Avondmaal
Door William Marrion Branham1 ... in mijn keel, van vijftien verschillende diensten in Arizona. Ik heb een wonderbare tijd gehad. De Here Jezus zegende ons buitengewoon overvloedig. Zij probeerden wat volgens de strategie van de Here te werken, ik hoop dat dit de juiste manier van spreken is: eerst gaan en de plaats rondom in vuur en vlam zetten. Ik ging al enige dagen van tevoren, had tien of twaalf diensten in alle belangrijke grote kerken door heel Phoenix, Sunnyslope en Tempe en Mesa, enzovoort, en zette het om zo te zeggen, overal in vuur en vlam en leidde het toen allemaal naar de vijf avonden van de conventie. Het was de grootste conventie die wij in Noord-Amerika hebben gehad. Het was geweldig. Het grootste ontbijt en ook het banket die avond.
2 Ik zou niet kunnen zeggen hoeveel het er waren die de Heilige Geest ontvingen. Het was enorm hoevelen de Heilige Geest ontvingen en hoeveel er genezen en gered werden. Het is wonderbaar. Wij zijn God dankbaar, als we de tijd zien naderen. Vele grote mannen kwamen binnen. Een van de...
3 Dit zal broeder Neville bijzonder goed doen. Ik zag een Presbyteriaanse prediker, uit de grootste Presbyteriaanse academie van het land, in de Geest dansen. Oh, het was werkelijk bijzonder, hij ontving de Heilige Geest. En toen vertelde hij mij, hij zei: "Ik kreeg een van uw banden. Die was niet zo best." Hij zei: "Het was een beetje van de hak op de tak. Maar ik nam hem direct mee naar mijn academie en speelde hem af." En hij zei... Omdat hij daar de grote man van de psychologie was, hield hij ze allemaal koest. "Wel, ze moesten het in ieder geval een keer horen", zei hij.
4 En hij zei dat hij in zijn kerk in de Geest begon te dansen, nadat hij de Heilige Geest had ontvangen. En ze zeiden: "Dominee, wanneer gaat u een nieuwe danspas leren?"
5 Hij zei: "Wanneer mijn gemeente déze leert." Ik dacht dat dit aardig bijdehand was, weet u, de Presbyteriaanse hiërarchie, ja, die zei: "wanneer mijn gemeente déze leert." Dat is dus een goede zaak. Net als een kleine baby, pas nieuw en toch was hij al... Wel, u weet wat hij geweest moet zijn, om de professor in de psychologie van de grootste Presbyteriaanse Academie in Boston te zijn, wel, het is in de Verenigde Staten.
6 Ik heb één van de topfiguren van Mayo's hartchirurgen in de Geest van het Evangelie zien prediken en in tongen zien spreken. Oh! Ik zag nog een specialist die een Zevende dag Adventist was uit... Hij was een specialist voor het hart en ook voor de keel en hij, een oude man, ontving de doop van de Heilige Geest. Hij ontving het. Op een avond legde ik hem op een afdeling de handen op en ontving hij de Heilige Geest. Dus we zijn... Er waren zoveel dingen die de Here deed waar we dankbaar voor zijn en speciaal het in deze tijd te zien.
7 Toen zei ik tegen hen: "Beseft u welk uur dit is, wanneer de slapende maagd om olie begint te vragen?" Het was de tijd dat de Bruidegom kwam en de mensen die gereed waren binnen gingen. O, ik ben zo blij om te weten dat we hier in de laatste dagen leven. Ziet u? Ik geloof dat we in één van de geweldigste tijden leven die de wereld ooit gekend heeft, net in de vooravond van de komst van de Here. Is dat niet wonderbaar? Denk eens in, dat bijna elk moment nu, alle Schriftplaatsen ongeveer vervuld zijn! Dus verwachten we Hem elk moment. We zouden onder zo'n verwachting moeten leven dat het elk moment kan gebeuren. Wees volgebeden, gereed!
8 Bij enige interviews van vandaag, een ervan, ontmoette ik een zendelinge van Formosa, een dappere vrouw, drieënzeventig jaar oud, zou door kunnen gaan voor vijfenveertig. En ze is nog steeds een juffrouw en moet een mooi jong meisje zijn geweest. Ze zei dat ze was opgegroeid in een Christelijk gezin waar "ja" ja betekende en "nee" nee. En ze groeide op onder dit nauwgezette onderricht. En ze zei: "Broeder Branham, op ongeveer, o, ongeveer achtjarige leeftijd, dacht ik dat ik mijn leven aan de Here Jezus gaf." Ze zei: "Ongeveer twaalf jaar oud, werd ik door een denominationele prediker misleid dat ik de tweede zegen moest krijgen." En ze zei: "En ik werd er verschrikkelijk in misleid." Maar ze zei: "Ongeveer zeventien jaar oud ontving ik werkelijk de Heilige Geest." En hier is zij nu terug om te proberen enige van die slapende Baptistenkerken op te wekken. Ze zei, als ze ooit iets gezien had dat "dood" was – zij is zelf een Baptist – zei ze, "zijn het deze dode Baptistenkerken hier". Zij noemde ze "mortuariums" [kamers waar gestorven mensen worden opgebaard – Vert].
9 Ik zei: "Wel, wanneer u op het front bent, geloof ik..." Ik denk dat ze nu... Denk eens in, ik, tweeënvijftig, zij was daar als een zendelinge voor ik geboren werd. En dan denk ik dat ik te oud ben geworden om het veld op te gaan. En ik dacht: "O, vergeef mij, Heer."
10 En zij, fijn, net zo levendig en briljant als ze maar kon wezen. En vertelde mij toen over ervaringen langs haar pad en hoe het Evangelie in Formosa nodig was en in China en Japan, enzovoort. Dus zond men haar van het veld terug en zei: "U kunt het veld niet opgaan nadat u de zeventig gepasseerd bent, weet u." Dus had men haar teruggezonden. Maar zij is niet van plan stil te blijven; zij gaat naar al die Baptistenconferenties. En ze zei: "Billy Graham," zei ze, "de wijze waarop hij de Baptistenboodschap uitdroeg was een beschuldiging aan de Baptistenkerk." Ze zei: "Hij brengt ze niet ver genoeg om de Heilige Geest te krijgen." O, zuster, blijf daarbij. Dat is goed. Ze zei, dat zij die Chinezen daarginds niet zomaar liet begaan met het zeggen van: "Wij geloven Jezus Christus." Ze zei: "Dat was goed." Maar ze liet hen blijven tot er iets gebeurde en dan worden het echte Christenen.
11 Ik zei: "Dat is de manier waarop het gaat, zuster. Vertel hun dat, laat hen blijven tot er iets gebeurt."
12 Wat als die apostelen na negen dagen zouden hebben gezegd: "Wij geloven dat we het hebben gekregen, zie, laten we het gewoon door geloof aannemen en verder gaan met ons werk." Kijk, het zou nooit hebben gewerkt. Zij hebben daar gewacht tot ze wisten dat er iets gebeurd was. Dat is het probleem bij ons vandaag, wij wachten niet lang genoeg. Wel, dit is de reden waarom wij daarna elk soort van leven kunnen leiden, van alles kunnen doen en ons er geen zorgen over maken, omdat we daar niet lang genoeg blijven wachten. Vandaag zijn we erin, morgen eruit; en op deze manier en die manier. Als we lang genoeg blijven wachten tot u binnengaat en de deur achter u sluit, dan zult u daar verblijven. U wordt verzegeld tot de dag van uw verlossing. Ik ben daar zo blij om.
13 En wij hadden een heerlijke tijd, zoals ik al zei, in Phoenix en langs de vallei en velen van de Christenen daar, velen van hen volharden in een waardig leven.
14 Ik ging de South Mountain op, mijn vrouw daarginds en ik, op een dag toen de vrienden... Mijn broer Doc paste op de twee meisjes en broeder en zuster Wood pasten op de jongen en ik en mijn vrouw hadden een tweede huwelijksreis. En ze zei: "Bill, weet je dat deze meer op een huwelijksreis lijkt dan de eerste?" Ze zei: "De eerste keer dat we op huwelijksreis gingen, het enige wat ik in het kamp gedaan heb was zitten wachten op jouw terugkeer van de jacht."
15 Ik dacht een beetje slim te zijn, weet u. Ik dacht: "Wel, ik heb niet zoveel geld. Opgespaard in een bakpoederblik, genoeg om op een jachttocht te gaan èn ik zou deze herfst nog gaan trouwen." Dus dacht ik: "We doen het gewoon allemaal samen", weet u. En terwijl ik op jachttocht ging, zou het ook de huwelijksreis zijn, zie, en zo werden wij het eens. Maar deze keer hebben we ervoor betaald en gingen echt uit en hadden een geweldige tijd.
16 En velen van hen komen van de Tabernakel hier. Ik geloof, broeder Sothmann, zijn gezin is daar achterin en broeder Tom Simpson met de zijnen, en broeder Maguire; en wij allen hadden grote momenten in de Here.
17 En dus gingen we South Mountain op, wat net ten zuiden van Phoenix ligt en gingen omhoog, weg van die spanning. Oh! Wat een druk in een moderne stad! Geen wonder dat toen de mensen zich begonnen te vermenigvuldigen op de aarde, zonde en geweld zijn intrede deed. En ik keek rond, en terwijl wij zo hoog zaten dat we in de vallei van Phoenix konden zien, zei ik tegen mijn vrouw: "Ik vraag me af, in die vijftien minuten sinds we hier zitten, hoeveel keer in de stad de Naam van de Heer ijdel is gebruikt."
