Toon ons de Vader en het is ons genoeg
Door William Marrion Branham1 En ik... Wij zaten hier met elkaar te praten, broeder Thomas, en ik, en broeder Rhodes, met wie ik zojuist het voorrecht had om hem te ontmoeten. En we hadden gewoon een... Weet u, we hadden een beetje gevoel voor humor...?... want ik zou vanmorgen terwijl ik hier was, gaan spreken over "Enige stoom afblazen", maar ik heb daar de tijd niet voor. Dus dat is de enige manier die wij hebben om wat stoom af te blazen: wanneer we een beetje gevoel voor humor hebben.
En een godvruchtige, heilige oude broeder, die net de heerlijkheid is ingegaan, die de meesten van ons kennen, was broeder F.F. Bosworth. En hij had altijd een groot gevoel voor humor. Ik was vroeger wat terughoudend met kijken en luisteren omdat ik graag "ja is ja" en "nee is nee" heb. Toen ik deze godvruchtige oude man zag en het gevoel voor humor dat hij had, en toen andere grote dienstknechten zag, broeder Vayle, en deze andere broeders hier en zij allen; hoe zij, wanneer zij samen kwamen een klein gevoel voor humor hadden, dacht ik: "Wel, misschien is dat gewoon een traditie van deze laatste dag onder predikers."
En toen was ik aan het lezen over het Concilie van Nicea, en de Nicea vaders enzovoort, over enigen van die grote dienstknechten van Christus in vroegere jaren, en zij hadden gevoel voor humor. En weet u, ik ontdekte uiteindelijk dat God gevoel voor humor heeft. Dus...
2 En terwijl wij over gemeenschap spreken, komt iets in mijn gedachten wat broeder Bosworth vroeger zei. Hij zei tegen mij: "Broeder Branham, weet u wat gemeenschap is?" [engels: Fellowship. – Vert]
Ik zei: "Ja, ik geloof van wel."
Hij zei: "Het zijn twee kerels in één schip." Dus dat is wat... Je kunt daar zeer dichtbij elkaar zijn, weet u; dus dat is gemeenschap. En dit is er zeker een geweldige tijd van, van gemeenschap.
Nu, ik had... Als ik... als je een beetje ouder wordt... ik denk niet meer zo snel als toen ik een jonge man was zoals broeder Parker hier. Ik... Even geleden was hij aan het praten en vertelde hij dat hij altijd tegen zijn vrouw zegt dat zij ouder wordt en hij jonger, enzovoort. En ik probeer dat thuis ook, maar het werkt niet zo goed. Wel, weet dit, of het bij u zal lukken of niet... Maar, nochtans, toen vertelde ik hem dat wij tien jaar verschillen in leeftijd, en ik zei: "Kom maar eens tien jaar verder op de weg, en u zult in plaats ervan dat u die Bijbel zo wegduwt, door enkele brillen heen moeten kijken wanneer u een beetje ouder wordt."
3 En wij zijn dus zeer blij met deze samenkomst en de resultaten ervan. En ik had een kleine tijd... Broeder Parker hier was enkele Schriftgedeelten aan mij aan het uitleggen, en ik weet waar u allemaal doorheen gaat, daar in het gebouw, in de Tabernakel daarginds, met deze onderwijzing van de Schrift. En hoe hij het op zo'n nederige en lieflijke manier benadert terwijl hij mij over enige dingen vertelt. En ik vroeg hem om mij de notities te bezorgen zodra hij die opgeschreven had, zodat ik zou kunnen gaan zitten om het te bestuderen. En ik houd van die benadering (u niet?) van iemand die niet probeert u iets op te dringen, maar die het gewoon nederig en lieflijk laat zijn.
4 Onlangs... enkele dagen geleden sprak ik met een groep broeders uit een bepaalde denominatie; zij waren mij echt de les aan het lezen. En ze zeiden: "Het is belachelijk om Goddelijke genezing te prediken." O my. Zij kenden het hele Boek, weet u, en zeiden: "Wel, die dagen zijn allang voorbij."
Ik zei: "Wel, ergens, broeder, is het teruggekeerd, want ik ben beslist..."
En zij vertelden mij erover, dat ik niet had moeten proberen te prediken zonder een opleiding, zonder dat ik naar een Bijbelschool was gegaan en iets had geleerd. En ik wachtte gewoon totdat zij klaar waren, en ik zei: "Weet u, ik zal u wat vertellen. U, broeders, moeten werkelijk een geweldige tijd hebben." Ik zei: "Weet u, met al mijn fouten en tekortkomingen houdt Hij zozeer van mij dat ik het soms nauwelijks kan verdragen." Ik zei: "Ik vraag me af hoe het zit met degenen die in de waarheid zijn, hoe zij het ooit kunnen uithouden, weet u, als je er zoveel van houdt." Ik zei: "Dat spreekt er alleen van dat..." In al deze fouten waarin wij verondersteld worden te zijn, weet u, en als Hij zo veel van ons houdt, dan, wat dan met degenen die werkelijk de waarheid hebben? Ik veronderstel dat zij werkelijk een geweldige tijd hebben, denkt u niet? Wij zullen dus zo blijven zoals wij zijn, totdat Hij ons onze vergissing toont. En dan zullen wij omhoog klimmen in wat zij denken dat de waarheid is; als Hij zegt dat het dat is, en Zijn Woord het verklaart.
5 Daarom... Maar in een groep zoals deze, is het de plaats die het dichtst bij de hemel is die er bestaat op aarde. Want terwijl wij hier samen zitten deze morgen, zijn wij reeds dood; dat werk is al gedaan. En wij zijn... wij zijn begraven. Dat is juist, allemaal begraven. En dan zijn wij... niet alleen dat, maar wij zijn weer opgestaan. Wij zijn opgestaan, en in Christus in Zijn opstanding. Wij zijn er een deel van. En nu zijn wij samen vergaderd in hemelse gewesten in Christus Jezus. Zie? Wij zijn in Hem door de doop. Zie? Door één Geest allemaal gedoopt in één lichaam, en hier zijn wij nu verzameld, het lichaam van de Here Jezus.
6 En nu, uw dienst begint ongeveer over dertig, of vijfendertig minuten. En als ik zou proberen deze tekst van "Stoom afblazen" te gebruiken, dan zouden wij tot de middag bezig zijn met stoom afblazen, en ik denk dat zij het dan echt kwijt zouden zijn. Maar ik dacht eraan om misschien een klein getuigenis te geven over iets, zodat we terug kunnen gaan naar de kerk.
