Een paradox
Door William Marrion Branham1 Terwijl we even blijven staan, laten we bidden. Onze hemelse Vader, wij naderen Uw troon van genade in de Naam van de Here Jezus. Wij naderen nu het einde van deze conventie, en het is ons verteld in de Schrift dat Jezus aan het einde van het feest opstond en riep. Misschien zijn er verwachtingen geweest waarvan Hij hoopte dat zij vervuld zouden worden. God, wij wachten met grote verwachting, in het besef van de zwakheid van menselijke wezens. Maar, God, wij hebben een grote uitstorting van Uw Geest verwacht, iets buitengewoons.
Terwijl ik kijk naar Uw kleine dienstknecht, Carl Williams, zie ik zijn kleine vergroeide handen, hoe hij met zijn voeten over de grond schraapt. Hij zit hier constant iets in zijn neus te sprayen om te kunnen ademen. Ik weet dat hij dag en nacht heeft gewerkt en gezwoegd. Mijn hart gaat naar hem uit. God, U zult hem niet teleurstellen.
2 En deze week, terwijl ik hier door de vallei kwam met deze Uw dienstknechten hier, predikend in hun kerken, vertelden zij mij nooit wat ik zou zeggen, ze zeiden gewoon: "Ga uw gang." Om die fijne samenwerking en lieflijke geest te zien, zij zijn hier ook aan het wachten om iets te zien gebeuren. Daarom voelen wij letterlijk de Heilige Geest in ons uitroepen: "Kom, Here Jezus." Vul onze verwachtende harten. Geef ons datgene waar wij naar op zoek zijn, Heer: een grote hoeveelheid van Uw genade, bidden wij.
Wij zijn onwaardig om zo'n zegen te vragen. Maar, Heer, er is geen van ons waardig. Maar wij klampen ons daar niet aan vast; wij denken slechts aan het offer dat Jezus voor ons bracht waardoor Hij ons reinigt. En wij komen het nu in Zijn Naam vragen, dat aan ieder hart zal worden bediend tussen nu en het sluiten van de dienst. Zodat wanneer wij vandaag van hier vertrekken en naar onze verschillende plekken gaan, wij in staat zullen zijn om, zoals zij die van Emmaüs kwamen, te zeggen: "Waren onze harten niet brandende in ons?"
3 Want de opgestane Heer wandelde met hen, en Hij deed iets in hun midden. Nadat zij de hele dag met Hem hadden gewandeld, konden ze toch niet begrijpen Wie Hij was; zij wisten dat het een zegen was om bij zo'n Leraar te zijn. Maar toen Hij iets deed net zoals Hij voor de kruisiging had gedaan, wisten zij dat niemand behalve Hij dat op die manier deed. En zij beseften werkelijk dat het de Here Jezus was. Snel gingen zij heen om het aan anderen te vertellen.
God, wij bidden dat zich dat vandaag opnieuw zal herhalen. Doe het buitengewoon overvloedige voor ons, Heer. Opdat wij deze conventie maandagavond mogen verlaten, op weg naar onze huizen en verschillende plaatsen, zeggend: "Waren onze harten niet brandende in ons terwijl wij Hem gedurende de conventie hoorden spreken door Zijn dienstknechten?" Sta deze dingen toe, Heer, aan ons onwaardige dienstknechten, in de Naam van Uw heilig Kind, Jezus. Amen. U kunt gaan zitten. (Is dit uw Bijbel broeder? Deze? Deze?)
4 Dit is werkelijk een bijzondere tijd voor mij. En ik zie er sterk naar uit en verwacht iets speciaals wat gedurende deze samenkomst zou mogen plaatsvinden wat anders is. En als wij deze middag de dienst zouden sluiten, ben ik er zeker van dat een ieder van ons kan zeggen: "Het was goed om hier te zijn." De eerste avond konden we broeder Oral Roberts horen, en zijn machtige boodschap aan de mensen aangaande het morele verval van de mens. Vervolgens kwam er een van de meest doeltreffende boodschappen van twaalf of vijftien minuten van onze broeder Velmer Gardner. Ik keek naar hem en bewonderde hem met grote achting, hoe hij zoveel kon brengen in zo'n korte tijd!
5 Ik vertelde mijn vrouw daarachter erover toen we thuiskwamen, en zij zei: "Wel, Bill dat is wat zij altijd... Je houdt hen te lang."
Ik zei: "Lieverd, ik ben gewoon te traag. Ik kan er niet zo snel opkomen. God is gewoon genadig met mij om mij toe te staan traag te zijn, geloof ik, en mij een beetje voort te laten gaan om mij Zijn goedheid te tonen."
Dan om de vorige avond een arts te horen... Ja, gisteravond, juist, broeder Shakarian. Weet u, ik heb vele fijne doktervrienden. Ik werd bij de Mayo's geïnterviewd, weet u. U hebt het tijdschrift, de... Ik geloof dat het... o, Reader's Digest wordt genoemd, zo'n vijf jaar geleden, met "Het wonder van Donny Morton" daarginds in Californië. En ik ontmoette daar die groep artsen, de fijnste kerels die u zou kunnen ontmoeten.
6 Maar toen ik die arts de afgelopen avond hoorde, hoe hij zijn vermaning gaf over Jezus, dacht ik dat hij zeer goed zou kunnen zijn in het stellen van een diagnose wanneer hij het fysieke lichaam onderzoekt. En hij deed het niet zo goed... een niet al te slecht werk in het diagnostiseren van de geestelijke conditie; hij had daar een zeer goede diagnose van. En de woorden die hij sprak... Ik hoop dat ik nooit een beroep op zijn diensten hoef te doen. Maar als ik dat ooit moet doen, dan wil ik zo'n man om de operatie uit te voeren – als ik er ooit een moet hebben – iemand die zijn vertrouwen op de Heer heeft gesteld.
7 En verder luisterde ik naar andere mannen, waarvan ik sommigen zelfs niet ken. Ik ben er zeker van dat het geweldig zou zijn als wij nu gewoon direct naar huis zouden gaan. Dat zou wonderbaar zijn. Maar ik geloof dat Hij ons nog meer zegeningen zal toestaan, omdat er hier velen zijn. Ik wacht erop om deze broeder Brown te horen, ik geloof morgenavond. En ik heb nooit... Episcopaal, huh? [De gemeente lacht – Vert] Presbyteriaan. Zo'n vergissing, ik kan beter de Schrift lezen en verdergaan, is het niet? Mag ik dit zeggen: broeder Brown is een broeder in Christus. Ik weet dat ik het dan juist heb. Ik heb veel over hem gehoord, en ik wil hem zeker horen.
8 Om al onze vrienden te mogen ontmoeten. En dan de kleine afgehakte, corrigerende boodschap van gisterochtend. Om dan Satan op een kleine vrouw te zien springen, haar daar naar buiten jagend... O, als de mensen maar geestelijk zouden zijn... Terwijl ik daar stond, voelde ik die grote druk. Ze ging naar buiten, en ik bad: "Hemelse Vader, zend de Heilige Geest achter haar aan." Hij ving haar daar precies buiten op, bracht haar terug, wierp de boze van haar af. En ik begrijp dat zij nu de Heilige Geest heeft. Dus we zijn daar dankbaar voor. "In Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen."
9 Laten we nu een Schriftgedeelte opslaan. En ik heb er hier ongeveer zes pagina's van opgeschreven, maar ik zal ze niet allemaal nemen, slechts enkele. En ik wil gewoon mijn dank uitspreken aan u allen voor uw fijne gemeenschap en samenwerking, en dat u mij kunt verdragen op de wijze waarop u dat doet.
Wij waren vanochtend bij een kleine kerk, de Church of God hier, hier ergens. Wij gingen die kant op, en gingen terug... Ik zou niet weten waar het was, maar er is daar zeker ook een liefhebbende voorganger. En die gemeente had gewoon gewacht... Ik was slechts tien dagen te laat bij die gemeente, tien dagen te laat. Maar wij hadden zeker een wonderbare tijd; gemeenschap met de Here Jezus.
10 Nu, u die teksten opschrijft, als ik het zo moet noemen, of u schrijft de Schriftgedeelten op: van Jozua, het boek van Jozua, voelend dat de Heilige Geest dit voor deze middag op mijn hart heeft gelegd. Jozua 10:12, één vers:
Toen sprak Jozua tot de HEERE, ten dage toen de HEERE de Amorieten voor het aangezicht van de kinderen Israëls overgaf, en zeide voor de ogen der Israëlieten: Zon, sta stil te Gíbeon, en gij, maan, in het dal van Ajálon!
U zegt: "Dat is een ongewone tekst!" Dat klopt, of een ongebruikelijke Schriftlezing. Mijn tekst deze middag is Een paradox.
Weet u, God gebruikt ongewone dingen, doet dingen op ongebruikelijke manieren, en Hij is zeer ongewoon. Maar Hij doet alle dingen medewerken ten goede voor degenen die Hem liefhebben. Ik trek hieruit de conclusie voor het onderwerp van Een paradox.
11 Nu, ik ging... Daaraan denkend, nam ik het woordenboek. En ik dacht: "Dat is nogal een ongebruikelijk woord. We gebruiken het niet zo vaak." En ik dacht: "Misschien, Heer, omdat U dat op mijn hart plaatste, is daar misschien iets dat ik behoor op te zoeken." En Websters woordenboek zegt: een paradox is 'iets ongelooflijks maar waar'; iets wat ongelooflijk is, maar toch waar. Het schijnt helemaal niet waar te kunnen zijn; maar het is waar. Dat is een paradox.
12 Ik begon er toen aan te denken hoeveel paradoxen we zouden kunnen aanwijzen. En als we er deze middag bij zouden stilstaan, zou het u verbazen hoeveel dingen wetenschappelijk gezien niet zouden kunnen gebeuren, maar ze gebeuren toch. Dat deze wereld in de ruimte hangt, is een paradox. Ons wordt verteld dat ze ronddraait, iedere vierentwintig uur een volledige cyclus maakt, en de omtrek van de aarde is ongeveer veertigduizend kilometer. En weet u, u kunt... Er is niets in de wereld dat zo volmaakt voortbeweegt als de wereld. En de verduistering van de maan in het grote zonnestelsel... Hoe kunnen ze in de lucht hangen, zo volmaakt ronddraaiend, en rond de evenaar, zodat je het twintig of dertig jaar vooruit kunt berekenen, en het zal geen seconde missen!
13 Ik heb hier een horloge, en het werd mij gegeven door enige goede vrienden toen ik ginds in Zwitserland was, slechts een gewoon Zwitsers horloge... Een klein horloge kost waarschijnlijk zo'n honderdvijftig dollar of zoiets. Maar voor mij het is een goede. En het wordt de Vulcain Cricket genoemd, en het is een van de beste uurwerken die ik ooit heb gedragen. Toch kan ik hem instellen en opwinden en binnen twee of drie maanden zal hij of voor- of achterlopen. En er is niets dat wij hebben wat iets in een perfecte toestand zal houden.
Maar Gods tijd is perfect, die mist gewoon geen tik. Hoe kan deze grote hemelse bal in de lucht hangen zonder ergens aan vastgemaakt te zijn? Ze draait zichzelf iedere vierentwintig uur in het rond, en iedere twaalf maanden compleet in het rond. En als ze terugkeert naar de zon volgen zomer, winter, herfst en lente: gewoon precies volmaakt. En dat doet ze al gedurende duizenden jaren. Er is geen mens op aarde die dat kan uitleggen.
14 Wat is boven en wat is beneden? Is de Noordpool boven, of is de Zuidpool boven? We weten het niet, want we bevinden ons in de ruimte. Als u een bal in de lucht gooit, moet u er eens naar kijken. Hij zal geen twee omwentelingen maken op dezelfde plek. Hij valt nadat hij omhoog is gegaan, en maakt zijn eigen draai net zoals de aarde, en de zwaartekracht houdt hem vast. Maar hij zal niet twee keer op dezelfde plek draaien, of hij nu omhoog gaat of omlaag. Maar toch heeft deze grote bal vele duizenden jaren gedraaid, en nog geen beetje gemist. Dat is een paradox.
15 Het is een paradox wanneer je op die maan let. Kijk naar de getijden bij de kust hier, hoe die boze golven – terwijl zo'n viervijfde van de aarde, bijna, in het water... Ga naar de zeekust en kijk naar dat getij terwijl die grote boze golven een halve mijl of meer in de oceaan daar aanzwellen en tegen de oever van die oceaan slaan. Waarom gaat het er niet gewoon overheen? Er is slechts één ding dat het daarvan weerhoudt. Dat is de maan. Die maan, Gods waakhond. Zij waakt over die zeekust omdat God haar grenzen heeft gesteld en deze kunnen niet gepasseerd worden.
Maar wanneer die maan zich begint om te draaien om naar Vader te kijken, bemerk dan dat dat getijde zich zal terugtrekken of opkomen. Wanneer zij terugkeert, neemt het opnieuw zijn plaats in. Dat moet het, want ze is Gods waakhond.
16 Die maan staat miljoenen mijlen van de aarde af, hoe kan ze dan invloed hebben op de aarde? Hoe kan zij een grens stellen? Waarom spoelt die zee niet een paar honderd kilometers naar binnen en stopt dan? Omdat God haar grenzen heeft gesteld. Het kan die niet passeren. En Hij heeft een wachter om ervoor zorg te dragen dat het die niet passeert.
En iedereen weet dat wanneer de maan ondergaat, het getij daarmee samen gaat; komt op, het komt daarmee op: nog een paradox. Niemand kan het verklaren. Wij weten niet hoe, welk effect die maan op de aarde zou hebben, en wat het met het getij zou doen. Het is een paradox.
