggaan. En wij zullen enkele fijne predikers hier voor die samenkomst hebben, een grote groep fijne sprekers. En iedereen zal beurtelings spreken tot middernacht; en soms nemen zij Avondmaal (als het geschikt is, ik weet niet of het deze keer zo is, of niet) net zoals... Waar men uitbundig feest viert en schreeuwt en schiet en drinkt en tekeer gaat, nemen wij het Avondmaal (Amen!), beginnen wij het Nieuwe Jaar precies met het Avondmaal.

     Nu, u wordt allen uitgenodigd en ik hoop dat de God des hemels u een gelegenheid zal geven om over te blijven, als u kunt.

29 Nu, voordat wij tot het Woord naderen, wil ik ook dit zeggen dat ik zeker deze gemeente dank, haar leden, voor dit fijne pak dat u voor mij gekocht hebt. Dank u zeer. Dat betekent zoveel voor mij; al uw kaarten en dergelijke gedurende de Kersttijd, en de geschenken die u zond naar het gezin; en o, zij waren talloos voor mij, en kleine giften die mijn hart niet meer zouden kunnen raken. Niets zou het zo kunnen, te weten dat het van u kwam.

30 En sommigen van hen zonden mij van hun Kerstgaven in geld, en sommigen van hen zonden... Zoals één broeder die mij een zakportefeuille zond, met mijn naam erop die hij had gemaakt; met een drukker waar je doorheen kunt kijken met het gebed des Heren erop; en o, dergelijke dingen waarderen wij zeer. Mijn vrouw en ik en de kinderen willen u heel erg bedanken. Het is zo klein, maar ik wil dit zeggen (dit is het grootste woord, dat ik geloof dat iemand zou kunnen zeggen): "God zegene u." Er is niets dat groter zou kunnen zijn.

31 Nu, en voor deze broeders hier in de gemeente, die dat geweer voor mij kochten, ik draag mijn pak, maar dat geweer kon ik niet naar de gemeente brengen. Maar het was... Ze zouden dan werkelijk iets tegen mij kunnen hebben, is het niet? Dus zeker dank ik u, mijn broeders. En ik zou hun namen gaan oplezen op een klein... Maar een van de broeders was hier gisteren en zei: "O, bedank mij niet, broeder Branham, het zou al de vreugde wegnemen." Zie?

     Dus dacht ik: "Misschien denkt de rest van hen hetzelfde." Maar ik heb uw naam; zij typten ze uit. Ik zal er altijd aan denken, en de Here zegene u grotelijks.

     En u weet hoe ik mij ontspan, ik ga in dat opkamertje binnen, ga daar zitten, en beleef het allemaal nog eens. Als ik zo gespannen ben, dat ik niet verder kan, dan denk ik aan de een of andere jachttocht, die ik ergens ondernam of waar ik ergens ging vissen. Ik waardeer dat. God zegene u.

32 Kunnen wij nu even een ogenblik onze hoofden buigen terwijl wij tot het Woord naderen? Ik ben er zeker van dat er vanmorgen hier binnen gebedsverzoeken zijn die te talrijk zijn om nu op te noemen, dus vraag ik mij af, terwijl wij onze hoofden gebogen hebben, of u uw speciaal verzoek slechts op uw hart wilt houden en uw handen even opheft om te zeggen: "God, U weet waar ik nu aan denk."

33 Here Jezus, U ziet elke hand en U weer wat daaronder is. Daar beneden die hand ligt een verzoek. En wij komen nu eerbiedig tot de Troon van de Levende God, die grote witte parel, die zich uitstrekt over de tijdsruimte, waarin Jehova God zit en het Bloed van Christus op het altaar ligt. En wij spreken via dat Bloed van Hem die zei: "Vraag de Vader iets in Mijn Naam; het zal gegeven worden." Zou U vanmorgen niet willen horen, God, en hun verzoeken beantwoorden? Ik leg mijn gebed vandaag bij het hunne, dat U het wilt toestaan.

34 Hier liggen zakdoeken, Here, die zieken en lijdenden... En ons wordt geleerd in de Bijbel dat zij van Paulus zakdoeken en gordeldoeken namen; en ze werden op de zieken gelegd en onreine geesten gingen van hen uit en ziekten verlieten hen. En Vader, zoals we al lange tijd hebben geweten, weten wij zeker dat wij geen Paulus zijn, maar tenslotte voelen wij dat het niet Paulus was, het was de Christus die in hem was. En U bent Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer, volgens de Schrift.

35 Nu, deze mensen geloven, Here, dat als wij God vragen en deze zakdoeken nemen en ze op hun zieken leggen, dat zij genezen zullen. Ik bid dat het zo zal zijn, Here. Als deze zakdoeken op de zieken gelegd worden... Zoals gezegd werd, vertrok Israël eens in de lijn van hun plicht, op weg naar het beloofde land, toen de Rode Zee hen afsneed van het pad van hun plicht; maar God keek neer door die Vuurkolom met boze ogen en die zee werd bevreesd en rolde zijn golven terug, zijn wateren; en Israël ging erdoor op droog land naar het beloofde land.

36 Nu Here, kijk vandaag door het Bloed van Jezus. En u ziet deze handeling van geloof, die wij hier vanmorgen verrichten; en moge Satan bang worden en weggaan. En moge elk van deze pelgrims die tegenwoordig zijn en ieder op wie deze zakdoeken gelegd zullen worden, mogen zij de weg geopend zien, de ziekte weggegaan, en mogen zij naar het beloofde land reizen, geleid door de Heilige Geest, de Vuurkolom. Sta het toe, Here.

37 Zegen nu de diensten, de woorden, de context, het lezen; en moge de Heilige Geest het Woord nemen vanmorgen en het lieflijk uitdelen aan een ieder van ons, Here, terwijl wij dichter groeien naar een grote, geweldige zaak, die wij nog niet weten. Onze harten worden vreemd bewogen, Here, en wij bidden nu, terwijl wij eerbiedig tot U naderen en tot Uw Woord, dat U ons de bedoeling ervan wilt uitleggen. Want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

     Nu vanavond, vergeet het niet, De tijd, hoe laat is het?

38 En nu vanmorgen, wil ik dat u opslaat (u die uw Bijbels hebt of het aantekent, als u het graag doet) in de Schriften, waaruit wij een paar ogenblikken willen spreken, wat gevonden wordt in het Boek der Handelingen. Misschien kunnen wij twee of drie plaatsen lezen: Handelingen 26:15 eerst, Handelingen het 25e hoofdstuk en het 15e vers om mee te beginnen. Dan willen we lezen Handelingen 23:11; en u zou hier nog aan toe kunnen voegen (als u het wilt, ik zal waarschijnlijk geen tijd hebben om het te lezen) Filippenzen 1:20. Het gaat allemaal in dezelfde richting, dezelfde woorden.

     Nu, in het Boek der Handelingen 26:15 lezen wij dit:

     En ik zei: "Wie zijt Gij, Here?" En Hij zei: "Ik ben Jezus, die gij vervolgt."

     ... richt u op en sta op uw voeten, want Ik ben aan u verschenen met dit doel, u te maken een dienaar en getuige, beide van de dingen die gij gezien hebt en waarin Ik u nog verschijnen zal;

     U verlossende van het volk en van de Heidenen... tot wie Ik u nu zend,

     Om hun ogen te openen en hen te bekeren van de duisternis tot het licht, en van de macht van Satan tot God, opdat zij mogen ontvangen vergeving van zonden en een erfdeel onder hen die geheiligd zijn door het geloof in Mij.

     Daarom, o... Agrippa, was ik niet ongehoorzaam aan het hemels visioen.

     Maar verkondigde eerst aan hen te Damascus en in Jeruzalem en in het hele land van Judéa en aan de Heidenen, dat zij zich zouden bekeren en zich tot God wenden, werken doende die bij de bekering passen.

     In Handelingen 23, het 11e vers:

     En de volgende dag stond de Here bij hem en zei: "Houd goede moed, Paulus, want... gij hebt van Mij in Jeruzalem getuigd, zo moet gij ook te Rome getuigen."

     Moge God Zijn heilige zegeningen toevoegen aan het lezen van dit meest genadige, Heilige Woord dat wij vóór ons hebben.

39 Nu, ik hoorde niet lang geleden een man spreken of leren en hij gebruikte het woord absoluut. En ik dacht: "Dat is een erg fijn woord; ik heb het zovele malen horen gebruiken. ABSOLUUT."

40 Ik sloeg het op in het woordenboek van Webster. Volgens Webster is het "volmaakt in zichzelf; onbeperkt in zijn kracht; oorspronkelijk, een uiterste." En een uiterste is het "amen", dat is alles. Een absoluut, het is "het onbeperkte in kracht", het woord absoluut. Het is volmaakt in zichzelf. Dat is alles; dat stelt het vast. En ik dacht: "Dat is een heerlijke zaak; dat is een wonderbaar woord."

     En nu, een woord is een "gedachte uitgedrukt." Eerst moet het een gedachte zijn en dan wordt het een woord; omdat je je woorden niet spreekt zonder een gedachte.

41 Als we in tongen spreken, hebben wij geen gedachte; het is God die de gedachten neemt; het is Gods gedachte, die onze lippen gebruikt. Je denkt of weet niet wat je zegt als je in tongen spreekt, als het geïnspireerd spreken is. Als je het uitlegt, weet je niet wat je zegt, je zegt het gewoon, dat is alles. Zie? Dat is God. En bij het profeteren gebruik je niet je eigen gedachten; het is God, omdat je dingen zegt die je normaal niet zou bedenken te zeggen. Zie?

42 Maar het woord absoluut is een definitief iets; en daarom geloof ik dat iedereen een definitief iets moet hebben. En achter elke grote prestatie die ooit verricht werd, is een absoluut geweest. Het doet er niet toe wat het was, het heeft een absoluut achter zich gehad. En elke persoon die iets wil verrichten, moet eerst het absoluut hebben. En dat is het uiteindelijk terugdraaien door dit, dat of het andere, totdat je tot dat absoluut komt of het "amen" of het definitieve van wat u... Met andere woorden, u hebt iets waaraan u zich vast moet houden. Het is het uiteindelijk houvast voor elke prestatie... Het is ergens; het kan zich door veel verschillende dingen bewegen, totdat het komt tot dat houvast; maar daar is het uiteindelijke "amen". Er moet zoiets zijn. U kunt niet door het leven gaan zonder er een te hebben.

43 Toen u trouwde, moest er iets door uw gedachten heengaan, totdat u dat houvast raakte. En het moest liefde zijn voor uw vrouw of uw man. Wel, misschien is zij niet zo mooi als de vrouw van Jan; of zij is niet dit of dat, maar er is iets aan haar dat u treft. U zegt: "Ze mag er dan niet zo aardig uitzien als de ander" of "Hij mag dan niet zo knap zijn als die ander", maar er moet daar een absoluut zijn waardoor die persoon anders is. En daar houdt u zich aan vast. En als dat er niet is, kunt u maar beter niet trouwen, zonder dat houvast, dat absoluut.

44 Wij kunnen velen bedenken, die een absoluut hadden in de Bijbel. O, hoe zouden wij hen kunnen doornemen door de stroom van de Bijbel en vanaf dit moment hier twee weken bezig zijn en zelfs nooit de oppervlakte ervan raken, als wij zouden denken over de absoluten in de Bijbel. Laat mij er bijvoorbeeld even in het kort slechts een of twee noemen.

45 Kijk naar Job. Nu, hij had een absoluut. Alles ging voor die man verkeerd, een rechtvaardig man. Nu, wij zouden niet durven zeggen dat hij niet rechtvaardig was, omdat God zei dat hij het was. Er was niemand op aarde zoals Job. Hij was volmaakt in het aangezicht van God en hij wist het, omdat hij een houvast had; hij had een absoluut.

46 Toen alles tegen scheen te zijn, ziekte uitbrak, zouden zijn vrienden gezegd kunnen hebben: "Nu, daar heb je het, Job, dat bewijst dat je zondigt; je bent verkeerd." En toen kwamen de bisschoppen (ze noemden hen Jobs troosters) en in plaats van hem te troosten, zagen zij niets dan zonde in zijn leven, omdat God zo met hem gehandeld had.

47 En zijn kinderen werden gedood; zijn bezit werd verbrand; alles ging verkeerd en zelfs zijn eigen leven was in gevaar, zittend op een ashoop, van de kruin van zijn hoofd tot zijn voetzolen braken zweren uit. En zelfs zijn lieflijke, beminde levensgezel, de moeder van die kinderen, zei: "Je moet God vloeken en de dood sterven." Maar in het aangezicht van dat alles had Job een absoluut!

48 O, als we onszelf in tijd van ziekte maar aan dat absoluut zouden kunnen vastbinden. Job wist dat hij Jehova's bevel had opgevolgd en hij had geloof in wat hij gedaan had, omdat Jehova het vereiste. Als we dat slechts kunnen doen! Jehova vereiste een brandoffer voor zijn zonde. En Job had een brandoffer gemaakt, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor zijn kinderen, en dat was alles wat God vereiste.

     O, u zou kunnen zeggen: "Ik wenste dat dat alles was wat Hij vandaag vereiste."

49 Het is minder dan dat, alleen geloof in Zijn Woord. Als u Zijn Woord tot uw absoluut maakt, kunt u aan elke Goddelijke belofte in de Bijbel uw ziel binden. Het maakt niet uit hoezeer de golven rondom u woeden, u blijft vastgebonden. Uw absoluut.

50 En hij hield eraan vast, en toen zijn vertroosters zeiden: "Je hebt gezondigd", wist hij dat hij dat niet gedaan had. Hij was rechtvaardig, omdat hij Jehova's bevel had gedaan. En toen zijn... De man kwam binnen en zei: "Uw kinderen zijn dood"; een ander kwam binnen en zei: "Uw kamelen zijn alle verbrand en er kwam vuur vanuit de hemel..."

     Zie wat voor een betoog zijn bedroefd makende vrienden hadden. "Zie je? Het vuur kwam uit de hemel. Nu Job, dat bewijst..."

     "Het bewijst niets!"

     "Nu, Hij zou je kinderen niet hebben getroffen, Job, als je een rechtvaardig man bent."

51 Maar Job zei: "Ik weet dat ik gedaan heb wat juist is." Hij hield er nog steeds aan vast, hij had iets wat hij vast kon pinnen. Dat is het. Hij had het geaccepteerd; hij had precies gedaan wat God hem verteld had te doen; en hij was absoluut zeker. Goed!

52 Toen hij tenslotte tot de plaats kwam dat dit absoluut standhield, begon hij te voelen dat het koord dat slap gehangen had, aangetrokken werd. Maar het begon strakker te staan en de Geest kwam op hem en hij stond op, daar hij een profeet was, en hij zei: "Ik weet dat mijn Verlosser leeft!" Amen! Zie? Hij had zich vastgemaakt aan zijn absoluut; hij had contact gemaakt. Hij had geweten dat wat hij gedaan had, juist was, en op zekere dag moest hij eraan trekken. "Ik weet dat mijn Verlosser leeft, en in de laatste dagen staat Hij op deze aarde. Hoewel de huidwormen dit lichaam vernietigen, zal ik toch in mijn vlees God zien." Hij wist toen dat zijn absoluut ankerde.

53 Abraham, een absoluut, komend uit Babylon, van de toren in Sinear, en hij verbleef daar met zijn vader, misschien was hij een boer. Maar op zekere dag, ver weg in de bossen ergens, terwijl hij misschien bessen plukte of een beest ging slachten voor zijn vlees, sprak God tot hem, ergens daar achterin, toen hij vijfenzeventig jaar oud was.

54 En hij en zijn vrouw Saraï, die vijfenzestig jaar oud was, waren kinderloos, ze hadden geen kinderen. Toen vertelde God hem: "Je zult een kind hebben bij Saraï, maar daarvoor moet je jezelf afscheiden."

55 Gods beloften zijn altijd op voorwaarde. U moet absoluut... Hoe fundamenteel u ook bent met de belofte, deze is altijd voorwaardelijk: Hoe zouden we hier kunnen stoppen en dat urenlang door de Schrift heen kunnen uitkammen (zie?), dat de voorwaarde iets inhoudt. U kunt zo fundamenteel zijn als u maar wilt, maar het is de belofte onder voorwaarden, voorbestemming enzovoort.

56 Let op! Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend. Nu, wat moet het verschrikkelijk zijn geweest het hoofd te bieden aan een beschaafde wereld, een man van vijfenzeventig jaar oud en een vrouw van vijfenzestig (ze hadden samengeleefd sinds zij een jong stel waren, omdat zij zijn halfzuster was) en hij zou door haar een baby gaan krijgen. Maar hij had een absoluut. Er was niets dat hem zou bewegen.

57 Toen het in de eerste maand niet gebeurde, hield zijn absoluut stand, omdat hij wist dat hij met God gesproken had. De tweede maand, het tweede jaar, tien jaar en vijfentwintig jaar later, toen hij honderd en Sara negentig was, hield zijn absoluut nog steeds.

