Ik ben het, wees niet bevreesd
Door William Marrion Branham1 Goedenavond, vrienden. Ik ben zeker zo'n groot compliment niet waard zoals mij net door broeder Bigby werd gegeven. Ik hoop dat ik zoiets dergelijks kan waarmaken. En ik ben blij om vanavond hier weer terug te zijn. Wij hebben net... reisden door het land, en we waren daar bij broeder Parker Thomas in zijn conventie. En toen wist ik dat wij in dit district zouden zijn; ik had altijd zo'n liefde en respect voor broeder Bigby en voor zijn mensen. Ik achtte het een groot voorrecht om vanavond te kunnen komen, en voor vanavond en morgenavond, en om te weten... Toen hoorde ik ook net dat broeder Ned Iverson, een boezemvriend, een groot prediker van het Evangelie, ermee door zal gaan. En ik dacht dat ik vanavond zou komen en...
2 Ik predikte daar zoveel, de laatste keer in die conventie, dat ik bijna mijn longen eruit heb gepredikt. En broeder Ned zal hier het prediken gaan doen. En daarom dacht ik dat ik gewoon zou komen en tot u over Jezus zou spreken – alleen wat ik over Hem wist – en bidden voor de zieke mensen. En dus... Zoals ik mij kan herinneren, toen de kerk hier was... Ik geloof dat hij net gebouwd was, of broeder Bigby had hem net overgenomen of zoiets... En ik zal nooit die heerlijke dagen vergeten toen wij hier waren.
Ik sprak erover terwijl wij over straat gingen. Ik geloof dat het ongeveer... zes en een half jaar of zoiets is sinds ik hier was... En deze fijne mensen door heel het oosten en zuiden... Het is zo'n voorrecht om gemeenschap met ze te hebben.
3 Wij hebben nu vanavond onze herder bij ons van de Tabernakel, die mijn plaats inneemt als ik weg ben. Ik veronderstel dat hij misschien is voorgesteld: broeder Neville. We hebben ook andere herders hier van onze zustergemeenten: broeder Bryant (ik veronderstel zij allen), broeder Collins, broeder Wilbur Collins, een Methodistenprediker die onlangs de Heilige Geest ontving en in het geloof is. En broeder Neville was ook een Methodistenprediker. Broeder Jackson was een Methodistenprediker. En het lijkt er dus op dat de Methodisten gewoon onze richting uit komen. Dus wij...
Weet u, ik houd ervan om aan die laatste bron te denken die Jakob groef. Er is ruimte voor ons allen, weet u...?... niemand hoeft ons weg te jagen. En gisteravond dachten we eraan dat Pinksteren niet zozeer een organisatie is; het is... het is een gemeenschap. Het is een ervaring. En wij kunnen er allemaal rondom gemeenschap hebben en een geweldige tijd hebben.
4 En om dus vanavond hier te zijn en om te proberen de preekstoel in te nemen waar een minzame leraar zoals broeder Bigby staat, is dat een grote opgave. En ik zal niet proberen om alles te doen. En dan te weten dat nadat ik morgen vertrek... morgenavond, dat broeder Ned Iverson... Ik ben er zeker van dat u allen broeder Ned kent, en broeder Vayle, en deze grote leraren daar; en broeder Neds vader, de voortreffelijke man, een van hen, op het veld vandaag. Om dan een kleine kerel zoals ik, die nauwelijks mijn... Ik ken alleen mijn ABC. Dat is ongeveer alles. Weet u wat dat betekent? Altijd Christus Geloven; dat is voor mij het ABC. Dat is juist. Dus dat is ongeveer alles, denk ik, wat ik hoef te weten, wat anderen hier ook weten. Je hoeft ze hier niet op de hoogte te brengen, weet u, je brengt het gewoon. Dat is dus erg fijn.
5 We zijn... Wenste dat ik deze week kon blijven en naar broeder Ned luisteren, en veel gemeenschap hebben met u mensen en fijne herder. Maar ik moet donderdag... woensdagmorgen naar huis gaan. Ik ben daar dan donderdagavond om ongeveer negen of tien uur. Vier of vijf uur donderdagmorgen moet ik op weg gaan naar het Cow Palace aan de westkust, en in Los Angeles zijn om daar een paar dagen daarvoor te beginnen, of nadat ik hier wegga.
En dan ga ik langs de westkust heel de weg naar Washington, Oregon, en omhoog naar Canada, en misschien Anchorage, Alaska, om met de diensten te sluiten. Om dan terug te komen en overzee te gaan naar Tanganyika [Tanzania], Uganda, Kenia, en Zuid-Afrika, en daar doorheen. Ik heb zeker uw gebeden nodig.
6 Ik veronderstel dat u zich wel zult afvragen waarom heel mijn gezicht onder de littekens zit. Misschien dat velen van u het weten, dat ongeveer vier weken geleden een groot Weatherby Magnum geweer in mijn gezicht ontplofte, en ongeveer, o, zes ton aan druk mij recht in mijn gezicht trof. Het had mijn hoofd en schouders helemaal moeten wegblazen. Maar weet u, Hij wist dat ik nog hierheen moest komen, daarom liet Hij mij heel zodat ik kon gaan. Daarom nam Hij mij die keer niet weg.
Ik was dus... Ik houd er altijd van om op doelen te schieten en te vissen. En ik ben er tamelijk blij mee dat de Here mij dat laat doen, omdat ik ervan houd om buiten in de natuur te zijn. Iemand had mij pas een geweer gegeven. Het was een... een omgebouwd geweer en daarom was de kogelruimte erin niet uitgeboord. En ik deed het patroon erin, richtte hem op om op het doel te schieten, en alles wat ik zag, was rood vuur zo hoog als dat plafond. En de loop van het geweer vloog vijfenveertig meter voor mij uit, en de lade en grendel vlogen ongeveer vijfentwintig meter achter mij, en velden de struiken en bomen en dingen om mij heen. En ik weet niet... Het is God alleen Die mij liet leven, dat is alles.
7 En het is een wonder dat het mijn ogen er niet uit blies. Het schoot verscheidene stukken daar recht rondom in de schedel, en sloeg... ging hier door de lippen en sloeg die tand eruit. Sloeg er de bovenkant vanaf. En vijftien stukjes gingen net aan de onderkant van het gezichtsveld. Ze vormden een halve cirkel zodat het mijn gezichtsvermogen niet uitschakelde.
Ze brachten mij naar de dokter. Hij zei: "Het enige wat ik weet, is dat de goede Heer daar aanwezig moet zijn geweest, en nog niet klaar was met Zijn dienstknecht om heen te gaan." Het leek erop dat Satan het zeer zeker probeerde. Maar weet u, ik ben zo blij dat Hij onze veiligheidszone is. Hij is de plaats waar wij kunnen komen en ons veilig voelen.
8 Ik predikte eergisteravond over De Naam van de Here is een toren, waar de rechtvaardige heen ijlt en veilig is. Bent u niet blij om daar vanavond in te zijn? De geweldige veiligheidszone waar al de duivelse pijlen verleden tijd zijn, door ons schild van geloof om te weten dat wij in die veiligheidszone staan, geankerd in Christus, zo veilig als wij daarin maar kunnen zijn... Zelfs de dood zelf kan ons geen kwaad doen. Wij zijn reeds gestorven. Onze levens zijn verborgen in God door Christus, daarin verzegeld door de Heilige Geest. Is dat niet wonderbaar?
9 Ik sprak eergisteravond in die samenkomst. Ik zei... Ik weet niet... Dingen die ik zeg, betekenen niet zoveel, maar af en toe geeft de Heilige Geest mij iets om te zeggen, en dat koester ik zozeer. Ik houd er gewoon van. En Hij gaf mij onlangs 's avonds iets, een gedachte, thuis in de Tabernakel voordat ik hierheen kwam. En het... het scheen net die diepzinnige zaak te zijn die gewoon een houvast op mij kreeg.
Ik dacht over bewijs na, en ik dacht eraan dat, toen Jozua heenging, of... Wel, het eerste is, toen Israël, Gods volk, geheel in slavernij was... Ze waren slaven en zij... ze moesten nemen wat hun gegeven werd. Ze gooiden hun beschimmeld brood toe; zij zagen dat ze dat moesten eten. Als zij een lieflijke dochter hadden en de Egyptenaren dat meisje wilden nemen en haar wilden aanranden, konden zij er niets aan doen. Hadden ze een zoon, een fijne kerel, en zij wilden hem doden, dan was er niets aan te doen. Zij waren slaven. Wat een leven moet dat zijn geweest voor Gods volk om in zo'n toestand te moeten leven.
10 Maar op een dag kwam daar uit de woestijn een profeet met een Vuurkolom die hem volgde. Hij vertelde hun dat daar een land was vloeiende van melk en honing, en dat zij hun eigen huis konden hebben, hun kinderen opvoeden, en in vrede leven. God hield van hen en zou hen naar dat land brengen. Niemand van hen was daar ooit geweest, weet u. Zij... ze moesten gewoon zijn woord ervoor nemen. Dus volgden zij hem daarheen.
Ze kwamen in een plaats genaamd Kades-Barnéa, waarvan wij begrijpen dat daar de grote oordeelstroon was. En het wordt verondersteld een oase te zijn daar in de woestijn, waar deze grote en kleine bronnen, welke... we zouden in types kunnen gaan en zeggen dat het de troon van God is, met de kleine oordeelstronen, de gemeenten, vestigingen vanwaar het oordeel begint in het huis van God.
11 Maar hoe dan ook, onder de groep daar bevond zich een grote strijder. Zijn naam was Jozua, wat 'Jehova-Redder' betekent, en Jozua ging aan de groep vooraan. Stak over, ging over de Jordaan, ging het beloofde land binnen, en bracht het bewijs mee terug dat het land daar was, en het fruit was prachtig. Twee mannen droegen een tros druiven. Zij konden van de vruchten proeven voordat zij daar zelfs aankwamen, wetend dat het een bewijs was dat het land goed was. God had niet tegen hen gelogen. De profeet had niet tegen hen gelogen. Het land was daar, en zij bevonden zich daar precies op de grens ervan.
Zij staken over het land in. Aan hen, hun stammen, werden verschillende delen gegeven. En toen brachten zij daar hun gezinnen groot, verbouwden hun gewassen. Ze leefden in vrede. Ze waren een natie. Ze waren een volk. Maar uiteindelijk kreeg de ouderdom hen te pakken en zij stierven. Op de kleine akkers zag men her en der begraafplaatsen op de berghelling. Met ogen gevuld met tranen liepen zij over de graven van de allerheiligsten onder hen terwijl zij hun geliefden begroeven.
12 Toen kwam er op een dag een andere grote Strijder. Hij was de Strijder van hen allen: Jehova gemanifesteerd in vlees, Jezus Christus, Zijn Zoon. Hij kwam neer, en Hij vertelde hun dat er een land was ver boven dit land. Er was een land waar mensen niet meer stierven. En Hij zei: "Er is leven na de dood." En Hij onderwees dat gedurende drie-en-een-half jaar.
En toen kwam Hij op een dag naar Kades-Barnéa, waar Hij in het oordeel stond voor ons allen: de rechterstoel van God, waar God de ongerechtigheid op Hem uitgoot, en de straf van onze ongerechtigheid, de wraak van God op Hem uitgoot. En Hij droeg in Zijn lichaam onze zonden, en Hij stak de rivier over die wij de Jordaan noemen, de dood.
