Heren, is dit de tijd?
Door William Marrion Branham1 Dank u zeer, broeder Neville.
Goedenavond, mijn dierbare vrienden. Ik ben zo blij om vanavond weer terug te zijn in de dienst van de Here, onze God.
2 [Broeder Neville zegt tegen broeder Branham: "Deze staat aan, hier." – Vert] Deze is een... Deze is het. O, ja. Dat is fijn.
3 Ik heb u vanmorgen zo lang vastgehouden, dat ik voel dat ik werkelijk heel vlug behoorde te zijn vanavond. My, wat was het vreselijk om te moeten staan, en het is vanavond even erg. Het zal echter niet lang meer duren voordat wij wat meer ruimte voor u zullen hebben, zie, zodra de kerk gereed gekomen is. Nee, maar we zijn niet van plan te lang te blijven vanavond.
4 Maar morgenavond zijn we van plan een poosje langer te blijven. Morgenavond, als sommigen van u morgenavond kunnen komen... wel, we verwachten een geweldige tijd te hebben in de Here. Er zullen hier morgenavond enige fijne mannen zijn. We zullen allen een tijd hebben...
5 [Broeder Branhams broer Edgar Branham zegt: "O, lieverd, wacht even! Ik moest je iets vragen. Ik vergat het je te vertellen. Maar er zijn heel wat mensen hier die zeiden dat je altijd haast hebt om de dienst te beëindigen. Maar morgenavond kun je al de tijd hebben die je zou willen, van zeven tot twaalf, als je die maar wilt nemen. Nu, dat is wat het gehoor hier mij vroeg jou te vragen. Leg het dan nu maar aan hen uit als je er anders over denkt."De samenkomst en broeder Branham moeten er even om lachen – Vert]
6 We zullen morgenavond te middernacht het avondmaal bedienen. Ik ben er zeker van dat u daar graag bij zou willen zijn. Terwijl de overige mensen schreeuwen, roepen, schieten en drinken enzovoort, willen wij ons eerbiedig voor God buigen [Leeg gedeelte op de band – Vert] en het avondmaal nemen en het jaar beginnen met onze gelofte, met onze harten op God gericht in toewijding aan Hem.
7 En er zullen hier zeer zeker enige fijne sprekers zijn morgenavond. Er zijn een paar fijne... Hier is een broeder uit Georgia, broeder Palmer, een wonderbare spreker. Broeder Junior Jackson zal hier morgenavond zijn; broeder Beeler, broeder Neville. O, my, my! En ga zo maar door, fijne mannen Gods die hier zullen zijn. Broeder Wilbur Collins, en al die broeders die ons zulke geweldige boodschappen hebben gegeven. En misschien zullen er anderen komen binnenvallen, zodat we een geweldige tijd verwachten morgenavond.
8 Nu, mijn vrouw zei: "Zeg dit niet", maar ik ga het hoe dan ook zeggen. Het spijt me dat ik "empire" [keizerrijk – Vert] zei deze morgen, in plaats van "umpire" [scheidsrechter – Vert]. [Broeder Branham en de samenkomst lachen – Vert]
Billy, die daar achterin zit, zei: "Daar gaat-ie."
9 Ik zei: "Het keizerrijk... hij moet een keizerrijk hebben." Ik bedoelde een scheidsrechter.
10 Ik ben zoals ze van de Nederlander zeggen, weet u: "Beoordeel mij niet op wat ik zeg, maar op wat ik bedoel."
11 Ik zei: "Ik geloof dat ze me na al deze jaren wel begrijpen." U weet dat dit ongeveer...
12 Het is al dertig jaar dat ik hier achter deze kansel sta; dertig jaar in deze tabernakel! U zou me ondertussen wel moeten kennen, nietwaar? O my! Mijn opleiding is zeker beperkt. Maar ik... ik weet dat ik niet kan spreken, maar ik maak een oprecht geluid voor de Here.
13 En, broeder, ik geloof dat het dr. Lamsa was, van de Lamsa Bijbel, die met de vertaling bezig was, die zei...
14 Op een keer was ik aan het spreken en ik wist niet dat hij daar was. Hij kwam daarna en sprak over de Urim en Thummim, en toen sprak hij over dat Licht. En hij zei: "Wat is er tegenwoordig met deze mensen aan de hand?" En ik zei... Hij zei: "De reden dat mensen, de vertalers, de Bijbel niet correct konden vertalen, was, omdat de vertalers probeerden in hoog-Jiddisch te vertalen, terwijl Jezus sprak in de taal van de gewone klasse, zoals de mensen van de straat spraken."
15 En u weet dat er een Schriftgedeelte in Lukas staat, dat zegt: "Het gewone volk hoorde Hem gaarne." Hij sprak in hun taal. Ik hoop dat het opnieuw zo is.
16 Wij zijn blij met de Here. Nu, ik weet het, ik zie die dames langs de kant staan. Het is al erg genoeg om mannen te zien staan, laat staan die meisjes en jongens, en dames enzovoort, die overal langs de muren staan, en kleine kinderen. Maar we hebben gewoon niet voldoende zitplaatsen. Wij bidden daarom, dat we de volgende keer dat we deze samenkomsten hebben, na deze week, na deze keer...
17 U weet, het volgende dat komt voor zover wij weten, zijn deze zeven zegels. En zo de Here wil, beginnen we eraan direct nadat de kerk is verbouwd, zodat wij hier naar binnen kunnen. We zullen komen om haar opnieuw op te dragen. En misschien hebben we dan een één tot twee weken, of misschien drie weken lang durende reeks samenkomsten voor de zeven zegels. Wij verwachten dus een geweldige tijd in de Here gedurende die tijd. En we zullen... U allen die van buiten de stad komt, zullen we de kaarten en alles toezenden om u – misschien een week of twee van tevoren – precies de tijd te laten weten.
18 De aannemer zou, zoals ik begreep van Billy deze avond, klaar zijn op de tiende dag van februari. Wel, als hij de tiende klaar is, zullen wij omstreeks de vijftiende beginnen. Zodra ze gereed zijn, zullen wij direct daarmee beginnen.
19 De oude zuster Kidd die me een poosje geleden opbelde, was bijna in tranen. Ze zei: "Broeder Branham, we hebben uit alle macht geprobeerd die oude wagen te starten, en hij wilde niet aanslaan." En ze zei: "Als u bidt dat hij zal starten, dan zal ik morgen komen." En ze zei: "Ik vraag me af, of ik een plaats zou kunnen vinden om te overnachten?"
20 Ik zei: "Maak u geen zorgen, we zullen zorgen dat u een kamer hebt, zuster Kidd, zodra u hier bent."
21 Ze zei: "Dat is fijn." Zei: "Weet u, als u diensten zult houden die tot 12 uur duren, wil ik niet om 12 uur weggaan."
22 Weet u, zij en broeder Kidd zijn ieder ongeveer 85 jaar oud, en ze zijn nog steeds in de bediening. Weet u wat ze doen? Ze kochten een bandrecorder, en ze nemen mijn Boodschappen op en gaan van ziekenhuis naar ziekenhuis, van huis tot huis, en spelen de banden af. Nu, als dat geen niet opgeven is! Dat is niet met pensioen gaan. Dat is het geloof tot aan het einde toe behouden, sterven met een zwaard in de hand. Dat is de manier om te gaan. Dat is de wijze waarop ik het wil doen. Uh-huh.
23 En toen zei ze: "Weet u, als ik om 12 uur de autoweg oprijd... en na twaalf uur in de nacht zou proberen thuis te komen, met al die dronken duivels, die maar hun gang gaan, drinkend, die demonen die maar rond jakkeren, zou ik doodsbenauwd zijn." [Broeder Branham en de gemeente lachen – Vert]
24 Broeder Pat, ze is beslist een klein oudje. Hoe velen kennen zuster Kidd? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Ze zit hier als een geheiligd uitziende kleine vrouw.
25 En denk u even in; jaren voordat ik werd geboren (en ik ben een oude man) was zij daarboven in die bergen, zij en broeder Kidd. Ze stond de hele dag met een wasbord te wassen, om zo 15 of 20 cent te verdienen met een was om hem ergens heen te kunnen zenden die avond om te prediken. In die kolenmijnen daar in het noorden van Kentucky, waar iemand je moest bewaken met een geweer om op de heuvel te komen waar je zou gaan prediken. O, dan denk ik:
Moet ik naar huis, naar de hemel worden gedragen op een zacht bed van gemak,
Terwijl anderen vochten om de prijs te betalen, en voeren door bloedige zeën?
Ik moet strijden, wil ik regeren; Vergroot mijn moed, o Heer!
26 Dat is het. En ik wil Zijn steun, door Zijn Woord. Dat is wat ik vanavond wil. Nu, ik veronderstel dat de recorders draaien.
27 [Een broeder zegt: "Vergeet niet de baby op te dragen." – Vert] O ja, ik had... het spijt me.
28 Een kleine zuster had hier vanmorgen een baby die zij wilde laten opdragen. En ik zei haar dat we het zeker vanavond zouden doen, en nu. En morgenavond zullen we het opdragen van baby's hebben, genezingsdiensten, alles waar we zo mogelijk aan toe kunnen komen. We hebben ruimschoots de tijd. Dus als de kleine zuster hier is en haar kleintje heeft?
29 En ik zou eigenlijk een... Sommige mensen zijn van heel ver gekomen, en waren hier vanmorgen voor een persoonlijk interview, en voor iets. En ze zouden daar eigenlijk vanmorgen een ontmoeting hebben, en Billy moest ze laten wachten tot vanavond. En hij kon ze nergens vinden (zie?) vanavond. Als u hier bent, zuster, ik heb daar een aardig tijdje gewacht, afwachtend of hij de dame kon vinden. Dat waren er twee, geloof ik, die voor een persoonlijk interview kwamen van ver weg buiten het land. Dus we vertrouwen erop dat, als ik u mis, ik zo spoedig mogelijk een gelegenheid zal hebben, misschien morgenavond als we binnenkomen.
30 Nu, ik geloof... Is dit de dame, die komt met dat baby'tje met de blauwe overgooier?
31 "Overgooier"? Meda, ik... ik bedoelde dat niet, schat, wat het ook is. Het ziet eruit als een klein jurkje of zoiets. Overgooier... Hoe velen weten wat een overgooier is? Wel, zeker. Een oud overjasje wat mij betreft, dus...
32 Wel, het is de kleine baby van Dallas. My, dat is fijn. Broeder, zou u hier naar voren willen lopen? Neem me niet kwalijk. [Broeder Branham verlaat de microfoon en gaat aan één kant van de kansel staan – Vert]
33 Wel, wel, ik vind dat lintje wel leuk dat u daarop hebt gedaan. Hoe heet ze? [De vader zegt: "Rebekah Lynn." – Vert] Rebekah Lynn, L-y-n-n. En wat is uw achternaam ook alweer? Stayton. Rebekah Lynn Stayton. Klopt dat? Mag ik haar hebben? ["Zeker."] Ik weet dat het moeilijk is zoiets uit handen te geven. Is dat niet lief? Rebekah Lynn Stayton.
34 Dit gezin is door heel wat heen gekomen. Deze kleine jongedame en haar man zijn allebei kort geleden gered en tot de kennis van de Here gebracht. En nu, in hun vereniging heeft God hun deze prachtige kleine Rebekah gegeven, en zij brengen haar tot de Here.
35 Nu, veel mensen noemen het kinderdoop, in de Methodistenkerk en vele andere kerken, en zij besprenkelen ze met water wanneer ze baby's zijn. Nu, dat is in orde wat mij betreft. Maar wij proberen altijd alleen te blijven bij wat de Bijbel zegt om te doen. En in de Bijbel was er nooit zoiets als het dopen van een kind. Nergens in de geschiedenis tot op de vroege Katholieke kerk, voor zover wij weten, totdat het Concilie van Nicea kwam.
36 [De baby roept het uit – Vert] Dat is dus de manier om "Amen" te zeggen. Dat, zie, je moet... Zie, je moet de uitleg hebben.
37 Dus... Maar in de Bijbel brachten ze kleine kinderen bij Jezus, opdat Hij ze zou zegenen. En Hij legde Zijn handen op hen en zegende ze. En wij gaan nog steeds voort met dat te doen.
Nu, laten we onze hoofden buigen.
38 Onze hemelse Vader, deze jonge vrouw en jonge man komen vanavond hier met deze lieflijke kleine Rebekah, die hun gegeven is met de opdracht om haar op te voeden in de vreze Gods. En zij brengen haar vanavond om haar aan te bieden aan de Here. En zoals de moeder uit haar armen gaf in de mijne, geef ik uit mijn armen aan U, deze kleine Rebekah. God, wees met haar en zegen haar. Zegen haar vader en moeder. Mogen zij allen getrouw en lang leven, en als het mogelijk is het komen van de Here Jezus zien. Mag dit kind opgroeien in de kennis van de Here. En moge zij, als er een morgen is, een groot getuige van U zijn. Sta het toe, Here. Nu, als U hier op aarde zou zijn, zouden deze vrouwen en mannen hun kinderen tot U hebben gebracht. Maar wij, de predikers van het Evangelie, zijn Uw vertegenwoordigers. Daarom geven wij U deze baby voor een leven van dienst in Uw Koninkrijk, in de Naam van Uw Zoon, de Here Jezus Christus. Amen.
39 God zegene je, kleine Rebekah! Wat een lief klein ding! Moge God u allebei zegenen, en de baby, u lange en gelukkige levens in de dienst van God geven.
40 Ik weet niet of ik sterk genoeg ben of niet. Dit is nogal een jongen! Wat is zijn naam? [De moeder zegt: "Stanley Victor Cleveland." – Vert] Stanley... ["Stanley."] Stanley Victor... ["Cleveland."] Clayland? Clay-... ["Cleveland."] Cleveland. Kleine Stanley, wat een leuke naam en wat een leuk jongetje! Wel, ik neem aan dat hij ongeveer... Kom hier boven, Stan. Is dat geen fijne jongen? O, weet u. Wij beoefenen dit niet. Wij doen dit gewoon, weet u, en er is niets formeels bij. Dat klopt. Hij is beslist een lief kereltje. Ik ben de achternaam vergeten. Ik denk dat ik hem niet goed uitspreek. ["Cleveland."] Cleveland. Goed.
Laten we onze hoofden nu buigen.
41 Hemelse Vader, dit echtpaar brengt deze baby, kleine Stanley Cleveland, om opgedragen te worden aan de Here Jezus. En terwijl de herder hier van de gemeente en ik samen eensgezind staan in de werken van de Here, geven wij U dit kind voor een leven van dienst. U hebt hem gegeven aan de moeder en vader; en nu geven zij hem mij in mijn armen; en ik plaats hem van mijn armen in de Uwe. God, zegen zijn vader en moeder. Zegen de kleine jongen, en mogen zij allen een lang en gelukkig leven hebben in Uw dienst. Moge het kind opgevoed worden in de vreze Gods, om Hem te dienen, en Hem te vrezen, en Hem lief te hebben, al de dagen van zijn leven. Nu, zij brachten kinderen tot U opdat U ze zou zegenen; en wij, met onze handen op het kind, zegenen hem in de Naam van de Here. En mag hij een lang en gelukkig leven leven van gezondheid en kracht in Uw dienst. In Jezus' Naam. Amen.
God zegene je, kleine Stanley. U hebt daar een fijne jongen.
42 Nu ga ik even een kleine gunst aan de kleintjes en aan de tieners vragen. En ik weet dat het moeilijk is. Jullie kunnen niet zo erg lang stilstaan, omdat jullie kramp in je benen krijgen, maar ik benader iets vanavond, dat ik nooit eerder benaderde. En ik zal over iets gaan spreken waarvan ik nooit heb gedacht over zoiets te zullen spreken.
43 Dat is de reden dat ik er vanmorgen geen tijd aan wilde besteden voorafgaande aan de Boodschap, en ik raakte nooit uitgesproken over mijn Absoluut, en ik denk niet dat ik er ooit mee klaar zal komen. Ik hoop dat ik het nooit zal zijn. Hij is zo wonderbaar!
44 Maar vanavond zal ik spreken over iets wat ik niet weet. Nu, dat is nogal wat voor een prediker om te zeggen dat hij zal gaan spreken over iets wat hij niet weet. Maar ik waag het erop – naar mijn beste weten – opdat deze gemeente het zou begrijpen. Ik zou in geen geval iets wat voor u van nut is, willen achterhouden.
45 En dan, deze band... Ik veronderstel dat de jongens de band maken. En als u soms de band in handen krijgt – wie er ook naar de band luistert – bedenk, als iets u raadselachtig lijkt, zeg het niet tenzij het op de band staat. Zeg niet iets dat in tegenspraak is met wat op de band staat.
46 Zoveel mensen sturen brieven over het Zaad van de slang, en zeggen dat ik dit-en-dat heb gezegd. Ik neem dan de band en draai hem nog eens. Ik zei het niet op die manier. Kijk, mensen beoordelen dingen verkeerd.
47 U weet dat Jezus eens na Zijn opstanding langs de kust wandelde met de apostelen, en Johannes leunde tegen Zijn boezem, en ze zeiden: "Wat zal met deze man gebeuren?"
Jezus zei: "Wat gaat het u aan indien hij blijft totdat Ik kom?"
48 "En er verspreidde zich een gerucht dat Johannes zou blijven leven en Jezus zou zien komen."
49 En de Schrift zegt: "Hij zei het echter nooit op die manier." Ziet u, Hij heeft dat nooit gezegd. Hij zei slechts: "Wat gaat het u aan, als hij blijft totdat Ik kom?" Hij heeft nooit gezegd dat hij zou blijven. Maar, kijk, het misverstand ontstaat zo gemakkelijk.
50 En nu is het niet zo dat ik iemand erom veroordeel die het doet, omdat ik het zelf doe. En alle mensen doen het. Als de apostelen die met onze Here wandelden, Hem al verkeerd begrepen... En ze hebben Hem nooit goed begrepen.
51 Op het allerlaatst zeiden ze nog: "Zie, nu begrijpen we het! Nu geloven wij. En we zijn er zeker van dat niemand U iets hoeft te zeggen, want Gij weet alle dingen."
52 En Jezus zei: "Gelooft gij thans?" Zie? "Na al die tijd, begrijpen jullie het eindelijk... dringt het eindelijk tot jullie door, zie, dat je gelooft?"
53 En dat is gewoon menselijk. En wij zijn allemaal menselijk, daarom zullen we het verkeerd gaan begrijpen.
54 Maar als het u een beetje raadselachtig lijkt, draai dan de band opnieuw. Luister dan aandachtig. Ik ben er zeker van dat de Heilige Geest het u zal openbaren.
55 Dan de kleintjes, als jullie niet telkens "Amen" willen zeggen; de kinderen. Wacht gewoon even een poosje, omdat ik beslist wil dat dit wordt begrepen, omdat velen de band niet zullen hebben. Want ik wil dat u het beslist zult begrijpen. En laten we het gedurende – ik zou zeggen vijfendertig of veertig minuten – zo eerbiedig mogelijk als we maar kunnen, benaderen.
56 Want dit is een zeer spannende tijd voor mij. Het komt omdat er iets is gebeurd waardoor ik niet weet wat ik moet doen. Ik bevind mij, voor zover ik weet, in de grootste moeilijkheid waarin ik ooit ben geweest sinds de dagen van mijn bediening.
Laten we nu dus onze hoofden buigen voordat we het Woord benaderen.
57 Hemelse Vader, enige tijd geleden predikte ik over het onderwerp Veronderstellen. En veronderstellen is 'wagen zonder autoriteit'. En misschien heb ik vanavond, Here, iets op mij genomen om aan de mensen iets uit te leggen zonder er een visioen over te hebben. Daarom, Here, houd mij tegen waar de zaak moet worden tegengehouden; sluit mijn mond, Here. U sloot de muil van de leeuwen in de kuil bij Daniël, zodat het hem niet deerde. Here, ik bid, dat als ik zou proberen iets verkeerd uit te leggen, dat U nog steeds macht hebt om een mond te sluiten. Maar als het de waarheid is, zegen het dan, Here, en zend het uit. En U kent de omstandigheden en wat er op het punt staat te gebeuren. Daarom kom ik, zelfs nog op dit allerlaatste moment, naar de kansel om te proberen deze dingen uit te leggen. Ik bid dat Gij ons helpt.
58 Zegen deze kleine gemeente. Deze groep die hier onder dit dak komt, die hier bij ons in de stad verblijft, komend uit vele staten. O, terwijl de avondschaduwen vallen, zijn we zo blij dat we een plek hebben waar we naar toe kunnen komen. Terwijl de wereld zo in verwarring is en niet weet waar ze staat, zijn wij blij dat "de Naam van de Here een machtige toren is, waar de rechtvaardige heen ijlt en veilig is." Niet zomaar een aantal woorden, maar een openbaring!
59 Wij bidden daarom, Vader, daar het avondlicht zou komen bij het ondergaan van de zon, en we geloven dat dit de tijd is waarin wij leven: bij het ondergaan van de zon... En wij danken U plechtig, Here, uit het diepst van ons hart, voor de dingen die U voor ons hebt gedaan. En, Here, ik dank U dat de visioenen die U de hele tijd door hebt gegeven, dat ze allemaal geheel volmaakt zijn geweest, en elke uitleg van een droom is precies zo geweest. Daarom weten we dat alleen U het kon zijn, Here, want wij zijn stervelingen, allen geboren in zonde, en er is niets deugdelijks in ons. Maar te bedenken dat U zoiets als een menselijk wezen kon nemen en wassen door het water van het Woord en door het bloed van Christus; en Uw hand uitstrekt op een wijze zodat een mens niet meer zijn eigen denken gebruikt maar de gezindheid van Christus laat binnenkomen, Die alle dingen weet, en Hem naar binnen laat komen en spreken, een tabernakel gebruikend... Dank U, Vader.
60 Nu, wij zegenen Uw heilige Naam. En wij zegenen deze kleine groep vanavond in Uw Naam. Wij zegenen de herder, broeder Neville, Gods dappere dienstknecht. Wij zegenen de diakenen, de beheerders, en elk lid van het lichaam van Christus, zowel hier als rondom de wereld, in de Naam van de Here Jezus.