Ik zou heel graag daar willen zijn en onder de lering zitten van deze grote dienstknechten van Christus, broeder Vayle, de broeder daar, en onze dierbare broeder Parker, en broeder Iverson, velen van de andere broeders hier, en zou graag naar hen willen luisteren. Hij vertelde mij de orde van de samenkomst, namelijk "laat de Geest bewegen". Daar houd ik van. En dan gaat de volgende man die opstaat verder in harmonie met het vorige. Nu, dat is de Heilige Geest. Dat is juist. Maar wanneer u ontdekt dat iemand daar tegenin gaat, dan wordt die tijd van gemeenschap gebroken. Het verbreekt de... Zie, daar is er iets mee verkeerd.
7 Nu, ik heb aan broeder Parker verteld – daar hij mij ooit een keer hoffelijk uitnodigde – dat ik, als de Heer vertoeft, misschien volgend jaar zou kunnen terugkomen. En ik zou graag willen komen om eenvoudig een dag te hebben om met de broeders te gaan zitten om over mijn eigen persoonlijke ervaring te spreken, over een ontmoeting met de Geest Zelf.
Je kunt je niet tegenover de wereld uiten over deze dingen. Als je iets zegt (ik heb het gadegeslagen), als je één woord spreekt, dan zal de een het nemen en er deze kant mee opgaan; de ander zal het nemen en er die kant mee opgaan. En het eerste wat je weet, is dat het helemaal van het onderwerp af is van wat je... En dan komt het onder de mensen en zeggen enigen: "Broeder Branham zei dit." En dat... Wel, het betreft niet alleen mij; het is bij iedere broeder zo. Om dus alleen met predikers bij elkaar te zitten waar je het voorrecht hebt om iets naar voren te brengen... En daardoor word je zuiver, wanneer je kunt gaan zitten luisteren en je gedachten met elkaar kunt delen.
8 Nu, ik waardeer heel deze wonderbare tijd. Ik vraag ernstig om uw gebeden als ik verder ga met... Ik moet nu naar het zuiden gaan van hier tot Columbia, en me dan naar huis spoeden. Woensdagavond kom ik thuis, vertrek donderdagmorgen. Ik kom woensdagavond thuis om negen, tien uur 's avonds. Ik vertrek om ongeveer vier uur donderdagmorgen om naar de westkust te gaan om diensten te beginnen in het Cow Palace. En van daar... Dat is de grote westerse veetentoonstellingshal in Southgate, Californië. En dan gaan wij van daar naar boven tot in Grass Valley, en dat is in de buurt van Nevada. En dan verder naar boven naar de staat waar de Wereldtentoonstelling is dit jaar, en dan verder tot in Canada. En onze planning is – we wachten daar nog op – om vanuit Californië vandaan naar Alaska te gaan. Dus, bid voor mij.
9 En ik waardeer u, broeder Parker en zijn grote liefde, en dat hij mij hier heeft uitgenodigd om naar zijn conventie te komen, en het voorrecht om mij los te laten op het podium en daar te zeggen om het even wat God op mijn hart zou leggen om te zeggen. Ik waardeer een godvruchtige man. En broeder, zusters, ik dacht eraan om deze morgen gewoon tot u vanuit mijn hart te spreken. Er zijn niet al te veel deuren voor mij open. En ik... Niet om dit tegen mijn broeders te houden, helemaal niet, maar ik geloof soms dat... Het is precies zoals ik zei. De mensen nemen de verkeerde houding aan en hellen er mee naar deze kant en die kant, en het veroorzaakt verwarring onder de broeders. En ik kan zien dat zij herders zijn, en kan het begrijpen. Natuurlijk, ik heb het verwacht, en ik geloofde dat het zou gebeuren. En ik heb mijn eigen overtuigingen zoals elke prediker die heeft. Ik probeer geen tweedracht te zaaien onder samenkomsten, want er is één ding dat God haat, en dat is tweedracht onder broeders.
10 Maar wanneer ik ginds in de samenkomsten ben, probeer ik alleen de grote (ik zou het zo noemen, denk ik), de grote fundamentele, evangelische onderwijzingen en doctrines van de Bijbel vast te houden. Het fundamentele: de persoonlijke verschijning van Jezus, en de fysieke dood, begrafenis, opstanding, hemelvaart, en terugkeer, enzovoort. Ik onderwijs alleen die dingen; Goddelijke genezing enzovoort, wat... Wij allen die volle Evangeliemensen zijn, zijn het daar zeker over eens. En ik wil dat u, broeders, weet dat de banden die ik onderwijs in mijn eigen gemeente onder u verspreid worden, enzovoort, of onder uw samenkomsten, en dat ik mijn eigen overtuigingen heb. En natuurlijk, als ik zou terugkomen op mijn conventies... overtuigingen, dat zou ik niet willen doen, want dan zou ik een huichelaar zijn. Zie? Ik zou een huichelaar zijn als ik dat deed. Daarom, ik... ik geloof echt wat ik op de banden heb onderwezen. Ik geloof elk woord ervan. Ik zou de mensen niet willen voeden met iets verkeerds. En als ik verkeerd ben, dan bid ik God dat Hij mij ervoor wil vergeven, omdat het naar het beste van mijn begrip is.
11 En dus... Maar om mij hier uit te nodigen en deze predikersbijeenkomst te hebben, een fijne groep predikers die hier deze morgen zitten, godvruchtige mannen... En ik was in een... Een hoffelijke broeder niet lang geleden (en zusters, verontschuldig mij)... Ik was in Phoenix en ik had een zeer wonderbare ontmoeting met een dierbare broeder die ik liefheb. En hij riep mij naar zijn studeerkamer. Hij was diep oprecht, en hij zei: "Broeder Branham," zei hij, "u weet dat ik u liefheb."
En ik zei: "Dank u, mijn broeder. Ik heb u zeker lief."
En hij zei: "Weet u, wij hebben het gevoel dat uw bediening als het ware het neusje van de zalm is."
Ik zei: "O, zeg dat niet." Ik zei: "Het is... Ik weet niet... Dat is niet juist." Ik zei: "Ik volgde gewoon de Heer, en u hebt hetzelfde gedaan. We zijn dus allemaal..." Ik zei: "Kijk hoe Hij u gezegend heeft, veel meer dan Hij mij ooit heeft gedaan, en de geweldige dingen die Hij u gegeven heeft." Ik zei: "Hij heeft deze dingen nooit voor mij gedaan." En ik zei: "U moet heel veel geld ophalen. En ik heb nooit geld opgehaald, omdat ik veronderstel dat Hij zou... Weet u, Hij... misschien kon Hij mij er niet mee vertrouwen. Zie?" En ik zei: "Ik... Iets anders, met mijn kleine bediening... Ik zou niet naar die piepkleine plaatsen kunnen gaan zoals..." Heb niet lang geleden een samenkomst gehouden waar slechts twintig mensen waren; maar de Here leidde mij daar naartoe. En ik... ik wil gaan waarheen Hij mij leidt; ik heb geen geld nodig. Zie? En ik wil gewoon gaan waarheen ik mij geleid voel om te gaan.