Maar op Paasmorgen kwam Hij, net zoals Jozua, terug met het bewijs: de mens leeft weer na de dood! Zij dachten dat het een geest was. Hij zei: "Voel mij. Een geest heeft geen vlees en beenderen zoals Ik heb." Zei: "Hebben jullie iets te eten?" En zij gaven Hem vis en brood, en Hij at het. Toen zei Hij: "Ik ga jullie het onderpand van dit land geven, maar wacht daar in Jeruzalem totdat jullie de uitbetaling krijgen." [De samenkomst verheugt zich – Vert]
13 Dus gingen zij daarheen en wachtten, en het onderpand van dat land werd teruggezonden. En wij kunnen ons vandaag daarover verheugen. Wij zijn nu... beschouwen onszelf dood en begraven met Hem in de doop. Wij zijn met Hem opgewekt, en zijn geestelijk gesproken vanavond gezeten in hemelse plaatsen in Christus Jezus, opgewekt met Hem.
Wij zijn nu in het lichaam van Christus. 1 Korinthe 12: "Door één Geest zijn wij allen gedoopt in één lichaam." Door wat? Dat is het onderpand van onze erfenis. Wij hebben reeds de uitbetaling ervan, omdat wij weten dat we zijn overgegaan van dood in leven. Als we terugkijken, zien we waar we eens waren, en waar we nu zijn. Er is zonde daarginds in de wereld, en wij zijn daar bovenuit gekomen, zitten met Hem, onze Koning, in hemelse plaatsen in Christus Jezus. Wat een bewijs.
En zelfs de dood zelf niet... Toen een grote strijder, Paulus, hem onder ogen moest zien, schreeuwde hij: "O, dood, waar is je prikkel? Of graf, waar is je overwinning? Maar dank aan God, Die ons de overwinning heeft gegeven door onze Here Jezus Christus." Ik kan dat maar beter stoppen. Ik zou gaan prediken.
14 Het was niet lang geleden op een conventie en ik hoorde een kleurlingdame een getuigenis geven. Het klinkt wat simpel. Verontschuldig mij alstublieft voor het primitieve ervan. Maar het lijkt er nu precies bij te passen. Zij stond op om een getuigenis te geven. Ze zei (en als er hier enige kleurlingmensen zijn, bedoel ik met deze uitdrukking niet om onbeleefd te zijn), ze zei: "Wel, ik is... wil de Here danken." Ze zei: "Ik... om hier te zijn." Ze zei: "Ik weet dat ik niet is wat ik behoor te zijn." En ze zei: "Vervolgens weet ik ook dat ik niet ben wat ik wil zijn. Maar", zei ze, "één ding weet ik: ik ben niet meer wat ik vroeger was." Dus denk ik dat dat juist is.
Dat is één ding wat we kunnen vertellen over dit bewijs. Wij zijn niet wat we vroeger waren. Het bevindt zich daar beneden ons. En wij zijn opgestaan in Christus, zitten in hemelse plaatsen in Christus Jezus met het bewijs van eeuwig leven door het ontvangen van de Heilige Geest, zoals Hij beloofde op de dag van Pinksteren dat wij het zouden ontvangen.
15 En ik ben hier vanavond om dat met u te delen. En onze... onze broeder Iverson, zoals ik zei, zal prediken. En ik denk dat zij hier morgen diensten hebben. En ik zou zeggen, kom en hoor deze grote dienstknecht van Christus. Dierbare jongen. Broeder Iverson is in moeite. En we hebben bij elkaar gezeten en ik weet dat God iets op het oog heeft voor broeder Iverson. Hij is het gewoon aan het peilen om te proberen zijn weg te vinden.
Zoals ik het gisteravond illustreerde over de vrouw die probeerde Zijn kleed aan te raken. Iedere keer als zij het probeerde aan te raken, verhinderde iemand dat. Maar zij was volhardend. Zij bleef daar totdat zij de aanraking kreeg. En dat is de manier. Blijf aanhouden totdat u het kunt aanraken. Dat is de enige manier om het te doen. Wees er volhardend mee.
16 En nu ben ik gekomen om voor de zieke mensen te bidden, terwijl broeder Iverson voor de heiligen komt prediken, enzovoort. En nu zou ik dit willen zeggen, juist voordat wij een tekst gaan lezen, en... ik wil u niet te lang houden omdat ik daar iedere avond de mensen tot ongeveer middernacht vasthield. En ik ben thuis net klaar gekomen met prediken, slechts een korte boodschap: zes uur. Maar daar voel ik mij vanavond toch niet goed genoeg voor. Dus ik...
Dus nu denk ik toch, terwijl we zijn... Wij willen er nu toe komen om gemeenschap te hebben gedurende ongeveer dertig minuten rondom het Woord; rondom een klein drama uit het Woord.
En ik denk dat een van de grootste dingen waaraan iedere Christen zou kunnen denken, is, om te weten dat zij nu in de tegenwoordigheid van Jezus Christus zijn. Wij spreken over Hem; wij aanbidden Hem; wij denken aan Hem; en wij lezen over Hem. En om nu het rechtstreekse bewijs te hebben dat Degene Die het Woord schreef hier bij ons is. Wij zien Hem bewegen – Zijn tegenwoordigheid – zoiets als het gadeslaan van iets dat door het gehoor beweegt, en met de mensen, en in de mensen, en over de mensen, en door de mensen: God met ons, in ons, door ons, over ons. Ik denk dat het een wonderbare troost is. Denkt u ook niet?
17 En heb nu gewoon gedurende een paar ogenblikken geduld met mij terwijl ik enige Schriftgedeelten lees. Als u het zou willen opslaan, zou ik graag naar Mattheüs, het veertiende hoofdstuk gaan en een gedeelte lezen; ongeveer het tweeëntwintigste tot en met ongeveer het zevenentwintigste vers. En misschien wil God ons van hieruit een kleine samenhang geven.
En terstond dwong Jezus Zijn discipelen in het schip te gaan, en voor Hem af te varen naar de andere zijde, terwijl Hij de scharen van Zich zou laten.
En toen Hij nu de scharen van Zich gelaten had, klom Hij op de berg alleen, om te bidden. En toen het nu avond was geworden, zo was Hij daar alleen.
En het schip was nu midden in de zee, zijnde in nood van de baren; want de wind was hun tegen.
Maar in de vierde nachtwake kwam Jezus af tot hen, wandelende op de zee.
En de discipelen, ziende Hem op de zee wandelen, werden ontroerd, zeggende: Het is een spooksel! En zij schreeuwden van vrees.
Maar terstond sprak Jezus hen aan, zeggende: Weest goedsmoeds, Ik ben het, vreest niet.
Ik zou dat graag als tekst willen gebruiken: Ik ben het, wees niet bevreesd. Laten we een ogenblik onze hoofden buigen. Terwijl wij onze hoofden gebogen hebben – en ik vertrouw erop dat onze harten dat in Zijn tegenwoordigheid ook zijn – als daar een verzoek onder de mensen zou zijn voor een zeker iets van Christus, en u zou willen dat ik u gedenk, zou u even uw handen op willen steken, en God zal weten wat onder uw hand is. Dank u.
18 Meest genadige God, Die de Here Jezus uit de dood deed opstaan, en Hem nu gedurende deze tweeduizend jaar onder ons hebt gehouden, en Die op een dag voor de tweede maal dat glorieuze lichaam op de aarde zal voorstellen om Zijn gemeente weg te nemen. Wij zijn zo gelukkig dat die grote fluistering van hoop vanavond in onze zielen rust.
Wij zijn blij, Here, omdat wij vanavond niet alleen zijn in deze gemeenschap van deze grote vreugde. Er zijn vele duizenden rondom deze wereld die dit voorrecht delen, daar wij beweren dat we niet van deze wereld zijn, maar dat we pelgrims en vreemdelingen zijn. Wij zijn hier slechts tijdelijk. We geven niet om de wereld. Ons enig doel is om aan de wereld Degene te laten zien Die voor hen stierf.
En wat de zieke kinderen van deze aarde betreft, zij hebben een voorrecht om naar deze grote fontein te komen, en te weten dat daarin voor hun ziekten is betaald. Jezus van Nazareth werd verwond voor onze overtredingen, door Zijn striemen werden wij genezen.
19 En we zijn hier zo dankbaar voor, te weten dat wij vanavond deze geweldige uitweg hebben voor al onze... om al onze zorgen kwijt te raken, al onze moeiten, onze ziekten, kwalen, en zelfs de vrees voor de dood zelf. En de dood zal van ons vluchten als wij Hem belijden en Hem geloven.
Wij zijn onderwezen met Zijn eigen woorden in Johannes 5:24: "Hij die Mijn woorden hoort, en gelooft in Hem Die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven, en zal niet in het oordeel komen, maar is reeds overgegaan van dood in leven."
God, hoe danken wij U daarvoor. Dat zijn de woorden van de eeuwige God. En wij koesteren het dus in ons hart, wetend dat zowel hemel als aarde voorbij zullen gaan, maar dat dat Woord nooit zal falen. Te midden van alle moeiten, beproevingen, atoombommen, door de schaduwen van de dood, leeft het regelrecht door, omdat het Gods Woord is.
20 Er werden vanavond handen opgestoken, Vader. We zagen in dit gebouw bijna honderd procent. Zelfs binnen en buiten, op de balkons en overal, werden handen opgestoken. Zij zijn behoeftig, Vader. Ik heb U nodig; wij allen hebben U nodig. Wilt U niet komen, Here? Bezoek vanavond elkeen van ons. Geef ons het verlangen van ons hart. Wij verlangen ernaar om U te zien en U lief te hebben. Wij weten dat U zeer lieflijk bent, vol van genade en barmhartigheid. En wees barmhartig voor ons arme, behoeftige mensen vanavond, want wij houden van U, en roepen Uw Naam over ons uit. Wij zijn Christenen. Dank U, Vader.
Wij zien nu uit naar Uw bezoek. Ik weet dat U het deed in het zingen en in het gebed, enzovoort. En ik bid, Vader, dat U gedurende de avond bij ons wilt blijven. Wees morgen met mijn dierbare broeder Ned. Ik bid dat U hem wilt zalven, Here, en met de avonddienst morgen en met de voortgezette diensten. God, zegen onze meest dierbare broeder Bigby hier, deze lieflijke gemeente, en deze schapen die hij heeft gehoed. God, wees met deze grote man en geleid hem en bestuur hem, Here. Moge hij de lammeren en schapen van God voeden. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
21 Nu, het moet ongeveer de tijd zijn geweest dat de zon onderging. Het was een verschrikkelijke dag geweest. Er was een hoop spanning geweest. En het zijn slechte dagen als er spanningen zijn. En waar Jezus ook heenging, was er een constante druk van de menigte. En dit was een uitzonderlijke dag geweest. En ongeveer op de tijd dat de zon onderging, kan ik deze geweldig dikke spieren op die gebruinde rug van die visser zien, als hij de boot van de oever duwt. En hij was een sterke man. Hij kende de meren. Hij had er sinds dat hij een kleine jongen was op gevist.
Zijn vader was voor hem visser geweest. Dat was zijn beroep. Hij wist over het soort water, hoe te vissen, en waar. En terwijl zij de kleine boot wendden... En Simon loopt misschien door naar het midden van de boot en gaat aan de kant van zijn broer Andreas zitten en pakt de roeispaan...
22 Nu waren de schepen in die dagen niet zoals ze nu zijn. Toen werden zij voortgedreven door mankracht; soms hadden ze er zeilen op. Als de wind goed stond, konden ze zeilen. Als er geen wind was, konden ze roeien.