Wij kunnen een zaad in de aarde planten, en dat zaad zal gedurende de hele winter in de aarde liggen. Zoals tarwe, die tarwekorrel is samengesteld met een vlies aan de buitenkant. Dan is er aan de binnenzijde pulp. En in het midden van die pulp is een kiem. Dat is leven. Dat is de wijze waarop u bent samengesteld.
17 U hebt... bestaat uit ziel, lichaam, en geest. De buitenkant, wat het lichaam is, wordt bestuurd door vijf zintuigen. U treedt dat lichaam binnen door vijf zintuigen: zien, proeven, voelen, ruiken en horen. Binnenin het lichaam is een ziel. De ziel heeft vijf poorten: bewustzijn, enzovoorts, herinnering. Maar daarbinnen is een geest en die beheerst alles. Er is slechts één poort daar naartoe, en dat is de vrije morele keuze hoe u zult handelen: het te aanvaarden of te weigeren.
18 En als dat zaad in de grond is geplant, wat gebeurt er dan? De winter komt eraan en doet het openbarsten. Het vlies is weg; de pulp is weg. En die kiem van leven kunt u niet vinden. Maar in de lente komt het weer terug.
Enige tijd geleden was ik hier in Kentucky op eekhoorntjesjacht. En ik... wij hadden droog weer en we konden helemaal geen eekhoorntjes vinden. Daarom gingen wij naar het heuvelachtige gedeelte van het land.
Meneer Wood, een vriend van mij, zei: "Wel, broeder Branham, ik ken een man daarginds die veel bosland heeft, en daar beneden zijn enkele grote valleien. Het zal daar waarschijnlijk vochtig zijn; we zouden daar doorheen kunnen gaan."
19 En terwijl ik daar was, wel, we arriveerden bij een huis en hij zei: "Ik zou niet uitstappen, want deze kerel is een ongelovige." Zei: "Hij gelooft gewoon niet in God, en hij vloekt zelfs al bij de gedachte aan God."
Ik zei: "Prima. Ik zal in de auto blijven."
We parkeerden dus, en hij liep tot bij een kleine appelboom waar de oude man van ongeveer vijfenzeventig zat. En hij sprak met hem, en noemde zijn naam. Hij zei: "Mijn naam is Bank Wood." Hij zei: "Ik zou graag willen weten of wij op uw terrein mogen jagen."
De oude kerel keek hem aan, zei: "Ben jij de zoon van Jim Wood?"
Hij zei: "Dat ben ik."
Hij zei: "Ga je gang, waar je maar wilt gaan; er is hier ruimte genoeg. Ik heb vijfhonderd hectare bos." Hij zei: "Wel, hoe gaat het met Jim?" Zij spraken even.
20 Broeder Wood zei... Nu, hij was een Jehova's Getuige geweest, en zijn zoon was kreupel geweest, er was één been dat onder hem was opgetrokken, deze werd genezen in de samenkomst. Hij is een aannemer. Dus hij stopte gewoon met aannemen, verhuisde naast mij, en woont daar al ongeveer tien jaar. Nu, al zijn naaste familie, door visioenen... en ieder van hen, zelfs lezers van de Jehova's Getuigen beweging, zijn allemaal gevuld met de Heilige Geest. Dus terwijl we daar waren, zei hij: "Ik bracht mijn voorganger mee."
En deze oude kerel zei: "Wood, je bent toch niet zo laag gezonken dat je overal waar je heen gaat een prediker met je mee moet brengen?" En ik dacht toen dat het voor mij tijd was om uit de auto te stappen.
Dus ik stapte uit de auto en liep in de richting waar de oude heer zat. Ik zei: "Hoe maakt u het?"
Hij zei: "Hoe maakt u het, meneer?" En hij zei: "En u bent een prediker?"
Ik zei: "Ja, meneer. Dat word ik verondersteld te zijn."
En hij zei: "Wel," hij zei: "ik geef niet veel om zulke kerels."
Ik zei: "Wel, de meesten van hen zijn tamelijk goede kerels."
Hij zei: "Wel, dat soort heb ik nog niet ontmoet."
En ik zei: "Ja, meneer."
En hij zei: "Ik geloof..."
Ik zei: "Waarom zegt u dat?"
21 Hij zei: "Ik geloof dat ze bij de verkeerde boom blaffen." Nu, iedereen weet dat een hond waar je 's nachts mee jaagt, wanneer hij bij de verkeerde boom blaft, dat je dan wordt misleid. Daarom zei hij: "Ze blaffen bij de verkeerde boom." En nu zei hij: "Zij beweren iets te hebben gevonden, maar je kunt dat nooit zien."
"Ja, meneer."
En hij zei: "Ze praten altijd over iets, maar kunnen niets voortbrengen."
"Ja, meneer."
Hij zei: "Er was een zekere prediker die hier zo'n twee jaar geleden heen kwam, hier bij een kleine plaats genaamd Acton, ginds bij de Methodisten Camping. Zij hadden een samenkomst." Zei: "Er was een oude zuster die hierboven op de heuvel woont, stervend aan kanker." En zei: "Deze man was nooit in deze streek geweest."
22 En zei: "Die avond tijdens de samenkomst hadden verscheidene duizenden mensen zich vergaderd." Hij zei: "De zus van deze vrouw zat daar in de hoek te huilen vanwege haar zus." Zei: "Ze kon zelfs niet meer op de bedpan komen. Mijn vrouw en ik moesten een steeklaken onder haar vandaan trekken." En zei: "Zij, haar zuster, zat daar met een... te huilen." Zei: "Deze prediker keek naar die vrouw en noemde haar naam, en zei, 'U huilt over een zuster die stervend is aan kanker ginds op een bepaalde heuvelrug.' 'Ja', zei de vrouw."
Zei: "De prediker zei: 'ZO SPREEKT DE HERE. Neem nu meteen die zakdoek die u in uw portemonnee hebt, die u in uw portemonnee stopte toen u van huis vertrok, en hem uit de bovenste lade van het dressoir haalde, een klein zakdoekje met initialen in de hoek ervan, witte zakdoek met een blauw initiaal. Neem dat zakdoekje en leg hem op de vrouw in de Naam des Heren.' En hij zei: 'Zij zal gezond worden.'"
23 "Wel," zei hij, "de vrouw vertrok met nog enige andere mensen." En hij zei: "Eerlijk, het is ongeveer drie mijl daar naartoe," en zei, "wij dachten dat zij 's avonds rond tien uur het Leger des Heils daar op de heuvelrug hadden." Maar, zei hij: "Wij gingen daar de volgende ochtend heen, en de oude vrouw was opgestaan en maakte het ontbijt klaar, at gebakken appeltaart als ontbijt." En zei: "Dat is twee of drie jaar geleden." En hij zei: "Weet u, sindsdien is zij zelfs geen dag meer ziek geweest." Hij zei: "Nu, als ik zoiets zou kunnen zien gebeuren."
"O," zei ik, "u..." Broeder Wood keek naar mij, en ik schudde mijn hoofd. Dus toen zei hij... Ik stond daar, vuil en eekhoorntjesbloed en van alles, bakkebaarden ongeveer zo lang, we hadden in de heuvels gekampeerd... En ik zei: "Verbaast dat u?"
Hij zei: " Nee, meneer."
Ik zei: "Vindt u het goed als ik een van die appels pak?"
Hij zei: "Help uzelf. De wespen eten ze op."
Ik zei: "In orde." Ik veegde hem over mijn oude vuile broek en nam een hap. Ik zei: "Dat is een goede appel."
Hij zei: "Zeker weten. Ik plantte die boom daar vijfendertig jaar geleden."
Ik zei: "Laat eens kijken, dit is ongeveer de laatste week van augustus."
"Ja, meneer."
Ik zei: "Meneer, ik wil u een vraag stellen."
Hij zei: "Ga uw gang."
Ik zei: "Toen u die boom daar plantte, hoe groot was hij toen?"
"O," zei hij, "het was nog maar een twijg, ongeveer zo hoog."
"Uh-huh." En ik zei: "Ik wil u vragen... Het is nu precies de laatste week van augustus. Wij hebben zelfs geen koele nacht gehad. Maar de appels zijn allemaal van die boom afgevallen, en de bladeren zijn er van afgevallen."
"Dat blad is teruggegaan in de wortel."
"Dat is juist." Ik zei: "Meneer, waarom viel dat blad af? Was het uitgeput?"
"Nee." Hij zei: "Wel, het leven verliet het."
"O, ik begrijp het. En dan verliet het leven het en ging terug de wortels in."
"Ja."
Ik zei: "Meneer, als het niet terug de wortel in zou gaan, wat dan?"
"Wel," zei hij, "de boom... Het moet teruggaan naar de wortels. De boom zou het niet overleven. Hij zou sterven. De winter zou hem doden." Zei: "Het wordt hier soms twintig of dertig graden onder nul."
24 En ik zei: "Uh-huh." Ik zei: "Meneer, vertel mij wat voor intelligentie het sap vertelt om de boom te verlaten en naar beneden de wortels in te gaan voor de winter. Nu, plaats een emmer water op de paal daar, en zie midden augustus of het water naar beneden zal beginnen te gaan naar de voet van de paal." Ik zei: "De boom heeft geen intelligentie. Hij kent het seizoen niet. Hij heeft geen intelligentie. Toch is daar ergens een intelligentie die de boom terugstuurt om hem in leven te houden."
Hij zei: "Ik had er zo nog niet over nagedacht."
Ik zei: "Dan ziet u het hier regelrecht in uw tuin. Waarom zou u dan die prediker willen zien, terwijl u het precies hier ziet?" Ik zei: "Dezelfde intelligentie die mij vertelde dat die vrouw haar zuster stervend was met kanker – en in een visioen zag ik haar gezond – diezelfde intelligentie is zo dichtbij u dat het zelfs die boom bestuurt die in uw tuin staat."
Hij stond op en schudde mijn hand. Ik leidde hem die middag tot Christus. Hij stierf ongeveer een jaar later. Ik was daar dit jaar en ik ontmoette zijn weduwe. Ik ging naar het huis om haar te vragen te mogen jagen. Zij wilde mij in eerste instantie, toen ik daar terugkwam, van het terrein afjagen. Ik zei: "Wacht even." Zij was er niet bij toen ik daar was geweest.
25 Ze zei: "Meneer, kunt u niet lezen?"
Ik zei: "Jawel, mevrouw." Ik kwam dichterbij. Ik zei: "Kent u mij niet?"
Ze zei: "Nee, meneer. Ik ken u niet. Met dat Indiana-kenteken op die auto?"
En ik zei: "Ik ben broeder Branham. Uw man..."
"O", ze begon te huilen en hief haar handen omhoog, en begon God te prijzen. Ze zei: "Zoon, je mag jagen waar je maar wilt. Blijf zolang je wilt."
Wat was het? Een paradox. Niemand weet het, niemand. U kunt die Intelligentie die moeder natuur bestuurt niet vinden. Maar het is een paradox. Wij kunnen het niet verklaren.
26 Ik dacht aan de dood, en als wij het over bladeren... Een blad hangt aan een boom om een doel te dienen. En u en ik hangen aan een Boom des levens nadat wij Christus hebben aanvaard. En na een poosje, nadat de seizoenen veranderen, gaat het leven uit het blad naar beneden de wortel in en komt het volgende jaar weer terug en brengt een nieuw blad voort.
En wij Christenen die in Christus geloven, hebben eeuwig leven, en hangen aan de Boom des levens... Maar op een dag zal dit oude blad afvallen, terugkeren tot de God die het gaf, slechts om opnieuw op te komen in een ander seizoen. In dit seizoen zijn wij verdeeld, we zijn mannen en vrouwen. En al wat het is, is een zaaitijd. De boom getuigt jaar na jaar voortdurend een getuigenis van de levende God...
27 De zon komt op en gaat onder om geboorte, dood en opstanding te tonen; geboorte, dood, opstanding, volmaakt ronddraaiend. Zomer, winter, herfst, herfsttijd, tonen perfect dood, begrafenis, opstanding; dood, begrafenis, opstanding. Maar wanneer wij opnieuw voortkomen, zal er een compleet nieuw seizoen aanbreken. Het zal het millennium zijn. Daar zal geen dood meer zijn. O, we zouden daar de hele middag bij kunnen blijven. Hoe wonderbaar om Gods paradoxen te zien, om te zien hoe Hij het doet.
In Hebreeën, het elfde hoofdstuk en het derde vers, staat dat God de wereld schiep, de wereld toebereidde met dingen die men niet ziet. Precies deze aarde waar wij ons op bevinden, is een paradox. Wat is het? Het is het Woord van God gemanifesteerd. Denk daaraan. De stoel waar u op zit, de grond waar u uw voet op plaatst, is een gesproken woord van God. Hij maakte het zonder iets om het uit te maken. Het enige wat Hij had, was Zijn Woord, en Zijn Woord is een schepping in zichzelf. Wanneer het eenmaal gesproken is, kan het nooit meer terugkeren totdat datgene volbracht is waarvoor het werd bestemd. Halleluja.
28 Dokter, ik begin mij religieus te voelen. Zijn Woord kan niet wederkeren voordat datgene waarvoor het werd uitgesproken, is volbracht. God wacht deze middag op een volk dat een houvast op het Woord zal krijgen en eraan zal vasthouden totdat hetgeen waarvoor het bestemd was, is vervuld. Ja. Het kan niet wederkeren. Het is een paradox. Het gehele Woord van God is een paradox, kan niet wederkeren, moet datgene waarvoor het gesproken werd, volbrengen.