18 Ongeveer, wel, in het stedelijk gebied, beginnend bij Tempe en Sunnyslope en daar voorbij, veronderstel ik dat er op dit moment een miljoen mensen in die vallei wonen. Ik zei: "Driehonderd jaar geleden waren er hier niets dan cactussen en prairiewolven. En waarschijnlijk zou het in Gods ogen beter zijn als het zo gebleven was." Jazeker. Ofschoon men die grote, geweldige stad heeft gebouwd, met prachtige huizen, enzovoort, die mooi is. Maar al is het prachtig, het zou er beter aan toe zijn als de mannen en vrouwen die op de straten liepen God zouden verheerlijken met hun handen omhoog en Hem zouden danken. Maar in plaats daarvan is het vloeken, tieren en drinken. Laat de beschaving ergens binnenkomen, dan is goddeloosheid daar.
19 Ik zei: "Hoeveel overspel werd er gisteravond en vannacht in deze stad gepleegd! Hoeveel dronkaards! Hoeveel gezinnen... Hoeveel verkeerde dingen vonden het afgelopen uur in deze grote stad plaats!"
20 M'n vrouw zei tegen mij, ze zei toen zoiets, geloof ik, als: "Welk nut heeft het dan om hier te komen? Waarom ging je van huis weg om hier te komen?"
21 Toen zei ik: "Hierom. Dit alles is welbeschouwd zeker in de meerderheid, maar toch is er daar een kleine minderheid. Hoeveel getrouwe gebeden zijn daar gisteravond opgestegen voor de komende dienst?"
22 En Hij was zo goed voor ons dat de kerken stampvol waren, nog voor zonsondergang, zodat je niet op het terrein rondom de plaats kon komen. En die organisaties, enzovoort; de Here stortte Zijn Geest uit en zegende hen. En ik spaarde niemand, bleef gewoon doorhameren met het Evangelie. En natuurlijk is het soms tamelijk ruw, maar het is de enige methode die ik ken. Het is hier hard. Dus zal het harder zijn bij het oordeel waar wij ons voor moeten verantwoorden. Alles tezamen genomen was het een heerlijke zaak. En wij willen de gemeente hier danken voor het aanhoudend gebed voor ons om ons dicht bij het kruis te houden.
23 En dan nu we hier teruggekeerd zijn, zou ik vanmorgen hier gekomen zijn om misschien voor enigen van de zieken te bidden. Ik heb nog vele persoonlijke gesprekken die wachten, sommige gevallen die ik de laatste paar dagen aantrof toen ik hier kwam, wachten al een maand sinds ik ben weggegaan. Wij proberen ze dus zo snel mogelijk af te handelen, roepen hen op uit de verschillende plaatsen waar men woont.
24 Zo de Here wil, ga ik over ongeveer twee weken naar Tucson, het lagere zuidelijke gedeelte. En dit keer is het bij de zakenlieden, dus kunt u hiervoor bidden... Ik houd er nooit van iets te doen, alvorens ik eerst geloof dat het de wil van de Here is. De volgende conventie is in Modesto en dan vandaar naar Washington, de staat Washington en naar Zürich en dan Palestina en vervolgens naar Zuid-Afrika. Dit vindt allemaal plaats tussen nu en juni. Ik werd uitgenodigd om de spreker te zijn op al die conventies. En het zal me misschien een gelegenheid geven Zuid-Afrika weer binnen te komen. Hun roep, maandelijks krijgen we uitnodigingen. Maar als er één...
25 Er is een grote scheuring in de kerken, de Pinksterkerken. En als u naar de ene kant gaat, wil de ander er niets mee te maken hebben. En ze willen niet met elkander samenwerken, dus ben ik er nu gedurende vijf jaar weggebleven, met een roep in mijn hart om te gaan. En als misschien de zakenlieden mij binnen willen laten, net genoeg om me te vestigen, dan gaat het van beide kanten, ziet u, en dat brengt hen dus allen tot wasdom. Zij moeten allen komen samenwerken vanwege de financiële lasten van de kerken die daar zijn, dus moeten zij wel komen om hun gezicht te bewaren, ziet u. Misschien is het wellicht de wil van de Heer, hoewel, ik weet het niet. Het klinkt goed, maar ik weet het niet.
26 En dan gaf broeder Borders mij de rondtrekreizen, of de uitnodigingen, van dit jaar. En eerlijk, het was een boek dubbel zo dik met uitnodigingen overal vandaan, die sinds afgelopen Kerstmis zijn binnengekomen. Het is voor een menselijke geest teveel om te proberen het uit te zoeken, dus heb ik er geen een genomen. Ik ben van plan één samenkomst te houden en te wachten en te kijken waar de Here mij van daaruit vertelt te gaan, en vandaar naar de volgende, enzovoort, waar Hij mij ook zegt heen te gaan. Dus bidt u voor mij.
27 Ik herinner me verleden jaar, daar met broeder... of bij zuster Cox daar, toen broeder Arganbright mij opbelde om op reis naar Anchorage te gaan. Wat als ik enkel gegaan was in de veronderstelling dat het in orde was?
28 Welnu, ik dacht eraan, veronderstellen, ik predikte over dat onderwerp. Ik zei toen ik daar naar buiten liep, vertelde de jongens van de bandopname: "Neem geen banden op. Ga er niet heen voor de banden, ik ga over dezelfde onderwerpen prediken als ik hier heb gedaan." Ik geloof dat ik er één predikte die ik hier had gepredikt, de rest ervan was allemaal nieuw. En broeder Maguire nam ze op, allemaal.
29 Veronderstellen. Dus als ik gegaan was, veronderstellend, zou het stellig anders zijn geweest dan wat het voortbracht, het visioen zou niet vervuld zijn. Maar het visioen werd vervuld en u allen bent zich ervan bewust hoe de Here zegende.
30 Nu is er iets anders dat al heel lang op mijn hart ligt. Gemeente, bid ervoor! U mensen weet hier allemaal dat ik van jongsaf aan in deze streek nooit bevredigd ben geweest. Heel mijn hart heeft altijd naar het Westen verlangd. En ik herinner mij toen ik het gras voor mijn schoonmoeder maaide, daar in de kleine plaats die hier aan de kerk behoorde, dat de plek... Ik zat op de stoep en de Heilige Geest sprak tot mij, Hij zei: "Ik kan u niet verder zegenen tot u Mij volledig gehoorzaamt, zoals Abraham." Ziet u? God vertelde Abraham zich af te scheiden en alleen te gaan. Maar toen hij ging nam hij zijn vader en zijn neef mee. En pas toen Abraham God volledig gehoorzaamde, kwam daar een complete vervulling van wat God hem had beloofd. En de band, een van de voornaamste banden die me hier vasthield, was mijn moeder. U weet dat. En nu is moeder heengegaan om bij de Here Jezus te zijn. En ik weet niet welke kant op te gaan, wat te doen, dus bid voor mij.
31 Nu, broeder Neville, ik liep het podium op en ik dacht: "Wel, ik wil daar heengaan." Iemand ontmoette mij en zei: "O, ze zullen vanavond een hele uitgebreide dienst houden. Ze zullen een predikingsdienst, een zangdienst en een gebedsdienst houden, dan wordt het offer opgehaald en voorts wordt er gezegd dat ze voetwassing, avondmaal en doopdienst hebben."
32 Ik dacht: "Arme broeder! Tjonge, dat allemaal; ik weet wat dat inhoudt, na vanmorgen waarschijnlijk hard gepredikt te hebben." Ik dacht: "Ik ga daar even heen, misschien wil hij me het avondmaal laten bedienen."
33 En hij zei: "Zou u vanavond voor ons willen spreken als u zich geleid voelt?" Ik weet wat dit betekent. Ik ging meteen terug en nam een Schriftgedeelte hier en enkele aantekeningen en misschien wil de Here mij helpen met enkel een korte boodschap te brengen van ongeveer vier uur en dan zullen we voetwassing houden en dan avondmaal. [Broeder Branham lacht – Vert] En – en, o, ik, misschien zal ik dan klaar zijn tegen die tijd... Nee, ik plaagde u alleen maar! Ongeveer twintig, dertig minuten en dan houden we de doopdienst, voet... Wat volgt hierop, avondmaal? Avondmaal volgt hierop, dan de doopdienst.
34 Welnu, we zijn blij dat u gedoopt gaat worden. Nu, zo God wil en het Hem behaagt en de voorganger en de mensen ermee instemmen, zal ik aanstaande zondagochtend hier zijn om voor de zieken te bidden en te spreken, zo de Here wil, deze aanstaande zondag, omdat ik dan misschien de zondag daarna weer weg zal zijn. Wanneer ik er ben kom ik hier graag om te spreken, daar wij als broeders met elkaar verbonden zijn, en broeder Neville en ik hier, wij hebben elkaar lief en we willen schouder aan schouder staan en elkaar helpen.
35 Dit klinkt heiligschennend, maar ik hoop dat het voor u niet zo klinkt; Meneer Cory zei een keer, hij... ik was bezig met een actie voor lampen, verkocht gloeilampen voor het bedrijf. En hij kocht een enorme hoeveelheid gloeilampen, waar hij wel vier of vijf jaar genoeg aan zou hebben, ik op mijn beurt kocht een Ford van hem. Hij zei: "Billy, ik geloof dat wij zo elkaars rug krabben." Dat is, weet u, elkaar een beetje helpen in de tijd dat het nodig is. Dat is goed. Wij weten hoe we elkaar te hulp moeten komen en elkaar helpen.
36 Laten we nu overgaan tot het ernstige deel en als ik me niet vergis, zie ik geloof ik broeder Beeler daar helemaal achterin, nog een predikerbroeder. Toen ik vandaag voorbij kwam stond broeder Junie Jackson hier op het terrein met broeder Creech. Hebben zij hier wel eens een dienst? Doopdienst, o ja. Goed, wij kunnen voor het water zorgen als zij maar voor de dopeling zorgen. Wij hebben in ieder geval het water.
