Veronderstellen

Door William Marrion Branham

1 Dank u, dank u, broeder. God zegene u. Laten we even blijven staan en onze hoofden buigen. Onze Hemelse Vader, wij zijn vanmorgen dankbaar om het voorrecht te hebben weer naar het huis van de Here te komen en deze lieflijke mensen, deze beminnelijke voorganger, zijn vrouw en zijn geliefden te ontmoeten. Wij bidden, God, als wij nu gaan zitten om te studeren – het Woord te bestuderen – dat U ons wilt ontmoeten en voedsel wilt geven voor onze zielen. Wij verlangen ernaar, Vader. In Jezus' Naam bidden wij het. Amen.

2 U kunt gaan zitten. Wij achten dit een voorrecht hier vanmorgen weer terug te zijn voor deze klas. Ik kwam als het ware onverwachts binnenvallen om even met broeder Littlefield te spreken en wat gemeenschap te hebben. Wij hadden gisteravond hier zo'n geweldige tijd met het bidden voor de zieken. En vanmorgen vertelde ik hem dat ik zou proberen terug te keren en de zondagsschool zou toespreken voordat wij vertrekken. Dus... een beetje laat. Ik had enkele vrienden die mij zojuist kwamen bezoeken en ik sprak daar met hen.

     En toen ik de gelegenheid kreeg glipte ik het souterrain binnen om te zien hoe daar beneden deze kerk was ingericht, daar wij thuis er zelf een proberen te bouwen. Wij vinden deze werkelijk mooi, deze vorm, de wijze zoals het gebouwd is. Ik houd van deze ingebouwde akoestiek hier, of hoe u het ook noemt. Het schijnt in staat te zijn goede zorg te dragen voor het geluid.

3 En dan nogmaals, hoop ik, indien niemand van hen hier is (zo ja, dan is het goed), wil ik dit motel hier bedanken, City View Motel, waar ik gisteravond overnacht heb. Het waren zeldzame keren in mijn leven dat ik ooit kosteloos in een motel verbleef, maar vannacht was het zo. Zij wilden mij er zelfs niet voor laten betalen. Nu, dat is werkelijk aardig. Ook voor mijn zoon heeft men zelfs daar in het Le High Motel niets berekend. Ik begrijp dat de mensen die ermee verbonden zijn – die hier naar de samenkomst kwamen, of zoiets gisteravond – dat zij hen een korting gaven en dergelijke. Als u hier nog steeds bent, wilt u die mensen dan echt bedanken als u gaat vertrekken. We zouden hier graag eens op een conventie willen komen, weet u, in een samenkomst. Ik hoop dat die mannen van nu af aan elke avond propvol zullen zitten. Weet u, er staat geschreven: "In zoverre u het aan één van de minsten hebt gedaan, hebt u het Mij gedaan."

     En voor... sprekend tot de manager vanmorgen... de fijne complimenten die hij gaf over broeder Littlefield, onze broeder hier. Hij zei: "Wel..."

     Ik zei: "Ik wil u betalen."

     Hij zei: "Nee. Er is al voor gezorgd."

     Ik zei: "Bedoelt u dat broeder Littlefield dat gedaan heeft?"

     Hij zei: "Nee. Wij willen het u gewoon geven."

     Ik zei: "O my." Ik zei: "Ik wil dat niet doen, meneer."

4 En hij zei: "Ja, ja." Hij zei: "Wij hebben groot respect voor de wijze waarop de heer Littlefield zorg draagt voor de mensen hier in de buurt – hoe hij de armen en dergelijke en iedereen probeert te helpen." Hij zei: "Wij respecteren dat. Het minste wat wij dus kunnen doen is, enkel ons kleine aandeel daartoe bijdragen om hem te helpen."

     Dat is werkelijk aardig. Ik probeerde hem het geld voor het motel te laten aannemen, maar hij wilde het niet aannemen. Dat is dus fijn. Ik bid maar dat God die mannen daarvoor wil zegenen. Billy zei, dat in het 'Le High' waar hij verbleef, enigen van de fatsoenlijkste dames die hij ooit ontmoet had, daar verbleven. En hij moest na de uitcheckingstijd nog wat langer blijven. Zij zeiden: "Dat is goed. Geen extra kosten, niets. Daar worden helemaal geen kosten voor berekend."

     Ik houd ervan bij zulke mensen te wonen. Dat is echt aardig. En weet u, met zo'n soort geest kunt u met hen werken. Het zijn degenen die die geest hebben die echt slecht is, waarmee u niet kunt werken, weet u. Dat is het soort waarvoor u moet oppassen – dat u hun niets kunt vertellen. Zij houden hun eigen gedachten vast, het heeft geen zin om te praten. Zij gaan hun gang en dat is het.

     Thuis duurt de zondagsschool gewoonlijk vier of vijf uur, dus... Dit kunnen wij niet doen omdat we het hier net ongeveer vijfenveertig of vijftig minuten hebben waarin wij vanmorgen een weinig over het Woord zouden willen spreken.

5 Nu, u die uw Bijbel hebt, ik wil dat u met mij in de Bijbel opzoekt Numeri, het veertiende hoofdstuk. Ik wil een deel uit het veertiende hoofdstuk van Numeri lezen. Laten we beginnen bij ongeveer het zevenendertigste vers. Luister nu aandachtig naar deze lezing:

     Diezelfde mannen die een kwaad gerucht over dat land voortgebracht hadden, stierven door een plaag voor het aangezicht des HEEREN.

     Maar Jozua, de zoon van Nun, en Kaleb, de zoon van Jefunne, bleven van de mannen die heengegaan waren om het land te verspieden, in leven.

     En Mozes sprak deze woorden tot al de kinderen van Israël. Toen treurde het volk zeer.

     En zij stonden vroeg in de morgen op en klommen op de hoogte van de berg, zeggende: Ziet, hier zijn wij, en wij zullen optrekken tot de plaats die de HEERE gezegd heeft; want wij hebben gezondigd!

     Maar Mozes zeide:... (Luister hier nu naar.) Maar Mozes zeide: Waarom overtreedt gij alzo het bevel des HEEREN? Want dat zal geen voorspoed hebben.

     Trekt niet op, want de HEERE zal in het midden van u niet zijn; opdat gij niet geslagen wordt, voor het aangezicht van uw vijanden.

     Want de Amalekieten en de Kanaänieten zijn daar voor uw aangezicht en gij zult door het zwaard vallen; want, omdat gij u afgekeerd hebt van de HEERE, zo zal de HEERE niet met u zijn.

     Nochtans poogden zij vermetel om op de hoogte van de berg te klimmen; maar de ark van het verbond des HEEREN en Mozes verlieten de legerplaats niet.

     Toen kwamen de Amalekieten en de Kanaänieten die in dat gebergte woonden naar beneden en versloegen hen en dreven hen terug tot Horma toe.

     Nu, dit is een zondagsschool, en u hebt een groot leraar hier, broeder... onze dierbare broeder Littlefield – en ik ben... voel mij wat terughoudend in het benaderen van een zondagsschoolklas. Maar ik zou graag een kleine achtergrond hierover willen geven.

6 Wij allen weten nu dat al deze dingen die in het Oude Testament zijn gebeurd, voorbeelden waren van wat er nu gebeurt. Zoals ik gisteravond zei, werpt God een schaduw van een negatief voordat een positief komt. En het Oude Testament was een schaduw van het Nieuwe Testament, net zoals de maan een schaduw van de zon weerkaatst totdat de zon opkomt. In de nacht wandelen wij in de schaduw van de maan, maar als de zon opkomt, dan hebben we het werkelijke zonlicht. Maar de maan weerkaatst alleen het zonlicht om ons het licht dat wij hebben te geven.

7 Welnu, het Oude Testament was een beeld en een afschaduwing van het komende Nieuwe Testament. De mensen wandelden in het licht dat zij hadden, dat de maan weerkaatste. Maar nu dat... Hebreeën 1: "God, eertijds (in oude tijden)... op velerlei wijze (vele manieren) tot de vaderen gesproken hebbende door de profeten, heeft in deze laatste dag tot ons gesproken door Zijn Zoon, Christus Jezus." Nu, dat is glorieus.

8 Israël had gezondigd en zij hadden gemopperd en geklaagd. En zij kwamen aan een plaats Kades-Barnea genaamd. Dat was eigenlijk de oordeelstroon, want er ging oordeel uit. En daar werd Israël veroordeeld – Kades-Barnea. Ons is verteld dat het een plaatsje in de woestijn is, aan de overzijde van de Jordaan, dat enige palmbomen heeft. En daarin is een grote waterbron en verschillende kleine bronnen – wat een prachtig type betekent, dat we hier zouden kunnen krijgen van Gods troon als huis van oordeel, en de kleine oordeelsplaatsen die tevoorschijn komen, omdat Kades-Barnea oordeel betekent.

9 Daar werd Israël geoordeeld wegens hun tekeer gaan en hun ongehoorzaamheid en het onderbreken van het plan van God – een zelfde type van vandaag. De gemeente onderbreekt met haar geschilpunten het programma van God. God wil dat wij één van hart, één van ziel en één van geest bij elkaar komen – een echte herhaling van Pinksteren.

10 Maar ziet u, we worden zo anders, en we willen het op deze manier en we willen gewoon niet gaan tenzij het op deze manier gaat, en die andere – o, u weet hoe het is. Wij... wij, daarom brengt God ons opnieuw naar die oordeelstroon, ziet u, opdat wij daarmee moeten stoppen.

11 God heeft een programma en laten we er helemaal in stappen en verdergaan. Wacht niet om te proberen dit of dat te krijgen. Dan zet u zichzelf in beweging. God zal diegenen bewegen die Hij ertoe bestemd heeft zo te bewegen. Doet u wat uzelf moet doen. Het is uw positie. U neemt uw positie in. Als de andere man het niet doet, hoe weten wij dat hij... Misschien is het niet voor hem om het te doen. "Mijn schapen horen Mijn stem. Al wat de Vader Mij gegeven heeft zal tot Mij komen." Nu, als dit zo niet is, dan heeft Christus iets verteld wat verkeerd is.

12 Nu ga ik over het onderwerp "Veronderstellen" onderwijzen, alleen maar "Veronderstellen". Nu, wanneer wij... Het Webster woordenboek zegt: veronderstellen is het wagen zonder werkelijke autoriteit; of het zomaar aannemen. Dat is wat het woord 'veronderstellen' betekent – gaan zonder autoriteit of als vanzelfsprekend aannemen. Er zijn zoveel mensen die dat doen: het als vanzelfsprekend aannemen. "Dat is goed. O, het is in orde om dat te doen." Het gewoon als vanzelfsprekend aannemen – nu dat is veronderstellen.

13 Nu, Israël maakte een noodlottige vergissing toen zij dit deden. Israël niet alleen, maar ieder ander die dit doet. Het zal een fatale vergissing zijn wanneer u veronderstelt met God te wandelen, wanneer God u niet geroepen heeft om met Hem te wandelen; of wanneer u zich waagt te begeven in dingen die niet Schriftuurlijk zijn, en u denkt dat het wel goed is. Het is niet goed.

14 Eva veronderstelde. Zij veronderstelde dat het in orde zou zijn, omdat Satan iets aanbood dat geweldig mooi leek. Maar zij veronderstelde het. Het was niet het Woord. U verlangt dat niet te doen. U verlangt bij het Woord te blijven. Ga daar niet bij vandaan. Blijf daarbij. Het maakt niet uit of u daar staat en...

15 Bedenk, dat mannen die ooit iets voor God hebben gedaan, alleen stonden met God. Op de weg is er slechts ruimte voor twee. Dat bent u en God. Mannen die ooit iets gedaan hebben, onder de overtuiging van het Woord, stonden alleen: Maarten Luther, John Wesley, enzovoort, Finney, Sankey, Calvijn, Knox, Spurgeon, en wie nog meer, ziet u. Mozes, Elia, zij allen stonden alleen op het Woord van God. Zo moet u het ook doen. Het is een persoonlijke aangelegenheid. U moet staan op het Woord en Gods Woord nemen.

16 Wij zien nu dat Israël tot deze plaats is gekomen waar God, in Zijn genade en barmhartigheid, hun zonden van al hun ongehoorzaamheid, na wonder op wonder, vergeven had. God zei: "Ik heb machtige tekenen onder hen getoond..." In de voorafgaande verzen: "Ik heb machtige tekenen getoond en zij hebben al deze tekenen genegeerd." Zij liepen er hoe dan ook dwars doorheen en deden wat zij wilden, wat zij dachten dat ze behoorden te doen.

17 Daar ligt nu het verschil. Waar wij denken wat we behoorden te doen, terwijl God zegt het op een andere manier te doen, daar moeten wij terugkeren en het op Gods manier doen, anders zullen we nooit verder dan die plaats komen. Zo is het. U zult helemaal terug moeten keren naar de plaats waar u afweek.

18 Mij werd niet lang geleden door een veldprediker verteld... Hij zei dat hij opgeroepen werd. Er was een man, een kapitein, dwars door zijn borst door een machinegeweer geraakt. En hij lag daar te sterven. De veldprediker werd bij hem in de tent geroepen en de man worstelde om te proberen adem te krijgen. En men had hem net van het slagveld gehaald.

     En hij vroeg: "Bent u een Christen?"

     Hij zei: "Eens was ik het."

     Hij zei: "Wel, u kunt het maar beter direct zijn. U sterft."

     Hij zei: "Ik weet het." (Omdat machinegeweerkogels hem ergens dwars door de longen hadden geraakt, vertelde hij me. En hij zei dat hij stervende was; zijn longen liepen vol, reutelend in zijn keel.)

     En hij zei: "Wel, u hebt Hem eens gekend?"

     Hij zei: "Ja."