61 O, als we deze donkere, duistere, verschrikkelijke schaduw zien vallen over het gelaat van het Christendom, weten wij dat de tijd naderbij komt. Er zal een opname zijn, en de gemeente zal worden opgenomen. Here, laat ons doormarcheren, ziende op de Leidsman en Voleinder, Christus. Sta het toe, Here. En terwijl wij nu voorwaarts gaan, in de Naam van de Here Jezus, om deze dingen aan te vatten die op ons hart zijn gelegd, bidden wij dat U met ons zult zijn en ons helpt. En verkrijg er glorie uit, Here, want wij dragen ons aan U op, met Uw Woord, in de Naam van Jezus Christus. Amen.
62 Nu, als u een potlood en papier hebt, zou ik graag willen dat u enige dingen opschreef, wat u ook maar wilt; houd het klaar. En dan op de band evenzo, wanneer u de Schriftgedeelten wilt opschrijven, wanneer u maar wilt, want ik geloof dat het de Schrift is die telt.
63 Nu willen we vanavond een tekst lezen, of een Schriftgedeelte lezen, uit het boek van de Openbaring van Jezus Christus. En ik geloof dat dit de Openbaring van Jezus Christus is, zoals het in het boek geschreven staat. En elke andere openbaring die in tegenspraak zou zijn met deze openbaring zou fout zijn. Ik geloof dat dit de moeite waard zou zijn om opnieuw te zeggen: elke openbaring die niet zal passen bij deze openbaring en deze openbaring duidelijk maakt, is de verkeerde openbaring. Het moet Schriftuurlijk zijn!
64 Nu, in het tiende hoofdstuk van het boek der Openbaring van Jezus Christus, wil ik de eerste paar verzen lezen, de eerste zeven verzen; 1 tot en met 7. Luister nu aandachtig, en bid voor mij.
En ik zag een andere sterke engel, afkomende van de hemel, die bekleed was met een wolk, een regenboog was boven zijn hoofd; en zijn aangezicht was als de zon, en zijn voeten waren als pilaren van vuur.
En hij had in zijn hand een boekske dat geopend was; en hij zette zijn rechtervoet op de zee, en de linker op de aarde.
En hij riep met een grote stem, gelijk een leeuw brult; en toen hij geroepen had, spraken de zeven donderslagen hun stemmen.
En toen de zeven donderslagen hun stemmen gesproken hadden, zo zou ik ze geschreven hebben; en ik hoorde een stem uit de hemel, die tot mij zeide: Verzegel, hetgeen de zeven donderslagen gesproken hebben, en schrijf dat niet.
En de engel, die ik zag staan op de zee, en op de aarde, hief zijn hand op naar de hemel;
En hij zwoer bij Hem, Die leeft in alle eeuwigheid, Die de hemel geschapen heeft en hetgeen daarin is, en de aarde en hetgeen daarin is, en de zee en hetgeen daarin is, dat er geen tijd meer zal zijn;
Maar in de dagen van de stem van de zevende engel, wanneer hij bazuinen zal, zo zal de verborgenheid Gods vervuld worden, gelijk Hij Zijn dienstknechten, de profeten, verkondigd heeft.
65 En mijn tekst – als ik het zo zou noemen – vanavond, is deze: Is dit het teken van het einde, mijnheer?
66 We weten allemaal dat we in een heerlijke tijd leven voor de gemeente, maar in een verschrikkelijke tijd voor de ongelovige. En wij leven in een van de meest gevaarlijke tijden van alle die er ooit waren sinds de wereld begon. Geen profeet, geen apostel, nooit, in welke tijd ook, leefde ooit in zo'n tijd als waarin wij nu leven. Dit is het einde.
67 Het staat geschreven in de lucht. Het staat geschreven over het rond der aarde. Het staat geschreven in elk nieuwsblad. Dit is het einde, als u het handschrift kunt lezen. De profeten leefden in de tijd toen het handschrift op de wand er was voor een natie, maar wij leven wanneer het handschrift op de wand er is voor de tijd. Voor alle naties, de aarde, alles, is de tijd aan het einde. Daarom moeten wij de Schriften onderzoeken om het uur te vinden waarin wij leven.
68 Een ware profeet van God zal altijd naar de Schriften verwijzen. Daardoor is hij er absoluut zeker van, dat het op die wijze zal gebeuren. Wanneer in het Oude Testament profeten iets hadden gezegd, was er altijd ergens een profeet met het Woord die bij het Woord bleef. Hij zag ernaar uit dat God visioenen gaf. En als zijn visioen in strijd was met het Woord, dan was zijn visioen verkeerd. Dat is Gods manier om Zijn Woord tot Zijn mensen te brengen.
69 Kunt u mij goed horen daar achteraan? [Broeder Branham wacht even – Vert] Ik weet nauwelijks waar ik moet beginnen.
70 Nu, het is een groot voorrecht voor mij geweest om te weten dat deze tabernakel mijn eerste kerk is geweest. Het is iets heerlijks. En ik zal het nooit vergeten, hoewel ik... al zou Jezus vertoeven te komen en zou ik leven om honderden jaren oud te worden, ik zal me de dag herinneren dat ik de hoeksteen legde daar bij de hoek, en het visioen dat Hij me die morgen gaf over deze tabernakel. En u herinnert het zich allemaal. Het staat in de boeken opgeschreven. En het is absoluut letterlijk vervuld, geen beetje ervan heeft ontbroken.
71 En nu, ik geloof niet dat er iets is wat Hij in al deze jaren van mijn leven heeft gesproken, wat ik tot de mensen heb gesproken, dan dat het kwam te geschieden. En veel mensen zijn gekomen met dromen die Hij mij door Zijn genade voor de mensen liet uitleggen. En velen zijn gekomen met dromen en met problemen die ik niet in staat was om uit te leggen.
72 Maar ik heb niet geprobeerd om aan u mensen een kunstje voor te stellen dat alle antwoorden heeft. Ik heb geprobeerd eerlijk te zijn en u te vertellen wat de waarheid was, en ik kon het u alleen vertellen als Hij het mij vertelde. En als het dan tot mij kwam, kon ik het u vertellen.
73 En ik wil u waarschuwen. In deze dag waarin wij leven, zijn er veel... Ik wil niets tegen mensen zeggen, maar als u een persoon ziet die op alles het antwoord heeft, is dat in tegenspraak met het Woord.
74 Jezus zei: "Er waren vele melaatsen in de dagen van Elia, maar slechts één werd genezen." In de vele jaren dat Elia leefde, tachtig of meer, werd er één melaatse genezen. Vele weduwen waren er in de dagen van Elisa, maar hij werd slechts tot één gezonden. En we ontdekken dat er vele dingen zijn die God doet, die Hij niet openbaart aan Zijn dienstknechten. En geen dienstknecht is groter dan zijn Heer.
75 En dan, God zal Zijn heerlijkheid met niemand delen. Hij is God. En wanneer een dienstknecht zover komt dat hij probeert de plaats van God in te nemen, dan neemt God zijn leven en brengt hem ergens heen, of zoiets. Dat moeten wij bedenken.
76 Nu, in die visioenen en uitleggingen... Ik kan de uitleg van een droom niet zeggen, tenzij ik precies, door een visioen, zie wat de droom was. En velen van u weten dat u mij uw droom hebt verteld en zelfs niet alles ervan vertelde. En wanneer ik de droom naar mij zag terugkomen, keerde ik me om en vertelde u dat er veel was wat u eruit weggelaten had, waarna ik u vertelde wat u weggelaten had. U weet dat dit juist is. Als dat juist is, zeg dan: "Amen." [Velen zeggen: "Amen."] De dingen die u mij niet vertelde. Daarom, ziet u, als de... Zoals Nebukadnezar zei: "Als u mij niet kunt vertellen wat ik droomde, hoe zou ik dan weten dat u de uitleg ervan kreeg?"
77 Maar we moeten al deze indrukken niet nemen en "Zo spreekt de Here" zeggen. Dat moeten we niet doen. We moeten een rechtstreekse stem hebben, een antwoord van God, voordat we kunnen zeggen dat het God is. Niet een indruk, geen sensatie, ongeacht hoe gestimuleerd we ons voelen.
U zou kunnen zeggen: "Ik geloof dat het zus en zo zou kunnen zijn."
78 Maar als u "ZO SPREEKT DE HERE" zegt, bent u het niet. Let erop, op het podium. Hebt u het ooit zien falen? "ZO SPREEKT DE HERE" is volmaakt. Het heeft nooit gefaald. En zolang het "ZO SPREEKT DE HERE" is, kan het niet falen.
79 Maar, tot dusverre heeft Hij mij beschermd, omdat ik op Hem heb gewacht. Ik heb niet geprobeerd populariteit te zoeken, of ijdele eer van mensen. Ik heb mijn best gedaan nederig te leven, en het soort leven te leven dat ik denk dat een Christen zou moeten leven. En ik ben niet in staat geweest dat vanuit mijzelf te doen, maar Hij heeft het gedaan tot op deze dag. Zoals ik zeg, is Hij Degene Die mij heeft geleid.
80 Vele dingen zouden op deze manier gezegd kunnen worden, maar het zou teveel tijd in beslag nemen. Maar u bent zich allen van deze dingen bewust. En de enige reden waarom ik u "Amen" liet zeggen een poosje geleden – u mensen die mij dromen hebt verteld en dat ik u dan kwam vertellen wat u had weggelaten – is omdat deze Boodschap wordt opgenomen op geluidsband. Mensen uit alle naties zullen dit horen, en wanneer zij dat "Amen" horen, dan weten zij dat er daar stemmen zijn die onder deze bediening hebben gezeten die beter weten dan iets verkeerd te doen, of "Amen" te zeggen op iets wat verkeerd is. Amen betekent 'Zo zij het'. Het is datgene bekrachtigen.
81 Nu, heel mijn leven, vanaf dat ik een kleine jongen was, is er iets geweest wat mij zorgen heeft gebaard. En ik heb een heel vreemd leven gehad, moeilijk te begrijpen. Zelfs mijn vrouw krabt zich op haar hoofd en zegt: "Bill, ik geloof niet dat er iemand is die jou kan begrijpen."
82 En ik zei: "Ik begrijp mezelf niet", omdat ik me vele jaren geleden onderworpen heb, mijzelf aan Christus heb toevertrouwd. Hij is het Die leidt. Ik probeer niet om het te begrijpen. Ik ga gewoon waar Hij heen leidt, naar mijn beste weten.
83 Ik ben dankbaar voor een wonderbare vrouw en kinderen, en voor mijn vrouw en kinderen die het vertrouwen hebben dat ik hun niets verkeerds zal vertellen. Dat zij geloven. Elke keer dat je hun iets vertelt, houden ze zich er precies aan. Ze weten dat ik hun geen enkel ding verkeerd zou vertellen.
84 En zou ik dan een van Gods kinderen iets verkeerds vertellen? Niet opzettelijk, o nee. God wil dat Zijn kinderen de juiste soort training krijgen. Wees eerlijk met hen, waarachtig met hen, en Hij zal het zegenen, geloof ik.
85 Nu, gedurende mijn hele levensreis zijn er dingen gebeurd die ik niet kon begrijpen. En een van de dingen die ik niet kon begrijpen, was toen ik een kleine jongen was en die visioenen tot me kwamen. Ik zag ze dan en vertelde mijn ouders de dingen die zouden gaan gebeuren. Ze dachten dat ik alleen wat zenuwachtig was. Maar het vreemde van de zaak was, dat het precies gebeurde op de wijze dat het werd gezegd.
U zegt: "Was dat vóór uw bekering?" Ja.
86 "Gaven en roepingen zijn onberouwelijk", zegt de Bijbel. U wordt in deze wereld geboren voor een of ander doel. U krijgt niet... Uw bekering brengt geen gaven; ze zijn voorbestemd voor u.
87 Nu, tijdens mijn leven, en toen ik een kleine jongen was, was mijn verlangen... ik was niet tevreden met het land waarin ik woonde. Ik verlangde er op de een of andere manier naar om naar het westen te gaan.
88 En ik werd geopereerd toen ik als kleine jongen werd neergeschoten. En toen ik uit de eerste verdoving bijkwam, dacht ik dat ik gemarteld werd terwijl ik naar beneden ging. De ether had me bewusteloos gemaakt. En ik was acht uur lang bewusteloos geweest, geloof ik. Ze maakten zich er zorgen over hoe ze me weer bij bewustzijn moesten krijgen. Ze hadden een zware operatie uitgevoerd zonder penicilline. Ik bloedde. Mijn beide benen waren er bijna afgeschoten met een jachtgeweer. Een vriendje liet zijn geweer afgaan.
89 En ongeveer zeven maanden later kreeg ik weer een verdoving, en toen ik uit die verdoving bijkwam, dacht ik dat ik buiten op de prairies van het westen stond. En er was een groot gouden kruis in de lucht en de heerlijkheid van God straalde ervan af. En ik stond daar zoals dit.
90 Terwijl het Licht dat u op de foto ziet vanavond – dat door wetenschappelijk onderzoek bewezen is een bovennatuurlijk Wezen te zijn – wat mij betreft is dat hetzelfde Licht dat Paulus neerwierp. Het was hetzelfde Licht dat 's nachts de kinderen Israëls leidde. Hebt u deze Engel hier bemerkt? "Hij was gekleed in een Wolk." Ziet u, "overdag was Hij een Wolk." Nu, datzelfde Licht...
91 De mensen die het niet begrepen, dachten eerst dat het verkeerd was, dat ik dat gewoon maar zei. Maar de Heilige Geest bleek de wetenschappelijke instrumenten en de mensen daar te verbergen als een betuiging, en ze namen er verschillende keren de foto van.
92 Ik zei: "Ik zie een persoon overschaduwd ten dode", met een zwarte schaduw over hen heen. Een paar weken geleden was ik in een stad. En wanneer we prediken, wordt er van u verwacht dat u geen foto's neemt, terwijl er wordt gepredikt. En toen... Het was eveneens zo toen díe werd genomen, maar iemand had een fototoestel. En ik zei tegen een dame die daar in de zaal zat, een onbekende (ik was in Southern Pines), ik zei: "Er hangt een schaduw over deze mevrouw Zus-en-zo (een dame die ik nooit in mijn leven had gezien). U kwam juist bij de dokter vandaan, en u heeft twee kankergezwellen, één aan elke borst, en u bent opgegeven. U wordt ten dode overschaduwd door een zwarte kap."
93 En Iets sprak tot een zuster die daar zat met een fototoestel met flitser, zei: "Neem de foto." En ze wilde het niet. Weer: "Neem de foto!" En ze aarzelde nog. En toen kwam het opnieuw, en ze greep het toestel en nam de foto. En daar is het, wetenschappelijk. Hij hangt op het mededelingenbord: een schaduw als een zwarte kap.
94 Daarna, toen de vrouw geloofde en er gebeden was, werd er onmiddellijk daarna nog een foto genomen: helder. Ik zei: "De schaduw is verdwenen." Zie? De dame leeft door de genade van God.
95 Ziet u wat ik bedoel? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Als u de waarheid zult zeggen, mag u misschien een poosje uitgelachen worden, u mag een tijdje verkeerd begrepen worden, maar God zal dat bewijzen, dat het de waarheid is, als u er maar aan zult vasthouden. Zie? Houd gewoon vol. Het mag misschien jaren duren, zoals bij Abraham en anderen, maar Hij zal het altijd tot waarheid laten komen.
96 Toen die Engel daar... En ik veronderstel, afgezien van mijn vrouw, dat er hier vanavond mensen zijn die er dertig jaar geleden dichtbij stonden toen dat neerkwam... Is er hier iemand onder de toehoorders nu, die er bij was toen de Engel van de Here de eerste keer voor de mensen neerdaalde boven de rivier? Steek uw hand op. Ja, daar zijn ze. Zie? Nu, ik zie mevrouw Wilson haar hand opsteken. Zij stond daar. Mijn vrouw daar, zij was er. En ik weet niet wie de overige zijn die hier op de oever stonden, voor vele, vele mensen toen ik aan het dopen was om 2 uur in de middag.
97 En hier kwam Hij regelrecht uit een koperen hemel, waaruit wekenlang geen regen was gevallen, met een donderend geluid, en zei: "Zoals Johannes de Doper werd gezonden om de eerste komst van Christus vooraf te gaan, bent u gezonden met een Boodschap om de tweede komst van Christus vooraf te gaan."
98 Veel mannen, van de zakenlieden van de stad, stonden op de oever en vroegen mij wat Het betekende. Ik zei: "Dat was niet voor mij, Het is voor u. Ik geloof." Uh-huh. Verder ging Het. En toen die Engel wegging, als u het zich herinnert, ging Hij westwaarts toen Hij opvoer, er rechtstreeks uit naar boven, over de bovenkant van de brug, en ging naar het westen.
99 Later ontmoette ik een sterrenkundige, wat een magiër is. Zij vertelde mij van een constellatie van sterren die in een bepaalde constellatie bij elkaar waren gekomen.
100 Zoals destijds de wijzen in Babylon deze drie sterren daar in een constellatie zagen in de richting van Palestina. U hebt het mij vele keren horen vertellen. Weet u dat het deze afgelopen paar weken bewezen is dat het de waarheid is? Broeder Sothmann, waar u ook bent, hebt u die krant bij u vanavond? Het staat in de krant op een pagina van een zondagsblad van 9 december. Want een verslaggever ging daarheen, en ze groeven al deze dingen op. En men heeft bewezen dat we nu eigenlijk leven... dat dit jaar dat komt 1970 is. Men vond zeven jaar verschil in tijd door het opgraven van stenen, en ze bewezen dat het verkeerd is. Het is later dan u denkt! Ik heb broeder Fred nog niet gezien. Broeder Sothmann, bent u hier? Hebt u de krant bij u, broeder Sothmann? U hebt hem. Hij heeft de krant. Misschien zal ik het u morgenavond laten voorlezen. We hebben vanavond geen tijd. Zodat u het kunt zien.
101 En let er op, het is precies zo. Die magiërs, Joodse wijzen daar in Babylon, die de sterren bestudeerden, zagen die sterren samenvallen in hun constellatie. En toen hij dat zag, wisten ze dat de Messias op aarde was. Daar kwamen ze Jeruzalem binnen, zingend. Een reis van twee jaar! "Waar is Hij, Die als Koning der Joden geboren is?" Straat in, straat uit gingen ze. En, wel, Is-...
Israël lachte om hen. "Wat een stelletje fanatiekelingen!" Zij hebben er nooit iets over geweten, maar de Messias was op aarde. En nu, u kent de rest van de geschiedenis, wat ze zeiden.
Nu, we zullen dat morgenavond lezen.
102 Nu, ik kom hierop terug, dat de visioenen niet falen, omdat ze van God zijn. En gedurende de hele reis is er iets geweest dat me trok, dat aan mij trok.
103 Destijds, toen die magiër me deze dingen vertelde, toen ik nog maar een jongen was, jachtopziener... (of, ik geloof dat het daarvóór was), over deze dingen. En het maakte me bevreesd, omdat ik bang was voor wat magiërs zijn. Maar later ontdekte ik dat de magiërs van de Bijbel gelijk hadden, omdat God het in de hemel verkondigt voordat Hij het op aarde verkondigt. Zij letten op die hemellichamen.
104 "God ziet niet de persoon aan, van geen enkele nationaliteit", zei Petrus. Nu, "maar degenen die Hem onder alle volkeren vrezen, die aanvaardt God." [Leeg gedeelte op de band – Vert]
105 En dan vinden we... Ik probeerde de gedachte op te geven. Maar, o, het zou uren in beslag nemen om er op in te gaan hoe het voortdurend die kant op bewoog; die kant opging. Maar ik was er bevreesd voor.
106 Deze magiër had tegen mij gezegd: "U zult nooit voorspoedig zijn in het oosten." Zei: "U werd geboren onder een teken." En zei: "U... Dat teken, die constellatie, toen ze elkaar kruisten, daarboven heel ver weg, op de dag van uw geboorte, toen bevonden ze zich westwaarts. En u moet westwaarts gaan."
Ik zei: "Vergeet het."
107 Ik wilde er niets mee te maken hebben. Maar in de loop van de tijd echter, ging dat steeds maar niet weg uit mijn hart.
108 Toen ik daarginds was die avond vanwege deze visioenen... Ik kon ze niet begrijpen. Mijn Baptisten-broeders vertelden me dat het van de duivel was. Toen echter die Engel verscheen, plaatste Hij het volkomen in de Schrift en zei: "Zoals het toen was!"
109 Terwijl de priesters niet beter wisten dan te redetwisten over dingen zoals welk soort mantels ze behoorden te dragen, welke kleding en zo, en ze over hun meningsverschillen redetwistten, volgden de wijzen de ster naar Christus.
110 Terwijl de predikers zeiden dat Jezus een oplichter was, een Beëlzebul, verhief zich een duivel die zei: "Wij weten wie Gij zijt: de Heilige Gods. Waarom zijt Gij gekomen om ons voor de tijd te pijnigen?"
111 Toen Paulus en Silas langskwamen om het Evangelie te prediken, zat er een kleine waarzegster op straat. En de predikers van dat land zeiden: "Deze mannen zijn oplichters. Ze scheuren onze kerken uiteen, enzovoort, ze keren de wereld ondersteboven met hun bederf."
112 Maar wat gebeurde er? Die kleine magiër, die kleine waarzegster, zei: "Dezen zijn mannen Gods die ons de weg tot behoudenis boodschappen." En Paulus bestrafte die geest in haar. Hij had helemaal geen hulp nodig om te getuigen wie hij was.
113 Jezus zei altijd tegen hen om zich rustig te houden. Maar het laat u zien, dat duivels soms meer weten over de dingen van God dan predikers. Zij zijn zo kerkelijk gebonden geworden. Dat was in de Bijbel zo, en God verandert niet.
114 Eens, vijf jaar geleden, kwam ik bij broeder Norman vandaan; ik reed de weg langs. En ik had daarginds net een samenkomst gehad, en de Here God verscheen aan mij in een visioen. Ik bevond mij voor het hek bij mijn huis hier. En het scheen slecht weer te zijn.