37 Aangezien wij dus avondmaal zullen houden dacht ik dat het goed was als ik enkele ogenblikken over avondmaal spreek.
38 Laat ons nu voor wij het Woord benaderen alles terzijde leggen, al onze kinderachtige en kleuterachtige gedragingen en laat ons naderen in de tegenwoordigheid van God door gebed. Laten we bidden. Met onze hoofden gebogen en ik vertrouw onze harten eveneens, als er een verzoek is dat u God zou willen bekendmaken en u zou willen dat ik u voor God zou gedenken, wilt u het dan laten weten door uw hand op te steken naar God. God schenke elk en ieders verzoek.
39 Almachtige God, de Vader van onze Here Jezus Christus, Die Hem uit de dood heeft opgewekt en Hem zette aan de rechterhand van de Majesteit, voor altijd levend om voorbede te doen voor de dingen die wij geloven dat Hij deed voor ons, die we belijden; wij bidden, Here God, dat u vanavond onze zonden wilt vergeven. O, wij verlangen te allen tijde onder het Bloed te blijven, want wij weten niet wat er kan gebeuren. Alle dingen zijn ongeveer teneinde gekomen; wij voelen Heer, dat de komst van de Here nabij is. Wij maken ons klaar voor de reis. En als wij aan een reis denken, konden we aan koffers en extra kleding en extra schoenen denken. Maar hoe anders is deze reis! Het is geen inpakken; het is uitpakken, opzij leggen. Zoals Uw grote dienstknecht Paulus zei in het Boek van de Hebreeën, het twaalfde hoofdstuk: "Laat ons afleggen elke last en het ongeloof dat ons zo gemakkelijk omringt, opdat wij met lijdzaamheid de loopbaan lopen die ons is voorgesteld."
40 En wij kunnen nu geen goede dingen profeteren aan deze moderne wereld. Het enige wat wij door de Geest kunnen profeteren is: onheil, onlusten, aardbevingen, enorme vloedgolven, zons- en maansverduisteringen, de gemeente in het tijdperk van Laodicéa, Christus die buiten de deur staat te kloppen om binnen te komen. O God! Evenals Micha vanouds, hoe kon hij Achab zegenen als er profetie tegen hem was? Toen die grote, machtige profeet Elia op hem toetrad, omdat hij het leven van die onschuldige man, Naboth, had aangeraakt, sprak hij aldus: "De honden zullen uw bloed likken." Hoe kon Micha dan goede dingen profeteren?
41 Hoe kunnen de met de Geest vervulde kinderen van vandaag het goede profeteren tot een zondig en onverschillig volk dat de Heer buiten heeft gezet? O God, wij zien alleen maar de bitterheid van oordeel voor ogen. En schreeuwen naar degenen die verkeerd zijn: "Vlucht naar de Here, want Hij is de Rots in een dorstig land! Hij is de Schuilplaats in de tijd van storm. En de Naam van de Here is een machtige toren en de rechtvaardigen snellen erheen en zijn veilig." Hoe kunnen we denken aan die grote steden, gebouwd als toevluchtsoord, wanneer de aanklager de man achterna zat. Als deze binnen in deze toren kwam was hij veilig, niets kon hem deren. O God, laat ons rennen en ons haasten naar de Here, want Hij is onze toevlucht en onze sterkte en een nabije helper in tijd van nood. Door als het ware te zien door het oog van de arend, zien we moeite die opkomt, de wolken jagen aan, de donder en bliksem van oordeel hangen zwaar over de aarde. Wij weten dat de storm op handen is.
42 Vanavond bidden wij, Heer, voor diegenen hier, die hun hand opstaken. Ik weet niet wat zij verlangen, Vader. Gij weet het. Ik bid dat U in alles wilt voorzien voor hun dierbare zielen, voor de bedoeling achter die hand waarvoor die werd opgestoken. Schenk het, Heer. Genees de zieken. Vertroost hen die afgemat zijn. Geef vreugde aan de terneergeslagenen. Geef vrede aan de vermoeiden, voedsel aan de hongerigen, drank aan de dorstigen, blijdschap aan de bedroefden, kracht aan de gemeente, Heer, breng Jezus in ons midden vanavond, terwijl we ons gereedmaken het avondmaal te gebruiken, wat Zijn gebroken lichaam vertegenwoordigt. Wij bidden, Heer, dat Hij ons op een bijzondere manier wil bezoeken.
43 Zegen deze kleine samenkomst, haar geliefde voorganger, onze broeder Neville en zijn gezin, en de diakenen, de beheerders en ieder die aanwezig is. Zegen anderen, Heer, rondom de wereld, die met vreugde wachten op de komst van de Heer, hun lampen geknipt, de pijpen helemaal opgepoetst, die het Licht van het Evangelie laten schijnen in duistere plaatsen.
44 Help mij nu Heer, met deze paar woorden. En zegen het als we lezen en geef ons de samenhang, want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
45 We kunnen nu opslaan in het Boek, het Evangelie van Johannes, het zesde hoofdstuk, en het zou fijn zijn als ieder van ons thuis dit hele hoofdstuk zou lezen. Ik zou willen lezen vanaf vers 47, tot en met vers 59, om als het ware een tekst op te bouwen over het onderwerp "Avondmaal". Jezus spreekt nu op het feest. Deze feesten waren bijzondere tijden. Zij dronken het water uit de rots, om de rots die in de woestijn was te vertegenwoordigen. En zij aten, ter gedachtenis aan het manna dat vele honderden jaren geleden gevallen was. Het was net zo'n paasfeest als wij vanavond hebben.
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven.
Ik ben het Brood des Levens.
Uw vaders hebben het Manna gegeten in de woestijn en zij zijn gestorven.
Dit is het Brood, dat uit de hemel nederdaalt opdat de mens daarvan ete en niet sterve.
Ik ben het levende Brood, dat uit de hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. En het brood dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven der wereld.
De Joden dan streden onder elkander, en zeiden: Hoe kan ons deze Zijn vlees te eten geven?
Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Tenzij dat gij het vlees van de Zoon des mensen eet en Zijn bloed drinkt, zo hebt gij geen leven in uzelf.
Die Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.
Want Mijn vlees is waarlijk Spijs en Mijn bloed is waarlijk Drank.
Die Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, die blijft in Mij en Ik in hem.
Gelijkerwijs de levende Vader Mij gezonden heeft en Ik leef door de Vader; evenzo zal degene die Mij eet, leven door Mij.
Dit is het Brood dat uit de hemel is nedergedaald; niet gelijk uw vaders het Manna gegeten hebben en zijn gestorven. Die dit Brood eet, zal in der eeuwigheid leven.
Deze dingen zeide Hij in de synagoge, lerende te Kapernaüm.
46 Moge de Here Zijn Woord zegenen. Ik wil enkel een paar minuten spreken over "Communie". [Het Engelse woord voor avondmaal is "communion", wat ook "gemeenschap" of "communicatie" betekent – Vert] Wat betekent het woord "communie"? Communie betekent "spreken". Communie hebben betekent eigenlijk "gemeenschap hebben, praten met elkaar". Als u aan de telefoon met iemand spreekt, houdt u daar een conversatie, u communiceert met elkaar. En als wij ergens afzijdig helemaal achterin het gebouw gingen staan, een individu met de voorganger, of gewoon twee mensen, communiceren zij met elkaar.
47 Welnu, u communiceert niet per radio of televisie, omdat u niet terug kunt praten. Maar u kunt het per telefoon, omdat u gemeenschap hebt met elkaar, het komt niet van één kant. Ik kan nu niet met u communiceren omdat u niet terug praat. Het is daarom niet: een prediker komen horen die zijn boodschap brengt. Dat zou geen bijeenkomen zijn om te communiceren. Dàt zou geen gemeenschap, "Communie", zijn. Als u komt om gemeenschap met de prediker te hebben roept u hem terzijde, of enig ander persoon, en communiceert met hem of haar.
48 Maar als wij komen tot het Avondmaal [communie – Vert], houdt dit voor elk van ons als individu in om te communiceren met Christus. Dat is gemeenschap hebben. Dan is gemeenschap hebben niet dat er slechts één alleen spreekt, dat wij alleen spreken, maar het is wachten en zien wat Hij tot ons terug zegt.
49 Welnu, daar maken wij menigmaal onze grote fout, dat wij al het spreken doen en niet wachten om Hem een kans te geven terug te antwoorden. Wij zeggen bijvoorbeeld: "Here, ik wou dat U zo-en-zo en dit-en-dat zou willen doen, amen" en we staan op en gaan weg. Nu, dat is eigenlijk geen communiceren. Dat is om een gunst gaan vragen. Maar wanneer u lang genoeg daar blijft tot Hij antwoordt, dàn krijgt u verbinding, gemeenschap met de Here. En een belangrijke manier om te communiceren is om het eens te zijn, u moet overeenstemmen met zekere dingen. En het is vreemd dat wanneer we die dingen soms krijgen...
50 Eten hangt ermee samen. Neem nu zakenlieden. Wanneer zij een zakentransactie willen verrichten, nodigen zij iemand uit voor een diner. En nadat zij gezeten zijn en eten, spreken ze met elkaar. Een goede verkoper kan gewoonlijk niet spreken met iemand die een lege maag heeft. Het beste is om te wachten tot hij zich goed voelt, nadat hij zijn ontbijt heeft genuttigd. Ga hem niet uit zijn bed halen en vertellen over iets wat u hem wilt verkopen, maar wacht tot hij ontbeten heeft en zich in goede conditie voelt.