     Hij zei: "Denk nu heel diep na. Waar u Hem ooit verlaten hebt, zult u Hem precies vinden – daar waar u Hem verliet." Dat is zo. Hoe waar is dat. Precies waar u Hem in het Woord verliet, daar zult u precies naar terug moeten keren.

     Als God zegt... U gaat naar de kerk (dat is goed), u betaalt uw tienden (dat is goed), u doet deze kerkelijke dingen (dat is goed). Maar dan, wanneer het er op aankomt om de Heilige Geest te ontvangen, of een zeker ding in Zijn Woord, en u wandelt weg en zegt: "Daar ben ik niet zeker van." Precies daar verlaat u Hem. Daar precies. U zult nooit verder komen. Als u Hem ooit weer vindt zult u daar precies terugkomen. U verlaat de hoofdweg, u neemt een omweg; maar komt u regelrecht weer terug naar de hoofdweg, daar vindt u Hem nog wachtend.

19 Dat is de manier waarop die veldprediker... Hij zei, dat hij tegen deze man zei: "Denk snel!"

     Hij zei: "Wel, ik kan niet denken."

     Hij zei: "Denkt u maar liever toch."

     En hij zei dat een licht over het gezicht van de kapitein kwam en deze zei: "Ik herinner het mij."

     Hij zei: "Begin daar precies."

     Hij zei: "Nu leg ik mij ter ruste. Ik bid de Here mijn ziel te bewaren." [Een kindergebedje – Vert] Waar had hij Hem verlaten? De wieg, aan zijn moeders knieën. En daar vond hij Hem weer, ziet u. U zult precies terug moeten komen waar u Hem hebt verlaten.

20 En Israël was gestart, maar had gefaald. Gods barmhartigheid, Zijn genade bleef hen steeds weer vasthouden. En toen kwam hij naar Kades-Barnea. Mozes koos uit elke stam een man en zond twaalf mannen naar de overkant om het land te verspieden. En toen zij daar aankwamen, o, wat was er een onrust onder hen! O my!

     Hier komen ze terug en zeiden: "Tjonge, daar zijn... O, wij zouden hen niet kunnen pakken. O, de Amalekieten en de Kanaänieten en Ferezieten en wat nog meer... hun grote ommuurde steden en sommigen van hen zijn zo groot – die mensen – dat wij er als sprinkhanen voor hen uitzien." O, zij waren zo ontmoedigd.

21 Is dit nu niet precies een type van de hedendaagse kerk? "Wij kunnen het gewoon niet doen. Wij... o, ik zeg je dat het onmogelijk is." Nu zijn wij dit geworden en wij moeten een beetje zoals dat zijn en... Waar zijn de straatsamenkomsten gebleven? [Een jongeman antwoordt uit de zaal – Vert] Dat is waar, jongeman! Daar zijn er niet veel meer. Waar zijn de gebedsdiensten, de hele nacht door, die wij gewend waren te hebben? Wat is ermee gebeurd? Waar is die diepe ernst en het aanhouden bij God? Wat is er aan de hand? Wij zijn ervan afgesneden. We hebben het langzamerhand gelaten.

     Zonde is zo verleidelijk. O, het is betoverend. En het heeft een erg smakelijk voorkomen, dat heeft zonde. Het is zo onschuldig. O, het ziet er zo... het ziet er zo onschuldig uit. Luister daar niet naar!

22 Enige tijd later, toen Jozua het land innam, vertelde God hem: "Vernietig totaal alles wat er is, laat niets over." Zou u enkelen van die Israëlische vrouwen kunnen voorstellen die een kleine baby optillen? "O, is hij niet snoezig? Kijk naar zijn... het heeft zelfs nog geen tandjes."

     Jozua zei: "Dood hem."

     De moeder zei: "O, ik ben een moeder. Ik kan die baby niet doden."

     "U moet. Geef het hier."

23 Waarom? Hij mag er nu wel snoezig uitzien, maar hij zal opgroeien en precies als zijn vader worden. U kunt zonde niet koesteren. Er moet mee afgedaan worden... niet met handschoenen aan, maar met blote handen. Wij willen aardig zijn. Dat wil iedereen. Wij willen dat... Maar wat is aardig? Wij willen nederig zijn. Wat is nederigheid? Wij willen vol mededogen zijn. Wat is mededogen?

24 Jezus, een Man vol van erbarming, liep langs twee of drieduizend mensen; waterhoofd-baby's, lammen, blinden, kreupelen, verschrompelden. Hij had erbarming. Wat deed Hij? Wandelde naar hetgeen de Vader Hem toonde, een man die misschien een prostaatkwaal had, of zoiets, en genas hem en wandelde weg en liet de overigen achter – een Man vol mededogen.

25 Nu, de mensen vandaag aan de dag... onze Engelse woorden brengen de mensen op een verkeerd spoor, ziet u. Dat is menselijke sympathie; dat is geen erbarming. Er bestaat heel veel verschil tussen sympathie en mededogen. Het zijn in alle opzichten twee verschillende woorden. En wij gebruiken ze eender.

26 Nu, het Woord maakt geen enkel gebruik van erbarming. Het moet gehoorzaamd worden. Blijf bij dat Woord, het maakt niet uit hoe diep het snijdt. Hoe zou u erover denken om baby's af te maken en onschuldige vrouwen en dergelijke, zogenaamd onschuldige dingen? Een beetje zuurdesem doorzuurt het hele deeg. Dat is hetzelfde wat in het verleden begon met Eva. Het zag er verschrikkelijk vernuftig uit.

27 "Wel, je zult wijs zijn. Zeker zal je niet sterven. Hij is te goed. Hij zou je niet doden. Maar voorzeker zal je niet sterven." Maar God zei dat u wel zou sterven. Dit bracht de hele zaak aan het rollen, daar precies. U moet bij dat Woord blijven. Ongeacht wat dan ook.

28 Veronderstel niet; geloof. Redeneer niet. Kennis heeft redenering; geloof heeft geen redenering. Geloof houdt er gewoon aan vast. Wat als Abraham geredeneerd zou hebben? Denk eens in. Wat als Abraham zou hebben geredeneerd? Honderd jaar oud, leefde met zijn vrouw (het was zijn halfzuster) sinds zij ongeveer zeventien jaar oud was. Zij trouwden. De natuur toont dit allemaal, jonge mannelijkheid en vrouwelijkheid die tot elkaar komen, echtgenoot en vrouw, geen kind. Hij was steriel en zij was onvruchtbaar – veertig jaren voorbij de menopauze, totaal onmogelijk.

     Wel, uw redeneringen zouden hebben laten zien dat hij het niet had kunnen doen. Maar geloof in het Woord hield eraan vast. Geloof neemt geen redeneringen aan. Geloof houdt vast aan het Woord.

29 Iemand zegt: "Ik geloof..." Ik heb veel voorgangers ontmoet die zeiden: "Broeder Branham, ik geloof dat het de waarheid is wat u zegt. Maar als ik dat zou zeggen, weet u wat ik dan moest doen? Ik zou moeten bedelen. Zij zouden mij uit mijn kerk schoppen." (Zij zouden mij wel moeten schoppen.) "Niemand zou mij meer willen hebben." Hij wil u wel hebben. U kunt hier niet voor eeuwig leven; u moet daar wel heen gaan, ziet u. Geloof kent geen geredeneer; het gelooft alleen. Het scheidt u af, van iedere band – er is niets meer. U staat alleen met geloof. Redeneringen vallen weg.

30 Israël zei: "Welnu, verstand toont dat... wel, als wij naar de overkant gaan, o, die... één van die mannen zou tien van ons kunnen verslaan en wij zijn geen militaristisch volk. Wij zijn geen militairen. Wij hebben wat stokken en speren, en dingen die we hebben opgeraapt, buitgemaakt. Geen van ons zijn getrainde mannen. Wat zouden we kunnen doen?" Dat was geredeneer.

31 Maar Kaleb en Jozua (Amen. Daar is het.), mannen van geloof, rechtschapen mannen, mannen die wisten dat God daar in Egypte had gezegd: "Ik zal u het land geven." Dat is voldoende. Zij renden dwars door het volk. De mensen waren aan het weeklagen en huilen en zeiden: "Nu zullen onze kinderen sterven in de woestijn. Onze vrouwen zullen ontvoerd worden en hier zijn we dan. We zullen hier omkomen in de woestijn", terwijl God beloofd had dat Hij hun het land zou geven.

32 Herinner nu. Hij gaf hun het land, maar zij moesten vechten voor elke centimeter. God vertelde aan Jozua: "Elke plaats die uw voetzool betreden zal, heb Ik u gegeven." Voetstappen betekent: bezit.

33 Nu, tot u mensen waarvoor gebeden werd, u was hier gisteren allemaal aanwezig, iemand legde u de handen op en wij baden. De tegenwoordigheid van de Here daalde neer, openbaarde Zichzelf direct met het Woord, om te tonen dat het waar was dat Hij hier is. Er is geen voor-de-gek-houderij, er is geen vergissing. Het is daar. Het is de waarheid. Wij veronderstellen niet iets anders. Wij leggen redeneringen af. Wij werpen ze neer en nemen het Woord. Neem het Woord en trek verder. Het Woord zei het.

     Nu zegt u: "Dan is de belofte voor mij."

34 Zeker. Maar voor elke centimeter ervan zult u vechten tot u gezond bent. U zult elke voetstap daarvan nemen. Het is een strijd. De belofte is de uwe. Dat was het beloofde land – zij moesten vechten om elke voetstap ervan te ontvangen. En de belofte is de uwe – maar u zult vechten voor elke centimeter.

35 Ik werd eenendertig jaar geleden door God geroepen om het Evangelie te prediken. Sindsdien heb ik altijd gevochten. Voor elke centimeter grond heb ik met het zwaard van God – de belofte nemend en weghakkend – gestreden.

     Iemand zou komen vertellen: "Nu, wij behoren tot de Baptistengroep." En zei: "Wel, u kunt dat niet geloven! Dat was niet voor ons." Wat doet u dan? Neem het zwaard en hak je er vrij van en blijf voorwaarts gaan.

     Ik kwam bij de Pinkstermensen, deze zeiden: "Als u met die groep omgaat, dan willen wij niets met u te maken hebben."

     De andere groep zei: "Als u met hen omgaat, willen wij niets met u te maken hebben."

     Hak u los. Blijf gewoon doormarcheren. Ja. Blijf doorgaan. Ik moest voor elke centimeter strijden.

36 Maar wat is het? Het is een belofte. God deed de belofte. Laten we daarbij blijven. God beloofde het. Het geeft niet... U zult een strijd moeten hebben. Als alles gemakkelijk wordt, wel, u bent... Wat bent u aan het overwinnen? Zij overwonnen door het Woord van God en hun getuigenis, het Bloed van Christus.

37 U zult iets moeten overwinnen en u zult enige hindernissen moeten hebben. En mensen die het met u niet eens zijn en met u ruziën en u vertellen dat u "heilige rollers" bent en dergelijke – dat wordt als een beproeving vóór u geplaatst. Als u dit niet hebt, bent u niet eens in de strijd. Waarvoor bent u lid van de kerk...?

     Waarvoor bent u in het leger gegaan en werd u getraind? Om rond te lummelen, trots de straten op en neer te stappen en te pronken? Dat is de manier waarop sommige Christenen zich gedragen, omdat wij gezien willen worden. Er wordt niet naar u opgekeken, er zal op u neergekeken worden. "Want allen die godzalig leven in Christus Jezus zullen vervolging lijden." Neem het zwaard op, hak alles van u af en blijf doorgaan.

38 Jozua en Kaleb kalmeerden het volk. Dit zei: "Wij kunnen het niet innemen, wij kunnen het gewoon niet. Dat is alles." Ziet u. Zij keken naar de Amalekieten. Jozua en Kaleb keken naar de belofte! Dat is het verschil. Het hangt ervan af waar u naar kijkt.

39 Jozua zei: "Wij zijn meer dan in staat om het te doen. Wij zijn meer dan in staat. O, zij zijn slechts brood voor ons! Wel, zij zien er geweldig uit. Zij zijn geweldig. Maar wij zullen geweldig brood hebben." Ze zeiden: "God gaf ons de belofte en de vrees voor ons rust op ieder van hen. Al zijn ze het met ons niet eens, toch zijn ze bang voor ons." Zeker. Ze zeiden: "De vrees voor God is op elk van hen. Ze zijn doodsbang voor ons." Ze zeiden: "Laten wij het gaan innemen. God gaf het ons, dus is het van ons. Laten we voorwaarts gaan en het nemen."

     O, als ik die Pinkstergroep bij elkaar zou kunnen krijgen... die onbesneden Filistijn die daar staat, en zegt: "We zullen dit allemaal moeten hebben en dat allemaal." Nonsens! "We zullen als het ware wel in de Wereldraad van Kerken moeten gaan om gemeenschap met hen te hebben."

40 Onze gemeenschap is van God! Niet met een raad van mensen en dogma's, die door mensen zijn samengesteld. Wij zijn mensen van God die gemeenschap van God verwachten. Daar zijn onze rechten, bij God! Hoe kunnen wij met God gemeenschap hebben tenzij we gemeenschap in Zijn Woord hebben? Want het Woord is God. En het Woord is vlees geworden, wanneer het in u komt. "Als gij in Mij blijft en Mijn Woord in u, vraag dan wat gij wilt." Daar bent u er, ziet u. Maar het Woord zal hier binnen moeten verblijven. Doet het dit niet, dan valt de stortregen en, wel, het kan niet voortbrengen, omdat u het niet gelooft. Het maakt niet uit hoezeer u belíjdt het te geloven, u moet het gelóven. Goed.