115 Velen van u zullen zich het visioen herinneren. Het staat geschreven in mijn boek over visioenen. Ik schrijf ze op, zodat ik er zeker van zal zijn dat ik ze niet vergeet.
116 En in dit visioen dat ik zag, was er iets dat door de straat was gekomen, en er lagen overal stenen over mijn erf. En er waren door de hele straat heen grote wegenbouwmachines bezig, en er waren bomen omgehakt en gerooid. En ik begon het hek in te rijden, en hij was helemaal versperd door stenen. Ik stapte uit, om tegen de man te zeggen: "Waar is dit voor?"
En hij werd erg vijandig, duwde me achteruit, en zei: "Zo gaat dat met jullie, predikers!"
117 Ik zei: "Ik vraag u alleen maar: 'Waarom doet u dit?' U komt hier aan mijn kant van de straat. Waarom hebt u dit gedaan?" En hij wilde me bijna slaan en duwde me terug.
118 En ik dacht: "Ik zal hem gewoon even zeggen dat hij niet weet waar hij het over heeft."
119 En een stem sprak en zei: "Doe dat niet, u bent een prediker."
En ik zei: "Heel goed."
120 En ik draaide me om en zag rechts van mij voor het hek een oude prairie-huifkar staan. U weet wat dat is: een overdekte wagen met paarden ervoor gespannen. En naast de plaats van de voorman zat mijn vrouw. Ik keek achterom, en mijn kinderen zaten daar achterin. Ik klom op de kar en ik zei tegen mijn vrouw: "Lieveling, ik heb alles verdragen wat ik maar kan." Ik nam de teugels, zette het voorste paard aan, en begon in de richting van het westen te rijden.
121 En een stem sprak tot mij: "Wanneer dit komt te geschieden, ga dan westwaarts."
122 Broeder Woods, de aannemer hier in onze gemeente en beheerder... Hoe velen herinneren zich nu het visioen, herinneren zich dat ik het u vertelde? Zeker. Het staat geschreven op papier. En ik zei tegen broeder Woods... Hij kocht van de kerk dit stuk grond hier tussenin om daar een stenen huis te bouwen. Ik zei: "Doe dat niet, broeder Woods, want ze zullen u er nooit uw geld voor teruggeven. Misschien kan het zijn..." Dat was jaren terug, vijf jaar geleden. Ik zei: "Ze zullen misschien die brug hier dwars doorheen bouwen, die stenen waren waarschijnlijk mijn fundament dat was opgeblazen, en mijn paden en zo, die daar buiten lagen." In plaats van stenen waren het betonblokken. "En dan zullen ze dat hier plaatsen, omdat ze in de krant zeiden dat ze dat van plan waren." Wel, hij bouwde het niet. Tenslotte besloot men ongeveer een jaar of twee later dat ze hem langs deze kant zouden doortrekken. Dat maakte het dus vast, daarom vergat ik het gewoon en liet het gaan.
123 Nu, de vreemde zaak gebeurde ongeveer een jaar geleden. Ik had op een avond diensten ginds bij broeder Junior Jackson. Hij zit hier, een Methodisten-voorganger die de Heilige Geest heeft ontvangen en werd gedoopt in de Naam van Jezus Christus, en herder is van een van onze zustergemeenten.
124 Gewoon om u te tonen hoe God handelt met deze mensen; ik zeg dit met mijn hele hart. Er is mij geen enkele samenkomst bekend in de hele wereld, geen enkele samenkomst, waarvan ik geloof dat de Geest van God meer tegenwoordig is dan in deze samenkomst. Ze hebben hun geschilpunten. Ze zijn zeker niet op het punt waar ze behoorden te zijn, geen van ons, maar ze zijn er dichterbij dan wie anders ook die ik ken.
Ik zal het u tonen, wetende wat er ging gebeuren.
125 Broeder Jackson droomde een droom. Hij kon er niet van loskomen. Ik liep zijn kerkgebouw uit en hij kon het gewoon niet verdragen.
126 Hoelang is dat geleden, broeder Jackson? [Broeder Jackson zegt: "Ik had de droom in februari '61, broeder Branham." – Vert] In februari '61 had hij de droom.
127 En hij kwam naar me toe en hij zei: "Ik heb iets op mijn hart wat ik u moet vertellen, broeder Branham."
Ik zei: "Ga uw gang, broeder Jackson."
128 En hij zei: "Ik droomde een droom." En daar was het! Ik bleef gewoon stil zitten, en ik luisterde en lette op. Hij zei: "Ik droomde dat er een hele grote heuvel was, zoals buiten in een veld waar blauw-gras [Poa-gras – Vert] of zoiets groeide." En hij zei: "Bovenop de top van deze heuvel, waar het water de grond had weggespoeld, was er een topsteen bovenop de heuvel zoals een bergpiek. Het was steen, geen gras. En waar het water naar beneden was gespoeld, had het een of ander soort schrift op deze stenen ingegrift en u stond daar dit schrift op deze stenen uit te leggen." En hij zei: "Wij allemaal..." (en hier is de manier waarop hij het stelde), "de broeders uit Georgia en overal vandaan, we stonden allemaal bij elkaar te luisteren hoe u dat geheimzinnige schrift op die steen, die berg, uitlegde."
129 En hij zei: "Toen pakte u iets op, als uit de lucht vandaan, iets als een breekijzer, of een koevoet." Was het niet zo, broeder? "Iets dergelijks, een breekijzer, heel scherp." En hij zei: "Hoe u het deed, weet ik niet." En zei: "U sloeg tegen de top van die berg, scheurde hem rondom, en lichtte de top ervan af. Het was in de vorm van een piramide. En u scheurde de top ervan af." Nu dat was maanden en maanden en maanden voordat de piramide-boodschap werd gepredikt. En hij zei: "Daaronder was witte steen, graniet. En u zei: 'De zon, of het licht, heeft hier nooit eerder op geschenen. Kijk hiernaar. Let hierop.'"
130 En dat is juist, omdat bij de vorming van de wereld... de wereld werd geformeerd voordat er licht was. We weten dat allemaal. De Geest Gods zweefde over de wateren. En toen, in den beginne, sprak Hij dat er licht zou zijn. En natuurlijk was daaronder, in het tijdperk van de formatie, dat licht nooit op die steen gekomen.
131 En hij zei: "'Kijk hiernaar. Nooit eerder is hier licht op gevallen.'" En toen ze allemaal boven kwamen, zei ik hun daar naar te kijken, en ze kwamen allemaal om er naar te zien.
132 Maar hij zei, terwijl zij er naar keken, dat hij uit zijn ooghoek keek (ik geloof dat het zo was) en op mij lette. Ik glipte weg naar één kant, en begon naar het westen te gaan in de richting van de ondergaande zon; heuvel op, heuvel af, heuvel op, heuvel af, kleiner en kleiner wordend, tot ik helemaal uit het gezicht verdwenen was.
133 En hij zei, dat toen ik dat deed... Hij zei: "Toen draaiden de broeders zich na een poosje om, en zeiden: 'Is hij verdwenen? Waar is hij heengegaan?'" En hij zei: "Sommigen gingen weg naar die kant, sommigen gingen de ene, en sommigen de andere kant op." Er bleven er maar een paar om te kijken naar wat ik hun verteld had.
134 Let nu op de uitlegging van de droom. Hoewel ik hem nooit één ding vertelde, en aan geen van de anderen vertelde ik iets, aan niemand. Maar ik zei: "Ja", en mijn hart bonsde. Ik lette op. Nu, het geheimzinnige schrift... Wacht, ik zal het even laten liggen.
135 Niet lang geleden had broeder Beeler... Broeder Beeler is gewoonlijk bij ons. Bent u hier, broeder Beeler? Ja, hier. Billy zei: "Broeder Beeler is helemaal opgewonden. Hij had een vreemde droom."
136 Ik ging naar broeder Beeler toe, en hij zei... daar bij hem thuis, toen ik op een avond enkele telefoonoproepen afhandelde. En hij zei: "Broeder Branham, ik had een vreemde droom." Zei: "Ik droomde dat ik een waterstroom afging in westelijke richting. En er was een weg aan de linkerkant. En ik bevond mij aan de linkerkant, westwaarts gaande op de weg, en het leek erop dat ik op zoek was naar vee. En aan de rechterkant, terwijl ik daar was aangekomen, merkte ik u toevallig op. En u was bezig een grote kudde vee bijeen te drijven, en er was daar een overvloed aan voedsel." En hij zei: "Toen nam u dat vee en begon ze terug te drijven naar de rivier." En blijkbaar moet ik naar hem geknikt hebben om op dat vee te letten. En hij zei: "Nu, het zal gemakkelijk zijn voor dat vee, ik weet dat ze de weg van de minste weerstand zullen volgen, maar broeder Branham wil dat ze aan de rechterkant van de rivier blijven. Dus zal ik teruggaan deze weg op en ze er van weerhouden de rivier over te steken naar deze zijde, en ze aan die kant houden." Maar hij merkte op dat ik het vee nooit volgde, maar doorging naar het westen. Hij zei: "Hij is zeker op zoek naar afgedwaalde dieren."
137 Hij had de droom nog niet verteld, of ik zag hem. En toen, let op, zei hij, dat hij een beetje nieuwsgierig werd wat mij aangaat, dus ging hij terug om te kijken. En hij zei dat ik bij een massieve berg kwam, en dat ik plotseling verdween. Hij vroeg zich af wat er fout was. Hij ging erheen, en toen had hij een klein stroompje aan zijn kant dat zich naar links afsplitste. Ik geloof dat dit juist is, broeder Beeler. Ja. En hij merkte dat er aan mijn kant een verschrikkelijke waterval was. En toen dacht hij dat ik in die waterval kon zijn terechtgekomen en was omgekomen. Toen bemerkte hij, terwijl hij rondkeek, wat de uitwerking van die waterval was die op deze manier naar beneden was gekomen, en veroorzaakte dat er een artesische bron omhoog spoot, maar het water ging niet terug de grond in. Hij keek over de kleine zijarm heen, of de kleine stroom, en hij zag een paar kleine dieren met ronde oren. En hij zei: "Ik geloof dat ik er een zal nemen." En hij stak over.
138 Toen begon hij aan mij te denken. En hij klom op een kleine terreinverhoging om een overzicht te hebben om te zien of er een klein smal richeltje was, weet u, waarover ik er omheen had kunnen lopen. Maar hij zei: "Er was niets." En hij werd bezorgd. Hij zei: "Wat is er met onze broeder gebeurd? Ik vraag me af wat er met broeder Branham is gebeurd?" En toen hij bevreesd werd, zei hij dat hij me hoorde spreken. En ik stond op de top van een berg en vertelde broeder Beeler een uitleg van een droom die ik hem niet lang geleden had gegeven, en ik vertelde hem op de Here te wachten; dat ik hem op een dag op een eiland zou ontmoeten. En daar was hij.
139 Nu, de uitleg van die droom is dit. Dat de stroom groot was, betekent dat het de stroom des levens was. Ik ging daarop naar het westen, en hij ook. Want hij liep op een weg, hij werd smaller... hij liep deze weg af. En aan de andere kant was een heleboel gras, maar ook veel dicht struikgewas, wilde rozen en wildernis; maar daartussen was veel gras. En dat is de wijze waarop wij zoeken naar de Here, en het Voedsel van de Here, door moeilijkheden heen. Het vee bijeen drijven: dat was deze gemeente, ik hield ze aan die kant. Vee zal in werkelijkheid de weg van de minste weerstand opgaan, de denominatie, als ze kunnen, waarbij de weg de denominatie voorstelde. Ik liet hem naar de weg terugkeren om er op toe te zien dat ze niet naar enige denominatie gingen.
140 In zoverre dat hij een muur zag die volkomen onmogelijk was te passeren, die mij ervan weerhield om naar het westen te gaan, was die belastingzaak met de overheid. Niemand kan begrijpen hoe ik er ooit uitgekomen ben. Het was een muur die me de weg versperde, maar de Here bracht me er doorheen, en zo kwam ik erover heen. Ik zal u ontmoeten, broeder Beeler, op het eiland.
141 Dus nu, toen onmiddellijk daarna had broeder Roy Roberson... Broeder Roy, ben je hier vanavond? Ja, ik geloof... Wat? [Een broeder zegt: "Aan de zijkant." – Vert] Aan de zijkant. Hij belde me op, en hij had een droom. En hij droomde dat we vee aan het bijeen drijven waren. (Nu, dat is de derde droom.) Vee bijeen drijvend. Het gras stond er tot aan je middel; een overvloed aan voedsel. Wij broeders waren allemaal bijeen. En we kwamen naar een gebouw voor het middageten, en broeder Fred Sothmann stond op en zei: "Elia, de grote profeet, zal hier vandaag op het middaguur spreken." En toen we allen gegeten hadden, ging iedereen weg, en hij verwonderde zich erover waarom ze niet wachtten om te horen wat er gesproken zou worden.
142 Nu, ziet u hoe dat precies past met broeder Jackson! Zie, dit komt zuiver, zuiver overeen met wat broeder Beeler zei! Niemand wachtte om het uit te vinden.
143 Let op, onmiddellijk daarna... Zuster Collins, bent u hier? Zuster Collins droomde een droom dat ze hier in de gemeente was, en er zou dadelijk een huwelijk voltrokken worden. En toen ze daar was, zag ze de bruidegom binnenkomen, volmaakt, maar de bruid zag er niet erg volmaakt uit, maar toch was het de bruid. Nu, dat is de gemeente. En er was hier iets aan de gang als een avondmaal of een dienst, alsof er een maaltijd klaar stond. En het greep haar een beetje aan dat broeder Neville een diner opdiende in de kerk, maar ze zei dat het het beste voedsel was dat ze ooit had gezien. Ze had zo'n honger. Maar ze dacht dat hij misschien – in de droom – dat hij dat niet behoorde op te dienen, en zij en broeder Willard wilden naar het Ranch House gaan om te eten. En toen ze dat deden, ging het licht uit aan de rechterkant. Nu, u weet wat dat betekent.
144 Nu, het voedsel. De bruid is niet volmaakt, maar de Bruidegom is volmaakt. De bruid is nog niet volmaakt, maar het Voedsel dat werd gegeven, was geen letterlijk voedsel, maar het is het geestelijke Voedsel dat u heel de tijd hebt gehad.
Laat me hier even stoppen bij die vierde droom.
145 Herinnert u zich niet, broeder Fred Sothmann en broeder Banks Wood, dat toen we ginds in Arizona waren verleden jaar, op jacht op javalina-zwijnen, dat de Here sprak? Weet u de dingen niet meer die Hij volmaakt deed; dat Hij toonde wat er zou geschieden naarmate we de weg verder gingen? Als dat juist is, u twee broeders, zeg dan: "Amen." [De twee broeders zeggen: "Amen." – Vert] Het faalt nooit.
146 En ik zag op een dag terwijl we aan het rijden waren een visioen, er kwam een visioen van de Here tot mij, en ik maakte me in die tijd gereed, om wanneer ik weer thuis was, overzee te gaan. En toen ik overzee ging, wel, zag ik op het schip... of op de oever van een zee, waar de schepen uitvoeren, dat daar een kleine, gedrongen, man stond. En hij zei: "Ik heb een boot voor u gereed gemaakt, broeder Branham." En het was een hele kleine kano, ongeveer dertig centimeter lang, maar hij was sneeuwwit. En hij zei tegen mij: "Deze is voor u, om over te steken."
"O," zei ik, "die... die voldoet niet."
147 Hij zei: "Hij zal vijfenzestig kilometer per uur gaan, zo heen en weer." Dat wil zeggen heen en weer langs de oever.
148 "Maar", zei ik, "hij zal me niet naar de overkant brengen." En toen keek hij naar beneden en zei: "Ga zoals zij gaan." En ik keek, en daar waren broeder Fred Sothmann en broeder Banks Woods die in een groen geverfde kano zaten, met achterin wat kampeeruitrusting. Broeder Banks met zo'n opgekrulde hoed; broeder Fred met de zijne van voren opgeslagen en samengevouwen. En hij zei: "Ga zoals zij."
Ik zei: "Nee, dat doe ik niet."
149 En deze man sprak tot hen. De kleine man zei: "Bent u schippers?"
Broeder Banks antwoordde: "Ja." Broeder Fred antwoordde: "Ja."
150 Maar ik zei: "Ze zijn het niet. Ik ben een schipper, en ik weet dat ik niet voor zoiets zal gaan, en ik ben er zeker van dat ik niet op die manier zou gaan."
Hij zei: "Wilt u niet met hen meegaan?"
Ik zei: "Nee, nee."
151 Wel, ik draaide me om, en toen ik dat deed, bleek dat de kleine man bij de haven mijn goede broeder, broeder Arganbright, was.
152 En in dit visioen liep ik terug, en daar stond een klein langwerpig gebouw. En toen sprak een stem tegen mij. (En u herinnert zich dit allemaal, of velen van u.) Een stem sprak tot mij: "Breng voedsel naar binnen. Sla het op. De enige manier om hen hier te houden, is om ze voedsel te geven." En ik bracht het naar binnen... liet hele grote kratten vol met de prachtigste wortelen en de prachtigste groenten en zo, die ik ooit had gezien, naar binnen brengen. Herinnert u zich het visioen nu? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
153 Nu, en ik heb u later verteld wat de uitleg was. Er werd van mij verwacht dat ik met broeder Arganbright naar Zürich in Zwitserland zou gaan voor een samenkomst van vijf avonden. Ik vertelde de broeders voordat het gebeurde: "Ik zal niet gaan." En ik was daarginds met broeder Welch Evans toen de uitleg kwam.
154 Het was geloof ik op een avond dat broeder Welch me kwam halen (we gingen op een vistocht), en hij zei dat broeder Arganbright me had opgebeld. Ik zei: "Goed, hier is het. Ze zullen me afzeggen." En dikwijls...
155 Het ligt niet aan broeder Miner, hij is een van de fijnste vrienden. Maar soms, als ze slechts... Als ze vermoeden dat je iets zult prediken dat tegen hun leer is, dan zeggen ze dat je zult komen alleen maar om je vrienden daar te krijgen. En ze zeiden...
156 Broeder Arganbright belde me op en zei: "Broeder Branham," (precies wat de Geest zei) "komt u, en neem uw vrouw mee, omdat u niet erg veel zult hoeven te prediken, want ik geloof dat ze u maar voor één avond nemen." En hij zei: "Misschien hoeft u die ene avond ook niet te prediken."
En ik zei: "Nee."
157 "Wel," zei hij, "komt u met uw vrouw, komt u allemaal mee, zie, en als u komt, zal ik u meenemen op een rondreis. O, mijn vrouw, uw vrouw, en zij allen, zullen Zwitserland doorgaan en verder door naar Palestina."
Ik zei: "Nee."
158 Ik had de uitleg. Ik zei tegen broeder Welch, of broeder Fred en de anderen: "Ik zal het jullie morgenochtend vertellen, maar eerst moet mijn vrouw iets zeggen." En toen ik haar opbelde, weigerde ze om te gaan. Ik zei: "Hier is het." Zie?
159 Nu, die kleine witte boot was die ene samenkomst. Het is in orde om hier aan de oever ergens heen te gaan voor één samenkomst; maar het is niet genoeg (hoewel ze wit was en goed) om me overzee te roepen.
160 Broeder Fred en de broeder daar vertegenwoordigd in het visioen, stelden voor: "Ga als toerist; voor uw genoegen." Maar ik gaf er niet om, om dat te doen. En hen te weigeren als schippers, betekende dat zij geen predikers waren. Maar ik was wel een prediker.
161 En dan het voedsel in dat kleine, lange gebouw. Ik ging niet overzee; ik keerde terug naar dit kleine gebouw, en we maakten tientallen banden over de piramide en zo verder, om de mensen het uur te tonen waarin we leven.
162 Nu, vergelijk dat zelfs met de andere, de dromen. Dit was een visioen. Het Voedsel; hier is Het. Dit is de plaats.
163 Let er dan op wat er vervolgens plaatsvond. Toen, onmiddellijk nadat dit vierde visioen kwam, of de vierde droom die mij werd verteld, kwam er ene broeder Parnell. Hij is hier ergens; hierzo. En Billy was hier niet, en de man was vreselijk opgewonden. Hij komt uit Bloomington, geloof ik, of Bedford? [Een broeder zegt: "Lafayette." – Vert] Lafayette, waar hij samenkomsten hield. En hij had een droom, en hij kwam naar broeder Woods toe. En hij zei: "Ik kan dit gewoon niet naast me neerleggen. Ik moet het vertellen, moet het aan broeder Branham vertellen. Het maakt me bezorgd."
164 En God weet dat er niet één droom tussendoor kwam. Ze kwamen gewoon: een, twee, drie, vier, vijf, zes.
165 Broeder Parnell zei: "Ik had een vreemde droom. Ik droomde dat ik daarginds een samenkomst zou houden. En op de een of andere manier was er hier een samenkomst in wat een nieuwe kerk leek." En hij zei: "Deze nieuwe kerk..." hoe het er op neerkwam dat hij zich afvroeg waarom er geen samenwerking was tussen de twee, of iets dergelijks. En hij zei dat hij hier stond en dacht: "Wel, ik ben hier nu toch, ik zal gewoon wachten, en ik zal de dienst bijwonen." Zei: "Er kwam een man door het gebouw aan met een bruin pak aan en een boek. Ik denk dat hij aan het schrijven was." En hij vertelde broeder Parnell, zei: "Dit is een besloten bijeenkomst. Het is alleen voor diakenen en oudsten." Wel, hij voelde zich een beetje gepasseerd. Dus liep hij de deur van de nieuw gebouwde kerk uit, de kerk die was opgericht, of deze die was hersteld, herbouwd. En toen hij naar buiten ging, sneeuwde het, was het slecht weer, wintertijd.
En geen van deze mensen wist hier ook maar iets vanaf.
166 En toen hij de deur uitging, stond ik daar, kijkend naar het westen. Ik zei: "Voelt u zich niet gepasseerd, broeder Parnell. Ik zal u leiden naar wat u moet doen."