En de manier waarop de vissersboten waren (pardon) [Broeder Branham kucht – Vert], ze hadden misschien zes of acht stel dollen. En de roeiriemen waren zo groot, dat ze twee mannen nodig hadden: de een aan de ene kant en de ander aan de andere kant. Want als er golven en dergelijke – stormen op zee en de meren – waren, moesten ze hard trekken om de kleine boot op koers te houden: recht vooruit in de golven, anders zou hij kapzeisen.
U mensen, die langs deze meren wonen, weet hoe je de achtersteven van de boot haaks op de golven moet zetten zodat hij niet op en neer gaat. Anders zou hij recht naar beneden vallen en vollopen met water. Je moet steeds de goede invalshoek hebben. En er zijn sterke armen en ervaren mannen voor nodig om de boot te roeien.
23 De meeste mensen die rond Galilea woonden, waren vissers. Dat was een belangrijk vissersland en ze brachten veel tijd op de meren door. En ze hadden een geweldige dag gehad, geweldige dingen. En, natuurlijk, toen... Er is iets met gemeenschap als je een dienstknecht van Christus ontmoet, hun hand schudt. En als zij ooit in contact met Jezus zijn geweest, dan is er iets met hen waardoor je hen nooit kunt vergeten. Daar is iets dat... dat trekt, waardoor je... dat het je spijt om hen te laten gaan.
Ik heb me er dikwijls over verbaasd hoe Christenen ooit met elkaar kunnen ruziemaken, of van mening verschillen vanwege kleine verschillen en dingen, als zij werkelijk weten dat dat een broeder of zuster is die de Here liefheeft.
Jaren geleden waren we gewend en klein lied in onze Tabernakel te zingen, en velen... Ik veronderstel dat u het nog heeft. Toen ik net aankwam, kwam aanrijden, hoorde ik dat prachtige zingen. En dat lied waren wij gewend om te zingen, het is al heel oud.
Gezegend zij de band die bindt
Onze harten in christelijke liefde;
De gemeenschap van gelijkgezinden,
Is zoals die daarboven.
En moeten wij uiteen,
Dan voelen wij de smart;
Toch is er vreugde in ons hart,
Eens zien wij elkander weer.
24 Als de gemeente zich slechts op die wijze kon voelen. Als elke Christen zo voor de ander kon voelen... de zorgen van de ander kon voelen, en lasten enzovoort, zou dat geen wonderbare zaak zijn? Jezus wil ons op die manier hebben. Hij zei... Zijn gebed was dat wij één zouden zijn. Ik geloof dat Hij God niet iets zou kunnen vragen, tenzij God het Hem zou toestaan.
Zoals Martha zei: "Zelfs nu, wat U God ook vraagt, God zal het U geven." Ik geloof dat een... Ik geloof dat alle Christenen, zelfs nu, zo op die wijze voor elkaar voelen. Dat is juist. Natuurlijk weten we over de grote oogstakker... Er was onkruid en wikke, en de gelijkenis van het net dat werd ingeworpen. En er waren allerlei soorten. Het moet allemaal samenkomen. Maar ik geloof dat God Zijn dierbare kinderen kent die daar overal verspreid zijn in deze donkere wereld.
25 Terwijl het schip uitvoer, stonden deze geliefde mensen te zwaaien op de oever: "Vaarwel, kom terug om elkaar opnieuw te ontmoeten. We waren zo gelukkig om u te ontmoeten. En nu weten wij dat we medeburgers zijn van het grote Koninkrijk van God. Wij zijn leden van Zijn familie. Wilt u niet terugkomen om ons weer te ontmoeten?" terwijl het schip op het meer wegvoer.
En weet u, misschien deden ze een paar flinke trekken en kwamen dan omhoog om te zwaaiden; en trokken opnieuw de boot vooruit, en het kleine schip bewoog op een kalm meer terwijl deze grote vissers aan de roeiriemen trokken.
En het moet een dramatisch schouwspel zijn geweest om naar dat scheepje te kijken terwijl het kleiner en kleiner werd; en de groep op de oever werd vager en vager, totdat zij eindelijk verdwenen toen de zon begon onder te gaan. Een boot roeien is een zware baan. Ik ga er nu aan het denken dat ik op de achterste bank zit, en aanhaal wat daarginds gebeurde.
26 En nu zie ik hen als zij stoppen om een beetje uit te rusten, hun roeiriemen naar binnen halen, en het zweet van hun gezicht vegen. Het moet zijn geweest... Ik zal zeggen dat het de jonge Johannes was, nadat zij gedurende een paar ogenblikken op adem waren gekomen, omdat ze nog een behoorlijke afstand te gaan hadden; ze moesten nog de hele avond roeien. En toen hij op adem gekomen was, keek hij om zich heen en zei: "Broeders..." En zij gaan nu deze getuigenisdienst houden. En hij zei: "Laten we een getuigenisdienst houden terwijl we wachten. En Hij zal na een poosje naar ons toe komen, en laten we een getuigenisdienst houden."
En ik zou dat vanavond graag doen, terwijl we over Hem spreken. Zeker zal Hij over een poosje naar ons toe komen, hier ergens langs de weg. En laten we gewoon een poosje over Hem spreken. Laten wij de getuigenissen horen die zij hadden.
27 Ik kan Johannes horen zeggen: "Ik zou graag als eerste getuigen", omdat Johannes een jonge kerel was. En hij zei: "Wij kunnen nooit meer sceptisch zijn. Dat kunnen we eenvoudig niet meer zijn, na wat wij vandaag hebben gezien. Wij weten dat, ongeacht hoeveel Farizeeërs, of hoeveel Schriftgeleerden zeggen dat dit verkeerd is, wij weten dat het juist is. Wij volgen geen valse profeet. Wij volgen de Christus des Heren."
En hij zei... Hij zou zoiets als dit gezegd kunnen hebben: "Jaren geleden, als kleine jongen, groeide ik dichtbij Jericho op. En ik kan mij de dagen herinneren dat ik daar in de lente buiten op de heuvelhelling speelde. Ik kan nog steeds die knappe, kleine Joodse moeder van mij zien. Als papa daar buiten op de akkers ging werken, was zij gewend mij in de namiddag in slaap te wiegen. En zij zou buiten op de veranda gaan zitten en mij in slaap wiegen, en mij Bijbelverhalen vertellen."
28 "En zij zou naar de doorwaadbare plaats wijzen, net beneden Jericho, en zeggen: 'Johannes, vergeet het niet. Onthoud, daar is het waar de grote, machtige Jozua het meer, of de Jordaan doorkruiste in de maand april. En de grote Jehova hield de wateren tegen toen wij het beloofde land in kwamen. [De samenkomst verheugt zich – Vert] En precies daar beneden bij die weg die daar gaat, wandelde de grote profeet Elia, met Elisa, arm in arm. Ze staken de Jordaan over.'"
"'Johannes, vergeet niet dat God Zijn mensen daar in die woestijn bezocht. Hij bewaarde hen daar gedurende veertig jaar, en elke dag gebeurde er een wonder. Johannes, er wordt ons nu verteld dat de dagen van wonderen voorbij zijn, maar de grote Jehova maakte brood en liet het op de aarde regenen om ongeveer tweeëneenhalf miljoen van ons volk te voeden. Zij zagen dat wonder veertig jaar.'"
29 En Johannes zou, terwijl wij naar hem luisteren, zoiets als dit gezegd kunnen hebben. "Broeders, ik heb Hem gadegeslagen terwijl ik Hem volgde. Maar vandaag zag ik iets. Vroeger vroeg ik aan mama: 'Mama, hoe kwam God aan een... een nachtploeg daar die... en grote ovens daarboven in de hemel die al dit brood bakken – de engelen – om het dan op de grond uit te gieten voor Zijn kinderen?'"
"'Welnee, Johannes', zei ze. 'Weet je, onze God kan dat brood scheppen.'"
"Nu, ik heb altijd dat verhaal geloofd. En toen ik Hem vandaag deze vijf broden zag nemen en er vijfduizend mee voeden, maakte dat het vast."
Ik kan hem zich horen omdraaien en zeggen: "Mattheüs, zag je die uitdrukking op zijn gezicht? Wel, hij leek helemaal niet verrast te zijn, die kleine jongen."
Mattheüs zei: "Ja, ik zag hem. Eigenlijk had hij van school gespijbeld (wel, wij noemen het spijbelen), en was er vandoor gegaan. En ik vroeg hem... Ik keek om mij heen en ik zag daar niemand die iets te eten had, maar hij had zijn lunch onder zijn arm. En ik vroeg hem of ik het mocht hebben. En hij zei: 'Wel, ik nam het mee voor mijn middageten. Maar als het naar die Man gaat, Die ik heb horen spreken; Hij kan het krijgen.'"
30 Ik zou het gewoon heerlijk gevonden hebben om Hem te horen, u niet? Gewoon om te zien hoe anders Hij was. En merk op, dat zolang de lunch in de hand van de kleine jongen was, het slechts vijf broden en twee vissen waren. Maar toen het in Jezus' handen kwam, voedde het er vijfduizend. Dus de kleine dingen die wij hebben, als we het gewoon Hem laten hebben... Het kleine geloof dat wij hebben, als wij Hem dat gewoon laten hebben, zal het grote dingen doen.
Johannes wat zo verrukt. Hij zei: "Hij zag eruit als Jehova terwijl Hij daar stond en deze broden nam en ze brak. En ik klom aan de achterkant op de rots . Ik wilde zien waar het vandaan kwam. En Hij hield het broodje in Zijn hand omhoog." (En ik zeg 'beschuit' omdat wij zuiderlingen weten wat een 'beschuit' is, weet u.) "En Hij nam dus dit broodje en brak het, en ik lette op die gebroken plaats, en Hij overhandigde het. En toen Hij weer begon – voordat ik het kon opmerken – was het broodje weer aangegroeid." [De broeders op het podium en de samenkomst beamen voortdurend enthousiast alles wat broeder Branham zegt – Vert] Zei: "In deze handen... het moet met dezelfde gezalfde handen gezalfd zijn geweest die dat brood daar in de hemel hebben gemaakt en neer gezonden hebben. En ik ben... ik geef mijn getuigenis aan jullie, broeders, vanavond hierbuiten op dit meer. Het is voor mij een vastgestelde zaak. Dat is méér dan een man. Dat is Wie... over Wie de profeten ons verteld hebben."
31 En dan kan ik Simon zien. Zoals altijd, weet u, wil hij ook zijn getuigenis geven. En ik verwijt hem niets als je iets hebt om over te getuigen. Je moet gewoon de druk laten ontsnappen. Dat is alles. Dus Simon moet hebben gezegd: "Nu, broeders, is het mijn tijd." En hij zei: "Andreas, mijn broer, die hier aan mijn linkerkant zit, toen hij heen ging om Johannes te horen prediken... O, jullie weten het, mensen. We hebben allerlei soorten dingen gehoord, maar ik schonk er nooit veel aandacht aan."
"Maar op een avond kwam hij niet thuis, en ik vroeg me af waar hij verbleef. En de volgende morgen kwam hij binnen met een starende blik, en zei tegen mij: 'Kom, zie Wie wij gevonden hebben: de Messias.'"
Hij bleef lang genoeg bij Hem om overtuigd te raken. Dat is waar velen van ons falen. Wij blijven niet lang genoeg om overtuigd te raken, niet bezorgd genoeg. Wees bezorgd. Dit is tussen leven en dood voor ons, tussen gezond en ziek zijn. En we behoorden te blijven en te kijken totdat we overtuigd zijn. En dan zal niets ons gaan stoppen, wanneer u overtuigd bent. Geloof moet een bepaald doel hebben om aan te werken, moet ergens vandaan komen.