12 En pas geleden, zelfs te midden van al deze moeite, keek ik in onze notitieboeken, en het zijn driehonderd of meer grote steden in de Verenigde Staten die mij vragen om naar hen toe te komen; dus... de zendingsvelden in het buitenland niet inbegrepen. Dus ik was... Deze broeder zei: "Wel, hier is wat ik u wil zeggen, broeder Branham." Hij zei: "U... u bent... U bent te radicaal."
Ik zei: "Wel, ik ben een Ier door geboorte, de eerste geboorte; een Jood door de tweede." En ik zei toen: "Als u dat dan weet, en het samen mengt, dan is het moeilijk te zeggen wat dat zou produceren." En ik zei: "Misschien ben ik in feite radicaal, neem ik aan. Het is nu eenmaal mijn natuur om zo te zijn. Ik doe het gewoon van ganser harte. Wanneer ik denk dat iets juist is, dan ga ik er helemaal voor. Ziet u?" Ik zei: "Zo deed Christus het voor mij."
"En nu, mijn voorouders voor mij, in het verleden, waren Katholiek, uit Ierland; ze kwamen allemaal uit Dublin." En ik zei: "Dan zeiden ze dat... Ik hoorde vertellen over de dingen die er gebeurden toen ik een kleine jongen was. Er was een roep in mijn leven."
13 "En toen zeiden de Katholieken: 'Wij zijn de kerk', en dat sluit de rest van hen uit. En ik ging naar de Lutheranen; zij zeiden: 'Wij zijn de kerk', en dat sluit heel de rest van hen uit." En ik zei: "Ongeveer zes-, zevenhonderd, of misschien negenhonderd verschillende denominaties; hoe zullen wij weten wat juist is? Daarom ging ik gewoon naar de Bijbel. En ik blijf gewoon bij de wijze waarop ik het lees, en houd het gewoon zo."
En hij zei: "Wel, hier is één ding." Hij zei: "U blijft die vrouwen maar scherp bekritiseren." Hij zei...
Ik zei: "Ik ben ijverig over hen."
En hij zei: "U vertelt hun hoe ze zich moeten kleden en hoe ze te verleidelijk zijn, en dat ze die kleren niet zouden moeten aantrekken, en die korte broeken; en zouden moeten stoppen met hun haar te knippen en al deze andere dingen die u zei." Hij zei: "U komt er telkens op terug." Hij zei...
"Wel," zei ik, "dat staat in de Schrift."
Dus hij zei... hij zei: "Wel, dat weet ik ook."
Ik zei: "Gelooft u dat niet, u die een Pinksterprediker bent?"
Hij zei, "Ja, maar", zei hij, "broeder Branham," zei hij, "de mensen geloven dat u een profeet bent."
Ik zei: "Nee, ik ben het niet."
Hij zei: "Maar zij geloven dat u het bent." Hij zei: "En u zou die vrouwen moeten leren hoe ze grote geestelijke gaven kunnen ontvangen en dergelijke dingen." En zei: "Dan... dan zou de gemeente beter af zijn."
Ik zei: "Broeder..."
Hij zei: "Als u dieper bent met God, leer de mensen diepere dingen over God."
Ik zei: "Hoe kan ik hun algebra leren wanneer zij zelfs niet naar hun abc's willen luisteren?" Zie? Ik zei: "Hoe kan ik, wanneer ik zeg ...?... Dat is ongeveer zoals..."
14 Hij zei: "Wel, broeder Branham, kan ik iets voor u doen?" Hij zei: "Ik geloof dat als u dat maar zou weglaten en gewoon zou doorgaan met voor de zieken te bidden, dan zal ik... en het laten gaan... God heeft u geroepen om voor de zieken te bidden."
Ik zei: "Dat is waar."
Hij zei: "Laat het daar dan gewoon bij." Zie? "Laat het gewoon gaan en bid voor de zieken."
Ik zei: "En wat met die ander zaak?"
Hij zei: "Ik geloof dat evenmin." Maar hij zei: "Weet u wat? Als ik zoiets zou zeggen, wel," zei hij, "dan zouden zij dit, dat..."
Ik zei: "Daar heb je het. Zie? Ja, daar heb je het." Zie? Ik zei: "Als wij er niet voor staan, wie zal het dan gaan doen? Zie? Deze generatie moet geoordeeld worden." En ik zei: "Dan moet het ergens vandaan komen."
Hij zei: "Wel, ik zal u vertellen wat ik ga doen. Wilt u mij toestaan mijn handen op u te leggen en te bidden dat God uw ogen zal openen voor de waarheid?"
Ik zei: "Ik zal het onder één voorwaarde toestaan. Als u mij zult toestaan het eveneens bij u te doen."
Hij zei: "Goed dan." Wij baden dus voor elkaar. Ik hoop dat het mij een heleboel helpt. Dat hoop ik zeker. Ik hoop dat... ik hoop dat zijn gebed mij helpt, want ik, als..., ik... ik wil geholpen worden. Ik ben hier voor dat doel.
15 Nu, het is nu precies vijfentwintig minuten voordat uw dienst begint. Maar laat mij slechts één woord hier uit de Bijbel lezen, en gewoon spreken, of een getuigenis geven, en dan zullen wij gaan. Mattheüs 5:8 of, laten we zien, ik geloof dat ik meer dan dat zal lezen. Ik heb iets anders dat ik wil lezen. Het komt net in mijn gedachten, als ik nu maar kan vinden waar het staat. Als ik het maar kan, ik ben er niet al te zeker van. Ik moet hier iets lezen uit Johannes. Ja, ik wil het van hier lezen, Johannes, het zesde hoofdstuk. Laten we beginnen ongeveer in het zesde hoofdstuk en het zesendertigste vers.
Maar Ik heb u gezegd, dat gij Mij ook gezien hebt, en gij gelooft niet.
Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.
Want Ik ben uit de hemel neergedaald, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar de wil van Hem, Die Mij gezonden heeft.
En dit is de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft, dat al wat Hij Mij gegeven heeft, Ik daaruit niet verlieze, maar het opwekke ten uitersten dage.
En dit is de wil van Hem, Die Mij gezonden heeft, dat een ieder, die de Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.
Jezus... (Excuseer mij)... De Joden dan murmureerden over Hem, omdat Hij gezegd had: Ik ben het Brood, Dat uit de hemel neergedaald is.
En zij zeiden: Is deze niet Jezus, de Zoon van Jozef, Wiens vader en moeder wij kennen? Hoe zegt Deze dan: Ik ben uit de hemel neergedaald?
Jezus antwoordde dan, en zeide tot hen: Murmureert niet onder elkander.
Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.
Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen van God geleerd zijn. Een ieder dan, die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, die komt tot Mij.