58 En de Bijbel zei, toen zijn levensloop werd beschreven: "Abraham twijfelde niet aan de belofte van God door ongeloof, maar hij was sterk, gevende Gode lof." Waarom? Dacht u ooit over het 'waarom' na? Hij was absoluut positief, en het enige wat hij hoefde te doen, was zichzelf afscheiden van zijn familie. En God zegende hem nooit totdat hij het deed. Hij nam zijn vader mee; de vader stierf. Hij nam Lot mee en nadat Lot van Abraham gescheiden was, kwam God tot hem en zei: "Nu, doorwandel het land." Gehoorzaamheid, belofte onder voorwaarden, gaat altijd met God en Zijn woord gepaard.

59 Nu, kijk naar... Laten wij Mozes nemen. Mozes, de weggelopen dienstknecht-profeet, die God verwekt had en opvoedde in het paleis van Farao. Mozes verliet dat met zijn theologische training, en hij doodde de eerste de beste man. Toen de eerste kleine onvolkomenheid opdoemde, werd Mozes dodelijk bevreesd. Waarom? Hij had geen absoluut; hij had alleen maar het getuigenis van zijn moeder over zijn geboorte.

60 Hij was een vreemd kind; hij had het woord van zijn moeder erover. Hij had de rollen dat God (misschien hadden ze die ergens op papier geschreven, droegen zij deze bij zich) dat God Zijn kinderen zou gaan bezoeken. Hij wist dat dit de tijd was, zoals wij het nu weten. Wij weten dat er iets staat te gebeuren.

61 Nu, Mozes wist dat dit de tijd was en hij wist dat hij ervoor verkozen was, maar hij had geen absoluut. Zie? En op zekere dag, toen hij de visie kwijtgeraakt was, verscheen God hem in een brandend bosje achterin de woestijn, en zei: "Mozes, Ik heb de mishandeling van Mijn volk gezien; Ik heb hun zuchten en geroep vanwege die onderdrukkers die hen straffen, gehoord; en Ik heb Mij Mijn belofte herinnerd. Ik ben neergekomen om hen te bevrijden; nu, ga af naar Egypte." O my!

     Mozes zei klagend: "Ik spreek niet erg goed; mijn uitspraak is niet erg goed; zij zullen mij niet geloven!"

     Hij zei: "Wat is er in uw hand?"

     Hij zei: "Een stok!"

62 Hij zei: "Werp hem neer!" Hij veranderde in een slang. Hij zei: "Pak hem bij de staart!" Hij veranderde weer terug in een stok. Hij gaf hem de verzekering, een bevestiging. Als God een absoluut geeft, geeft Hij altijd een bevestiging voor dat absoluut.

63 Toen Mozes daar was en hij zijn staf neerwierp voor de tovenaars en Farao (en de tovenaars kwamen en wierpen hun stok ook neer), liep Mozes nooit weg en zei: "O wel, ik had ongelijk, het was maar een goedkope tovenaarstruc, misschien had ik ongelijk." Maar hij wist het; hij was positief dat hij God ontmoette; en hij stond stil. Het volgende had hij gedaan: precies wat God hem vertelde te doen; zo had Job precies gedaan wat God hem vertelde te doen. Mozes had Zijn bevelen opgevolgd. Sta dan stil en zie de heerlijkheid van God!

64 Mozes was gebonden aan Zijn absoluut, zijn opdracht, en hij stond stil. En toen hij dat deed, verslond zijn slang de rest van de slangen. Zie? Hij was gebonden aan dat absoluut. God zei: "Als u deze kinderen bevrijdt, zult u Mij weer aanbidden op deze berg."

65 En hoe zal de vijand op elke wijze die hij kan, proberen u weg te krijgen van dat absoluut. Direct toen zij Egypte verlieten, werden zij in het nauw gedreven in de engte van de Rode Zee; bergen aan elke kant. Je komt door een vallei en daar is de Rode Zee; geen weg om te ontsnappen over de heuvels, geen wijze om aan deze kant te ontsnappen, en Farao's leger deze kant opkomend. Wat een plaats om te staan! Ziet u hoe de duivel u in een plaats brengt, waarin u niet weet wat te doen? Maar bedenk, als u aan dat absoluut gebonden bent, dan is het dat. Mozes wist dat God hem had beloofd: "Gij zult mij op deze berg aanbidden als gij hen eruit brengt. En Ik zal neerkomen door uw hand om hen te bevrijden en hen brengen in dat andere land." Hij bleef er precies bij en God zond een oostenwind en blies de wateren uit de bodem der zee, en zij liepen er door op droog land. Een absoluut!

66 Hoe zouden we door de Schriften kunnen gaan: Daniël, zijn absoluut; Sadrach, Mesach en Abednego, hun absoluut; David, zijn absoluut. Allen - absoluut!

67 Paulus had er ook een, degene waar wij over lezen. Hij had een op Christus gerichte roeping, en dat was zijn absoluut. Dat is de reden waarom hij niet bevreesd was voor wat Agrippa zou zeggen. Toen hij daar stond (en Agrippa was een Jood, zoals wij weten) - en toen hij voor deze koningen en zo stond, had God hem al verteld dat hij daar zou staan. Dus had hij een absoluut en vertelde hij precies het hemelse gezicht. Hij zei: "Ik ben geen... ik was er niet ongehoorzaam aan. Ik beoordeelde het niet verkeerd; ik misdroeg mijzelf niet." Maar hij hield eraan vast en was niet ongehoorzaam; hij voerde het uit tot op de minuut, want het was een absoluut. En elk op Christus gericht leven is uw absoluut.

68 Nu, sinds hij Hem van aangezicht tot aangezicht ontmoette op de weg naar Damascus, was dat van zoveel betekenis voor Paulus. Nu bedenk, hij was daarvoor een geleerde; hij was een machtig man in de Schriften, maar hij had geen enkel houvast behalve het Sanhedrin dat hem ondersteunde met een diploma van een groot leraar. Hij was een groot man op zijn gebied, maar hij was ongestadig. Het enige wat hij had, was dat zijn absoluut even sterk was als zijn organisatie, zo sterk kon het zijn. En hij werkte er getrouw aan en nam de Christenen en bond hen en verwoestte hen en stenigde zelfs Stefanus.

69 Ik denk dat dit later in zijn leven de reden was waarom hij naar Jeruzalem ging, toen de profeten hem vertelde: "Ga daar niet heen, Paulus, want banden en gevangenis wachten u."

70 En Paulus zei: "Ik weet het, maar ik ga niet alleen naar Jeruzalem als een getuige, maar ik ga daarheen en ben bereid om te sterven voor Jezus Christus." Want hij wist wat hij gedaan had en zijn vurig verlangen was om zijn getuigenis te verzegelen met zijn eigen bloed om als martelaar te sterven, omdat hij een van Gods martelaren had gedood.

71 En nu, hij was op weg naar Damascus, met al zijn scholing (hij had gezeten onder die grote leraar Gamaliël en hoe hij onderwezen was in heel de Joodse godsdienst) en toch met dat alles was hij ondeugdelijk en had hij niet de bekwaamheid om zekere dingen te doen. En plotseling was er een Licht en een gebrul dat een donder maakte, en hij werd neergeworpen en viel op de grond. En toen hij opkeek, was er een schitterend Licht dat zijn ogen verblindde. Wat een vreemde zaak was dat!

72 Niemand anders zag het Licht, alleen Saulus. Het was zo werkelijk voor hem dat het zijn ogen verblindde; hij kon niet zien, totaal blind omdat die Vuurkolom hem recht in zijn gezicht verscheen. En hij hoorde een Stem, zeggende: "Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij?"

     Hij zei: "Here, Wie bent U?"

     Hij zei: "Ik ben Jezus; het is u hard de verzenen tegen de prikkels te slaan. Sta nu op en ga Damascus in, en daar zal iemand naar u gezonden worden."

73 Toen hij vandaar opstond (en er was iemand, een profeet, daar in de stad, die in een visioen zag, terwijl hij biddende was, en hij kwam) kwam Ananias en ging bij Saulus naar binnen, legde zijn handen op hem en hij werd genezen door Goddelijke genezing. Hij stond toen op, werd gedoopt, zijn zonden uitwissend, aanroepende de Naam des Heren, en toen had hij een absoluut. Daarna was hij nooit meer dezelfde. Hij ging regelrecht van gemeente naar gemeente, van plaats tot plaats, proberende op te bouwen dat wat hij geprobeerd had af te breken.

74 Hoe heeft de natie, hoe heeft de Christelijke wereld vanmorgen dat type absoluut nodig. Zij die door geloofsbelijdenissen en tradities hebben geprobeerd om met de leer van mensen Gods Woord te ontkrachten, dat het hetzelfde is gisteren, vandaag en voor immer. Zij hebben een absoluut nodig, een ervaring als een ontmoeting op de weg naar Damascus, de Levende God die de zieken kan genezen en de doden opwekken en duivels uitwerpen - een echt absoluut.

75 Paulus wist dat er iets gebeurde; er was niemand die het van hem weg kon nemen. Niets anders was van belang; hij was gebonden en dat was het. Wat er ook zou komen, hij wist dat hij gebonden was - een op Christus gecentreerd leven! O, het leven dat hij geleefd had was een ander leven.

76 Nu bedenk, hij was een godsdienstig man geweest. En voor sommigen van u mensen vanmorgen (en ik weet dat u beseft dat deze band gemaakt wordt, die in ongeveer elke natie onder de hemelen door de hele wereld afgespeeld zal worden); en sommigen van u mensen die hier tegenwoordig zijn; en sommigen van u daarbuiten, waar de banden gedraaid zullen worden in andere landen door middel van een tolk, die het doorgeeft aan de stammen van Afrika, ver weg bij de Hottentotten en overal; en aan u, godsdienstige leiders, die slechts een scholing van de Bijbel hebben (u hebt het vanuit een historisch oogpunt en kunt misschien al deze dingen verklaren); maar als u geen absoluut hebt, geen ervaring hebt (en als die ervaring die u beweert te hebben u laat ontkennen dat elk woord ervan vandaag niet even waar is voor de Gemeente als het ooit was) en u vertrouwt op uw doctorsgraad of wat u ook mag hebben. Als u vertrouwt op de gedachten van uw organisatie, (die zou zeggen: "De dagen der wonderen zijn voorbij; en we hebben geen Goddelijke genezing; en de doop van de Heilige Geest zoals zij ontvingen op de dag van Pinksteren is niet voor de mensen vandaag"); als dat alles is wat u hebt, mijn dierbare broeder, zuster, hebt u een Damascusweg-ervaring nodig!

77 U hebt nodig deze Levende God te ontmoeten waar u... niet alleen maar een mythische gedachte in uw verstand, niet de een of andere rilling of een sensatie, maar een leer en ervaring van een echte, werkelijke... Dezelfde Jezus die wandelde in Galilea, leeft vandaag en is voor immer levend, en Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer - een absoluut, waarbij u niet behoeft te nemen wat iemand zei, u weet het voor uzelf, niet de een of andere sensatie.

78 En als de sensatie die u gehad hebt - en als iemand (het zou een echte Bijbelse sensatie hebben kunnen zijn) - en iemand zou proberen deze van u weg te verklaren, zeggende dat die dingen voor een andere tijd waren, wees voorzichtig! Het is waar, wees voorzichtig! Maar er is een wijze om het te weten. Beproef het met het Woord; Dat is de Blauwdruk!

     Als het huis gebouwd wordt in tegenstelling tot de blauwdruk zal de aannemer het afbreken en weer opbouwen. Maar het moet volgens de blauwdruk gaan.

79 Het doet er niet toe wat uw ervaring dan is; als iets in u, u vertelt dat die Bijbel niet waar is, die kracht van God, apostelen, profeten en leraars en herders en de gaven van de Geest niet dezelfde zijn als het was op Pinksteren, toen het door deze apostelen stroomde, is er iets verkeerd met uw absoluut; het is gebonden aan een denominationele geloofsbelijdenis in plaats van aan Gods Bijbel, toen Hij zei: "Beide, hemelen en aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn Woord zal nimmer falen."

80 Let op wat uw absoluut is. U zou absoluut zeker kunnen zijn dat u goede omgang hebt met de herder, en misschien absoluut zeker zijn op goede voet te staan met de staatsouderling, en misschien absoluut zeker zijn, dat u goede omgang hebt met de bisschop of de een of andere grote man in de kerk; maar als uw absoluut niet Jezus Christus is... "Want op deze rots zal Ik Mijn absoluut plaatsen, en de poorten der hel zullen het niet overweldigen" - de geestelijke openbaring van Wie Hij is en Hem te kennen. In orde!

81 O nu, als u wordt als Paulus, hetzelfde absoluut hebt als hij had... Een op Christus gericht leven is een ander leven dan u eens had, en het kan misschien een zeer godsdienstig leven zijn dat u leeft.

     O, ik heb mensen horen zeggen: "Nu, zij zijn erg godsdienstig." Dat heeft er niet één ding mee te maken! Ik heb veel godsdiensten gezien, zeer vroom, vele malen oprechter dan de Christelijke mensen van vandaag belijden.

82 Als een moeder haar kleine vette, zwarte baby kan nemen (ongeveer zo lang) en het in de bek van een krokodil kan werpen uit liefde tot haar god, vraag ik mij af hoe oprecht het Christendom is. Als een man zichzelf zodanig kan kwellen dat hij zo duizend haken door zijn vlees haalt (waar hij ballen met water aanhangt om hem zo naar beneden te houden) en door een laag van vuur loopt van hier tot het einde van die tabernakel (heen en weer, terwijl het witheet is, zo aangewakkerd) als een offer voor zijn god (een afgod daar met robijnen ogen, enzovoort) vraag ik mij af waar het Christendom is. Denk dus niet aan oprechtheid; oprechtheid is het niet. Oprechtheid is goed, als het gericht wordt op de juiste zaak.

83 Zoals een dokter die medicijn geeft, hij zou u arsenicum kunnen geven, oprecht; en hij zou u oprecht zwavel kunnen geven; u zou uw recept verkeerd ingevuld kunnen hebben, en u zou het in oprechtheid in kunnen nemen, maar dat redt uw leven niet. Beslist niet! U moet weten wat u doet. En alles wat tegengesteld is aan Gods Woord, het maakt mij niet uit wat het is en hoe lang het in bestaan is geweest, het is toch verkeerd.

84 Petrus gaf hun een Eeuwig Recept op de dag van Pinksteren. Hij zei: "Bekeert u, een ieder van u, en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus voor de vergeving van uw zonden, en gij zult de gave van de Heilige Geest ontvangen; want dit recept is voor u en voor uw kinderen en voor allen die daar verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal." Zo is het. Het is een Eeuwig Recept.

85 Nu, de een of andere kwakzalver zou dat kunnen nemen en u doden. Zie? Zeker! Weet u, er is zoveel vergif in een recept om de kiem te vergiftigen, en de dokter weet precies hoeveel uw lichaam kan doorstaan. Als hij er teveel gif in doet, zal het u doden. En als u er niet genoeg van krijgt, wat zou het dan doen? Het zou u geen goed doen het medicijn in te nemen. Hij weet wat uw lichaam kan doorstaan.

86 Nu, zo is het recept van God. Het maakt niet uit hoezeer iemand anders zegt dat het op deze of die wijze gedaan moet worden, geloof het niet. Als u het Woord op de letter nauwkeurig volgt, is dàt het. Dat is juist! Houd eraan vast.

87 Nu, er zijn er die zeggen, dat u besprenkeld moet worden. Er zijn er die zeggen dat u de titels van Vader, Zoon en Heilige Geest moet gebruiken; zulke dingen staan er niet in de Bijbel, er is niet zo'n plaats in de Bijbel waar ooit op enige andere wijze gedoopt werd dan in de Naam van Jezus Christus. Dat is een dogma dat werd toegevoegd in de Roomskatholieke Kerk en verder werd gedragen door tradities. (We zullen dat vanavond aantippen).

88 Maar let op, temidden van dat alles, blíjft het recept. Daarom hebben wij zoveel zieke kinderen, omdat ze niet luisteren naar wat de dokter zei. Het absoluut, als u zich daaraan gebonden hebt, is dàt het. Dat is Gods Woord. Het kan niet falen. Op Christus gericht leven, zeer godsdienstig, maar het was niet op Christus gericht; zo hebben velen van ons dat vandaag.

89 En als u dit op Christus gerichte leven hebt, maakt het dat u dingen doet, die u gewoonlijk niet zou doen. Het laat u anders handelen dan u gewoonlijk zou handelen. Ik bedoel niet dwaas handelen; ik bedoel handelen in de Geest, iets wat werkelijk is, iets wat echt is. En als u iemand dwaas ziet handelen, weet u dat zij alleen maar iets opvoeren. Zij proberen alleen maar de echte zaak na te bootsen.