29 Nu naar onze tekst: Jozua. Als u het hoofdstuk doorleest, zult u ontdekken dat de Bijbel zegt dat er nooit een dag was, voor of daarna, dat God alzo luisterde naar een man. Ik heb een tienermeisje: Rebekah. Zij zit op de middelbare school. En enige tijd geleden las ik dit hier. En zij zei: "Papa, er moet daar ergens een fout staan."
Ik zei: "Geen fout. Niet een... Geen fouten in het Woord van God."
Ze zei: "Papa, de... Jozua stopte nooit de zon, papa." Ik zei... Ze zei: "Hij stopte de aarde."
Ik zei: "Rebekah, hij stopte de zon."
Ze zei: "Papa, hij kon dat niet hebben gedaan."
"Wel," zei ik, "denk je dat Gods Woord een fout maakt, lieverd?"
Zei: "Nee. Dat geloof ik niet, papa. Maar ik geloof dat Jozua het gewoon niet begreep."
Ik zei: "Terwijl hij God genoeg kende om zo'n wonder te volvoeren, zou hij dat dan niet begrepen hebben? Hij wist waarover hij sprak."
Ze zei: "Papa, de zon staat al stil. Zij beweegt niet. Hij stopte de aarde."
30 Ik zei: "Hij sprak niet over dat hemellichaam. Hij zei: 'Sta stil te Gíbeon; en in het dal van Ajálon, blijf staan.' En de zon bewoog niet van Gíbeon vandaan, of Ajálon, gedurende vierentwintig uur. Hij sprak niet over dat hemellichaam daarginds. Hij sprak over de zon die de aarde kruist. Hij was daar niet bezorgd over. Hij was bezorgd over het hebben van voldoende licht om de vijand van Israël neer te slaan." Hij sprak over de zon... de reflectie van de zon. Dat is de zon waarover hij sprak.
Gods Woord maakt geen fouten. Over wat het zegt, heeft het niemands uitleg nodig om het te verdraaien en het iets te laten zeggen dat het niet zegt. Neem gewoon wat het zegt, want het is Gods Woord.
31 Nu, hoewel dat daar staat – de schrijver die dit Boek schreef, zei dat er nooit zoiets was geschied... Dezelfde God Die de zon stopte, zei dit in Markus 11, 11:22–23. Hij zei, Jezus zei toen Hij sprak over de boom: "Voorwaar, zeg Ik u, zo gij tegen deze berg zult zeggen: 'Word opgeheven', en niet zult twijfelen in uw hart, maar zult geloven hetgeen gij zegt dat geschieden zal, dan kunt u krijgen wat u hebt gezegd."
Nu, dat was niet alleen voor Jozua. Het was voor iedere gelovige die God op Zijn Woord kan nemen. Ten eerste moet u het juiste motief hebben, en het juiste doel, de juiste reden ervoor. Nu. Maar het was een paradox.
32 Wij weten... Velen van ons weten... Ik heb zelf zulke dingen zien gebeuren: scheppende zaken waarvan ik weet dat zij gebeurd zijn. De onmogelijkheid... Als ik tijd had om er bij stil te blijven staan – maar dat heb ik niet – van wetenschappelijk bewijs van onmogelijke scheppingen. Alleen God Zelf zou het kunnen doen, want Hij is God. Een God Die daar een paradox kon volbrengen, is nog steeds dezelfde God vandaag Die nog altijd een paradox kan volvoeren. Dat is juist.
33 Noachs tijd. In Noachs dag was het een paradox. Herinner u, dat er tot op de dag van Noach geen regen op de aarde was geweest. God bewaterde door middel van de bronnen enzovoorts. Maar Noach begon een ark te bouwen. Wat was hij aan het doen? Voordat de paradox ooit plaatsvond, maakte Noach zich er voor gereed. O, mag ik dit deze middag zeggen, als wij ons hier vandaag slechts zouden voorbereiden op een paradox... Degene Die een paradox kan volvoeren, is bij ons. De God Wiens werken allemaal paradoxen zijn, voorbij het begrip, ongelofelijk maar waar, kan een paradox volvoeren.
34 Noach maakte zich er voor gereed. Ik stel me voor dat de mensen in zijn voorbereidingstijd zeiden: "Vraag me af wat die oude zonderling daar heeft, daar bezig met er op los timmeren op een oud houten schip. Het heeft nog nooit geregend. Het is een... Zoiets bestaat niet."
Ik kan mij voorstellen dat de wetenschapsmensen naar Noach toe gingen en zeiden: "Kijk hier. Wij hebben instrumenten die we richting de sterren kunnen afschieten, en er is daarboven geen regen. Hoe ter wereld kunnen jouw woorden waar zijn dat het zal gaan regenen, terwijl daarboven geen water is?" Maar, ziet u, als God heeft gezegd dat het zal gaan regenen, kan Hij regen maken. Daarom maakte hij zich er gereed voor, maakte zich gereed voor de paradox. En het regende.
35 Toen Abraham bovenop de berg stond met zijn enig kind, kleine Izak... Hij had vijfentwintig jaar gewacht om dat kind te krijgen. En daarna, toen het kind zo'n veertien jaar oud was, vertelde God hem... Waar deed Hij dit nu voor? Om te bevestigen dat God Zijn Woord houdt. Ongeacht hoe onredelijk het schijnt, kan Hij nog steeds ten uitvoer brengen en voor een paradox zorgen.
Hij zei: "Neem deze kleine veertienjarige jongen van jou, breng hem bovenop de berg, en offer hem op tot een brandoffer." En hij nam hem mee de berg op.
En nu, als dat... hij was toen zo'n honderdvijftien jaar oud... Had vijfentwintig jaar op de jongen gewacht, en hier moet de jongen... En hij gaat het enige bewijs vernietigen dat hij heeft van het zien van deze belofte van God, dat hij vader van naties zal worden – wat eens zal plaatsvinden – en dan wordt hem gevraagd om dat te vernietigen. Dat is de reden dat hij de plaats 'Jehova Jireh' noemde. Want op het moment dat hij op het punt stond om in volkomen gehoorzaamheid met God te komen, vatte de Heilige Geest zijn hand, en een ram blaatte achter hem, vastzittend met zijn hoornen in de verwarde struiken. Wat was het? Een paradox.
36 Kijk. Hij was drie dagreizen van huis af, ver weg temidden van de wilde dieren, en behalve dat, bovenop de berg waar geen schaap had kunnen zijn. En hij zou daar niet boven zijn geweest, omdat daar geen water is. Waar kwam die ram vandaan? Het was geen visioen. Hij doodde de ram; bloed liep eruit. Het was God, de Schepper. Omdat hij in lijn van zijn plicht overeenkomstig Gods Woord bleef, geschiedde daar een paradox, en hij doodde de ram... stierf in de plaats van zijn zoon. Een paradox.
37 Het was zeker een paradox in Sodom, een poosje daarvoor, toen Sara daar lachte om de stem van een Man in menselijk vlees, welke God was. En Hij had Zijn rug naar de tent toegekeerd; de Engel had dat. En Hij sprak met Abraham, en noemde hem bij zijn naam "Abraham", noemde Saraï, "Sara", terwijl hij die naam pas enige dagen daarvoor had ontvangen, en Hij zei: "Abraham, Ik zal u bezoeken overeenkomstig de tijd des levens." En Sara, in de tent, lachte. En de Engel, met Zijn rug naar de tent gekeerd... Niet net zoiets als een theofanie. Hij was een Man met Zijn rug gekeerd naar de tent, Die zei: "Waarom heeft Sara gelachen in de tent, zeggende: 'Dit kan niet waar zijn'?" Het was een paradox.
38 Een keer toen de legerscharen van Israël de nederlaag leden... En daar waren dappere soldaten, machtige mannen: Joab, Saul (die met hoofd en schouders boven iedere man uitstak die hij in het leger had), allen bewapend met een geweldige wapenuitrusting en zwaarden; mannen van jongs af aan getraind om te vechten. Maar omdat zij zagen dat de tegenstand zo groot was, waren zij bevreesd om de uitdaging van de bluffende Goliath van de Filistijnen tegemoet te treden, bevreesd om er op af te gaan.
Maar daar kwam een klein roodachtig kereltje met neergebogen schouders. Zijn moeder had wat rozijnkoeken gebakken, en hij bracht ze om ze aan zijn broers te geven. En terwijl hij aan het rondlopen was, op zoek naar zijn broers in het kamp, trad deze Filistijn naar voren en uitte zijn grootspraak, zei: "Kies een man onder u uit, en kom hierheen en bevecht mij. Als... Wij zullen geen bloed vergieten tussen de volken." Natuurlijk is dat de wijze hoe de vijand graag opschept wanneer hij denkt dat hij voorsprong op u heeft. Zei: "Breng hem hierheen, en dan zullen wij kiezen. En we zullen vechten, en dan, als ik hem dood, dient u ons; als hij mij doodt, dienen wij u."
39 En weet u wat? Hij zei het op het verkeerde moment. Er was daarginds een kleine gebogen jongen, roodachtig, zegt de Bijbel, die wist wat God bedoelde. Hij had God in actie gezien. Hij wist dat de God van Israël een God der eeuwigheid was. Hij wist dat God hem had verlost uit de klauwen van een leeuw, uit de klauwen van een beer, met een slinger.
En hij zei tegen zijn broeders: "Willen jullie mij vertellen dat jullie Israëlieten van de slagorden van de levende God hier blijven staan, en die honende Filistijn laat beweren dat de dagen van wonderen voorbij zijn? Willen jullie mij vertellen dat jullie hem daar mee weg laten komen, terwijl wij Gods beloften achter ons hebben staan? Halleluja! Gods beloften ondersteunen ons. Willen jullie mij vertellen dat jullie hem laten bluffen, en zeggen...?"
40 David was de kleinste van het hele leger, en hij zat zelfs niet in het leger. Hij was nog niet bij hen aangesloten, dus was hij een soort nakomertje, een verschoppeling. En hij was geen getrainde man. Hij was nog niet in het seminarie geweest, en hij had niet de religieuze jassen die de rest van hen droegen. Maar... En toen ze hem er een aandeden, paste hij hem niet.
En ik denk dat het vandaag zo ongeveer hetzelfde is. Wanneer wij Sauls religieuze jas op ons krijgen, en ons wordt verteld dat de dagen van wonderen voorbij zijn, er niet zoiets is als de doop van de Heilige Geest, dan past dat een man van God niet. Juist. Gods volk gelooft in een paradox, gelooft in God.
41 En deze kleine kerel stond daar, neerhangende schouders, een klein stuk schapenvel om hem heen, geen groot harnas enzovoort, aan. Dus hij zei: "Willen jullie mij vertellen dat jullie die onbesneden Filistijn, die ongelovige, toestaan te zeggen dat er niet zoiets is, en de slagorden van de levende God laat honen?" Zei: "Ik zal hem gaan bevechten."
Het was een paradox toen een kleine jongen een reus met vingers van vijfendertig centimeter uitdaagde. Een man zonder zwaard of schild – zoals ze konden zien – daagde een man uit die een speer had als een weversboom van ongeveer negen meter lang. Het was een paradox.
Wat deed hij? Hij zei: "U treedt mij tegemoet als een Filistijn in de naam van een Filistijn. U treedt mij tegemoet met een harnas, en met een speer, en gestudeerd in een seminarie. Maar ik kom tot u in de Naam van de Here God van Israël." Dat is het. En een klein roodachtig kind, jongen, waarschijnlijk zestien of achttien jaar oud, met een slinger, versloeg die grote bluffende reus: een paradox, omdat hij in God vertrouwde. Zeker.
42 Mozes. Nadat hij een goed getrainde man was geworden, een militair die wist waarover hij sprak; die wist hoe hij een leger moest aansturen... Hij wist hoe hij moest strijden en had zijn wapens beproefd, maar het werkte niet. Het was een paradox. Maar nadat hij met God had gesproken – in de vorm van vuur in het braambos – nam hij een droge stok uit de woestijn en ging heen en overwon een leger; nam een natie over met een droge stok. Hij versloeg een leger en nam een natie over op tachtigjarige leeftijd, met niets anders dan een stok in zijn hand. Halleluja!
Wat was het? Het was Mozes niet, noch de stok. Het was de God van de schepping daarin Die het deed: God, in deze oude droge stok. "Neem deze stok in uw hand en ga daarheen", zoals ik de vorige avond zei, een eenmansinvasie.
Nu, waar Mozes in de problemen kwam, was door één man in het vlees te doden, en dat liet hem niet meer los. Maar toen hij daarheen ging in de Geest, sloeg hij de hele natie. Dat was roem. Zeker. Hij volgde de geboden van de Heer. Dat maakt het verschil.
43 Ik heb er vaak over nagedacht hoe belachelijk het er voor het vleselijke verstand mag hebben uitgezien. Een oude man met bakkebaarden die over zijn borst hingen, waarschijnlijk glom zijn kale hoofd door de zon, zijn haren naar beneden hangend, een klein ezeltje achter zich aantrekkend waar zijn vrouw op zat die een kind op haar heup droeg. Met deze oude stok, zijn ogen gericht op de hemel, daarheen wandelend. "Waar ga jij naartoe, Mozes?"
"Ik ga naar Egypte om het in te nemen."
De zaak ervan is: hij deed het, omdat hij kon gaan in de Naam van de Heer. God heeft slechts één man in Zijn hand nodig. Híj kan de rest ervan doen. Hij heeft geprobeerd mannen te vinden. Soms kan Hij een man in Zijn hand krijgen. En hij ging erheen en overwon een hele natie met een stok in zijn hand.