51 Toen ik onlangs in Canada predikte over de vrouw die Jezus' voeten waste sprak ik hierover en zei, dat wanneer een gast bij een ander persoon op bezoek kwam, deze persoon door een zeker procédé heen moest gaan alvorens men zich eigenlijk bekwaam geacht voelde op visite te komen of te communiceren. Een bezoek is een gemeenschap. Allereerst moest u uitgenodigd zijn. Dan kwam u bij de deur en de knecht waste uw voeten; vanwege het reizen droeg u de stank mee van de dieren, enzovoort, langs de weg. De mensen liepen op dezelfde weg als de dieren en dan was er de stank en het stof, en het Palestijnse kleed nam deze op en het ging kleven aan het zweet van de benen en waar het gezicht onbedekt was en aan de handen. Men werd dan bij de deur opgevangen door de knecht en deze waste hun voeten. En dan stond er nog een man met een handdoek en een albasten kruik, en men sprenkelde van de inhoud uit over de handen en wreef het zo in en wreef het over hun gelaat, namen dan een handdoek en wreven zich af. Dat nam al het vuil en de stank weg. En er zat iets in wat een verfrissing gaf, zoals menthol en het maakte dat zij zich beter voelden.
52 Als zij dan naar binnen gingen, niet met uw oude, vuile schoenen aan vanwege die prachtige kleden, maar zij krijgen een soort pantoffel aan en gaan zo naar binnen. En dan gaat de gast naar binnen en de gastheer heet hem welkom met een kus. Ziet u, u zou niet willen dat de gastheer u kuste als u slecht rook. U zou niet over de tapijten willen lopen wanneer u vuil was. En dan kuste de gastheer u welkom en dan was u net één van het huis.
53 En nu heeft God zulke dingen. Voor wij echt gereed zijn voor de gemeenschap met God moeten wij eerst gewassen worden door de wateren van het Woord. Afscheiding, de wateren der afscheiding die ons afscheiden van onze zonden. Allereerst, u kunt niet spreken tot God en kunt niet communiceren met God en er is... Eerst moet u zich bekeren van wat u gedaan hebt, omdat u niet goed kunt geloven tot u zich bekeert: "Here, vergeef mijn ongeloof." Ziet u? "Vergeef mijn ongeloof." U moet zich eerst bekeren. En wanneer u zich bekeert dan bent u... dan zijn uw vorige zonden vergeven, dàn bent u een kandidaat geworden voor de doop. Welnu, dan beloofde Hij de Heilige Geest na de doop.
54 Nu is de kwestie dat we zien dat aan deze gemeenschap een voetwassing en dergelijke verbonden was, ook om onze voeten te wassen, als een symbool van de reinheid van de Heilige Geest.
55 Dan moet er een wederzijdse sympathie zijn. Als u geprikkeld bent omtrent uw gastheer dan kunt u niet communiceren. Nee, u kunt het niet omdat u het met hem niet eens bent. Maar als u in overeenstemming bent, dan kunt u gemeenschap hebben. Dat is dus de wijze waarop het gaat wanneer wij naar de tafel des Heren komen, wij moeten in overeenstemming zijn met Zijn Woord. Ziet u? We moeten wedergeboren zijn; de Geest van God in ons zegt: "Amen" op elk Woord dat Hij geschreven heeft; dan kunnen wij met Hem gemeenschap hebben.
56 Dit hebben wij van God, als ons hart ons niet veroordeelt, hebben wij de gunst van God. Wij weten dat we onze verzoeken en onze smeekbeden krijgen omdat ons hart ons niet veroordeelt. Als God ons vertelt dat we wedergeboren moeten worden en we hebben de nieuwe geboorte niet ontvangen, dan voelen we ons er wat vreemd over Hem iets te gaan vragen, omdat we weten dat wij niet aan Zijn eisen voldaan hebben. Het enige wat dan nodig is, is een zondaarsgebed. Maar wij spreken met Hem wanneer we in vriendschap zijn met Hem, dat brengt gemeenschap.
57 Welnu, deze betekenis van avondmaal zou ik graag even willen verklaren. Wij nemen wat wij avondmaal noemen, het brood en de wijn. Daar is zo'n verkeerde voorstelling van gegeven dat het zelfs niet goed is om erover te praten. O, wat is dit door de jaren heen verkeerd voorgesteld! Dat is echt geen gemeenschap, dat is alleen een gebod onderhouden. Ziet u? De reden dat wij het avondmaal noemen is, omdat het komt van de Katholieke Associatie dat het de "Heilige Eucharistie" is, wat inhoudt "het letterlijke lichaam van de Here Jezus". Maar het is níet het lichaam van de Here Jezus! Het is slechts ter gedachtenis aan Zijn lichaam.
58 En het maakt mij niet uit hoeveel priesters of predikers of wie ook dat zegenen, het is nog steeds brood en wijn. Er is geen priester, zoals ze ons vertellen, dat "God verplicht is naar de priester te luisteren wanneer hij de communie (wat zij avondmaal noemen), 'de Eucharistie', verandert in het letterlijke lichaam van de Here Jezus. Dan neemt de gelovige dat en dat is avondmaal." Dat is verkeerd!
59 Communiceren is: "spreken tot, communiceren met, iets waarmee u kunt spreken en dat tot u zal terugspreken." Dat is gemeenschap hebben. Een ouwel kan niet terugspreken. Dus eigenlijk is het echte avondmaal: de Heilige Geest die terugspreekt. Wanneer u Hem vraagt dan spreekt Hij terug, dat is de juiste communie. Dit is een herdenking van Zijn kruisiging en Zijn opstanding en geen communie. Wij noemen het zo, maar het is het niet. Het komt van de Katholieke kerk, die deze ouwel neemt, zoals wij het onlangs doornamen als zodanig en het bespraken in "Heidendom tegenover Christendom."
60 "Hoe deze kleine ronde ouwel het letterlijke lichaam van Christus is." Welnu, de Katholieke kerk gelooft dat. Hebt u wel eens in het voorbijgaan van een kerk opgemerkt dat zij een kruisje maken, hun hoed even oplichten, enzovoort? Het gaat niet om de kerk, het gaat om die ouwel daar binnen, "dat lichaam, dat door de priester van een ouwel in het letterlijke lichaam van Christus is veranderd", terwijl de ratten en muizen het weg kunnen slepen. Daarom, u kunt absoluut niet met gezond verstand bedenken en geloven dat een stukje brood het lichaam van de Here Jezus zou zijn! Het kan niet.
61 'Communie' is "spreken en datgene waartegen u spreekt, spreekt terug". Het woord 'communiceren' betekent "praten met" of "met iets verbonden zijn dat tegen u terugpraat". En God praat tegen u terug, communiceert. En het is nog steeds brood en wijn wat wij avondmaal noemen.
62 Jezus zegt hier, zoals ik reeds las: "Mijn lichaam is vlees en drank. Mijn bloed, lichaam en bloed is vlees en drank."
63 Wij willen aan Jezus denken en Hem in verband brengen met wat Hij was. Wat is Zijn lichaam? Wat is het lichaam van Christus? Het is het lichaam van gelovigen die met Hem verbonden zijn in de Heilige Geest. Geen afgod, geen stukje brood, maar een Geest die zich bevindt in het hart van de gelovige en zij zijn met elkander verbonden, wanneer mens en God met elkander kunnen spreken, zonen en dochters van God. Een sterfelijk mens, waarbij door de bloedstorting vergeving van zonden werd aangebracht; deze man en deze vrouw, jongen of meisje, die gemeenschap met Christus hebben, communiceren met Hem, het lichaam.
64 Zoals een echtgenoot met zijn vrouw zou gaan zitten om iets te bespreken of een jongen met zijn meisje, zo zijn Christus en Zijn gemeente samen aan het communiceren. Daarom kunnen wij van Hem horen en de toekomst zien voordat het hier is en kunnen de toekomst vertellen tot in perfectie, omdat wij gemeenschap hebben met de God die de eeuwigheid vast in Zijn hand houdt. Met elkaar communiceren, het lichaam van Christus, het mystieke, geestelijke lichaam van Christus. Niet verbonden met wat voor een afgod dan ook, of brood, of wijn, maar in een geestelijke vorm.
65 Welnu, Jezus zei hetzelfde. Neemt u het Evangelie van Johannes, het vierde hoofdstuk, waar Hij sprak tot de vrouw bij de bron; zij sprak over een zaak als deze: "Onze vaders hebben aan deze bron gedronken en groeven deze put, Jakob, en hij gaf dit water aan zijn kinderen en aan zijn vee en Gij zegt: 'Aanbid in die bepaalde stad', en anderen zeggen: 'Op deze berg.'"
66 Jezus zei evenwel: "Wacht even! Wij zijn Joden en begrijpen wat het is, wat aanbidding betekent. Maar luister hiernaar, vrouw! Het uur komt en is nu dat de waarachtige aanbidders God zullen aanbidden in Geest en in waarheid. 'Uw Woord is de waarheid.' En de Vader zoekt zulken die Hem zullen aanbidden in Geest en in het Woord, de Waarheid. 'Uw Woord is de Waarheid.'" Nu, dat vertelde Hij aan de vrouw.
67 Ziet u, Christus... God is een Geest. Christus betekent: "de gezalfde, een man gezalfd met God", wat Hem de Christus deed zijn. Christus zei: "Ik ben spijs en drank." Geen ouwel, niet een ouweltje dat we hier nemen. Dat is Christus niet. De wijn die wij bij het altaar drinken is Christus niet. Het stelt Hem voor op een figuurlijke wijze. Maar Christus is de Heilige Geest, de zalving die op de gemeente rust, dat is het vlees en de drank.