     Als u een valse dollar ziet, bedenk dat er een goede dollar is, waarvan deze nagemaakt werd. Zie? Als u namaak ziet, is het absoluut een schaduw van iets wat echt is; het is van iets echts gekopieerd.

90 Let op, het laat u dingen doen die u gewoonlijk niet zou doen. O, het is iets... U bent zeker, u bent er zeer zeker van, als u dit absoluut hebt; u bent er positief over. U neemt niet wat de ervaring van iemand anders is. Dat is de reden waarom het Christendom geworden is als kleine kinderen in de Bijbel en niet (excuseer mij) - als kleine schoolkinderen. Ze proberen bij elkaar af te kijken; en als die knaap het fout heeft, heeft iedereen het fout. Zie? Dan heeft de hele groep het fout. O my, kijk niet af; ontmoet Hem zelf.

91 Een goede vriend van mij, die hier achterin zit, is een oude... Hij is een zoon van een kameraad van mij, een levenslange vriend, de kleine Jim Poole. Wel, zijn vader en ik groeiden op school tezamen op, en o, wat een fijne knaap. De kleine Jim en ik bidden voortdurend dat grote Jim een Christen zal worden, een echte gelovige. En kleine Jim en ik spraken gisteren over waar wij God vonden in de bossen en Hem zagen in de natuur. Dat is waar u Hem vindt, omdat Hij een Schepper is, en Hij is in Zijn schepping.

92 En ik herinner mij dat Jim en ik vroeger wilden gaan jagen. En als de avond kwam, wel, dan gingen we weg, namen onze fietsen en reden deze straat af (doodsbang om de begraafplaats te passeren, nadat het donker was geworden) en we gingen een ijshoorntje voor onszelf kopen.

93 En Jim hield ervan om prijs te schieten. Nu, wij waren nog maar jongens van tien, twaalf, veertien jaar oud. En dan hield Jim ervan om boeken over jagen en vallen zetten, te lezen. En ik zat dan wat te dagdromen (zie?) over... En nu, sommigen van de jongens kunnen mij zien. En als ik een kleine hut ergens zag, zei ik: "Tjonge, dat zou een goede hut zijn om in de bergen te hebben."

94 En ik droomde altijd dat ik op een dag zelf een hut in de bergen zou hebben, een stel jachthonden, en een paar geweren. Ik dacht altijd: "Als ik eens een 30-30 geweer zou kunnen hebben..." Ik dacht: "Hoe ter wereld zou ik ooit eigenaar van een klein 30-30 geweer kunnen worden?" En onlangs, terwijl ik naar mijn wand stond te kijken, en daar enige van de beste geweren zag, die er te krijgen zijn, dacht ik: "Verbazingwekkende genade!"

95 Ik dacht: "Ik zal mijzelf oefenen in het schieten, en goed leren schieten. En dan zal misschien eens de een of andere goede jager mij meenemen voor een tocht in de bergen, als een soort lijfwacht, omdat hij zijn leven zou willen beschermen, misschien voor een aanvallende beer; hij was niet al te zeker. Een rijke man die mij zou meenemen om alleen met hem op te trekken als een soort lijfwacht. Misschien zou ik op een dag in Afrika gaan jagen als lijfwacht. Als ik maar zou kunnen oefenen. Dat is het enige wat ik kan doen, oefenen om een goede, zekere schutter te zijn." "O", en ik dacht: "God, te bedenken dat U mij laat jagen door de hele wereld. Wat een wonderbare zaak!"

     Jim placht het boek te zitten lezen.

     En ik zei: "Jim..."

     Hij zei: "Ik houd ervan erover te lezen."

96 Ik zei: "Jim, dat is wat iemand anders deed; ik wil het zelf doen; ìk wil de ervaring!" Toen ik tot Christus kwam, kon ik niet de ervaring van iemand anders nemen; ik wilde het zelf.

97 Ik herinner mij dat ik "Lone Star Ranger" van Zane Grey las, ik maakte twee of drie bezems van mamma kapot en reed het huis rond in galop, terwijl ik op dit bezem-hobbelpaard zat. Ik las dat verhaal van de 'eenzame ster zwerver' en hoe hij gerechtigheid oefende aan de 'Big Bend'.

98 Toen las ik het verzonnen verhaal over 'Tarzan en de Apen', van Edgar Rice Burroughs. Moeder had een oud vloerkleed, een kleed van zeehondenhuid of iets wat mevrouw Wathen haar voor de kachel gegeven had. En het lag op haar kamer, en ik nam dat kleed weg (mamma wist wel dat de wind het niet had laten wegwaaien) en ik nam het weg en sneed het in stukken en maakte voor mij een Tarzan-pak van, en ik zat ermee boven in de boom. Ik woonde de helft van de tijd in een boom, om dit Tarzan-pak te verbergen. Omdat ik gezien had wat hij deed, wilde ik het ook doen.

99 Maar op zekere dag kreeg ik door de genade van God het ware boek, de Bijbel, te pakken. Mijn lied en verhaal is geweest: "Te zijn als Jezus, op aarde verlang ik te zijn als Hij." Ik wil geen bisschop zijn of een grote knaap in de kerk, een paus of een priester. Ik wil als Jezus zijn.

100 Een absoluut maakt u anders. Er is iets mee om Zijn Woord te lezen en... Iets in uw hart doet u verlangen te zijn als Hij. U bent zeker... Het is als...

101 Het absoluut voor de Christus - het absoluut voor de Christen is als het anker in het schip. Ja, u moet een absoluut hebben. En als Christus uw absoluut is, is het als het anker, dat als de zee erg ruw is en het schip op het punt staat te zinken, uw enige hoop is die u hebt. Dan werpt u het anker uit. En dan, als het schip heen en weer slingert (zie?), zal het anker het schip houden. Weet u, wij hebben een lied (ik ben de naam van de schrijver nu vergeten), maar... "Mijn anker houdt".

102 Zoals de kleine jongen (zoals wij dikwijls dachten) die vliegerde, je kon niets zien, maar hij had het touw vast. En een man kwam langs, en zei: "Wat doe je, jochie?"

     Hij zei: "Ik ben aan het vliegeren."

     Hij zei: "Wat heb je in je hand?"

     Hij zei: "Het touw!"

     Hij vroeg: "Waar is de vlieger?" Hij zei: "Ik zie hem niet. Wel, hoe weet je dat je vliegert?"

     Hij zei: "Ik kan het voelen; hij trekt." Zie? Aan het einde van dat touw was een absoluut. Op zijn kleine manier was die vlieger zijn absoluut, dus kon hij zeggen dat hij vliegerde; hoewel hij hem niet kon zien, maar hij had iets te pakken dat eraan vast zat! Dat is de wijze waarop een mens, als hij wederomgeboren wordt van de Heilige Geest, vat krijgt op Iets dat daarginds een anker heeft; en de stormen schudden hem niet. Hij weet dat hij in orde is; hij is verankerd. Goed!

     Nu, als wij in ons bootje zijn, drijvend over 's levens plechtige zee... Zoals de grote dichter zei:

"Het leven is geen lege droom!"
En de ziel is dood, die sluimert,
En de dingen zijn niet wat zij schijnen.
Het leven is werkelijk! En het leven is ernstig!

En het graf is niet zijn doel;
"Want stof zijt gij, tot stof keert gij terug"
werd niet gesproken van de ziel.

     O, ik vind dat zo mooi. Nu, Longfellow schreef die 'Levenspsalm'. Ziet u.

Terwijl ik zeil over 's levens plechtige zee,
Voor een verloren en verongelukte broeder
Die bij het zien, het weer ter harte zal nemen. (Zie?)

103 Nu, wij hebben ons ingescheept, varend over 's levens plechtige open zee; en Christus, in het schip, op de stormen van de tijd... Als de stormen hevig worden en zij het schip doen stampen, ben ik blij dat ik een anker heb dat ergens binnen het voorhangsel houdt: zelfs de dood zelf kan u er niet van wegrukken. U bent verbonden aan uw absoluut.

104 Christus is ons anker. Wat is Hij? Hij is het Woord. "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God... En het Woord werd vlees gemaakt en woonde onder ons."

105 Als wij dan weten dat onze handelingen precies volgens het Woord zijn, weten wij dat onze leer volmaakt is met het Woord (niets toevoegend of wegnemend, slechts het Woord) en we zien dezelfde resultaten (die anderen hadden die in hetzelfde Woord ankerden), die zich uitleven in ons leven, dan houdt uw anker. Het leven van Christus, dat wordt voortgebracht op een bijna vleesgeworden wijze door u heen, zoals het was in Christus, omdat het God was, Die in Christus de wereld met Zichzelf verzoende... En u ziet God in uzelf datzelfde evenwicht in het Woord houdend, geheel precies zoals Jezus deed, en u ziet Zijn Leven...

106 "De werken die Ik doe, zult gij ook doen. Hij die gelooft (niet hij die een schijngeloof heeft, hij die denkt dat hij gelooft, maar hij die gelooft) - hij die in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen." Waarom? Hij is verankerd in dezelfde Rots. Wat was de Rots? Het Woord, altijd! U bent daarin verankerd.

107 Het is uw Noordpoolster, als u verdwaald bent op zee. Weet u, wij hebben heel wat sterren, maar er is slechts één echte ster die niet beweegt; dat is de Noordpoolster, omdat hij in het centrum van de aarde geplaatst is. Het maakt niet uit of u aan de achterkant, bovenkant, bent, waar u zich ook bevindt, die Noordpoolster is precies dezelfde. Het is uw Noordpoolster.

108 Nu, ziet u het? Er zijn heel wat sterren die van plaats naar plaats verhuizen. Maar als u op zee bent, wel, elke zeeman weet, of elke jager die in het bos rondzwerft, weet dat uw Noordpoolster uw plaats aangeeft; dat is alles. Dan is hij als uw kompas. Uw kompas zal niet naar Mars of Jupiter of ergens anders heenwijzen; het zal wijzen naar de Noordpoolster. Waarom? Dat is uw absoluut.

109 O my! Let op; uw absoluut. O, ik zal iets gaan zeggen; ik voel het gewoon aankomen. Let op! (Ik voel mij erg goed op deze tijd, omdat dit de verzekering is). Let op! Uw kompas kan alleen maar wijzen naar de Noordpoolster. Dat is de enige plaats waarheen hij wijzen kan. Als het een echt kompas is, zal het iedere keer de Noordpoolster aanwijzen. Is dat juist? Als u dan de Heilige Geest hebt, kan het alleen maar wijzen naar het Woord! Het zal nooit naar een denominatie wijzen; Het zal nooit naar een geloofsbelijdenis wijzen; Het zal nooit naar iets ver weg wijzen; Het zal regelrecht naar het Woord wijzen! (Ik voel me alsof ik kan jubelen!)

110 Let op, het is iets binnenin de mens wat klopt. Als u uw Poolster ginds ziet, Jezus Christus, het Woord; en u ziet dat de Geest Die in u is het niet links of rechts laat afwijken. Dat is de Enige Die kan... Hij komt om de dingen van God te nemen en ze te laten zien, te manifesteren.

111 En Jezus zei: "Hij zal precies de dingen doen die Ik zeg. Hij zal aan u de toekomstige dingen openbaren (het u laten zien vóór de tijd dat het hier is). Ziet u? Hij zal de dingen van Mij nemen en ze aan u tonen. En dan zal Hij u de toekomende dingen tonen." (Johannes 15).

112 Wij zien dat Hij de dingen toont; en Hij neemt de dingen die van God zijn en zal ze u laten zien; en Hij zal u de dingen openbaren die Jezus zei, met andere woorden, Hij zal de zaak duidelijk maken. (Leg dat even weg ginds in de hoek vanavond, want dat zullen wij over een poosje gebruiken). Het zeker makend, dat positief makend (zie?) dan weet u of uw Noordpoolster, welke het Woord is voor elke Christen... Alles wat tegengesteld is aan het Woord...

113 Kijk! Laat mij u iets vertellen. Luister hier heel aandachtig naar. Dit is de volledige Goddelijke openbaring van God, Zijn wil, en de komst van Christus; en alles ligt in dit Boek helemaal volledig. En als iets u daarvan aftrekt, werp dat kompas weg, omdat het slechts een geloofsbelijdenis is, het is alleen maar een organi... - het is alleen maar een papier dat u in uw zak steekt, dat u ingelijst in uw kamer hebt hangen; het is een geloofsbelijdenis. Vindt dan het kompas dat u tot het Woord brengt! Amen!

114 Merkt u op dat toen deze ervaring Paulus trof, hij naar Egypte en Arabië ergens ging en drie jaren studeerde. Glorie! Hij moest er positief over zijn. En toen hij het had gezien, toen de Heilige Geest hem woord voor woord de weg had gewezen, kon hij dat Boek der Hebreeën schrijven en het aan de Joden laten zien. Zeker! Waarom? Hij was gecentreerd; dat kompas van de Heilige Geest richtte hem regelrecht op de Noordpoolster.

115 Nu, als u iets hebt dat u ervan wegtrekt, kunt u het beter laten varen. Zo is het! Het zal u naar Zijn Woord wijzen en naar Zijn Woord alleen, omdat de Heilige Geest kwam om Gods belofte te manifesteren of te bevestigen. Er is geen geloofsbelijdenis die dat zal doen; geen organisatie zal het doen; geen machten of iets kunnen het doen, slechts de Heilige Geest door het Woord en Hij is de kiem.

116 Nu, neemt u een tarwekorrel, een mooie tarwekorrel, maar hij kan niets doen; hij is dood totdat de kiem erin komt, dan brengt hij veel tarwekorrels voort. En Christus is dat Leven, dat absoluut. Als de tarwe dat absoluut niet in zich heeft, zal het nooit opstaan. Als die tarwe dat absoluut niet heeft, dan mag het nog zo mooi zijn aan de buitenkant, maar het kan niet leven, omdat er niets is om door te leven. Maar wanneer het dat absoluut heeft, kan het alle critici in het aangezicht zien en zeggen: "Ik zal weer opstaan." Waarom? Omdat het het absoluut heeft. Het is erin; het moet weer opstaan.

117 En als het... "Indien gij in Mij blijft en Mijn Woorden in u blijven, vraag dan wat u wilt." Dat is dat absoluut. Maar als u aan geloofsbelijdenissen en al het andere gebonden bent... U kunt olie en water niet vermengen. U kunt het nemen en breken op elke wijze die u wilt, het zal nooit vermengen, omdat het twee verschillende chemicaliën zijn. En u kunt een geloofsbelijdenis en de Bijbel, iets tegengestelds aan de Bijbel, niet laten vermengen. U kunt een denominatie en een vrij geboren godsdienst - of vrij geboren verlossing, niet samen laten vermengen, omdat zo zeker als God alleen maar handelt... Ik zal het hoe dan ook zeggen.

118 God breekt Zijn programma nooit. Hij kan het niet breken, omdat Hij oneindig is. En ik besef, weet u, dat dit uitgaat naar heel wat mensen. Zie? Maar God kan Zijn programma niet breken. Hij kan niet de ene dag iets doen, en het dan veranderen en iets doen en zeggen dat Hij die dag abuis was.

119 God handelt niet met groepen mensen; God handelt met een individu, omdat de mens verschillende ideeën heeft; hij is verschillend van natuur opgebouwd. En God moet die mens nemen en hem stevig aanpakken en hem los van zichzelf maken, totdat Hij hem in Zijn natuur krijgt; en dan gaat God met die persoon handelen.

120 Kijk door alle tijdperken, Noach en Mozes, de profeten, nooit waren er twee van hen tegelijkertijd - voortdurend door alle tijdperken heen was er maar één. Daarom, als u zegt: "In de menigte der raadslieden is veiligheid..." Bekijk het!

121 Zoals ik hier niet lang geleden in de Tabernakel predikte, daar was Achab en daar was Josafat. En zij gingen op naar Ramoth Gilead om... terug te drijven... Fundamenteel hadden zij gelijk; het land behoorde aan hen. En de vijand, de Syriërs daar vulden de buik van hun kinderen met de tarwe die de Israëlieten zouden moeten eten - het hun door God gegeven bezit. Dus fundamenteel scheen het goed. "Ga met mij daarheen en wij zullen hen uit het land drijven." Wel, dat klonk verschrikkelijk goed; fundamenteel was het juist, maar het is op voorwaarden.

     Josafat, die een goed man was, zei: "Maar moeten wij de Here niet raadplegen?"

     Natuurlijk zei Achab, die teruggevallene: "Welzeker." (Een grensgelovige, weet u). Hij zei: "O zeker, ik had daar aan moeten denken. Ik heb vierhonderd Hebreeuwse profeten - vierhonderd van hen voed ik, verzorg ik. Zij zijn de beste die er in het land zijn. We zullen hen hier halen."

     En zij allen tezamen zeiden eenstemmig: "Trek op; de Here is met u." Fundamenteel hadden zij gelijk, maar zij hadden geen houvast op dat absoluut.

     Toen hij dan zei: "Is er niet nog een?"...