167 En broeder Parnell, en wie van de anderen ook, weten dat ik hun nooit enige uitleg heb verteld. Het gebeurt nu op dit moment, hoewel ik het toch zag toen ze het uitspraken. Hebt u gemerkt hoe snel ik daar weg was, broeder Parnell, om te vermijden dat ik het u moest vertellen? Ik ging door en heb nooit iets tegen broeder Woods of wie anders ook gezegd; tegen niemand. Liet het gewoon liggen, omdat ik wilde zien waar het heen leidde. Hebt u me niet onlangs horen zeggen: "Ik ben bezorgd"? Dat was daarover.
168 Daarna zei broeder Parnell dat ik tegen hem zei: "Broeder Parnell, begin, en de eerste plaats waarbij u zult komen zal Zippora zijn." Zippora. Zippora, wat 'koppelteken' betekent, of 'stop' of zoiets. Ik zei: "Blijf daar niet. Ga dan naar het volgende, en u zult een oude vrouw vinden; en stop daar dan niet. Ga opnieuw verder, en u zult een zeer oude vrouw vinden; stop daar niet." En heel de tijd dat ik sprak, liepen we door de sneeuw. En ik zei: "Ga door totdat u mijn vrouw vindt, en wanneer u mijn vrouw vindt, stop daar!" En hij zei dat hij keek, en we waren uit de sneeuw vandaan in de woestijn. En ik was verdwenen. En hij keek achterom en hij zag zijn vrouw water uit een bron pompen, en de een of andere prediker trok aan haar om haar weg te trekken van de pomp. Ze keek naar hem. En toen werd hij wakker.
169 Hier is de uitleg van uw droom. (Ik zou het u die avond hebben kunnen vertellen, maar ik keerde me er vanaf.) Wat die Zippora betreft, en een oude vrouw, en nog een heel, heel oude vrouw, dat zijn kerken. Zie? En Zippora was in werkelijkheid de vrouw van Mozes; Zippora. En we merken op dat ik hem vertelde om niet bij hen te stoppen, ongeacht hoe oud ze waren; ze waren organisaties. Stop daar niet bij! Zij hebben hun tijd uitgediend. Maar toen hij kwam bij mijn vrouw, die mijn gemeente is tot wie Jezus Christus mij heeft gezonden in deze laatste dag: daar is het! "Stop daar!" En ik was in westelijke richting weggegaan.
170 Toen zuster Steffy. Ze is hier misschien niet, omdat ze in het ziekenhuis is geweest. Ik weet niet waar... Is zuster Steffy... Ja, hier is ze. Zuster Steffy kwam naar mijn huis om gebed voordat ze naar het ziekenhuis ging voor een operatie, opdat God haar zou helpen en haar zegenen. En dat heeft Hij zeker gedaan.
En ze zei: "Ik had een vreemde droom, broeder Branham."
Ik zei: "Ja?"
171 En ze zei: "Ik droomde dat ik in het westen was, en ik..." Dat is de zesde. En ze zei: "Ik droomde dat ik in het westen was, in een heuvelachtig gebied. En toen ik keek, terwijl ik op een heuvel stond, was daar een heel oude man met een lange witte baard, en het beetje haar dat hij had, was naar beneden langs zijn gezicht gegroeid. En hij had zoiets als een wit kledingstuk om zich gewikkeld, waartegen de wind blies." Ik denk dat het zo juist is, zuster Steffy. En ze zei: "Ik bleef dichterbij komen. Hij stond bovenop een berg naar het oosten te kijken." Ze zei: "Ik vroeg me af: 'Wie is deze oude man?'" En ze kwam dichter en dichterbij. En toen ze dichterbij was gekomen, herkende zij wie het was. Het was de onsterfelijke Elia, de profeet, die daar boven naar het oosten stond te kijken.
172 Ze zei: "Ik moet hem spreken!" Ze had een nood. En ze rende de heuvel op en viel daar neer om hem aan te spreken in de naam van Elia. En ze zei, dat toen ze sprak... Zij hoorde een stem zeggen: "Wat wilt u, zuster Steffy?" En dat was ik.
173 Uw droom werd daar precies vervuld, zuster Steffy. Want onmiddellijk daarna ben ik naar Louisville gegaan. Wat zij van node had, was het gebed. Zie? En ze kwam er goed doorheen in het ziekenhuis; en het teken dat ik naar het westen ging, kijkend naar het oosten, naar mijn kudde. Let op. Toen...
174 Ik ging naar Louisville. En toen ik terugkwam, stond ik op het punt mijn hek binnen te rijden, en daar waren palen in de grond geslagen binnen mijn hek. Meneer Goynes, van de dienst gemeentewerken hier, liep door de straat. Hij zei: "Billy, kom eens hier." Zei: "Je moet je hekken en zo verplaatsen; de muur, stenen muur, en hekken."
Ik zei: "Wel, in orde Bill." Ik zei: "Ik... dat zal ik doen. Wanneer?"
175 Hij zei: "Ik zal het je nog wel vertellen. Ik zal je laten weten wanneer." Ik zei... "Onmiddellijk na de eerste van het jaar zullen ze ermee beginnen."
Ik zei: "Goed."
176 Ik liep terug het huis in en mijn vrouw zei: "Ik moet onmiddellijk levensmiddelen gaan halen." En ik liep de straat door. En een jongen, Raymond King, die stadsingenieur is... Ik noemde hem altijd "Modder-oor", omdat, toen we kleine jongens waren en met elkaar zwommen, hij een jongen in het oor raakte met een klodder modder. En we noemden hem altijd "Modder-oor". Hij woont even verderop bij mij in de straat, ongeveer de tweede deur vanaf broeder Woods.
En dus zei ik: "Mud, kom eens even."
Hij antwoordde: "Goed Billy." En hij kwam naar me toe.
Ik vroeg: "Die paal die je erin sloeg?"
177 Hij zei: "Billy, ze zullen de hele zaak gaan weghalen;." Zei: "Al deze bomen, deze muurtjes, en al het andere moet verwijderd worden."
178 Ik zei: "Wel, de ingenieur zei me dat mijn eigendom tot het midden van de straat komt."
179 Hij zei: "Ja, maar ze gaan de weg verbreden. Ze zullen het hoe dan ook nemen." Hij zei: "Het mijne ook."
180 Ik zei: "Wel, broeder Woods is een metselaar, ik zal hem maar halen om het naar achteren te verplaatsen."
181 Hij zei: "Billy, begin er niet aan. Laat de aannemer dat doen. Dat is de pastorie, nietwaar?"
Ik antwoordde: "Jazeker."
Hij zei: "Laat hem het doen." Zei: "Je weet wat ik bedoel."
Ik zei: "Ja."
182 En ik keerde terug, en plotseling trof mij iets. [Broeder Branham knipt met zijn vinger – Vert] Ik ging naar huis, ging mijn studeerkamer in, pakte dat boek, en daar stond het. Het waren geen blokken beton, het waren stenen. Ik zei: "Meda, maak je klaar."
183 Zes achtereenvolgende dromen, en toen sloot het visioen het af. "Wanneer deze dingen komen te geschieden, keer westwaarts."
184 Ik belde op naar Tucson. Broeder Norman heeft een huis gevonden. Ik weet niet waar ik heenga. Ik weet niet wat ik moet doen. Ik ben gewoon in een... waar ik sta. Ik weet niet wat ik moet doen. Ik verlaat een huis waarvoor ik geen huur hoef te betalen. Mijn salaris is honderd dollar per week. En ik moet bijna honderd dollar per maand betalen voor een huis. Ik ben hier te midden van mijn broeders en zusters waar men mij liefheeft. En als ik ga, weet ik niet waarheen. Ik weet niet waarom. Ik kan u niet vertellen waarom. Maar er is slechts één ding wat ik weet, en dat is volgen wat Hij zegt dat ik moet doen. Ik weet niet welke kant ik op moet gaan, wat te doen. Dat is helemaal niet mijn...
185 Ik vermoed dat Abraham zich op die manier voelde toen Hij hem vertelde: "Ga heen, trek de rivier over." Hij wist niets anders te doen dan slechts tijdelijk te verblijven, zich af te scheiden. Ik wist niet wat ik moet doen.
186 Afgelopen zaterdagmorgen, gisteren een week geleden, zo omstreeks drie uur in de morgen, was ik opgestaan en had wat water gedronken, en trok de deken over Joseph heen in zijn kamer. En toen ging ik terug en ging liggen. Ik ging slapen. En toen ik ging slapen... Ik vertel deze kleine dromen en zo, zodat u de achtergrond zult begrijpen van wat ik op het punt sta te zeggen. Ik dekte Joseph toe, en ik ging weer terug om te slapen. En ik droomde een droom.
187 En ik droomde dat ik een man zag die werd verondersteld mijn vader te zijn, hoewel hij een hele grote man was. En ik zag een vrouw die werd verondersteld mijn moeder te zijn, alleen zag ze er niet uit als mijn moeder. En deze man was erg gemeen tegen zijn vrouw. En hij had een driekantige stok, waar hij dit hout had gekloofd. En dit maakte er een... U weet, wanneer u hout hakt op een hakblok, dan weet u dat het een driehoekige stok maakt. En elke keer als deze vrouw wilde gaan staan, greep hij haar gewoon bij de nek en sloeg haar op het hoofd, en sloeg haar neer. En dan lag ze te snikken en te huilen, en dan probeerde ze weer om overeind te komen. Hij stapte dan trots rond, met zijn borst vooruit; een hele grote kerel. En wanneer ze weer wilde opstaan, pakte hij haar bij de nek en nam deze driehoekige stok, beukte haar ermee op het hoofd en liet haar vallen. Liep achteruit en stak zijn borst vooruit alsof hij iets geweldigs had gedaan.
188 En ik stond dit op een afstandje aan te zien. Ik dacht: "Ik kan die man niet aan. Hij is te groot. En dan wordt hij verondersteld mijn papa te zijn. Maar hij is mijn papa niet." En ik zei: "Dat is geen manier, om die vrouw zo te behandelen." En ik begon me een beetje over hem op te winden. Toen, plotseling, verzamelde ik genoeg moed en ging ik op hem af, greep hem bij zijn kraag en draaide hem om. En ik zei: "U hebt het recht niet om haar te slaan." En toen ik dat zei, groeiden mijn spieren. Ik zag eruit als een reus. En de man keek naar die spieren, en toen werd hij bang voor mij. En ik zei: "Als je haar weer slaat, zal je met mij te maken krijgen." En hij aarzelde zo'n beetje om haar opnieuw te slaan. En toen werd ik wakker.
189 En ik lag daar een poosje. Ik dacht: "Wat betekent dat? Wat vreemd dat ik over die vrouw droomde." Een ogenblik later kwam Hij, en kreeg ik de uitleg.
190 De vrouw stelt de kerk voor van de wereld vandaag, heel de wereld. Ik werd midden in deze verwarring geboren, en hier bevind ik mij in. Zij wordt verondersteld een soort moeder te zijn van... alsof zij een moeder van hoeren was, maar toch werd ik er regelrecht in geboren. En de... Haar man zijn de denominaties die over haar heersen. De driehoekige stok die zij had, is die drie-eenheidsdoop in valse namen. Want elke keer als zij begint op te staan – dat de samenkomst het zal aanvaarden – mept hij haar daarmee neer. En omdat hij zo groot was, keerde ik me om, ik was een beetje bang voor hem. En toen stormde ik toch op hem in, en de spieren waren geloofsspieren. Dat deed mij denken: "Als God met mij is, en mij spieren kan geven, laat ik het dan voor haar opnemen. 'Houd op haar te slaan!'"
191 Het moet tien uur op de dag zijn geweest toen mijn vrouw probeerde de kamer binnen te komen, toen het gebeurde. Ik ging in een visioen die morgen, en ik... op de een of andere manier... Nu, bedenk, het was geen droom.
192 Er is verschil tussen dromen en visioenen. Dromen komen wanneer je gaat slapen. Visioenen komen wanneer je niet gaat slapen. We zijn op die manier geboren. Bij het normale menselijke wezen gebeurt het in zijn onderbewustzijn als hij droomt. En zijn onderbewustzijn is ver van hem verwijderd. Zijn zintuigen zijn actief zo lang hij in zijn eerste bewustzijn is. In dit bewustzijn bent u normaal: u ziet, proeft, voelt, ruikt, hoort. Maar wanneer u in uw onderbewustzijn bent, in slaap, ziet u niet, noch proeft, voelt, ruikt of hoort u. Maar er is iets wanneer u droomt, dat u terugkeert naar dit bewustzijn. Er is een geheugen waardoor u zich iets herinnert waar u jaren geleden over droomde. Het normale menselijke wezen is op die wijze.
193 Maar wanneer God iets voorbestemt, is dit onderbewustzijn niet ver weg van hier – voor de ziener – maar bij hem liggen beide bewustzijnsgebieden bij elkaar. En de ziener gaat niet slapen in een visioen. Hij beschikt nog steeds over zijn zintuigen, en ziet het.
194 Ik was dat onlangs aan een paar doctoren aan het uitleggen. En ze stonden op en zeiden: "Wonderbaarlijk. We hebben zelfs nooit aan zoiets gedacht." Toen ik een hersenonderzoek onderging, zeiden ze dat ik... Ze hadden nog nooit iets dergelijks gezien. Zie? "Wel," zeiden ze, "er is iets wat met u gebeurt." En ik vertelde het hun. Hij zei: "Dat is het precies." Zie?
195 De twee bewustzijnsgebieden liggen vlak bij elkaar. Het is niet iets wat ik zou kunnen doen, en het maakt mij niets meer dan iemand anders. Het is gewoon God Die het op die manier maakte. Je gaat niet slapen. Je bent precies hier, alsof je slaapt. Je staat hier, kijkt voor je uit, op die manier.
196 En u hebt het allen gezien, over de hele wereld. Je gaat niet slapen. Terwijl ik hier op het podium sta en met de mensen spreek, hoort u mij in visioenen gaan en terugkomen. Terwijl ik met u in een auto rijd, of waar anders ook, vertel ik u dingen die zullen gaan gebeuren; en het faalt nooit, en heeft het nooit gedaan. Heeft iemand het ooit zien falen? [De samenkomst zegt: "Nee." – Vert] Beslist niet. Het kan niet falen. Het zal niet falen, zolang het God is. Let op, het gebeurt precies op het podium, voor duizenden, voor tienduizenden mensen, zelfs in andere talen die ik zelfs niet kan spreken; toch faalt het niet. Zie? Het is God!
197 Nu, in dit visioen, zoals ik zei, keek ik en ik zag een vreemd iets.
198 Nu, het scheen of mijn kleine zoon Joseph naast mij stond. Ik was met hem aan het praten. Nu, als u heel nauwkeurig op het visioen acht wilt geven, zult u zien waarom Joseph daar stond.
199 En ik keek, en daar was een grote struik. En op deze struik zaten in een formatie vogels, hele kleine vogeltjes, ongeveer anderhalve centimeter lang en anderhalve centimeter hoog. Het waren kleine oudgedienden. Hun kleine veren waren verfomfaaid. Er zaten er ongeveer twee of drie op de bovenste tak, zes of acht op de volgende tak, en vijftien of twintig op de volgende tak; zo naar beneden komend in de vorm van een piramide. En deze kleine makkertjes – kleine boodschappers – waren behoorlijk uitgeput. En ze keken aandachtig naar het oosten.
200 En ik was in Tucson, Arizona, in het visioen, want dat werd met opzet gedaan omdat Hij niet wilde dat ik in gebreke zou blijven te zien waar het was. Ik was bezig een klit van de stekelnachtschade uit de woestijn van me af te trekken. En ik zei: "Nu, ik weet dat dit een visioen is, en ik weet dat ik in Tucson ben. En ik weet dat die vogeltjes daar iets voorstellen." En ze keken aandachtig naar het oosten. En plotseling kregen ze de ingeving om te gaan vliegen, en weg gingen ze, naar het oosten.
201 En zodra zij weggingen, kwam er een formatie van grotere vogels. Zij zagen eruit als duiven, met scherp gepunte vleugels en een grijsachtige kleur, een klein beetje lichter van kleur dan deze eerste kleine boodschappers. En zij kwamen snel oostwaarts.
202 En toen ze nog maar net uit mijn gezicht verdwenen waren, keerde ik mij opnieuw om, om in westelijke richting te kijken, en toen gebeurde het. Er kwam een explosie die werkelijk de hele aarde deed schudden!
203 Nu, mis dit niet! En u op de band, wees er zeker van dat u dit goed begrijpt!
204 Eerst een explosie. En ik dacht dat het klonk als een geluidsbarrière, of hoe je het ook noemt wanneer vliegtuigen door de geluidsbarrière gaan, en het geluid terugkomt naar de aarde. Het schudde gewoon, leek te bulderen, van alles. Het zou zoiets als een geweldige donderslag en blikseminslag geweest kunnen zijn; ik zag het weerlicht niet. Ik hoorde alleen die grote explosie die losbarstte, die klonk alsof het ten zuiden van mij was, in de richting van Mexico.
205 Maar het schudde de aarde. En toen dit gebeurde, stond ik nog steeds westwaarts te kijken. En heel ver weg in de eeuwigheid, zag ik een formatie van iets aankomen. Het zag eruit alsof het kleine stipjes geweest konden zijn. Het konden er niet minder dan vijf, en niet meer dan zeven zijn geweest. Maar, ze waren in de vorm van een piramide, zoals deze boodschappers die kwamen. En toen dat gebeurde, hief de kracht van de almachtige God mij op om hen te ontmoeten.
206 En ik kan het zien. Het heeft me nooit losgelaten. Acht dagen zijn voorbijgegaan, en ik kan het nog steeds niet vergeten. Ik heb nog nooit iets gehad dat mij zo bezorgd heeft gemaakt als dat. Mijn gezin kan het u vertellen.
207 Ik kon deze engelen zien, die achterwaarts gerichte vleugels, die zich sneller verplaatsten dan het geluid zich zou kunnen verplaatsen. Ze kwamen uit de eeuwigheid in een fractie, als in een oogwenk. Niet genoeg om met je oog te knipperen, slechts een oogwenk. Daar waren ze; ik had geen tijd om te tellen. Ik had niet meer tijd dan alleen maar te kijken. Machtige wezens, grote, machtige engelen, sneeuwwit; vleugels strak, en hoofden. En ze maakten een geluid als: "Fffjjjoe, fffjjjoe!" En toen dat gebeurde, werd ik opgenomen in deze piramide, een formatie.
208 En ik dacht: "Nu, dit is het." Ik was over mijn hele lichaam verdoofd. En ik zei: "O my! Dit betekent dat er een explosie zal zijn die mij zal doden. Ik ben nu aan het einde van mijn weg gekomen. Ik moet het mijn familie niet vertellen wanneer dit visioen weggaat. Ik wil niet dat zij erover weten. Maar de hemelse Vader heeft mij nu laten weten dat mijn tijd voorbij is. En ik zal het mijn familie niet vertellen, zodat ze zich zorgen over mij zullen maken omdat 'hij op het punt staat heen te gaan'. En deze engelen zijn voor mij gekomen, en ik zal nu vrij spoedig worden gedood in de een of andere soort explosie."
209 Toen kwam tot mij, terwijl ik in deze formatie was: "Nee, dat is het niet. Als het je zou hebben gedood, zou het Joseph hebben gedood", en ik kon horen dat Joseph mij riep.
210 Wel, toen veranderde ik weer van gedachten. Ik dacht: "Here God, wat betekent dit visioen?" En ik vroeg het me af.
211 En toen kwam het tot me (niet een stem) het kwam gewoon tot me. "O! Dat zijn de engelen van de Here die komen om mij mijn nieuwe opdracht te geven!" En toen ik dat dacht, hief ik mijn handen op, en ik zei: "O, Here Jezus, wat wilt U mij laten doen?" En het visioen verliet me. Bijna een uur lang kon ik niet voelen.
212 Nu, u mensen weet wat de zegeningen van de Here zijn. Maar de kracht van de Here is volkomen anders, de kracht van de Here op dat soort momenten. Ik heb het vele, vele keren eerder in visioenen gevoeld, maar nog nooit op die wijze. Het voelt als een eerbiedige vreze. Ik was zo bevreesd, dat ik als verlamd was in de tegenwoordigheid van deze wezens.
213 Ik vertel de waarheid. Zoals Paulus zei: "Ik lieg niet." U hebt mij er nooit op betrapt dat ik ooit over zoiets dergelijks iets verkeerds heb gezegd. Er staat iets op het punt te gebeuren!
214 Toen, na een poosje, zei ik: "Here Jezus, als ik gedood zal worden, laat het me weten, zodat ik mijn gezin hierover niet zal vertellen. Maar als het iets anders is, laat het mij weten." Maar niets antwoordde.
215 Nadat de Geest mij had verlaten, gedurende een half uur, denk ik, of meer, zei ik: "Here, als het dan betekent dat ik gedood zal worden, en dat U met mij klaar bent op aarde; en dat ik nu zal worden meegenomen naar huis... als dat het is, is dat fijn. Dat is goed." Ik zei: "Als het dus zo is, laat het mij weten. Zend Uw kracht weer terug op mij, dan zal ik weten dat ik daarover niets aan mijn gezin of wie dan ook moet vertellen, omdat U op het punt staat om me te komen weghalen." En ik... en er gebeurde niets. En ik wachtte een poosje.
216 Toen zei ik: "Here Jezus, als het dat niet betekende, en het betekent dat U iets voor mij hebt te doen, en dat het me later zal worden geopenbaard, zend dan Uw kracht." En het haalde me bijna uit de kamer!
217 Ik vond mezelf ergens terug in een hoek. Ik kon horen dat mijn vrouw ergens probeerde aan een deur te rammelen. De deur in de slaapkamer was op slot. En ik had een Bijbel opengeslagen, en het... Ik was aan het lezen, ik weet het niet, maar het was, geloof ik in Romeinen, het negende hoofdstuk, het laatste vers:
Ziet, Ik leg in Sion een hoeksteen, een steen des aanstoots, een kostbare hoeksteen; en een ieder, die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.