Niet dat iemand de Vader gezien heeft, dan Die van God is; Deze heeft de Vader gezien.
Voorwaar, zeg Ik... Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven.
Ik ben het Brood des Levens.
16 Ik was nu net even aan het denken terwijl ik hier aan tafel zat, in verband met mijn kleine context van een tekst die ik daar had opgeschreven, namelijk "Stoom afblazen"... Ik vroeg mij deze morgen af: "Wat veroorzaakt dat mensen zo ver rijden..." Ik heb een vriend hier die heel de weg van Texas is gekomen, en vanuit het hele land. Ik heb hier vrienden zitten uit Canada. En we hebben vrienden van uit de hele omtrek in deze kleine groep mensen deze morgen. Sommigen van ons zijn predikers, sommigen zijn werklieden, huisvrouwen, enzovoort. En wat is het doel waarom wij bijeenkomen?
En velen van u allen komen elk jaar om onze dierbare broeder en zijn onderwijs te horen. En velen van u lezen zijn artikelen. En ik heb ze gelezen, en ik vind ze diepzinnig. Altijd... Billy, die onze secretaris is van de campagne, bewaart die "Midnight Cry" ["Middernachtroep" – Vert] elke keer voor mij, want ik houd ervan deze artikelen van broeder Parker te lezen; zijn benadering van de Schrift. En als je het leest, dan denk je er over na. Dan, wanneer er samenkomsten zijn, komen we bij elkaar. Het komt omdat er iets is aan de binnenkant van ons dat er naar verlangt om meer te horen, iets dat ergens een houvast op wil krijgen. Dat is leven. Er is geen groter woord waarover wij zouden kunnen denken deze morgen dan leven. "Die niet gelooft in de Zoon, zal het leven niet zien."
17 Hoe blind moet een persoon zijn die leven niet kan zien. En om te bedenken dat veel mensen leven niet zien. Nu, wij mogen het zien, maar het woord "zien" betekent niet ernaar kijken; het woord "zien" betekent het te verstaan. Nu, Jezus zei tot Nicodemus: "Tenzij een mens wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk niet zien." Nu, met andere woorden, u kijkt naar iets en u zegt: "Ik zie het niet", maar u bedoelt dat u het niet begrijpt. "Zien", wat wij zien noemen, is "kijken naar". Maar "zien" in Bijbelse terminologie is "verstaan waar wij naar kijken wat geopenbaard moet worden". En wij komen op deze wijze bijeen opdat Christus onder ons geopenbaard mag worden. Daarvoor worden er conventies gehouden. En zulk een wonderbaar iets als leven...
18 Ik was aan het nadenken over een getuigenis dat ik misschien deze keer zou kunnen geven, slechts om er nog tien of vijftien minuten mee door te gaan. Ik predikte op een keer – het zou hier geweest kunnen zijn – (ik heb er op verschillende plaatsen over gepredikt), over Toon ons de Vader en het is ons genoeg, om te zien hoe God helemaal om ons heen is.
Er was een oude man die ginds bij de rivier woonde. Hij is nu overleden. En hij was een oude visser. Zijn zoontje was gewoon om met hem mee te gaan de rivier op om met hem te gaan vissen. De kleine knaap... Toen ze op een dag de rivier af kwamen, had hij... De regen was gekomen en had het stof uit de lucht gewassen en van al de bladeren van de bomen, en er brak een regenboog door in het westen, of in het oosten. Ze gingen westwaarts op de Ohiorivier. En de oude visser begon te... grote dikke tranen liepen langs zijn wangen terwijl hij de regenboog gadesloeg. En deze kleine knaap raakte zo enthousiast dat hij opstond in de boot, naar het midden van de boot liep, en zei: "Vader, ik wil u een vraag stellen." Zei: "Mijn voorganger kan het niet beantwoorden, mijn moeder niet, en mijn zondagsschoolonderwijzer niet." Hij zei: "Als God zo groot is, waarom kunnen we Hem dan niet zien?"
En de oude makker, overweldigd door de uitspraak van de kleine kerel, legde zijn armen rondom hem. Hij zei: "Gezegend zij je hart, lieverd. Alles wat ik heb gezien gedurende vijftig jaar is God geweest." Zie? Hij kon God zien, leven zien. God is leven. Leven is God.
19 Enkele... ongeveer twee jaar geleden waren mijn goede vriend, die hier ergens zit, en ik, ginds in Kentucky eekhoorns aan het jagen, stoom aan het afblazen na de samenkomst. En wij hadden daar buiten gekampeerd, en ik was vuil. En dit is verschrikkelijk onbeleefd om zoiets te zeggen in het gezelschap van broeders... maar ik had in twee weken geen bad gehad. En dus – dus ik was behoorlijk, wel, ik was behoorlijk aan een bad toe. Dus... Maar broeder Wood en ik – hij had een bad even hard nodig als ik – dus merkten wij het van elkaar niet op, toen... Dus, wij... Het werd verschrikkelijk droog ginds in de bossen, en onze baard stond uit op ons gezicht, en wij gingen toen...
De eekhoorns, zij... Als je op het kreupelhout trapt, wel, dan kunnen ze je horen. En, o my. Houdini, een ontsnappingskunstenaar, is niets vergeleken met die kleine makkers. En wanneer ze het overleven als er op hen geschoten wordt, worden ze wild. Zij ontsnappen gewoon. En hij zei... Ik zei: "Broeder Wood, als wij een plaats konden vinden die enkele kloven heeft..." Vraag mij af of deze broeders, weet u, hoeveel weten er wat een kloof is? [Engels: "hollow" – Vert] Wel, dat is in orde. Het is een, weet u, een greppel die door de bossen loopt. En gewoonlijk vloeit het water daar af en loopt naar beneden. En het houdt de bladeren nat.
20 Ik zei: "Hadden wij enkele..." Dit waren grote vlakke bossen waarin wij aan het jagen waren. En ik zei: "Als we een plaats konden vinden met enkele diepe geulen waar de bronnen het nat houden, dan zouden wij de eekhoorns gemakkelijker kunnen vinden."
En hij zei: "O, ik weet zo'n plaats."
Ik zei: "Wel, laten wij gaan."
En we stapten de auto in en verlieten ons kamp. En op de weg ernaartoe, zei hij: "Broeder Branham, ik wil u iets zeggen." Hij zei: "U kunt mij beter het spreken laten doen."
Ik zei: "In orde. Ga je gang maar."
En hij zei: "Deze man is een ongelovige. En, o, hij is de ergste in de streek."
Ik zei: "In orde. Nu, jij voert het gesprek dan maar."
Dus zei hij: "Ik denk dat hij mij kent." Meneer Wood kwam uit die streek.