41 Dus Israël... God riep Mozes en zei: "Ik ga het hele volk vernietigen. Ga even aan de kant." Mozes bemiddelde en wierp zich in de bres. Het was Christus in Mozes, ziet u. God zou op een keer de hele wereld vanwege zonde gedood hebben; maar Christus wierp Zichzelf in de bres voor heel het menselijke ras. Mozes wierp zich in de bres voor Israël.

42 En hij zei: "U deed een belofte, God. U deed een belofte dat U hen naar het land zou brengen." Dat is waar. Wat deed Mozes ten opzichte van God? Toen het leek of God iets ging doen dat tegengesteld was, wierp hij het Woord op Zijn pad. Amen. O, daar houd ik van. Nu voel ik mij om te gaan juichen door enkel hierover te spreken! Zet het Woord op Zijn pad. God kan niet over Zijn eigen Woord heenwandelen.

43 Hij zei: "U beloofde het te doen. U hebt gezegd dat U hen naar een land zou brengen dat overvloeide van melk en honing. Ik heb hun verteld wat U zei en hier zijn we nu. Wij zijn op Uw handen."

44 God zei: "Ik zal dat koppige stel nemen en hen in de woestijn vernietigen. Maar Ik zal die kinderen van hen nemen, waarvan zij zeiden dat die nergens zouden komen – zij zouden in de woestijn sterven – en Ik neem hen naar de overzij." Jazeker.

45 Ziet u, zonde is afschuwelijk. Wat is zonde? Roken? Nee. Drinken? Nee. Liegen? Nee. Overspel plegen? Nee. Dat is geen zonde. Geen zonde wat deze dingen betreffen, helemaal niet, ziet u. Nee. Een leugen vertellen is geen zonde. Vloeken, Gods Naam ijdel gebruiken, dat is geen zonde. Ongeloof is zonde! Jazeker. Waarom doet u deze dingen? Het is omdat u niet gelooft. Dat is het. Ga terug naar de oorzaak, ziet u.

46 U liegt, steelt, pleegt overspel, omdat u niet gelooft. Dat is juist. Maar wie niet gelooft is reeds veroordeeld. Nog voor hij zelfs begint is hij veroordeeld, omdat hij niet gelooft. U doet dit omdat u geen gelovige bent. Als u dat doet, dan kunt u wel zeggen dat u een gelovige bent, maar dan bent u geen gelovige. Uw eigen getuigenis, uw vruchten bewijzen dat u er geen bent, ziet u. U moet daar vanaf komen voordat u zelfs een gelovige bent, ziet u. Welnu, zonde is ongeloof en ongeloof is zonde, liever gezegd. En dus, ziet u, is dat de kwaal.

     En toen zeiden ze: "Wel, nu zal ik u wat vertellen. Wij hebben een heleboel hiervan gedaan, dus zullen wij ons bekeren. Wij gaan daarheen en treuren een paar dagen en huilen een beetje. En God zal ons ervoor vergeven en we zullen weer voorwaarts gaan."

47 Mozes zei: "Waarom overtreedt u de geboden van God? Ik heb u, als Zijn profeet, in de Naam des Heren verteld dat het afgelopen is met u!" Amen. Nu, dat is evenveel gebod als Johannes 3:16. "God is klaar met u. Waarom probeert u weer in opstand te komen?"

     Zoals ik tot een knaap sprak, die mij op de hielen zat over het slaan tegen de denominaties. Ik heb niets tegen de mensen in deze organisaties. Het is dat systeem, waar ik op hamer.

48 Als ik u de rivier af zou zien drijven naar de watervallen en u zat in een oud bootje en ik wist dat die boot niet tegen die watervallen bestand was, zou ik dan niet naar u schreeuwen? Het is niet omdat ik niet van u houd; ik houd wel van u. Het is omdat die boot u te gronde zal laten gaan. Jazeker.

49 Het zijn die geloofsbelijdenissen en die denominaties die ginds tot schipbreuk zullen leiden, omdat zij tegengesteld zijn aan het Woord, ziet u. Ja. Het is tegengesteld. Blijf bij het Woord. Veronderstel niet dat ze goed zijn. Dat zijn ze niet! Zij zijn tegengesteld aan Gods Woord. Dus blijf bij het Woord, zie. Goed.

     En wanneer wij heden zien hoe de kerk heeft gedaan? Wat zijn de resultaten geworden? Deze knaap zei tegen me: "Maar broeder Branham, u bent verkeerd."

     Ik zei: "Bewijs dat het verkeerd is. Wie was een grotere man dan John Wesley?"

     "U zegt dat u even voornaam bent als John Wesley?"

     Ik zei: "Ik zou zijn schoenen niet kunnen dragen. Maar", zei ik, "ik wil u iets vragen. Als de kerk was gebleven waar John Wesley haar had achtergelaten... Maar wat hebt u gedaan? U nam een stel Ricky's en Elvis'en daarbinnen en wat hebt u gedaan? De zaak waarvoor hij predikte en waar hij achterstond, die hebt u bedorven. God heeft afgedaan met u."

     Hij zei: "Ik ben een proefschrift over deze kerk aan het schrijven."

50 Ik zei: "Het kan mij niet schelen hoeveel proefschriften u schrijft. God heeft u verworpen." Ik zei: "God verwierp elke organisatie en elke denominatie." Hij heeft u Pinkstermensen verworpen. Waar zijn zij terechtgekomen? Waar zijn de Methodisten nu? Waar zijn de Baptisten nu? Waar is de Presbyteriaan? Waar is de Katholiek? Waar is de Lutheraan? Telkens wanneer zij dat doen, legt God hen op de plank.

51 En ik vraag elke geschiedkundige – ik heb jaren doorgebracht met het bestuderen van de geschiedenis – ik wil dat u mij laat zien, welke kerk in enige tijd ooit een organisatie vormde die God niet onmiddellijk daar liet sterven om nooit meer op te staan. Ik wil dat u mij de plaats aanwijst. Zij stierf daar direct, omdat zij Hem als heerser verwierp.

52 Dat is precies wat Israël heeft gedaan toen zij eruit wilde zien als de overige naties. Zij verlangden een koning. De oude Samuël, de profeet, degene tot wie het Woord des Heren kwam, trad daar naar voren en zei: "Ik wil u iets vragen." Hij riep ze tezamen. Zij wilden er als de overige volken uitzien. Hij zei: "Ik wil u iets vragen. Heb ik u ooit iets in de Naam des Heren verteld dan wat de waarheid was?" Zo is het.

     Ze zeiden: "Nee. Alles wat u gezegd hebt gebeurde." Daar bent u er.

     Hij zei: "Heb ik u wel eens om geld gebedeld voor mijn levensonderhoud?"

     "Nee, Samuël. Ik geloof niet dat u ooit een offer voor uzelf hebt aangenomen." Zie.

     "Welnu, dan wil de Here dat u zo blijft en laat Hem Koning zijn."

     "O, wij weten dat dit allemaal waar is. U vertelt ons de waarheid. Maar Samuël, wij willen zoals de Baptisten zijn", zie.

     Hij zei: "Ga je gang." En daar verloren zij hun gemeenschap. Precies daar verloor de kerk haar gemeenschap.

53 Als u uw geloofsbelijdenissen, uw plannen, uw leerstellingen, uw Bijbelse leerstellingen opstelt en ze dan beëindigt met een komma ("Wij geloven dit, plus zoveel als God ons wil geven, wil laten zien"), dat is goed. Maar u tekent het op met een punt. "Wij geloven dit en niets anders." Dan sluit het God gelijk buiten wanneer u een punt zet. Zo is het.

     De kerken groeien aanhoudend. Dus daar was Hij, ziet u. Zij konden niet verder gaan. Israël kon niet verder komen. En dus zeiden ze: "Wel, we zullen naar boven gaan en ons bekeren en het nog eens proberen. Wij weten dat God teder van hart is, dus zal Hij ons vergeven."

     En hij ging erheen en Mozes zei: "Gij overtreedt de geboden van God. God heeft gezegd dat Hij afgedaan heeft met u en dat maakt het vast. U kunt maar beter het beste ervan maken. Blijf hier, omdat u hier in uw eigen omstandigheden zult vergaan. Gij hebt uzelf hierin gebracht, u hebt zichzelf hier geplaatst, dus zult u daar blijven."

     Nu, dat is wat... Hier is het. Ik heb het net gelezen. U hebt uzelf hierin geplaatst, u bent hier gestorven, u bent geestelijk dood, dus zult u hier blijven. Hier zult u vertoeven.

     "Wel, we zullen het toch proberen." Dus gingen zij heen en zeiden: "Heer, vergeef ons. Wij weten het, Here, we hadden dit niet moeten doen", en riepen het uit. En de volgende dag zeiden ze: "In orde, al u mannen, kom nu, laten we gaan."

     Maar zij konden het Woord niet met zich meenemen; de ark. Ook ging de profeet niet met hen mee. Hij bleef achter, daar waar God het hem had gezegd. Zij gingen door voor een miljoen meer, maar zij faalden. Deze Amalekieten en de zijnen verdreven hen volslagen uit het land. Zij vertrokken in de veronderstelling dat God met hen zou zijn.

     Nu ga ik... Wij hebben niet al te veel tijd. Wij staan voor een vakantie en die vakantie wordt Pasen genoemd. Dit Amerikaanse volk dat zich Christenen noemt...

54 Ik hoop dat ik me niet gedraag als een weetal. Als ik het doe, vergeeft u mij, wilt u? Maar hoe ter wereld ga ik...? Als u een spijker in die tabernakel slaat en u slaat hem er maar half in, kunt u hem er evengoed niet in slaan. Ten eerste... Wanneer al die spijkers er op die manier ingeslagen zijn ben ik bevreesd eronder te staan. U moet ze erin drijven en vastklinken, kracht op de hamer uitoefenen.

55 En wij bouwen het huis van de Here. Sla de spijker er helemaal door, klink hem aan de andere kant vast als bewijs ervan. "Op deze rots zal Ik Mijn gemeente bouwen." – geestelijk geopenbaarde waarheid van God. "Op deze rots zal Ik Mijn gemeente bouwen." O, zij zal voor immer bestaan omdat het Evangelie-spijkers zijn die u erin drijft.

     God klinkt het aan de andere kant vast door het Woord te bekrachtigen; laat het bewijzen dat het zou doen wat het gezegd heeft. Amen! Dan hebt u het verkregen. Het Woord zegt het en God staat hier precies voor u en bewijst dat het zo is. Waar gaat u daar vandaan dan naartoe?

56 Merk nu op. Al wat er nu op Paasmorgen gebeurt is dat duizenden en miljoenen dollars aan Paasbloemen uitgegeven zullen worden om op het altaar te worden gelegd, net zoals Kaïn deed, ziet u. Het altaar werd niet gemaakt voor bloemen. Kaïn probeerde het. Het werkte niet. Het altaar werd gemaakt voor mensenzielen.

57 God verlangt uw bloemen niet; Hij verlangt u op het altaar. U probeert een vervangingsmiddel te maken. U bent de persoon die daar behoort – ik en u. Wij zijn degenen die op het altaar horen. Maar wij veronderstellen dat het wel in orde is. God aanvaardt het, zeggen wij. Het is in orde. Wij veronderstellen dat dit alles is wat we hoeven doen, alleen maar dat.

     Wij merken nu op dat duizenden van hen dat niet eens willen doen. Zij gaan uit en worden dronken. Zij weten dat zij... Zij weten dat het Pasen is. Het stelt Pasen voor. Zij hebben een hoop moeite en zonde achter zich en zij denken, als ze dronken worden en het allemaal vergeten, dat dit het is wat ze zouden moeten doen. Dat is Amerika. Zij denken dat ze dit eigenlijk moeten doen.

58 Toen ik vrijdag mijn kinderen van school ging halen, zag ik het vreemdste wat ik in een lange tijd heb gezien. Ik zag één vrouw in die groep die geen sigaret rookte. Ik keerde terug en vertelde het mijn vrouw. Ik zei: "Ik heb een wonder gezien."

     Ieder van die vrouwen die er aan kwam: "Hello, Liddy" stak een sigaretje aan en zei: "Zie je, ik... [inhaleert de rook]" O my! Zingen in het koor, behoren tot een kerk. Zij veronderstellen dat het goed is. U zult anders gaan uitvinden aan het einde van de weg. Kijk nu waar u staat.

59 Maar men denkt: "Wel, weet je wat wij zullen doen? Wij... wij..." Sommigen van hen zijn goedhartig genoeg om wat geld voor liefdadigheid te geven. "Ik heb mijn deel gedaan." Dat is niet wat... Dat is geen Pasen. Dat is Pasen niet. Dat is een goede zaak – niets er tegen om aan liefdadigheid te geven, dat is goed. Maar dat is niet uw plicht aan God. Dat is uw plicht aan uw medemens. Uw plicht aan God is uw leven aan Hem te geven. Geef uw geld aan uw medemens. Ziet u hoe wij het opvatten? Maar zij veronderstellen dat het in orde is. "O ja. Dat is goed."

60 Sommigen van hen brengen de opstanding naar paaseieren en paashazen. Wat ter wereld hebben paashazen met de opstanding te maken? Wat hebben paaseieren en nieuwe hoedjes met Pasen te maken?

     Een prediker vertelde me en zei: "Broeder Branham..." Het was een Campbell-prediker, een Christen. Hij zei: "Ik moest mijn gezicht gewoon verbergen van het lachen om enkele van die vreemd uitziende hoeden die deze vrouwen op hadden."

61 Ik zei: "Waar hebt u uw tekst vandaan gehaald?" Gebruik het toepasselijk! Koester het niet en klop het niet op de schouder. U kunt zonde niet koesteren; u moet het veroordelen. Zo is het. Keur de zaak af. Het is verkeerd. Ga erbij vandaan.