218 En ik dacht: "Het is vreemd dat ik dat zou lezen." Terwijl de Geest me nog steeds vasthield in de kamer. Ik sloot de Bijbel en stond daar.
219 Ik liep naar het venster. Het was ongeveer tien uur op de dag, of later. En ik hief mijn handen op, en ik zei: "Here God, ik begrijp het niet. Dit is een vreemde dag voor mij. En ik ben bijna buiten mezelf."
220 Ik zei: "Here, wat betekent dat? Laat me het opnieuw lezen, als U het bent." Nu, dit klinkt kinderachtig. Ik nam de Bijbel op en opende hem. Daar was het opnieuw, op dezelfde plek: Paulus, die de Joden vertelt dat zij probeerden om... die de Romeinen vertelt dat de Joden het probeerden te aanvaarden door werken, maar het is door geloof dat we het geloven.
221 Wel, sindsdien is het een verschrikkelijke tijd geweest. Nu ziet u waar ik sta. Ik weet niet wat er gebeurt! Ik weet niet wat te zeggen!
222 Maar nu, laat me vanaf nu de volgende vijftien of twintig minuten hier nu iets proberen te zeggen. Bedenk, niet één keer hebben die visioenen ooit gefaald. Ik zal nu gedurende een ogenblik de Schrift nemen, als u oplet, in Openbaring het tiende hoofdstuk. Nu, laat ik dit zeggen: als dit visioen Schriftuurlijk is, kan het alleen worden uitgelegd door de Schrift. En dan wil ik dat u dit bij elkaar brengt.
223 En nu, u die aanwezig bent, en u bij de band, wees er zeker van dat u dit zegt op de manier dat ik het zeg, omdat het ontzettend gemakkelijk verkeerd begrepen zou kunnen worden.
224 Hebt u haast? [De samenkomst zegt: "Nee." – Vert] Goed, even... Ik dank u dat u zo rustig en vriendelijk bent.
Nu, "De zevende engel..."
225 Nu: Heren, (zoals ik dit betitel) is dit het teken van de eindtijd? Waar leven we in? Welk uur van de dag is het? Zoals de man die zich uitgeput door de nacht heen worstelt, opstaat om op de klok te kijken hoe laat het is; het licht aan doet. Mijn gebed is: "God, laat ons het Licht aandoen."
226 Ik bevind mij in een verschrikkelijke toestand, indien u het eens wist. Bedenk, ik zeg u in de Naam van de Here dat ik u de waarheid heb verteld, en dat er iets op het punt staat te gebeuren!
227 Ik weet het niet. Nu, u bij de band, begrijp dat. Ik weet het niet. Ik zal proberen te zeggen wat er gisteren tot mij kwam, terwijl ik in mijn studeerkamer zat. Ik zeg niet dat dit waar is; het was alleen iets dat in mijn hart omging terwijl ik door de kamer ijsbeerde.
228 Ik zou weggaan, er een poosje tussenuit gaan, en met Charlie een dag gaan jagen voordat we van elkaar moesten scheiden.
229 Laat me dit zeggen; dat ik naar het westen ga, betekent niet dat ik deze tabernakel verlaat. Dit is de gemeente die de Here God mij gaf. Hier is mijn hoofdkwartier. Hier blijf ik. Ik ga alleen weg in gehoorzaamheid aan een opdracht die mij door een visioen is gegeven. Mijn zoon, Billy Paul, zal mijn secretaris blijven. Mijn kantoor zal precies hier bij deze kerk zijn. Met Gods hulp zal ik hier weer zijn wanneer dit klaar is, om de zeven zegels te prediken. En welke banden ik ook maak, of wat anders, zal hier op deze plaats in deze gemeente worden gemaakt. En precies hier, voor zover ik weet, is de plaats waar ik met meer vrijheid kan prediken dan waar anders ook ter wereld, omdat hier een groep mensen is die geloven, en hongerig zijn en volhouden. En hier voel ik me thuis. Dit is de plaats. En als u er op let: de dromen spraken van hetzelfde, zie, waar het Voedsel is.
230 Nu weet ik niet wat er in de toekomst ligt, maar ik weet Wie de toekomst in handen heeft. Dat is de hoofdzaak.
231 Nu, God, als ik fout ben, vergeef mij, en sluit mijn mond, Here, voor alles wat niet Uw wil zou zijn. Ik doe dit slechts omdat ik onder de indruk ben, Here. Mogen de mensen het begrijpen; alleen onder de indruk.
232 De reden dat ik geloof dat de uitleg nooit onmiddellijk kwam, was door de soevereiniteit van God, omdat ik geloof dat het hier in de Bijbel voor mij staat uitgeschreven. En dan, als het Schriftuurlijk is, kan alleen de Schrift het uitleggen. En als dit waar is, broeder, zuster – het is niet mijn bedoeling u bang te maken – maar dan kunnen we nu maar beter erg voorzichtig zijn. We staan op het punt om... er staat iets op het punt te gebeuren. En ik zeg dit met eerbied en ontzag voor God. Denkt u dat ik hier zou staan... En u mensen gelooft zelfs dat ik een profeet ben; wat ik niet beweer te zijn.
233 Mijn gevoelen was dit. Verleden jaar zei ik... "Ik... Het enige wat ik zie, is dat de opwekking in de landen voorbij is, of in dit land in elk geval." Ik maakte een evangelisatiereis. Velen van u gingen met me mee. O, het was goed. We hadden goede tijden, fijne samenkomsten, grote aantallen mensen, maar het trof gewoon geen doel.
234 Dit jaar zal ik een zendingsreis maken. Zodra ik kan, zal ik naar Afrika gaan, India, de wereld rond, als ik kan, op nogmaals een zendingsreis.
235 Als dat niet werkt, zal ik water noch voedsel tot me nemen, en ik zal een van die hoge bergen ginds beklimmen en daar blijven totdat God op een of andere wijze antwoordt. Ik kan op deze manier niet leven. Ik kan gewoon niet verder gaan.
236 Dit is misschien het antwoord hier. Ik weet het niet. "Totdat Hij mij verandert..." Herinnert u zich het visioen ongeveer drie weken geleden, dat ik "in de zon stond te prediken tot de samenkomst"? U bent hier allemaal de vorige zondag geweest. Vele zondagen – u hier die de banden krijgt, en hier bent wanneer ze worden gemaakt – u begrijpt deze dingen. Want nu zal ik deze dingen kort aanroeren, en let u daarop. Zelfs elk stukje van hetgeen werd gezegd, past hier als type precies in, daarom moet het de uitleg zijn. Ik weet het niet. Dat is waarom ik zeg: "Heren, is dit het?"
237 Ik geloof dat "de zevende engel" van Openbaring 10 de boodschapper van het zevende gemeentetijdperk is van Openbaring 3:14. Denk daar aan. Nu, laat me het lezen. Even kijken waar ik kan lezen. Nu, dit was de zevende engel.
Maar in de dagen van de stem van de zevende engel,... (zevende vers) wanneer hij bazuinen zal, zo zal de verborgenheid Gods vervuld worden, gelijk Hij zijn dienstknechten, de profeten, verkondigd heeft.
238 Nu, u bemerkt dat dit een engel was. En het is de engel van het zevende gemeentetijdperk, omdat hier staat dat het "de zevende engel" van het zevende gemeentetijdperk is. U kunt dat vinden, als u het wilt zien wie de... waar de engel is, het staat in Openbaring 3:14: "De engel van de gemeente der Laodicensen."
239 Nu, u herinnert zich dat toen het daar werd verteld: over de engelen en de gemeentetijdperken. En nu zal dit precies samen passen met deze zeven zegels waarover we zullen gaan spreken. En de zeven zegels waarover we zullen proberen te spreken – wanneer zij deze keer komen – zijn het de zeven geschreven zegels. En deze zeven zegels, zoals u weet, zijn eenvoudig de manifestatie van de zeven engelen van de zeven gemeenten. Maar er zijn zeven andere zegels die aan de achterkant van het Boek zijn, zij bevinden zich buiten de Bijbel. Let er op. We zullen er in een ogenblik toe komen.
240 Nu, voordat ik hiermee begin, bent u vermoeid? Zou u graag willen gaan staan of van positie veranderen? [De samenkomst zegt: "Nee." – Vert] Nu, luister aandachtig.
241 De zevende engel van Openbaring 10:7 is de boodschapper van het zevende gemeentetijdperk. Zie? Let nu op. "En in de dagen..." Nu, let hier op.
Maar in de dagen van de stem van de zevende engel, wanneer hij bazuinen zal, zo zal de verborgenheid Gods vervuld worden,...
242 Nu, als hij bazuint, deze boodschapper, de zevende engel hier, bazuint hij zijn Boodschap uit aan de Laodicéa-gemeente. Let op zijn soort Boodschap. Nu, deze was niet voor de eerste engel, deze werd niet aan hem gegeven; tweede engel, derde, vierde, vijfde, zesde. Maar het is de zevende engel die dit soort Boodschap had. Wat was het? Let op zijn soort Boodschap: "Om al de verborgenheden van God te vervullen die in het Boek geschreven staan." De zevende engel beëindigt al de verborgenheden die er als losse eindjes hebben gelegen door heel deze tijd van organisaties en denominaties. De zevende engel verzamelt ze, en voltooit de gehele verborgenheid. Dat is wat de Bijbel zegt: "Vervult de verborgenheid van het geschreven Boek."
243 Laten we nu een paar van deze verborgenheden noemen, en als u ze wilt opschrijven. Ten eerste zal ik nemen wat Scofield hier zegt in Mattheüs 13. Misschien wilt u er enige van opschrijven als u geen Scofield Bijbel hebt. U zou kunnen lezen wat hij denkt dat enige van de verborgenheden zijn.
Nu, in het elfde vers:
En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Omdat het u gegeven is... (Zijn discipelen) ... Omdat het u gegeven is de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar... niet aan hen... hun is het niet gegeven.
244 De verborgenheden. Hier staat "de verborgenheid". Een verborgenheid in de Schrift is een voordien verborgen waarheid, die nu van Godswege wordt geopenbaard, maar waarbij een bovennatuurlijk element nog steeds overblijft, ondanks de openbaring. De grotere verborgenheden en de grote verborgenheden zijn:
245 Nummer één: de verborgenheid van het Koninkrijk der hemelen. Dat is hetgeen waar we nu over spreken. Mattheüs 13:3–50.
246 Nu, de tweede verborgenheid is de verborgenheid van Israëls blindheid gedurende dit tijdperk. Romeinen 11:25 met de samenhang.
247 Ten derde; de derde verborgenheid is de verborgenheid van de verandering van de levende heiligen in de eindtijd van dit tijdperk. I Korinthe 15 [vers 51] en ook I Thessalonicensen 4:14–17.
248 De vierde verborgenheid: de Nieuwtestamentische gemeente als één lichaam, samengesteld uit zowel Joden als heidenen. Efeze 3:1–11, Romeinen 16:25, en ook Efeze 6:19, Kolossensen 4:3.
249 De vijfde verborgenheid is die van de gemeente als de bruid van Christus. Efeze 5:28–32.
250 De zesde verborgenheid is die van de levende Christus, Dezelfde gisteren, heden en voor immer. Galaten 2:20, en Hebreeën 13:8, en veel van dergelijke Schriftplaatsen.
251 De zevende verborgenheid is die van God, ja Christus als de vlees geworden volheid van de Godheid belichaamd, in Wie alle Goddelijke wijsheid woont.
En godzaligheid is hersteld aan de mensheid.
252 De negende verborgenheid is de verborgenheid van de ongerechtigheid die gevonden wordt in II Thessalonicensen, enzovoort.
253 De tiende verborgenheid is die van de zeven sterren van Openbaring 1:20. We hebben dat juist doorgenomen: "De zeven sterren van de zeven gemeenten, de zeven boodschappers", enzovoort.
254 En de elfde verborgenheid is Verborgenheid Babylon, de hoer. Openbaring 17:5–7.
255 Dit zijn enige van de verborgenheden waarvan wordt verondersteld dat deze engel ze zal voleindigen; de gehele verborgenheid, alle verborgenheden van God.
En de andere zijn...
256 Mag ik dit met eerbied zeggen, en niet verwijzend naar mezelf, maar verwijzend naar de Engel van God.
257 Het zaad van de slang, dat gedurende al de jaren heen een verborgen geheimenis is geweest.
258 De genade haar juiste plaats gegeven; geen ongenade, maar werkelijke, ware genade.
259 Er is niet zoiets als een eeuwig brandende hel. U zult miljoenen jaren branden, maar alles wat eeuwig was, had noch begin, noch einde; en de hel werd geschapen.
Al deze verborgenheden!
260 De verborgenheid van de doop van de Heilige Geest zonder sensatie, maar de Persoon van Christus Die in u dezelfde werken volvoert die Hij deed.
261 De verborgenheid van de waterdoop. Want de ver doorgevoerde drie-eenheidsleer heeft het gebracht naar titels van "Vader, Zoon en Heilige Geest". En de verborgenheid van de Godheid vervuld in de doop van de Naam van "Jezus Christus", overeenkomstig het boek Openbaring, die de gemeente in deze tijd zou ontvangen.
Daar zijn enige van de verborgenheden.
262 De Vuurkolom die terugkeert. Amen! Dat is de zaak die wordt verondersteld plaats te vinden, en we zien het.
O, wat zouden we door kunnen gaan met het opnoemen van de verborgenheden!
263 Die Vuurkolom te zien, die de kinderen Israëls leidde; Dezelfde die Paulus neerwierp op zijn weg naar Damaskus! En Dezelfde die komt met dezelfde kracht, dezelfde dingen doende, en hetzelfde Woord openbarend, woord voor woord bij de Bijbel blijvend!
264 Het klinken van de bazuin betekent "evangeliebazuin". En het klinken van een bazuin in de Bijbel betekent: "Maak u gereed voor een Schriftuurlijke strijd." Schrijft u het op? Schriftuurlijke strijd!
265 Paulus zei – als u dit wilt opschrijven: I Korinthe 14:8 – Paulus zei: "Indien de bazuin een onduidelijk geluid geeft, hoe zal een mens weten waarvoor hij zich klaar moet maken?" En als het geen Schriftuurlijk geluid heeft, betuigd, een betuiging van het Woord van God dat wordt gemanifesteerd, hoe zullen wij dan weten dat we in de eindtijd zijn?
266 Als er staat dat zij geloven dat Jezus Christus Dezelfde is, gisteren, heden en voor immer, maar Zijn tekenen en wonderen ontkennen waardoor het hele rijk van de natuur Hem geloofde en waardoor heel de gemeente in Hem geloofde, hoe zullen wij dan weten hoe we ons moeten klaar maken?
267 Iemand kwam met een kaart aan zetten en tekende het helemaal uit. En iemand anders kwam met iets anders aan en tekende het zo uit; tegengesteld aan de eerste. Sommigen zijn gekomen en zeiden: "Dit is het", kwamen hierop terug. En anderen hebben boeken geschreven en dat soort dingen.
268 Maar God komt in de kracht van Zijn opstanding! En wie zal dat tegenspreken? Als Jezus Christus Dezelfde is, gisteren, heden en voor immer, doet Hij hetzelfde als wat Hij gisteren deed, vandaag en voor immer. Dat is wat deze engel wordt verondersteld te doen: die verborgenheden nemen, die losse eindjes waarmee mensen uit de koers raakten.
269 Merk op, als hij een onduidelijk geluid geeft, onschriftuurlijk, wie kan zich dan gereedmaken? Maar een bazuin... Hebt u erop gelet dat in elk van die tijdperken – zoals ik u vertelde hoe de gemeente binnen kwam – dat er een bazuin was die klonk, een zegel losscheurde? En een bazuin betekent strijd! Als hij geen Schriftuurlijk geluid geeft, wat dan?
Maar laat ik u dit in herinnering brengen. Mis dit nu niet.
270 Let op, elk gemeentetijdperk had zijn boodschapper. We weten dat. Paulus was de eerste boodschapper. En toen de eerste bazuin klonk, en het eerste zegel werd losgetrokken, was, zoals we vonden, Paulus de eerste boodschapper. En wat deed hij? De oorlog verklaren! Aan wie? Aan de Orthodoxe kerk, vanwege het niet geloven van het Messiaanse teken dat Jezus hun had getoond. Wel, ze hadden het moeten weten. Zij behoorden Hem gekend te hebben.
271 Herinner u, dat Paulus aan het einde van het tijdperk kwam. Alle boodschappers komen aan het einde van het tijdperk. Het is in de eindtijd dat deze dingen worden voortgebracht.
272 Paulus kende de Schriften, en wetend dat Jezus de Messias was, striemde hij die synagogen van plaats tot plaats met de Schriften, en werd hij uit elk ervan gezet. Totdat hij tenslotte het stof van zijn voeten schudde en zich tot de heidenen wendde. Wat was het? Het klinken van een bazuin! Een engel, boodschapper, stond daar met het Woord! O my, laat u dat nu niet ontgaan. Het Woord! En Paulus, met de onbedorven uitleg van Gods Woord, striemde elk van die synagogen. Het kostte hem zijn leven.
273 Hoe zouden we naar Irenaeüs kunnen gaan, de boodschapper van het volgende gemeentetijdperk!
274 En Martinus, het daaropvolgende gemeentetijdperk, toen zij de leerstelling van de Nikolaïeten begonnen te krijgen, begon binnen te komen. En zij striemden dat tijdperk. Martinus striemde zijn tijdperk.
275 Daarna kwam Luther, de vijfde boodschapper, en hij bulderde tegen die Katholieke kerk met het Woord van God. "De rechtvaardige zal door geloof leven", zei hij. "En dit is het letterlijke lichaam van Christus niet" en hij gooide de communie op de grond, liep naar buiten, en bulderde tegen die Katholieke kerk. Die bazuin klonk goed. Klopt dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
276 John Wesley stond op in de dagen van de Anglicaanse kerk. "Wel," zeiden ze, "er is geen reden meer om opwekkingen te houden" en dat werd een zaad. Maar John Wesley stond op met de boodschap van het tweede werk van genade: heiliging. En hij bulderde tegen die Anglicaanse kerk met een Evangeliebazuin: gereed voor de strijd. Zo is het. Hij deed het.
277 Nu bevinden we ons in het tijdperk van Laodicéa, waar men opnieuw een denominatie is geworden: Methodist, Baptist, Presbyteriaan, Lutheraan, Pinksteren. En we zien er naar uit dat er een profeet komt om dit tijdperk te striemen en hen af te keren van hun ongerechtigheid.
278 Nu, als dat door de tijdperken heen het patroon is geweest, zal God dan in deze dag Zijn patroon veranderen? [De samenkomst zegt: "Nee." – Vert] Hij kan het niet veranderen. Hij moet in dezelfde pas doorgaan.
279 En bedenk, deze boodschapper was de zevende engel, en hij moest al de verborgenheden nemen en ze bij elkaar brengen. Merk op, de zevende engel zou bazuinen tegen die van Laodicéa, de rijke gemeente. "Ik ben rijk, en verrijkt geworden, en heb aan geen ding gebrek." Hij zei: "Gij zijt ellendig, jammerlijk, arm, blind en naakt, en weet het niet." Dat was zijn Boodschap.
280 O God, zend ons een onbevreesde profeet met ZO SPREEKT DE HERE, opdat het betuigde Woord van God er doorheen zal werken en bewijzen dat hij door God gezonden is. En wanneer hij komt, zal hij tegen deze tijdperken bulderen. Dat zal hij zeker. Hij zal die Laodicéa-gemeente tegen zich opzetten. Zeker zal hij dat. Ze deden het in elk ander tijdperk. Het zal in dit tijdperk niet veranderen. Het moet hetzelfde zijn.
281 Let op nu, de gemeente van Laodicéa. De boodschapper van Laodicéa zal beëindigen... de zevende engel zal al de verborgenheden vervullen die in de voorafgaande veldslagen om de Waarheid verloren zijn gegaan.
282 Luther stond op, maar hij had niet héél de Waarheid. Hij had alleen rechtvaardiging. Juist.
283 Toen kwam er een andere boodschapper, John Wesley genaamd, met heiliging. Hij had het niet. De Bijbel zei dat. De Filadelfia gemeente!
284 Vervolgens komt het gemeentetijdperk van Laodicéa met de doop van de Geest. Maar ze maakten er een warboel van, en gingen regelrecht terug naar formalisme zoals ze het in het begin deden.
285 Terwijl Hij er uit zou zien als "Alfa en Oméga", Zijn hand ligt op de ene kant en op de andere: "de Eerste en de Laatste".
Zijn Geest viel op de dag van Pinksteren en vervulde die groep.
286 Zij droogde geleidelijk op, totdat het tot de donkere middeleeuwen kwam. De zeven gouden kandelaren, de zeven gemeentetijdperken; de laatste was het verste bij Hem vandaan. Dat was duizend... bijna duizend jaren van donkere tijden, van de Katholieke kerk.
287 Luther begon het volgende licht te brengen, een beetje dichter bij het Woord.
Het volgende licht kwam er nog iets dichterbij.
288 Het volgende licht was van Laodicéa. Toen ging het regelrecht terug zoals in het begin, het dreef regelrecht af dezelfde warboel binnen als waar het in het begin mee begon. Ziet u niet wat ik bedoel? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
289 Nu, kijk. Er is daar een heleboel Waarheid verloren gegaan. Waarom? Doordat anderen compromissen sloten met de Waarheid. Maar deze zevende engel sluit nergens compromissen over. Hij verzamelt al de losse einden, brengt ze allemaal bij elkaar. En tijdens zijn bazuinen, "zou heel de verborgenheid Gods vervuld worden." Oh! God, zend hem. Al de verborgen geheimenissen waren vervuld toen hij... toen het aan hem werd geopenbaard. Waardoor? Als dit verborgen geheimenissen zijn, zal de man een profeet moeten zijn. En hebben we niet pas doorgenomen en gezien, dat de profeet die zou komen in de laatste dagen die grote Elia zou zijn naar wie we hebben uitgezien? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Omdat deze verborgenheden die door de theologen zijn zoek geraakt, door God zullen moeten worden geopenbaard. En het Woord komt alleen tot de profeet. ["Amen."] En wij weten dat. Hij zal de tweede Elia zijn, zoals is beloofd. O my! De Boodschap die hij zal brengen, zullen de verborgenheden zijn, allemaal, al deze dingen.