21 Wij gingen dus naar die plaats toe. En wij reden heel ver door de velden en door de kloven heen en over de heuvels. En ik was nooit eerder in de streek geweest. En toen wij daar aankwamen in deze bepaalde plaats, wel, toen stopten we daar bij een groot huis. En daar zaten twee oude mannen buiten, op gevorderde leeftijd – ik denk dat zij in de zeventig waren – in de schaduw van een appelboom. Wij reden dichterbij. Meneer Wood stapte uit. En ik hoorde de oude Kentucky uitdrukking: "Kom binnen."
Weet u, dat is waarom zij de mensen van Indiana "Wie's-daars" noemen Zie? Weet u hoe ze daaraan kwamen in de vroegere dagen, in het zuidelijk deel van Kentucky? Als je naar een zuidelijk huis toe ging ginds in het zuiden, zou je "hallo!" zeggen. Men zou zeggen: "Kom binnen!" Ongeacht wie je was, hoe lang je gelopen had, schoenen aan had, of als je geen schoenen aan had, "kom hoe dan ook binnen; je bent welkom".
Maar wanneer je over de grens kwam in Indiana, daar waren ze een beetje wantrouwend. Je zou "hallo!" zeggen, en zij zouden zeggen: "Wie is daar?" Zij wilden het eerst weten. Ik ben blij dat ik een zuiderling ben. En ik houd er eigenlijk wel van op die wijze.
En dus zei hij: "Kom verder." Meneer Wood ging er naar toe. Hij zei... noemde de man bij naam. Hij zei: "Bent u hem?"
Hij zei: "Ik ben die schelm."
22 Toen zei hij... Ik zag dat hij een nogal stugge oude kerel was. En zoals ik zei, zat ik in de auto. En meneer Wood zei: "Ik zou u willen vragen..." Hij zei: "Eerst wil ik mezelf aan u voorstellen." Hij zei: "Mijn naam is Wood, Banks Wood." En hij zei: "Ik was op eekhoorns aan het jagen en ik was daar op een bepaalde plaats." En hij zei: "Het zijn vlakke bossen, en het is zo droog geworden daarginds. Wij wisten dat u hier een aantal hectaren land bezit waar greppels zijn, en ik dacht, misschien kan ik hierheen komen en u vragen of u mij wilt toestaan te jagen."
De oude man spuwde zijn prop pruimtabak uit en hij zei: "Ben jij de zoon van Jim Woods?"
Hij zei: "Dat ben ik."
Hij zei: "Jim Wood?"
Nu, zij waren Jehova's Getuigen, weet u. David, hij... (Ik veronderstel dat ze hier aangekomen zijn vanmorgen. Ze verkopen boeken bij de samenkomst.), had een been dat onder hem omhoog getrokken was. En meneer Wood, die een Jehova's Getuige was, was in een van de samenkomsten gekomen. En voordat ik het gebouw verliet, had de Heilige Geest mij verteld dat daar een jongen zou zijn, en sprak: "Zijn vaders naam zal Wood zijn, en ze komen uit het zuiden van Kentucky." En zei: "Hij heeft kinderverlamming." En zei: "Spreek het Woord; hij zal lopen." En ik keek helemaal om mij heen om het visioen te zien. Ik kon de jongen niet vinden. En ik ging verder. En na een tijdje merkte ik hem helemaal achteraan op, noemde zijn naam; toen werd zijn been recht. Ziet u? Daarom was hij geen Jehova's Getuige meer.
Ik... door de genade Gods heb ik iedereen van zijn familie (zijn vader was een lezer bij de Jehova's Getuigen) tot Christus geleid en de doop van de Heilige Geest, en ze allen opnieuw gedoopt... Dus dan... dus daarom komt het door visioenen wat de Here wil geven; vertelt dingen die zullen gebeuren.
23 Dus toen zei hij: "Wie dan ook... wie familie is..." Zei: "De zoon van Jim Wood mag jagen waar hij maar wil." Hij zei: "Ga je gang." Zei: "Ik heb hier ongeveer twee vierkante kilometer onbetreden woud. Help jezelf."
Hij zei: "Ik heb mijn voorganger met mij meegebracht. Stoort het u als hij ook meegaat?"
Hij zei: "Wood, je wilt toch niet zeggen dat je zo diep gezonken bent dat je een prediker met je moet meenemen waar je ook heengaat?"
Dus toen zei hij: "Wel..." zei...
Ik dacht dat het toen wel tijd voor mij was om uit te stappen, weet u. Ik stapte dus de auto uit en liep naar de zijkant, en ik zei: "Hoe gaat het met u?" En meneer Wood zou mij gaan voorstellen. Voordat hij tijd had om dat te doen... En o, bakkebaarden op mijn gezicht van twee weken lang, en eekhoorntjesbloed, en stinkend als een bunzing. Dus ik liep daar in die richting, en ik zei: "Hoe gaat het met u, meneer?"
Hij zei: "En u bent een prediker?"
Ik zei: "Wel, ik zou het graag willen zijn. Ik..."
En hij zei: "Wel, ik... Weet u," zei hij, "ik word verondersteld een ongelovige te zijn."
Ik zei: "Dat is niet veel om over op te scheppen, nietwaar, meneer?"
En hij zei: "Nee, ik denk het niet." Hij zei: "Er is maar één ding dat ik tegen jullie knapen heb."
En ik zei: "Ja, meneer. Als het maar één ding is, dan bent u eigenlijk niet in zo'n slechte toestand." Sommigen van hen die ik ontmoet heb, hadden... Er zijn veel Christenen – wat ze verondersteld worden te zijn – die meer tegen mij hebben dan dat. Daarom zei ik: "Wel, dat is... dat is tamelijk goed."
Hij zei: "Wat ik tegen jullie jongens heb, is dit: jullie schreeuwen altijd over iets waar jullie niets vanaf weten."
Ik zei: "Bijvoorbeeld, wat, meneer?"
En hij zei: "Jullie praten over God terwijl er zoiets niet bestaat."
"O," zei ik, "is dat wat het is?"
Hij zei: "Ja, dat is het."
Ik dacht: "Heer, helpt U mij."
24 Nu, er bestaan slechts twee manieren om iets te benaderen, mijn broeders; dat is de juiste manier of de verkeerde manier. Ik denk... Mag ik hier eventjes stoppen met mijn verhaal en zeggen dat ik denk dat dat is wat bij mij verkeerd is, en bij velen van ons broeders. Wij hebben hier een geweldig product, maar wij benaderen het publiek te vaak op de verkeerde manier, wat ons contactloos maakt. Zie? Het verkoopt zichzelf. Leef het gewoon. Zie? "U bent het zout der aarde." En zout zal, zolang er smaak in het zout is, het bewaren als er contact is. Maar als het zijn smaak verliest – ongeacht hoe luid wij hier roepen en hoeveel wij op en neer springen – er moet een leven hier aan de buitenkant zijn, dat dit bevestigt.