     Natuurlijk, als hij dat deed, weet u, zou de kerkeraad natuurlijk meteen naar het hoofdkwartier schrijven en hij zou direct uit de organisatie moeten worden gezet. Wat mij betreft, zou ik dat liever... En dan zou hij zondag geen gebraden kip hebben. O mens! Ziet u, u? Zou geen smoking in de preekstoel kunnen dragen. Niemand anders zou hem willen hebben. De organisatie... Als hij bij de een eruit geschopt is, is hij gemerkt voor de overigen, zie. Dus staat hij daar bij het grote bestuur ingeschreven.

     Maar ik zeg u, dat ik liever mijn naam in het grote Boek daarboven heb, dan bij het grote bestuur hier beneden. Ja, ziet u. God zal u ontvangen.

     Maar zij kunnen dat niet doen. Zij zijn er bevreesd voor en veronderstellen dat het in orde is, dat God het wel zal begrijpen. Hij begrijpt het ook. Hij begrijpt dat u behoort te doen wat juist is. Ja. Mensen drinken, proberen het verleden te vergeten. U zult het nooit kunnen.

62 Predikers van vandaag prediken hun leerstelling, hun verschillen en dergelijke en geloven dat het goed is. De hoofdkwartieren zeiden het. Dat is wat hun in het seminarie werd geleerd. Zij denken dat het goed is, veronderstellen gewoon dat het in orde is. Israël veronderstelde dat ook en schoot er niets mee op, ziet u. Veronderstel niet, wees zeker dat u het juist hebt, zie. Goed.

     Men zegt: "Wel, het is in orde. Ga uw gang. Dat is... wel, ik behoor tot deze zekere groep en wij geloven dat. Ons district van ouderlingen leert dit. Onze (hoe worden die kleine boekjes genoemd, waar men het in opgeschreven heeft, weet u?)... onze geloofsbelijdenis en onze doctrine geloven dit."

63 Als het tegengesteld is aan het Woord, gooi de zaak dan maar in de prullenbak en neem het Woord. Heb één wet: liefde; één boek: de Bijbel; heb één geloofsbelijdenis: Christus; en blijf gewoon voorwaarts gaan. Dat is juist. Zo moet u het doen, zie.

     Maar wat doen de mensen? Zij komen en worden lid van deze zaken. Ik hoop dat ik niet gemeen overkom. Maar ik moet maken dat het blijft hangen. Je moet diep gaan tot het daar ergens vastklinkt. Zo is het.

64 Toen ik in het begin begon te trainen voor boksen, voor ik beroepsvechter werd, was er een trainer, hij werd "Six-second Smith" [zes-seconden Smith] genoemd. In zijn eerste beroepsgevecht, versloeg hij de man in zes seconden. En toen ik met trainen begon, leek het wel of die man mij wilde doden. Hij sloeg me volslagen de ring uit, en deed van alles en nog wat. En ik was aan het touwtje springen en aan het hardlopen, ongeveer elf tot dertien kilometer per dag, en deed alle training.

     En ik zei: "Six, waarom moet je dat zo met mij doen?" Ik zei: "Je slaat de adem uit m'n lijf. Man, ik ging pardoes over vier touwen, kwam vandaar tussen die stoelen terecht en het scheen of ik mijn rug daarop gebroken had."

     Hij lachte en zei: "Dat zal je goed doen."

     Ik zei: "Mij goed doen? Hoe kan dit mij goed doen? Je doodt me zowat."

65 En hij zei: "Kijk Billy. Het maakt me niet uit hoe fit je lichamelijk bent, jouw lichaam moet dat kunnen doorstaan, en zich direct herstellen. Als je een harde stomp in ontvangst neemt," zei hij, "als jouw lichaam niet gewend is zich te herstellen, zal je daar liggen tot je uitgeteld bent. Maar als je lichaam gewend is het te incasseren en zich dan herstelt..." Telkens wanneer je geraakt wordt, krijgt het bloed een schok en stroomt het terug naar het hart.

     Hij zei: "Wanneer het zo gedaan wordt dan is je lichaam eraan gewend zich snel te herstellen. Wanneer je neergeslagen wordt, sta je meteen weer op je voeten." Ziet u? "En", zei hij, "dat betekent niets wanneer je neergeslagen wordt – hup, weer snel op de been!"

     Hij zei: "Nu haat je mij. Maar je zult me waarderen, wanneer je daar in de ring stapt." Dat was waar.

66 Broeder, soms moest ik op iemand hameren die het niet zou willen krijgen. Maar ik heb iets ontdekt. Behandel ze niet als een baby; giet het erop! U zult me waarderen wanneer u bij Golgotha komt. Wanneer u aan het eind van de weg komt zult u zeggen: "Prijs God. Ik ben blij dat ik die oude ruwe weg genomen heb. Hier sta ik gewassen door het Bloed van het Lam." Ziet u. Confereer niet tussen die oude geloofsbelijdenissen en dergelijke daarbuiten. Kom, stap op de weg. God heeft een weg, een plan. Het werd hier precies in de Bijbel geschreven. Laten we daarbij blijven.

     Maar de mensen komen zich ergens bij aansluiten. Zij veronderstellen dat zij doen wat goed is. Dan zeggen ze: "Waar is God? Waar is de God van het Oude Testament? Waar is de God die de profeten deed opstaan? Waar is de God die al deze dingen beloofde?" Zeker is Hij niet van plan dáár te werken. Hij kan het niet. Er is niets voor Hem om aan te werken.

67 Mijn beste moeder, afkomstig uit het Zuiden, vertelde mij altijd: "Hoe kun je bloed uit een koolraap krijgen? Het heeft geen bloed in zich." Zo is het. Hoe gaat u geestelijke tekenen en wonderen krijgen in een lijkenhuis voor dode mensen? Geestelijk ingevroren?

68 U moet Geest in het lichaam van Christus krijgen. Dat is zijn Woord. "Mijn woorden zijn geest", heeft Jezus gezegd. Dat zijn ze.

69 Mensen sluiten zich nu aan. Zij denken dat het goed is, ja, geloven dat het in orde is. Predikers gaan verder met dat soort van dogma te prediken. Terwijl ze weten dat de Bijbel iets anders zegt prediken zij het toch en veronderstellen dat zij gelijk hebben. Wat is het? Ze nemen de overleveringen van mensen en maken de geboden van God krachteloos.

70 Zij hebben een gedeelte van het Evangelie. Zij prediken een gedeelte ervan, zeker, nemen een deel. Satan nam vrijwel negenennegentig procent van het Evangelie dat God aan Eva vertelde en gaf toe dat het de waarheid was. Maar toen het kwam tot dit ene kleine ding, zei hij: "Nu, ik zeg niet, dat het niet de waarheid is. Maar zeker, weet u, dat was in vroeger dagen. U zult zoals dit zijn", ziet u.

71 Voeg niets toe, neem er niets vanaf. Houd het zoals het is. Veronderstel niet iets. Heb enkel geloof in het Woord. Als die Pinksterkerk daarbij gebleven was, was de opname er al geweest.

     O, u zegt: "Een ogenblikje, broeder. Nu zegt u iets verkeerds."

72 Nee, helemaal niet, nooit. Ik weet wat ik gezegd heb. In de dagen van Noach... De Bijbel zei: "Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des Mensen."

73 In de dagen van Noach was God lankmoedig, ging ver over de tijd, ziet u, wilde niet dat iemand zou omkomen, ziet u. Hij ging door, steeds maar door, lankmoedigheid. Hetzelfde vandaag, net zoals het in die dag was, wachtend op Zijn gemeente om tot erkenning van Zijn Woord te komen in de eindtijd. Maar men blijft gewoon doorgaan.

74 Telkens wanneer God iemand zendt, en het uitbazuint, verzamelt zich zodra hij van het toneel verdwenen is, een stel Ricky's en Elvis'en, weet u, met hun geweldige doctorsgraden. Zij voegen dit eraan toen en dat eraan toe. En voor je het weet, is alles weg.

75 Onze Pinkstermensen precies eender – een groot aantal van hen verloochenen goddelijke genezing en al het andere. Door wie ik ooit het slechtste bejegend werd voor goddelijke genezing waren Pinkstervoorgangers. Ik huurde een legerplaats in een zekere stad en ik had niet genoeg zitplaatsen om de mensen te bergen. En die arme mensen komen uit de heuvels van Arkansas, overal vandaan, naar de samenkomst.

76 En ik ging naar een van de grootste organisaties van de Pinksterbeweging. En het was... Wel, de geestelijke thermometer stond op negentig graden onder nul. O, u had het moeten zien. Die man had ongeveer driehonderd banken. Zij hadden een mooie grote kerk gebouwd. Zeker. Mensen denken dat voorspoed een teken van geestelijke zegen is. Dat is precies het tegendeel.

     En ik vroeg hem en zei: "Kan ik die zitplaatsen krijgen? Ik betaal u er zoveel voor."

     Hij zei: "Ik zou er geen één op mijn stoelen willen laten zitten die geloofde in goddelijke genezing." Dat is Pinksteren.

77 In Kingston, Jamaica, op de renbaan verleden jaar waar de Here zo zegende, had men daar een Pinkstervoorganger. Ik was met de Christelijke Zakenlieden. En ik zei: "Wij hadden daar gisteravond zakenlieden zitten uit Cuba, uit Haïti en van de eilanden rondom. En wat deed ulieden?" Ik zei: "Ik schaam me over u. Waar sprak u over? Een reeks Cadillacs."

     "Ik was een klein zakenmannetje ergens op de hoek. Glorie voor God! Halleluja! De Here gaf me dit en de Here zegende dit en de Here zegende dat."

     Ik zei: "Die mannen zaten elkaar aan te kijken." Ik zei: "Ik ben lang genoeg bij u geweest zodat u weet dat ik hun harten onderscheid. De Here laat het me weten. Ik zag waarover zij dachten. Wat vertelt u hun? Zij behoren tot deze grote formele lijkenhuizen en zij zijn welvarend – het zijn miljonairs." Ik zei: "Hoe anders bent u? Altijd pochen over wat u bezit en hoeveel u in zoveel tijd bijeengebracht hebt." Ik zei: "Wat verschilt dit van het originele Pinksteren." Zij verkochten alles wat ze hadden en gaven het de armen. Ik zei: "U draait het om. Deze mensen weten er alles van over wat het betekent rijk te zijn. Zij willen iets vinden dat voldoening geeft en waar wat leven in zit."

     Die avond op het terrein, de plaats waar ik tot de mannen sprak nadat ik ze daar gekregen had en er met hen over sprak, kwam een jongeman naar me toegelopen en zei: "Wat was u verkeerd."

     Ik zei: "Verkeerd?"

     Hij zei: "Ja meneer, toen u die uitspraak deed over de Pinkstermensen van vroeger, hoe de mensen alles verkochten wat zij bezaten. Dat was het slechtste wat zij ooit hebben gedaan."

     Ik dacht: "Hoe werelds kan men worden!" Ziet u.

     En hij zei: "Dat was het slechtste..."

     Ik zei: "Bedoelt u mij te vertellen dat de Heilige Geest een fout maakte? Wat voor soort God dient u, als Hij fouten maakt? Hij is oneindig, alomtegenwoordig, alwetend." Amen. Zeker. Hoe kan Hij een fout maken?

     Hij zei: "Ik zal u bewijzen dat zij verkeerd waren. Dat was de Heilige Geest niet."

     Ik zei: "Een handeling van de Heilige Geest in de Bijbel was niet de Heilige Geest?"

     Hij zei: "Kijk."

78 Ik dacht: "Goed. Je hebt jezelf zover gebracht. Zaag nu maar je eigen tak af." Zoals een konijn die je in een hok wilt zetten. Als u weet waar elke plek is, en elk gat is dichtgestopt en hij hier terug moet komen om een uitweg te vinden, blijf daar dan precies staan. Hij zal er naar terug moeten keren. Hij zal zijn kop in elk hol steken, maar zal er nooit doorheen komen. Sluit hem gewoon in. Blijf daar staan. Dat is de wijze met een van hen. Blijf gewoon voortbewegen met het Woord. Zet het Woord vlak voor u en blijf voortbewegen. U hebt toch elk holletje daarbuiten dichtgestopt. Blijf gewoon voortbewegen; ga door.

     Ik zei: "Maakte de Heilige Geest dan een fout?"

     Hij zei: "Wel, die mensen maakten een fout."

     Ik zei: "Zij werden door de Heilige Geest geïnspireerd."

79 Hij zei: "Kijk prediker. Toen de vervolging kwam en onenigheid onder hen begon op te komen was dat niet de Heilige Geest."

     Ik zei: "Zeker niet. Maar de Heilige Geest was in de eerste beweging."

     Hij zei: "Toen de vervolging optrad hadden die mensen niet eens een huis om naartoe te gaan."

80 Ik zei: "Dat is precies wat God hen wilde laten doen. Op die manier gingen zij overal het Woord prediken. Als zij een huis gehad zouden hebben, waren zij ernaar teruggekeerd. Maar God was de boodschap aan het verspreiden. (Amen.) Zij hadden een huis in de hemel."

     Maar dat is het verschil. Wat deden zij? Veronderstellen dat dit was wat ze moesten doen. Dat is niet de zaak om te doen. Zeker niet.

81 Welnu. Voorgangers prediken dat, en veronderstellen dat het wel in orde zal zijn. Het zal niet in orde zijn. Zij staan hun gemeente toe... hun vrouwen om shorts te dragen, sigaretten te roken; hun mannen om vriendschappelijke kaartpartijtjes te houden, speelzaal, bingo in de kerk, soepmaaltijden om de voorganger af te betalen, alles wat maar werelds is. Mensen sluiten zich aan en denken dat het goed is.