68 De grootste roep die in heel de wereld uitgaat, ik hoop dat geen van u het ooit heeft gehoord, maar indien toch, er is geen schreeuw die de schreeuw van honger kan evenaren. Wanneer u een moeder met haar baby ziet en zij van zwakte niet kan lopen, terwijl de kleine baby stervende is, met een opgezwollen buikje van de honger en u hoort die snikken uit dat moederhart, bij het zien van die baby met ingevallen wangetjes, vel over been, en zijn geopend tandeloos mondje dat nauwelijks geluid kan voortbrengen, zijn oogjes angstig uitpuilend. Er is geen kreet gelijk de hongerigen en dorstigen.
69 Daar in de woestijn, hoeveel mensen verloren hun leven door dorst! Vele verhalen, waarmee ik u heel de avond bezig zou kunnen houden, met ware verhalen uit de woestijn. Hoe de duivel u, wanneer u dorst krijgt, een luchtspiegeling geeft. U hebt ze hier gezien, u hoeft daarvoor niet naar het Westen te gaan. U rijdt over de weg en het lijkt of er water op de weg ligt. Ieder van u heeft het wel eens gezien wanneer u op de autobaan gereden hebt. Dat is een valse luchtspiegeling. Een tijdje geleden – ongeveer drie of vier jaar geleden – las ik dat er eenden die over het land vlogen een luchtspiegeling zagen en op de weg vielen, denkend dat ze water raakten. En ze spatten gewoon uit elkaar toen ze de harde weg raakten, denkend dat ze in water landden; een luchtspiegeling.
70 Hoe vaak heeft de duivel ditzelfde bij mensen gedaan, door ze een valse luchtspiegeling te geven terwijl daar niets is, dan een schijngeloof. Zoveel mensen vandaag krijgen een schijngeloof-religie, ze proberen iets te fabriceren of beweren dat er iets is, terwijl het er niet is! Zoals de kleine zendelinge zei dat ze wachtte tot ze zekerheid had. Dat kunnen we maar beter doen. U kunt niet terugkomen en het opnieuw proberen. U kreeg één kans en u hebt de blauwdruk, dus kunnen we maar beter recht op het doel afgaan.
71 De hongerkreet, luister, het is een grote schreeuw, daar het een angstkreet is. De persoon is stervende. En, ach, als wij zover konden komen, als deze natie tot een punt kon komen dat het zo zou hunkeren naar God! Het is een erger hongerlijden dan in landen als India, dat lichamelijk verhongert; deze natie sterft geestelijk van de honger. Maar nadat u zo lang honger hebt geleden, komt het tot een punt dat u niet meer weet dat u honger hebt.
72 Net zoals bij bevriezen. Nadat u het zo ijskoud gekregen hebt, krijgt u het zo koud dat u vervolgens na een poosje warm begint te worden. En als dat gebeurt, bent u stervende! En dat is er vanavond aan de hand. De kerken zijn zo koud geworden dat zij bevriezen en denken dat ze warm zijn, door lidmaatschap, en sterven geestelijk. Stervend! Weten het niet. Tenslotte legt hij zich ter ruste en dat is alles. Hij ontwaakt nooit meer, omdat zijn bloed in zijn aderen bevroren is.
73 Nu, dorsten. Jezus zei: "Mijn bloed is waarlijk drank." Indien u hunkert naar leven, hongert naar leven, heeft Jezus het enige water dat die dorst kan lessen! "Komt tot Mij, gij allen die vermoeid en belast zijt." In Openbaring staat er: "Wie dorst heeft, kome tot de stromen van levend water en drinke om niet." Als u dorst naar leven!
74 We zien dat de sterrenkundigen voorspellen dat te eniger tijd in dit vroege deel, of het eerste deel van de maand, beginnend op de tweede of vijfde of ergens in deze maand... voorspellen de sterrenkundigen uit India dat de wereld in stukken wordt geblazen. En de Amerikaanse kranten steken er de gek mee. Ik geloof niet dat de wereld uit elkaar wordt geblazen, maar ik zeg dat het verkeerd is om er de gek mee te steken. Omdat er een dezer dagen iets staat te gebeuren, iets dergelijks, wanneer de vijf planeten, Mars, Jupiter en Venus, enzovoort, komen in hun – hun... Zij zijn het nooit geweest. O, men beweert misschien vijfentwintig duizend jaar geleden, maar wie was er toen om het te weten?
75 Ik voorzeg dat dit een geestelijke toepassing heeft. Ik geloof dat het het komende einde is van de beslissing van God, dat de grote openbaring van het Woord gedurende deze tijd geopend zal worden. Vergeet niet dat men beweert dat er drie sterren in één baan kwamen toen Jezus werd geboren. En dit zijn er vijf en vijf is genade, het getal van genade. Drie is het getal van volmaking. Vijf is het getal van genade. [In het Engels:] J-e-s-u-s, g-r-a-c-e [genade], f-a-i-t-h [geloof], enzovoort. Getal van genade! Als God ooit zijn kracht naar de gemeente zendt, zal het door Zijn genade zijn, het zou niet door de gehoorzaamheid van de mensen zijn. En Jesaja zei in het veertigste hoofdstuk, hoe "te roepen tot Jeruzalem, dat haar oorlogvoering voorbij was", toch was zij schuldig aan afgoderij, maar het was Gods genade die het haar bracht. Als God ons iets zendt is het door Zijn genade, niet door onze verdiensten. Dus kan het wel iets betekenen. Ik voorzeg dat er een verandering zal zijn. Ik weet niet wat het zal zijn, maar ik geloof dat het op het punt staat te gebeuren. Wij zijn nu precies aan de vooravond ervan.
76 En als iemand hongert, hij kome tot Christus. Als iemand dorst, hij kome tot Christus. Hij lest de dorst. Hij is onze Dorstlesser en Hongerstiller.
77 Ik hoorde een verhaal dat mij een tijdje geleden verteld werd. Het kan zijn dat ik het in deze gemeente al heb verteld. Als dat zo is, vergeef me dan voor de herhaling ervan, alleen om tot het punt te geraken. Er was een Indiaanse gids, of, een opzichter van de Indianen. Hij reisde door de Navajo-streek en verdwaalde. Zijn naam was Coy. En hij volgde een spoor, een wildspoor, en hij dacht: "Als ik op dit spoor stuit zal ik zeker water vinden." En zijn paard had zo'n dorst dat zijn tong eruit hing, droog, de neusgaten waren rood geworden en aangekoekt met zand. Hij had in de zandstormen zijn zakdoek over zijn gezicht gehouden totdat het helemaal aangekoekt was, en hij verging van de dorst. En hij leidde zijn paard toen hij op het spoor stuitte. En hij zei, dat toen hij het paard besteeg, hij dit wildspoor zag en zei: "Het zal me zeker naar het water leiden." Dus sprong hij schrijlings op zijn paard en begon het spoor te volgen.
78 En het paard wist ook dat het op het spoor van water was. Wat geeft God een instinct aan die domme dieren! En daar gingen ze het spoor langs. Tenslotte weken een paar af naar één kant, slechts een paar van het gebaande pad. Het paard wilde die kant opdraaien, maar Coy dacht anders. Hij probeerde hem op het gebaande hoofdspoor te houden en wilde de weg vervolgen maar het paard wilde niet gaan. Hij gaf het de sporen en het hinnikte en trok de andere kant op. En het begon te steigeren. Zij was te zwak hem af te werpen.
79 Dus begon hij weer de sporen aan te drukken tot hij het paard sneed, zo opgewonden om bij het water te komen, opdat zijn leven gespaard zou worden, tot het paard daar trillend en bloedend stilstond. En hij keek naar beneden, keek daar omlaag, zij was zo aan het trillen en viel bijna onder hem neer. Hij keek op haar neer en zag het bloed op haar zij. Hij was een Christen. En hij zei tegen zijn paard: "Ik heb vaak gehoord dat beesten een instinct hebben. Het ziet er niet naar uit dat dit kleine stelletje, dat daar afsloeg, naar het water zou gaan. Het lijkt erop dat dit grote pad hier voert naar waar zij voortdurend water gaan drinken." Maar hij zei: "Als jij me getrouwvol tot zover hebt gedragen, zal ik jouw instinct volgen."
80 O, hoe denk ik zo over Christus! De weg ter vernietiging is heel de weg afgebakend en gebaand, maar er is een smalle weg die leidt tot leven. Weinigen zullen hem vinden. Alleen, niet een instinct maar de Heilige Geest zal u doen afslaan naar dat water des levens. Ik denk dat als Hij mij veilig zover heeft gebracht, ik ook de rest van de weg maar zal nemen.
81 Om het verhaal te beëindigen – hij was nog geen kilometer verder tot het trouwe paard pardoes midden in een grote plas water sprong. Het paard wist waar hij over sprak, wat het bedoelde in zijn wijze van uitdrukken tot de rijder. Hij sprong erin, en hij zei: "Hij wierp het water omhoog in de neus van het paard." Hij baadde zich, hij gilde en schreeuwde en juichte uit alle macht en goot water in zijn keel terwijl hij schreeuwde: "We zijn gered! We zijn gered! Wij zijn gered!" terwijl het paard dronk en huiverde. En hij keek naar haar bebloede flanken, toen helemaal opgezwollen door het snijden van de sporen.
82 En hij zei, op dat moment hoorde hij iemand zeggen: "Kom uit het water!" En hij keek en daar stond een kleine wanstaltige cowboy. Hij kwam het water uit en hij zei dat hij vuur rook en hij keek om zich heen. En daar was een groep mannen aan het kamperen. Zij waren daar bezig geweest met goudzoeken. Zij hadden wat goud aangetroffen en op de terugweg hadden zij hun paarden en lastpaarden bij zich en zij waren naar deze waterplas gekomen om te rusten en waren allen dronken geworden.