44 Nu, vertelt u mij maar of dat normaal is, de normale gang van zaken, voor een man om een staf in zijn hand te nemen en Rusland in te gaan nemen. Als God hem zond, zal hij het doen, want de God Die hem zond, zal met hem zijn. Jezus zei: "Gelijk Mij de Vader gezonden heeft, zend Ik ook u." En wanneer Hij... De Vader Die Hem zond, was in Hem. En wanneer God iemand zendt, gaat Christus in hem mee. Zeker. "Gelijk Mij de Vader gezonden heeft..." De Vader Die Hem zond, ging met Hem mee. En de Christus Die de man zendt, gaat met die man mee. Zie? Er zijn gewoon overal paradoxen. Nu. Een droge stok... Maar hij ging erheen en nam het in; hoe belachelijk, hoe vreemd het ook schijnt.
45 Het scheen belachelijk toen er nergens een bron was. Ginds in de valleien, overal op de hellingen konden zij zelfs geen geur van water vinden. En de droogste plaats die in de woestijn was, was die oude rots. Ga hier de woestijn in om het te zien. Kijk daar onder een mooie palo verdeboom, of ergens, daar zal een kleine bron zijn. Ga naar beneden de vallei in waar al het water bij elkaar komt en graaf daar, u zult daar het snelste water vinden. Maar God zond hem de heuvel op naar het droogste ding daar. Dat is de wijze waarop God handelt. Hij houdt ervan iets te nemen dat niets is om te tonen dat Hij iets is. Zoals ik vaker heb gezegd: "God neemt de niemanden om iemand van hen te maken. Maar wanneer mensen denken dat zij iets zijn, dan worden zij niets in de ogen van God."
46 Nu, wij ontdekken dat Mozes die droge staf nam en de rots sloeg. En toen hij dat deed, stroomde er water uit. Nu, neem een stok en ga vandaag de woestijn in en begin op rotsen te slaan. Het was een paradox.
Het was een paradox toen God manna uit de hemel regende. Ja. Het was een paradox. Ongetwijfeld... Vraag mij af of Hij daarboven soms grote ovens had om het te bakken? Hij had ze niet nodig. Hij was een Schepper en Hij schiep het manna dat iedere nacht vers viel. Hij hoefde geen ovens te hebben; Hij is een Schepper.
47 Op een dag toen een gelovige in verkeerd gezelschap terecht kwam... (We zien dat iedere keer.) Een gelovige, genaamd Josafat, kwam in verkeerd gezelschap terecht met Achab, een schijngelovige. En wanneer een schijngelovige en een gelovige samen komen, krijg je problemen. Nu, wanneer je een gelovige in een seminarie hebt met daarbinnen een stel schijngelovigen, dan krijg je opnieuw problemen.
Dus Josafat, of Achab liever, had een bepaald doel, en stuurde een boodschap naar Josafat, om naar hem toe te komen. Hij toonde hem al de glorie van zijn koninkrijk. En Josafat, zoals een gelovige... Soms, als hij iets opwindends ziet, iets buitengewoons, wordt hij er opgewonden over. En dan moet de man uitkijken. Dan moeten jullie meisjes uitkijken, als een of andere kleine kerel met zijn haar glad gekamd... Wees voorzichtig! En sommigen van jullie jongens moeten uitkijken voor die kleine Izebel, weet je, ze zou je op het verkeerde pad kunnen leiden. Wees voorzichtig! Blijf in het juiste gezelschap! Let op.
48 Hier was dus een gelovige in het gezelschap van een schijngelovige. En natuurlijk voerde hij iets in zijn schild. En hij zei: "Nu, wij zullen u vertellen wat we zullen doen. U weet dat wij broeders zijn. Wij zijn allen precies hetzelfde." Maar wij zijn niet hetzelfde. Nee, meneer. Je kunt olie en water niet mengen. Nee. "We zijn allen precies hetzelfde, laat daarom uw strijdwagens van ons zijn, en die van ons van u. En we zullen optrekken naar Gilgal, en we zullen deze oorlog voeren en de vijand verdrijven."
Wel, Josafat had genoeg gezond verstand om te zeggen: "Denkt u niet dat we de Here eerst behoren te raadplegen?"
Ik kan mij de grote president Achab voorstellen die zegt: "Hmph... Wel, zeer zeker. Natuurlijk. Wij zijn hier een grote natie, geloven in God. Dus weet u wat? Ik heb een goed idee." O, ja. "Ik heb hier een seminarie boordevol van hen. Ik heb vierhonderd van de best getrainde profeten die er in het land zijn. Ik heb de beste. Je zou ze 'Amen' moeten horen zeggen. Je zou de lieflijke kleine gebeden moeten horen die ze kunnen bidden. Breng ze hierheen. We willen ze zien."
49 Dus ze kleedden zichzelf netjes om er knap uit te zien en indruk te maken in de poorten. En terwijl zij dat deden... Zij brachten vierhonderd profeten op, en toen zij dat deden... Al die profeten... En ze zeiden: "Trek op, en de Heer zegene u. Ga erheen. We staan met vierhonderd man sterk en eensgezind. Trek op. 'Ik zal u zegenen, en met u zijn.'"
Maar dat sloeg niet aan bij Josafat. Weet u, zij kunnen u vertellen dat al deze dingen fijn zijn, maar diep in uw hart weet u... Zoals ik gister zei: "Die kleine stille zachte stem bestuurt de hele zaak." Er scheen iets niet juist te zijn. Hij zei: "Meneer, heeft u er niet nog één?"
"Nog één, terwijl het gehele seminarie hier is? (Zie?) Wel, hier is aartsbisschop Zo-en-zo en al de anderen. Hij heeft zelf een paar ijzeren horens gemaakt, en zei: 'Met deze zult gij de vijand uit het land stoten.'"
50 En het leek erop dat het volkomen juist was, want het land behoorde daadwerkelijk aan Israël toe. Zie, het kan er zo werkelijk en zo juist uitzien. Maar als u een paradox wilt hebben, moet u geen haarbreedte van Gods Woord afwijken. U moet precies bij het Woord blijven. Jezus zei: "Indien gij in Mij blijft, en Mijn Woord in u, vraag dan wat u wilt." Maar het is onder voorwaarde.
Nu, het leek erop dat... "Dat land behoort ons toe. Waarom zouden wij het niet terughalen? Het is van ons. Het behoort ons toe." En die mannen waren niet een stel heidenen; het waren Joodse profeten. Ze zeiden: "Trek op. De Here is met u." Maar wat er aan de hand was, zij hadden zich met de wereld vermengd. Onder het bewind van Achab en Izebel had zij hen verkeerd geleid, en zij had veroorzaakt dat ze helemaal verstrikt waren geraakt in de wereld. En de Geest de Heren was in werkelijkheid niet bij hen.
51 Zodoende bracht hij hen daar bijeen en zij profeteerden. Maar toch kon dat Josafat niet helemaal geruststellen. Hij zei: "Heeft u er niet nog één die u kunt raadplegen?"
Hij zei: "Ja, ik heb er nog één, maar hij is een heilige roller. Ik mag hem gewoon niet. Hij is mij altijd aan het berispen. (Geprezen zij God.) Hij is mij altijd aan het uitschelden. Hij gelooft dat ik de slechtste vrouw van de wereld heb. Hij is verschrikkelijk. Wij kunnen hem hier gewoon niet verdragen."
"O," zei hij, "laat de koning dat niet zeggen. Ik zou hem graag horen."
Zei: " Het is Micha, de zoon van Jimla. Maar ik mag hem gewoon niet. Hij zegt altijd iets slechts over mij. Ik heb hem menigmaal in de gevangenis gestopt. Maar hij is een van die heilige rollers. Maar wij willen hem hier niet hebben."
"O, de koning spreke niet alzo. Laat hem roepen."
Ze hadden dus een bode, zoals u soms hebt wanneer u naar een opwekking gaat. "Ah, sh, maar zeg hier niets over. Predik niet tegen dit. O, zij geloven daar niet in. Nu, laat dit onderwerp met rust. Nu, zegt u niets over (hmph)..."
Wel, u weet wat ik wil zeggen, is het niet? [De gemeente lacht – Vert] "Zegt u daar niets over want u zult hun gevoelens kwetsen. Nu, zij hebben daar voorgangers, en zij vertellen hen dit en dat. Ga niet... Zegt u hetzelfde."
52 Micha, een gezalfde man, zei: "Ik zal alleen spreken wat God in mijn mond legt om te spreken." Amen. God, geef ons meer Micha's. "Maar ik zal enkel spreken wat God in mijn mond legt."
Laten we zien of zijn visioen in overeenstemming was met het Woord. Dat is de wijze om te beoordelen wie juist is. Kijk wie er met het Woord overeenkomt. Micha ging erheen.
Hij zei: "Hoeveel keer zal ik u bezweren?"
Micha zei: "Trek op. Geef mij eerst een nacht. Laat mij uitvinden wat de Heer zal zeggen. Dan zal ik zeggen wat ZO SPREEKT DE HERE is." Dat is juist. Zoek eerst het Koninkrijk van God. Laat ons zien wat juist is.
Dus die nacht kreeg Micha een visioen en hij zag de Here. En hij onderzocht dat visioen met het Woord, en het was in overeenstemming met het Woord. En ieder visioen, droom, of wat anders dat tegengesteld is aan het Woord, is onjuist.
53 Laat mij voor een moment stoppen. Een man bezocht mij onlangs, kwam uit het buitenland. De man was verkeerd. Hij had drie of vier kinderen en een vrouw, en hij trok hier rond met een vrouw. Ik zeg niet dat er iets onzedelijks was, maar het zag er gewoon niet goed uit. Ziet u, u moet uw gedrag voor de ogen van het publiek in de gaten houden. U bent geschreven brieven.
En hij zei... Ik ondervroeg hem daar zo'n beetje over. Ik zei: "Meneer, ik hoop niet dat u mij onbeleefd vindt. Maar ik zou graag iets willen zeggen als een prediker. Denkt u niet dat de mensen hier zullen denken..."
"O," zei hij, "nee, nee. Dat is in orde in mijn land."
Ik zei: "Maar u bent niet in uw land. Zie? U bent hier. En als mensen daar iets over zullen denken..." Hij zei...
Ik zei: "Kent u de vrouw?"
"Ja."
Ik zei: "Kent u haar achtergrond?" (Ik wist het.)
Hij zei: "Ja." Zei: "Broeder Branham, ik weet dat zij nu met haar vierde man leeft." Zei: "En, broeder Branham, weet u wat? Zij is zo'n fijne vrouw." Zei: "Ik ging naar de Here, en ik zei: 'Here, vertel mij wat er met deze vrouw aan de hand is?' Zei: 'Waarom zou U haar zegenen met de Heilige Geest en van alles, terwijl zij in overspel leeft?'" Hij zei: "Wel, weet u, de Heer gaf mij een droom." Hij zei: "Ik zag mijn vrouw onzedelijk leven met een andere man." En ik zei... En zei: "Toen kwam zij naar mij toe en viel neer, en zei: 'Wil je mij vergeven?' En ik zei: 'Zeker.'" En hij zei: "Toen zei de Heer: 'Ik vergeef haar. Ziet u, ongeacht wat zij gedaan heeft, vergeef Ik haar.'"
Ik zei: "Meneer, uw visioen, of uw droom was lieflijk. Maar het is niet in lijn met Gods Woord. Dat is juist. God kan niet één ding zeggen en het vervolgens hier weer terugnemen. Hij moet één ding zeggen en daarbij blijven totdat het heeft volbracht waarvoor het bedoeld was." Dan ziet u de paradox.
54 Zo ontdekken we dat. En Micha zei: "Trek op, als u wilt. Maar ik zag Israël als schapen verstrooid, zonder herder."
En toen trad Zedekia naar voren (die de allervoornaamste was van hen allen, een van de profeten, of degene met de meeste invloed, de leider van het stel), hij stapte naar voren en zei... Sloeg hem op de mond, en zei: "Waar is de Geest des Heren heengegaan, uit mij vandaan?" Hij had de Geest van God niet.
Hij zei: "Ik zag Israël verstrooid op een berg gelijk schapen."
En toen zei hij: "Neem deze man," – de koning zei dat – "en plaats hem in de gevangenis. En spijst hem met brood en water der bedruktheid, totdat ik met vrede wederkom, zoals al mijn herders hier zeggen dat ik dat zal doen: 'En u zult in vrede wederkeren.'"
55 Nu, als Achab was gaan zitten en zou hebben geluisterd... Vergeet niet, wij weten dat Elia een betuigde profeet was. Je bent geen profeet van de ene op de andere dag. Profeten worden geboren als profeten. Zeker. En hij was een profeet geweest sinds zijn jeugd. En ieder woord dat hij sprak, al zijn lering was van God, want God had betuigd dat hij een profeet was. Dat had Hij gedaan.
Dus toen hij dat deed, wist hij dat Micha het visioen zag, en het visioen was in overeenstemming met het visioen van de profeet. Twee profeten stemden overeen. En Elia had Achab verteld wat er zou gebeuren, dat de honden zijn bloed zouden lekken. En hoe kon Micha zegenen wat God vervloekt had?
56 Nu, laat mij even stoppen. Hoe kan God vandaag zegenen wat Hij heeft vervloekt? Dat kan Hij niet. Liegen, stelen, bedriegen, al deze dingen zijn verkeerd, en vele andere dingen zou ik kunnen noemen. Als het fout is, is het fout. [Leeg gedeelte op de band – Vert]
Wat gebeurde er? Wij ontdekken dat het een paradox was: dat één man, een kleine haveloze heilige roller, opstond tegenover een heel seminarie van profeten, en God betuigde zijn woord omdat hij met het Woord stond. Dat is juist. Het was een paradox.