82 Wel, ik woon bij de Presbyteriaanse parochie. En onlangs was er om middernacht zoveel boogie-woogie gaande daar in het souterrain tot het... het was een schande. Of wat is deze nieuwe gangmaker, hoe noemt men die? Die vrouwen, die hun benen breken en dergelijke, wat ze doen? Weet u hoe dat heet? [Iemand uit de zaal zegt: "Twist" – Vert] De twist. Zij hebben een draai ["twist"] nodig. Zij hebben een Evangelie-plank nodig om hen recht te trekken. Dat hebben zij nodig: een goede, oude, evangelische, door de Heilige Geest gezonden opwekking. Zij hebben inderdaad nodig dat er gedraaid wordt, rond hun nek, met Evangelie-koorden.

     Maar zij zeggen: "O, Hij is een goede God." Hij is een goede God. Maar waagt u het daar niet op. Hij is ook een God van gerechtigheid. Hij is een goede God. Zoals een jongen, een teenager, niet lang geleden zei: "Weet u, God is zo goed. Hij geeft er niet om wat ik doe."

83 Onzin. Hij geeft er wél om wat u doet. Ja, u zegt: "God is een goede God." God is een goede God, maar wij horen dat te veel vandaag. God is een God van toorn. Hij is een God van oordeel. Hij was goed genoeg om af te dalen en Israël rechtstreeks uit de mond van de dood te halen; en keerde om in de woestijn en liet hen daar vergaan omdat zij Hem niet wilden volgen.

84 God was een goede God om u, Pinkstermensen, uit die organisaties te trekken. Maar u keerde weer dadelijk terug en handelde net zoals uw moeder. Dus zult u erin vergaan. (Er staat een bandrecorder aan, het gaat de wereld rond, ziet u... Ik spreek nu niet zozeer hier.) Maar u vergaat daar middenin. En als men u dan de waarheid komt vertellen, dan gelooft u het niet. Hier is het rechtstreeks in het Woord geschreven. Jazeker.

85 O ja, zij nemen aan dat Hij een goede God is. Jazeker. Zij nemen niet aan dat Hij ook een God van oordeel is. Daar maakte Israël haar fout. Zij dachten dat Hij zo goed was. Hij had zoveel dingen voor hen gedaan. Zeker, Hij voerde hen uit Egypte. Zeker deed Hij dat. Hij deed wonderen. Hij trok een grens, zette de Vuurkolom tussen hen en de vijand. Zéker is God een goede God. Jazeker. Liet hen door de Dode Zee trekken, en... door de Rode Zee en door de woestijn trekken, enzovoort. Hij is een goede God. Toen een Egyptenaar hen achterna trok, wel, Hij beschermde ze in het dodelijk uur – doodde de Egyptenaars. Jazeker. Hij is een goede God.

86 Maar Zijn geduld raakte op. Toen Hij dat beslissende Woord uitsprak, was dat het eind. Mozes zei: "Waarom overtreedt gij de geboden van God? God heeft gesproken, Hij heeft met u afgedaan." Veronderstel niet te ver, broeder. Zo is het. U zou die grens kunnen overschrijden. Er is geen terugkeer.

87 Weet u, er is een grens. U herinnert zich de grensgelovigen daar in Israël – gewoon aan de grens. Hebreeën 6 zegt: "Het is onmogelijk voor degenen die eerst verlicht zijn geweest en deel hebben gekregen aan de Heilige Geest en de hemelse gaven hebben gesmaakt om, als zij zich zullen afkeren, zich opnieuw tot bekering te brengen; aangezien zij de Zoon van God voor zichzelf kruisigen en hem openlijk te schande zetten." En het Bloed van het verbond, waarmee zij gereinigd waren, onrein hebben geacht en de werken van genade smaadheid hebben aangedaan. Dat is waar. God is een jaloers God. Hij is een God van gerechtigheid.

88 U bent een vader en een moeder en u vertelt uw kinderen: "Als je daar naartoe gaat geef ik je een pak slaag." Als u dat kind liefhebt en hij overtreedt uw wetten, zult u uw woord houden. Ja. Maar als u hem zijn gang laat gaan, "Wel, dat is in orde", doet hij het weer, ziet u. Dat veroorzaakt hier al deze kleine Melinda's en Ricky's, enzovoort, overal. Dat veroorzaakt jeugdmisdaad.

89 Sommigen van hen spreken over de onwetendheid van de mensen in de bergen van Tennessee en Kentucky. Ik vertel u dat enkelen van die ouderwetse mamma's daarginds sommigen van die moderne Izebels zouden kunnen leren hoe zij hun kleintjes moeten opvoeden. Dat is waar. Laat een van hun jongeren binnen komen met hun... vrouwen, of zo'n meisje, met haar kleding verfomfaaid om zich heen, de hele nacht ergens met Ricky uitgeweest, vrijerij in een auto; en dan zeggen: "Had je een fijne tijd, lieveling?" Zij zou een stevige tak van een van die notebomen afhalen en dat meisje zou een jaar lang het huis niet meer uitkomen. Absoluut. Dan zeggen dat het onwetendheid is. Zij weten er meer van dan... O, ik houd daar maar liever mijn mond over dicht. Goed. Ga je gang.

90 Nu, Israël veronderstelde. Ja, ja. Ziet u wat wij vandaag uitbroeden, door veronderstelling? Een nest vol buizerd-eieren. Dat is het precies. Het zijn geen arenden. Zij weten niets over de hogere plaatsen, hoe daar te komen. De veren zitten zo los, zij zouden zich kaal vliegen, wanneer zij de lucht ingingen. Zo is het. De hoogte zal de veren eruit trekken. En de arend is de enige die veren heeft, die blijven zitten wanneer hij daar boven komt. Zijn veren zijn ingegroeid, diep vastgezet, vastgenageld. Amen! Hij kan zo hoog komen dat de buizerd, of kraai, of kiekendief, zou sterven, als hij hem probeerde te volgen.

91 God zei dat Hij een arend was. "Ik ben Jehova-arend en al Mijn kinderen zijn arendjes." Zij weten hoe ginds de hoogte in te vliegen, waar hij daarboven is, waar je eenvoudig voortzweeft. Amen! O, ik houd ervan ze gade te slaan. Jazeker. Ja, veronderstellen...

     Hij zei: "O wel, God heeft ons zo vaak vergeven, Hij zal ons weer vergeven." Dus ging hij naar boven.

     Maar Mozes zei: "Hij is klaar met u. Toen u dit deed, overschreed u de grens."

     Laten we terugkijken en zien of wij de grens gepasseerd zijn of niet. Waar trok Hij de grens bij de Lutheranen? Waar trok Hij de grens bij de Methodisten? Waar trok Hij de grens bij de Baptisten? Bij de Campbellmensen, bij de Nazareners? Bij de Pelgrim Heiligheidsmensen? Buddy Robinsons groep en al die anderen?

92 Waar trok Hij de grens? Op dezelfde plaats waar Hij de grens trok bij Pinksteren. Verga daar. God heb genade! Het doodt me bijna om dit te zeggen. Maar ik ben aan dit Woord verplicht om de waarheid te vertellen. Het is nu eenmaal de waarheid. U zult op die plek vergaan. Zij zal nooit meer herrijzen. Dat is het Woord van de Here.

93 O, u bent aan het veronderstellen. Weet u dat Simson ook een keer veronderstelde? Simson veronderstelde dat het in orde was. God was een goede God. Hij kon met vrouwen uitgaan, hij kon doen wat hij maar wilde en het zou in orde zijn. Hij kon Gods geheimen aan haar uiteen zetten en het zou in orde zijn. Ziet u wat het was? Een vrouw, kerk. De vrouw vertegenwoordigt de kerk in de Bijbel. Delila is die oude Izebel van vandaag. Dat is waar. Dus het eerste, weet u, vond hij zich met haar verwikkeld en zij wikkelde hem om haar vinger en dat heeft zij precies gedaan. En hij ontdekte dat al zijn kracht verdwenen was.

94 Dat is vandaag precies met de kerk gebeurd – verwikkelde zich in deze geloofsbelijdenissen, en menselijke zaken en organisaties, denominaties, en raakte van het Woord van God af in formalisme. En de kerk ziet eruit als de rest van de wereld en handelt als de rest van de wereld. En weet u, het eerste wat u ontdekt is, dat de Heilige Geest verdwenen is. De kracht van het Evangelie is bij u vandaan. Wat is er aan de hand?

95 Ik hoop dat ik u niet kwets, maar ik hoop dat ik u verschroei, zodat u zult... ik zou altijd liever verschroeid willen worden dan verbrand. Daarom, luister! Blijf bij het Woord.

96 Simson, hij veronderstelde dat het in orde was. God was er nog steeds. Dat is wat de kerk dacht toen zij hier uittrok. "Wel, God is er nog steeds. Hij is een goede God. Hij geeft er niet om." U oudgedienden hier, toen uw vader en moeder – ver terug, vijftig of zestig jaar geleden, toen zij uit de organisaties en dergelijke kwamen om vrij te zijn met God, God te aanbidden en de leiding van de Heilige Geest te volgen – uit Egypte kwamen... Als u er met hen over gesproken zoudt hebben, of zij ooit terug zouden zijn gegaan en hetzelfde gedaan zouden hebben als de Egyptenaren (de wereld), dan zouden zij u hebben uitgelachen. Maar ze deden het! Zij deden het. "O, wij veronderstellen dat het wel in orde is." Veronderstel niet. Blijf bij het Woord.

97 U moest een compromis sluiten. Waarover moest u een compromis maken? Uw grote evangelische leerstelling om zelfs in de Wereldraad van Kerken te komen. Wat doet u? U gedraagt zich net als zij. Let op de kerken, hoe zij handelen. Let op de scholen – precies eender. Zelfs onze Holiness [heiligheids] scholen worden zo slechts en dergelijke – de afvalligheid en al het andere dat tussen hen inzit.

98 Wat wij nodig hebben is de kracht van God daarbinnen om tegen die zonde uit te roepen. En precies hier wordt het uitgegoten, dus daar bent u er. Daarvoor worden gaven aan de gemeente gezonden. Maar men onderwijst zoveel theologie en wetenschap en rommel, tot zij de Heilige Geest eruit gegriefd hebben. Dat is de reden waarom het zoveel gebeurt dat onze meisjes voortijdig moeder zijn, enzovoort. Daarom heerst er zoveel zonde onder ons. Daarom kunt u de mensen niets vertellen. Zij raken zo verstikt in de dingen van de wereld en de zorgen van de wereld en de dingen...

     "Alleen om een goed aanzien te hebben bij de kerk, een goed aanzien bij de ouderlingen [presbyters], daarom staan wij hier in een goed blaadje."

99 Wat maakt dat uit? Sta in goede verstandhouding met God! Laat de rest van hen gaan. Als zij willen volgen, laat hen volgen. Willen zij niet, laat hen blijven waar ze zijn. U bent bestemd voor het beloofde land. Zoals God tegen Jozua zei (een zelfde type van deze nieuwelingen die nu uittrekken), Hij zei: "U bent al veertig jaar op deze berg aan het rondzwerven."

100 Wat deden ze daar al die veertig jaar? Vervloekte God hen? Nee, Hij zegende hen. O, zij trouwden en verbouwden goede gewassen en brachten baby's groot en... O, zij hadden een wonderbare tijd. God was met hen. Maar toch was het niet de belofte.

101 Luister, ik ga nu iets zeggen. Het zou u misschien kunnen schroeien, maar luister. Dat is precies wat Pinksteren heeft gedaan. Zij organiseerde zich op werelds niveau, maar ze kreeg nooit de volledige belofte. Zij kwam wel uit Egypte. Zij deed... God droeg zorg voor haar, liet haar wonderen en tekenen en mirakelen zien; maar nooit tot de volheid. U weet dat het de waarheid is. En de oudstrijders stierven. Zo is het precies.

102 Zo ver zijn we nu weer gekomen. Hoe lang hebben wij gezworven? Ongeveer veertig jaar.

     "Gezegend zij God, ik ben van de Enigheid. Halleluja!"

     "God zij gezegend, ik ben van de Assemblies."

     "Glorie aan God, ik ben van de Kerk van God."

     "Wij zijn van dit soort."

     "Wij zijn van dat soort."

103 U bent niets. Zo lang u dit denkt, bent u niets. De Bijbel zei: "Wanneer een mens zich iets verbeeldt, is hij niets." Hij is niets wat hij behoort te zijn. Zo is het precies. U moet uzelf niets verbeelden. Daal af, zodat God u kan leren... Ontledig uzelf. U probeert uzelf helemaal te vullen. Maak u leeg. Dat is het grootste werk voor de gemeente en de individu, om zichzelf leeg te maken. Dat is moeilijk. Maar het is goed.

104 Het doet me even denken aan toen mamma... Toen wij kleine kinderen waren werden wij zeer armelijk grootgebracht en hadden wij niet veel te eten. En ma... of pa haalde altijd wat vleeshuiden bij de bakkerij daarginds, waar zij die hammen en dergelijke dingen hadden gebakken. En mevrouw Goodman, een oude Duitse vrouw, zij... De hammen werden door hen gebakken.

105 Zij sneden dan die huiden van de ham af en pappa ging daarheen om ze te halen. En mamma deed ze dan in de "broodpan". (O, men is de broodpan in mijn land reeds lang vergeten. U, Zuiderlingen niet, natuurlijk.) En men legde die oude vleesvellen daarin en zette ze terug in de oven en bakte die zo uit, weet u; kregen zo het vet eruit om in het maïsbrood te gebruiken. En wij maakten maïskoeken voor ontbijt. Wij hadden gierstestroop en maïskoeken. En daar leefden wij van. Voor een warme maaltijd hadden wij tuinbonen, als het al op was, bruine bonen, of zoiets. En wij aten zulk armoedig eten; enzovoort.