83 Ze zeiden dat ze wat wild hadden gebraden en hij at met hen. En hij zei dat een van hen vroeg: "Neem een borrel." Hij had hun verteld wie hij was, hij was Jack Coy, de Indiaanse gids. Dus zei deze: "Wel, dan, neem een borrel."
Hij zei: "Nee, ik drink niet."
84 En dat is een soort belediging voor die mensen. Dus zei hij: "U moet een borrel van ons aannemen!"
Hij zei: "Nee, ik drink niet."
85 Hij wierp de kruik naar hem toe en zei: "Neem een borrel!" Allemaal dronken, weet je, ongeveer een half dozijn.
Maar hij zei: "Nee, dank je, jongens."
86 Hij zei: "Als ons wildbraad goed genoeg is om te eten, is onze whisky goed genoeg om te drinken."
87 En u weet hoe ze zijn als ze dronken zijn. En hij zei: "Nee."
88 En zij schoven een kogel in het geweer en zeiden: "Welnu, je gaat drinken of anders...!"
89 Hij zei: "Nee, nee, ik zal niet drinken." En hij begon het geweer te richten. Hij zei: "Een ogenblikje. Ik ben niet bang om te sterven." Hij zei: "Ik ben niet bevreesd te sterven. Maar ik wil jullie eerst mijn geschiedenis vertellen, waarom ik niet drink." Hij zei: "Ik ben een Kentuckiër. En in kleine, oude blokhut lag op een morgen m'n moeder op sterven. Zij riep mij aan haar bed en zei: 'Jack, je vader stierf met een spel kaarten in zijn hand, dronken. Jack, wat je ook doet, ga nooit drinken.'" En hij zei: "Ik legde mijn handen op het voorhoofd van mijn moeder. En ik beloofde God, als kleine, tienjarige jongen dat ik nooit mijn eerste borrel zou nemen." Hij zei: "Ik heb het nog nooit genomen." En hij zei: "Als je me nu wilt neerschieten, schiet maar."
90 En toen de dronkaard zijn geweer richtte en zijn kruik weer naar hem wierp en zei: "Neem het of ik schiet!" Op dat moment vuurde een geweer en de kruik barstte.
91 Aan de kant van het ravijn stond een kleine cowboy, wanstaltig, tranen liepen langs zijn wangen naar beneden. Hij zei: "Jack, ik kom ook uit Kentucky. Ik deed een belofte aan een moeder op een dag, maar ik verbrak mijn belofte." Hij zei: "Ik was aan het wachten tot deze kerels dronken genoeg waren en was vast van plan het hele stel te doden om het goud wat zij hadden af te pakken." Hij zei: "Maar, ik ben een dronkaard geweest en heb verkeerd gedaan! Maar", zei hij, "ik ben er zeker van toen mijn geweer door de hemelse ravijnen weergalmde, mijn moeder mij een gelofte hoorde tekenen: 'Ik zal het nooit meer doen!'" En daar, door Gods genade leidde hij al die mensen tot Christus, al diegenen die daar stonden.
92 Ziet u, er gaat iets gepaard met water, iets met verfrissing. Mijn kernpunt was, kom naar het water wanneer je dorst hebt. Het doet u iets als u bij het water komt wanneer u dorst hebt.
93 Nu, Hij zei: "Mijn vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u." Niet zoals de wereld u vrede geeft, maar zoals Hij u vrede geeft. Zijn vrede lest onze dorst. Als wij naar vrede verlangen, laten we ons dan verkwikken in Zijn vrede, om te weten dat we vrede hebben met God door onze Here Jezus Christus. Hij is onze Vredegever, die onze dorst lest.
94 Het vers zegt: "Hij is waarlijk vlees en waarlijk drank." Ik heb hier een kleine aantekening bij het zevenenvijftigste vers: "Waarlijk vlees en waarlijk drank." Luister wat Hij hier zegt.
Gelijk de levende Vader Mij gezonden heeft en Ik leef door de Vader, zo zal ook degene die Mij eet leven door Mij.
95 Met andere woorden: "De Vader zond Mij en Ik leef door Hem. En ieder die tot Christus komt moet leven door Christus." O, daar bent u er, dat is gemeenschap. Dat is de echte communie die u vindt wanneer u leeft door Christus.
96 Onze lichamen hebben elke dag voedsel en drinken nodig om te overleven, ons natuurlijk lichaam. Als we niet elke dag voedsel en drinken nemen, dan verzwakt ons lichaam. Er is iets in ons dat voedsel moet krijgen. Het voedsel van één dag zal niet voldoende zijn voor de volgende dag. Je moet elke dag voedsel krijgen om je sterfelijke lichaam te versterken. Je kunt het overleven, maar je wordt zwakker. En de tweede dag ben je nog zwakker. De derde dag word je verschrikkelijk zwak.
97 Welnu, zo doen wij menigmaal op het geestelijke vlak. Wij moeten iedere dag gemeenschap met Christus hebben, ziet u. We moeten elke dag met Hem praten. We moeten het elke dag met Hem in orde hebben gemaakt. Paulus zei: "Ik sterf dagelijks." Ziet u? "Elke dag sterf ik; toch leef ik, niet ik maar Christus leeft in mij." Dus als uw natuurlijk lichaam elke dag voedsel en drinken nodig heeft om te overleven, heeft uw geestelijk lichaam iedere dag geestelijk voedsel en gemeenschap met de Here nodig om te blijven leven. Ja. Jezus zei: "De mens zal niet alleen van brood leven, maar van ieder Woord dat door de mond Gods uitgaat." Dus moeten wij elke dag de Bijbel bestuderen. Sommige mensen bestuderen hem helemaal niet. Sommigen pakken hem twee of drie keer per jaar. Maar een werkelijk echte gelovige, die werkelijk geestelijk is opgebouwd, leest zijn Bijbel elke dag en spreekt tot de Heer. Zo is het. Hij moet het wel. "De mens zal niet leven van brood alleen, maar van ieder Woord dat door de mond Gods uitgaat."
98 Nog iets waarvoor wij voedsel tot ons nemen is om ons lichaam op te bouwen tot weerstand tegen ziekten. Als u geen voedsel neemt en uw lichaam zwak laat worden, dan wordt het blootgesteld aan ziekten. Ziekten zullen rechtstreeks in de bloedstroom komen en dan bent u er geweest. Als uw bloed níet goed en zuiver is, dan zal ziekte regelrecht in uw bloedbaan komen. Dus moet u gezond, voedzaam voedsel eten om uw bloedstroom zuiver te houden. Als u het niet doet bent u allergisch voor ziekten. Zo gaat het met heel wat Christenen.
99 Zoals bij kasplantjes. Weet u, als u een plantje uit een broeikas haalt moet u het verzorgen als een baby. Het kent het weer niet. Het kent geen zonneschijn en dergelijke, het is overdekt geweest en verzorgd. En dit is het geval met teveel zogenaamde Christenen; het zijn kasplantjes. Dat is waar, blootgesteld aan elke kever die voorbij komt! Weet u, het zijn alleen die tere plantjes die besproeid moeten worden, of de bastaardplanten.
100 Weet u, neem een oude "Hereford" koe en laat hem de natuur in om te grazen en laat een "Langhoorn" daar weiden. Die "Langhoorn" vindt zijn eigen weg omdat deze een oorspronkelijk ras is. Maar neemt u een "Brangus" of een "Hereford" die een kruising is met een ander ras, een bastaard, zij is een betere koe om te zien, jazeker, vetter en gezonder, maar als u die daarbuiten laat, kunnen zij hun weg niet vinden. Zij zullen sterven! Zij moeten verzorgd worden.
101 En zo gebeurt het vandaag; we kregen beter geklede Christenen, grotere kerken en heel wat opleiding, een heleboel theologie, maar ze moeten voortdurend verzorgd worden, u moet door hun bril kijken of u ziet helemaal niets. Wat wij nodig hebben zijn enige rasechte Christenen, geboren onder het Bloed van de Here Jezus, die zich niet voeden met kerkelijke theologie, maar met het Woord van God, de gemeenschap met Christus. Het Woord dat in de gelovige komt, zijn geestelijk lichaam wordt opgebouwd. Geen kasplantje!
102 Er was vandaag een zekere prediker die zei, ik hoorde hem, hij zei dit in een radio-uitzending, hij zei, dat toen hij het land binnenkwam, hij een geweldige voorhoofdsholte-ontsteking had en men sprak over een operatie. En ze zeiden dat ze van plan waren zus-en-zo te doen, aan hem zouden snijden en opereren en een deel van de voorhoofdsholte-klieren zouden weghalen, wat zijn gelaat zou doen invallen, enzovoort, op die manier. En hij zei dat hij pillen had genomen bij de vleet. Het scheen dat er zoveel pillen waren die hij moest slikken. Maar toen hij bij een goede Christendokter kwam, zei de dokter: "Laten we de pillen maar vergeten en laten we de operatie vergeten en laten we het lichaam opbouwen dat het de voorhoofdsholte-ontsteking kan weerstaan." Zo is het!
103 Wat is er aan de hand dat mensen niet meer zo lang leven als voorheen? We moeten een injectie voor dit en een injectie voor dat nemen en overladen ons met allerlei medicijnen. Wat bewerkt het? Het maakt ons zacht, dik, pafferig, niet goed. Wanneer de mens van lang geleden... Wel, we zijn voor alles allergisch. Nu krijgen ze allergieën en van alles.
104 Ik heb in Afrika gestaan en kon geen injectie tegen malaria nemen. Maar als een malaria-muskiet op mijn hand zou hebben gezeten, had ik malaria gehad. Zij zoemen niet en je merkt het nauwelijks dat ze steken. Ze raken je maar net aan en dat is het, dan heb je het. Als u blijft leven, zult u het vijftien jaar lang krijgen. En soms sterft u er dan aan. En daar waren die inboorlingen in hun hutje met overal muskieten op hun benen; ze waren naakt. Muskieten die hen staken, malaria-muskieten en zij hadden er geen last van. Waarom? Zij hadden een immuniteit opgebouwd. Zij hadden een door God gegeven inenting ontvangen.