57 Toen God Johannes de Doper nam en hem de voorloper van Christus maakte, in plaats van een van de rijke koninklijke priesters, was dat een paradox. Waarom zou God een man nemen die geen enkele opleiding had? Ging de wildernis in op negenjarige leeftijd nadat hij zijn ouders verloren had, en bleef daarbuiten in de woestijn, kwam eruit en leek op een ragebol, met bakkebaarden over zijn gezicht en een stuk schapenvel om hem heen gewikkeld. Stond daar in de modder en noemde het gehoor waar hij tegen sprak een generatie van slangen in het gras. Kunt u zich voorstellen dat God zo'n man neemt die dat zou zeggen tegen een gehoor van geraffineerde Joden en veronderstelde gelovigen?
58 Hij zei: "Jullie adderengebroedsel..." Niet: "Hallo, bisschop Zo-en-zo. Ik ben zo blij u te zien." O, jullie verwijfde... "O, jullie adderengebroedsel, wie heeft jullie gewaarschuwd om de komende toorn te ontvlieden? Denk niet: 'Wij behoren bij dit of dat.' God is bij machte uit deze stenen Abraham kinderen te verwekken." Toen God het betuigde, veroorzaakte het een paradox. Hij zag de Heilige Geest gelijk een duif neerdalen op de Zoon des mensen. Het was een paradox.
Wat was een grotere paradox dan de maagdelijke geboorte? Nu, ik weet dat ik niet, niet wil... Nu, we hebben een gemengd gehoor. Nu, ik wil dat u mij begrijpt, want ik verwacht iets. En om iets te verwachten, moet je bij het Woord blijven. "Indien gij in Mij blijft, en Mijn woorden in u, zo vraag wat u wilt." Dat is de voorwaarde, niet vandaag en morgen iets anders, en het verdraaien voor deze en gene, maar precies bij het Woord en Golgotha blijven. Vraag dan wat u wilt.
59 Nu komen wij erachter dat vanwege deze maagdelijke geboorte veel mensen... U dierbare Katholieke mensen... Mijn achtergrond is ook Katholiek, weet u. Dus komen wij erachter dat u vandaag Maria neemt en van haar een godin maakt, een bemiddelaar.
Broeder Valdena, hier ergens op het podium, geloof ik, was ginds in Mexico. Generaal Medina, Medina. Hij was hier de afgelopen avond. Sloeg zijn armen om mij heen en sprak via zijn vertaler, en zei: "Broeder Branham, ik bewonder uw moed om voor uw overtuiging te staan." Zei: "Blijf erbij, zoon." Hij is een man, een militair; hij weet wat het betekent een bevel te geven, en daar in de frontlinie te staan: "Blijf op uw post." Dat wil God van Zijn soldaten: sta bij uw post van plicht ongeacht wat komt of gaat. Blijf daar. Blijf precies daar. Daarom zei hij...
60 Deze maagdelijke geboorte... Ik was daar in Mexico, en daar waren gewoon allerlei soorten heiligen. Dat is waar de kleine baby uit de dood werd opgewekt. U zag het in de Christen Zakenlieden. Ik wil u bedanken voor dat compliment. God zegene u. Toen de kleine baby... We wilden het niet zo laten gaan totdat de dokter had verklaard dat de baby die ochtend om negen uur was gestorven. En dit was omstreeks tien of elf uur die avond. En de kleine zuster stond daar, een klein Katholiek meisje met de baby in haar armen, en driehonderd zaalwachters konden haar niet bij het podium vandaan houden.
61 Billy kwam naar me toe en zei: "Papa, u moet daar wat aan doen," zei, "dat is alles." Zei: "Ze heeft geen gebedskaart, want ik heb al gekeken." Zei: "Die broeder, ik weet het niet..."
Excuseer mij, Mexicaanse mensen, maar ik noemde hem Mañana , wat 'morgen' betekent, ziet u? Hij werd verondersteld mij om zeven uur op te halen en hij kwam tegen negenen; altijd ongeveer twee of drie uur te laat. Hij was net zo erg als ik. En dan was hij daar; hij deelde de gebedskaarten uit, en hij liep met al de gebedskaarten rond, weet u. En Billy hield hem in de gaten om toe te zien dat hij er niet een verkocht, daarom hield hij hem in het oog terwijl hij rondliep – voorzichtig – want ik had hem daarheen gestuurd om dat te doen. Maar daarin handelde hij fatsoenlijk.
62 Dus ik ging het podium op. De avond daarvoor was er een oude Mexicaanse broeder naar boven gekomen. En het hele podium lag vol met oude kleren die avond. Arme oude Mexicaan met vuile voeten, zo'n tachtig jaar oud, stekeblind, een oude met touwkoord vastgenaaide hoed in zijn handen met allemaal stof erop. En hij liep daar en zei iets in het Spaans, en ik kon hem niet verstaan. En hij probeerde bij mij te komen en ontdekte toen dat hij... Reikte in zijn zak en bracht een rozenkrans tevoorschijn en begon... Niet nodig. Hij was blind, en ik trok de oude kerel naar mij toe.
63 Ik dacht... Weet je, je moet gevoel hebben voor de toestand van de persoon, anders zult je hem nooit kunnen helpen. Je moet in hun lijden kunnen komen. Als je dat niet doet, gewoon ongevoelig bent, zal het nooit werken. Je moet jezelf verplaatsen zoals... Ik keek. Hij... Ik dacht: "Arme oude kerel, misschien met een heel stel kleine kinderen hier ergens."
En hun economie is erg armzalig. Zo is het. Misschien verdient Pancho dertig peso's in een week, en hij is een metselaar; en de ander, Pedro, krijgt vijftien peso's, en hij is een spoorlegger. En hij heeft een stel kinderen om te voeden. En dan eet hij oude vettige tortilla's gemaakt van amoebe-sla, en dingen die zij weggooiden, maar hij moet wel zoveel sparen om een vetkaars te kunnen kopen om op een altaar van een miljoen dollar te plaatsen voor zijn zonden. Nonsens. Christus is ons Offer. Christus is Degene. Wij hebben geen altaren nodig van miljoenen dollar. We hebben een geopend hart nodig.
64 Dus die arme kleine vrouw daar beneden, Billy zei... Maar eerst aangaande deze oude man. Ik plaatste mijn voet zo om te zien of mijn schoenen... Daar stond ik met een paar schoenen aan. Hij had waarschijnlijk nog nooit een paar gehad. Ik dacht: "Als mijn schoenen hem zouden passen, dan zal ik ze hem geven." Plaatste mijn schouder tegen de zijne. Hij was veel groter, dus kon ik hem mijn kleren niet geven.
En ik sloeg mijn arm om hem heen. Ik dacht: "Als mijn vader zou hebben geleefd, zou hij rond deze leeftijd zijn geweest." En ik zei: "O, Here God." Broeder Espinosa (hij is waarschijnlijk hier ergens), vertaalt het gebed nooit. En ik bad: "Here God..." En ik hoorde hem roepen: "Gloria a Dios." En hij keek om zich heen. Hij kon beter zien dan ik. Hij was... kon zien. En daar ging hij, schreeuwend.
65 En de avond daarop lagen er oude sjaals en jassen zo hoog opgestapeld over het hele podium. En Billy zei tegen mij; hij zei: "Papa, je kunt die vrouw daar niet wegkrijgen." Hij zei: "Zij heeft een dode baby." Het regende pijpenstelen, en daar stonden ze in. Geen plek om te gaan zitten in die grote plaats, geen plek om te zitten, ze stonden gewoon tegen elkaar aan geleund sinds negen uur die ochtend. En dit was rond half elf die avond, staande in die zon en regen. (O Amerika, Amerika, hoe zult u een dezer dagen aan het einde van de weg komen; tenzij zij zich bekeren. Dat is juist.) God liefhebbend... Die avond zag ik zo'n vijfentwintig duizend mensen in één keer tot Christus komen daar in Mexico Stad.
66 Toen bemerkte ik deze kleine vrouw daar beneden, schreeuwend. De zaalwachters probeerden haar te stoppen. Zij stopte die baby onder haar arm en rende regelrecht tussen hun benen door. Zij probeerden haar vast te houden. Zij zou op hen springen, over hen heen klauteren, krabben, vechten, van alles om daar boven te komen. En zij zeiden: "Je mag niet naar boven", haar tegenhoudend.
Daarom zei ik tegen broeder Jack Moore (ik vroeg mij af of hij in de conventie was); ik zei: "Broeder Jack, ga daarheen en bid voor haar. Zij kent mij niet. Dus bid voor die baby, en dat zal haar doen ophouden." En ik draaide mij om. Ik stond zo, draaide me om om te kijken. En ik zag in een visioen – hier vlak voor mij – een kleine, donker gekleurde Mexicaanse baby, zonder tanden, naar mij grijnzen. Ik wachtte een moment. Ik deed een stap naar achteren. Ik keek opnieuw. Ik zei: "Wacht een ogenblik (paradox); breng haar hier." De zaalwachters openden de rij.
67 Ze kwam daar omhoog en viel neer, begon te roepen: "Padre."
Ik zei: "Even een ogenblik. Sta op." Ik zei: "Hemelse Vader, ik weet niet wat dat betekende, maar onder dit dekentje (en het was drijfnat) is een kleine dode baby. Ze zeiden dat het deze morgen om negen uur stierf. En het hart van deze kleine vrouw is verlangend. Dit is haar baby. Ik plaats mijn handen in gehoorzaamheid aan dat visioen." Tegen die tijd deed de baby: "Whaaa," en hij schreeuwde, en begon te huilen: kwam terug tot leven. Het was een paradox.
Ik zei: "Broeder Espinosa, schrijf dat niet op. Ga naar de dokter en verkrijg een getekende verklaring dat de baby stierf." En dat deed hij. Zie? Paradox. Ik heb dat nu vijf keer zien gebeuren: vijf keer; een paradox.
68 De maagdelijke geboorte was een paradox. Ik geloof niet dat Jezus een deeltje was van Maria. Dat was Zijn moeder niet. Het was een vrouw die God gebruikte voor dat doel, een broedmachine om Zijn Kind te dragen. Als Maria... Als het zaad van de vrouw... hoewel, zij heeft het eitje en de man heeft de hemoglobine... Als dat juist is, dokter... en, ziet u, het bloed. Het leven ligt in de bloedcel.
En een kip kan een ei leggen. Maar als zij niet bij de mannelijke vogel is geweest, zal het nooit uitkomen. Ik heb dit vaak gezegd, en ik zeg het opnieuw: het wordt lente. De vogels zullen allemaal hun nesten bouwen. Een oude moedervogel kan op haar nest gaan zitten en op die eieren broeden, en daar zo trouw op blijven zitten totdat zij haast zal doodgaan van de honger. Ze wordt zo mager dat ze niet van het nest kan wegvliegen. Die eieren zullen nooit uitkomen als zij niet bij het mannetje is geweest.
69 Nu, broeder, niets mis met Episcopalen, Methodisten, of Baptisten. Maar wat hebben we gekregen? Zolang het een organisatie is... Laat het van Pinksteren zijn, als die mensen niet in aanraking zijn gekomen met de Metgezel, Jezus Christus, hebt u niets anders dan een nest vol rotte eieren. Zij zullen precies daar liggen en rotten. Ik geef er niet om hoeveel doctorstitels in de filosofie, rechtsgeleerdheid, of wat nog meer u ze geeft in de seminaries, dat is alleen maar van de wereld. Wij moeten de Kiem des levens vinden, Gods gesproken eeuwig leven. "Tenzij iemand wederom geboren wordt..."
Wat hebt u gekregen? U maakt er diakenen van, bisschoppen en van alles. U hebt niets anders dan een stel rotte eieren. Het enige wat rest, is om het nest schoon te maken en opnieuw te beginnen. Juist. Het zal nooit mogelijk zijn tenzij wij beginnen. Wilt u een paradox? Wilt u leven? Dan moet er leven ingebracht worden. Dat is juist.
70 Maria... Als het lichaam van die Baby (want het vlees komt van de eicel), als het lichaam van die Baby vlees van Maria was, wat dan? Dan had Maria een bepaalde soort sensatie moeten hebben. Ziet u waar u God in plaatst? God schiep zowel eicel als bloedcel. En Hij was geen Jood, noch was Hij een heiden. Hij was God, God in de vorm van zondig vlees. Om die reden staat er: "Ik zal niet toelaten... laat Mijn Heilige geen verderving zien, noch laat Ik Zijn ziel in de hel achter." Hij was de manifestatie: God, komend in een tempel die Hij Zelf schiep. Jezus noemde haar door de hele Schrift heen nooit "moeder". Hij noemde haar "vrouw"; niet moeder, "vrouw".
Zeiden: "Uw moeder zoekt U daarbuiten."
Hij zei: "Wie is Mijn moeder?" Keek naar Zijn discipelen, zei: "Degene die de wil van Mijn Vader doet, is Mijn moeder." Dat is juist. Dus u ziet, het was een volkomen maagdelijke geboorte, van beide kanten, maagdelijke geboorte. Een paradox kan niet worden verklaard. Er is niets dat het kan verklaren.
71 Ik was hier enige tijd geleden in de bergen aan het jagen. Er was daar een hele grote lange kerel genaamd Gevrez, G-e-v-r-e-z, een Fransman. Wij reden terug, en ik had hem zojuist ontmoet. En hij zei: "Wat bent u?"
Ik zei: "Ik ben een prediker."
Hij zei: " U ziet er daar te intelligent voor uit."
En ik zei: "Wel, ik... dat is uw mening."
En hij zei: "Ik veronderstel dat u gelooft dat die Baby maagdelijk geboren werd?"
Ik zei: " Ja, meneer."
Hij zei: "Meneer, dat is tegen alle wetenschappelijke regels in."