     Hij zei: "Ja, er is er nog een, maar ik haat hem." Hij zei: "Hij spreekt altijd kwaad over mij (zie?), zegt altijd..."

122 Hoe zou hij goed kunnen profeteren, als het hele Woord...? Elia, die voor hem geweest was, had tegen Achab gezegd: "De honden zullen uw bloed lekken." Nu, hoe zou die bevestigde profeet iets kunnen zeggen dat niet de wil van God was? En hoe de honden Izebel zouden eten, en de drek op de velden zou zijn, zodat ze niet konden zeggen: "Hier ligt Izebel." Terwijl zo'n vloek op die man lag: hoe zou iemand anders kunnen zegenen?

123 Dat is de wijze zoals het vandaag is. Hoe zou een man deze dingen kunnen zegenen, die de mensen steeds maar verder van God wegnemen? Er is maar één ding te doen. Als u zelf stand moet houden, vervloek de zaak in de Naam des Heren en blijf erbij, als u absoluut... bent.

     En u zegt: "Wel, broeder Branham, u maakt dat de mensen u haten."

124 God zal mij liefhebben. Dat is mijn absoluut. Ik kan niet rusten op een vleselijke arm, u moet rusten op het Woord, doen wat God zegt.

125 Hoe wist Micha dat hij gelijk had? Hij wachtte; hij had een visioen. Zij hadden ook een visioen, maar het visioen klopte niet met het Woord. En vandaag hetzelfde. Micha vergeleek zijn visioen met het Woord, en toen zag hij dat hij en het Woord overeen stemden. Als vandaag uw visioen in strijd is met het Woord, laat het varen, omdat het een verkeerd absoluut is. Micha's absoluut was in overeenstemming met het Woord, dus kon hij standhouden en zeggen: "Hij..." - wat hij zei en het geloven. Toen zij hem op de mond sloegen en zeiden: "Door welke weg ging de Geest van God?", zei hij: "U zult het ontdekken als u in de binnenste kamer zit." Juist.

     Hij zei: "Als ik in vrede terugkom... Zet deze man in de binnenste kerker en als ik in vrede terugkom", zei Achab "zal ik met deze knaap afrekenen."

     "O nu, Micha, wat nu? Uw hoofd zal er afgehakt worden als hij terugkomt!"

126 Micha stond daar net zo onbuigzaam als Stefanus (Amen!) net zo gewillig als toen mijn Here naar het kruis wandelde, net zo rustig als Daniël de leeuwekuil inging, of Sadrach, Mesach en Abednego de vurige oven ingingen. Absoluut! Hij stond daar en zei: "Indien u terugkeert..." Waarom? Hij was absoluut. "Als u enigszins terugkeert, sprak God nooit tot mij. Hak mijn hoofd er dan maar af."

127 Hij had een absoluut. Hij wist dat zijn kompas, dat hem naar dit visioen geleid had, nauwkeurig op de Noordpoolster gericht was. Jazeker! Zijn anker hield. Ja, het Woord en dat alleen...

     Als uw absoluut, als u een absoluut in uw leven hebt...

128 Weet u, er was een tijd dat de etiquette een absoluut had. Ik kan niet op de naam van die vrouw komen, maar de hele natie vertrouwde op wat die vrouw zei. (Ik ben haar naam vergeten. Ik maakte hier een notitie, ik zou niet op de naam van die vrouw kunnen komen - wie het was). Maar een paar jaar geleden moesten zij hier... Deze vrouw, wat zij zei... Als zij zei dat je het mes met je linkerhand moest gebruiken, was dat het einde; dat was het absoluut. Zij was het antwoord op alles daarvan. En als je je vork in je linkerhand hield, deed je het absoluut verkeerd. Wat was haar naam? [De samenkomst antwoordt: "Emily Post"] O, dat is het, zeker. Ja, dat is zij.

129 Nu, u was - u was absoluut - en zij was het absoluut van de etiquette. Het moest op die wijze zijn. Zoals, o, vele dergelijke dingen vinden wij zo. Maar wij ontdekken nu dat het voorbij is. Je eet zoals je zelf wilt. Jazeker! Goed! Maar dat was het absoluut van de etiquette. Je moest het op die wijze doen.

130 Er was een tijd dat Adolf Hitler het absoluut van Duitsland was. Wat hij ook zei... Als hij zei: "Springt!" sprongen ze; als hij zei: "Doodt!" doodden zij. Miljoenen Joden, hij knikte slechts met zijn hoofd. Ziet u wat er gebeurde met zo'n soort absoluut? Het zag eruit als macht; maar het was tegengesteld aan het Woord.

131 "Hoe weet u dat het tegen het Woord was?" God zei... Was het niet Bileam die probeerde op Israël neer te zien om het te vloeken, hij zei: "Ik zie hem als een eenhoorn. Hoe rechtvaardig zijn uw tenten. Wie u vloekt, zal vervloekt zijn; wie u zegent, zal gezegend zijn."

132 Het ziet eruit alsof Hitler dat zou hebben kunnen zien. Het ziet eruit of deze Duitse Christenen dat zouden hebben kunnen zien. Zie? Dat absoluut... Absoluut tegen dat Woord... U weet, zoals gezegd wordt: "God maakte de mens, maar de mens maakte slaven" - de een probeert over de ander te heersen. We hebben één Heerser, dat is God.

     Maar Hitler was Duitslands absoluut. Kijk ernaar vandaag. Ziet u nu wat er gebeurde? Het was een verkeerd absoluut. Waarom? Het was tegen het Woord! En nu, ziet u waar het allemaal op uitliep? Schande!

133 En als uw absoluut in de een of andere organisatie is of de een of andere sensatie of iets anders naast de Persoon van Jezus Christus, zult u tot dezelfde portie schande komen, alleen nog erger. Zie? Als uw absoluut niet Christus is, dat is het enige middelpunt van het menselijk leven; en Christus is het Woord, niet uw kerk, uw woord, het Woord. Zie? "Op dit absoluut zal Ik Mijn gemeente bouwen" - op Christus, het Woord.

134 Er was een tijd dat Mussolini het absoluut van Rome was. Ik weet het niet, ik heb misschien een artikel gelezen of het zou kunnen zijn dat ik het las in een boek of dat iemand het mij vertelde, maar toen iemand door Mussolini geïnterviewd werd, wilde hij Rome in de atletiek brengen. En er stond vroeger een groot standbeeld van hem over atletiek. Dat is juist! Griekenland had dat idee al vele jaren geleden. Rome heeft altijd geprobeerd het te hebben. Atletiek is in orde, maar bedenk dat atletiek niet de plaats van Christus kan innemen. Het maakt niet uit hoe sterk u bent, dat heeft er niets mee te maken. Hij is de Almachtige.

135 En ziet u waarop hij Rome probeerde te bouwen? En hij probeerde Rome te bouwen op de zaak van een absoluut, dat hij dat absoluut was. En zij zeiden dat op zekere dag zijn chauffeur één minuut te vroeg was, en hij schoot hem neer. Hij zei: "Ik zei niet dat hij hier moest zijn om één minuut vóór negen; ik zei dat hij hier moest zijn om negen uur!" - pang! en hij schoot hem neer. Zie? "Ik wil niet dat je hier één minuut te vroeg bent; ik wil dat je hier om negen uur bent!" Zie? Zie wat een absoluut hij van zichzelf trachtte te maken. Maar ziet u wat er gebeurde?

136 Herinnert u zich (velen van u hier, de oudgedienden, Roy Slaughter misschien, en nog verder terug) herinnert u zich wat ik u daarginds omtrent profetie vertelde? Op zekere dag, daar in het Odd Fellows gebouw, voordat wij hier ooit naar toekwamen, zei ik: "Mussolini zal aan een schandelijk einde komen." Ik zei: "Bij zijn eerste invasie zal hij naar Ethiopië gaan en Ethiopië zal onder zijn voeten vallen, maar hij zal aan zijn einde komen en niemand zal hem helpen; in schande zal hij begraven worden." Dat is hij.

137 Ik zei: "Er zijn drie 'ismes' die opgestaan zijn, nazisme, fascisme en communisme." Ik zei: "Die 'ismes' zullen voortrollen en uitlopen op één; het zal het communisme zijn. Let op! Het communisme zal Rome verbranden." Zie? Let erop! Het is een werktuig in Gods handen. Zij denken dat zij tegen God zijn, en zij werken er al de tijd regelrecht in mee, maar weten het niet. Hij gebruikt hen slechts als een marionet, als een werktuig in Zijn Hand, zoals Hij met Nebukadnezar deed en vele anderen.

138 Let nu op! Nu, er was een tijd dat Farao een absoluut in Egypte was, maar kijk hoe het nu staat. Zie? Het faalt allemaal. O, het is een verkeerd soort, dus falen zij altijd. Zij zijn door mensen gemaakte absoluten. U kunt geen door mensen gemaakt absoluut nemen, het maakt mij niet uit of het een president is, of het een dictator is, of het een koning is, of het een kerk is, of het een organisatie is, of het een geloofsbelijdenis is, elk van die dingen zal vergaan evenals alle absoluten van dat soort door de eeuwen heen.

139 We kunnen terugzien... Kijk terug! Kijk naar mensen die de keizer vertrouwden, kijk naar mensen die de dictators vertrouwden, kijk naar mensen die hun hoop bouwden op dat soort absoluut en zie waar zij vandaag zijn.

140 Laten wij nu onszelf omkeren en zien naar de mensen die hun hoop op de Bijbel, op Gods Woord stelden en Het voor een absoluut hielden; kijk waar zij nu zijn.

141 Paulus geeft u er een korte vermelding van in het 11e hoofdstuk van de Hebreeën: wat zij deden, hoe zij koninkrijken onderwierpen, gerechtigheid oefenden, enzovoort; en zij zwierven rond in schaaps- en geitevellen, die de wereld niet waardig waren, wachtend in heerlijkheid op die grote opstanding. Zie? Goed. Sommigen van hen verkregen deze wonderen niet en zij gaven hun lichamen hoe dan ook, uitziende naar die opstanding. Om hun levens te eindigen bekommerden zij zich niet; zij wilden doorgaan en zichzelf opofferen, zodat zij die opstanding zouden kunnen verkrijgen; en dat is wat zij deden.

142 Nu, absoluten... Wij spreken... Absoluut... U weet dat ons hooggerechtshof een absoluut is. Het is een absoluut; het is het beslissende einde van alle tegenspraak in deze natie. Zo is het. Hun beslissing is een absoluut, in ons hooggerechtshof. Dat is juist. O, ik weet dat wij er soms niet van houden, maar het is een absoluut hoe dan ook. Jazeker. Wat zou er gebeuren als wij dat niet hadden, wat dan? Maar dat is een absoluut. Zeker is het dat. Waarom? Dat is... onze natie is daaraan gebonden.

143 Als dat hooggerechtshof tenslotte zijn eindbeslissing neemt, staat het vast, er is geen... Waarheen moet u daarna gaan? U moet hun beslissing opvolgen, dat is alles, u moet het wel. Zij zijn het laatste woord; zij zijn het "amen".

144 U kunt het proberen in lokale gerechtshoven, u kunt het proberen bij de politierechter en dan naar het provinciale gerechtshof, naar allerlei gerechtshoven en federale gerechtshoven gaan, maar wanneer wij tot het hooggerechtshof zijn gekomen, is dat het eind. Dat is juist. Soms houden wij er niet van en zeggen: "Wel, ik houd niet van hun beslissing", maar probeert u er eens onderuit te komen. Dat is het absoluut van de natie. En hoe zou het zijn als wij het niet hadden? Ja.

     Wij moeten een absoluut hebben. Iedereen moet er een hebben. U hebt er een. Maar wat ik u probeer te vertellen, is u een achtergrond te geven en u te laten zien wat een absoluut is.

     Nu, het hooggerechtshof van het land is het absoluut van de natie. Dat is het laatste bij elk geschil. Zij regelen het. Wat zij zeggen, dat is het.

145 Er is een absoluut bij een balspel. Dat is de scheidsrechter. O ja! Soms houden wij ook niet van zijn beslissing, maar hij beslist in ieder geval. De beslissing van de scheidsrechter is het laatste woord. Zo is het. Het doet er niet toe wat anderen zeggen, als hij zegt dat het een 'treffer' is, is het een 'treffer'. Zo is het. Zeker. Het maakt niet uit wat anderen zeggen, dat heeft er niets mee te maken. En laten wij er slechts aan denken... Als u... (ik ga niet naar balspelen, maar ik schreef dat toevallig op.) Een scheidsrechter is het absoluut bij het balspel.

     Een van hen zegt: "Dat was een doelpunt!"

     Een ander zegt: "Je bent een leugenaar!"

     Deze zegt: "Dit is niet , hij moest zijn."

     De scheidsrechter zei: "Treffer!"

146 Zie? De overigen van hen nemen hun zitplaats in en gaan zitten. Zij jammeren, sommigen van hen, maar... Ik veronderstel dat ze hem in hun hart uitjouwen en zo, maar het is een treffer, hoe dan ook. Waarom? Hij heeft het laatste woord.

     De eerste honkman zei: "Je weet dat die er naast ging!"

     De ander zegt: "Je weet dat het verkeerd is!"

     Hij zal zeggen: "Treffer!" Dat is alles. "Houd je mond en ga terug naar jullie plaatsen."

147 Wat zou het zijn als er geen scheidsrechter was bij het balspel? My, zou u zich kunnen voorstellen wat voor een soort spel dat zou zijn? Eén van hen zei: "Het was een treffer!" Een ander zei dit. Een ander zei dat.

     Een ander zei: "Je bent een leugenaar!"

148 Ze zouden aan het ruziën en vechten zijn. Voor een balspel moet je een absoluut hebben. En hij loopt daar en of je hem nu goed vindt of niet, hij is het absoluut hoe dan ook. Hij is het absoluut; zijn woord is beslissend. Het doet er niet toe wat anderen erover zeggen, het is zó. Nu, als men dit niet deed, zou het hele spel een chaos zijn. Klopt dat?

     Wat zou de natie zijn als er geen federaal gerechtshof was? Als er geen hooggerechtshof in dit land was, waar zou het naartoe gaan? Het land zou in een chaos zijn.

149 Als er geen scheidsrechter was bij een balspel, zou het uitlopen op... je zou de eerste worp niet kunnen maken of er zou al iemand aan het twisten zijn. Iemand staat daar en misschien de - ging de bal regelrecht over de plaat, en die andere knaap zou zeggen: "O nee! Nee, nee, nee! Dat ging hij niet!" En daar gaat u dan. Over de eerste de beste bal die geworpen werd, zouden zij al ruziën. De één zei: "Dat was een treffer!"

     Zij zouden zeggen: "Het was geen treffer!"

150 Zie? Je moet iemand hebben die dat spel leidt en dat is de scheidsrechter. Als hij zegt: "Een treffer!" is het een treffer. Als hij zegt: "Bal!" is het een bal. Wat hij ook zegt, dat telt. Dat is het! En als u het zo niet deed, zou u geen spel hebben.

151 Laat mij u nog een ander absoluut tonen. Dat is het rode licht, een rood licht. Als het zegt: "Stop!" betekent het stop! Als u er doorheen rijdt, zult u ervoor boeten. Maar als deze stad hier geen enkel licht had, geen stoplichten, wat voor een stad zou het zijn? Zij moet een absoluut hebben. Het maakt mij niet uit wat de politieagent zegt of iemand anders die daar staat, zij zijn daaraan ondergeschikt.

152 Als iemand kan bewijzen dat u door het groene licht reed, maakt het mij niet uit wat de politieagent zegt, ze zijn verkeerd. Als het licht zegt: "Ga!" betekent dat "ga". Dat is het absoluut. U kunt bewijzen, dat het licht zei: "Ga!" De politieagent mag daar ergens hebben gestaan of de burgemeester van de stad, dat maakt geen enkel verschil. Als u het bewijs hebt, dat het was "ga", dan gaat u; en als iemand u aanrijdt, is het hun fout. U kunt het bewijzen. Zo is het. Wij kunnen bewijzen waar wij over spreken. Dat is juist.

153 Nu, wat als er geen rood licht was? Iemand kan over een kruising rijden, het... Kijk hoe het zou zijn. Iemand zegt: "Hé, ga uit de weg, ik heb haast. Ik moet naar m'n werk, ik ben nu laat. Ik ga er nu door."

     Iemand anders zegt: "Dat denkt u wel, maar ik ben de eerste die doorrijdt, omdat ik hier het eerst was." En ik kan een vrouw zien uitstappen en haar haar opmaken.

     Wat zou het zijn als wij geen rood licht hadden? Zou er dan geen verkeersopstopping zijn!

     Dat is er aan de hand met de kerken. Zie? Zo is het. Dat is de reden waarom zij zo'n denominationele opstopping hebben. Dat is precies juist. Niemand bereikt iets, ze staan maar te twisten.