25 Ik keek zo naar de oude heer, ik dacht: "Here, deze arme oude kerel heeft zo hard gezwoegd op deze oude kluiten hier. Had mijn vader geleefd, dan was hij ongeveer van die leeftijd. Nu, er is hier ongetwijfeld een klein iets waarmee U mij zou kunnen helpen om te zeggen wat die oude kerel zou helpen om het te zien." En ik heb er veel gezien die zichzelf ongelovigen noemen, en ik heb naast sommigen van ze gestaan terwijl ze heengingen. Zij zijn geen ongelovigen. Ze gooien er maar wat uit. Zie? En dus... Dat is de straatuitdrukking, maar dat is hoe u het zult begrijpen. Ze roepen maar wat en laten stoom ontsnappen.
En ik zei: "Wel, het is een... natuurlijk," zei ik, "dat is uw mening, natuurlijk."
En wij stonden daar een ogenblik. En we stonden onder een appelboom. Hij zei: "Ik ben naar die samenkomsten geweest, en ze zijn hetzelfde als een liegende hond." Hij zei: "Ik had vroeger een oude liegende hond, en ik heb hem doodgeschoten." Hij zei: "Ik volgde hem elke avond. Ik nam hem hier naar buiten en hij zou blaffen, en als ik daarheen ging... En hij werd verondersteld een wasbeerhond te zijn." En zei: "De wasbeer zou bovenin de boom zitten." En zei: "Het eerste, weet je, hij zou naast deze boom staan en daar omhoog blaffen, en ik zou daarheen gaan en het licht tot bovenin laten schijnen. Maar de wasbeer was al via de bovenkant vertrokken."
26 Ik zei: "Maar meneer, de wasbeer was daar hoe dan ook geweest. Het is maar een hond." Zie? Ik hoop dat hij snapte wat ik bedoelde, en ik ben er zeker van dat u het snapt.
Dus hij zei: "Daarom heb ik hem doodgeschoten." En hij zei: "Ik houd niet van iets dat zal liegen. En ik vind dat als een man spreekt, hij zou moeten weten waarover hij spreekt."
Ik zei: "Ik ben het zeker met u eens."
Hij zei: "Er was één prediker die ik hoorde, als ik de man ooit te zien zou krijgen..." Hij zei: "Ik heb hem nooit gehoord, maar ik heb over hem gehoord. Als ik die man ooit te zien krijg, zal ik naar hem gaan luisteren."
En ik zei: "Dat is mooi."
Hij zei: "Hij kwam naar een kleine plaats hier die Acton heet. Het is een kampeerterrein van de Methodisten." En broeder Wood keek naar mij, en ik schudde mijn hoofd.
Hij zei: "Oude zuster Zo-en-zo ginds op de heuvel hier..." Ik vergeet haar... (hij noemde haar nooit zuster, maar juffrouw Zo-en zo)... "is ongeveer vijfenzestig jaar oud." Zei: "Zij was stervende aan maagkanker." En zei: "Zij had dokters uit Louisville hier." En zei: "Zij hebben een mooie boerderij daarboven, ze konden het betalen. Zij namen haar mee naar Louisville voor een operatie. Het deed haar geen enkel goed. Zij sneden haar open, naaiden haar dicht. De kanker was helemaal door haar heen gezaaid."
27 Hij zei: "Gedurende enige maanden kwijnde ze helemaal weg." Zei: "Uiteindelijk kwam het tot een plaats dat zij zo slecht was dat ik..." (Excuseer mij, mijn broeder, zuster.) Hij zei dat ze... (Ik ga het gewoon uitdrukken op de manier waarop hij het zei.) "Zij kon zelfs niet meer op de bedpan zitten. Zij konden er gewoon niet een onder haar zetten omdat ze haar niet zo hoog konden optillen. Zij moesten een onderlegger gebruiken, een rubberlaken, en dan een onderlegger."
Hij zei: "Mijn vrouw en ik gingen daar elke morgen naar boven en verwisselden... mijn vrouw verschoonde haar bed. En ik hielp mee om de lakens van onder haar uit te trekken, enzovoort." En hij zei: "Zij was nog maar... De dokter zei om haar gewoon wat morfine te geven of zoiets, om het haar zo gemakkelijk mogelijk te maken totdat zij stierf." Zei: "Zij had ongeveer nog twee weken te leven."
28 En hij zei: "Er kwam hier een prediker langs van Indiana, en had... daarginds op het Methodistenkampeerterrein." Hij zei: "Er waren daarginds een paar honderd mensen vergaderd, zei men, om deze prediker te horen." En hij zei: "Die avond, terwijl hij predikte, zat haar zuster daar achteraan, die mevrouw Zus-en-zo was, die hier op een andere heuvelrug woont." En hij zei: "Deze prediker werd verondersteld een bepaald iets te hebben zodat hij de mensen kon vertellen wat zij gedaan hadden, en waarom zij ziek waren, en alles erover." En zei: "Ik had erover gehoord, maar natuurlijk geloofde ik zo'n radicale zaak niet."
En hij zei: "Maar nochtans, die vrouw zat die avond in de samenkomst. En terwijl de prediker sprak, keerde hij zich naar deze vrouw toe die in het achterste gedeelte van het gebouw zat. En hij zei: 'Toen u vanavond het huis verliet, mevrouw Zus-en-zo, pakte u een klein blauw... een klein zakdoekje op met een blauw figuurtje in de hoek ervan uit een dressoir, en u stak hem in uw portemonnee.' En hij zei: 'U bidt daar achteraan voor uw oudere zuster die stervende is, en Zus-en-zo heet. Zij woont hier op de heuvel.' Zei: 'De Heer heeft uw gebeden gehoord. Neem nu dit zakdoekje en leg hem op uw zuster, en de kanker zal haar verlaten.'"
29 "Wel," zei hij, "ongeveer... rond middernacht die avond, dacht ik dat het Leger des Heils daar op de heuvel was, met al dat geschreeuw en geroep."
Ik wil niemand in verlegenheid brengen, maar dat was Ben, die hier zit, broeder Ben. U kent die bekende schreeuw van "Amen" die hij elke avond ginds in de samenkomst loslaat, die de hele plaats laat schudden. Broeder Ben had de vrouw daar naar boven mee genomen, zij, naar haar zuster, en had de zakdoek op haar gelegd, en Ben geloofde het. Daarom begon hij te schreeuwen voordat het gebeurde. Hij was er dus als eerste bij. Dus broeder Ben...
Hij zei: "Ik dacht dat de vrouw gestorven was. Wel," zei hij, "het was rond middernacht. Dus de volgende morgen gingen mijn vrouw en ik daarheen." En hij zei: "Weet u wat? Die vrouw was op, maakte haar eigen ontbijt klaar, at een gebakken appelflap."