     Mam... Elke zaterdagavond – op een rijtje – gaf ze ons ieder een bad, allemaal in dezelfde tobbe, hetzelfde water. Gewoon telkens wat meer bijschenken, weet u. Achter elkaar, te beginnen met de kleinste en de laatste kreeg het vuil van al de overigen, maar we zijn er gekomen. We hebben het gehaald.

106 Reinheid is niet zozeer dat u de buitenkant wast; maar wat met de binnenkant? Gewitte wanden? Verfraaien de buitenkant van het graf, maar binnenin liggen doodsbeenderen. U bent er vandaag zo dichtbij, alle televisie-uitzendingen en dergelijke, dat u het vuil van uw handen houdt, met die fijne wasmiddelen. En dat is allemaal een leugen.

107 Ik kwam onlangs thuis. Ik had iets op de televisie gezien, of televisie-uitzending over het een en ander, terwijl ik bij het tankstation stond. Die man zei: "O, u hoeft zelfs de vaat niet meer te wassen. Leg het er gewoon in. Het neemt alles dadelijk weg. Zet het dan rechtop."

108 Ik zei: "Meda, ik zal de afwas voor je doen. Ik wil het echt." Ik ging een fles van dat spul halen en ik zei toen: "Ik doe de afwas." En ik dompelde het erin en het zeepsop steeg ongeveer zo hoog. En ik deed de borden erin en liet ze daar een half uur instaan, en toen ik ze eruit haalde, zat er nog volop ei aan. Wat een onzin!

     Daarvan krijgt men al deze... Wanneer u al deze geweldige reclame hoort, wanneer alles zo aangeprezen wordt, is het allemaal niets waard. Als het produkt goed is verkoopt het zichzelf.

109 Zo gaat het met die ouderwetse godsdienst. Je hoeft daarbuiten geen grootscheepse dingen en grote organisaties te hebben. Het verkoopt zichzelf, wanneer het de kracht van de Heilige Geest heeft. U hebt heel wat zonde-wegname die luidt: "Voeg u hierbij" en "Wij zijn de heilige zus en de heilige zo." Het is de heilige niets, zo is het. God is de Enige die zonde kan wegnemen: het Bloed van Jezus Christus. En Hij doet het wanneer u in Zijn wastobbe valt. Zo is het. Hij is de Enige die het kan doen.

110 Maar Simson veronderstelde dat alles in orde was. God had net nog zoveel dingen voor hem gedaan. Dit is wat wij dachten – God heeft zoveel dingen gedaan. Israël dacht hetzelfde: "Wel, God heeft het eerder gedaan. Wat als wij dit doen. Het maakt ons niet uit. God is met ons." Zij veronderstelden dat het goed was. Maar zij kwamen er achter dat de strijd anders verliep.

111 Nu, wanneer wij optrekken om het land in te nemen ontdekken we dat wij in dezelfde toestand verkeren. Dat is waar. Weet u dat Achan hetzelfde dacht. Hij had de geboden van God om niets uit die vervloekte stad te nemen. (Ik heb nog ongeveer twaalf minuten. Ik moet nog naar dat motel gaan. Ik wil dit nog wat steviger vastmaken, ziet u.) Kijk hier. Dat is precies wat wij hebben gedaan. Een prachtig Babylonisch kleed, dat Achan nam, en een staaf. Hij dacht... Die stad was vervloekt en alles daarin was vervloekt. En de denominaties zijn bewezen vervloekt te zijn. Dat klinkt afschuwelijk, maar het is de waarheid.

112 Zoals ik een poosje geleden over mijn moeder vertelde, liet zij ons elke zaterdagavond... Omdat wij dit armelijke voedsel aten, liet zij ons een grote dosis levertraan innemen. Telkens weer kon ik de reuk van dat spul niet verdragen. U kunt het in deze zaal brengen en ik begin te kokhalzen. Ik kan er niet tegen; nog niet zóveel ervan. En als ik het moest innemen hield ik mijn neus dicht. Als ik aan de beurt was, zei ik: "Mamma, ik kan dat spul niet innemen. Het laat me kokhalzen." Ze zei: "Als het je niet laat kokhalzen en goed misselijk maakt, doet het je geen enkel goed."

113 Zo gaat het bij het prediken van het Woord. Als het u niet doet kokhalzen en in beroering brengt en tot lezen drijft... Stap uit die oude geloofsbelijdenissen en ga het Woord in. Doorzoek en zie of die juist zijn. Ja. Anders zal het u geen goed doen. Het zal uw geestelijke eetlust bevorderen. Jazeker. Het maakt dat u goed start.

114 Dat is grof, een harde manier van uitdrukken. Maar het is de enige methode die ik heb. Ik ben zelf primitief en heb geen opleiding genoten. Ik moet gewoon... Alles... zoals Johannes. Het enige waar hij van wist was: slangen en bijlen en dingen uit de woestijn. En het enige wat ik ken is enkel wat ik weet en dat is al wat ik weet. Dus ik moet het gewoon zeggen zoals ik het zie en de manier waarop het naar me toekomt. Het zou heel wat netter en mooier dan dit uitgedrukt kunnen worden. Maar u weet waarover ik spreek. Daar gaat het om, ziet u. U weet wat ik bedoel. Dat is genoeg. U moet terugkeren naar het Woord; zorg dat u wegkomt bij al deze ouwe rommel vandaan. Goed.

115 Nu, Achan dacht dat het wel goed zou zijn. "Ik neem deze mooie kleine staaf en het zal een mooie uitrusting zijn. En ik zal dit aardige dingetje hier hebben en ik zal de opziener zijn", enzovoort. "En het zal in orde zijn." Maar het was vervloekt. In die afvallige plaats was alles vervloekt.

     En zo is het vandaag. Wij wensen geen Achans, wij willen geen... Zij konden nooit verder gaan en een strijd winnen, totdat die zaak vernietigd was. Zo is het. Jazeker.

116 De Egyptenaren veronderstelden dat het in orde zou zijn. Israël trok door de Dode Zee. Waarom zouden zij het niet kunnen? Onbesneden. Hadden de zegeningen van het verbond niet. Zij veronderstelden dat het in orde was. Maar zij kwamen er achter... zij verdronken. U kunt niet door dit... u kunt niet in de gemeenschap met God komen en dogma's meebrengen, die door de wereld zijn samengesteld. U verdrinkt, u komt daarmee om. U zult Gods weg moeten gaan of helemaal niet. U zult zich achter het Woord moeten scharen, of u staat ernaast. U sterft daar.

     Maar Egypte dacht: "Wel, zij zijn erdoor getrokken. Ik ben... wij zijn betere mannen dan zij. Wij zijn gezonder, sterker, wijzer. Wel, die knapen kunnen hun naam niet eens schrijven. Wij zijn meesters." Maar de meesters kwamen niet erg ver. God acht meesterschap niet zoals de mensen denken. Zo is het.

117 In Noachs tijd dacht men: "Als het nu komt... Welnu, als er een geweldige regen komt... Nooit is er een geweest, maar als die komt, o, wij hebben schepen en boten."

     U zegt: "Die hadden zij niet." Die hadden zij wel!

118 Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Noach..." Hetzelfde soort. Men graaft nu steden en dergelijke op, die gezonken zijn, met allerlei moderne waterwerken; het was hier in Mexico, een paar jaar geleden; van alles. Zeker. Er is niets nieuws onder de zon.

     "We zullen onze eigen schepen bevaren."

119 Zij veronderstelden dat ze in orde waren. Maar God had één schip dat zou drijven en de rest zou zinken. Maar zij veronderstelden dat hun schip het zou uithouden – overal zou drijven waar deze heenging – ongeacht of het schriftuurlijk gemaakt was of niet.

     Ik zou hier iets kunnen zeggen. Luister. Zo is het vandaag. U denkt dat de zaak zal drijven, dat het goed zal zijn of het schriftuurlijk is of niet. Het zal echt schriftuurlijk moeten zijn!

120 God vertelde Noach de ark van goferhout te maken en dat hout is lichter dan balsem. Het is leeg van binnen, gewoon een grote holle spons. O, ik zou daarvan een balk van hier tot daar kunnen oppakken tot het eind van de muur daar en hij zou 1,80 meter dik kunnen zijn. Ik zou hem op mijn schouders kunnen leggen en ermee wegwandelen. Het is alleen maar spons. Het is helemaal leeg van binnen – goferhout.

121 Wat deed hij daarna? Dat stelde u voor. U zult alles – al uw geloofsbelijdenissen en leerstellingen – uit u moeten verwijderen. Wat deed Hij toen? Hij zei: "Bepek het van binnen en van buiten." Hoe werd het bepekt? Men hakte een boom om en sloeg erop. Sloeg het leven eruit, de pek eruit en nam toen de hete pek en goot het erin en al die lege gaten zogen het op. Dan is het veel harder dan welk soort staal ook. Je kunt het niet indeuken. Dat is de reden dat het de oordelen doorstond.

122 Eén moest er neergeslagen worden: de Rechtvaardige, Christus. Wij maken ons geheel leeg en laten de Heilige Geest binnenkomen, het Woord van God binnenkomen. Dat plaatst u. Oordelen... "Wanneer Ik het bloed zie, zal Ik u voorbijgaan." Zo moet het. Ja. Maar zij dachten dat het niet uitmaakte, ziet u. Het was goed. Zij veronderstelden dat het in orde zou zijn.

     Zo is het vandaag. Men zegt: "Onze denominatie is, denk ik, wel goed."

     "O, vertel me niets. Ik ben... de dagen van wonderen... Zoiets dergelijks bestaat niet. Het is wel in orde. Zijn wij dan geen kerk?"

123 Ga uw gang. Val regelrecht in het oordeel. Dat is in orde. Er zijn zoveel verschillende organisaties, dat het een verwarring geeft. Mensen die maar veronderstellen dat het in orde is, gaan gewoon verder. Wij weten niet wie gelijk heeft. Welke is dan goed? Geef ze de Woordtest. Dit is wat zegt of het wel of niet goed is, ziet u.

124 Weet u, Deuteronomium 22:18 [Numeri 12:6 – Vert], zei: "Als er onder u iemand is die geestelijk is of een profeet, Ik, de Here, zal tot hem spreken. Als hij dan met de Schrift is, zal het geschieden dat hij spreekt. Het zal goed zijn." Ziet u?

125 Markus 16 zei: "Deze tekenen zullen de gelovigen volgen." In Johannes 14:12 zei Jezus: "Wie in Mij gelooft, de werken die Ik doe zal hij ook doen." Daar zijn we. Nu komen we waar we wezen moeten.

126 Toen Johannes optrad om aan te kondigen, welke de juiste weg was... hadden de Farizeeërs hun weg, hadden de Sadduceeërs hun weg, hadden de tollenaren hun weg, hadden verscheidenen hun weg – hun denominaties, hun organisaties. Johannes ging naar geen van hun scholen. Hij trok de woestijn in en wachtte. Hij bestudeerde het Woord. Allereerst, weet u, vertelde God hem daar buiten in de woestijn dat deze Messias een teken zou hebben dat Hem volgde, zoals Hij altijd deed – waarover wij gisteravond gesproken hebben.

127 Dus wachtte Johannes. Hij sloot zich bij geen van hen aan. Hij wachtte gewoon tot hij zeker was. Hij veronderstelde geen enkel ding. Hij zei niet: "Nu, wacht even. Daar zijn de Farizeeërs. Het zijn goede mensen, het zijn heiligheids-mensen. Jazeker, zij hebben gelijk." Hij zei niet: "Ik veronderstel dat zij het bij het rechte eind hebben." Dat hadden ze niet. God... Johannes wachtte op het teken. Johannes wachtte totdat hij zeker was, ziet u. Zeker deed hij dat. Hij veronderstelde niet. Hij heeft gewacht tot hij het echte teken van de Messias zag.

128 Nathanaël, hij was zo prikkelbaar als hij maar kon zijn. Hij zei gewoon: "Ik geloof het niet. Ik zal het moeten zien." Toen hij daar aangekomen was en zag dat Hij de Messias was, toen was hij tevreden. Hij veronderstelde niet. Hij wachtte gewoon tot hij gezien had.

129 De koningin van Scheba, zij wachtte tot zij het zag. Ze zei: "Nu, het is een lange..." Zij was een heidense, weet u. Ze zei: "Als ik daar heenga, al deze dingen, wat zal ik doen?", enzovoort. "Ik begrijp dat er een... dat hun God in een man leeft die Salomo heet, hun koning. Men had hem zo lief dat men hem tot koning maakte. En ik... Als Hij God is... Ik lees deze woorden. Als dit teken in die man is, dan spreekt die man over God. Ik ga eens kijken."

130 Dus zadelde zij haar kamelen en trok dwars door de woestijn, kwam daar aan en sloeg haar tent op en wachtte, zie. En ze wachtte. En de eerste dag zat zij misschien helemaal achter in de kerk. En ze zag voorganger Salomo de tempel binnenkomen en al zijn mannen om hem heen geschaard. En o, zij hadden iets geweldigs daar. Zij wilde zeker zijn dat zij het goed zag.

131 Dus het eerste, weet u, was dat zij opmerkte dat de onderscheiding gewoon perfect was. Tenslotte werd haar gebedskaart genoemd en zij stond op en ging naar het podium. En de Bijbel zei dat er omtrent haar niets was, wat Salomo niet wist. Dat is waar. Zij veronderstelde niet meer.

132 Ze zei: "Alles wat ik heb gehoord is de waarheid en meer. Het is zelfs geweldiger dan wat mij verteld werd." Ze zei: "Welgelukzalig zijn de mannen die hier met u zijn en deze dingen dag aan dag kunnen zien gebeuren. Laat mij enkel een weinig aarde hier vandaan meenemen zodat wanneer ik teruggekeerd ben, ik erop kan knielen. Laat uw God mijn God wezen." Zij was niet iets aan het veronderstellen. Zij sloeg gade en wachtte tot zij het echte teken van God zag.