Ik zei: "U kunt God niet bewijzen door wetenschap. U moet Hem geloven. U bewijst God niet; u aanvaardt het. U gelooft het. Als u het kunt bewijzen, is het geen geloof meer. Dan is het iets wat u kunt verklaren. God kan niet worden verklaard."
Vervolgens reden we wat verder, en hij zei: "Ik geloof niet, en er is niets ter wereld dat mij kan laten geloven." Zei: "Jozef was de vader van die Baby."
Ik zei: "God was de Vader van die Baby."
Zei: "Zoiets bestaat niet."
En ik zei: "O, nonsens."
Hij zei: "Kijk, meneer Branham." Hij zei: "Voordat je maïs kunt telen, voordat je een boom kan laten groeien, of wat dan ook, moet er daadwerkelijk contact zijn geweest tussen mannelijk en vrouwelijk voordat het kan gebeuren." Zei: "U kunt dat niet doen. Het kan zich niet voortplanten zonder daadwerkelijk contact."
Ik zei: "Dan wil ik u iets vragen. U vertelde mij dat de mens komt van... (de lering van Darwin onderwijzend), dat de mens kwam van één enkele cel die een klein kwalletje was of zoiets dat in een spons veranderde. Daarna werd het een kwal, en daarna groeide hij verder en bracht een wratje voort en er kwam een arm, en zo ging het verder." Ik zei: "En u beweert dat dat de eerste mens was?"
Hij zei: "Ik geloof het."
Ik zei: "Mijn geloof is niet zo sterk, meneer." Ik zei: "Ik zou dat niet kunnen geloven. Ik geloof gewoon wat God erover heeft gezegd, ziet u: dat Hij de mens schiep naar Zijn eigen beeld." En ik zei: "Ik wil u dan ook iets vragen. Als... U geeft toe dat de vrouw deze Baby kon hebben gekregen, maar dat zij daadwerkelijk contact met een man had moeten hebben?"
Hij zei: "Ja, meneer. Het is in tegenspraak met alle wetenschappelijke regels."
Ik zei: "Dan wil ik u iets vragen." (Weet u, mama vertelde mij altijd: "Geef een koe genoeg touw, dan zal zij zichzelf ophangen.") En ik zei: "Dan wil ik u iets vragen. Waar kwam de eerste mens vandaan die noch vader noch moeder had? Waar moest hij vandaan komen?" Hij heeft mij nog altijd niet geantwoord. Er is geen antwoord op. God schiep de eerste mens. God is de Schepper. Het is een paradox.
72 Ik moet voortmaken, vrienden, erg opschieten. O my. Hoe gaat die... Waar gaat al de tijd heen? Ik wil u allen daarginds ontmoeten waar ik gedurende miljoenen jaren bij eenieder van u kan verblijven. Wij zullen over deze dingen spreken.
73 Merk op. Er was eens een man (Oral Roberts sprak over hem de vorige avond), Simson, gewoon een normale man. Ik zal het belachelijker maken dan hij deed. Hij was niet slechts een normale man. Hij was gewoon een klein garnaaltje, klein ventje. Als een man schouders zou hebben als een schuurdeur, zou het niets bijzonders zijn om hem een leeuw te zien doden. Maar dit krulharige garnaaltje met zeven kleine krullen die langs zijn hoofd bungelden... En hij liep hier rond, mammie's kleine jongen. Hier liep hij dan rond als een klein moedersjochie.
En het eerste wat er gebeurde, was dat duizend Filistijnen hem bestormden. Nu, als u ooit de Filistijnse wapenuitrusting heeft gezien (wenste dat ik tijd had om het uit te leggen), maar die helm op zijn hoofd had een dikte van zo'n vier centimeter massief koperbrons. Nu, onthoud, zij konden koper vervaardigen in die dagen op een wijze die wij vandaag niet kunnen, want Salomo had een scheermes van koper. Nu, merk op. De koperen helm, en over zijn gehele lichaam waren dikke overlappende koperen plaatjes zodat hij kon bewegen in zijn wapenuitrusting.
Duizend van deze getrainden, en hier ontmoetten zij daarbuiten de dienstknecht van de Heer, een klein garnaaltje met een krullenkop, misschien met een klein jasje aan. Maar de Geest des Heren kwam op hem, en hij pakte het kaakbeen van een ezel en sloeg duizend Filistijnen neer. Ja.
74 Wel, broeder, dat oude verrotte kaakbeen van die ezel... Als je ermee op een van die grote koperen helmen zou slaan, wel, dan zou hij in duizend stukjes versplinteren. Zeker. Maar het was een paradox. God was op dat oude kaakbeen. Halleluja. Als Hij op een dode kan komen, kan Hij zeker op de onze komen die levend zijn. Merk op. Een paradox, dat was het zeker. En hij nam dat kaakbeen en sloeg die helmen daar zo mee in totdat hij duizend Filistijnen in de pan had gehakt: een paradox.
75 Toen Jezus hier op aarde was, wandelde Hij op het water. Verklaar mij dat. Vertel mij hoe volgens de wetenschap een man kan lopen op water: een paradox. Op een dag nam Hij vijf broodjes en twee vissen en voedde vijfduizend. Welk soort atoom liet Hij vrijkomen? Nu, dat was niet eens levende vis. Toen Hij dat brood brak, brak Hij het van een stukje brood af... Toen Hij het overhandigde, tegen de tijd dat Hij Zijn hand had teruggetrokken, was daar een nieuw stuk brood, al opgegroeid, de tarwe in het veld, reeds gebakken, al het vet daarin (zie?), klaar gemaakt. Hier was een stukje vis, Hij brak het af, en er was weer een stukje gebakken vis. Amen. Halleluja.
Dat element is aan ons gegeven, als wij slechts in het Woord blijven. Blijf daar. Ik geloof dat wij op het punt staan het te zien gebeuren. Leef getrouw aan het Woord. Daar gaat het om. Hij had gebakken vis. Dat was een paradox.
76 Het was een paradox toen Hij Zijn gemeente koos, dat Hij vissers koos in plaats van priesters. Dat is tegenovergesteld aan de normale gang van zaken. Zag ernaar uit dat Hij een geweldig grote kerk zou hebben, met een heel stel opgepoetste en blinkende predikers die hun theologie kenden, en al hun graden hadden behaald, enzovoort. Hij zou naar hen toe komen. Maar Hij passeerde gewoon het hele stel, ging heen en nam vissers die zelfs hun eigen naam niet konden schrijven. De Bijbel zegt dat Petrus en Johannes onwetend en ongeletterd waren. Dat zijn degenen die Hij koos voor Zijn gemeente. Dat is een paradox. Zeker. Ja, meneer. Hij koos vissers in plaats van mannen... in plaats van priesters.
77 Nu vinden wij uit, dat op de Pinksterdag... Het is vreemd dat Hij een stel ongeletterde mensen koos, en hen met Pinksteren daarheen stuurde met een opdracht, niet om naar een seminarie te gaan, maar om te wachten totdat zij aangedaan waren met kracht van omhoog. Als die man Petrus, en Johannes en de anderen wilden prediken, en zij onwetend en ongeletterd waren, schijnt het dat Hij zou hebben gezegd: "Jongens, er is hier vlakbij een fijne school. Ga daarheen tot je je ABC's hebt geleerd. Nadat je dat hebt gedaan, neem je de lagere school. Doorloop die helemaal. Neem dan vier jaar hogere school, dan vier jaar op de universiteit, en dan ongeveer vier of vijf jaar van de Bijbelschool. Dan kunnen jullie uitgaan."
Maar Hij zei: "Wacht in de stad Jeruzalem, want Ik zal de belofte Mijns Vaders op u zenden. En dan zult u Mijn getuigen zijn (Lukas 24:49), getuigen van Mij zijn in Jeruzalem, Judéa, Samaria, tot in de uiterste delen der aarde." Dat is nog altijd Zijn vereiste.
78 Weet u, ik heb enige ervaringen gehad (ik zal opschieten) met heidenen, heidense religie, afgoden. Ik ben in Afrika geweest, India. Ik heb de vuurlopers gezien terwijl zij daar stonden bij een groot oud beeld met zulke grote ogen (robijnen), en grote robijnen in hun oren. En hoe deze arme mensen... Zij zijn geen huichelaars.
Boeren komen erheen en maken zich daarvoor gereed. De priester zegent hen, giet het heilige water over hen uit. En zij nemen grote vishaken met ballen, ongeveer zo groot gevuld met water, en haken hun vlees er gewoon vol mee, doen offerande voor een afgod. Dan nemen zij... stoppen ze in hun oren, naaien hun mond dicht, steken daar een speer doorheen. Als zij hebben gelogen, zetten zij hun neus en mond aan elkaar vast en trekken die naar beneden. En lopen dan door vuur: een strook van honderdtwintig of honderdvijftig centimeter breed, soms negen meter diep, de gehele lengte is zevenentwintig meter, door dat vuur, maken zich daarvoor gereed, voor een afgod. Nu, afgoderij is een slechte zaak.
79 Nu, laat mij er hier even een achtergrond van geven, want ik ga zo dadelijk... Nog enkele opmerkingen, dan zal ik gaan sluiten. Maar ik wil dit duidelijk maken. Ziet u, het was... Het zal een paradox zijn.
De heiden, de afgodenaanbidder... Nu, de Indianen hier, hier in het zuidwesten, waren gewend afgoden te aanbidden. Zij hadden zoals zij dat noemden de regengod. Het was een moerasschildpad. Zij wisten dat hij in de regen leefde, en in de aarde, en zij geloofden dat die god van de regen in die moerasschildpad kwam.
Nu, in het oude heidense Rome hadden zij Jupiter, en vele goden. En zij zeiden dat die goden leefden. En zij voerden oorlogen. U hebt mythologie gestudeerd, enzovoorts. Dus deze goden werden verondersteld om te ...?...
80 De manier waarop ze het deden, was zo: zij hadden een geweldig groot altaar en dit beeld stond daar bovenop. En de aanbidder kwam binnen, en hij betaalde de priester voor een kaars. En zij namen... En hij ging naar de tempel. Soms waren er verscheidene goden. En hij plaatste het op het altaar zodat, naar ik veronderstel, de god zijn weg kon vinden naar het juiste beeld. En zij zetten deze kaars daar neer en staken haar aan.
Dan ging de aanbidder heen en nam... De priester had wat fruit klaargelegd en bereidde een offer en bracht wijn. En hij had werkelijk gemeenschap met de afgod. Dan strekte hij zich uit voor de afgod. En hij lag daar in zo'n bevangenheid totdat de denkbeeldige god (die eruit zag als het beeld dat hij gebouwd had) kwam en in die afgod ging en tot hem terugsprak door die afgod. Dat is afgoderij.
Wat zij dachten, was, dat de denkbeeldige god door middel van een afgod – omdat hij bij machte was deze god te hypnotiseren met zijn offer en zijn brandende kaars – dat hij in deze god kwam. En dan, wanneer zijn ziel daarmee zo verstrengeld werd... Ziet u dat het de duivel is? Zie? En hij... en hij zou denken dat die god daar doorheen terugsprak tot zijn geweten; en het was daadwerkelijk een god voor hem.
81 Nu zou God hun tonen wat een werkelijke God was. En op de dag van Pinksteren... Gedurende tien dagen knielden zij neer. En niet denkbeeldig, maar er kwam een geluid uit de hemel als een machtig ruisende wind, en het vulde het gehele huis waar zij zaten. En God nam nooit een afgod. Hij nam een levende man, en plaatste Zichzelf door de doop van de Heilige Geest in deze man: geen denkbeeldige god, niet een denkbeeldig iets, maar een werkelijkheid van een werkelijke God in een werkelijke man. En daarna stond deze man op en deed de werken Gods.
Vreemd dat Hij dat deed. Vreemd dat Hij niet een aantal knappe mannen nam die daar iets over wisten. Die zouden het proberen uit te vogelen. Maar Hij nam een stel onwetende vissers en plaatste hen daarboven. En zij bogen zich neer voor een belofte van God gedurende tien dagen en nachten. Toen kwam de God des hemels en nam inwoning in deze mannen.
82 Jezus zei: "Nog een kleine tijd, en de wereld zal Mij niet meer zien; maar gij zult Mij zien, want Ik zal met u zijn, zelfs in u." In Johannes 14:12 zei Hij: "Die in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen. Meer dan dit zal hij doen, want Ik ga heen tot Mijn Vader." Om die reden zei Hij in Markus 16: "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven." Het was een levende God in een man die zich voor God kon neerleggen, overeenkomstig het Woord van God, waarna het Woord van God werd gemanifesteerd in hem. Amen. Het is een paradox.
83 Iedere keer dat u een man de Heilige Geest ziet ontvangen, is het een paradox, hoe de God des hemels Zichzelf bekend maakt in deze man, door hem heen spreekt, door hem heen werkt, in hem leeft. Het is een paradox. En wij zijn in het beeld van God, en God nam Zijn eigen beelden en bracht Zichzelf in het beeld van Zijn eigen beeld dat Hij schiep. Een paradox.
84 God leefde eens in een man, toen dreef zonde Hem weg. Daarna doodde God Zijn eigen Zoon, en dat deed God terugkeren en opnieuw in Zijn volk leven. Jazeker. Het is een paradox. Het is een vreemde zaak hoe Hij dat doet. De gemeente... God koos Zijn gemeente om een paradox te zijn. Hoe Hij in plaats van beschaafde geleerden – de theologen, om daar een gemeente van te maken – een stel onwetende, ongeletterde vissers nam. En Hij gaf de sleutels van het Koninkrijk niet aan Kajafas, de hogepriester, geleerd. Wat deed Hij? Hij gaf het aan de onwetende vissers. Niet aan een man die van alles op de hoogte was, maar Hij gaf het aan een man die zichzelf voor Hem had neergeworpen en Hem kende. Nu, u weet dat het niet gaat om Zijn Boek te kennen, dat dat leven is, maar dat Hem te kennen leven is. En de sleutels werden aan Petrus gegeven. Een paradox dat Hij dat deed in plaats van aan Kajafas, de knapste man op religieus gebied. Hij gaf het aan Petrus.