30 Hoeveel van u mensen uit het zuiden weten wat een gebakken appelflap is? O my, ik houd er echt van. Ik houd ervan er stroop op te doen. Zie? En ik, ik ben geen Methodist; ik ben een Baptist... ik houd ervan om ze te dopen in stroop, weet u, giet er een heleboel op, met warme boter: mmm.
Dus toen... "Zij was deze gebakken appelflappen aan het eten." En hij zei: "Het deed mijn vrouw en mij bijna omvallen." En hij zei: "Als u dat niet gelooft," en hij wees met zijn vinger, zei: "dan zal ik u onmiddellijk daar naar toe brengen en haar direct aan u tonen. Zij is..."
En de oude man die daar zat, zei: "Dat daar is juist." (De andere oude man. Zie?)
En ik zei: "O, ik geloof u."
Hij zei: "Zij vertellen mij dat die man hier naar Campbellsville zal komen, naar het stadion." En hij zei: "Ik zal daarheen gaan om hem te horen. En ik ga met hem spreken."
Ik zei: "Ja, meneer."
En hij zei: "En ik ga hem vragen wat het was dat hem kon vertellen over die vrouw, en hoe hij wist dat zij gezond zou worden." Zei: "Want ik snap het gewoon niet."
31 "O," zei ik, "dat is echt fenomenaal." Ik zei: "Dat is het zeker." En ik dacht: "Here, helpt U mij nu, want ik weet niet wat ik vervolgens moet zeggen." Maar ik herinner mij dat mijn oude moeder mij vroeger altijd vertelde: "Geef een koe genoeg touw, en zij zal zichzelf ophangen", weet u. En dat is een tamelijk goede oude uitdrukking uit het zuiden die waar is. Ik dacht, ik zal eens kijken hoe echt hij het eigenlijk wel meent. Ik zal hem van het onderwerp af brengen. Ik zei: "Zou het u storen als ik een van die appels neem?"
Hij zei: "De gele jasjes eten ze op. U mag er wel een hebben, denk ik."
U weet wat een geel jasje is? Zij zuigen gewoon het sap uit de appels. Het was ongeveer midden augustus. En ik pakte er een en wreef hem tegen die oude bebloede, vuile broek af, en nam er een hap uit. Ik zei: "My, dit is een lekkere."
Hij zei: "O ja. Hij is lekker."
Ik zei: "Hoe, hoe lang... hoe oud is die boom?"
"Wel," zei hij, "ik heb dat ding geplant."
Ik zei: "O."
32 Hij zei: "Hij is ongeveer achtenveertig jaar oud." Hij zei: "Ziet u waar die oude schoorsteen staat bovenop de heuvel? Ik werd daar ginds geboren." Hij zei: "En toen mijn papa stierf..." Hij zei: "Wij hebben dit huis hier beneden gebouwd." En hij zei: "En toen verhuisde ik hier naar beneden, en al mijn kinderen zijn hier geboren." En hij zei: "Ik heb hier sindsdien gewoond. En ik heb die boom daar geplant, een piepklein ding. En ik ben met de boom opgegroeid."
"Ja, meneer. Ik zie het." Ik zei: "Ik merk dat al die appels naar beneden vallen."
Hij zei: "Jazeker."
Ik zei: "De bladeren vallen."
"Ja, meneer."
Ik zei: "Dat is vreemd, niet waar?"
Hij zei: "Wat bedoelt u?"
Ik zei: "Weet u, wij hebben geen vorst gehad, maar die bladeren vallen toch." En ik zei: "Dat is de reden dat wij hierheen zijn gekomen om in de laagte te jagen. De bladeren op de bomen zijn aan het vallen." En ik zei: "Ik vraag me af waarom ze vallen voordat er enige vorst is gekomen?"
"O," zei hij, "zij vallen voordat de vorst hen treft."
En ik zei: "Ja, meneer." En ik zei: "Wat veroorzaakt dat ze vallen?"
Hij zei: "Wel, het leven verlaat hen."
Ik zei: "Ik begrijp het. En waar ging het leven naartoe?"
Hij zei: "Het ging terug naar beneden in de boom, tot in de wortel van de boom."
"O, ik begrijp het." Ik zei: "Anders, als dat blad daar bleef en het leven daar boven bleef, dan zou het dat blad daarboven vasthouden."
"O, ja."
En ik zei: "Dus het blad verlaat de boom, terug naar de wortel om zich te verbergen."
"Ja."
Ik zei: "Waarom gaat het daar naar beneden?"
"Wel," zei hij, "als het daar boven zou blijven, zou de winter de boom doden. Het leven moet naar beneden gaan in de wortel, in de warme grond, om het leven te bewaren, om de volgende herfst een ander blad naar boven te brengen."
"O," zei ik, "ik begrijp het. En elke keer dat het omhoog komt, brengt het een heleboel appels voor u mee omhoog, enzovoort?"
"Ja, dat is juist."
33 Ik zei: "Wel, meneer, ik zou u een vraag willen stellen."
Hij zei: "In orde."
Ik zei: "Wees zo goed om mij te vertellen welke intelligentie het is die het blad vertelt voordat er – of dat leven daar boven in die boom – welke intelligentie vertelt dat leven: 'Ga weg van hierboven en ga de wortels in, want als je het niet doet, zal je sterven'?" En ik zei: "Daarna in de lente van het jaar brengt het een ander blad voort." Ik zei: "Nu, wat doet het naar beneden gaan in de wortel van de boom?"
"O," zei hij, "de natuur maakt dat het water naar beneden gaat."
Ik zei: "Goed dan. Misschien zal ik hier buiten een emmer water op een paal plaatsen. En rond midden augustus zal het naar beneden gaan tot beneden in de paal, en de volgende lente weer terugkomen."
"Nee, dat zal het niet doen."
Ik zei: "Waarom zal het dat niet doen?"
"Wel, de natuur werkt daar niet in."
Ik zei: "Wat is natuur? Wie heerst over de natuur? Hoe komt het dat dat niet gebeurt met de dennenboom? Het blijft daar boven. Wat is het verschil... Wat maakt dat er verschil tussen hen is?"
34 De oude man dacht even na. Ik zei: "Ziet u, meneer, er moet een Intelligentie zijn, want de boom heeft geen intelligentie. Het moet gestuurd worden. Het is geen mechanisch apparaat. Het is een Intelligentie die het leven naar beneden stuurt in de wortel van de boom, zoals dood, begrafenis en opstanding." Had al die jaren geleefd en kon 'leven' niet zien.
Ik zei: "Ik heb..." Ik ben zendeling, en ik heb het allemaal gehoord (ik zeg dit tot u); ik heb al de verschillende ideeën gehoord: Boeddha, Hindoe, en verschillende theorieën, maar zij zijn allemaal verkeerd. Christendom is gebaseerd op begrafenis en opstanding, niet op reproductie; opstanding. Niet iets omhoog brengen wat er op lijkt; hetzelfde dat naar beneden ging, komt omhoog, dezelfde Jezus.