133 De vrouw aan de bron, zij wist dat er een Messias zou komen. Zij wist wat Hij zou doen. Dus het gaf niet wat men deed... zij veronderstelde niet, maar zodra zij dàt zag, keek zij en zei: "Wacht eens even. U moet een profeet zijn." (Hij zag er als een gewone man uit.) Ze zei: "Wij weten dat er één komt. De Messias zal deze en die dingen doen."

     Hij zei: "Ik ben het."

     Toen ging ze regelrecht naar de stad en veronderstelde niet: "Kom voor de dag, u mannen en breng al uw leerstellingen en al uw geloofsboeken, enzovoort, en laat ons zien of dit de Messias is. Laat ons... indien het mogelijk zou kunnen zijn." Zij veronderstelde niets. Ze zei: "Kom, kijk Wie ik gevonden heb." Amen! Ja. "Kom kijken. Wij hebben het ontdekt!" Er is geen vergissing over. Zij veronderstelde niet iets. Ze wist waar zij over sprak. Ze wist dat zij het bij het rechte eind had.

134 De discipelen op Pinksteren. Wat als zij gezegd zouden hebben: "Nu wacht, laat eens kijken. Het is een... Laat eens zien. Jezus gaf ons een opdracht. Hij zei ons hier naartoe te komen. Wij weten dat onze God niet liegen kan." (Kijk hoe onschuldig, hoe gluiperig zonde is!) "Hij vertelde ons dat wij de Heilige Geest zouden ontvangen wanneer wij hier kwamen." (Ik ga even... Luister naar deze doctor.) "O, weet u... Andreas, kom eens even hier."

     "Ja, ja meneer."

     "Mattheüs, wat denk jij ervan?"

     "O, Johannes, kom hierheen. Nu, jullie weten dat onze Heer niet liegen kan."

     "Dat is waar."

     "Hij vertelde ons hier te wachten tot wij de belofte van de Vader ontvangen hadden, en wij zouden de Heilige Geest ontvangen. Jullie herinneren je, dat Hij Zijn handen ophief en over ons uitspreidde en op ons blies en zei: 'Ontvang gij de Heilige Geest.'"

     "Ja."

     "Wel, laat mij u vertellen, broeders, ik geloof dat wij het hebben. Ik veronderstel dat wij het gekregen hebben." (O, u armzalige huichelaar.) "Ik geloof dat wij het hebben. Ik denk dat we het door geloof moeten aanvaarden."

135 U Baptisten! "Wij aanvaarden het door geloof." Door geloof? Niets daarvan! Het is een ervaring.

136 Ik kan daar Petrus, die getrainde man, die met Jezus leefde, zien opstaan en zeggen: "Wacht even, dat is niet schriftuurlijk."

     "Wel, ik veronderstel dat wij het hebben."

     "Nonsens."

     "Wij behoorden met onze bediening te starten. Wel, we zijn hier al negen dagen. Waar wachten wij op?"

     "Hij heeft gezegd: 'totdat', nietwaar? Totdat! Niet negen dagen, tien dagen, of vijftig, of honderd. Hij zei: 'Wacht totdat...'"

137 Daar is het waar wij onze fout maakten. Jazeker. Met te veronderstellen dat het in orde is. Velen van ons veronderstellen, omdat wij spreken in tongen kregen, dat dit alles was wat wij moesten doen. Ja. Wij bleven daarbij en spraken in tongen. Iemand bemoedigde ons en wij spraken in tongen. We namen aan dat dit goed was, gingen verder via de achterdeur.

138 Dat is de reden waarom u vrouwen nog steeds uw haar kort knipt, zich opmaakt en shorts draagt. Dat is de reden, waarom u mannen nog steeds uw dingen hebt en doorgaat met de wijze waarop u doet. U veronderstelt alleen maar. Dat is waar. Stop ermee! Stop ermee! Keer terug naar het Woord. Vergeet het niet.

139 Ik kan Simon zien opstaan en zeggen: "Wacht een moment. Jesaja heeft gezegd: 'Gebod op gebod, regel op regel, hier een weinig en daar een weinig.'" (O my! Ik kan zien dat hij naar de Schriften terugverwijst.) "Wij gaan niet iets veronderstellen. Wij zullen hier wachten tot er iets gebeurt." Zo is het.

140 "Wel, ik zal u zeggen, broeders. Laat ze doen wat zij willen. Wij organiseren gewoon onze eigen kleine groep en wij noemen ons zo-en-zo. En laat hen blijven als zij fanatiek willen zijn." Daar bent u er. Zo is het.

141 Blijf bij het Woord! Paulus zei: "Zij gingen uit ons midden weg omdat zij niet van ons waren." Dat is waar. Jazeker.

     O, hoeveel zou ik kunnen... Ik heb hier zoveel Schriftgedeelten opgeschreven, dat het me heel de dag zou kosten. En ik kan gewoon niet langer blijven. Enkel veronderstellen, veronderstellen – is al wat men doet, denkend dat het in orde is, veronderstellend dat het goed is.

142 Daniël. Men veronderstelde daarginds in... Zij veronderstelden dat het goed was om Gods heilige vaten te nemen en daaruit te drinken. Zij veronderstelden dat het in orde was om te lachen om mensen die de Heilige Geest hadden, en dat het in orde was om de gek met hen te steken. De Bijbel zei: "Het ware beter voor u, dat een molensteen om uw hals gehangen werd en u in de diepte der zee verdronken werd, dan ook maar één van de geringsten van deze Mijn kleinen te krenken."

143 Broeder, ik zie die mensen door de straten lopen, die uitgestrekte wellustige halzen, op hakken, ongeveer zó hoog, vrouwen van voren en van achteren uitpuilend, omgeven zoals dat.

144 En een zekere vrouw zei tegen mij (een Pinkstervrouw!), ze zei (die deze kleine korte rokjes droeg, ongeveer halverwege boven haar knieën, weet u), ze zei: "O, broeder Branham, dat is het enige wat er gemaakt wordt."

145 Er worden naaimachines gemaakt en stoffen verkocht. Ziet u, die oude vuile geest is in u. Waarom zou een Pinkstervrouw zich zo willen gedragen? Ik... Zij is niet van Pinksteren; zij heeft de naam van Pinksteren genomen. Ik kan hier maar beter snel vanaf stappen en de volgende bladzij nemen. O my!

     Mozes. Wat als hij zou hebben verondersteld? Veronderstel niet; blijf bij het Woord. Accepteer niets anders. Blijf precies bij wat God heeft gezegd. Blijf bij het Woord. Amen.

146 God is eraan verplicht. God is verbonden aan Zijn Woord. En als het Woord in u is, is Hij aan u verplicht met Zijn Woord. Maar als u zoals Eva doet – een klein spatje ervan betwijfelt en iets daarvoor in de plaats schuift – staat u er gelijk buiten. Blijf bij het Woord. Laten we niet iets veronderstellen. Laten we gewoon nemen wat het Woord zegt en het geloven. Wilt u dat doen?

     Nu kijk, vriend. Dat is hard en ik moet over ongeveer vijf of tien minuten daar op die plaats zijn en ik moet gaan. Dus ik... gewoonlijk duren mijn predikingen veel langer, doch ik moet vertrekken. Maar God zegene u. Ik heb u lief. Ik wil niet gemeen zijn. Het is niet mijn bedoeling om te moeten hakken en tieren. Menigmaal snijdt het mij erger dan het u doet. Maar broeder, zuster, op een dag zal ik u daarginds ontmoeten. En wat, als ik daar sta en Hij om zich heen keek naar mij en zei: "Gij bedrieger! Hun bloed wordt van uw handen geëist!" Ziet u, omdat ik anders weet... En wee mij, als ik het niet vertel.

     U kunt nu... Ik bid alleen dat u geen ruzie met mij wilt maken, maar het Woord zult nemen en wilt gaan zitten om uit te vinden of dit de waarheid is. Onderzoek deze organisaties, denominaties. Ga terug. U bent het uzelf verschuldigd. Wat, als er iets was dat u lichamelijk schade zou aanbrengen, u zou alles doen wat in de wereld mogelijk was; advocaten, procureurs en van alles nemen om u te beschermen, een lijfwacht hebben als uw leven bedreigd werd – van alles zou u doen, ziet u. Wat met uw ziel, als uw eeuwig leven aangetast wordt?

147 U behoorde terug te kijken om te zien wat er met organisaties is gebeurd, wat er altijd mee gebeurd is. Ik ben niet tegen organisatie, tegen de mensen daarin. Ik ben niet tegen de Katholiek. Ik ben niet tegen de Baptist, de Presbyteriaan. O, als ik vanmorgen hier in deze kerk vroeg...

148 Ik dank de Here dat Hij mij miljoenen vrienden rondom de wereld gegeven heeft en zij zijn Katholiek, Baptist, Presbyteriaan. Wat is de oorzaak? Nu, die Christelijke Zakenlieden waarmee ik op dit ogenblik ben, en met welke mensen ik over de hele wereld ga. Hoe komt dat? Ik vertel ze precies hetzelfde als wat ik een ander vertel. En ik zei dit onlangs in een samenkomst. En een van de topmannen stond op en zei: "Daarom hebben wij u bij ons." Hij zei: "U blijft bij het Woord en het houdt ons ermee in lijn." Jazeker.

149 Mensen bewonderen je als je de waarheid zult vertellen. Hoevelen van u, meisjes, waarderen een goede ouderwetse moeder, die de roede niet gespaard heeft, maar u in lijn hield? Waardeer je haar? Wat omtrent deze oude, grijsharige vader, die vandaag in de begraafplaats ligt? Hebt u hem lief? Waarom? Hij was een vader. Jazeker. Maar diegene die toeliet... Ik zag onlangs een jongen die stal en van alles deed en maar doorging. Wel, zijn moeder hield hem de hand boven het hoofd. Hij zei: "Als mijn moeder mij (hij ging de gevangenis in) die dingen terug had laten brengen, zou ik hier vandaag niet heengaan." Zo is het, zie. Wees niet slap. God verlangt dat u staat op wat de waarheid is. Amen! Laten wij ons hoofd voor een ogenblik buigen.

150 Onze hemelse Vader, ik weet het niet. We zullen elkaar misschien nooit meer op deze wijze ontmoeten. Dit kan wel onze laatste ochtend tezamen zijn. Ik weet het niet. Ik bid U om genadig te zijn, Vader. Schenk Uw zegeningen aan deze mensen. En ik weet dat het soms snijdt, Heer, en... Maar het is een zwaard, het is een scherp... Uw Bijbel, in het boek van Hebreeën, zei: "Het Woord van God is scherper dan een tweesnijdend zwaard." En dit Zwaard kan alleen gehanteerd worden door de hand van geloof, die met een definitieve roeping, en met een Geest van God geruggesteund wordt, om te staven en te tonen dat het God is – met de Geest die bewijzen kan dat het waar is. Maar God, mogen de mensen het zien.

151 Dit nederig klein voorkomen van mijn broeder hier, broeder en zuster Littlefield, de twee zijn een. En zijn liefde en zijn liefdadigheid... Ik herinner me, dat U op een keer naar een man werd geroepen. Hij was een Romein. Doch zij zeiden: "Hij heeft grote dingen voor ons volk gedaan. Hij heeft een synagoge voor ons gebouwd. Hij is het waard."

     God, onder de zalving aan de zijde van de man zittend, weet ik dat hij diep in zijn hart mij liefheeft en het gelooft. Hij weet het en ik heb hem lief. U weet dat, Heer. En ik vertelde hem dat de uren niet te lang en de avonden niet te donker of de regenbui niet te zwaar zouden kunnen zijn, doch telkens wanneer ik mijn hart met hem kon verenigen om voor zijn kleine samenkomst te bidden, zou ik alles doen wat ik kon... Zolang het niet tegen Uw leiding was, zou ik het doen. Hij voelt hetzelfde met mij.

152 Moge mijn zegeningen nu op hem rusten, Heer. Sta het toe, Heer. Zijn kleine gemeente hier... Toen ik hier enkele ogenblikken geleden met de jongens in de zaal stond en hem hoorde vertellen... Toen iemand zei: "Wat zult u met de armen doen?" zei hij: "Ik zal ze met me meenemen." Zo is het, Heer. Dat is de Geest van Christus in hem, zoals Mozes zichzelf in de bres wierp en zei: "Heer, neem mij. Laat hen gaan." – de Geest van Christus in hem.

     Ik bid dat U broeder Littlefield en zuster Littlefield wilt helpen. Geef hen, Heer, de kracht van de Geest van God. Mogen zij gezegend zijn. Moge hun... mogen zij die mensen lichamelijk en geestelijk voeden, Heer. Sta het toe, Heer.

     Zegen de kleine gemeente, zegen de diakenen, de beheerders. Moge de kleine gemeente standhouden. En van deze kleine plaats hier, wanneer de opname komt, mogen er letterlijk dozijnen zijn die hier weggaan in de opname. Zie deze oude mannen, zwak; deze oude vrouwen, grijs geworden, gerimpeld in het gezicht; zie haar en vader met hun kinderen om zich heen, hun kleinkinderen daar allemaal staan... Plotseling zien ze grootvader in een jongeman veranderen, grootmoeder... dan weggaan!

O, dit kleed van vlees zal afvallen
En we zullen opstijgen,
Vastgrijpend de eeuwigdurende prijs.
Terwijl wij jubelend door de lucht roepen:
"Vaarwel, vaarwel!"

     Ik bid, God, dat U hen wilt zegenen.

     En als ik iets verkeerd heb gedaan, als ik iemand gesneden of zeer gedaan heb, Heer, heb ik het op die wijze niet willen doen. Misschien was er iets dat afgehakt moest worden. Dus leg ik gewoon het Woord daar neer. Het is een zaad. Laat het nu als een grote oogst tevoorschijn komen. Moge er zo'n geest in deze gemeente komen, Heer, dat de kracht van God door alle streken hier in de omtrek bekend zal worden.