32 En nu. "Toen hij mij kwam vertellen... En ik herinner me de dag dat ik hem tegenkwam, en ik zei: 'Wel, ik zal met je meegaan naar de samenkomst. Je zei dat het daar deze morgen op het strand zou zijn.'"
"En ik zag een hoop arme vissers, de vrouwen keerden hun wastobbes ondersteboven, en gingen daarheen om naar Hem te luisteren. En deze Kerel trok een behoorlijk aantal mensen. En ik dacht eraan om er heen te gaan. En ik pakte een stuk drijfhout en dacht daar gewoon maar op te gaan zitten en te luisteren. Ik zat helemaal achteraan."
"En de hele tijd, terwijl Hij aan het spreken was, leek het of Hij mij recht aankeek. En ik raakte steeds meer geïnteresseerd. Ik bleef steeds meer naar voren gaan waar Hij Zich bevond. En ik zei: 'Wel, Hij spreekt Schriftuurlijk. Hij schijnt te weten waarover Hij spreekt.'"
"Toen, plotseling, keek Hij mij recht in mijn gezicht en Hij zei: 'Uw naam is Simon, en u bent de zoon van Jonas.'"
Hij zei: "Toen was ik overtuigd, want Andreas hier kan er getuigenis van afleggen. Mijn oude vader, een echte Farizeeër... En hij was een nauwgezette religieuze man. En toen wij hier op het meer visten (en wij hebben nog steeds zijn boot) en hij oud werd, liet hij ons... we zagen zijn haar grijs en zijn gezicht gerimpeld worden. Ik wist dat pa ons heel spoedig zou gaan verlaten."
33 "Dus op een dag ging hij zitten, nadat wij een grote hoeveelheid vis hadden gevangen, waardoor wij toen onze rekeningen konden afbetalen. En die morgen hadden we gebeden en God gevraagd om ons te helpen, omdat wij deze vis zozeer nodig hadden. En wij kregen de vis. En pa kwam erbij en ging zitten; hij zei: 'Kom hier, Simon, mijn zoon.'"
"Hij sloeg zijn armen om me heen, zei: 'Simon, ik word oud. En ik heb heel mijn leven gedacht dat ik in mijn leven de Messias zou zien. Maar ik word oud, en misschien zal ik niet in staat zijn om Hem te zien. Maar Hij kan in jouw tijd komen, Simon.'"
"'En ik weet dat voor Zijn komst er allerlei soorten dingen zullen plaats vinden. Er zullen valse profeten zijn; er zal van alles gaande zijn, allerlei soorten ismen... omdat Satan zal proberen alles in de war te sturen en misschien Israël te misleiden.'"
"'Maar, zoon, er is maar één weg waarvan we zeker kunnen zijn, en dat is om bij Gods Woord te blijven. Dat is de enige weg om zeker van te zijn.'"
Dat zou overal een goed getuigenis zijn. Dat is waar. Blijf bij het Woord.
34 "Toen zei hij: 'Zoon, in de boekrol van Deuteronomium zei Mozes, degene die ons de wet gaf: "Er zal een Messias komen, een in de laatste dagen... of God zal onder u een profeet verwekken (om de Schrift juist te doen zijn) van... uit onze broeders, en Hij zal een profeet zijn. De Here, uw God, zal een profeet doen opstaan." Nu, je weet, dat God ons bevolen heeft om de profeten te gehoorzamen, omdat het Woord van God tot de profeten komt. Zij zijn degenen die het Woord hebben en de uitleg van het Woord.'"
"'Daarom vertelde onze Here ons dat als er één onder ons was die geestelijk was of een profeet, en als hij profeteerde, en wanneer wat hij zei niet gebeurde, dat we niet naar hem moesten luisteren. Maar als het kwam te geschieden om dan wel te luisteren. Nu. En de Messias zal een profeet zijn.'"
"En zoals jullie weten, broeders, is mijn vader al een lange tijd geleden heengegaan. Maar toen Hij daar keek, en mij vertelde wie ik was, en niet alleen dat, maar dat Hij die godzalige oude vader van mij kende, toen wist ik dat Hij het was."
35 Een erg goed, treffend getuigenis. En voordat Simon kon doorgaan met zijn getuigenis, legde Filippus zijn hand op zijn schouder, proberend om hem even te stoppen. U weet dat iedereen er gewoon tussen probeert te komen, de een voor de ander, weet u. Je bent er gewoon zo vol van, dat je gewoon iets wilt zeggen. Als je iemand anders hoort praten, wil je er gewoon iets tussendoor zeggen. Dat is gewoon onze natuur. En toen kwam de tijd voor Filippus om te getuigen. En hij zei: "O, hoe goed herinner ik mij dat. Ik stond daar. En weet je, het ontroerde mij zozeer dat... Nathanaël, vind je het niet erg dat ik het vertel?"
"Nee, dat is goed."
36 "Weet je, ik wist dat Nathanaël een echte orthodoxe gelovige was. Hij hield al de wetten en hij was een goede man. Hij had zijn tijd gediend als een oudste en hij had van alles gedaan, en hij was een goede man. Hij bestudeerde de Schriften dag en nacht. Ik weet dat hij goed onderwezen was, en hij was een goede vriend van mij."
"Dus ging ik zo snel mogelijk de berg rond, zo hard als ik maar kon, om Nathanaël te vinden. Wel, jullie weten, broeders, dat ik ongeveer een dag nodig heb vanwaar Hij aan het prediken was om langs de heuvel heen te komen, en ik vond... Eerst klopte ik op de deur, en broeder Nathanaël... Zijn vrouw kwam naar de deur en zei dat hij net naar buiten naar zijn boomgaard was gegaan. En ik ging daarheen en ik hoorde iemand bidden."
37 "En Nathanaël was op zijn knieën aan het bidden en vroeg God om de Verlosser te zenden, zoals Hij Mozes had gezonden. En toen hij geëindigd was, wist ik dat hij in dat soort stemming was waarin hij naar Hem uitkeek. Daarom zei ik: 'Kom, zie Wie wij hebben gevonden. Wij... Je gebeden zijn beantwoord. De zaak waarnaar je uitkeek, is reeds hier. We hebben het gevonden. Het is glorieus. Je zou moeten komen en het zien.'"
"En Nathanaël zei: 'Wat zeg je daar?'"
En hij zei: "Wij hebben Hem gevonden, waarvan Mozes en de wet zeiden dat Hij zou komen: Jezus van Nazareth, de zoon van Jozef."
"En Nathanaël was zoals jullie weten overtuigd orthodox. Hij zei: 'Nu, even een ogenblik, Filippus. Ik weet dat je een goede geleerde van de Bijbel bent. Je moet ergens behoorlijk in de war zijn geraakt. Zou er iets goeds uit Nazareth kunnen komen?'"
38 "Weet je, ik verspilde mijn woorden nooit, omdat het niet helpt om met iemand te argumenteren. Daarom zei ik eenvoudig tegen hem: 'Kom en zie.' En onderweg rondom de berg, zei hij: 'Waarom ben je zo overtuigd?'"
"En ik zei tegen Nathanaël, terwijl ik mijn arm om hem heensloeg: 'Nu, broeder Nathanaël, je weet hoeveel keer wij in de boot hebben gezeten en dag en nacht gediscussieerd hebben over de boekrollen, en hoe wij tot laat hebben opgezeten en de Schriften bestudeerd hebben (o, dat is geweldig), hoe wij samen de Schriften bestudeerd hebben. En hier is wat mij overtuigde. Weet je dat...' Petrus, wil je me vergeven als ik dit zeg?"
"Zeker. Ga door."
"Je kent die ongeletterde visser die altijd in problemen was, en hij verkocht daar wat vis?"
"O, ja, Jonas' zoon, Simon?"
"Ja, dat is hem. En je weet dat je op een dag wat vis van hem kocht en een kwitantie wilde hebben, en hij kon er zelfs zijn naam niet op schrijven, wist zelfs dat niet."
"Ja, ik herinner mij hem. Ja. Hij heeft een broer die Andreas heet."
39 "Ja, dat is hem. Ja. Wel, Andreas geloofde dat deze profeet de Messias is, en hij kwam en bracht Petrus (of Simon) naar Jezus toe. En toen Jezus hem aankeek, zei Hij: 'Uw naam is Simon, en u bent de zoon van Jonas.' Wist helemaal niets van hem af."
"Nu, Nathanaël, laat mij dit in je geheugen brengen. Zegt de wet niet: 'Als een profeet profeteert...'? En het is vierhonderd jaar geleden sinds wij een profeet hadden, en hier staat Hij precies voor ons, weet je. Wel, het zou mij niet verbazen, Filippus, als Hij jou zou vertellen wie je bent... of, Nathanaël, als jij daar komt."
"'Wel, ik wil niet kritisch zijn', zei Nathanaël. 'Ik zal er gewoon heengaan en zelf luisteren en mijn eigen conclusies trekken. En als Hij Schriftuurlijk is, weet ik wat de Bijbel erover zegt. En als het Schriftuurlijk klinkt, wel, ik moet het eerst gedaan zien worden. Als ik zie dat het wordt gedaan, dan zal ik het geloven.'"
Goed. Dat is tamelijk goed. Weet u, ze wonen niet allemaal in Missouri. U hebt het oude gezegde gehoord: "Ik kom uit Missouri. Toon het mij." Dus hij zei: "Kom mee."
"En die dag toen wij daar aankwamen, was er een gebedsrij. En er stonden mensen in de gebedsrij en Jezus was voor de zieken aan het bidden. En toen ik er met Nathanaël heen liep, merkten we op dat daar een groep rabbi's stond, en goed bekendstaande geestelijken."
40 "En toen wij voorbijgingen, hoorden wij hun gesprekken, en een van hen zei: 'Wel, je weet dat wij onze samenkomst een antwoord moeten geven. En als zij daar allemaal achteraan gaan, wat zullen wij dan gaan doen? Wel, we zagen wat Hij zojuist heeft gedaan. Hoe wist Hij deze dingen? Daarom moeten we nu beraadslagen en bezien wat wij onze samenkomst de volgende zondag gaan antwoorden als zij hierover vragen stellen. En jullie weten dat wij niet in Hem kunnen geloven.'"
"Toen zeiden ze: 'Wel, we zullen gewoon zeggen dat Hij Beëlzebul is, de overste van de duivelen. Hij is een waarzegger. Dat is de beste manier waarop wij het kunnen doen.'"
"Kijk, in plaats van te gaan zitten en de Schriften te doorzoeken, trokken zij gewoon hun eigen conclusie, wat zij dachten. Terwijl zij dat deden, keerde Jezus Zich om en ving hun gedachten op, en Hij zei... Herinner je je dat? De Bijbel zei dat zij het niet hardop uitspraken. Zij dachten het in hun hart, en Jezus ving het op. En toen vertelde Hij hun dat Hij hen daarvoor zou vergeven, maar dat er eens een dag zou komen dat wanneer de Heilige Geest zou komen..."
41 "Nu, wij kunnen dat nu nog niet begrijpen, broeders, in dit schip vanavond, weet je, hoe het zit met die komende Heilige Geest waarover Hij sprak. Maar Hij zei, dat wanneer het zou komen en hetzelfde zou doen, er één woord tegen te spreken nooit vergeven zou worden. Dus, broeders, moet er iets voor ons liggen wat Hij zal gaan doen om dat zo strak te maken. Het moet iets geweldigs zijn."