154 Hier is Gods Licht. Als het zegt: "Ga!", ga dan. Als het zegt: "Stop! Dit is ver genoeg!", stop dan. Dat is juist. Daar zijn wij op gebaseerd, daarop, op dat Woord, niet wat de een of andere groep mannen zei of wat weer een andere groep mannen zei.

     Jezus zei: "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven." Laten wij gaan! "Gaat heen in de hele wereld, predikt het Evangelie aan elk schepsel."

155 Weet u, hoe goed scholing ook is, dat vereiste Jezus nooit. Dat is juist. Hoe goed kerken, gebouwen ook zijn, Hij vereiste dat nooit. Hoe goed ziekenhuizen ook zijn... de kerken bouwen ziekenhuizen. Dat is in orde, wij stellen dat op prijs, maar Hij vereiste het nooit.

156 Hij zei tot de Gemeente: "Predikt het Evangelie." En het Evangelie kwam niet in Woord alleen, maar door de kracht en manifestatie van het Woord. Paulus zei het. Ga dan het Evangelie manifesteren. O my! Als het zo was...

157 O, wij leven vandaag in een tijd dat wij de beste dokters hebben, die we ooit hebben gehad. We hebben de beste geneesmiddelen die we ooit toedienden. U weet dat. En we brengen een saluut aan die mannen; we bidden voor hen. Ik doe het en ik hoop dat u het doet. Die mannen die met hun begrip van gevoel... Ze hebben twee zintuigen om mee te werken, dat is zien en voelen en horen. Zij werken door het geluid van een hart of het voelen van een tumor of zoiets of het gezicht van iets wat zij kunnen zien, een verspreiding van ziekte of iets aan de oppervlakte wat het gezicht of het lichaam ergens bedekt. Zij werken via die dingen (zie?) omdat dat is... Zij proberen medicijnen te geven en wel zoveel dat het de ziekte zal doden en dat het u niet zal doden, enzovoort. Dat is hun zaak om daaraan te werken. En wij stellen dat op prijs; dat is erg fijn.

     Maar wij hebben de beste dokters, de beste medicijnen, de beste ziekenhuizen en meer ziekte dan wij ooit hadden. We hebben meer ongeloof dan we ooit hadden. Beslist! Zo is het precies.

158 Predikers hebben zich georganiseerd en hebben grote denominaties gemaakt en laten alles binnen, enzovoort (en gewoon om alles kerklid te maken); en ze zijn overgehaald door het een of ander seminarie, als een kip uit een broedmachine (en ze broeden hen uit aan de lopende band, die hen er zo uitbrengt) en ze weten soms niet meer over God dan een Hottentot over een Egyptische ridder. Het levert hen zó af en daar hebt u het. Zie?

159 O, wat wij in onze kerken nodig hebben, is een man die een absoluut heeft! Wat wij in een Methodistenkerk, de Baptistenkerk, de Pinksterkerk, de Presbyteriaanse kerk nodig hebben, is een absoluut - een man van God die zal staan, gebonden aan het Woord en aan Christus, en die de samenkomst brengt onder die toestand waarin elk lid wandelt in de toestand van dit Woord, ziende dat Woord gemanifesteerd, volgend: "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven, in de hele wereld."

     Ze zeiden: "Dat heeft afgedaan."

     Jezus zei: "Gaat heen in de hele wereld; predikt het Evangelie aan alle creaturen."

160 Wij hebben nog niet de hele wereld bereikt en nog lang niet elk schepsel. Hoe ver? De hele wereld. Aan wie? Elk schepsel. Wat zal er gebeuren? "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven. In Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen; zij zullen met nieuwe tongen spreken; als zij een slang opnemen of iets dodelijks drinken, het zal hun geen schade doen; als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij genezen."

     Dat is het absoluut dat daar houdt, het Woord, die Noordpoolster, dat kompas dat er precies bij blijft. Dat is wat wij nodig hebben.

161 Maar wij gingen instellingen bouwen, organiseerden de mensen, maakten leden en streden met de Baptisten (omdat zij niet geloofden zoals wij) en de Methodisten (omdat zij het niet op deze wijze deden); en wij broedden een groter seminarie uit en bouwden grotere kerken, beter geklede zitplaatsen en een groter orgel, enzovoort en een beter geklede schare; wíj hebben de burgemeester en iedereen in de kerk; en wat hebben wij gekregen? Een stelletje doden, gebonden aan een denominationeel absoluut! Dood! O, God verhoede het!

162 Als ik ter plaatse sterf, is mijn absoluut Jezus Christus; daarin geloof ik. Als iedereen me verlaat... Iemand zei... Dr. Davis zei tegen mij: "Billy, als je zoiets predikt, zal je prediken tegen de pilaren in de kerk."

     Ik zei: "Dan zal ik Gods Woord tegen de pilaren prediken, omdat God bij machte is om uit deze pilaren Abraham kinderen te verwekken." Juist! Gods Woord is waar!

     Hij zei: "Denk je dat zij je zullen geloven?"

     Ik zei: "Dat is niet mijn zaak. Het is mijn zaak om trouw aan dat Woord te blijven." Zo is het.

     Hij zei: "Denk je een geschoolde wereld als deze het hoofd te kunnen bieden met een theologie van Goddelijke genezing?"

     Ik zei: "Het is niet mijn Goddelijke genezing, het is Zijn belofte. Hij was Degene die de opdracht gaf."

163 O, en ik herinner mij toen Hij daar in dat grote Licht naar beneden kwam, terwijl ik daarginds in juni 1933 op de bodem van de rivier stond, dat Hij zei: "Zoals Johannes de Doper gezonden werd en de voorloper was van de eerste komst van Christus, zend Ik u met een Boodschap tot de wereld om de tweede komst van Christus vooraf te gaan." En ze is rondom de wereld gegaan, toen gedurende vijftien jaar opwekkingsvuren werden gemaakt op bijna elke berg. Goddelijke genezing door de naties, en de kracht en het herstel, en nu geloof ik dat zij op het punt staat om ginds die uiteindelijke climax te bereiken, om een geloof voort te brengen dat de Gemeente in Heerlijkheid zal opnemen; en zij ligt in de boodschappen! Wij zijn werkelijk in de eindtijd. Wij hebben erover gesproken en alles, maar de zaak is nu op ons gekomen. Hoort Hem! Jazeker. U hebt er daar een! Dat is juist!

164 Het rode licht, zoals ik gezegd heb, maakt de zaak vast. Dat is alles. Het rode licht vertelt u wie gaat. Het maakt niet uit wat iemand anders zegt, het gaat erom wat het rode licht zegt. U kunt werkelijk een verkeersopstopping krijgen als u zich niet bekommert om het rode licht. Er moet een absoluut zijn. Jazeker!

165 Net als voor de Gemeente; er moet een absoluut zijn. Voor de mensen in de gemeente, u moet uw absoluut hebben. Maar vandaag heeft elke gemeente zijn eigen absoluut. Zie? Zij proberen niet te nemen...

     "Wij, Baptisten, geloven dit!"

     "Wij, Methodisten, geloven dit!"

     "Wij, Presbyterianen, geloven dit!"

     "Wij, Pinkstermensen, geloven dit!"

     Dat is in orde, maar waarom neemt u de rest er niet van? Wat is er aan de hand met de rest ervan?

     "Wij Baptisten geloven in onderdompeling."

166 Dat is goed, maar hoe staat het dan met de doop van de Heilige Geest? En hoe staat het met spreken in tongen? Hoe staat het met de gaven van genezing? Hoe staat het met profetie?

     "O nee! Niet voor ons, dat was voor een ander tijdperk." O, jongen!

     Pinkstermensen, jullie zeggen: "Wel, wij geloven in spreken in tongen als het bewijs."

167 Zeker, spreken in tongen is in orde, maar dat is nog niet het bewijs. Veel mensen spreken in tongen (dat is waar) en dat is zo ver als zij ooit gaan. De duivel kan elke gave die er is, nabootsen, elke gave die er in de Bijbel is.

168 Paulus zei: "Al spreek ik met tongen van mensen en engelen, al geef ik mijn lichaam over om als een offer verbrand te worden, al verkoop ik al mijn goederen om de armen te voeden en al heb ik geloof om bergen te verzetten; Al ging ik naar het seminarie en leerde ik al de kennis die er is om geleerd te worden, ben ik nog steeds niets."

169 Het is de persoon van Christus. Christus! Ontvang Hem; en u kunt Hem niet ontvangen zonder Zijn Woord te ontvangen. Het Woord moet eerst komen; dan komt het Leven in dat Woord en manifesteert dat Woord.

170 Zei Jezus niet: "Als Ik niet de werken van Mijn Vader doe, geloof Mij dan niet?" Het was het Woord van God dat werd gemanifesteerd. God was in Christus, Zichzelf verzoenend met en uitdrukkend aan de wereld, wat Hij was. Dat was het absoluut. Dat was daar het Eeuwige absoluut.

     Dan zegt u: "Is dat het Eeuwige, broeder Branham?" Dat was het! "Maar wat dan vandaag?"

     Jezus zei: "Die in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen" - hetzelfde, absoluut. Goed!

171 Iedereen heeft zijn eigen absoluut. O my! Het is precies als in de dagen van de Richters, iedereen deed wat recht was in zijn eigen ogen. In de dagen van de Richters had ieder mens zijn eigen absoluut. Hij deed precies wat hij wilde doen, en dat is de wijze waarop het nu is. Iedereen doet wat recht is in zijn eigen ogen.

172 Nu, weet u waarom zij dat deden in de tijd van de Richters? Dit zou misschien een klein beetje kunnen schokken. Maar de reden waarom zij dat deden in de dagen van de Richters, was omdat zij in die dagen geen profeet hadden, tot wie het Woord des Heren kwam, dus kon iedereen doen wat hij wilde in zijn eigen ogen.

173 En dat is precies wat er vandaag gebeurd is. Wij hebben de profeet niet in deze dagen van denominaties, maar God beloofde er ons een. Zie, zie? Hij deed het. In de laatste dagen zou Hij Elia doen opstaan en weer op het toneel terugzenden, en hij zou de harten van de kinderen terugbrengen tot het geloof van de vaderen... terug naar het oorspronkelijke Pinksteren. U weet dat Hij dat zei!

174 En ik weet dat u zult verwijzen, zoals Hij daar deed naar Johannes (in Mattheüs, het 11e hoofdstuk, het 6e vers, geloof ik dat het is) toen zij zeiden: "Wie denkt u dat deze man was, deze Johannes?"

175 Hij zei: "Als u het kunt ontvangen, deze is het waarvan gesproken is: Zie, Ik zend Mijn boodschapper voor Mijn aangezicht." Dat is Maleachi 3, niet Maleachi 4. Bedenk echter, als dat degene van Maleachi 4 was, faalde het Woord, omdat Hij zei dat juist op die tijd de hele wereld verbrand zou worden en de rechtvaardigen zouden lopen op de as van de goddelozen. Haal het niet door elkaar, broeders, laat het precies zeggen wat het zegt. Dat is juist. Hij beloofde het in de laatste dagen en het zal precies in het midden zijn.

176 Bedenk, in de tijd van de Richters deed iedereen het op de wijze die hij wilde. Er was geen man, niemand kon dat Woord laten leven. Er was geen profeet. Het Woord van de Here komt altijd tot de profeet (zo is het) en hij wordt altijd gehaat. Alleen een kleine groep is er die hem liefheeft. Zie? Maar ik bedoel, dat was er altijd.

177 God verandert Zijn handelwijze niet; Hij kan dat niet en God blijven. Als God ooit iets zegt of doet, moet Hij de volgende keer hetzelfde doen. Als die crisis er aankomt, als Hij de tweede keer niet handelt zoals Hij de eerste keer deed, handelde Hij die eerste keer verkeerd. En wie zal God ervan beschuldigen dat Hij verkeerd handelt? Wie bent u die God zonde kunt toeschrijven? Dat is wat Jezus zei: "Wie van u kan Mij van zonde beschuldigen?"

     Wat is zonde? Ongeloof. "Die niet gelooft, is al veroordeeld."

178 "Wie van u kan Mij laten zien dat Ik niet vervuld heb alles wat de Messias zou doen?" Zie? Niemand sprak een woord. Hij had het vervuld; de Messias was een profeet en Hij bewees dat Hij dat was. Zij hadden gedurende honderden jaren geen profeet gehad, sinds Maleachi en hier verscheen hij op het toneel. Hij was een mysticus voor de mensen en een struikelblok voor hun kerk, omdat Hij zei: "Zie, Ik leg in Sion een Hoeksteen, een kostbare steen, beproefd, o, een steen des aanstoots. (Ja!) Maar wie in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden." Zo is het. Daar was Hij, en vervulde precies de Schrift. Maar zij die Hem geloofden, hadden een absoluut.

179 De kleine Martha, toen zij Lazarus uit het graf zag komen, wist zij Wie dat was. Zelfs voordat Hij het deed, had zij het absoluut dat zij wist: "Ik geloof dat U de Zoon van God bent, Die in de wereld komen zou. Zelfs nu, ofschoon mijn broeder dood is, spreek slechts het Woord; God zal het doen." Amen! Zij was absoluut positief. Zo is het.

     Toen zij dat zei (en ze meende het vanuit haar hart), zei Hij: "Waar hebt u hem begraven?"

     Ze zei: "Kom en zie."

     Daar stond Hij met een visioen, omdat Hij zei: "Ik doe niets tenzij de Vader het mij eerst laat zien." (Johannes 5:19).

180 Zij lieten Hem roepen - gingen weg uit het huis van Lazarus. Zij verzochten Hem te komen bidden. Hij wist dat Lazarus zou gaan sterven, en na een bepaalde tijd zei Hij: "Onze vriend Lazarus slaapt."

     Ze zeiden: "Dat is goed voor hem!"

     Hij zei: "Hij is dood; en terwille van jullie ben ik blij dat ik daar niet was." (Zij hadden Hem gevraagd voor hem te bidden). Dan komt Hij terug en zegt: "Maar Ik ga hem opwekken." O my! Niet: "Ik zal gaan zien wat Ik kan doen"; "Ik zal hem gaan opwekken." Waarom? "De Vader heeft Mij reeds precies getoond wat te doen."

181 Hij ging naar het graf. Daar stond een Man; daar stond God in het vlees, die tegen de steen zou kunnen hebben gezegd: "Los op!" en hij zou opgelost worden, maar Hij zei tegen de vrouwen, die arme kleine vrouwen, kleine jonge vrouwen: "Neemt de steen weg!"

     U moet ook iets doen. En zij rolden de steen weg; en het maakte hen misselijk, omdat hij zo stonk. Daar stond Hij. Ik kan zien hoe Hij dat zwakke frêle lichaam opricht (omdat de Bijbel zei dat er geen schoonheid was, dat wij Hem zouden begeren; Hij was niet erg veel om naar te kijken, zie).

182 Net als David. Hij was een uitverkoren koning toen hij nog maar een klein, rossig ventje was. Zie? Al die grote knapen zeiden: "Zou hij er niet aardig uitzien met een kroon op zijn hoofd?"

     "Neem deze oudere zoon", zei Jesse.

     Samuël zei: "God weigerde hem." Hij bracht al zijn zonen.

     Hij zei: "Hebt u geen andere meer?"

     "We hebben er nog één, maar hij zou er niet uitzien als een koning. Wel, hij is een klein, rossig uitziend ventje met gebogen schouders."

     "Ga hem halen!" En zodra hij kwam aanlopen vóór die profeet, viel de Geest op hem. Hij liep snel toe met die olie en goot deze op zijn hoofd en zei: "Dit is uw koning." Dat is het. Jazeker!

183 Toen Jezus daar stond met gebogen schouders, misschien grijs wordend, terwijl hij toch niet meer dan dertig jaar oud was. (De Bijbel zei dat Hij er misschien als veertig heeft uitgezien). De Joden zeiden: "U bent een man van nog geen vijftig jaar oud en U zegt dat U Abraham heeft gezien?"

     Hij zei: "Eer Abraham was, ben Ik." My, o, my! Johannes 6.

184 Dan komen wij tot de ontdekking dat Hij hier bij het graf stond. Hij wist dat dit visioen Hem moest treffen, wist dat het moest gebeuren. "Neem die steen weg!" Hij stond, gewikkeld in grafdoeken, was dood geweest gedurende vier dagen; zijn neus was al ingevallen in die lange tijd.

     Daar stond Hij, richtte Zijn kleine lichaam op. "Ik ben de Opstanding en het Leven! Die in Mij gelooft, hoewel hij dood was, toch zal hij leven." Vertel mij van een mens die ooit zo'n bewering kon doen! "Een ieder die leeft en in Mij gelooft, zal nooit sterven! Gelooft gij dit?"

     Ze zei: "Ja, Here!" Hoewel Hij haar schijnbaar teleurgesteld had toen zij riep en Hij niet ging. En zij riep weer; Hij ging niet. Maar hier zegt zij: "Ik weet dat U de Christus bent, Die in de wereld moest komen."