85 Nu, gelooft u in een paradox? Een oude apotheker vertelde mij dit niet lang geleden. Hij zei: "Broeder Branham, op een dag tijdens de depressie, zaten mijn zoon en ik in de apotheek." En zei: "O, het was moeilijk." En hij zei: "Een vrouw, die moeder zou gaan worden, stapte binnen. Zij had een recept meegekregen." En zei: "Mijn zoon ging erheen om haar te helpen, haar en haar man." En zei: "Toen hij naar het recept keek," zei hij... "Ze zei: 'Ik heb het geld niet om hiervoor te kunnen betalen.'" En hij zei: "Precies aan de overkant is de plaats waar uw... De regering zal het daar voor u betalen."
En hij zei: "Zij en haar man draaiden zich vriendelijk om om naar buiten te gaan, om te zien of de regering voor het recept zou willen betalen." Zei: "Iets trof mij. 'Laat die moeder niet... Zij kan nauwelijks op haar voeten staan, laat staan dat zij daar uren in de rij kan staan om geld voor dat recept te krijgen.'"
Zei: "Zoon, ga haar roepen, breng haar terug."
86 Zei: "Hij ging en riep haar, en bracht haar terug." Zei: "Ik ging naar achter en bereidde het recept met de allerbeste medicijnen waarvan ik wist dat ik ze in de zaak had." En hij zei: "Ik deed het bij elkaar, nam het in mijn hand mee, en legde het in de handen van die vrouw." Hij zei: "Broeder Branham..." Wij zaten daar samen een milkshake te drinken; de oude drogist: een echte man van God. Hij zei: "Weet u wat?" Hij zei: "U zou mogen denken dat ik gek ben wanneer ik dit zeg," maar zei: "toen ik dat in haar hand legde, keek ik. Het was Jezus Die daar stond. Ik had het in de hand van Jezus gelegd." Ja. Een paradox.
87 De grote heilige Martinus, hij was een heiden... zijn vader was dat. Hij wilde God dienen. Er was in die tijd een wet in Frankrijk dat als de vader een militair was, de zoon tot een bepaalde leeftijd in dienst moest. Luister goed. En toen zij hem opriepen voor het leger, kreeg hij een dienstknecht. En natuurlijk had iedere soldaat een dienstknecht. En in plaats ervan dat de dienstknecht zijn laarzen poetste, poetste hij de laarzen van de dienstknecht. Hij was een groot man. Hij hield van God.
Wat gebeurde er? Op een nacht, koude winteravond – de winden waaiden, mensen vroren dood tijdens die harde winter – toen hij door de poort ging, lag daar een oude zwerver die zei:: "Alsjeblieft, laat iemand mij helpen. Iemand, help mij! Iemand..." En mensen die hem hadden kunnen helpen, liepen hem voorbij.
88 Martinus had alles wat hij had, weggegeven. En hij keek... De soldaten droegen een cape, een mantel. Hij had de mantel nodig, anders zou hij doodvriezen. Dus hij deed zijn mantel af, nam zijn zwaard en sneed hem in tweeën, wikkelde de zwerver in het ene deel en hij nam de rest. De mensen lachten hem uit. "Wat een vreemd uitziende soldaat met een halve mantel aan."
Maar die nacht werd hij wakker in de kazerne. En toen hij keek, stond daar Jezus gewikkeld in dat stuk mantel. Er stonden allemaal engelen om Hem heen, en Hij zei tegen de engelen: "Weten jullie wie Mij hierin heeft gewikkeld?" Zei: "Martinus wikkelde Mij hierin." Toen wist Martinus wat Jezus bedoelde toen Hij zei: "In zoverre gij dit aan een van Mijn minste broeders hebt gedaan, zo hebt gij dat aan Mij gedaan." Toen hij die oude zwerver inwikkelde, wikkelde Hij Jezus in, want Jezus was in die oude zwerver. Dus wij weten niet wie wij passeren. Het was een paradox. Ik geloof daar met mijn hele hart in.
89 Als wij ons nu slechts verootmoedigen voor God, geloven met geheel ons hart... Enige tijd geleden kwam hier een grote intellectueel naar een stel Pinkstermensen toe. Hij zou een Pinkster-... een intellectuele toespraak gaan houden en de mensen vertellen waarin zij fout waren, en over van alles en nog wat. En hij had het allemaal voor elkaar: een werkelijke toespraak. Maar hij wandelde naar voren met zijn borst vooruit, weet u, met: "Ik, de grote meneer, met zoveel titels", enzovoort.
En hij begon tegen Pinkstermensen te spreken, en de Pinkstermensen accepteerden het niet. Ziet u? Dus toen hij zag dat hij verslagen was, vouwde hij zijn notities op. Er werd niets gezegd over de intellectuele toespraak, maar hij probeerde te beweren dat het Pinkster-fenomeen van spreken in tongen verkeerd was, dat de Pinkster-wonderen waar zij over spraken onjuist was; maar dat maakte geen indruk bij die mensen. Dus was hij zo vernederd dat hij zijn notitieboekje oppakte en het podium afliep.
Daarginds zat een oude heilige. Hij zei: "Weet u wat? Als die man naar boven was gegaan op de manier dat hij naar beneden kwam, was hij waarschijnlijk naar beneden gekomen op de wijze dat hij naar boven ging." Dus dat is wel zo'n beetje juist. Ziet u? Zie, nederigheid... om onszelf te vernederen voor de Heer.
90 Het is werkelijk een paradox. God is een paradox. De visioenen zijn een paradox. We kunnen ze eenvoudig niet verklaren. Hoe dat God dingen kan tonen die waren, die zijn, en zullen komen, dat gaat voorbij aan al ons onderzoeken. De visioenen van de oude profeten kwamen honderden jaren geleden en wij zien ze vandaag nog plaatsvinden. Het is een paradox.
Het was een paradox, toen Andreas Petrus ging roepen – zijn naam was toen nog Simon – en hem voor Jezus bracht. Hij vertelde hem en zei: "Weet je, onze vader vertelde ons dat er allerlei soorten 'ismen' aan de gang zouden zijn voordat de echte Messias komt. Maar hij vertelde ons – overeenkomstig de Schrift – dat de Messias een profeet moest zijn. 'De Here, uw God, zal u een Profeet verwekken, gelijk mij.' Nu, de Messias zal een profeet zijn." Al de Joden geloofden dat.
91 De Bijbel zegt: "Als er een man onder u is die geestelijk is of een profeet, dan zal Ik, de Here, Mijzelf door visioenen aan hem bekend maken. En als wat hij zegt komt te geschieden, hoor hem dan." Juist.
Dus toen Andreas Petrus daarheen bracht, en Hij omkeek naar Petrus – Jezus deed dat – en zei: "Uw naam is Simon, en uw vader is Jonas", toen wist Petrus op hetzelfde moment dat dat een paradox was, dat God was... Absoluut de Enige Die hem en zijn oude vader kende, zou God moeten zijn.
92 Toen Filippus heenging en Nathanaël riep, en Nathanaël naar Jezus toe bracht, en hij in de tegenwoordigheid van Jezus kwam, en Jezus zei: "Zie, waarlijk een Israëliet in wie geen bedrog is", trof hem dat.
Hij zei: "Vanwaar kent Gij mij, Rabbi?"
(Luister!) "Voordat Filippus u riep, toen u onder de boom zat, zag Ik u."
Wat een ogen, vijftien mijl rondom de berg. Hij zag door de berg heen, door de tijd, en zag Filippus onder de boom.
93 Zoals de vrouw bij de bron van Sichar die daar kwam, een mooie jonge vrouw, misschien, om water te halen. Misschien waren de... Zij kon pas komen wanneer de overigen van de fatsoenlijke vrouwen weg waren. Jezus nam daar plaats in wat ik beschrijf als een klein panorama. En toen zei zij...
Hij zei tegen haar: "Vrouw, geef Mij te drinken."
Ze zei: "Dat is niet de gewoonte. Wij hebben hier rassenscheiding. U, Joden, wij Samaritanen, wij hebben geen gemeenschap met elkaar. Het is niet correct voor U om mij, een Samaritaanse vrouw, zo'n vraag te stellen."
Hij zei: "Maar als u wist Wie er tot u sprak, zou u Mij om drinken hebben gevraagd."
Ze begon te praten over de bron, hoe diep zij was, en wat de vaders hadden gesproken, enzovoort. Wat gebeurde er? Binnen enkele minuten zei Hij... zei zij...
Hij ontdekte haar moeite. Hij zei: "Ga heen, roep uw man en kom hier."
Zij zei: "Ik heb helemaal geen man."
Zei: "U hebt de waarheid verteld. U hebt vijf mannen... had er vijf. En degene met wie u nu leeft, is uw man niet."
94 Wat zei zij? Luister. Toen Hij dat deed voor de Joden, zeiden de Joden dat Hij hun gedachten las. "Hij is Beëlzebul, waarzegger, een duivel." Maar deze vrouw zei: "Meneer, ik bemerk dat U een profeet bent. Wij weten dat wanneer de Messias komt, Hij deze dingen zal doen." Het wat een paradox. Ziet u? "Wij weten dat U een profeet moet zijn. De Messias zal dit doen wanneer Hij komt. Maar wie bent U?"
Hij zei: "Ik ben het, Die met u spreek."
Zij wist dat dat God was. Zij wist dat dat het teken van de Messias was. Dus haastte zij zich naar de stad en zei: "Kom, zie een Man Die mij over mijn moeite vertelde. Is Deze niet de Messias?" En de mensen van de stad geloofden in Jezus door het getuigenis van de vrouw.
Welnu. Ik geloof dat dezelfde God Die toen een paradox volvoerde, precies nu ook een paradox kan volvoeren. Gelooft u dat? Amen. De Bijbel zegt: "Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in der eeuwigheid." Heb gewoon nog even geduld met mij.
95 Voordat Hij de aarde verliet, zei Hij: "Zoals het was in de dagen van Sodom, zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen." Sodom... Onthoud, Abrahams zaad was... Abraham was doorgetrokken en had al deze dingen van God gezien. Maar het laatste visioen, het laatste ding dat Abraham zag vlak voordat de lauwe wereld werd vernietigd... Nu, onthoud, zoals ik altijd heb gezegd, er zijn drie klassen van mensen: de ongelovige, de schijngelovige, en de gelovige. Ze worden allen bekend gemaakt. Precies daar werden ze allemaal gemanifesteerd: de Sodomieten, zoals de wereld vandaag; de lauwe gelovige, onder hen levend in hun vuiligheid; en dan Abraham, de uitverkoren gemeente, er uitgeroepen en apart gezet.
96 Engelen kwamen neer van de hemel. Twee van hen gingen op weg en predikten in Sodom. Zij deden geen wonderen. Zij verblindden hen op een nacht. Het Evangelie prediken, verblindt de ongelovige. Een moderne Billy Graham daarginds onder de Sodomieten hakt er op in. Ik geloof dat Billy Graham een man van God is. En hij is daarbuiten en predikt zijn boodschap van bekering, en: "Kom uit dit Sodom vandaan." Dat was de boodschap die zij hoorden.
Maar herinner u, deze ene Engel ging daar niet heen. Maar de andere Engel die werd gezonden naar de uitverkoren gemeente was een Man, at vlees, dronk melk, en Hij was gezeten met Zijn rug naar de tent gekeerd. Noemde Abraham bij zijn naam die hem pas enige dagen daarvoor door God was gegeven, en Sara op dezelfde wijze. Zei: "Waar is uw vrouw, Sara?"
Zei: "Zij is in de tent achter U."
Hij zei: "Ik zal u bezoeken overeenkomstig de tijd des levens."
En Sara lachte om... "Ik, die een oude vrouw ben, zal wellust hebben met mijn heer?"
Wat zei Hij? "Waarom heeft Sara gelachen?" En Sara kwam tevoorschijn en probeerde het te ontkennen. Wat? Hij wist wat zij daarachter aan het doen was. Dat is dezelfde zaak die Jezus deed. Hij onderscheidde hun gedachten. Waarom? Hij was het Woord. Hebreeën 4 zegt: "Het Woord Gods is scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, een onderscheider van de gedachten van het hart, de geest." Het Woord; Jezus was het Woord. "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God. En het Woord is vleesgeworden en heeft onder ons gewoond." Welnu. "Indien gij in Mij blijft, en Mijn woorden in u..." Hoe zit dat? Loog God? Hij kan niet liegen. Hij kan niet liegen; Hij is God. Gelooft u dat? Ik geloof het. Laten we onze hoofden voor een moment buigen. Moge God genadig zijn.
97 Stop gewoon even. De eerste paradox was toen u werd gered. De volgende paradox was toen Hij u de Heilige Geest gaf. Nu, laat mij u iets vragen. Als Jezus Christus Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig is... Als ik u vertelde dat de geest van John Dillinger in mij was, dan zou u verwachten dat ik wapens had, een bandiet zou zijn. Als ik u zou vertellen dat de geest van een schilder in mij was, dan zou u verwachten dat ik een kwast zou pakken en schilderijen zou schilderen, zoals u aan de muur ziet. En als ik u vertel dat de Geest van Christus in mij is, dan zal ik de werken van Christus doen. Dat is precies wat Hij heeft gezegd. Gelooft u dat? Als u het gelooft en het niet betwijfelt, zal God het manifesteren.