"Welnu. En terwijl broeder Nathanaël daar stond, keerde Jezus Zich om en keek naar hem en zei: 'Ziet, een Israëliet in wie geen bedrog is.' En je herinnert je nog wel, Nathanaël, dat je helemaal paf stond."
"En je draaide je om en je keek opzij en daar stond jouw bisschop (of jouw rabbi), daar staande in die vergadering. En hij keek en zag je. 'Uche-uche.' Schraapte zijn keel omdat je een belangrijke rol in de kerk vervulde."
42 "Maar toen werd het een keuze tussen wat de rabbi had gezegd en wat God had gezegd. Dus keerde je je om en noemde Jezus: 'Rabbi, Leraar, hoe kende U mij? Ik heb U nog nooit gezien en U hebt mij nog nooit gezien. Dus hoe kon U weten dat ik een trouwe orthodoxe gelovige was?'"
"En herinner je je, Nathanaël, wat Hij zei?"
Nathanaël zei: "Kan ik het zeggen?"
"Ja."
"Hij zei: 'Voordat Filippus u riep, toen u onder de boom zat, zag Ik u.'"
Nathanaël zei: "Ik wil je getuigenis niet stoppen, maar dat stelde het voor mij vast. Laat mij de broeders vertellen wat ik zei. Het maakte mij niet uit dat al de hoogwaardigheidsbekleders daar omheen stonden, ik snelde naar Hem toe en zei: 'Rabbi, Gij zijt de Zoon van God. Gij zijt de Koning van Israël!'" Omdat het Schriftuurlijk was, wist hij het. "Gij zijt de Koning van Israël."
43 Arme, oude, geduldige Andreas, hij had zo lang gewacht om zijn getuigenis te geven, en Nathanaël... En toen bemerkte iedereen dat de maan opkwam. En de getuigenisdienst... U weet, dat als een goede getuigenisdienst begint, wel, dan weet je gewoon niet waar de tijd blijft. Je gaat gewoon door. O, zij waren zo geïnteresseerd, iedereen luisterde naar de ander zijn getuigenis.
En toen zei Andreas: "Broeders, laten wij allemaal hieraan denken, nu we bezig zijn om over Zijn bediening te praten, of het overeenkomstig het Woord van God is of niet. Wij weten dat allemaal. Ik wil jullie aandacht vragen. Herinneren jullie zich dat Hij die dag zei: 'Ik neem jullie allen mee naar Jericho'? Dat weten we allemaal nog goed." En Andreas moet zijn opgestaan en misschien de boot een beetje hebben laten schommelen, wat snel ophield.
44 En hij zei: "Jullie zullen je allemaal wel herinneren dat we gingen naar... toen we naar Jericho gingen. En de volgende morgen was het vreemd, nadat wij waren opgestaan en onze mantels weer hadden aangedaan, dat Hij zei: 'Ik moet door Samaria gaan.' Wij dachten dat dat vreemd was, waarom Hij langs Samaria wilde gaan in plaats van regelrecht naar Jericho te gaan. En we liepen..."
"En herinneren jullie je dit? We vertrokken zonder ontbijt en we kregen honger. En ongeveer om elf uur die dag kwamen we aan bij deze stad genaamd Sichar, en we gingen daar bij de bron zitten. En Hij zond ons allen weg, en we gingen de stad in. Herinneren jullie je wat een tijd we hadden toen ze zeiden: 'Zijn jullie een van deze heilige rollers... of een van hen?'"
Ik had dat eigenlijk niet moeten zeggen. Ziet u?
Maar: "'Zijn jullie van die Galilese groep daarginds? Zijn jullie een van hen?' En daarom wilden zij ons zelfs niets te eten geven. O my. Het was verschrikkelijk. En we maakten ons uit de voeten."
45 "En we merkten een vreemde zaak op. Er was daar een jonge, knappe vrouw die naar de bron kwam met een kruik voor haar water op haar schouder, haar hoofd. En toen zij erheen liep, zagen wij haar de kruik neerzetten en de haken eraan doen, klaar om de katrol naar beneden te laten gaan. En wij bemerkten dat onze Here daar met Zijn hoofd gebogen zat. Wij letten op Zijn ogen toen Hij ze opsloeg, en wij bemerkten dat zij getekend was als een prostituee, slecht bekendstaand. Zij had niet eerder bij de pomp kunnen komen dan op dat uur van de dag. De maagden gingen er vroeg heen. Dus toen wisten wij dat zij een vrouw van slechte zeden was."
"En we dachten gewoon, weet je... ieder van ons zei: 'Laten wij Hem haar zien wegjagen van die bron.' Herinneren jullie zich hoe vleselijk wij waren, broeders? Wij wilden Hem gewoon haar bij die bron zien wegjagen. Dus verborgen wij ons in de bosjes. Herinneren jullie het je allemaal?"
"Ja. Amen. Wij herinneren het ons."
46 "En we waren aan het opletten hoe onze Meester deze vrouw van slechte zeden uit Zijn tegenwoordigheid zou wegjagen. Dus begon zij de waterketel naar beneden te laten zakken om het water te krijgen, en onze Here zei tegen haar: 'Vrouw, breng Mij wat te drinken.' My. Herinneren jullie zich hoe we elkaar aankeken? Zou dat niet vreemd zijn, dat een vrouw van dat soort gevraagd kon worden om de Here een gunst te bewijzen?"
Maar u weet dat God op mysterieuze wijzen handelt. Hij houdt van de slechtsten onder ons. Als Hij dat niet had gedaan, zou ik hier vanavond niet zijn geweest. En ik ben er zeker van dat wij ons allen op die manier voelen. Ja.
"En toen... zij was verrast. Ze keek om zich heen, en ze zei: 'Meneer, u bent een Jood, en ik ben een Samaritaanse vrouw. En wij houden ons niet met elkaar op. Waarom wilt u zo vrijpostig zijn om aan mij zoiets te vragen?'"
47 "En Hij zei: 'Vrouw, als u wist tot Wie u spreekt, zou u Mij om drinken hebben gevraagd.' En we vroegen ons af wat Hij probeerde te doen, en waarom Hij een dergelijke vrouw probeerde te gebruiken om iets mee te doen? Zei: 'Als u wist tot Wie u spreekt, zou u Mij om drinken hebben gevraagd. Ik zou u water geven waarvoor u niet hier naartoe hoeft te komen om te putten.'"
O my. Ik wenste... Bent u niet blij dat u diezelfde uitnodiging hebt gekregen?
"En we waren allen verbaasd, terwijl wij ons daar in de bosjes verborgen. Mattheüs, jij herinnert je het, jij schreef dat op."
"O ja. Ik heb het. Maak je geen zorgen." Ik lees het vanavond, ziet u.
Dus hij zei: "Schreef je dat op?"
"Ja."
"Wij hadden ons daar allemaal in de bosjes verborgen."
"Uh-huh."
"En zij gingen met elkaar in gesprek en... over waar mensen behoorden te aanbidden."
En u weet dat zij daar nog steeds over debatteren. Iemand zei: "U moet aanbidden in de Methodistenkerk."
De ander zei: "De Baptistenkerk."
De volgende zei: "De Katholieke kerk."
En de volgende zei: "De Pinksterkerk."
48 "Maar weet je wat Hij zei? 'De ware aanbidders aanbidden Hem in geest en waarheid, en de Vader zoekt dezulken.' En wij vroegen ons toen af wat Hij probeerde te doen, maar nu begrijpen we het. Hij probeerde contact met haar geest te krijgen. Toen beseften wij waarom Hij een verlangen had om daarheen te gaan."
"Jullie weten, dat Hij ons eens vertelde... toen Hij Lazarus daar opwekte, zei Hij dat de Vader Hem had weggezonden. En jullie herinneren je dat Hij die man vertelde bij de... die dag, toen hij was... Wij probeerden allemaal Zijn klederen aan te raken, en Hij ging door die grote menigte daar bij het badwater van Bethesda. En Hij keerde Zich om en vertelde hun: 'Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u, de Zoon kan niets doen in Zichzelf, dan wat Hij de Vader ziet doen.' Dat begrijpen we dus nu. Maar toen..."
"En toen bemerkten wij dat die vrouw kreeg... zittend, o, aan de bron, de kruik nog in haar hand om er water in te halen. En Hij zei tegen haar: 'Vrouw, ga, haal uw man en kom hier.'"
"En weet jij wat ze toen zei, Bartholomeüs? Hoe wist Hij dat zij een man had?"
49 "En de vrouw was verrast, en haar mooie haar viel omlaag rond haar gezicht, en haar grote heldere ogen straalden, en ze zei: 'Meneer, ik heb geen man.' En wij dachten allemaal: 'O my, daar is nu iets verkeerd.'"
"En tot onze verbazing, zei Hij: 'U heeft de waarheid verteld.' Wat waren wij toen verbaasd, is het niet, broeders? Wij begrepen het niet. Hij zei: 'Want u hebt er vijf gehad, en degene met wie u nu leeft, is uw echtgenoot niet.'"
"Nu, wij vroegen ons af wat voor reactie hierop zou komen. En zij keek Hem recht in Zijn gelaat, en zei: 'Meneer, ik bemerk dat U een profeet bent.'" [Leeg gedeelte op de band – Vert]
En ongeveer op die tijd zei Nathanaël: "Ja, ik dacht eraan hoeveel dit verschilde met onze rabbi. Zij scheen meer over God te weten dan de rabbi, want hij zei dat Hij een duivel was. Het leek erop dat de vrouw – dat begrepen we toen – de Schriften had gelezen. We vroegen ons af wat het volgende zou zijn wat ze zou zeggen."
50 "Ze zei: 'Meneer, ik bemerk dat U een profeet bent', en wij keken elkaar aan. Een vrouw van dat soort kaliber? Ze moet beslist de Boekrollen hebben bestudeerd, en toch is zij geen Jodin. Let op wat zij nu zegt."
"'Wij weten dat de Messias Christus genaamd wordt. Hij komt, en Hij zal een profeet zijn, omdat Mozes dat gezegd heeft. Als Hij komt, vertelt Hij ons deze dingen. Maar Wie bent U? U moet een profeet zijn.'"
"Jezus zei: 'Ik ben het Die met u spreek.'"
"En herinneren jullie het? Daarop zette zij die kruik neer en rende zo hard als zij maar kon naar de stad, schreeuwend: 'Kom, zie een Man Die mij de dingen verteld heeft die ik gedaan heb.'"
Nu, u mensen die gelooft, die de Schriften leest, zegt de Schrift niet dat dat het teken van de Messias is? Nu, laat mij het getuigenis stoppen en hier een ogenblik naar Columbia terugkomen. Merkte u het op? Hij deed dat nooit voor iemand van de heidenen, alleen voor Joden en Samaritanen. Dat is juist. En er zijn slechts drie rassen op aarde, als u uw Bijbel gelooft. Dat zijn de geslachten van Cham, Sem en Jafeth. Dat is waar wij allen van afstammen: Joden, Samaritanen, en heidenen.
51 En de Joden zagen uit naar een Messias. Hij toonde hun wat de Messias was: aan Nathanaël, Petrus en anderen, om te bewijzen dat Hij die Profeet was waarvan Mozes had gesproken. En de Samaritanen keken uit naar een Messias, en Hij toonde hun daar precies Wie Hij was.