105 En dit is wat er vandaag met de mensen aan de hand is. Dit is er met de kerk aan de hand. We kregen zoveel baby-inentingen en door mensen gemaakte theologieën dat we overspoten zijn. Wat wij nodig hebben is Gods inenting van het Woord van de Here God. De mens zal dagelijks leven door dit soort voedsel, om zijn ziel op te bouwen tot immuniteit tegen geestelijke ziekten die opkomen en door het land trekken. Ik heb heel wat aantekeningen hierover maar ik moet ermee stoppen.
106 Nu, opgebouwd, gereed gemaakt voor de inenting. Welnu, wij leven hiermee, onze lichamen moeten dit hebben. En als we het niet doen zijn we vatbaar voor allerlei ziekten. En het Woord van God, als wij het geloven en het ontvangen door gemeenschap: "Heer, Uw Woord is de waarheid."
107 "Mijn kerk zegt: 'Je hoeft niet wedergeboren te zijn.' Ze zeggen: 'Handenschudden betekent wedergeboren.' Ze zeggen 'besprenkelen'; ze zeggen al die andere dingen: 'Dit is het, Vader, Zoon en Heilige Geest.'" Maar de Bijbel zei dat u gedoopt moet worden in de Naam van Jezus Christus. Ziet u? Ga uw gang met uw kunstmatige injecties als u wilt, dan maakt u van uzelf een kunstmatig Christen. Ziet u? Dat wilt u toch niet!
108 U kunt geen leven hebben dan door Christus. En wat doet Zijn Woord nu? Het bouwt ons geestelijk lichaam op, sterk, als wij gemeenschap met Hem hebben om de duivel te weerstaan!
109 U zegt: "Broeder Branham, wat bedoelt u met 'gemeenschap in Zijn Woord'?"
110 Ja, Hij is het Woord. "In de beginne was het Woord en het Woord was mèt God en het Woord wàs God. En het Woord werd vlees en woonde onder ons." En wij zullen Zijn lichaam moeten eten. Dan is Zijn lichaam het Woord, omdat Hij het Woord is. En Hij zei in Johannes 15: "Indien gij in Mij blijft, en Mijn gemeenschap, en Mijn Woord blijft in u, dan kunt u vragen wat u wilt en het zal u geworden." Zo is het. Dat is waar. Ziet u, vraag wat u wilt!
111 Wat doet u? U bouwt uw lichaam op tot inenting tegen de... Iemand komt binnen en zegt: "O, onze kerk gelooft niet in juichen." Zie, u bent opgebouwd. Wat? U hebt gemeenschap in u, het Woord. En u bent er tegen ingeënt. Als een hoop onzin binnenkomt, wat is het? Heeft het geen Woord in zich, dan weet u zeker dat het verkeerd is. Het maakt mij niet uit hoe echt het eruit ziet, als het niet het Woord is blijf er vanaf. Juist, blijf er bij vandaan. Het maakt me niet uit wat het doet, het moet overeenstemmen met het Woord!
112 In gebed, toen ik Micha aanhaalde die daar stond; kijk, het zag er werkelijk goed uit. Wel, daar was Israël en dat stuk land behoorde aan hen. Die buitenlanders waren binnengekomen en hadden het van hen weggenomen en hadden hun eigen huizen gebouwd en bezetten een deel van het land dat God hun gegeven had. Dus leek het of die vierhonderd Hebreeuwse profeten gelijk hadden. Maar weet u, er was iets aan Josafat dat geestelijk was; hij zei: "Hebt u er niet nog één?"
113 Hij zei: "Ik heb er nog een, maar", zei hij, "ik haat hem. Het enige wat hij doet is onheil profeteren."
Hij zei: "Ga hem halen en laten we hem horen."
114 En hij kwam en zei: "Ga uw gang, trek erheen, maar ik zie Israël verstrooid als schapen die geen herder hebben." En toen vertelde hij zijn visioen.
115 Wie heeft nu gelijk? Het leek of de vierhonderd gelijk hadden. Vierhonderd goed opgeleide mannen zeiden: "Trek op, de Here is met u." En Zedekia had zelfs twee grote ijzeren horens gemaakt. Hij zei: "Hiermee zult u de buitenlanders het land uitzetten." Hij was er zeker van dat hij gelijk had. Hij wist dat hij gelijk had. Maar hij was verkeerd, ziet u.
116 En hier is Micha, één tegenover vierhonderd en hij zei: "Als u optrekt zal Israël verstrooid worden, zonder herder."
117 En de anderen zeiden: "Trek op, de Here is met u!" Welnu, wezenlijk hadden zij gelijk, de streek behoorde aan Israël. Maar het Woord van God had Achab veroordeeld, dus hoe kon God zegenen wat Hij verdoemd had?
118 Zo is het vandaag. Zie? Het Woord van gemeenschap was in Micha. Als u gemeenschap met God houdt door de echte communie te nemen en de geest in u is het met dit Woord niet eens, dan houdt u geen gemeenschap met God, u houdt gemeenschap met duivels. En ze zijn zo aan het nabootsen! De Bijbel zei: "In de laatste dagen zouden ze bijna de uitverkorenen misleiden, indien het mogelijk was. Doch hemelen en aarde zullen voorbij gaan maar Mijn Woord niet." En zoals Paulus zei in Galaten 1:8: "Indien een engel uit de hemel een ander evangelie predikt dan dit, dat u reeds gehoord hebt, hij zij vervloekt." Zelfs een engel! In de vroegere kerk, toen die mannen, zoals de heilige Martinus, Irenaeus, die godvruchtige mannen, toen de duivel als een engel des lichts verscheen. Maar, let u op, hij zal een klein beetje van het Woord afwijken.
119 Hij verscheen aan Eva als een engel des lichts en vertelde haar: "Zeker zei de Here dit, zei de Here dat", maar hij verschilde met God precies aan het eind. En zo gaat het met verkeerde gemeenschap vandaag. Wanneer mensen denken dat zij tot God bidden en het Woord niet willen gehoorzamen, is het een verkeerde gemeenschap.
120 "Indien gij in Mij blijft en Mijn Woord in u, vraag dan wat u wilt", ziet u, "en het zal geschieden." Het kan niet de ene keer wel en de andere keer niet. "Gij blijft in Mij, Mijn Woorden blijven in u", dat betekent: verblijf daar. Verblijven betekent: rust daar, blijf daar precies. Ja, het is een inenting tegen zondige ziekten.
121 Laat me nu sluiten met dit ene woord te zeggen voor we naar de avondmaalstafel gaan. Het bloed en het lichaam van de Heer, vermengd met geloof, dat is: het bloed en het lichaam, hetwelk de Geest en het Woord is, vermengd met geloof, is gelijk aan eeuwig leven. "Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten laatste dage." Daar bent u er. Wat is het? Het avondmaal des Heren. Het Woord en de Geest, dit leven is in het Bloed, het Woord en de Geest is gelijk aan eeuwig leven, door geloof in de Here.
122 Hier is mijn gebed, daar ik het einde zie naderen en zie dat elk moment iets zou kunnen gebeuren en weet dat we niet ver van de komst van de Here verwijderd zijn. Heer, laat mij dan in de Naam van de Here Jezus, de Zoon van God, het Woord, het Zwaard, nemen en het zwaaien met het geloof dat ik heb en mijn weg hakken door elke demonische macht, tot ik Jezus zie door de gemeenschap van Zijn Woord.
123 Communiceren [of: avondmaal houden] met Zijn Woord. "Indien gij in Mij blijft en Mijn Woord in u, vraag Mij dan wat u wilt en het zal u geworden." Wat prachtig! Er is echte gemeenschap met het Woord en de Geest, om het met geloof samen te weven. "Vraag wat u wilt en het zal voor u gedaan worden." Laten we bidden.
124 Genadige en edele heilige Vader, God, de grote Ik Ben, de El-Shaddai voor Abraham. O God, wat staat deze geweldige gemeenschap van de Here gelijk met eeuwig leven en wat ent het in tegen trots, wat ent het in tegen ongeloof en ent het in tegen de zonde van de wereld! Het is communie, met Goddelijke liefde tot onze hemelse Vader. En door de gerechtigheid van Jezus Christus hebben wij de toegang tot deze tafel. En wij bidden, Heer, dat U ieder van ons die toegang vanavond wilt verlenen, in de Geest. Vergeef ons. En wij verlangen dat onze geestelijke lichamen groeien. Wij geven er niet om tot een kerk of denominatie te behoren. Wij willen het geestelijke lichaam opbouwen met de inenting tegen zonde, tot een plaats waar geen verlangen meer bestaat om verkeerd te doen en waar de Heilige Geest Zijn eigen Woord in ons midden kan brengen en het net zo vers kan spreken als het op die dag gesproken werd, omdat het dezelfde Geest is die in de Here Jezus was. Ik bid, Vader, dat U het ons wilt schenken.
125 De uren zijn aan het afsluiten. Wij weten echter niet wanneer de laatste gered zal worden. Maar vanavond bid ik, Heer, indien er hier zijn, die U niet kennen als hun Verlosser, mogen zij U vanavond vinden terwijl ze naar deze waterdoop komen, als een gedachtenis, om tegenover dit lichaam van gelovigen te belijden dat zij de geschiedenis geloven, dat Jezus van Nazareth geboren werd uit de maagd Maria en gedood werd, gekruisigd door Pontius Pilatus, en op de derde dag door God werd opgewekt en vanavond gezeten is aan de rechterhand van Zijn Majesteit en voor eeuwig leeft om voorbeden te doen.