290 We hebben de waterdoop; het is helemaal verward. Zo is het. De een besprenkelt, de ander begiet. De een neemt "Vader, Zoon, Heilige Geest". Iemand neemt dit. Iemand doopt drie keer voorover: één keer voor een God die "Vader" heet, nog eens voor een God die "Zoon" heet, en nog een keer voor een God die "Heilige Geest" heet. Iemand anders zegt: "U hebt het fout. Hij moet drie keer achterover gedoopt worden, op die manier." En, o, wat een warboel!
291 Maar de hele zaak is ontrafeld, want er is slechts één God, en Zijn Naam is Jezus Christus. "En er is geen andere Naam onder de hemel waardoor de mens gered moet worden." Er bestaat niet één tekst in de Schrift, waar ook in de Bijbel, waar ooit iemand op een andere manier werd gedoopt dan in de Naam van Jezus Christus. Niet één keer werd wie ook van de nieuwe gemeente, of de gemeente van Jezus Christus, ooit besprenkeld, begoten, of wat anders ook. Niet één keer werd er ooit een ceremonie gebruikt van: "Ik doop u in de naam van de Vader, Zoon, Heilige Geest." Dat is kerkleer en dergelijke.
292 En in de strijd om de Waarheid zijn die eindjes verloren gegaan; maar God zei dat ze in de laatste dag weer zouden worden hersteld. "Ik zal herstellen", spreekt de Here. We hebben dat niet lang geleden doorgenomen in de Bruid-boom. [Het herstel van de Bruid-boom; 22 april 1962 – Vert] Daar zal een profeet voor nodig zijn. De Bijbel zegt dat hij hier zou zijn. Zo is het. Maleachi 4 spreekt ervan dat hij hier zal zijn, en wij geloven dat hij er zal zijn. We zien naar hem uit. En we zien uit naar zijn manifestatie, en we zullen het betuigde Woord van God zien.
293 Er zullen er slechts een paar zijn die het begrijpen. "Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het zijn bij het komen van de Zoon des mensen." Hoeveel werden er gered? Vijf zielen. In de dagen van Lot werden er in werkelijkheid drie gered. De vrouw begon weg te gaan, en ging verloren. "Zo zal het zijn bij het komen van de Zoon des mensen." Er zullen er erg weinig worden gered, worden opgenomen in die tijd: één van de verborgenheden is van die gemeente die wordt opgenomen. Zoals Lot werd genomen, zoals Lot eruit werd genomen, weg; Noach werd opgenomen, en de gemeente zal ook worden opgenomen. Eén ging in; en één ging uit; en de andere gaat omhoog. Zie? Het is precies, volmaakt.
294 Het Woord komt. "Het Boek dat van binnen beschreven is" is dan voltooid wanneer dit, al deze verborgenheden, zijn vervuld tijdens het bazuinen. Laat me dit nu opnieuw lezen, nu, zodat u er zeker van zult zijn. Nu, kijk.
Maar in de dagen van de stem van de zevende engel,... (de laatste engel), wanneer hij bazuinen zal, zo zal de verborgenheid Gods vervuld worden,...
295 Nu, wat is "de verborgenheid Gods", één ervan? Paulus zei, ik geloof dat het in I Timotheüs 3 staat: "En buiten alle twijfel, de verborgenheid der godzaligheid is groot: God is geopenbaard in het vlees (wij hebben Hem getast, Hem gezien), is opgenomen in heerlijkheid, is gezien van de engelen, hier op aarde betuigd." Dat was God! Zeker, het is een grote verborgenheid, maar alles is opgelost. Niet "Vader, Zoon, en Heilige Geest", drie Goden; maar één God in drie bedieningen. Het Vaderschap onder Mozes; het Zoonschap onder Christus; de Heilige Geest onder deze bedeling. Drie bedelingen van dezelfde God; niet drie Goden. De verborgenheid is nu vervuld. De Bijbel zei dat het dat zou zijn. Toen de...
296 Ik zag onlangs, daar waar de wetenschapsmensen proberen mij tegen te spreken met datgene wat ze gewoonlijk zeggen, omdat ik had gezegd: "Iedereen die geloofde dat Eva een appel at!" Nu zegt hun wetenschap – u zag het onlangs met grote koppen in de krant staan – dat "zij een abrikoos at." Onzin! Zou dat... zou dat haar verleiden? [De samenkomst zegt: "Nee." – Vert] Zeker niet. Zie? Ze zijn gewoon... Dat is... dat is wat Kaïn dacht, weet u, en hij bracht hetzelfde ding terug, maar God nam zijn offer niet aan. Maar aan Abel, die rechtvaardig was, werd geopenbaard dat "het bloed was" en hij bracht het bloed.
O God, deze gemeente en het tijdperk waarin wij leven!
297 "Het Boek dat van binnen beschreven is" is dan voltooid wanneer deze engel ophoudt (nu, versta dit alstublieft), wanneer de Boodschap van de zevende engel is voltooid; de verborgenheid van de Godheid; de verborgenheid van het slangenzaad, al de andere verborgenheden van al deze dingen.
298 Eeuwig Zoonschap, zoals zij er over spreken. Hoe kan Hij een eeuwige Zoon zijn, terwijl de eeuwigheid nooit begon of nooit eindigt, en een zoon iets is dat verwekt wordt? Waar slaat dit op?
299 Hoe kan er een eeuwige hel zijn, terwijl de hel werd geschapen? Ik geloof in een brandende hel. Zeker, de Bijbel zegt het. Maar die is er om te vernietigen. De Bijbel zei: "Gezegend is hij die geen deel heeft aan de tweede dood." Zie? Kijk, u zult niet worden vernietigd door de tweede dood. De eerste is een lichamelijke, de tweede is een geestelijke dood, wanneer alles is voleindigd. "De ziel die zondigt, die ziel zal sterven." U zult worden gestraft voor uw zonden, misschien honderden, duizenden jaren lang. Maar er kan geen eeuwige hel zijn, omdat de Bijbel zegt dat de hel werd geschapen. Hoe kan ze geschapen worden en dan eeuwig zijn? Als er ooit werd... De Bijbel zegt: "De hel werd geschapen voor de duivel en zijn engelen." Dus, als ze werd geschapen, kan ze niet eeuwig zijn. Want eeuwig, alles wat eeuwig is, had nooit een begin of een einde.
300 Daarom kunnen we nooit sterven, omdat we er altijd waren. We zijn een deel van God. Het nageslacht van God, en Hij is het enige eeuwige Wezen dat er is. [Broeder Branham klopt drie keer op de kansel – Vert] Amen. U kunt evenmin sterven als God kan sterven, omdat u eeuwig bent met Hem. Amen! Laat het komen! Halleluja! We worden dit oude pesthuis toch wel een beetje zat.
301 Let op, "Het Boek, beschreven", wanneer deze engel al deze bedieningen van losse eindjes vervult, waar zij voor vochten ten tijde van Luther, ten tijde van Wesley, en waarvoor de Pinkstermensen vochten. "Maar dan komt er één," zegt de Bijbel, "die in de dagen van zijn bazuinen al deze verborgenheden..." De Eenheid dwaalde af op "Jezus' Naam". De Drie-eenheid dwaalde af op "Vader, Zoon, Heilige Geest", zoals zij deden op het Concilie van Nicea; precies hetzelfde; ze waren beide fout. Maar nu, in het midden van de weg, in de Schrift, ligt de Waarheid. Ziet u waar we aan toe zijn? De Engel des Heren!
302 Let op, Openbaring 5:1. Luister hier nu naar.
En ik zag in de rechterhand van Hem, Die op de troon zat, een boek, beschreven van binnen... (het schrift was aan de binnenzijde) en van buiten, verzegeld met zeven zegels.
303 Nu, er is geschrift aan de binnenzijde van het Boek, maar aan de achterzijde waren zeven zegels, aan de achterkant, die niet in het Boek waren opgeschreven. Nu, hier spreekt Johannes de openbaarder. Nu, bedenk, het stond niet beschreven in het Boek. "En in de dagen van de stem van de zevende engel, zou de gehele verborgenheid die van binnen beschreven stond, worden vervuld." Er zou in die dag zorg voor worden gedragen. Ziet u nu wat ik bedoel? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Volgt u mij? ["Amen."] Dan is het de tijd dat de zeven stemmen van Openbaring 10 worden geopenbaard. Wanneer het Boek is vervuld, is er slechts één ding overgebleven, en dat zijn de zeven geheimenisvolle stemmen van de donderslagen, die aan de achterzijde van het Boek stonden geschreven, die Johannes werd verboden op te schrijven. Laat me het lezen:
En ik zag een andere sterke engel, afkomende van de hemel, die bekleed met een wolk; een regenboog was boven zijn hoofd; en zijn aangezicht was als de zon, en zijn voeten waren als pilaren van vuur,
En hij had in zijn hand een boekske, dat geopend was... (Kijk, nu let hierop.) en hij zette zijn rechtervoet op de zee, en de linker op de aarde.
En hij riep met een grote stem, gelijk een leeuw brult; en toen hij geroepen had, spraken de zeven donderslagen hun stemmen. (Let op.)
En toen de zeven donderslagen hun stemmen gesproken hadden, zo zou ik ze geschreven hebben,...
304 Er werd iets gezegd. Het was niet alleen maar een geluid. Er werd iets gezegd. Hij stond op het punt het op te schrijven.
... en ik hoorde een stem uit de hemel, die tot mij zeide:...
305 Kijk waar de stemmen waren, de donderslagen. Niet in de hemel; op aarde! De donders spraken nooit vanuit de hemel. Zij spraken op aarde.
... zo zou ik ze geschreven hebben; en ik hoorde een stem uit de hemel, die tot mij zeide: Verzegel... (hoofdletter V-e-r-z-e-g-e-l), ... Verzegel, hetgeen de zeven donderslagen gesproken hebben, en schrijf dat niet. [Engels: "Verzegel deze dingen die de zeven donderslagen gesproken hebben, en schrijf ze niet op." – Vert]
306 Het staat aan de achterzijde, wanneer een boek is voltooid. Hij zei niet "aan de voorkant", Hij zei "aan de achterkant", nadat het allemaal voorbij is, voltooid. Dan zijn deze stemmen van de zeven donderslagen het enige wat bij het Boek hoort dat niet is geopenbaard. Het staat zelfs niet in het Boek geschreven.
307 O my! Ik wenste dat ik dat kon bereiken, dat de mensen werkelijk... Mis het niet. Mis het echt niet. Alstublieft, doe het deze keer niet. Ik sta op het punt u te verlaten. Mis het niet. Als u ooit hebt geluisterd, luister dan nu!
308 Deze zegels bevinden zich aan de achterzijde van het Boek. "En in de tijd dat de zevende engel bazuint, zijn al de verborgenheden die in het Boek geschreven staan, vervuld." En onmiddellijk wordt het Boek dat open was en van binnen beschreven, gesloten: "De verborgenheden Gods zijn vervuld." En dit zijn de verborgenheden van God: het heengaan van de gemeente, en al deze andere dingen. "De verborgenheden zijn voorbij." Wanneer die zevende engel elke verborgenheid uitbazuint, is het voorbij. Wie hij ook mag zijn; wat het ook mag zijn. Gods Woord kan niet falen. En Hij zei:
Maar in de dagen van de stem van de zevende engel, wanneer hij bazuinen zal, zo zal de verborgenheid Gods vervuld worden, gelijk Hij Zijn dienstknechten, de profeten, verkondigd heeft.
309 Al deze dingen, zoals, o, dat Rome de hoer is, en al de Protestantse kerken denominaties zijn die zich naar haar voorbeeld tot een denominatie vormen; haar hoererende kinderen zijn geworden. Zie? Al deze verborgenheden waarvan de profeten spraken, zullen precies hier in dit laatste uur worden geopenbaard.
310 En wanneer deze zevende engel opstaat in het Laodicéa-tijdperk en op de ware bazuin begint te blazen, zullen ze het, omdat het in tegenspraak is, niet geloven. Zij zullen het zeker niet geloven. Maar het zal een geïnspireerde profeet zijn, omdat er geen manier is om het te beredeneren.
311 Mensen die proberen de drie-eenheid te beredeneren, krijgen er grijze haren van en worden krankzinnig. Niemand kan het begrijpen. Ze geloven nog steeds dat Eva een appel at, en al die dingen. Omdat het traditie is waar de mens zich aan heeft vastgehouden, precies zoals Jezus de gemeente vond.
312 Maar het zal een door God geleide profeet moeten zijn, zodat het Woord van God tot hem kan komen met de ware uitleg van de openbaring van Jezus Christus. Het moet dus op die wijze gebeuren. God helpe ons!
313 Nu: "Wanneer hij bazuinen zal...", nu, dat is ZO SPREEKT DE HERE. Dat is helder voor ons. Wanneer hij zijn Boodschap uitbazuint, verklaart hij de oorlog zoals Paulus deed aan de Orthodoxe kerk, zoals de anderen deden, zoals Luther, Wesley, tegen de organisatie. Want hij verklaart de oorlog als hij zegt dat "ze liegen, en dat het de Waarheid niet is! En dat ze mensen misleiden!" Wanneer hij Dat uitbazuint, kunt u het niet missen. Het zal niet falen, omdat hij zal worden betuigd door het Woord van God. U zult precies weten wat het is. En wanneer hij dat doet, bazuint hij om weg te roepen uit Babylon: "Gaat uit van haar, Mijn volk, opdat gij aan haar zonden geen gemeenschap hebt." God, zend hem! Mis het niet.
314 Nu: "Wanneer hij begint te bazuinen, zal de verborgenheid vervuld zijn." Nu, bemerk: dan is het tijd voor de stemmen van de zeven zegels van Openbaring 10 om te worden geopenbaard. Begrijpt u het? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Wanneer al de verborgenheden van het Boek vervuld zijn! En de Bijbel sprak hier dat hij de verborgenheden zou vervullen.
315 Terwijl mannen vroeger in andere tijdperken voor de Waarheid hebben gestreden... Ze vochten voor rechtvaardiging. Dit duurde even. Heiliging! Zij vochten voor dit, en ze vochten voor dat. Ze vochten voor dit. Wat deden ze? Ze keerden zich meteen om en organiseerden zich erin; dezelfde zaak. Pinkstermensen, en de Baptisten, Presbyterianen, Lutheranen, iedereen deed hetzelfde, ze draaiden zich meteen om en deden hetzelfde.
316 En de Bijbel zei in Openbaring 17, dat ze dit zouden doen: de oude moederhoer en haar dochters, "VERBORGENHEID BABYLON". De Bijbel zei hier, dat dit een van de verborgenheden zou zijn die zou worden ontvouwd. Protestanten, prostituees, die "geestelijk overspel plegen", de mensen leidend door denominaties, met hun "beker der ongerechtigheid" van door mensen gemaakte kerkleer; en ze wegtrekkend van de bron die gevuld is met bloed, waar de kracht van de almachtige God vrijelijk vloeit om Jezus Christus te manifesteren! Dat is waar. Want God zal het ondersteunen; en Hij heeft het gedaan; en Hij zal ermee doorgaan. Maar wanneer dat komt te geschieden, is het Woord vervuld.
317 Nu is er slechts één ding overgebleven, dat zijn de zeven donderslagen die we niet kennen. En het zou niet tevergeefs hebben gedonderd.
318 God doet niet iets om alleen maar te spelen. Wij spelen en gedragen ons dwaas, maar God niet. Alles bij God is 'ja' en 'nee'. Hij maakt niet zomaar een grapje. Hij schertst niet. Hij meent wat Hij zegt. En Hij zegt niets, tenzij er een bedoeling achter zit.
319 En zeven donderslagen, precies hier in de openbaring van Jezus Christus, zijn een of andere verborgenheid. Zegt de Bijbel niet dat Dit de openbaring van Jezus Christus is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Wel, dan is er een of ander verborgen geheimenis van. Hum! Wat is het? De zeven donderslagen houden het in. Want Johannes stond net op het punt om te schrijven, toen er een stem uit de hemel kwam, die sprak: "Schrijf het niet op, maar verzegel het. Verzegel het. Plaats het aan de achterzijde van het Boek." Het zal geopenbaard moeten worden. Het zijn de verborgenheden.
320 Nu, we losten deze dingen op door de Heilige Geest, Die ons vertelde dat "het geen appels waren. Het was een seksuele aangelegenheid." Vertelde ons deze dingen. Er is helemaal niemand die het kan weerleggen. Ik heb nog nooit in mijn leven een prediker gezien die het ermee eens was. Maar ik heb het hun gevraagd.
321 U weet, in Chicago, toen ik voor ongeveer driehonderdvijftig predikers stond. U vrouwen hier uit Chicago, u was daar en heeft erover gehoord.
322 En de Here had me drie avonden tevoren gezegd: "Ze willen je in de val laten lopen." Zei: "Ga hier bij het raam staan en Ik zal het je tonen." Zei: "Meneer Carlson en Tommy Hicks zullen je morgenochtend ontmoeten, ze willen naar een ontbijt gaan. En zeg tegen Tommy dat hij moet blijven. Maar", zei Hij, "hier is de wijze waarop het er uit zal zien. Vertel hun, dat ze die samenkomst niet zullen houden in de plaats die zij in hun hoofd hebben. Ze zullen op een andere plek terecht komen." Hij zei: "Vrees niet, Ik zal met je zijn." Dat is goed genoeg voor mij.
323 De volgende morgen kwam meneer Carlson, de president van de Volle Evangelie Zakenlieden, en zei... Hij belde me op en zei: "Broeder Branham, ik wil met u gaan ontbijten."
324 Ik zei: "In orde." (Ik zei: "Let er op dat Tommy Hicks daar ook is.")
325 We gingen naar 'Town And Country' en hij zei: "Wel, Broeder Branham, o, dit is een..."
Ik zei: "Tommy, zou je me een dienst willen bewijzen?"
"Zeker, broeder Branham."
Ik zei: "Ik vraag me af of je voor mij zou willen spreken?"
Hij zei: "O, ik... ik zou dat niet kunnen."
326 Ik vroeg: "Waarom? Ik heb alleen maar lagere school, en ik zou... ik zou 'empire' [keizerrijk] zeggen in plaats van 'umpire' [scheidsrechter] Zie? Ik weet niet eens hoe ik hen moet toespreken. En het Convent van predikers van Groot-Chicago zal daar zijn. Hoe zal ik hen kunnen toespreken met mijn lagere schoolopleiding, Tommy? Jij bent doctor in de Godgeleerdheid." Ik zei: "Jij weet hoe je moet spreken, ik niet."
Hij zei: "Broeder Branham, dat zou ik niet kunnen doen."
327 Ik zei: "Waarom? Ik heb jou menige dienst bewezen." En ik ging recht op het doel af.
328 En broeder Carlson zei: "O, broeder Branham, dat zou hij niet kunnen doen."
Ik vroeg: "Waarom niet?"
Hij antwoordde: "Wel, hij... de... de... uh."
329 Ik zei: "Weet u waarom? U weet zelf waarom, maar u wilt het mij niet vertellen. Ze hebben een val voor me gezet."
330 Ik zei: "Broeder Carlson, u hebt die zaal in het hotel, is het niet, waar we dat andere banket hadden?"
"Ja."
Ik zei: "U zult die niet krijgen."
331 Hij zei: "Wel, broeder Branham, ik heb het voorschot er al op betaald."
332 Ik zei: "Het maakt mij niet uit wat u hebt gedaan, het zal daar niet zijn. Dat is een groenkleurige zaal. We zullen in een bruinkleurige zaal komen. Ik zal opzij in een hoek zitten. Dr. Mead zal rechts zitten. Die kleurling en zijn vrouw zullen hier zitten, en zus-en-zo. Er zal uiterst rechts van mij een Boeddhisten-priester zitten", en hoe ze gekleed zouden zijn.
333 En ik zei: "Jij weet waar het om gaat, Tommy. Jij bent... Het Prediker-Convent van Groot-Chicago zal mij uitdagen over 'de doop in de Naam van Jezus Christus'! Het Prediker-Convent van Groot-Chicago zal mij uitdagen over 'het bewijs van de Heilige Geest: spreken in tongen'! Ze zullen me uitdagen over 'het slangenzaad' en over de prediking van 'genade'."
334 Tommy keek me aan en zei: "Goeie genade!" Zei: "Ik denk dat ik zelfs maar niet zal gaan."
Ik zei: "Ja, je komt wel."
335 En de volgende dag gaf de man die de borgsom had aangenomen de borgsom terug, en zei: "We hadden een orkest. We hadden het genoteerd, maar we waren het vergeten en zijn dat ding kwijtgeraakt. En we moesten de zaal aan een orkest geven, en u kunt haar niet krijgen." En we weken uit naar 'Town And Country'.
336 Die morgen liep ik naar binnen, en daar stonden ze allemaal. Toen ik daar achter de lessenaar zat, daar achteraan, en wachtte, nadat zij klaar waren met het ontbijt, keek ik zo om me heen naar hen. We gebruikten het ontbijt in een zaal. Toen we daar uit kwamen, gingen we daar zitten, en daar was het Predikers-Convent van Groot-Chicago. Ik keek om me heen naar hen. Ieder stelde zich voor als doctor in de filosofie, letterkunde, Q.U.S.T., en al dergelijke zaken. Ik zat daar gewoon en luisterde naar hen totdat ze klaar waren. En broeder Carlson stond op. Hij zei: "Mijne heren..."