Maar de heidenen... wij aanbaden toen afgoden. Wij zagen niet uit naar een Messias. Ik zou graag willen vragen of het... vanavond deze vraag stellen, terwijl we... Dan zullen we het beeld weer aanzetten. Maar ondertussen zijn we hier bij de heidenen...
Nu, toen hield het op voor de Joden. En nu is het heidentijdperk aan het eindigen. En als wij uitzien naar een komende Messias, en wij geloven dat Hij in de vorm van de Heilige Geest hier is... En de Bijbel zei dat Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer (Hebreeën 13:8). En als dat het identificatieteken in die dagen was; en die Messias zei in Johannes 14:12: "Hij die in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen"... En Hij zei: "Zoals het was in de dagen van Lot, zo zal het zijn bij het komen van de Zoon des mensen." Heeft u dat opgemerkt?
52 Laat deze drieën niet uit uw gedachten gaan, zoals rechtvaardiging, heiliging, doop met de Heilige Geest; Vader, Zoon en Heilige Geest, al deze perfectie-nummers: de eerste komst om Zijn bruid te verlossen, de tweede komst om Zijn bruid weg te nemen, de derde keer om met Zijn bruid te komen: alles is in drieën door heel de Bijbel heen.
Nu. Let hier goed op. Er zijn drie klassen mensen. Dat zijn gelovigen, schijngelovigen en ongelovigen. En aan het einde, als... Er zijn drie kerken waartoe deze drie klassen mensen behoren. Abraham vertegenwoordigde de uitverkoren gemeente. Lot vertegenwoordigde de formele kerk in de wereld. Maar deze Sodomieten vertegenwoordigden de wereld.
53 En naar Abraham kwamen drie engelen. Twee van hen gingen heen en predikten het Evangelie en probeerden Lot en zijn gezin eruit te roepen, proberend om zelfs tien rechtvaardige mensen te vinden. Maar Een bleef achter. En Degene Die achterbleef en met Abraham sprak, en de uitverkoren gemeente...
Ik geloof dat de gemeente uitverkoren is. Het is... Door Gods voorkennis wordt ze voorbestemd, omdat Hij uitverkoos door voorkennis. Zie? Die gemeente zal daar gaan zijn. Nu, of ik het ben of niet, weet ik niet. Dat is juist. Ik moet mijn zaligheid uitwerken. Maar ik weet dat de gemeente daar zal zijn. Dat is juist. Ik hoop dat ik er een deel van ben. En ik geloof dat ik, zolang ik daar een deel van ben, daar bij zal zijn. Dat is waar mijn hoop op rust, precies daarop.
54 En daar werd aan Lot het Evangelie gepredikt, en zijn... de zonden van de stad kwelden dagelijks zijn rechtvaardige ziel. En toen hij deze moderne Billy Grahams enzovoort zag komen, trof hem iets. Hij wist dat dat iets meer was dan een gewone man. Zij verrichtten niet zoveel wonderen, sloegen op een nacht slechts enige mensen met blindheid. En het prediken van het Evangelie slaat de ongelovigen met blindheid. Dat is waar.
55 Maar deze engel Die bij de uitverkoren gemeente bleef, Abraham en zijn groep, zat met Zijn rug naar de tent gekeerd. En Sara... Zij was een beetje anders dan enige van onze moderne zusters vandaag. Weet u... Laat het u niet een beetje slecht voelen als mannen, weet u, beginnen te praten, en vrouwen komen zich ermee bemoeien, o, is dat niet een beetje onbeleefd?
Weet u, toen God een vrouw maakte, gaf Hij haar de vrouwelijke geest om keurig en aangenaam te zijn, zoals de echte christelijke zusters zijn. Maar deze vrouwen met overalls aan en een sigaret in hun mond, die stampen en vloeken en "God, zegen Amerika" zingen... Zie? En dat schijnt gewoon niet... schijnt ruw te zijn. Het maakt niet dat... Er is ergens iets fout. Dat is juist. En... Maar kleine Sara was een kleine Pinksterzuster die achter bleef om voor haar zaken te zorgen. Zij was daarachter een of andere maaltijd aan het koken. Zie?
56 En dus lette de Engel Die daar zat op Abraham. Nu, onthoud, dat zijn naam net een dag ervoor Abram was, net ervoor. En Sara heette geen Sara... Saraï, S-a-r-a-i, en het werd veranderd in S-a-r-a, en A-b-e-r-h-a-m. Abraham, vader van naties; en Sara, prinses. Dus dit was een vreemde Man. Hij had stof op Zijn kleding. Hij was gekleed als een gewone man. En Hij stond daar, en Hij zei: "Abraham..."
Nu, Hij kwam er gewoon aan en zette Zich neer. Abraham liep erheen en nodigde Hem uit. Hij was slechts een gewone man Die voorbij kwam. Hij zei: "Kom binnen, gaat U zitten. Ik zal wat water halen en Uw voeten wassen. En ik zal U een stukje brood geven. Daarna kunt U Uw weg vervolgen." Ik geloof dat Abraham dacht dat er iets eigenaardigs mee was. Zie?
O, er is gewoon iets mee. Je kunt het gewoon voelen als Hij eraan komt. Je kunt het gewoon vertellen als je tegen Hem spreekt.
57 Zei: "Zet U neer." En hij haalde de vliegenmepper en... Hoe velen van u zuiderlingen weten nog wat een vliegenmepper is? Nee, dat ras is aan het uitsterven. [Engels: "fly bush"; een kleine bezem om insecten mee dood te slaan – Vert] Wel, wij hadden nooit een hordeur tot pasgeleden. En zij hadden daarbuiten die oude vliegenmepper, weet u, stond paraat terwijl Hij at. En hij doodde een kalf en gaf deze Man wat brood te eten dat Sara had gebakken en wat kalfskoteletten en wat melk, en Hij zat daar en at, en hij joeg de vliegen weg terwijl Hij zat te eten.
En Hij bleef maar in de richting van Sodom kijken, en Hij zei: "Abraham, waar is uw vrouw, Sara?" Whew! Zij noemen dat vandaag telepathie. Ik bedoel de moderne naam die zij eraan geven. Dat is wat zij over Jezus zeiden, dat Hij Beëlzebul was, een waarzegger. Welk soort telepathie zou dat zijn?
"Abraham (noemde hem bij zijn nationale naam, of internationale), Abraham, waar is uw vrouw, Sara? (prinses)." Bemerk hoe het gespeld wordt. En onthoud nu dat de Schrift zei dat zij in de tent achter de Man was. En Hij zei: "Abraham..." Want Abraham was toen honderd jaar oud en Sara was negentig. Dus zij waren beiden bejaard. Sara leek op een kleine grootmoeder, weet u, en aan hun werd deze baby beloofd, en zij wachtte daarop; en Abraham, met zijn baard neerhangend, gebogen, weet u, leunend op zijn stok.
Hij zei: "Abraham, waar is uw vrouw, Sara?"
En Abraham zei: "Zij is in de tent achter U."
Hij zei: "Abraham, Ik (ik houd hiervan: Ik is een persoonlijk voornaamwoord.) Ik ga u bezoeken overeenkomstig de tijd des levens", wat Hij beloofd had. Nu, u ziet Wie dat was.
58 En Sara, in de tent... U weet hoe wij het vandaag noemen: "in je vuistje lachen", weet u. Ze zei: "Ik, een oude vrouw van negentig jaar oud, en mijn heer (die haar echtgenoot was) daarbuiten is oud en bejaard." Wel, zoals man en vrouw hadden zij misschien gedurende tien of twintig jaar geen gezinsrelatie gehad. En te bedenken dat "Ik, een oude vrouw en mijn man een oude man, weer opnieuw samen genot zullen hebben zoals jonge mensen?" En zij lachte in zichzelf.
En de engel zei, of de Man zei: "Waarom lachte Sara in de tent, zeggend dat deze dingen niet kunnen gebeuren?" Zij probeerde het te ontkennen. Maar Hij zei: "Ja, u deed het wel."
Nu, laat mij gelijk hier een kleine aantekening plaatsen. Ik hoop dat u mensen het opvangt, u mensen, die in Gods genade geloven. Precies daar zou God die vrouw om haar ongeloof gedood kunnen hebben. Hij zou geen moment langer met haar gehandeld hebben. Dat was God Zelf. Nu, lees het, en zie of het...
U zegt: "Het was een man." U zegt: "Kon God vlees eten, en kon God dit doen?"
Precies juist. Abraham sprak met Hem. Kijk of Hij Elohim niet is.
59 God maakte Zichzelf bekend in een lichaam van vlees en verrichtte dit teken. En de reden dat God het leven van Sara niet nam... Hij kon het niet doen, want zij was een deel van Abraham, en Abraham had de belofte.
Snapt u het? O my. Dan kan Hij ons ook niet nemen. Wij zijn een deel van Christus. Zie, dan had Hij Abraham ook moeten nemen, omdat dat een deel van Abraham is. En als Hij... Wij zijn de bruid van Christus, de gemeente. En datgene wat in Christus is, is een deel van Hem. En dat... Hij kon dat niet doen. En Hij zei: "Ja, u deed het."
Nu, Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Sodom, zo zal het zijn bij het komen van de Zoon des mensen." Wat was het? God, Jehova, gemanifesteerd in menselijk vlees. En nu, de Heilige Geest, God... In de laatste dagen, vlak voor de vernietiging of verbranding van de aarde met vuur, zoals Hij de aarde van Sodom verbrandde, hebben wij moderne evangelisten gekregen die de aarde van de natuurlijke kerk treffen. En de Heilige Geest is in menselijk vlees gekomen in de gemeente. Dat is het teken aan de heidenen.
60 Laten we voor een ogenblik teruggaan naar Galilea. O, wat een tijd hadden ze. Ik geloof dat zij ook allemaal "Amen" schreeuwden. En dan zouden we ook naar, o, Bar-Timeüs kunnen gaan, toen Jezus op weg was naar Calvarie, terwijl Hij uit Jericho vandaan kwam... En Bar-Timeüs, die haveloze oude bedelaar zat daar, en wel, Hij kon hem nooit in het natuurlijke gehoord hebben.
Wel, er waren duizenden mensen die Hem volgden, schreeuwend: "Hé, U die de doden kan opwekken. Wij hebben er hier een hele begraafplaats vol van. Laten we het U zien doen", terwijl ze overrijp fruit naar Hem gooiden en van alles. Zijn gelaat was naar Calvarie gericht, waar Hij heenging.
Maar die oude bedelaar wist misschien... Misschien was er een jong christenmeisje langs gekomen, en de arme oude kerel... Zij vertrapten hem, en hij zei: "Mevrouw, vertel mij wie daar voorbijgaat? Waar is al die commotie voor?" (Het is vreemd dat waar Jezus is, er altijd een hoop commotie is, lawaai, één voor, en één tegen.)
61 Dus zij... ze ontdekten dat deze jongedame zei: "Wel, meneer, ik ben een volger van deze jonge Profeet. U bent een gelovige van de Schrift, nietwaar?"
"O, zeker."
"Wel, weet u niet... Las u ooit de Bijbel voordat u blind werd?"
"Vele keren."
"Kent u de Zoon van David?"
"Ja. Hij zal komen."
"Daar, Hij gaat net voorbij."
Dan moet Bar-Timeüs hebben gezegd: "Als dat Hem is, mijn stem... Ik ben zwak en oud. Het enige wat ik kan doen, is zeggen: 'Jehova, heb medelijden. O, Jezus, Gij Zoon van David, heb medelijden met mij!'"