35 Als u het opmerkt, God getuigt iedere dag van ons leven. 's Morgens wordt de zon geboren. Om tien uur beleeft ze haar tienertijd. Om een uur of twaalf is zij in haar volle kracht, en 's avonds gaat zij onder (Is dat het einde ervan?), alleen om weer op te staan: geboorte, leven, dood, opstanding, voortdurend, God Die met leven getuigt.
De boom gaat weer naar beneden, het sap naar de wortels, om volgend jaar weer leven voort te brengen. Wij zijn... U en ik hangen aan de Boom des levens. Wij zijn... wij zijn de vrucht van die boom.
De oude man zei, nadat hij daar even was blijven zitten: "Ik heb daar nog nooit aan gedacht."
Ik zei: "U heeft mijn vraag niet beantwoord. Ik wil dat u mij vertelt welke Intelligentie het is die dat leven in die boom bestuurt dat naar beneden gaat. Deze Intelligentie kan tot dat leven spreken, niet tot de boom; het leven – het leven dat in u is, zie – bestuurt dat leven, en doet het hier naar beneden gaan en verbergt het (zoals Job zei: 'Verberg... Gij zou mij in het graf verbergen. Mij bewaren in de verborgen plaats.') en brengt het dan weer terug in de lente." En hij kon mij geen antwoord geven.
36 Ik zei: "Dezelfde Intelligentie die spreekt tot het leven in die boom, en zegt: 'Verberg je als je verwacht te leven', is dezelfde Intelligentie die mij vertelde wat ik moest zeggen tegen die vrouw, hoe ze kon leven: door geloof."
Hij zei: "U bent toch niet de prediker?"
Ik zei: "Ja, meneer, dat ben ik."
Daar op dat stuk grond die dag met een eenvoudig klein verhaal... Ik weet dat het laat wordt, ik ben ver... ik had al weg moeten zijn. Ik heb... Er is nog meer over te vertellen. Maar op dat stuk grond die dag, door een eenvoudig klein iets zodat de man leven kon zien, heb ik hem tot Christus geleid.
Vorig jaar was ik daar weer en zijn weduwe zat op de veranda toen ik aankwam. Zij kwam mij tegemoet. Met haar handen die de mijne vasthielden, zei ze: "Broeder Branham, hij stierf in het geloof van de Here Jezus. Hij is heengegaan."
37 "Die in de Zoon gelooft, zal... kan leven zien." Dan is het niet moeilijk voor ons om te zien dat er iets is dat ons leven bestuurt. Daar zijn we hier voor, om dat te zoeken: leven, en dat meer overvloedig. En deze morgen tijdens dit ontbijt bid ik tot God dat wij overvloed van leven zullen hebben. En als Hij met Zijn intelligentie tot de boom kan spreken, en de boom gehoorzaamt snel de roep van de Meester om zich te verbergen als hij verwacht te leven... En ik weet van nog een andere grote schuilplaats om het leven te behouden. Laat wij ons gewoon daar verbergen deze morgen, niet in een bomschuilkelder, maar laten wij ons onder Zijn vleugels verbergen. Kunnen we bidden?
38 Onze hemelse Vader, o, wij weten dat wij vandaag, zelfs nu, omringd zijn door leven. Wij voelen het. Wij zien de zon opgaan, ondergaan. Wij kijken naar de bloemen wanneer zij bloeien. En dan treft de vorst hen, en de begrafenisstoet komt langs, de regen valt en druppelt grote tranen naar beneden en begraaft ze. Ze liggen in het graf te verrotten. Maar dat is niet het einde ervan. Gij hebt hun leven behouden.
En zodra de zon, z-o-n, begint op gaan, ongeacht of er een grote rots bovenop is geplaatst, of dat er meters beton over zijn uitgegoten in de winter waar dat zaad begraven is. Wanneer die warme zon, die het botanische leven bestuurt, de aarde begint op te warmen, zal dat zaad tevoorschijn komen. Wij ontdekken dat ons gras het dikste groeit langs de kant van een pad. Het is het zaad dat daaronder begraven werd. Het kan leven niet verbergen. Leven moet opspringen. Wij kunnen het in een mand plaatsen en het onderin de mand begraven en de mand in een boom hangen. Maar het kleine leven zal opgroeien tot de lofprijzingen van God.
39 O God, mogen wij niet zo kortzichtig, zo kleingeestig zijn, maar laten we rondom ons kijken en God overal zien. En hoeveel te meer kunnen we Hem deze morgen zien in Zijn lieflijke kinderen, terwijl wij hier samen gemeenschap hebben in Christus Jezus, Die Leven is. Moge iedere pelgrim, Here... Wij zijn niet van deze wereld; wij zijn pelgrims en vreemdelingen; wij zijn gasten. En zoals de gasten uit Georgia, uit Canada, uit Texas, overal vandaan, hier in deze kleine plaatsen samen zijn gekomen om onze ideeën uit te wisselen, en onze getuigenissen te geven van Zijn glorie, mogen wij van deze samenkomst weggaan met een overvloed van eeuwig leven opdat wij anderen de weg er naartoe mogen onderwijzen. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen. Dank u.
[Iemand zegt iets tot broeder Branham – Vert] O, dat is in orde. Dank u. [Leeg gedeelte op de band. ]
40 Ik word verondersteld een persoon te zijn die zich afzondert, maar dat ben ik niet. Zie? Ik houd van gemeenschap. En hier ben ik de samenkomst daar aan het ophouden, moet mij spoeden om daarheen te gaan. U hebt allemaal eeuwig leven, dus geloof dat gewoon. Maar hier is het slechts een kleine plaats waar mensen met elkaar spreken. Zie? Als er iets verkeerd is, begin je daar last van te krijgen; je vangt het op. En wanneer je dat doet, dan (zie?) scheurt het mij weer voor de avond aan stukken. Zie? En ik ben er zeker van dat Christenen dat begrijpen.
Het is niet... het is niet dat ik niet van u houd. My, als u er niet was, waar zou mijn bediening zijn? En wat met degenen daar buiten? Ongeacht hoe groot de bediening zou zijn, ze kan niet groot zijn totdat u die groot maakt. Ik kan het niet zelf doen. U en ik zijn er samen voor nodig om dat te doen. Zie? Uit mezelf: niets; uit uzelf: is niets. Maar zijn wij samen, dan brengt de Here Zijn bediening voort. Als u het niet zou geloven, zou het nooit gebeuren. U moet het geloven. Want dat is het wat veroorzaakt dat het gebeurt, omdat u het gelooft. God zegene u.