126 Geef, Heer, dat diezelfde persoon de geboden van de Bijbel gehoorzaamt: "Bekeert u, een ieder van u en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus voor de vergeving van uw zonden. Want er is geen andere naam onder de hemel aan de mensen gegeven waardoor u gered moet worden." O God, mogen de mensen de echtheid ervan zien en het standvastige Woord: "Er is geen andere naam onder de hemel aan de mensen gegeven, waardoor u gered moet worden dan in de Naam van Jezus Christus." Daarom zei de apostel: "Bekeert u, ieder van u en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus voor de vergeving der zonde en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen. Want de belofte is voor elk tijdperk, aan zovelen als de Here onze God zal roepen." Sta het toe, Heer, dat er vanavond velen zijn die geroepen worden.
127 En door onze Heer is ook gezegd: "Niemand kan tot Mij komen tenzij Mijn Vader hem trekt en al wat de Vader Mij gegeven heeft zal tot Mij komen. Mijn schapen horen Mijn stem." Een vreemde, als een vreemde spreekt, een stem die niet schriftuurlijk is, dan zullen de schapen het snel herkennen. O God! En als het Uw stem is, de Bijbel, wat deze zegt zal elk schaap horen, omdat het schapenvoedsel is. Zij hebben gemeenschap gehad. Zij weten met welk soort voedsel de Vader voedt. "De mens zal van brood alleen niet leven, maar van elk Woord dat de mond Gods uitgaat." Schenk Heer, dat velen zullen zien en begrijpen en vanavond tot U zullen komen.
128 Diegenen zonder de Heilige Geest, mogen zij het geen uur meer uitstellen. Het mag over een uur te laat zijn. Ze zijn hier misschien niet meer.
129 En Vader, terwijl we ons nu om de tafel geschaard hebben om deze typering van uw gebroken lichaam te nemen, bidden wij dat als er zonde in ons midden is, vergeef ons, Heer. U hebt gezegd: "Wanneer u bijeen komt, wacht op elkander." God, als er in deze gemeente een zonde is, waar dan ook, bid ik dat het Bloed van Jezus Christus deze man zal scheiden van zijn zonde, of die vrouw, jongen of meisje. En Vader, ik bid voor mijzelf dat U mij wilt scheiden van elke twijfel, elke zonde, elk ongeloof, alles. We weten dat ongeloof zonde is. Het is de enige zonde die er is. "Wie niet gelooft is reeds veroordeeld." En de enige zonde die er is, is het Woord van God niet te geloven. En Vader, als er enig ongeloof in mij is, vergeef mij, o God, en dat is er veel, en ik smeek dat U mij vergeeft. Vergeef mijn gemeente die Gij mij vanavond gegeven hebt en voed hen met het Woord. Sta het toe.
130 En terwijl we deze kleine herdenkingen nemen van het gebroken lichaam van Hem die uit de dood is opgewekt en voor eeuwig levend onder ons is, mogen we avondmaal [gemeenschap] van Hem ontvangen, Heer, de gemeenschap van de Heilige Geest. Schenk het, Vader. We vragen het in Jezus' Naam, Amen.
131 Voor degenen die moeten gaan en niet kunnen blijven voor ongeveer een vijftien minuten avondmaalsdienst... We zijn met niet zovelen en we zullen het avondmaal gebruiken. Het is geen besloten avondmaal. Het geldt absoluut voor elke Christelijke gelovige. God heeft geen grens getrokken tussen Baptisten, Methodist, enzovoort. Wij zijn allen door één Geest gedoopt in één lichaam en wij zijn medeburgers van het Koninkrijk van God. En als er iemand onder ons is die een vreemdeling is, ik ben hier niet al te vaak en weet niet wie leden zijn en wie niet. Onthoud, het doet er niet toe tot welke kerk u behoort, dat heeft er niets mee te maken. Er is hoe dan ook maar één Kerk, en u sluit zich daar niet bij aan, u wordt erin geboren. Zo is het. En u wordt in deze Kerk van God geboren. En we bidden dat u vanavond Christus zult ontvangen en gemeenschap met Hem zult hebben terwijl we Zijn verbroken lichaam gedenken en deze kleine bestanddelen nemen van het pascha, en moge God onze harten en bewustzijn besprenkelen met het Bloed.
132 We zullen nu het avondmaal uitreiken en lezen uit I Korinthe, het twaalfde hoofdstuk [elfde hoofdstuk – Vert] En we zullen onmiddellijk daarna het avondmaal nemen en we vertrouwen dat God u overvloedig zal zegenen. Dan, zodra we dit lezen, of net voor wij het lezen, als u moet gaan, wel, ga gerust naar buiten. En wees dan woensdagavond en zondagmorgen en zondagavond weer bij ons. Als u kunt blijven om het avondmaal met ons te houden zullen wij heel blij zijn als u het doet. Onmiddellijk daarna zal dan de doopdienst zijn, wat binnen vijftien of hoogstens twintig minuten zal plaats vinden, denk ik.
I Korinthe, het elfde hoofdstuk, het drieëntwintigste vers:
... ik heb van de Heere ontvangen, hetgeen ik ook u overgegeven heb, dat de Heere Jezus in de nacht, in welke Hij verraden werd, het brood nam;
En als Hij gedankt had, brak Hij het en zeide: Neemt, eet, dit is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis.
Desgelijks nam Hij ook de drinkbeker, na het eten van het avondmaal, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed. Doet dat, zo dikwijls als gij die zult drinken, tot Mijn gedachtenis.
Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten, en deze drinkbeker zult drinken, zo verkondigt de dood des Heeren, totdat Hij komt.
Zo dan, wie op onwaardige wijze dit brood eet, of de drinkbeker des Heeren drinkt, die zal schuldig zijn aan het lichaam en het bloed des Heren.
Maar de mens beproeve zichzelf, en ete alzo van het brood, en drinke van de drinkbeker.
Want wie op onwaardige wijze eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren.
Daarom zijn onder u vele zwakken en kranken, en velen slapen.
Want indien wij onszelf oordeelden, zo zouden wij niet geoordeeld worden.
Maar als wij geoordeeld worden, zo worden wij van de Heere getuchtigd, opdat wij niet met de wereld veroordeeld zouden worden.
Zo dan, mijn broeders, als gij samenkomst om te eten, verwacht elkander.
133 Nu, even een ogenblik van stil gebed voor ieder van ons; bid voor mij terwijl ik voor u bid. [Broeder Branham pauzeert – Vert] Sta deze gebeden toe, Almachtige God. Vergeef ons onze overtredingen zoals wij vergeven onze schuldenaren. Dit vragen wij in Jezus Christus' Naam. Amen.
134 Deze kleine stukjes, wat ongezuurd brood is, zonder gist toebereid, enzovoort, vertegenwoordigt het lichaam van Christus. Het is niet rond, het is helemaal in stukjes gebroken. Omdat het Zijn verbroken lichaam betekent dat voor ons verbroken werd. Moge God Zijn zegeningen toestaan aan een ieder die het eet. Welnu, het is niet het lichaam, het vertegenwoordigt slechts het lichaam. Ik heb geen macht, geen ander heeft het, om het iets anders te maken dan brood. Alleen God. En dit is wat Hij ons verteld heeft, dit brood te eten en deze beker wijn te drinken. Laten we nu onze hoofden buigen.
135 Allerheiligst God, Wiens dienstknechten wij zijn, in de Naam van Jezus Christus, heilig dit brood voor het bestemde gebruik, om ons te doen herinneren, terwijl wij het ontvangen, dat onze Heer gekruisigd werd en Zijn lichaam, dierbaar en heilig als het was, vermengd werd met striemen en doornen en spijkers voor ons, zodat door Zijn opengereten lichaam de Geest voortkwam die ons eeuwig leven geeft. Mogen wij, Heer, terwijl we het eten, genade voor onze reis krijgen, zoals Israël veertig jaar in de woestijn, met geen zwakke onder hen. Vader God, sta dit toe terwijl we U bidden dit brood te heiligen, ongezuurd brood, voor bestemd gebruik. In Jezus' Naam. Amen.
136 De beker van het Nieuwe Testament, het Bloed. Ik denk aan dat lied: "Telkens, sinds ik door geloof die stroom, afkomstig van Uw vloeiende wonden, zag, is reddende liefde mijn thema geweest en dat zal het zijn totdat ik sterf." Wanneer ik dit bloed, druiven, het bloed van druiven zie, weet ik dat dit het Bloed voorstelt dat uit het lichaam van de Here Jezus tevoorschijn kwam. Moge ieder die dit ontvangt eeuwig leven hebben, moge ziekte wijken uit hun lichamen, moge vermoeidheid en zwakheid, neergedruktheid, moge de duivel (in elke vorm) hen verlaten, opdat zij grote kracht en gezondheid en eeuwig leven mogen hebben om hun licht te laten schijnen voor dit zondig en overspelig geslacht waarin wij leven, om God te verheerlijken.
137 Hemelse Vader, wij bieden U de vrucht van de wijnstok aan. Heilig het in de Naam van Jezus Christus om het Bloed van Uw Zoon, Jezus, te vertegenwoordigen. Hierin hebben wij: "Gewond voor onze overtredingen, door Zijn striemen werden wij genezen." Geef Heer, dat leven tot ons zal komen, eeuwig leven in grote overvloed, zodat wij in staat mogen zijn U beter te dienen; dat wij kracht en gezondheid mogen hebben zodat wij van plaats tot plaats kunnen gaan, waar wij verwachten U te dienen, waar U ons ook wilt roepen.
Schenk deze zegeningen, in Jezus' Naam bidden wij. Amen.