     Mogen van hieruit zendelingen uitgaan, van hier beroemde voorgangers uitgaan. Sta het toe, Heer. Geef hun voedsel, schapenvoedsel, Heer. Zij verlangen schapenvoedsel, Uw Woord.

     Verheerlijk Uzelf in ons midden, Vader, door Jezus' Naam. Nu Heer, als er hier vandaag diegenen zijn die U niet kennen, mogen zij U nu aannemen in de Naam van de Here Jezus.

153 Terwijl we ons hoofd gebogen hebben, wil ik een oprechte vraag beantwoord hebben. Voelt u dat u in het licht van God wandelt? Ik ga u niet vragen of u er niet in wandelt; natuurlijk bent u nu aan het veronderstellen. Maar diep in uw hart weet u dat er in die Bijbel dingen voor u geschreven staan om te doen, die u niet doet. En zolang u zo doet... Vrienden, veronderstel niet. Laat ons in orde zijn. U zult niet naar uw geloofsbelijdenissen geoordeeld worden. U zult niet naar uw gevoel geoordeeld worden. U zult geoordeeld worden door het Woord. En als u weet dat u verkeerd bent geweest, met elk hoofd gebogen en met elk oog gesloten, wilt u even uw hand opsteken en zeggen: "Bid voor mij, broeder Branham? Ik bid nu dat God mij helpen zal."

     God zegene u. God zegene u. God zegene u en u, u, u, u. God zegene u. Dat is fijn. Wees eerlijk. God zegene u, dame. God zegene u. Prijs God! Ik zie u.

     Ik zag een vrouw genezen worden, op slag – ziek, terwijl ze hier zit – omdat zij haar hand opstak. Zij was eerlijk, ze werd genezen.

     God zegene u, meneer. Ja. U zegt: "Broeder Branham, hoe weet u dat?" Ik weet het. Jazeker. God zij met u. Wees eerlijk. Ik weet dat ik niet... God zegene u, u, u, u. Ja. Dozijnen van hen. God zegene u. Hij ziet... Hij...

154 Ik mag misschien uw hand missen, maar Hij niet. Hij is oneindig. Hij kende elke mug die op de aarde zou zijn voordat de aarde geschapen was; hoeveel keren hij met zijn ogen zou knipperen en hoeveel talg hij zou vormen. Zeker, het is Gods gesproken Woord, elk deeltje ervan.

155 Hij weet het... Hij is oneindig. Hij weet wat... Oneindig. Het Woord komt van oneindig, ziet u. Het is gewoon oneindig. Er is geen uitleg daarover; u kunt het niet verklaren; het is eeuwig. Hij is eeuwig. Hij weet alles, zelfs een gedachte. Elke gedachte die u ooit zou denken, Hij wist het voor u ook maar geboren was.

156 Dat is de reden waarom Hij door voorkennis kon uitverkiezen. Hij weet wat u van plan bent te doen. Hij kan het allemaal laten werken tot Zijn glorie.

     God zegene u. Ik ben tot u gekomen in de Naam van de Here. Terwijl u uw hoofden gebogen hebt... Ik heb geprobeerd. Ik heb verschrikkelijk hard gepredikt, maar het is waar. Nu hebben wij gisteravond een genezingsdienst gehad, maar ik voel me geleid nu iets te doen. Ik zie nog steeds mensen hier die ziek en behoeftig zijn. Laat God spreken of ik u de waarheid heb verteld of niet. Laat God tot u spreken.

157 Hemelse Vader, spreek nu. Ik heb gesproken. Spreekt U nu, om te bewijzen dat het waar is. Sta het toe, Heer, in Jezus' Naam. Nu, ik wil dat iedereen hier die ziek is... Ik wil tot een getuigenis minstens twee of drie krijgen, voordat ik hier wegga en de dienst overgeef aan broeder Littlefield. Wees nu in gebed.

     Bidt nu en zegt: "Here Jezus, in de Bijbel wordt gezegd, dat wij een Hogepriester hebben die aangeraakt kan worden door het voelen van onze zwakheden." Nu, als deze Hogepriester Jezus Christus is... Allen die dat geloven, zegt: "Amen." Gelooft u dat Jezus de Zoon van God is, Jehova's Zoon? Gelooft u dat Hij leeft? En is Hij nu gezeten op de troon van God, levend voor altijd om voorspraak te doen op onze belijdenis? En als Hij een levende Hogepriester is, hoe deed Hij dat?

158 Toen Hij hier op aarde een Hogepriester was, raakte op een dag een vrouw Zijn kleed aan en Hij draaide Zich om en vertelde haar dat haar bloedvloeiing was opgehouden. Was dat de handeling van de Hogepriester? Dan is Hij een eeuwige Hogepriester. Dan is Hij gisteren, heden en voor altijd Dezelfde.

159 Nu, Hij is de wijnstok. Laat ik gewoon mezelf nemen – als u het toe wilt staan en God mij genadig wil zijn – zal ik de rank zijn. Laat hem Zijn vruchten dragen en zien of wij aan de eindtijd zijn of niet. Bidt.

     Ik zie het een jongeman overschaduwen, maar ik ken de man. Ik zie dat Licht precies boven een jongen hangen, die mij regelrecht aankijkt, maar ik ken hem. Hij is al eens eerder genezen. Hij zal nu in orde gaan zijn. Ik zal er geen woord over zeggen.

160 Hier is het precies boven, hier dichtbij me, ongeveer de tweede of derde rij daar. Het hangt boven een vrouw die complicaties heeft. Ik ken haar niet. Ik hoop dat ze het grijpt. Heer, vertel me wie zij is? Mevrouw Cox, geloof! Gelooft u? U kunt ontvangen waarom u vraagt.

161 Een vrouw die dichtbij zit, zeer dicht, zij heeft aanvallen van benauwdheid. Ik ben een vreemdeling voor u. Ik ken u niet. Mevrouw Allaway. Ik heb de vrouw nog nooit in mijn leven gezien. Gelooft u? Amen. Heb geloof. Twijfel niet. Nu, gelooft u het? Wat gebeurde? Zij raakte de Hogepriester aan. Kunt u het begrijpen?

162 Wat met u die daar zit, dame die bidt, en die huiselijke problemen hebt? Mevrouw Miller, hij deed verkeerd, ging er met die vrouw vandoor. Ik heb de vrouw nooit in mijn leven gezien. God in de hemel weet dat het waar is. Wat heeft zij gedaan? Zij heeft mij niet aangeraakt. Zij is negen meter bij me vandaan. Maar zij raakte de Hogepriester aan.

     Wat is het? Dit Evangelie dat ik tot u gepredikt heb is de waarheid! Gelooft u het? Wandel dan in het Licht. Wandel in het licht van het Evangelie. Geloof Hem met heel uw hart. Wilt u Hem aannemen? Wilt u afstand doen van alle geloofsbelijdenissen en al het overige en de Messias aannemen? De Heilige Geest van Christus? Gelooft u het? Steek van ganser harte uw hand op. Nu, wat betekent dit hier?

163 Hoeveel hebben wij gehad? Waren dat er twee of drie? Drie? Dat is genoeg. Ik zie het over een man hangen, hier in de hoek. Wat ben ik u aan het vertellen? Dat ben ik niet die het u vertelt; dat is God die nu tot u spreekt. Een man kan van alles zeggen. Wij hebben zoveel onechtheid rondgaan dat onderscheiding wordt genoemd. "De Here vertelt mij dat iemand hier een nierkwaal heeft. Wie is het, waar komen ze vandaan, wat is er met ze aan de hand?" Het zijn voorstellingen, veronderstellend. Beseft u niet wat de Schrift zegt over deze laatste dag? Beseft u niet dat het laatste wat wij verondersteld worden te ontvangen...? Wat werd er in Maleachi 4 gezegd? Net voor de avondschemeringen zouden vallen?

164 "O", zegt u, "dat werd vervuld in Johannes." Dat werd het niet! Maleachi 3 werd vervuld toen Johannes kwam.

165 Maleachi 4 zei: "Net voor de dag dat de Here de aarde zal oordelen en haar met vuur zal verbranden..." Wanneer dan God de aarde niet met vuur verbrandde toen Johannes kwam, dan is het die tijd niet geweest. Hij was Maleachi 3. Maleachi 4 zal er nu spoedig zijn. Wanneer het verondersteld wordt te gebeuren is nu.

166 Wij veronderstellen nu niet iets, wij zien het. Wij weten dat God hier is – de Heilige Geest, de grote... de God van Elia, de Heilige Geest, de getuige van de laatste dag – die zijn bediening precies in de gemeente trekt, hetzelfde wat onze Heer deed.

167 De Hogepriester daalt af van de troon naar de gemeente. En de gemeente stapelt zich zelf op met het Woord, omdat Hij alleen maar tot het Woord kan komen. Hij is het Woord. Het Woord kan niet tot de almanak komen. Het zal niet passen.

168 Dus moet het Woord naar het Woord komen. "Indien gij in Mij blijft en Mijn Woord in u..." De mens zal heel het Woord van God leven. Dat is het. Gelooft u het? Aanvaardt het dan. Laten we bidden.

     Dank U, Heer. Als ik nooit meer naar deze lieflijke gemeente terugkom, is op de oordeelsdag het bloed van mijn handen. Ik heb gehakt en verscheurd en alles gedaan, Heer. Het scheen er naar uit te zien of het genoeg was om een persoon te doden. Als men toch doorgaat – en deze geluidsbanden hier ter plaatse, deze gaan allemaal over de wereld – als men doorgaat nadat men dit ziet en weet dat het een magnetische band is... deze dingen gebeuren (geen gissing, niet iets wat u veronderstelt; maar iets dat geestelijk geopenbaard wordt in het Woord, en bewezen wordt te gebeuren), dan is in ons midden vanmorgen die Beminnelijke, die Heilige Geest, die op die dag daar zal staan en dit in onze herinnering zal brengen. Gods grote magnetische band zal op die dag worden afgespeeld.

     God, wees mij nu genadig. Wees de gemeente genadig. Wees dit gehoor hier vanmorgen genadig. Wees de arme mensen genadig, Heer. Velen van hen worden in allerlei richtingen geleid door valse profeten die hen misleiden [Broeder Branham huilt het uit – Vert], leugenachtige wonderen, onschriftuurlijk; bloed, vuur, rook. O God, onschriftuurlijk, misleidend.

     De Bijbel zei dat het zo zou zijn! God, ze denken dat je probeert iets omver te stoten. Wat kan ik doen, God? Ik weet niet wat te doen, God. Ze denken wellicht dat je probeert een weetal te zijn, of... ik smeek dat U het in hun hart wilt rechttrekken, Heer. Laat hun weten dat U het bent. Het is de Heilige Geest die bewijst dat Zijn Woord waar is.

169 Er waren een poosje geleden zoveel handen die omhoog gingen, Heer, kerkleden en van alles, die hun hand opstaken. U openbaarde elke hand toen die omhoog ging, daar is hun hart, dit is wat het is – ziende hun toestand, sommigen met onbeleden zonde. O God wees genadig. Ik smeek dat ieder die zijn hand opstak nooit daar in het oordeel van God zal hoeven staan. Mogen zij het oordeel ontsnappen en in de opname gaan, zoals Noach over het oordeel voer, sta het toe, Heer, zoals Abraham buiten het oordeel stond. Heb genade, smeek ik U.

     Zegen deze mensen nu. Vergeef hun zonden. Moge de lieflijkheid, zachtheid en tederheid van de Heilige Geest op ieder van hen rusten. Gij zijt God, en ik heb U lief, Here. O, ik aanbid U, Gij Roos van Saron, Lelie der valleien. O, als ik mijn arm zou kunnen uitreiken en om U heen slaan, Heer. Ik ben niet waard om... laat me uw voet, of iets aanraken, Vader.

170 Ik weet dat U hier staat, precies hier op het podium, die Glorieuze met nagel-wonden, zo dichtbij, zo... in een andere wereld, die in een andere dimensie hier staat. Wij zien Uw aandrang en kracht van Uw Heilige Geest onder ons vlees bewegen, Heer. O, overspelige mensen als wij zijn! En dan U die zich onder ons beweegt en ons heiligt met Uw Bloed om Uw Woord te vervullen, en Uw Heilige Geest die zich in ons dringt om ons dingen te laten weten uit het verleden, in de toekomst en het heden.

171 O God, U bent God. Hoe lief heb ik U, Heer, hoe aanbid ik U! O, geen wonder dat wij geen naam voor U kunnen vinden. Wonderbaar, Raadsman, Vredevorst, de machtige God, de eeuwige Vader; o, de Lelie der valleien, de Roos van Saron; Hij die was, die is en komen zal; de wortel en spruit van David; het Woord, het Leven, de vreugde, alles! U bent God!

172 Hoe lief heb ik U, Heer. Ik prijs U, aanbid U, U onvergelijkelijke, U grote Eeuwige, die vleesgemaakt is en onder ons woonde, en hier nu in een Vuurkolom rond beweegt en Uzelf toont als dezelfde Vuurkolom als toen het in een lichaam was, de Here Jezus genaamd, de eerste Zoon, de eniggeboren Zoon – nu door aangenomen zonen om te tonen dat U nog steeds God bent.

     Wij zijn niet verloren. Wij zijn gered. Wij zitten niet in de val, wij zitten niet in denominaties, niet in geloofsbelijdenissen; maar wij bevinden ons in de kracht en de opstanding van onze Redder. Hoe prijzen wij U, Heer, voor Uw goedheid!

Deze site maakt gebruik van functionele cookies.

Download
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
English (Engels)