185 Hij zei: "Lazarus, kom eruit!" En een man die vier dagen dood was geweest... Waarom? Wat? Christus had het absoluut. Hij had het visioen gezien, het kon niet missen. Dat is juist. Het kon niet missen. Hij was absoluut zeker.

186 En Martha was absoluut zeker! Als zij Hem kon laten herkennen wat zij geloofde dat Hij was, zou zij ontvangen waar zij om vroeg. Juist! Daar waren zij, het absoluut; het klopte met het Woord; en dat was het.

     Elk mens doet vandaag wat in zijn eigen ogen goed schijnt, omdat er geen profeet is.

     Kijk in de dagen van de Richters. Kijk ernaar! In de dagen toen (ik geloof dat het Elia of Eliza was, een van beiden. Ja!) dat de dode baby... De Sunemitische vrouw, zij maakte...

187 Elia was Gods man voor die dag, niet slechts een goede intelligente leraar. Wel, hij was een oude makker die langs kwam... Als hij vandaag aan uw deur zou komen, zou u hem waarschijnlijk wegjagen. De hele natie haatte hem. Izebel en de hele rest van hen haatten hem, want zij zat in het Witte Huis en liet alle vrouwen doen zoals zij; zij allen hadden haar als voorbeeld; en Achabs hoofd werd gedraaid door haar macht. Wij zijn er vandaag niet ver vanaf, het is zo ongeveer hetzelfde; en daar bent u er. Zij waren een en al populariteit en zij waren er allen door bedwelmd.

188 Maar die kleine Sunemitische (niet Sunemitische vrouw maar die kleine... ja, ik geloof dat zij een Sunemitische was) toen zij kwam en zag dat die kracht in Elia was, zei ze: "Ik zie dat hij een heilig man is." En toen die baby dood lag, zei ze: "Zadel die ezel en stop niet!" Zij ging erheen... Zij wist... En ik houd ervan, zoals zij kwam; zij greep haar absoluut, haar houvast.

189 Elia zei: "Hier komt die Sunemitische. Ze is bedroefd, maar ik weet niet wat er verkeerd is." (Zie, God laat Zijn dienstknechten niet alles zien, alleen wat Hij hun wil laten weten). Dus zei hij: "Haar hart is bedroefd, maar ik weet het niet." Hij zei: "Loop hard en vind het uit, Gehazi, en kijk wat er verkeerd is."

     Hij vroeg: "Is alles wel met u? Is alles wel met uw man? Is alles wel met uw zoon?"

190 Kijk naar haar. O my! Dit is het. Ze zei: "Alles is wel." Waarom? Zij was tot haar absoluut gekomen. "Alles is wel." En zij knielde neer... Viel eerst aan zijn voeten, en Gehazi richtte haar op. Dat was niet juist vóór zijn meester, richtte haar op; en zij begon het hem te vertellen.

191 Nu, hij had nu geen absoluut. Hij wist dat hij door het visioen macht had om haar het kind te geven, maar nu, wat kon hij doen? Hij nam zijn staf en ging de kamer binnen, sloot alle deuren, liet iedereen eruit gaan. Hij liep de kamer op en neer. Hij had een absoluut als hij slechts met Hem contact kon krijgen. Hij liep in de kamer heen en weer, op en neer. O my! Direct voelde hij dat iets hem trof; hij ging op de baby liggen, stond weer op en ging weg. De baby bewoog wat, werd warm. Hij liep maar heen en weer; hij kreeg geen goed contact met het absoluut. "Wat was het, Here? Wat wilde U zeggen om te doen?"

192 Ongetwijfeld zag hij een visioen toen hij zich omkeerde; hij zag die kleine jongen spelen, touwtje springen of iets dergelijks; spelen. Hij wierp zich op de baby; legde zijn neus op diens neus, zijn lippen op diens lippen; en de Kracht van God wekte de baby op tot leven. Wat was het? Het absoluut van de vrouw was een profeet; het absoluut van de profeet was God. En tezamen met het Woord: "Ik ben de Opstanding en het Leven, de kracht van God, de Schepper"...?... Zij stond weer op; de baby.

193 Zeker. De reden waarom ieder het deed op zijn eigen wijze, was omdat er geen profeet was tot wie het Woord des Heren kwam. Het Woord en de profeten werden in die dagen gemist.

194 O, ik zag dat bij mijn bekering, van de dag waarin wij leefden. Ik ben zo blij dat God bezit van mij nam voordat de kerk het deed. Ik zou waarschijnlijk een ongelovige zijn geweest (jazeker!), heel deze opeenstapeling van rommel en iedereen. "Wel, kom over en sluit u bij ons aan. En als u het niet doet, wel u kunt uw brief meenemen en u bij de ander gaan aansluiten." O!

     "Zou u uw attestatie niet in onze gemeenschap willen brengen?"

195 Ik geloof dat er één brief is; dat is als Christus uw naam schrijft in het Boek des Levens des Lams. Dat is het enige.

196 Toen ik al de denominaties zag... Onze achtergrond is Iers, wat vroeger Katholiek was, en ik zag dat dit corrupt en verrot was. Ik ging naar een zekere denominatie-kerk hier in de stad; ze zeiden: "O, wij zijn de weg, de waarheid, het licht, wij hebben alles ervan."

     Ik ging naar een andere, in New Albany. "O my! Die knapen daar weten niet waar zij over spreken."

     De Katholieken zeiden: "U bent allen verkeerd."

     Ik dacht: "O my!"

     Ik speelde met een kleine Lutheraanse jongen en ik dacht... een kleine Duitse Lutheraan. Ik ging naar hem toe en zei: "Waar ga je naar de kerk?"

     "Ik ga naar die kerk."

197 Ik ging erheen en ik ontdekte dat zij zeiden, dat zij de weg waren. En ik ging naar broeder Dale, in de Emmanuël-Baptistenkerk, of de Eerste Baptistenkerk; ze zeiden: "Dit is de weg."

     Toen ging ik naar de Ierse kerk; ze zeiden: "Maar dit is de weg."

198 "O my! Ik ben zo verward; ik weet niet wat ik moet doen. Maar ik wil in orde zijn!" Ik wist niet wat ik moest doen en ik wist niet hoe ik mij bekeren moest. Ik schreef een brief. Ik dacht: "Ik heb Hem in de bossen gezien." Ik schreef Hem een brief; ik zei:

     Beste Meneer,

     Ik weet dat U hier langs dit pad komt, omdat ik hier op eekhoorns jaag. Ik weet dat U langskomt en ik weet dat U hier bent. Ik wil U... Ik wil U iets vertellen...

     Ik dacht: "Nu, wacht even. Ik heb nooit iemand gezien, ik... Ik wil tot hen spreken; ik wil met hen spreken, ik wil met Hem spreken." Ik dacht: "Welnu, ik weet niet hoe ik het doen moet."

199 En ik ging daar de schuur in en knielde neer, water, nat en het wrak van een kleine auto stond daar. En ik zei: "Ik geloof dat ik een foto zag... Ik geloof dat zij hun handen op deze wijze plaatsten" en ik viel neer. En ik zei: "Nu, wat zal ik gaan zeggen?" Ik zei: "Er is een manier waarop je dit moet doen, en ik weet het niet. Ik weet dat er een manier is om alles te benaderen en ik weet niet..."

200 Ik zei (ik deed mijn handen zo) - ik zei: "Beste Meneer, ik wens dat U zou willen komen om slechts een ogenblik met mij te spreken. Ik wil U vertellen hoe slecht ik ben." (Ik hield mijn handen zó). Ik luisterde. De mensen zeiden... God sprak tot mij en ik wist dat Hij sprak, omdat ik Het hoorde toen ik een kind was, toen Hij mij vertelde niet te drinken en zo. Hij antwoordde mij niet.

     Ik zei: "Misschien behoor ik mijn handen zó te houden." Dus zei ik: "Beste Meneer, ik weet gewoon niet precies hoe ik dit moet doen, maar ik vertrouw dat u zult... Wilt U mij helpen?"

201 En elke prediker vertelde mij om mij bij hen aan te sluiten en op te staan en te zeggen dat zij Jezus Christus aannamen, en zij geloven dat Jezus de Zoon van God is. Duivels geloven hetzelfde, dus dacht ik: "Ik moet iets beters dan dat hebben." Dus zo zat ik daar.

202 Ik las waar Petrus en Johannes door de poort, genaamd de Schone, gingen en er was een man, kreupel van zijns moeders lijf aan. Hij zei: "Zilver en goud heb ik niet, maar wat ik heb..." O, ik wist dat ik dat niet had.

203 Dus probeerde ik uit te vinden hoe ik het moest doen; ik wist niet hoe ik bidden moest. Ik vouwde mijn handen; toen ging ik zó liggen. Natuurlijk kwam Satan toen op het toneel en zei: "Zie je? Je hebt te lang gewacht. Je bent al twintig jaar oud, je behoeft het nu niet meer te proberen."

204 Toen werd ik helemaal verbroken en begon te huilen. En toen, toen ik werkelijk verbroken was, zei ik: "Ik zal gaan praten. Als U niet tegen mij spreekt, zal ik in ieder geval tot U spreken. Dus zei ik: "Ik ben niet goed; ik ben beschaamd over mijzelf! Meneer God, ik weet dat U mij ergens hoort. Hoort U mij? Ik ben beschaamd over mijzelf; ik schaam mij dat ik U veronachtzaamd heb!"

205 Omstreeks die tijd keek ik omhoog en een eigenaardig gevoel kwam over mij. Hier kwam een Licht aan en bewoog zich door de ruimte en maakte een kruis, zó; en een Stem die ik nooit in mijn leven had gehoord, sprak. Ik keek ernaar, koud en verstijfd over mijn hele lichaam. Ik was bang; ik kon mij niet bewegen. Ik stond daar en keek ernaar; en het ging weg.

206 Ik zei: "Meneer, ik versta Uw taal niet." Ik zei: "Als U de mijne niet kunt spreken en ik versta de Uwe niet... En als U mij vergeven hebt, weet ik dat ik verondersteld word, gerekend te worden in dat kruis daar, dat mijn zonden worden verondersteld ergens daarin te liggen. En als U mij wilt vergeven, kom dan slechts terug en spreek in Uw eigen taal. Ik zal het daardoor begrijpen als U mijn taal niet kunt spreken." Ik zei: "Laat het alleen weer terugkomen."

207 Daar was het opnieuw. O mijn goedheid! Daar kreeg ik een absoluut. Amen. Jazeker! Ik voelde mij of een last van veertig ton van mijn schouders was afgetild. Ik liep over die vlonder terug zonder zelfs de grond te raken.

     Moeder zei: "Billy, je bent nerveus."

     Ik zei: "Nee mamma, ik weet niet wat er gebeurde."

208 Er was daar een pad langs de spoorweg, ik rende die spoorweg af terwijl ik in de lucht sprong zo hard als ik kon. Ik wist niet hoe ik lucht moest geven aan mijn gevoelens. O, als ik geweten zou hebben hoe ik moest juichen! Ik juichte, maar op mijn eigen manier. Ziet u?

209 Wat was het? Ik had mijn ziel geankerd in een haven van rust. Dat stelde het vast; dat was mijn absoluut. Daar vond ik iets, niet een verdichtsel, een gedachte. Ik had gesproken met de Man. Ik had gesproken met die Man die mij vertelde nooit te drinken of te roken of iets te doen wat mij zou bezoedelen - met vrouwen enzovoort, omdat als ik ouder werd er een werk voor mij te doen zou zijn. Ik had contact gehad met Hem, niet de kerk; ik had contact gehad met Hem! Hem! Jazeker! Hij was Het.

210 Zoals een knaap hier bij de Kiwanis sprak. Vlak na de Eerste Wereldoorlog (broeder Funk die daar staat was toen soldaat) - hij zei dat hij was... (het klinkt een beetje grappig. Het is geen plaats voor een grap, maar hier is wat hij zei. Hij was hier in New Albany). Hij zei: "De kapitein die ons eruit gekozen had, zei: 'Dat hele land daar is ingesloten door Jappen. Morgen, jongens, gaan wij de strijd in; wij moeten hen pakken'. Hij zei: 'Bedenkt, jongens, er zijn velen van ons die hier staan, die er morgen niet meer zullen zijn. Zij zullen hier morgen niet zijn; wij gaan de strijd in, in de morgen, bij daglicht.' Hij zei: 'Nu, iedereen grijpe zijn eigen godsdienst aan.'"

211 Deze knaap zei: "En ik heb helemaal geen godsdienst." En zei: "Ik stond daar en de hele rest van hen..." Hij zei: "Hier kwam een aalmoezenier, die deze weg opging; een Protestant ging deze kant op en de Jood ging die kant op; en een Katholiek ging die richting op met hun kapelaan." Hij zei: "Ik bleef daar staan."

     En hij zei: "De bevelvoerende officier zei tegen mij:

     'Jongen, je kon maar beter naar je godsdienst gaan.'"

     Hij zei: "Ik heb er geen." Hij zei: "Je kunt er maar beter een zien te krijgen, omdat je het dadelijk nodig zult hebben; daar ben ik zeker van."

     En hij zei dat hij omtrent die tijd een groep voorbij zag gaan die Katholiek was. Hij zei dat hij er naar toe liep en tegen deze priester zei: "Zou u mij de een of andere godsdienst kunnen geven?"

     En hij zei: "Kom maar mee!"

212 Hij zei: "Hij ging naar binnen en hij maakte een Katholiek van mij." (En daar in New Albany was John Howard en een groep van die echte trouwe Katholieken, die daar zaten, weet u, toen deze knaap dit vertelde). En hij zei: "De volgende dag in de strijd..." Hij sprak over hoe het was en zei (hij is een flinke, grote kerel, weet u) - en zei dat zij tot een gevecht kwamen van man tegen man. Zij staken gewoon met messen, schreeuwend en snijdend en elkaar afmakend. Hij zei dat de linies door elkaar liepen en zij kwamen precies tussen elkaar terecht. De Jappen lieten hen er recht inlopen, op deze manier, en die grote oude machinegeweren bulderden van elke kant - een gevecht van man tegen man.

213 Hij zei: "Direct stond ik stil zoals dit..." En hij zei: "Alles schreeuwde en ging tekeer, je kon jezelf niet horen." Hij zei: "Daar is bloed." Hij zei: "Ik keek en het was mijn eigen bloed!" Hij zei: "Ik keek hier. Er was een gat in mijn zij." Hij zei: "Dat was mijn bloed." Hij zei: "Weet je, ik...ik...ik...ik..."

     En een echte... Katholieke vriend, ik zeg dit slechts voor de grap nu. Maar een echte, trouwe Katholiek vroeg: "Zei je een 'Wees gegroet, Maria'?"

     Hij zei: "Nee meneer!" Hij zei: "Dat was míjn bloed. Ik wilde geen secretaresse. Ik zei: 'Ik wil tot de hoofdman spreken'." Hij zei: "Dat was mijn bloed."

214 En ik geloof dat dit ongeveer de wijze is waarop het gaat. Jazeker, meneer. Dat is de wijze waarop het gaat. We moeten een houvast hebben, een absoluut.

     "Ik had geen tijd voor Zijn secretaresse," zei hij, "ik wilde tot Hem spreken."

215 En dat is het broeder. Als een mens tot Christus komt, wil je niet het woord van de een of andere prediker nemen, het woord van een secretaris, van iemand of iets anders. U, Protestanten, neemt niet dit, dat of wat anders; gaat naar dat absoluut, totdat u daar geankerd bent door de nieuwe geboorte, wordt wederom geboren en gevuld met de Heilige Geest, en u ziet de Bijbel gemanifesteerd in nederigheid en liefde door uw leven. O, dan is dat uw absoluut. Jazeker!

216 Ik las in het Woord dat Hij het Woord is. Toen de Duitse kerk zei: "Het is deze weg" en de Methodist en de Baptist en de Katholiek... Maar ik las in het Woord, waar Hij zei: "Op deze rots zal Ik Mijn Gemeente bouwen, en de poorten der hel kunnen haar niet overweldigen."

217 Luister nu tot slot. Nu, de Protestant zegt... Nu, de Katholiek zegt dat Hij haar op Petrus bouwde. "Gij zijt Petrus en op deze rots..." Nee nooit. Als dat zo was, zou zij regelrecht terugvallen. Zij bouwden het op een mens. Wat deed Hij?

218 De Protestanten zeggen dat Hij het op Zichzelf bouwde. Nee! Dat deed Hij niet! Hij bouwde het niet op Zichzelf. Wat deed Hij dan wel?

     "Wie zeggen de mensen dat Ik, de Zoon des mensen, ben?"

     En sommigen zeiden: "U bent Elia, en Mozes."

     Hij zei: "Maar wat zegt gij?"

     Petrus zei: "U bent de Christus, de Zoon van de levende God."