337 En u kent allemaal Hank Carlson. En daar... vraag het hem. Wel, u hebt het hier op de band staan. Als u de band wilt kopen, hij is hier; de jongens hebben hem. [De Godheid verklaard – 25 april 1961; Chicago – Vert]
338 Hij zei: "Heren," zei hij, "ik stel u als volgende broeder Branham voor." Hij zei: "U mag het misschien geen van allen eens zijn met zijn leer, maar laat ik u iets vertellen. Drie dagen geleden zaten we ergens, en als die man mij toen niet alles vertelde wat er deze morgen gebeurde, sta ik hier niet. Hij vertelde mij dat u allen van plan was hem vragen te stellen over zijn leer. En hij vertelde mij dat ik die andere zaal zou moeten afzeggen, en dat we hier zouden zijn. En vertelde me precies waar Dr. Mead en deze mensen zouden zitten, helemaal precies; en hier zitten ze." Hij zei: "U was het misschien niet met hem eens, maar ik zal u één ding zeggen: hij is onbevreesd over zijn mening."
Hij zei: "Nu, broeder Branham, het woord is aan u."
339 Ik zei: "Voordat we beginnen... Ik lees wat ik vanmorgen heb gedaan: 'Ik ben het hemelse gezicht niet ongehoorzaam geweest.'" Ik zei: "Nu, laten we dit uit de wereld helpen. Nu, u spreekt er allemaal over dat u doctors in de Godgeleerdheid bent, en ik sta hier helemaal alleen." Ik zei: "Als het zo is dat u mij vragen wilt stellen over de doop in de Jezus' Naam, dan zullen we daar eerst mee beginnen. Ik wil dat één van u mannen uw Bijbel meebrengt en hier naast mij komt staan, over iets wat ik heb onderwezen." Ik zei: "Kom hier naast mij staan, en weerleg het met het Woord van God." Ik wachtte. Niemand zei iets. Ik zei: "Ik vraag of enige van u mannen naast mij willen komen staan." Zei: "Wat is er met u aan de hand? Val mij dan niet aan in mijn rug, als u bevreesd bent om hier naast mij te staan."
340 Ik ben het niet waar ze bang voor zijn; het is die Engel van de almachtige God, van Wie ze weten, dat als Hij mij kan voorzeggen wat komt... Ze waren zelfs pienterder dan ik dacht. Ze pasten wel op om daar te gaan staan. Uh-huh. U weet het, u hebt ook van die momenten meegemaakt. Maar ze deden het niet. Wat is er aan de hand, als het zo groots is, en ze weten dat het zo waarachtig is?
341 Ik heb het op geluidsband gezet en van alles; ik ben gereed om er over te praten op een christelijke wijze, met welke broeder ook. Ik wil met niemand redetwisten; maar ik wil dat u komt en er met het Woord iets van weerlegt. Niet met uw leerboek nu; niet door wat doctor Zus-en-zo, of de heilige Zus-en-zo zei. Ik wil weten wat God heeft gezegd. Dat is de basis. Ik wil weten wat Dat is. Maar dat doen ze niet.
342 Kijk nu wanneer het tijd is voor de zeven stemmen. Het is dan tijd voor de zeven stemmen wanneer het Boek is voltooid, wanneer Openbaring 10 is geopenbaard. Let nu op. Luister.
343 Nu, ik wil u niet veel langer vasthouden. Ik weet dat ik u hier uitput; het is twintig minuten voor tien. [De samenkomst zegt: "Nee. Ga door!" – Vert] Luister aandachtig nu. Ik weet dat u staat en dat u allen van plaats wisselt en zo. Ik zal blij zijn wanneer de kerk gereed komt, zodat we niet zo opeen gepakt hoeven te zitten. We kunnen dan de hele dag nemen om het te prediken.
344 Let nu op. Nu, merk op. De zeven stemmen waren donderslagen; explosies.
God, help ons! Als ik verkeerd ben, Here, vergeef mij.
345 Ik stel u de vraag. Er donderde een donderslag toen deze stem weerklonk. Hebt u gemerkt dat bij de zeven zegels die op de zeven gemeentetijdperken volgden, er een donderslag was toen het eerste zegel werd geopend? Toen de eerste zegels in het Boek werden geopend, klonk er een donderslag. Zou het eerste zegel aan de buitenkant van het Boek niet op dezelfde wijze opengaan? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] God verandert Zijn programma niet. Laten we Openbaring 6 opslaan.
En ik zag, toen het Lam een van de zegels geopend had, en ik hoorde een uit de vier dieren zeggen, als een stem van een donderslag: Kom en zie!
346 Nu, er kwam geen enkele donderslag meer. "En toen het laatste zegel werd geopend, werd er een stilzwijgen in de hemel, van omtrent een half uur." [Openbaring 8: 1 – Vert] Maar toen het eerste zegel werd geopend, klonk er een donderslag.
347 O, gemeente, zou het dat kunnen zijn? Zijn we zover? Vrienden, denk na! Misschien. Ik hoop dat het niet zo is. Maar wat als het wel zo is? Wat was die explosie? En voor God en deze open Bijbel, ik lieg niet. Een explosie die de aarde deed schudden!
348 En toen het eerste zegel van de zeven die werden geopend in de Bijbel, toen dat te voorschijn kwam – slechts één – kwam er een explosie die de hele zaak schudde; een donderslag. En zou er dan, als de zegels die aan de achterzijde zijn, opengaan, ook geen donderslag zijn? Ik weet het niet. Ik kan het niet zeggen.
349 Er klonk een donderslag: het eerste zegel; en het zegel was een donderslag. De bazuin werd op dat moment geopend. En de bazuin werd geblazen op Pinksteren, natuurlijk. Daar wil ik niet op ingaan.
350 Nu, als het visioen Schriftuurlijk was, het visioen waar ik over spreek dat ik nu zaterdagochtend een week geleden zag... Als – nu bedenk hier – als het visioen Schriftuurlijk was, moet het worden uitgelegd door de Schrift, of een voortzetting zijn van dezelfde Schrift. [Broeder Branham pauzeert – Vert] Ik wachtte even zodat het goed doordringt. Als...
351 Dit, wat ik heb gezien, wat het was, weet ik niet, maar ik ben dodelijk bevreesd. Is het afgelopen met ons? Zijn we aan het einde? Bedenk, deze engel zei, dat wanneer dit plaatsvond, hij zwoer, "dat er geen tijd meer zou zijn." Ik vraag me af of we dit werkelijk begrijpen.
352 U zegt: "Wel, het ziet er naar uit of het zou exploderen over..." Broeder, Hij komt op een moment dat u het niet denkt. Eens zult u het voor de laatste keer horen.
353 Is het nu duidelijk? Toen het eerste zegel werd geopend, de zegels die binnen in het Boek waren, weerklonken deze verborgenheden: rechtvaardiging, heiliging, Rooms katholieke kerk, Protestanten! En omdat al hun kleine gevechten en zo deze losse eindjes achterlieten in het Woord van God, komt de zevende engel en verzamelt ze allemaal bijeen en legt ze uit. Zie? En als hij het voleindigt, laten zeven donderslagen hun stemmen horen.
354 Toen Johannes begon te schrijven, zei hij: "Schrijf het niet op, maar verzegel het."
355 "En het eerste zegel werd geopend", van de zegels aan de binnenzijde van het Boek. Het werd geopend met een donderslag. Uh!
356 Als dit de Schrift is, kan het alleen maar zijn... Als welk Schriftgedeelte ook, of iets dat wordt verondersteld van de Bijbel te zijn...
357 Precies zoals u mij niet kunt vertellen dat er zoiets is als een "vagevuur" en dat soort dingen. Er is geen Schriftgedeelte in de Bijbel om dat te ondersteunen. U kunt mij niet over deze dingen vertellen zoals het "Boek der Makkabeeën", hoewel zij in orde mogen zijn. En dat "Vierde boek van Daniël", waar een engel hem bij zijn haar oppakte en zei... hem neerzette. Zulk soort dingen hebben in de Bijbel nooit plaatsgevonden. "Dat Jezus van Nazareth een vogeltje van klei maakte, er pootjes aanzette, en zei: 'Whew! Vlieg weg, vogeltje.'" Dat is onzin. Er staat niets in de Bijbel om dat te staven. De Bijbel is er niet om dwaas mee te... De vertalers, God zag er op toe dat de vertalers deze dogma's en onzin er zelfs niet aan toe zouden voegen. Het waren waarschijnlijk goede mensen, de Makkabeeën-broeders. Dat waren ze. Ik zeg niet dat ze geen goede mensen waren. Maar het was niet Schriftuurlijk.
358 Dit is de volledige openbaring van Jezus Christus. "Niets kan er aan worden toegevoegd, of er van worden afgenomen." En als we dat erbij zetten, past het niet bij de rest van de Schrift. Er zijn zesenzestig boeken van deze Bijbel, en niet één woord zal het andere tegenspreken.
359 En dan, als dit de voortzetting is, voor het klinken van deze laatste bazuinen, of deze laatste zeven donderslagen die zullen voortkomen, de verborgenheden, de laatste zegels, dan zal het deel moeten uitmaken, of overeen moeten komen met de rest van de Schrift. En als die eerste zegels daarbinnen opengingen met een donderslag, zullen de tweede die aan de achterzijde zijn dat eveneens doen. Kijk wat er gebeurt. Als het visioen Schriftuurlijk is, dan moet het door de Schrift worden uitgelegd, of een voortzetting zijn van dezelfde Schrift.
360 Let op, Openbaring [10] 3 en 4: "Zeven donderslagen." Zeven donderslagen; en let dan op vers 3 en 4. En wat dan? Een eed van die machtige engel, dat "de tijd was vervuld." Toen deze donderslagen – ziet u – hun stemmen lieten horen, toen zei de engel ...
361 Denk het u even in! "Een engel, bekleed met een wolk, en een regenboog-verbond boven zijn hoofd." Wel, u weet Wie dat is. "Zette één voet op het land, en op de zee, hief zijn hand op en zwoer dat wanneer die zeven donderslagen hun stemmen lieten horen, er geen tijd meer zou zijn."
362 En als de bediening van de verborgenheden van God is vervuld... Wat als dat die zeven verborgenheden zijn die voortkomen? Dat de Almachtige is gekomen naar een nederige kleine kerk als de onze, en heeft achtgeslagen op de lage staat van Zijn volk! U zegt: "O, dat, dat denk ik niet." Misschien is het niet zo, maar wat als het wel zo is? Dan is de tijd afgelopen. Hebt u daaraan gedacht? Wees ernstig. Het zou later kunnen zijn dan wij denken.
363 Die sterren, die toen ginds in hun formatie kwamen! Die engel die kwam en zei: "Zoals Johannes werd gezonden om het Oude Testament af te ronden en om de introductie voort te brengen van Christus, zo zal een Boodschap de losse eindjes bijeen brengen en zal de Messias introduceren vlak voor Zijn komst; de Boodschap van de laatste dagen."
364 Let op, de machtige engel zwoer met een eed, dat "er geen tijd meer zou zijn".
365 Nu wil ik u niet te lang houden. Denk hier nu slechts een ogenblik aan.
366 Nu, luister. Deze engel kwam neer van de hemel. Zie? Kijk, de andere zeven engelen van de zeven gemeenten waren aardse boodschappers. Maar deze engel... Heel de Boodschap is vervuld; de zevende engel beëindigt de hele zaak. En deze engel komt niet naar de aarde; hij is geen mens van de aarde zoals de boodschappers tot de gemeentetijdperken; dat is vervuld. Maar deze engel brengt de volgende bekendmaking. En een engel betekent een 'boodschapper' . En hij komt neer van de hemel, gekleed in die kolom van Licht, wolk, met een regenboog boven zijn hoofd. En een regenboog is een verbond. Het was Christus, "met één voet op het land en één op de zee, en Hij zwoer dat er geen tijd meer zou zijn".
Waar zijn we aan toe, heren? Wat heeft dit allemaal te betekenen? Ik vraag het aan u.
367 De andere engelen waren boodschappers: mannen van de aarde. Maar deze Engel... Van deze werd gezegd: "Aan de engel van de gemeente van Laodicéa", "Aan de engel van de gemeente van Efeze", boodschappers van de aarde; zie, mensen, boodschappers, profeten, enzovoort, tot de gemeente.
368 Maar Deze kwam niet van de aarde. Hij kwam neer van de hemel, omdat de verborgenheid geheel is vervuld. En toen de verborgenheid was vervuld, zei de Engel: "Er zal geen tijd meer zijn", en de zeven donderslagen lieten hun stemmen schallen.
369 Wat als het iets is om ons bekend te maken hoe we binnen moeten komen in het geloof voor de opname? Is het dat? Zullen wij rennen en over muren springen? En is er iets wat op het punt staat te gebeuren, dat deze oude, bedorven, zondige lichamen zullen worden veranderd? Kan ik zolang leven dat ik het meemaak, o Heer? Is het zo nabij dat ik het zal zien? Is dit de generatie? Heren, mijn broeders, hoe laat is het? Waar zijn we aan toe?
370 Laten we op ons horloge kijken, de kalender, om te zien in welke dag we leven. Israël is in Palestina, in haar thuisland. Het vaandel, de zespuntige ster van David (van tweeduizend jaar geleden, ja, bijna vijfentwintighonderd jaar geleden), de oudste vlag, wappert. Israël is terug in haar thuisland. "Wanneer de vijgenboom zijn knoppen laat uitlopen, zal deze generatie niet sterven, voorbij gaan, totdat alle dingen zijn vervuld."
Natiën breken, Israël herleeft;
De tekenen, door de profeten voorzegd.
De heidendagen zijn geteld, door verschrikkingen gekweld.
Keer terug, u verstrooiden, naar 't land u gezegd.
De dag van verlossing is in zicht;
De wereld in angst voor 't gericht.
Weest vol van de Geest, uw lamp schoon en licht.
Ziet op! Uw verlossing is in zicht.
Valse profeten liegen, willen Gods Waarheid niet weten;
Dat Jezus, de Christus, onze God is.
U weet dat het de Waarheid is! Ja.
Maar wij volgen het pad van de apostelen.
De dag van verlossing is in zicht;
De wereld in angst voor 't gericht.
Weest vol van de Geest, uw lamp schoon en licht.
Ziet op! Uw verlossing is in zicht.
371 Het zou dichterbij kunnen zijn dan u denkt. Het heeft mij bevreesd gemaakt. O, ik heb niet genoeg gedaan! Waar zijn we aan toe?
372 "Er zal geen tijd meer zijn." Hij kondigt aan dat er geen tijd meer is. Wat gebeurt er? Wat gebeurt er? Zou dat nu zo kunnen zijn, broeders? Denk ernstig na. Als het zo is, dan is de piramide afgedekt door de zeven donderslagen.
373 Herinnert u zich de Boodschap over de piramide? Het is de Deksteen. Wat deed Hij? De Heilige Geest plaatste de deksteen op de enkeling en verzegelde hem, nadat wij aan ons geloof rechtvaardigheid, en godsvrucht, en geloof, enzovoort, toevoegden. En we bleven er steeds aan toevoegen totdat we zeven dingen hadden gekregen. En de zevende was liefde, wat God is. Zo vormt Hij het individu, en dekt hem af en verzegelt hem met de Heilige Geest.
374 Dan, als dat zo is, heeft Hij zeven gemeentetijdperken waarin Hij zeven verborgenheden had die uitgebazuind zijn, en waarvoor men streed om ze terug te brengen. En nu komt de Hoofdsteen om de gemeente af te dekken. Betekenen de donderslagen dat, mijn broeders? Heren, is dat waar we aan toe zijn?
375 Junie, ik wil jouw droom nemen. Kijk. Junior, voordat er ooit over de piramide was gepredikt, maanden ervoor, zag je deze droom.
U zegt: "Wat kan een droom nu betekenen?"
376 Nebukadnezar droomde een droom die Daniël uitlegde, die het begin van het heidentijdperk aankondigde en wanneer het zou aflopen. En het is precies op die wijze geschied. Niet één onderdeeltje ervan heeft gefaald.
377 Let u op? Het schrift dat op de stenen stond, was ik voor hen aan het uitleggen. Ze waren opgetogen. Dat is "de verborgenheid Gods", die jarenlang niet begrepen is. Zou het dat kunnen zijn?
378 En let dan op. Op een geheimzinnige manier pakten we uit de lucht een scherp stuk gereedschap, dat de top open maakte. En daar aan de binnenkant was wit graniet, maar het werd niet uitgelegd. Er stonden geen letters. Ik legde dat niet uit, Junior. Ik keek er alleen maar naar, en zei tegen de broeders: "Kijk hiernaar." En dat is vanavond vervuld.
379 En terwijl ze dat aan het bestuderen waren, glipte ik weg naar het westen. Waarvoor? Misschien om de uitleg te begrijpen van wat er in de top hierover staat geschreven. Zou dat het kunnen zijn?
380 En deze wezens – explosie – onlangs, die mij zo door elkaar schudde totdat ik zo hoog als dit gebouw de lucht inging, die constellatie van engelen, zeven engelen in de vorm van een piramide... Zijn dat die donderslagen die zullen voortkomen? Zou dat het kunnen zijn?
381 Dit is allemaal uitgelegd. Overeenkomstig zijn droom, was het allemaal voorbij. Overeenkomstig Gods Woord, zal de zevende boodschapper beëindigen... zal de zevende boodschap beëindigd zijn. En vervolgens de zeven donderslagen. En hij zag dat de topsteen omver was gerold.
382 Terwijl veel mensen zelfs niet weten dat er zeven zegels zijn die moeten worden geopenbaard. Ik heb van menigeen boeken over Openbaring gelezen, maar ik heb er nooit over horen spreken. Ze slaan dat over. Maar tot u is gezegd dat het er is!
383 Ik weet niet wat het is. Zou het dat kunnen zijn? God zij ons genadig! Als dat het is, bevinden we ons in een ernstig uur. Nu, even een ogenblik, kijk. Als dat zo is, en de verborgenheid is vervuld, dat in deze stenen stond geschreven...
384 Ik ben blij dat ik in een gemeente zit met godvrezende mensen aan wie God een droom kan geven. Ik ben blij om dit bekend te maken aan deze mannen en vrouwen die naar Junior zijn gemeente gaan, en naar deze gemeente, naar die van broeder Neville, en de anderen, dat er mensen in deze samenkomst zitten waarvan de Bijbel zei, dat "zij dromen zouden dromen in de laatste dagen". En hier is het. En kijk er naar: het komt overeen met het Woord.
385 Ik was me nergens van bewust toen er een explosie kwam, en hier kwamen zeven engelen uit de eeuwigheid vandaan. Ik zei: "Here, wat wilt U mij laten doen?" Het werd niet gezegd. Misschien moet ik eerst heengaan om het te ontdekken. Ik weet het niet. Misschien is het zelfs dat niet; ik weet het niet. Ik zeg alleen maar: "Wat als het zo is?" Als het Schriftuurlijk is, lijkt dat er erg veel op. Denkt u ook niet? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
386 Kijk. Kijk dan: de deksteen werd niet uitgelegd. Zie? "Ga naar het westen en kom terug." Of is het dit, dat het deze zeven engelen in deze formatie zijn die tot mij kwamen?
387 En wanneer ik u ontmoet op de dag van de opstanding, zult u zien dat ik niet lieg; God is mijn Rechter.
388 Of is dit dat tweede hoogtepunt waar ik onlangs over sprak? Gaat het over iets dat zal voortkomen voor de gemeente? Ik weet het niet. Ik zou daar een poosje bij kunnen blijven stilstaan, maar ik zal doorgaan.
389 Zou het kunnen zijn dat de machtige donderslag, of de zevende engel in de formatie van zeven, de formatie van het zevende tijdperk, hun piramide gemaakt in een vorm: drie aan elke kant, en één aan de top, neerdalend vanuit de eeuwigheid... Zou dit het kunnen zijn?
390 Is dit de verborgenheid van de donderslagen die de Hoofdsteen terug zullen brengen? U weet dat de piramide nooit werd afgedekt. De Hoofdsteen moet nog komen. Hij werd verworpen. Zou dat het kunnen zijn, broeders, zusters?
391 Of is dit die derde trek, waar Hij mij drie of vier jaar geleden over vertelde?
392 Herinnert u zich wat er gebeurde bij de eerste trek? Ik probeerde het uit te leggen. Hij zei: "Doe dat niet!"
393 Bij de tweede trek, zei Hij: "Probeer het niet." En ik trok toch. Herinnert u het zich? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] U allen herinnert het zich. Alles staat op geluidsband enzovoort.[Visioenen en Profetie, 8 april 1956; Chicago – Vert]
394 En toen zei Hij: "Nu is er een derde trek op komst, maar probeer het niet uit te leggen." Ziet u hoe ik dit vanavond benaderde? Ik weet het niet. Maar ik voel me aan mijn gemeente verplicht om iets te zeggen. Trekt u uw eigen conclusie.
395 Nu, zal dit de verborgenheid zijn die zich zou ontvouwen, die Christus zou brengen, een kracht zou brengen tot de gemeente? Zie? We hebben al...
396 We geloven in bekering, gedoopt te worden in de Naam van Jezus Christus. We geloven in het ontvangen van de Heilige Geest. We hebben tekenen, wonderen, wonderwerken, spreken in tongen, en de dingen die de vroegere gemeente had. En eerlijk gezegd, er is hier meer gebeurd dan in het boek der Handelingen staat geschreven, hier in deze ene kleine groep mensen, deze hele kleine bediening van ons hier. Wat dan met alles wat er over de hele wereld gebeurt? Zie? Meer dan er in het boek der Handelingen geschreven staat: dezelfde soort dingen! Het opwekken van de doden! Bedenk, er werden door Jezus Christus slechts ongeveer drie mensen uit de dood opgewekt, en wij hebben een verklaring – doktersverklaring – van vijf. Zie?
397 "De werken die Ik doe, meer dan deze zult gij doen." Ik weet dat de King James spreekt van grotere, maar u zou niets groters kunnen doen. Meer ervan! Toen was Hij in één Persoon, nu is Hij in de hele gemeente. Zie? "Meer dan deze zult gij doen, want Ik ga naar Mijn Vader."
398 Als dit de derde trek is, dan ligt er een geweldige bediening voor ons. Ik weet het niet. Ik kan het niet zeggen; ik weet het niet.
399 Let op. Derde trek. Laten we daar even bij stoppen. In het visioen bestond de eerste vlucht uit kleine boodschapper-vogels; dat was toen we pas begonnen. Het ontwikkelde zich totdat we een persoon bij de hand namen.