En het geloof van die bedelaar stopte Hem. Zoals de vrouw met de bloedvloeiing Hem stopte met de aanraking van haar geloof. Het geloof van die bedelaar stopte Hem, en Hij stond stil. Ik zou daar graag morgenavond over willen prediken: En Jezus stond stil, zo de Here wil.
Nu. Bemerk; en Hij stond stil en riep hem en zei: "Wat wilt u dat Ik u doen zal?"
62 Ik kan mij Zacheüs herinneren daar in de boom. En hij ging daarin om zich te verbergen, weet u. Hij zei: "O, ik ben een zakenman hier in de stad. Ik zal mij nooit inlaten met dat stel heilige rollers. Ik hoor ze daar aankomen, dus zal ik in deze boom klimmen. En als Hij voorbijgaat, dan zal ik mijn conclusie over Hem trekken."
Hier komt Hij aanlopen tot precies onder de boom, weet u. Hij stopte, zei: "Zacheüs, kom naar beneden", daar zittend met al de bladeren om zich heen getrokken zodat niemand hem zou zien. Maar Hij weet precies waar u bent. U zou Methodisten- en Baptistenbladeren om u heen kunnen trekken en alle soorten bladeren om u heen, maar Hij weet precies waar u bent.
63 Terwijl zij daar waren... terwijl zij daarbuiten waren... We zullen opschieten met het getuigenis en dan voor de zieken bidden. Laten we nog een ogenblik kijken, teruggaan, een klein beetje verder terug. Laten we nu teruggaan. Ze zeiden: "O, prijs God!" Zij juichten allemaal en hadden een geweldige tijd.
En een kleine bries kwam opzetten. Wat was het? Satan moet van over die dorre woestijnheuvel hebben gekeken, en hij dacht dit: "Daar zijn ze, en ze zijn zonder Hem weggegaan. Nu is het mijn kans."
Dat is wat hij wil... om de gemeente te pakken te krijgen. Weet u, we zijn de laatste tijd zo druk geweest. Weet u. Er is een opwekking door het land gegaan. Het is nu min of meer voorbij. Vuren zijn aan het uitgaan. Maar we waren zo bezig om nieuwe organisaties te maken en nieuwe sensaties. En ik vraag me af of wij niet soms zonder Hem er vandoor gaan. Weet u, Hij is het Woord (dat is juist), het Woord. Blijf bij het Woord. God kan alles doen wat Hij maar wil. Maar voor mij, slechts... Hij is het Woord. Zolang als het hier in het Woord staat, dan geloof ik het. Zie?
64 We zijn dus gewoon hier en daar naartoe aan het rennen, en achter van alles aan aan het rennen. Maar ik...ik... Misschien hebben we Hem ergens achtergelaten. Dus zodra de duivel de gemeente zonder Christus ziet...
Weet u, het is te erg. Ik predikte daar bijna over, maar te velen van ons hebben liefde opgevat voor televisieprogramma's in plaats van de woensdagavondgebedssamenkomst. Dan vertrekken we eigenlijk zonder Hem. We hebben een hoop geld in bezit, en we moeten over onze kleding nadenken, en onze zusters knippen allemaal hun haar af.
We worden modebewust, kijken naar andere kerken, en misschien gaan wij zonder Hem weg. Dus de duivel zegt: "Nu is het mijn tijd om hen te pakken te krijgen." Dat is wanneer hij die dodelijke aanval doet. Ze gingen dus weg zonder Hem.
65 Dus kwam hij opzetten over de heuvel, en begon zijn adem uit te stoten: "Ik zal hen verdrinken." En de arme kerels begonnen te roeien. Ze probeerden het zeil te hijsen. En de winden sloegen het zeil neer. En ze probeerden met hun roeiriemen te trekken, en ze braken. Ze probeerden zich bij de ene na de andere kerk te voegen. En het eerste wat er gebeurde, was dat hun eigen kleine boot volliep.
Wat is er vandaag aan de hand? O, ik vertel u dat het is... dat Hij geweldig is. En ik denk dat heel wat van deze kleine bootjes aan het vollopen zijn, maar, weet u, zij ontdekken dat ze met heel hun hart in oprechtheid roeien. Maar ongeacht hoeveel u in oprechtheid roeit, u moet Hem hebben. Dus zij roeiden, en zij roeiden, en alle hoop was vervlogen... op het punt om te sterven.
En dat is ongeveer waar ze nu aan toe is. Ze gaat weer formeel ten onder, de kleine gemeente die eens heiligheid beleed, levend voor God; ze gaat weer regelrecht terug de wereld in, datgene wat zij binnenlaat, laat haar er rechtstreeks uitgaan. En als zij hen niet in deze willen hebben en zo handelen, zullen zij naar een andere gaan en op die manier handelen. Net kleine invasies. De duivel zal er op toezien dat u weggaat. Dat is juist.
66 We ontdekken nu dat dit alles plaatsvond, en dat alle hoop vervlogen was. Maar weet u wat? Hier is het goede deel van de geschiedenis. Hij had hen niet verlaten. Hij had hen tijdens een opwekking weggestuurd, wuivend en handen schuddend met de mensen, daar waar ze een jubelfeest hadden. Maar weet u wat Hij deed? Hij klom op de hoogste heuvel die daar in de buurt was zodat Hij hen kon gadeslaan. Dat is wat Hij deed.
Hij beklom Calvarie. Ze rukten Hem daar weg. Ze begroeven Hem, en toen begon Hij te klimmen. En Hij klom totdat Hij de zon, maan en sterren, Jupiter, Venus, Neptunus en Mars voorbijging, bleef gewoon doorgaan. Hij klom totdat Hij dit oude huis van klei voorbijging, en toen rende Hij omhoog de Melkweg op; klom zo hoog totdat Hij de hemel voorbijging.
De Bijbel zegt dat Hij erop neerkeek, weet u. Hij is hoger dan de hemelen. Zijn Naam is boven alles wat genoemd wordt in de hemel. Hij kwam daar zo hoog, dat Hij kon neerzien en het hele universum zien. En het oude lied begon zo: "Zijn oog is op het musje, en ik weet dat Hij mij gadeslaat."
67 En precies in het uur toen alle hoop was vervlogen, toen de gemeente vol water was gelopen en de verkeerde kant uitging, kwam Hij regelrecht bij hen lopen. En zij waren bevreesd voor Hem. De enige hoop die zij hadden voor redding voor henzelf van dat volgelopen schip in die storm... ze waren bevreesd voor de enige hoop die zij hadden. Zij waren er bevreesd voor. Als zij alleen maar de Schrift gekend hadden... Zij waren er bang voor en ze zeiden: "Het is spookachtig; het is een geest", en zij schreeuwden het uit van vrees. "Heb er niets mee te maken; het is telepathie; het is een waarzegger."
Jezus sprak en zei: "Wees niet bevreesd, Ik ben het." Hij is Dezelfde gisteren, heden en voor immer. U gelooft dat, nietwaar?
68 Ik vind het naar om met dit getuigenis te stoppen, maar ik zou graag willen dat wij... Ik vertrouw er nu op, als wij bidden, dat Hij ons een persoonlijk getuigenis wil geven. Wees niet bevreesd. Hij is het, Dezelfde. Hij is de Hogepriester Die aan de rechterhand van de Majesteit zit in glorie, Die kan worden aangeraakt door het voelen van onze zwakheden. En als Hij dezelfde Hogepriester is als Die Hij toen was, kan Hij aangeraakt worden door het voelen van uw zwakheden, en Hij zal op dezelfde manier handelen als toen, omdat Hij dezelfde Hogepriester is. Laten we onze hoofden buigen.
69 Grote hemelse Vader, Die de... deze grote mannen die vanavond het getuigenis aan ons gaven, de schrijver Mattheüs, en al de dierbare geliefde heiligen die gemachtigd waren om deze Bijbel te schrijven...
[Leeg gedeelte op de band – Vert] ...zeggen dat het juist is.
Maar God, ik geloof dat deze discipelen gemachtigd waren om het Woord te schrijven, want aan het einde van het Boek staat er: "Wie ook maar iets eraan toevoegt, of iets er vanaf neemt..." Ik geloof het. Mijn hoop is op niets anders gebouwd dan op dat, Here, en de hoop van deze kleine groep mensen hier vanavond. Wij waarderen hun getuigenis dat door U bewaard werd, zodat wij het kunnen lezen. En wij lezen daar dat U Dezelfde bent.
Nu, Vader, ik bid dat U vanavond binnenwandelt onder de mensen. En de God Die in dat sterfelijke vlees was en tot Abraham sprak, de God Die in het sterfelijke vlees van Zijn Zoon was, Christus Jezus, moge diezelfde God Zichzelf vanavond bekendmaken in een gemeente die Hij heeft geheiligd met Zijn eigen bloed, en die gewassen heeft, waarvan Hij het huis gereinigd heeft van ongeloof, erin is gekomen om daar te blijven tot het einde van de wereld zoals Hij beloofd heeft. Door Jezus Christus, onze Here, vraag ik het. Amen.
70 Nu, ik kom niet om de zieken te genezen; ik kom om te bidden voor Gods zieke kinderen. Ik...?... God geneest de zieken, en de zieken zijn reeds genezen. Iedereen weet dat.
Ik kwam niet om de verlorenen te redden; ik kom om te vertellen dat de verlorenen reeds gered zijn, als zij het alleen maar aanvaarden. Ik ben gekomen om te vertellen dat degenen die gered zijn, en dit bewijs willen, dat zij de verzekering hebben gekregen en de hemelse gaven van het over-Jordaanse gesmaakt hebben, zoals Hebreeën 6 zegt, dat zij "deelgenoten zouden zijn van de Heilige Geest en de hemelse gaven zouden smaken."
71 Als u hiervan zou willen proeven, beveel ik u het boek Handelingen aan, waar Petrus op de Pinksterdag zei: "Bekeert u, een ieder van u, en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus voor de vergeving van uw zonden, en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen." Als u nog nooit gedoopt bent, en u heeft zich bekeerd, zal er hier morgen een doopdienst plaatsvinden. Kom erheen. Geloof het. Als u het water in stapt, geloof dat God u de Heilige Geest gaat geven. Hij zal het doen. Het is wat Hij beloofd heeft. Hij kan niet liegen; Hij moet Zijn Woord houden, en Hij zal het doen. Komt U gelovend.
72 En nu, als u vanavond ziek bent, zeg ik tegen u dat Degene over Wie ik spreek, toen Hij op Calvarie stierf, daar precies over Zijn gestriemde rug, in het aangezicht van God uw genezing kocht. U bent alreeds genezen.
Nu, zij hebben orders om handen op te leggen. Ik denk dat misschien... Wij hadden pas onze Pinksterbroeders, een groep van hen, die begonnen met... Ik kan dat beter niet zeggen. Ik ben niemands rechter, omdat u weet... Ik denk over handen opleggen en gaven gevend... Zie, gaven en roepingen zijn onberouwelijk. Kijk, zij zijn verordineerd voor de grondlegging der wereld om in deze dingen te zijn. Ziet u?
73 Wij kunnen ze herkennen, en onze handen op hen leggen, zoals Paulus bij Timotheüs deed om het te bekrachtigen. En ze wisten dat de gave in hem was, die zij zagen werken. En zij gaven hem gewoon de rechterhand van gemeenschap om hem in de dienst van God te presenteren. En dat is het enige wat wij doen door zieken de handen op te leggen als zij ziek zijn, omdat Jezus zei: "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven."