98 Nu, onze hemelse Vader, ik heb langdurig gesproken. En Gij zijt God. Nu, het enige wat ik kan doen, Vader, is spreken; U bent Degene Die het moet manifesteren en het werkelijk moet maken. En ik bid U, Vader, dat Gij ons dit voorrecht zult toestaan, door de Naam van Uw Zoon, de Here Jezus. Geef ons wat wij verlangen, zodat deze mensen zullen beseffen... Hoewel het ruw, hard en scheurend is, toch is het door U verordineerd, niet in boosheid maar in liefde, zodat de gemeente moeiteloos zal blijven voortgaan.
99 De Bijbel zegt dat ons als eerste apostelen zijn gegeven, profeten, leraars, herders, allen ter correctie van de gemeente, om de gemeente in orde te houden. Soms zeggen onze voorgangers dingen die ons snijden. Maar God betuigt het door de man met het Woord, bewijst het. En U bent nog steeds God. En ik bid dat U vanavond bekend zult maken dat U God bent, en ik deze dingen gedaan heb op Uw bevel. Deze dingen heb ik niet uit mijzelf gedaan, maar omdat de Heilige Geest mij leidde. Ik bid voor genade. Ik bid dat U de verzoeken van deze mensen zult toestaan, in de Naam van Jezus Christus.
100 Nu, houd uw hoofden voor een ogenblik gebogen en bid, heb geloof. Als u zult geloven en niet twijfelt, maar eenvoudig met heel uw hart zult geloven. Als u gelooft dat God het buitengewoon overvloedige zal doen, geloof ik dat God Zichzelf bekend zal maken.
Voor zover ik weet, ken ik niet één persoon in dit gebouw. Ik hoorde broeder Fred Sothmann "Amen" zeggen, terwijl ik aan het prediken was. Afgezien daarvan, uitgezonderd het podium, want ik ken hier een aantal mannen, maar in het gehoor... Maar als Jezus Christus – als Hij levend is en opgestaan uit de dood – en u mensen daar een nood hebt, Hij is hier om daarin te voorzien. Gelooft u dat? Blijf gewoon bidden. "Zo gij kunt geloven..."
101 Nu, hoevelen hierbinnen zijn nog nooit in één van mijn samenkomsten geweest? Laat uw opgestoken handen zien? Velen van u. Ik ben een man net zoals iedere andere man. Maar ik geloof in Jezus Christus, geloof dat Hij is opgestaan uit de dood. Ik geloof dat Hij God is. Hij is nu God in ons in de vorm van de Heilige Geest. En Hij zei: "De werken die Ik doe, zult gij ook doen." Nu, om erover te spreken is één ding, maar voor Hem om het te doen, is een andere zaak. "Zo gij kunt geloven, zijn alle dingen mogelijk."
Nu wil ik dat u een ogenblik uw hoofden opheft. Hoeveel zieke mensen zijn er in het gebouw? Steek uw handen omhoog. Hoeveel mensen kennen iemand die ziek is waarvoor u kunt bidden? Steek uw hand op: een zondaar, wat het ook mag zijn.
102 Nu, er was eens een kleine vrouw die de zoom van Jezus' kleed aanraakte en volledig gezond werd gemaakt. Hij passeerde, en al de mensen raakten Hem aan, en Hij zei... Deze kleine vrouw glipte er doorheen en raakte Hem aan, raakte Zijn kleed aan. Hij draaide Zich om en vertelde haar... Zei: "Iemand raakte Mij aan."
Iedereen... Petrus bestrafte Hem. "O, U weet dat zoiets..." Hij zei: "De gehele schare raakt U aan. Hoe kunt U... Hoe zou U kunnen weten wie U aanraakte? Zij raken U allen aan. Wie raakte..."
Maar Hij zei: "Maar Ik bemerk dat er kracht is uitgegaan. Ik werd zwak." En de kleine vrouw die Hem had aangeraakt... Hij zocht in de schare totdat Hij haar vond. En nadat Hij dat deed, vertelde Hij wat haar moeite was, en dat haar geloof haar had genezen.
103 Gelooft u dat diezelfde God leeft? Zou het uw geloof helpen als Hij vandaag zou komen en hetzelfde zou doen? Wat met u zakenlieden? Gelooft u? Gelooft u het? Wilt u voor mij bidden? Ik ben hier niet zeker van, vrienden. Ik heb hier nog nooit zo'n samenkomst onder de zakenlieden gehad. Ik vertrouw erop. Wees alert. Bid.
Nu, het Woord. Het Woord... Als ik de waarheid heb gesproken, en als God betuigt dat het de waarheid is, zal Hij ons tekenen en wonderen tonen. Hij zal het ons overeenkomstig de Bijbel tonen, precies wat de Bijbel zegt. Het zal dat soort teken en wonder moeten zijn. Gelooft u dat?
104 Als Hij op zijn minst... Twee of drie mensen hier in het gehoor die ziek zijn, of behoeftig, of iets, als u slechts zult bidden. Nu, kijk. Als u nu opziet naar God, en zegt: "Here Jezus, broeder Branham kent mij niet, weet niets over mij. Maar hij heeft een verklaring afgelegd, en ik heb hem horen verklaren uit de Bijbel dat U nog steeds leeft. En ik hoorde hem bidden dat U ons iets zou tonen precies zoals U deed voordat U werd gekruisigd. Daarom zullen wij... De grote Heilige Geest Die wij geloven te hebben, zal Zelf bewijzen dat het God is." Is dat juist? Het onder ons bewijzen.
Nu, bid, en geloof nu gewoon, en zeg: "Heer..." Nu, zegt de Bijbel dit, predikers? Al u predikers die dit geloven, kijk. "Jezus Christus is precies nu een Hogepriester, gezeten aan de rechterhand van de majesteit Gods (Is dat juist?), een Hogepriester Die kan worden aangeraakt door het gevoelen van onze zwakheden." Is dat juist? Hoevelen weten dat dat Nieuwtestamentische leer is? De Nieuwtestamentische leer. In orde.
105 Hoe zou die Hogepriester dan handelen, als u Hem zou aanraken? Als Hij Dezelfde is, zal Hij op dezelfde wijze handelen zoals bij die vrouw die Hem aanraakte. U zegt: "Als ik daar was geweest, zou ik Hem hebben aangeraakt." U kunt Hem nu aanraken. De Bijbel zegt dat, en dat is wat ik geloof: de Bijbel. Geloof het met geheel uw hart; betwijfel het niet. Waar ook in het gebouw...
Nu, wees werkelijk eerbiedig. Gewoon zo eerbiedig... Ik zeg niet dat God het zal doen. Ik weet het niet. Wie van u zagen ooit die foto van de Engel des Heren? Oh, zeker. Wij hebben die. Zie? Ik had dat voor deze middag in mijn aantekeningen staan, maar had er geen tijd voor.
106 Wees slechts in gebed. Nu, Heer, dit is... Slechts als U het verlangt, Heer, laat mij U niet verzoeken. Vader, ik wil nooit een verzoeker van God zijn. Maar, Vader God, als het U zal verheerlijken, laat de mensen dan weten dat ik hun de waarheid heb verteld. Spreek dat ik hun de waarheid heb verteld. Sta het toe, Heer. Ik sprak over U op de beste manier die ik ken: Uw Woord. Dat is het Woord. Ik bleef er precies bij, Heer, ongeacht waar het over ging, hoe het... wat dan ook, ik bleef bij het Woord. Nu, Vader, ik bid U, bevestig dat ik de waarheid heb verteld. Betuig het, Vader, in Jezus' Naam.
107 Blijf door bidden, zeg: "Here Jezus, ik geloof dat. Ik geloof het." Ik weet het niet, vrienden. Het is nu aan de Heer. Zie? Ik kan het op een of andere manier niet voelen. En ik ben precies zoals deze microfoon, volledig stom, zonder iets dat door mij heen spreekt. Maar dat is een gave, een manier om mijzelf te ontspannen in de tegenwoordigheid van God zodat Hij mij visioenen zal tonen. Ik vertrouwde erop dat Hij het zou doen wanneer ik zou ingaan op deze paradoxen. Maar misschien verlangt Hij het niet te doen. Als dat zo is, kan ik dat niet helpen...?... Ik moet gewoon wachten en zien wat Hij zegt.
Wees echt rustig, een laat iedereen bidden. Ik zie gewoon uit over het gehoor. [Iemand spreekt in tongen – Vert]
Stille zachte stem; blijf eerbiedig. In orde. U kunt uw hoofd opheffen. Hij is hier. Nu daag ik iedere ongelovige uit. Spreek nu, of zwijg voor altijd. Geloof eenvoudig dat... Voor wat het ook is, zoek God, en zie of God niet zal bevestigen dat het de waarheid is. [Iemand spreekt in tongen en legt het uit – Vert]
108 Wees werkelijk eerbiedig. Ik wil dat u uw hoofd omdraait. Een kleine dame die precies hier zit, lijdt aan een bronchitisaandoening in haar keel. Zij komt uit Flagstaff. Als u het met heel uw hart zult geloven, dan kunt u krijgen waarvoor u vraagt. Gelooft u het, zuster? Ga dan op uw voeten staan en aanvaard uw genezing.
Nu, laat mij haar gebed herhalen. Ze zei: "Heer, ik lijd zo. Laat broeder Branham tot mij spreken." Wuif uw hand als die dingen... als u er op dat moment voor bad dat ik u zou roepen? Toen ik u riep, bad u daarvoor. Is dat juist? Wuif zo met uw hand als het de waarheid is. Zijn wij vreemden voor elkaar? Wuif opnieuw met uw hand. Ik ken u niet. Als dat waar is, zwaai opnieuw. In orde. Wat raakte zij aan?
109 Er zit precies hier een dame die bidt voor een vriend die kanker heeft. Gelooft u met heel uw hart? God zal uw gebed beantwoorden. Ik zie een persoon, een man, heel erg ziek. Als u het met heel uw hart zult geloven (ik zie het in een visioen), God zegene u, u kunt het hebben. Ik ken de vrouw niet, heb haar nog nooit gezien. Als dat juist is... De dame die regelrecht hier zit, ik kijk naar haar. Dat is het. Zat u daar niet te bidden: "Here Jezus, laat dit..."? God zegene u.
Laat iemand bidden. Hier... hier is een persoon die precies hier zit. Ziet u dat Licht niet? Recht boven een kleine grijze vrouw die hier beneden zit, ja, de dame die haar hand opstak. Zij heeft suikerziekte. Ze komt niet uit dit land. Ze komt uit een land met bergen: Zwitserland. Er is daar een hele groep van u uit Zwitserland. Dat is juist. Geloof, en u kunt naar huis terugkeren en gezond zijn. Gelooft u?
110 Hierachter, u mensen, hier precies zit een dame. Ik heb haar nog nooit in mijn leven gezien. Maar zij lijdt aan een probleem met haar keel, probleem met haar ogen; ze zit hier naar mij te kijken. Ze is een vrouwelijke prediker. Sta op uw voeten en aanvaard het, dame. Word gezond. Ik ken de vrouw niet, zag haar nog nooit in mijn leven.
Probeer nu uw zonden te verbergen. Hier is een man. Hij is bezig geweest zijn mening over mij te uiten. Dat is juist, meneer. Uw beroep is leraar. En u hebt geestelijke problemen die u bezighouden. Als dat zo is, steek uw hand op. Ze zullen worden opgelost. Accepteer mij als Gods profeet. Ik vertel u de waarheid. ZO SPREEKT DE HERE.
111 Gelooft u? Hierachter zit een dame. Ze lijdt aan een kwaal op haar borst. Ze heeft drie operaties gehad. Ze mist het. Laat... God, help mij. Mejuffrouw Alexandra, ontvang uw genezing in de Naam van de Here Jezus. Als dat uw naam is, en wij vreemden voor elkaar zijn, sta dan op. Ga op uw voeten staan, als dat waar is. Ik zag de vrouw nooit eerder in mijn leven.
Gelooft u het? Als dat niet dezelfde Jezus is Die eens leefde, dan weet ik het niet; ik ben een man. Gelooft u? Ontvang Hem.
Hier. Daarginds zit een vrouw; ken haar niet, zag haar nooit eerder. Zij is een verpleegster en zij bidt voor haar patiënt. De patiënt lijdt aan een psychische stoornis. Wij zijn vreemden voor elkaar, is het niet? Als God mij zal vertellen wie u bent, zal het u dan helpen? Zal het het gehoor helpen? Hier is mijn hand: ik heb de vrouw nog nooit in mijn leven gezien. Als wij vreemden van elkaar zijn, steek dan uw handen op, dame. U bent mevrouw Brandon. ZO SPREEKT DE HERE.
112 Gelooft u, u allen? Is dat een paradox? Wel, Hij is nog steeds God. De Heilige Geest is hier nu helemaal rondom. Gelooft u het? Nu, de woorden die ik sprak, zijn waar. God heeft het betuigd.
Nu, gelooft u God met geheel uw hart? Plaats dan uw handen op elkaar. Begin te bidden om de doop van de Heilige Geest te ontvangen. Hoe kunt u nog dichterbij Jezus Christus komen dan u nu bent? Leg uw handen op elkaar en bid op de wijze waarop u in uw eigen gemeente doet, dat God u met de doop van de Heilige Geest zal vullen, en u zult een paradox zien zoals u nog nooit eerder hebt gezien. Geloof het. God zal u een werkelijke paradox tonen.
O, Here God, hoor dit gebed van Uw dienstknecht, en moge de duivel precies nu dit gehoor loslaten, door de kracht en de opstanding van Jezus Christus. Amen.