400 En herinnert u zich wat Hij me zei? "Als u oprecht zult zijn, zal het komen te geschieden dat u zelfs het geheim van hun hart zult kennen." Hoe velen herinneren zich dat het van hieruit werd aangekondigd, en over het hele land? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] En gebeurde het? ["Amen."] Helemaal precies. Toen zei Hij: "Vrees niet, Ik zal met u zijn." Zie? En het zal verdergaan.
401 Nu, de eerste trek waren hele kleine vogeltjes; deze zwerm. Zij gingen door om de tijd tegemoet te gaan, om het komen van de Here tegemoet te gaan: de eerste Boodschap.
402 Ten tweede: de geheimen van het hart. Eerst nam ik een persoon bij de hand, stond daar gewoon en zei wat ze hadden. De volgende keer werden hun zonden geopenbaard en ik zei hun wat ze moesten doen. En... Is dat waar? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Toen kwam dat volmaakt te geschieden, precies zoals God het had gezegd. En u bent er getuigen van, evenals de wereld, evenals de kerk.
403 Toen ik zei: "Ik zag een engel; en het was een smaragdgroen vuur dat brandde", lachten de mensen en zeiden: "Billy, kom tot jezelf." Het magische wetenschappelijke oog van de camera nam het op. Ik loog niet. Ik vertelde de waarheid. God betuigde het.
404 Ik zei: "Duisternis overschaduwt; het is de dood, zwart. En dit is wit. De ene is leven; de andere is dood." En daar staat het op de foto, daar achteraan. Bij de...
405 Zoals George J. Lacy... Lacy zei: "Het mechanische oog van deze camera zal geen psychologie opnemen." Volgt u mij? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
406 Let op, de eerste kleine zwerm: hand. De tweede was groter, witter: duiven; de Heilige Geest Die de geheimen van het hart openbaart. En de derde vlucht waren engelen (geen vogels), engelen! En dat is de eindtijd, dat is alles ervan. Zal dit de tijd zijn, broeders? Is dit de tijd?
407 Luister nu heel aandachtig, en leg dit niet verkeerd uit. Ik wil u iets vragen.
408 Laten we even teruggaan. De gemeente weet dat het de waarheid is. De wetenschappelijke wereld weet dat het de waarheid is. En er zitten hier vanavond mensen, en veel ervan zijn nog in leven, die hier bij de rivier stonden toen die stem dat uitsprak en zei: "Zoals Johannes werd gezonden met een Boodschap van de eerste komst, zo is dit de tweede Boodschap van de tweede komst." Herinnert u het zich? [De samenkomst zegt: "Amen." ]
409 En als dat is vervuld, wat deed Johannes toen? Johannes was degene die zei: "Zie, daar is het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. Dat is Hem." Is het uur, is het gekomen, mijn broeders? Ik zeg niet dat het zo is. Ik weet het niet. Maar ik vraag het u. Ik wil dat u nadenkt. Of zal dit de tijd zijn dat het opnieuw zal zijn: "Zie, het Lam Gods"?
410 Of de tijd van Maleachi 4: "Om de harten van de kinderen terug te voeren tot het geloof van onze vaderen"? Zal het zo'n explosie zijn dat daardoor machtige dingen zullen gebeuren, waardoor de gemeente, die aan het afglijden is en de verborgenheden van God niet kan begrijpen enzovoort, op haar plaats zal worden gezet? Wanneer zij die machtige donderslag zien voortzwepen, zal dat hun harten weer terug doen keren tot de Vader, zoals de Bijbel zei dat zou gebeuren? Of was dit de Boodschap die al voorbij is die het had moeten doen? Ik weet het niet.
411 Dit is het teken van de eindtijd, heren. Of, is dit het teken dat het voorbij is? Voor mij ziet het er erg Schriftuurlijk uit. Ik weet het niet. Daar waren die engelen. Er was een explosie als een donderslag, die de hele aarde deed schudden. God weet dat ik de waarheid vertel.
412 Herinner u slechts, er staat iets op het punt te gebeuren. Ik weet niet wat het is. Maar zou het dit kunnen zijn? De reden dat ik dit zeg, is: maak uzelf gereed! Laten we bidden. Hoe bidden? Onze positie innemen in het leger van Zijn gelovigen, en ons gereedmaken, want het is misschien later dan we denken.
413 U kent mij, en ik heb u nog nooit een leugen verteld, voor zover ik weet. En zoals Samuël tot hen zei: "Heb ik u ooit iets verteld in de Naam van de Here, dan dat het kwam te geschieden?" Nu, ik zeg u nu: "Ik weet niet wat dit is. Ik kan niet zeggen wat dit is. Ik weet het niet." Maar ik zal u de waarheid vertellen. Ik ben bevreesd. Als uw broeder, ik ben bevreesd geweest sinds vorige week zaterdag.
414 Het is misschien de eindtijd. Het is misschien de tijd dat de regenbogen door de lucht zullen zwiepen als een aankondiging vanuit de hemel, zeggende: "Er is geen tijd meer." Als dat het is, laten we dan onszelf voorbereiden, vrienden, om onze God te ontmoeten. Er is nu een overvloed aan Voedsel opgeslagen; laten we er gebruik van maken. Laten we er nu gebruik van maken. En ik roep vanaf dit podium tot God: "Here Jezus, wees mij genadig!" Ik heb geprobeerd te leven zo goed als ik maar wist. Ik heb geprobeerd de Boodschappen te brengen op de beste manier dat ik het kon, uit het Woord van God. God kent mijn hart.
415 Maar toen die formatie van engelen over die vloer scheerde, was ik verlamd. Ik kon zelfs lange tijd niet voelen. Zelfs nog een lange tijd later, toen ik probeerde door de kamer te lopen, was het alsof ik vanaf mijn ruggengraat, van beneden tot boven in mijn nek, volkomen verlamd was, en geen gevoel. Ik had geen gevoel in mijn handen. Ik bevond me de hele dag lang in een verdoving. Ik ging de kamer in en bleef gewoon zitten.
416 Zondag kwam ik hierheen om te spreken, en door te spreken, probeerde ik me ervan los te schudden. Maandag was het er opnieuw. En het is hier nu.
417 Ik weet het niet. Ik weet het niet, heren. Ik ben slechts eerlijk tegenover u, als mijn broeders. Ik weet het niet. Is het... is het tijd? Is de bedie-... de verborgenheid helemaal vervuld? Is het bazuinen helemaal voorbij? Zijn dat werkelijk die zeven donderslagen die op het punt staan iets uit te spreken, opdat de kleine groep die samen is gekomen opnamegeloof zal ontvangen om in de opname te gaan wanneer Hij komt? "Want wij zullen veranderd worden" – even snel als die engelen kwamen – "in een ogenblik, in een oogwenk, en zullen samen opgenomen worden met diegenen die ontslapen zijn, om de Here te ontmoeten in de lucht."
Mijn gebed is:
418 God, als dit zo is, ik weet het niet, Here. Ik vertelde het gewoon aan de gemeente. Als het zo is, Here, bereid onze harten. Maak ons gereed, Here, voor dat geweldige uur. Want door heel de geschiedenis van de tijd heen, hebben al de profeten en wijzen uitgekeken naar díe tijd. Here, ik weet niet wat te zeggen. Ik zou bang zijn om te zeggen: "Kom niet, Here." Ik voel me beschaamd over mezelf wanneer ik kijk en de wereld in die toestand zie, dat ik er niet meer aan heb gedaan dan wat ik er aan heb gedaan. Ik schaam me over mezelf. Als er een morgen is, Here, zalf mijn hart. Zalf mij intenser, Vader, opdat ik alles kan doen wat ik kan om anderen tot U te brengen. Ik ben de Uwe.
419 Ik voel mij als Jesaja in de tempel die dag, toen hij de engelen heen en weer zag vliegen met vleugels over hun aangezicht en over hun voeten, vliegend met vleugels: "Heilig, heilig, heilig!" O, wat kreeg die jonge profeet een schok! Hij begon wat ouder te worden. En toen hij dat zag – hoewel hij visioenen had gezien – schreeuwde hij het uit: "Wee mij!"
420 Vader, misschien voelde ik me een beetje op die manier, toen ik die engelen onlangs 's nachts zag, of onlangs 's morgens liever. "Wee mij, want ik ben een man onrein van lippen, en ik woon te midden van onreine mensen." En, Vader, reinig mij.
421 En hier ben ik. Zend mij, Here, wat het ook is. En ik sta bij deze kansel, waar ik al dertig jaar bij heb gestaan. Als er iets is, Here, wat U wilt dat ik doe, hier ben ik. Ik ben gereed, Here. Maar, mag ik genade vinden in Uw ogen. Nederig bid ik dit.
422 Ik bid voor de kleine kudde waarover de Heilige Geest mij als opziener heeft gesteld, om hen te voeden. Ik heb alles gedaan wat ik maar wist om te doen, Here, om hen te voeden met het Brood des levens. Zoals in dat visioen vele jaren geleden, waar dat grote gordijn lag in het westen, en een berg van het Brood des levens, beschreven in het boekje: Ik ben het hemelse gezicht niet ongehoorzaam geweest. En hier gebeurt het allemaal, wordt het vlak voor onze ogen geopenbaard.
423 Gij zijt God, en buiten U is er geen ander. Neem ons aan, Here; vergeef ons onze zonden. Ik bekeer mij van al mijn ongeloof, van al mijn ongerechtigheid. Ik pleit op het altaar van God.
424 Zoals ik vanavond kom met deze kleine gemeente hier voor mij, worden wij door geloof uit dit gebouw opgenomen in een opname, terwijl "wij samen gezeten zijn in hemelse gewesten" rondom de troon van God. Onze harten werden vele keren verwarmd door de dingen die we U hebben zien doen, terwijl U ons Uw verborgenheden ontvouwde. Maar, Here, vanavond ben ik totaal uitgeput. Wee mij!
425 Zoals Jakob zei, toen hij die engelen de ladder zag afdalen en opstijgen, hij zei: "Dit is een ontzagwekkende plaats, niets anders dan het huis Gods." En daar werd Bethel gesticht.
426 God, mensen begrijpen dat niet. Zij denken dat het zoveel vreugde moet zijn. Maar Here, wat een uitputtend, wat een vreselijk iets is het voor een menselijk wezen om in de tegenwoordigheid van een geweldig machtig hemels wezen te komen.
427 Ik bid om vergeving voor mijn kleine gemeente hier, waarheen U mij hebt gezonden om hen te leiden en te besturen. Zegen hen, Here. Ik heb naar mijn beste weten gehandeld, overeenkomstig wat de visioenen en dromen en dergelijke hebben gesproken. Ik heb voor hen al het Voedsel opgeslagen wat ik maar voor hen wist, Here. Wat er ook mag zijn, Here, wij zijn de Uwen. Wij bevelen onszelf in Uw handen, Here. Wees ons genadig. Vergeef ons. En laat ons Uw getuigen zijn zo lang wij hier op de aarde zijn. Dan, wanneer het leven voorbij is, ontvang ons boven in Uw Koninkrijk. Want we vragen het in Jezus' Naam. Amen.
428 Ieder van u, reinig heel uw hart. Leg alles opzij, elke last, ruim het uit de weg. Laat niets u hinderen. Wees niet bang. Er is niets om bang voor te zijn. Als Jezus komende is, is het een zeer... Het is het ogenblik waar de hele wereld om heeft gezucht en geweend. Als het iets is wat nu tevoorschijn komt, een nieuw iets dat komt, het komen van een nieuwe gave of zoiets, zal het wonderbaar zijn. Als het is dat de tijd komt dat de openbaring van de zeven donderslagen aan de gemeente zal worden geopenbaard... hoe dat moet gaan, weet ik niet. Ik heb alleen meegedeeld wat ik zag. O my, wat een tijd! Het is om serieus en ernstig over na te denken.
429 En als het mijn tijd zou zijn om te gaan, ik ben Uw... Heer, ik ben de Uwe. Als U gereed bent, kom, Here Jezus.
430 Waar het ook mag zijn, of op welk moment het moge zijn, ik ben de Zijne. Ik zeg niet dat ik het verlangen heb om heen te gaan; dat is niet zo. Ik heb een gezin op te voeden. Ik heb het Evangelie om te prediken. Maar, dat is overeenkomstig Zijn wil, niet de mijne. Dat is Zijn wil. Ik weet het niet.
431 Ik vermeld u gewoon wat er is. Wat er is, zal God laten geschieden. Maar ik vertel u wat ik zag en wat er gebeurde. Ik weet niet wat het betekende. Maar, heren, zou dit het einde kunnen zijn? Uh!
432 De mensen zijn nu aanwezig, de zes mensen die deze dromen hadden. Is het niet vreemd dat het er geen zeven waren? Is dat niet erg vreemd? Deze zes volgden vlak na elkaar, en toen kwam onmiddellijk dat visioen. De mensen zijn hier. Broeder Jackson hier was er een; broeder Parnell was er nog een; zuster Collins was er weer een; zuster Steffy was er nog een; broeder Roberson was een ander; en broeder Beeler was er nog een. En de hemelse Vader weet dat er niet één meer aan werd toegevoegd. En bij het einde daarvan, de zevende... wat zuster Steffy was, brak onmiddellijk het visioen voort. Ziet u? Ziet u waarom ik vertrek? Ziet u waarom ik moet gaan? Ik moet het doen.
433 En, vrienden, zie niet op mij. Ik ben uw broeder. Besteed geen aandacht aan mij, omdat ik maar een sterveling ben. Ik moet sterven net als ieder ander. Luister niet naar mij, maar luister naar wat ik heb gezegd. Wat ik heb gezegd, is de Boodschap. Besteed geen enkele aandacht aan de boodschapper; let op de Boodschap. Houd uw ogen niet op de boodschapper, maar op de Boodschap gericht. Wat deze sprak, is de zaak waarnaar u moet kijken.
434 En God helpe ons, is mijn gebed. Ik vind het erg... Ik wilde u dit niet komen vertellen, maar ik wilde ook niets voor u achterhouden.
435 Nu, laat mij het u vertellen voor zover ik het weet. Voor zover ik weet, zal ik in de komende twee of drie dagen – woensdagmorgen – vertrekken naar Tucson. Ik ga niet naar Tucson om te prediken. Ik ga er niet heen om te prediken. Ik ga naar Tucson om voor mijn gezin een school te zoeken, en dan zal ik een zwerver worden.
436 Ik zal naar Phoenix gaan om die kleine serie samenkomsten te houden, wat waarschijnlijk alleen maar kleine boodschappen in de omgeving zullen zijn. En dan, misschien, ik weet niet...
437 Ik denk dat ze willen dat ik één avond in de conventie spreek. Ze hebben er nooit iets over gezegd, ze zeiden alleen dat ik er zou zijn. Kijk, dat klinkt mij niet zo goed in de oren.
438 En ik heb ook een woord, ZO SPREEKT DE HERE, voor broeder Shakarian. Uh-huh. Ik weet niet wat hij ermee zal doen, maar ik heb het Woord ontvangen dat ik hem moet zeggen. Ik weet niet wat hij zal doen; dat is aan hem. Hebt u de laatste Stem gelezen? [Het blad van de Internationale Broederschap van Volle Evangelie Zakenlieden – Vert] Het wordt verondersteld geen organisatie te zijn, maar ze hebben hun geloofsbelijdenis vermeld. Als het een organisatie wordt, dan trek ik me terug. Ik sta buiten zoiets.
439 Nu, waarschijnlijk moeten broeder Arganbright en broeder Role – een diplomaat van Washington die al onder zeven presidenten heeft gediend – in Afrika zijn. En broeder Role, en ik, en broeder Arganbright zullen binnenkort voor enige samenkomsten naar Afrika gaan; naar Zuid-Afrika en Tanganjika [Tanzania], met broeder Boze. En zo verder door, en waarschijnlijk komen we door Australië, en via die richting terug, als de Here niet iets anders doet. Maar voordat ik ga, zal ik hier weer terug zijn.
440 Daarna, wanneer ik van daar terugkom, als God niet op de een of andere manier tot mij heeft gesproken, zal ik mijn gezin nemen en naar het noorden verhuizen in de buurt van Anchorage, Alaska. Dit is zuidwest; dat zal noordwest zijn. En dan zal ik ze daar laten blijven gedurende de zomer, wanneer het daar in Tucson zo heet is dat je huid er vanaf brandt. Ik denk niet dat ze het zouden kunnen verdragen. Ze zouden zo'n heimwee hebben en ontmoedigd zijn! We verkopen het huis niet. Het blijft precies zo achter, met de meubels in het huis. Ik weet niet wat ik moet doen.
441 Dan, wanneer de zomer voorbij is, wil ik, zo de Here wil, Alaska verlaten en naar het zuiden komen in de buurt van Denver, centraal-west; zuidwest, noordwest, centraal-west, roepend: "O Here, wat wilt U dat ik doen zal?"
442 Ondertussen zal elke Boodschap die gepredikt zal worden, voor zover ik weet, precies op deze plaats zijn, in deze tabernakel. Hier is het waar de banden zullen zijn. Hier is het hoofdkwartier.
443 En ik heb niet de bedoeling om met mijn gezin in het westen te blijven. Ik ga om uit te zoeken wat God wil dat ik doe.
444 Als het dit jaar niet in orde komt, dan zal ik volgend jaar zonder water of voedsel de woestijn inlopen en zal ik wachten totdat Hij mij roept. Ik kan op deze manier niet verdergaan. Je moet wanhopig worden. Je moet tot de plaats komen dat je de wil van God wilt weten. En hoe kun je de wil doen, als je de wil niet kent?
445 Ik ben aan het aftasten vanwege die visioen-achtergrond: "Wat jij deed." Zie? Ondertussen reis ik rond als zendeling en evangeliseer totdat die roep komt. Herinnert u zich de eerste, toen we die hoeksteen legden? "Doe het werk van een evangelist", zei Hij. Hij zei niet dat ik een evangelist was, maar "doe het werk van zo iemand"; misschien tot de tijd komt voor iets anders, nog een ander werk. Het zou iets anders kunnen zijn. Ik weet het niet.
446 Hebt u Hem lief? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Wees daar nu heel zeker van. Wees er heel zeker van, zij die de Here liefhebben.
Zij, die op de Here wachten, zullen hun kracht vernieuwen.
Zij zullen opvaren met vleugels als een arend.
Zij zullen rennen en niet moe worden, lopen en niet bezwijken.
O, leer mij, Here, leer mij, Here, om te wachten.
dat u het ook doet. Nu, morgenavond...
447 Ik denk dat ik het duidelijk genoeg heb gemaakt. Is het niet? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Zo duidelijk als ik het maar kon maken, dit is alles wat ik weet. Dit is alles wat ik weet te zeggen. En als het mij om een bepaalde reden wordt geopenbaard, zal ik het u snel vertellen. Ik weet dat u er belang in stelt om het te weten. Ik ben er ook in geïnteresseerd om het te weten. Ik weet niet wat het betekende. Ik weet niet waar... waar ik heenga. Ik weet niet wat er gaat gebeuren. Ik ben gewoon... Het enige wat ik weet, is, dat ik eenvoudig ga, door de genade van God. Dan zal Hij het me misschien zeggen wanneer ik daar kom. Maar mijn aandeel is nu om te gaan. En misschien ben ik daar nog geen twee weken, of ik zal weer ergens anders zijn, en zou hier weer terug kunnen zijn. Dat is waar. Ik weet het niet. Maar ik ben...
448 In dat visioen zaten mijn vrouw en mijn kinderen daarin. En wat het was, ik zat in een huifkar. En op het moment dat ik daar naar binnen ging, daar was, zat ik in mijn stationwagen. En dat is de manier waarop wij over een paar dagen vertrekken, niet wetend waar we heen gaan, niet wetend wat we zullen gaan doen wanneer we daar komen. We gaan gewoon.
449 God is vreemd voor ons omdat Zijn wegen niet zijn na te gaan. Hij wil gehoorzaamheid.
"Waar gaat u heen?"
"Dat zijn uw zaken niet. Blijf gewoon doorgaan."
"Waar wilt U dat ik iets doe, Here?"
450 "Dat gaat u niet aan. Volgt gij Mij." Uh-huh. Uh-huh. "Blijf gewoon doorlopen."
"Waar zal ik stoppen?"
"Wat gaat het u aan? Blijf slechts doorlopen."
Dus, hier ga ik, in de Naam van Jezus Christus. Uh-huh. Amen.
Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief,
Omdat Hij mij eerst liefhad.
En betaalde voor mijn zondeschuld
Op Calvarie.
Ik... (Hij is mijn leven), ik... (alles waarvoor ik heb geleefd!)
Omdat Hij mij eerst liefhad.
En betaalde voor mijn zondeschuld
Op Calvarie.
451 Heren, is dit de tijd? [Broeder Branham en de samenkomst neuriën het hele koor samen: Ik heb Hem lief. – Vert]En terwijl we het nogmaals zingen, schud iemand naast u de hand en zeg: "Broeder, zuster, bid voor mij; ik zal voor u bidden."
452 [Broeder Branham keert zich om – Vert] Bid voor mij, broeder Neville. [Broeder Neville zegt: "Dat zal ik doen, broeder. Dank u."] Werkelijk oprecht! [Iemand zegt: "God zegene u, broeder Branham."] Bid voor mij, broeder. Bid voor mij, zuster. Bid voor mij.
[Broeder Branham neuriet Ik heb Hem lief . – Vert]
En betaalde...
453 Bid, bid voor mij ...?... Bid voor mij ...?... Bid voor mij ...?... Bid voor mij ...?...
Want ik... (laten we onze handen nu naar Hem opheffen), ik heb Hem lief... (met echte liefde!)
Omdat Hij mij eerst liefhad.
En betaalde voor mij zondeschuld
Op Calvarie.
Ja, ik heb Hem lief... (met heel mijn hart!)
454 Maakt u het af, broeder Neville. Ik ga naar achter. Kondig de tijd aan voor de samenkomst. [Broeder Neville gaat door met het zingen van Ik heb Hem lief met de samenkomst, en beëindigt de dienst – Vert]