219 Let op de woorden nu. "Gezegend zijt gij, Simon, zoon van Jona; vlees en bloed heeft dit niet aan u geopenbaard (u leerde het nooit van de een of andere priester; u leerde het nooit op een seminarie), maar Mijn Vader die in de Hemel is, heeft het u geopenbaard. En op deze rots (de geestelijke openbaring van het Woord) zal Ik Mijn Gemeente bouwen, en de poorten der hel kunnen haar niet overweldigen."

220 Ik dacht: "Here, dat is het." Ik las hier in het Boek Openbaring, het 21... het 22e hoofdstuk, waar Hij zei: "Wie (dit is de volledige zaak) - wie er iets aan toe zal doen; wie er iets van af zal doen (ontkent dat het zo is), of wie zal proberen het een beetje beter te maken, het voor de dag op te poetsen; wie zal toevoegen of wegnemen, van diegene zal zijn deel worden genomen uit het Boek des Levens."

221 Ik zei: "Dan is dat alles wat ik nodig heb, Here, dit te geloven. En in dit, dat kruis ginds, kwam de Christus." Het is helemaal volmaakt, elk Woord dat Hij ooit zei. Neem het Boek in deze hand, de geschiedenis in deze hand en het wordt regelrecht helemaal volmaakt in het gelijk gesteld. En ik zei: "Ontvang mij dan, Here!" En toen ik het deed, ontving ik Christus, de Heilige Geest, in mijn hart, mijn absoluut. Ik ben het niet geweest.

222 Ik was eens ziek toen ik mijn vrouw verloor; ik verloor mijn baby; o, verloor mijn vader en verloor mijn broer en mijn schoonzuster. En Billy lag op sterven en toen het ongeveer met mij gedaan was... Ik liep op de weg te huilen, naar het graf gaande (van haar en de baby, en de baby op haar armen) gaande naar het graf. Ik liep erheen; meneer Isler (hij placht hier te komen en te spelen, weet u, de staatssenator van Indiana), hij kwam de weg op. Hij hield stil, liep snel naar mij toe en sloeg zijn armen om mij heen (het was na de vloed van 1937); en zei: "Waar ga je heen, Billy? Daarginds?"

     En ik zei: "Ja!"

     Hij zei: "Wat ga je daar doen?"

     Ik zei: "Ik ga naar een oude duif luisteren." Ik zei: "Ik zit daar bij het graf van de baby en haar. Een oude duif komt neer en hij spreekt tot mij."

     "O", zei hij, "Billy!"

     Ik zei: "Ja! Ik hoor het fluisteren van de bladeren als zij het spelen. Het speelt muziek voor mij."

     Meneer Isler zei: "Wat voor soort muziek wordt er gespeeld?"

     Ik zei:

Daar is een land aan de andere zijde van de rivier,
Dat zij die lieflijke eeuwigheid noemen,
En wij bereiken die kust alleen door een stap van geloof,
Eén voor één bereiken wij het portaal,
Om daar met de onsterfelijken te verblijven,
Als zij op zekere dag die gouden klokken zullen luiden voor u en mij.

     Hij zei: "Billy, ik wil je iets vragen. Hij zei: 'Wat betekent Christus voor je? Wat betekent Christus nu voor jou'?"

     Ik zei: "Hij is mijn leven, mijn Alles. Hij is alles wat ik heb, meneer Isler. Hij is mijn Ultimatum; Hij is alles waaraan ik mij kan vasthouden."

     Waarom? Er was iets gebeurd.

     "Op deze rots..."

223 Hij zei: "Ik heb je hier op de hoek van de straat zien staan prediken tot je eruit zag of je dood zou neervallen. Ik zag je alle uren van de avond, de straten aflopen om zieken te bezoeken. En nadat Hij je eigen vrouw en je eigen baby heeft weggenomen, dien je Hem nog steeds?"

     Ik zei: "Als Hij mij doodt, vertrouw ik Hem toch."

224 Waarom? Mijn anker houdt binnen de voorhang; ik had een absoluut. Ik had mijzelf aan Zijn Woord gebonden, en Zijn Woord hield. Hij is mijn absoluut. Ik ontdekte dat al deze andere dingen kunnen falen, maar Christus kan nooit falen.

225 De Katholieke kerk heeft de paus als absoluut; de Protestanten hebben hun bisschoppen en hun geloofsbelijdenissen en hun algemene opzieners, maar ik, evenals Paulus...

     Hebt u uw potlood? Schrijf iets op! In... Paulus zei in Handelingen, het 20e hoofdstuk en het 24e vers: "Ik acht op geen van deze dingen."

226 O, zij kunnen de geloofsbelijdenissen hebben; u kunt hebben wat u ook maar wilt, maar op deze dingen acht ik niet!

Ik heb mijn ziel geankerd in een haven van rust,

     Om de wilde zeeën niet meer te bevaren (waar u niet meer weet waar u zich bevindt, op deze weg, op die weg);

De storm moge woeden over de wilde, stormachtige diepte (Allen mogen mij afwijzen)
Maar in Jezus ben ik voor altijd veilig.

     Ja! Op geen van deze dingen acht ik, want ik ben gebonden aan een Anker.

227 "O, sinds ik Hem ontmoette", zei Paulus, "op die weg, ben ik aan een anker gebonden geweest. Hij draaide mij om; Hij deed mij omkeren." U herinnert zich dat Paulus ook tot een organisatie behoorde (de grootste in het land), maar hij werd gebonden aan het absoluut.

228 Luister! Ik wil u iets vertellen. Hij had er een doel mee om mij te redden. Hij had er een doel mee om u te redden. En ik ben besloten, door Zijn wil, om het te doen, niet eraan toe te voegen of er vanaf te nemen (Openbaring 22:19, als u dat op wilt schrijven). In orde! Wie er van af neemt... Ik ben besloten (ik sta op het punt de gemeente te verlaten, en u weet dat) en dus ben ik vastbesloten precies bij dit Evangelie te blijven zo lang ik leef, door de hulp van God.

229 Bedenk! Hier is genade. Er waren miljoenen die in zonde stierven, toen Hij mij redde. Wie was ik die Hij zou redden? Hij had er een doel mee om mij te redden en ik ben besloten dat doel uit te voeren. Ik maak mij geen zorgen; het mag zijn dat mijn einde nu misschien vrij spoedig nadert, maar wat het ook is, ik ben nog steeds verankerd. Het veranderde nooit.

     Meneer Isler zei op die dag tegen mij, terwijl hij de weg opging; hij zei: "Billy, hield je in al deze moeite je godsdienst vast?"

230 Ik zei: "Nee meneer, het hield mij vast." Zie, zie? Mijn anker hield. Dat is juist. Ik hield het nooit vast; het hield mij vast. Ik kan het niet vasthouden; er is geen wijze voor mij om het te doen, maar het houdt mij vast. Dat is het.

     Hij had er een bedoeling mee om mij te redden. Er waren miljoenen in zonde toen ik tot Hem kwam, maar Hij redde mij. Hij had er een doel mee om dat te doen. Christus' dood was een absoluut tot de vreze ervan.

     Christus' dood maakte een eind aan de kwestie. Toen die 'bij des doods' Hem stak en die angel ankerde... Weet u, een bij... een insekt dat een angel heeft, als het ooit een angel diep genoeg ankert en hem terugtrekt, trekt het zijn angel uit zich. De dood had altijd een angel.

231 De dood had altijd een angel en op zekere dag toen die... opgaande naar Golgotha, en het stoten van die rotsen, terwijl het bloed op de rotsen spatte... Toen het het stof op Golgotha raakte, op weg naar Golgotha, sleepte de achterzijde van dat kruis over de bloedige voetsporen van dat kleine, broze lichaam dat daar ging, terwijl hij daar voortging (ze sloegen en verbrijzelden Hem toen Hij de heuvel opging); maar Hij had een absoluut. Hij wist waar Hij stond, omdat het Woord van God door David zei: "Ik zal Mijn Heilige geen verderving doen zien, noch zal Ik Zijn ziel in de hel verlaten."

232 Hij wist dat ontbinding binnen tweeënzeventig uren inzet; Hij zei: "Vernietig deze tempel en Ik zal hem weer in drie dagen opbouwen." Hij had een absoluut!

233 Daar ging Hij de heuvel op met speeksel van bespotting, bespuwd door dronken soldaten die een lap om Zijn gezicht deden en Hem op Zijn hoofd sloegen en zeiden: "U bent een profeet, vertel ons wie U sloeg!" Daar ging Hij de heuvel op in schaamte en schande om te... Zijn kleren waren van Hem afgetrokken, verachtend de schande, hangend aan het kruis vóór de mensen, naakt; stervend in Romeinse schande onder de doodstraf, een Man Die niets gedaan had.

234 Een verhaal vermeldde eens dat Maria Magdalena tevoorschijn kwam en zei: "Wat heeft Hij gedaan? Hij genas uw zieken, wekte de doden op en bracht bevrijding aan hen die in gevangenschap waren. Wat heeft Hij gedaan?"

     En een priester gaf haar een klap op haar mond tot het bloed eruit stroomde, en zei: "Zouden jullie naar haar of naar jullie hogepriester willen luisteren?" O, die denominationele wereld; alles ervan is een vloek. Dat is het. Daar is het.

     En zij gingen tegen Hem tekeer. Maar toen Hij zeulend de heuvel opging... De duivel had het altijd betwijfeld of Hij was wat Hij was. Hij zei: "Indien U de Zoon van God bent, verander deze stenen in brood. U beweert dat U wonderen kunt doen. Indien U de Zoon van God bent, beveel dat deze stenen veranderd worden in brood."

235 Diezelfde oude duivel leeft vandaag. Zo is het. "Als u een goddelijke genezer bent, hier zit de oude Jan zus en zo, op de hoek. Ik weet dat hij kreupel is, genees hem!" Weet u niet dat het diezelfde oude duivel is?

236 Jezus zei: "Ik doe alleen..." Kijk! Hij ging door het badwater van Bethesda, waar duizenden lagen, lammen, blinden, manken en verdorden, en ging naar een man die kon lopen. Hij kon zich behelpen; hij had misschien een prostaatkwaal. Wat het ook was, het was blijven sluimeren (hij had het achtendertig jaren). Hij zei: "Als ik in het badwater ben gekomen, stapt iemand er vóór mij in." Hij kon lopen. Hij liet hen daar allen liggen en ging naar die ene en genas hem. Waarom?

237 Hij zei dat Hij wist dat hij in die toestand was geweest. Toen zeiden ze tegen Hem, ondervroegen Hem toen zij Hem vonden (Johannes 5). Hij zei: "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, de Zoon kan niets doen uit Zichzelf, behalve wat Hij de Vader ziet doen..." Daar is Zijn absoluut. Dat is nog het absoluut.

238 Toen ik die dag ginds in Finland stond en die kleine jongen daar lag en ik om hem heen liep, terwijl hij daar dood lag, (was al een half uur dood. U leest het in het boek)... Ik begon weg te lopen; iets plaatste zijn handen op mij. Ik draaide mij om, ik dacht: "Wat was dat?" En ik keek weer. Ik dacht: "Wacht eens even!" Ik keek op het schutblad van mijn Bijbel." En het zal komen te geschieden dat een kleine jongen van ongeveer negen jaar oud... Hij zal gedood worden door een auto. Er zal een lange strook van 'evergreen' zijn, omgeven door rotsen; de auto zal als een wrak over de weg liggen. Hij zal kleine kousen aan hebben zoals kniekousen, kort haar; en zijn kleine ogen zullen weggedraaid zijn; de beenderen in zijn lichaam zullen gebroken zijn."

     Ik keek; ik dacht: "O God!"

239 Ik zei: "Staat u allen stil!" (De burgemeester van de stad was daar). Ik zei: "Als die jongen niet binnen twee minuten vanaf nu op zijn voeten staat, ben ik een valse profeet. Jaag me dan weg uit Finland." Zeker! "Maar als het zo met hem is, bent u uw levens aan Christus verschuldigd." Dat is juist. Zij stonden stil.

     Ik zei: "Hemelse Vader, overzee ginds, twee jaar geleden, zei U dat deze kleine jongen hier zou liggen..."

240 Daar waren broeder Moore en broeder Lindsay en zij keken ernaar. En overal hadden zij het in de Bijbel geschreven; en in duizenden Bijbels door het hele land stond het opgeschreven. Wat was het? Een absoluut.

241 De Vader had getoond wat plaats zou vinden. Er is helemaal geen vrees om daar te staan - absoluut. Zeker zal hij opstaan.

242 Precies daar in Finland, waar 's avonds duizenden mensen kwamen (men moest sommigen er zelfs uitsturen om mij tot hen te laten spreken, stuurden ze weg en lieten anderen erin), daar stond hij met... Al de mensen hadden mij lief en zij hadden genezingen zien geschieden, maar hier was een jongen die daar dood lag. Wat was het absoluut? Het visioen. "Ik doe wat de Vader Mij zegt te doen. Die in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen." Daar is uw absoluut.

243 Ik zei: "Dood, je kunt hem niet langer vasthouden; God heeft gesproken! Kom terug; geef hem terug!" En de kleine jongen stond op en keek zo in het rond; de mensen vielen flauw, enzovoort.

244 Daar is het, precies daar opgeschreven en getekend door de burgemeester van de stad, door een openbare notaris. Zo is het! Een absoluut. Jezus Christus is Dezelfde gisteren, heden en voor immer. Als dat niet dezelfde God is die de vrouw uit Naïn stopte toen ze haar zoon wegdroeg.

245 Als iemand in die dagen stierf, legden zij hem onmiddellijk in het graf; zij lieten hem niet overblijven; ze legden ze in het graf. Daar is diezelfde Jezus Christus gisteren, heden en voor immer. Ja!

246 Kijk daar in Mexico toen die kleine baby (sommigen van u die hier liggen... hier zitten) en die baby (de dokter tekende een verklaring; hij is geschreven in het blad van de Christen Zakenlieden), die baby stierf die morgen om negen uur, en dit was tien uur 's avonds. En die kleine vrouw wilde niet vertroost worden. Billy, mijn zoon, probeerde haar terug te zetten en hij had... Wel, ik veronderstel dat zij daar tweehonderd suppoosten hadden staan, en zij klom over hen heen. De avond daarvoor ontving die blinde man zijn gezicht; en zij wist het. (Zij was Katholiek). Maar tenslotte zei ik: "Ga, broeder Moore, en bid voor haar, omdat die baby..." Het regende, het goot, ze stonden daar al sinds die morgen vroeg (daar buiten in die grote arena voor stierengevechten). En ik zei... (ze hadden mij neergelaten met touwen om in de plaats te komen, precies daar, voor drie avonden). Ik stond daar en zei: "Zoals ik zei..." (predikend) en keek; ik zag een kleine baby daar vóór mij, een kleine Mexicaanse baby, tandeloos, gewoon daar zittend en naar mij lachend, precies hier vóór mij. Ik zei: "Wacht eens even, broeder Moore, breng haar hier." O, absoluut!

     De suppoosten maakten de weg vrij en daar kwam zij. Zij viel neer en zei: "Padre, Padre!"

     Ik zei: "Sta op!"

     En broeder Espinoza zei: "Sta op (en hij vertelde het haar in het Spaans)." Zij stond op.

     Ik zei: "Hemelse Vader, ik sta hier in deze regen..."

247 Een aardige kleine vrouw van ongeveer vijfentwintig jaar oud, iets dergelijks, met hangend haar, terwijl haar kleine gezicht zo omhoog keek, een blik van verwachting in haar ogen; zij had die man gezien die gedurende ongeveer veertig jaar blind was geweest, dat zijn ogen open gingen op het podium. Zij wist dat als God blinde ogen kon openen, Hij haar baby kon genezen. Daar lag zij, een klein stijf ding, onder een deken, gewoon drijfnat. Zij had daar de hele morgen gestaan en die middag ook. Het was toen ongeveer elf uur - tien uur die avond, zoiets, haar baby aanreikend (u hebt het artikel gezien in het blad van de Christen Zakenlieden) die baby zo vasthoudend.

     Ik zei: "Hemelse Vader, ik weet niet wat dit betekent. Ik ben slechts Uw dienstknecht, maar ik zag die baby ginds staan; zij was levend. Ik leg mijn handen erop in de Naam van de Here Jezus."

248 Ze zei: "Waa!" Ze begon te huilen. De moeder greep de baby en begon te schreeuwen en de mensen begonnen het overal uit te schreeuwen en vrouwen vielen flauw en zo. Ik zei: "Zeg er niets over. Zend een bode met die baby... met die moeder en ga naar die dokter, en laat hem een verklaring tekenen dat die baby stierf. Zij stierf de morgen daarvoor aan een longontsteking en - of die morgen om negen uur." En wij hebben de getekende verklaring door de dokter; de baby werd die morgen dood verklaard in het kantoor van de dokter, en de moeder had haar de hele dag meegedragen. Wat was het? Een absoluut!

249 Wat was het? Zij geloofde dat als God blinde ogen kon openen, God ook de doden kon opwekken, want Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer! Ik was er niet zeker van, ik wist het niet totdat ik het zag. En toen ik de baby zag, was het een absoluut. Absoluut juist. Daar was het. De dood moest zijn slachtoffer opgeven.

250 Hier ging de Zoon van God; die 'bij des doods' begon rondom Hem te zoemen. "Ach, hoe zou Hij een profeet kunnen zijn! Hoe zou Hij daar kunnen staan en in Zijn gezicht laten spuwen? Hoe kon Hij daar staan en gekheid met Hem laten maken en er niets aan doen! Dat is Immanuël niet! Dat is slechts een gewone man. Kijk naar het dronken gekwijl van die dronken soldaten. Kijk naar Zijn bloedend gezicht!"

     De duivel zei: "Ik zal Hem pakken. Ik zal Hem pakken." Hier komt hij als een bij, de angel des doods, die rondom Hem zoemt. Maar broeder, toen die bij zijn angel ooit liet ankeren in die Immanuël, toen hij eruit kwam, verloor hij zijn angel, zelfs de dood zelf.

251 Geen wonder dat Paulus later in het aangezicht van de dood kon kijken en zeggen: "O dood, waar is je angel, graf waar is je overwinning? God zij gedankt, Die ons de overwinning geeft". De dood van Christus was het absoluut voor elk mens, die bang voor de dood was.

     Mijn hart zegt "amen" op elk woord in Zijn Boek. (Ik sluit nu vast en zeker. Ik moet dit gewoon inkorten. Zie?)

252 Daarom weet ik dat de Heilige Geest mijn kompas is dat mij leidt. Hij is Degene Die mij laat weten dat dit Woord waar is. Hij is mijn absoluut; Hij is mijn zonneschijn; Hij is mijn Leven; Hij is mijn anker! Als de moeiten gaande zijn, is Hij mijn Noordpoolster. Als ik verdwaald ben, is de Heilige Geest mijn kompas dat mij naar de plaats terug leidt.

253 Denominaties zijn als andere sterren; zij verplaatsen zich met de wereld. Andere sterren verplaatsen zich als de wereld zich verplaatst, maar de Noordpoolster niet. De wereld kan zich verplaatsten waarheen hij wil, maar deze blijft op zijn plaats. O my! De Noordpoolster is verankerd. De andere draaien rond; u kunt ze hier en daar en overal elders zien. Zo is het bij de denominationele kerken. Maar Christus is het absoluut. Hij is Degene waarin u vertrouwen kunt stellen. Als de denominaties u helemaal onder druk hebben gezet, kijk dan slechts naar de Noordpoolster. De Heilige Geest is uw kompas.

254 Hij blijft altijd trouw aan Zijn Woord. Toen zij mij vertelden dat die dingen niet konden gebeuren in een moderne tijd als deze, wist ik dat als er geen God is, dan... leef, eet, drink en wees vrolijk. Als er een God is, laten wij Hem dienen. En ik heb geleefd om de dag te zien dat Hij alles verricht heeft, zelfs het opwekken van doden, zoals Hij deed, toen Hij hier op aarde was. En wij weten door gedocumenteerde verklaringen dat het de waarheid is. Jazeker! Hij is mijn absoluut.

255 Nu, maak Hem uw absoluut. Neem in de tijd van mijn moeite... Hij is altijd een absoluut. Let nu op, door de genade van God... (Nu, ik kan gewoon beter sluiten. Het wordt laat. Wel, zie hier, ik dacht dat het elf uur was, en het is half één).

256 Vrienden, de hele dag, de hele nacht, het hele jaar en de hele eeuwigheid door, zouden wij er nooit van kunnen spreken. Probeer het niet te verklaren. U kunt het niet. Er is geen wijze om het te verklaren. U zegt: "Broeder Branham, als u..."

     Ik weet het niet, ik geloof het gewoon. Ik ben ermee opgehouden er iets aan te doen; ik geloof het slechts. Dat is alles. Zie? "Niet hij die loopt of hij die wil, het is God die genade betoont." Zie? Niet door werken, het is door genade. Zie? Ik geloof het gewoon. God is... Het is aan Hem om de rest te doen. Geloof het alleen. Handel erop.

     Dit beroemde lied hoorde ik hen spelen, het hier of ergens anders zingen:

"O, liefde Gods, hoe rijk en rein!
Onmetelijk en sterk!
Het zal voor immer duren
het lied van heiligen en engelen."

257 Als een mens met wiskunde probeerde het te ontleden, of het probeerde door zijn opleiding te laten zien, zal het u gek maken. U kunt het niet. Probeer dit niet te doen. Probeer het niet te verklaren; God is niet te verklaren. U kunt God niet verklaren, u gelooft God slechts. Dat is het geheim. Verklaar het niet, geloof het alleen. Ik kan u niet vertellen wat het betekent; ik kan u niet vertellen hoe u het moet doen. Ik weet het alleen, ik geloof het slechts, dat is alles.

258 Net als wanneer u aan een klein kind iets belooft, het gelooft het. U moet uw woord houden. U bent Gods kind. Hij houdt Zijn Woord; geloof het eenvoudig. Wordt niet door elkaar geschud; blijft u daar alleen bij. God deed het eens, Hij moet het opnieuw doen. Als Hij het niet doet, zal Hij u vertellen waarom Hij het niet kan doen. Dat is juist. Nu, blijf er slechts bij.

259 Weet u, dat ene vers daar... Ik geloof dat onze dierbare broeder daar (hij werd gisteravond gedoopt) dat lied zingt. "O, liefde Gods." Zij vertellen mij dat dit vers, dit gedeelte ervan, werd gevonden, met de pen geschreven, op de muur van een krankzinnigeninrichting, en het luidde:

Als wij met inkt de oceaan vullen,
Of al waren de hemelen van perkament gemaakt;
En was elke stengel op aarde een pen
En elk mens een schrijver van beroep;
Om de liefde van de hoge God te beschrijven,
Zou het de oceaan droogleggen,
Of zou de rol het alles niet kunnen bevatten,
Hoewel uitgestrekt van lucht tot lucht.

260 Denk eraan, terwijl driekwart van de aarde uit water bestaat. En kijk naar de waterstof en zuurstof in de lucht, de vochtigheid en mist. Zie? Als alle vocht inkt was, en denk aan de biljoenen en triljoenen, en triljoenen strohalmen die pennen zouden zijn. En denk aan de biljoenen mensen die op de aarde zijn geweest, dat elk van hen schrijver van beroep was. Om die pennen in de oceaan te dopen en te proberen de liefde van God te verklaren, zou de oceaan droogleggen; of zou de rol het alles kunnen bevatten, ofschoon uitgestrekt van eeuwigheid tot eeuwigheid.

261 Verklaar het niet; u kunt het niet. U verliest uw verstand als u probeert het te verklaren; geloof het alleen. Maak Hem uw absoluut! Blijf daar; de zoete vrede en een ervaring die u nooit zult vergeten, anker daaraan vast en uw anker zal houden binnen de voorhang. Laten wij onze hoofden buigen.

262 Hoe groot zijt Gij! Hoe groot zijt Gij! Hoevelen hier, met uw hoofden gebogen vanmorgen... We naderen nu het Nieuwe Jaar; en u bent erg godvruchtig geweest (en dat is goed, ik stel het op prijs, een ieder van u. Ik ben er zeker van dat God het doet) maar u hebt niet werkelijk die absoluut-ervaring gehad, dat iets dat u niet alleen maar tot een schijngelovige maakt, dat u zich niet alleen maar inbeeldde, maar iets dat tegen u terug sprak. En toen zag u uw leven van die tijd af veranderen, en elk woord van God, elke belofte wordt kracht bijgezet met een "Amen". Dan houdt u vast aan het absoluut, omdat u zich herinnert dat Hij zei: "Hemelen en aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn Woord zal niet falen." U bent nog niet gekomen tot die plaats waar u "Amen" zou kunnen zeggen op elk woord, als het tegen uw geloofsbelijdenis was, tegen uw denominatie was; maar u wilt komen tot die plaats evenals Mozes, zoals de rest van hen die dat niet konden doen totdat zij dat absoluut aangrepen, en u wilt het in uw leven vanmorgen, zou u het dan willen ondertekenen door slechts uw handen tot God op te heffen. God zegene u. Goed meneer. Over het hele gebouw.

263 Genadige Vader, ik weet dat wij op een keer moeten scheiden. Er moet een tijd komen dat wij deze wereld zullen gaan verlaten. Wij weten niet op welke tijd dat is, en het maakt ook niet zoveel verschil. Als onze tijd geëindigd is, dan willen wij komen. Ons doel om hier te blijven is om U te dienen.

264 En terwijl Paulus op zekere dag onderweg was om te verwoesten, om de Gemeente te verwoesten, op de weg naar Damascus, verblindde een Licht hem. En o, God, dat Licht volgde hem, want het was Christus. En hij ankerde daar aan een absoluut, zodat hij zelfs de dood in zijn aangezicht kon uitlachen en zeggen: "Dank God, Die ons de overwinning geeft door Jezus Christus."

265 U werd een volledig absoluut voor die apostel. U werd de "amen" voor hem in elke zin. U was de ster van zijn leven, de handwijzer. U was het kompas, dat hem door de storm leidde. U was de openbaring; U was het visioen; U was al zijn hoop, zijn verlossing. En zelfs in het uur van de dood, toen hij wist dat hij zou heengaan, was U nog zijn absoluut.

266 U was Daniëls absoluut. U was het absoluut van al de profeten. Temidden van de denominationele verschillen en de moeiten van hun dagen, en de Farizeeërs en de Sadduceeërs, waren er toch mannen die U als hun absoluut namen.

267 En vandaag, Here, mannen en vrouwen met erbarmen, met liefde en bloedende harten, Here, voor een echte ervaring om God te kennen en een verzekering te hebben van een absoluut, misschien al de mensen die ooit van tevoren gekend waren, Here, moesten zich bij de kerk aansluiten. En wij beseffen, zoals ik oprecht geprobeerd heb, niet om anders te zijn (u kent mijn hart), maar om hun te vertellen dat u zich niet bij de Gemeente kunt aansluiten, u sluit u aan bij de loge, de Methodisten- en Baptisten- en Katholieke- en Pinksterloges; maar u moet geboren worden in de Gemeente - het mystieke Lichaam van Christus, en leden van Zijn Lichaam worden, met de gaven van de Geest om Zijn groot Lichaam in actie en kracht te laten bewegen.

268 God, dat is wat deze handen vanmorgen bedoelden, toen zij omhoog gingen. "Plaats mij, o Here. Neem mij, kneed mij, maak mij; maak slechts mijn positie in het leven zo'n absoluut, gebonden aan Christus, dat ik aan niets anders zal denken dan aan dat absoluut." Sta het toe, Here. Zegen hen. Genees de zieken en de gekwelden. Red de verlorenen.

269 Nu Here, wij weten dat het de gewoonte is om de mensen naar het altaar te roepen, maar dat is voor ons een traditie geworden. En vanmorgen, met de altaren gevuld, en de kleine kinderen en allen... Maar Here, op de een of andere manier sprak U tot hen; zij staken hun handen op. Zij maakten als het ware een beslissing. Zij willen iets echts; en ik bied mijn gebed aan te hunnen behoeve. Sta het aan een ieder toe, Here.

     Wees nu met ons, onze zonde vergevend, onze ziekte genezend, en ons de bevrijding gevend die wij nodig hebben.

270 En Here, mogen wij boven alles vandaag nooit vergeten dat wij gebonden zijn aan het absoluut, onze Noordpoolster, aan Golgotha, aan Christus, en de Heilige Geest die de woorden van God neemt en ze letterlijk manifesteert aan ons door de zieken te genezen, ons visioenen te tonen, de doden op te wekken en gewoon precies doende wat Hij beloofde te doen.

271 En moge deze gemeente en deze mensen, van het deel van het Lichaam van Christus, dat hier vanmorgen vergaderd is, leven zoals Jezus zei te leven: "Gij zijt het zout der aarde." En mogen zij zo zoutend worden dat hun gemeenschap dorstend zal worden. Zout verwekt dorst en zout kan alleen behouden als het zich met iets verbindt. En ik bid God, dat U dit aan deze mensen wilt toestaan, dat zij ook zielewinners mogen zijn.

272 Zegen onze herder, broeder Neville, deze nederige dienstknecht, Here, die op zijn post van plicht net zo eerbiedig staat als een lid van het Lichaam van Christus, proberend zijn uiterste best te doen om alles op te volgen wat U hem zou zeggen te doen.

273 Zegen de beheerders, deze mannen die zo minzaam met mij stonden in deze grote donkere tijd waar ik doorheen ben gegaan. Sta met de gemeente, die met mij bad en mij bijstond in tijden van moeite. Here, ik heb hen lief en ik bied mijn gebed aan dat zij naar U zullen zien, Here. Mogen zij afzien van de sterfelijke klei van deze dienstknecht, mogen zij naar Hem zien, Die de Almachtige is... En wij weten, Here, dat wij eindig zijn. Het doet er niet toe wie wij zijn, we zijn nog steeds stervelingen. Maar niet de boodschapper, slechts de Boodschap. Sta het toe, Here. Dat is waar wij op wijzen, Jezus Christus, de Zoon van God. Sta het toe dat Hij hier vanavond zo werkelijk voor een ieder wordt, zelfs voor de kleine kinderen, dat Hij het absoluut zal worden van de hele samenkomst. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief
Omdat Hij mij eerst liefhad
En mijn redding kocht
Aan het hout van Golgotha.

     Nu, terwijl wij het nog eens zingen, schudt iemand vóór u, achter u of naast u de hand; laat iedereen nu elkaar de hand schudden. Blijft gewoon zitten, draait u alleen maar om en schudt handen als u kunt. Zie?

Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief
Omdat Hij mij eerst liefhad
En mijn redding kocht
Aan het hout van Golgotha.

274 Zij kondigden zojuist Avondmaal aan op maandagavond, te middernacht. Laten wij nu onze handen opheffen en Hem toezingen. Hoevelen voelen dat Hij uw absoluut is? Het Woord, Hij is het Woord. Gelooft u dat? Hij is het Woord en de Heilige Geest bevruchtte dat Woord om dat Leven in u te laten leven, van het Woord, de bevestiging van het Woord. Plaats het Woord in uw hart, laat de Heilige Geest binnenkomen, en zie het Woord bewegen. Geloof, wees nederig, begeer niet een groot iemand te zijn; wees een niemand, zodat God u een iemand kan maken. Zie? Goed. Doe dat nu.

     Ieder die Hem liefheeft, zegge "Amen!" [De samenkomst antwoordt "Amen!"] U weet wat het woord Amen betekent? "Zo zij het". Amen. Dat is juist.

     Laten wij zeggen: "Halleluja!" [De samenkomst antwoordt "Halleluja!"] Weet u wat dat betekent? "Prijst onze God!"

275 Toen ik niet lang geleden in Duitsland was, stond ik daar die dag voor ongeveer dertig- of veertigduizend mensen en ik zei: "Het is een vreemde zaak die jullie, Duitse mensen, niet kunnen begrijpen." Ik zei: "Op mijn weg hierheen vandaag blafte een hond tegen mij in het Engels. Zo is het." Ik zei: "Hij had helemaal geen moeite. En daar zat een vogel en hij zong voor mij in het Engels. Ik liep de straat af en een moeder had een kleine baby op haar arm, toen ik daar achterin binnenkwam." En ik zei: "Die baby huilde in het Engels. Wat is er met u mensen, aan de hand?" Dat is juist. O, als u slechts om u heen keek, Hij is overal, is het niet? Zeker is Hij het.

276 Laten wij nu onze handen opheffen en onze ogen sluiten en zingen, terwijl wij de herder vragen naar boven te komen voor het slotgebed. Laten wij eerst opstaan. Elk op uw eigen voeten. Iedereen, hebt u Hem lief, opnieuw nu? Zeg "Amen!" En weet u dat het woord Halleluja hetzelfde is in elk dialect? Ga naar de oerwouden van de Hottentotten in Afrika; Halleluja is hetzelfde woord. Halleluja! Het hoorde bijna een Christelijke groet te zijn, nietwaar? Halleluja! Het woord betekent "Prijst onze God." En Hij is het waardig, is het niet? Hij is absoluut mijn Redder; Hij is absoluut Jezus Christus, de Zoon van God, voor mij. Hij is absoluut Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer voor mij. Is Hij het op die wijze voor u?

Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief
Omdat Hij mij eerst liefhad
En mijn redding kocht
Aan het hout van Golgotha.

Deze site maakt gebruik van functionele cookies.

Download
audioE-BookPrint
AudioAudio
mp3 Download mp3mp3 is een populaire audioformaat dat op vrijwel alle mediaspelers te beluisteren is. meer info...
m4b Download m4bM4B is een Audiobook formaat voor Apple apparatuur (iPod, iPhone etc...) Uw plek wordt bewaard e.d. meer info...
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
English (Engels)