Niet dat de mensen hier... De mensen die geloven, zouden hun handen op de zieken leggen als een bekrachtiging dat zij het geloofden. Nu. Maar ik geloof dat Jezus Christus hier is. Ik geloof dat Hij hier is met elke kracht, en alles wat Hij hier ooit op de aarde was. Het enige verschil is dat het lichamelijke lichaam op de troon van God zit, en dat daar als een vredeoffer voor u ligt. Het is daar voor uw verzekering dat alles waarvoor Hij stierf, u het heeft als u het zult aanvaarden en het gelooft. Geloof het.
74 Nu, ik geloof dat mijn zoon zei dat hij enige gebedskaarten had uitgegeven. Gewoonlijk hadden we daar de eerste paar avonden geen gebedskaarten, en gewoonlijk doen wij dat niet. Maar hij zei dat de mensen om gebedskaarten vroegen, en hij deelde gebedskaarten uit. Hebben de mensen hier gebedskaarten gekregen? Laten we zien. Hij mixt ze door elkaar en geeft iedereen een gebedskaart die dat wil.
Iedereen die hiervoor in de samenkomsten is geweest, weet dat er veel meer zijn die in het gehoor genezen worden dan hier op het podium. U hoeft geen gebedskaart te hebben. Het is gewoon om iemand hierboven te krijgen om voor hen te bidden. Dat is alles. Nu, ik wil voor u komen bidden; u moet geloven.
75 Nu, waar is Billy? Welke gebedskaarten gaf hij uit? Ik weet het niet. Wat was het? Heeft iemand gebedskaart 1 gekregen? Laten we zien of er hier zo iemand is. Gebedskaart nummer 1? Heeft iemand hem gekregen, steek uw hand omhoog. Gebedskaart nummer 1. Wel, misschien is het nooit... Misschien begon hij dan ergens anders. Gebedskaart nummer 1? Niemand heeft gebedskaart nummer 1 gekregen? 2? Wie heeft gebedskaart 2? Wel, dan begon hij daar. Goed, meneer.
Gebedskaart 1, 2, 3, sta op. Nu, het zou kunnen... kijk om u heen op iemands kaart. Misschien is iemand doof en kan het niet horen. Zie? Zij hebben gebedskaart 1, 2 en 3. Nu, ik zie maar één persoon opstaan. 1, 2, 3, ik zie deze ene. Wat is de uwe? 3. Hier is 2. Waar is nummer 1? Wel, als zij er niet in komen... Goed. Kom. Ja, meneer. Ja. Dat is goed. Goed, meneer. Nummer 1, 2, 3.
76 Nu, komt u hier deze kant op, als u wilt. U allen met de gebedskaarten komt u direct hierheen, 1, 2, 3, 4, 5, 6 sta op. 4, 5, 6, goed, neem uw plaats hier in. 7, 8, 9, 9. O, juist. 7, 8, 9. Ik denk niet dat wij hier genoeg ruimte zullen hebben om er met zo velen te staan. 7, 8, 9, 10, 11? Helemaal achteraan. 11, 12, 13, 13? Gebedskaart nummer 13.
Ik wil er geen een missen, omdat wij voor iedereen willen bidden die een gebedskaart heeft. Zie? En zij komen en krijgen een gebedskaart. Maar neem niet... neem niet uw gebedskaart om dan weg te gaan en niet terug te komen. Zie? Iemand behoorde hem te hebben.
Gebedskaart 13. We zullen een ogenblik wachten. Misschien is het een moeder met een baby, of zoiets, zij moesten eruit gaan of iets dergelijks. Komt misschien over een ogenblik terug.
77 We zullen dan precies hier gaan beginnen, en met dit aantal beginnen en voor hen bidden totdat wij... Hoeveel mis je er? Zijn ze er allemaal tot en met 13? Wat zeg je? Mist nummer 13? Wel, we zullen het precies tot hier houden totdat zij eraan komen. Goed, meneer. Laat broeder Bigby, als u wilt... Nu, neem hun gebedskaarten daar aan, broeder Bigby, als u wilt. Goed.
Nu, kom deze kant op, meneer. Blijf daar gewoon een ogenblik staan. Ik geloof dat de man een vreemde voor mij is. Wij zijn... kennen elkaar niet, maar zover ik weet, is hij een vreemde voor mij. En wij kennen elkaar niet, maar de Here kent ons beiden, is het niet?
78 En hoe velen daar die geen gebedskaart hebben, geloven toch dat Jezus u gezond zal maken, willen dat Hij u geneest? Steek uw hand op. Het is unaniem. Nu, u hoeft geen gebedskaart te hebben. Ik zeg u dit: doet u zoals de vrouw deed die de bloedvloeiing had. Weet u, zij had geen gebedskaart, zoals wij het zouden noemen. Maar zij duwde zich een weg er doorheen totdat zij Zijn kleed kon aanraken. Herinnert u zich dat? En het stopte Hem.
Nu voelde Hij dat niet lichamelijk omdat het Palestijnse kleed los hing. En iedereen met hun... Wel, Petrus bestrafte Hem zelfs en zei: "Here, hoe kunt U zoiets zeggen? Want iedereen raakt U aan."
Hij zei: "Maar Ik bemerk dat Ik zwak geworden ben." De King James vertaling zegt dat "kracht" uitging, deugd [Engels: virtue. – Vert] wat kracht betekent. En: "Ik werd zwak", en Hij keek om Zich heen over het gehoor totdat Hij de vrouw vond die Zijn kleed had aangeraakt. En Hij vertelde haar dat haar geloof haar gered had. Haar bloedvloeiing was gestopt. Is dat juist?
79 Nu, luister nu gewoon een ogenblik. Het zal u werkelijk goed doen. Nu, zegt de Schrift dat Jezus Christus Dezelfde is, gisteren, heden en voor immer? Ik veronderstel dat dit predikers zijn. Zegt de Schrift in het Hebreeënboek dat Hij nu een Hogepriester is? Leeft Hij voor altijd om bemiddeling te doen (zie?), en kan Hij aangeraakt worden door het voelen van onze zwakheden? [De broeders zeggen: "Amen." – Vert]
Welnu, als Hij dezelfde Hogepriester is, en als u Hem kunt aanraken... U zegt: "Broeder Branham, ik zal hier naartoe lopen en broeder Bigby aanraken." Wel, dat zou fijn zijn om uw broederschap te tonen, of uw liefde voor broeder Bigby.
"Broeder Branham, ik zal u komen aanraken." Wel, dat zou fijn zijn, maar er is geen kracht in ons. Wij zijn mensen. Elk van deze predikers hier zijn mensen. Dus zal het geen goed doen om hier te komen.
80 Maar waarom bedenkt u gewoon niet dat u met Hem bent opgestaan, en dat u met Hem bent gezeten in Christus, de raad Gods. U bent nu gezeten met Christus. Alle gezag is precies met u. Dus waarom raakt u door geloof niet eenvoudig Zijn kleed aan?
"Here, ik heb een nood. Ik ben ziek. Vader God, laat mij U vanavond aanraken. Ik geloof U. En broeder Branham heeft ons een klein drama getoond. Maar het drama was de waarheid, en hij bracht er een paar Schriftgedeelten in die toonden dat U Dezelfde bent, en U moet Dezelfde zijn. Want hij zei, dat U hier in Geestvorm bent om vandaag te werken zoals U hebt beloofd dat het opnieuw zou zijn voor de komst, waarbij U zo zou zijn..."
81 U weet dat er een verschil is tussen de verschijning van Christus en het komen van Christus. Dat zijn in alle opzichten twee verschillende woorden. Hij verschijnt nu in Zijn gemeente. Wij zien Hem; wij weten dat Hij het is. Het is de Heilige Geest. Zie? Wij weten dat het zo is.
Nu geloven wij dat de Heilige Geest God is. Wij weten dat allemaal. Zoals Vader, Zoon en Heilige Geest; wij geloven niet dat er drie goden zijn. Wij geloven dat er drie bedieningen zijn van dezelfde God. De Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest zijn drie bedieningen waar dezelfde God in heeft gewerkt. Dat is de reden dat Jezus zei om bij de doop de Naamtitel Vader, Zoon, en Heilige Geest te gebruiken, zie, wat niet zegt dat er drie goden zijn, maar zij bedoelen één God in drie bedieningen, dezelfde God. Drie goden zou heidens zijn (zie?), maar het is de ene God in drie bedieningen.
82 Het Vaderschap... zelfs een dier kon de berg niet aanraken; hij moest gestenigd worden, of met een speer doorstoken worden. Die grote Vuurkolom... Toen werd die Vuurkolom vleesgemaakt en woonde onder ons. Wat is het? God, Die afdaalt. Wij voelden God, raakten God aan, God werd onder ons gemanifesteerd in vlees.
Jezus zei: "Ik ben het niet Die de werken doe, het is Mijn Vader. Hij woont in Mij." Toen zei Hij: "Ik kom van God, en Ik ga tot God." Toen Hij stierf, gekruisigd werd; de derde dag opstond, en na Zijn hemelvaart, was Paulus op een dag onderweg naar Damaskus om enige Christenen te arresteren. En diezelfde Vuurkolom viel voor hem neer en nam zelfs zijn ogenlicht weg. De overigen van hen zagen het niet, maar het was zo werkelijk voor hem, dat het hem blind maakte. En hij zei: "Here, Wie bent U?"
En Hij zei: "Ik ben Jezus."
83 En als diezelfde God, de Heilige Geest, onder ons werkt... Dan manifesteert Hij Zich in ons vlees zoals Hij toen deed. Dus ik geloof het, God. Nu spreek ik tot U als een gelovige. Nu, spreekt U terug op de manier zoals U deed door uw gemeente. Wel, dat is Hij, Die... Als u in onbekende tongen spreekt en zij het uitleggen, en de waarheid vertellen, is dat God, God in u. Zie?
Kijk, alles wat God was, goot Hij uit in Christus. Alles wat Christus was, goot Hij uit in de gemeente. Dus is het God boven ons, God met ons, God in ons. Zie, zie? Nu, geloof alleen, en kijk deze kant op en zeg: "Here Jezus, ik geloof", en God zal Zijn Geest neerzenden. En zie of Hij het niet op dezelfde wijze doet als dat Hij het toen deed. Nu, wees alleen eerbiedig. Wees niet... Ik wil dat u God prijst, maar als u tot deze dingen nadert, kom dan echt eerbiedig.
84 Nu, hier is een man, en hier is mijn Bijbel. Ik heb zover ik weet deze man nog nooit in mijn leven gezien. Hij zou ergens in een samenkomst geweest kunnen zijn, en misschien heeft hij mij nog nooit gezien. Als dat zo geweest is, als het ergens in een samenkomst is geweest, of waar dan ook, misschien zag hij mij, of... Heeft u ooit tevoren naar mij gekeken? Nooit mij in uw leven gezien? Dit is onze eerste ontmoeting.
Nu, als de man... Hij zou ziek kunnen zijn. Hij zou hier voor iemand anders kunnen staan. Hij zou huiselijke moeilijkheden kunnen hebben; hij zou financiële moeilijkheden kunnen hebben; hij zou een bedrieger kunnen zijn. En als hij dat is, kijk dan wat er gebeurt. Zie? Let gewoon op. Zie? Ik weet het niet. Maar als de Heilige Geest hier kan komen en aan twee vreemdelingen vertelt... hem iets vertelt wat gebeurd is, of iets over hem, of waarvoor hij hier is, dan zal hij weten of het waar is of niet. Hij zal dat bevestigen. En dan, als Hij kan vertellen wat er geweest is, dan zal hij zeker geloven wat men hem zou vertellen wat gebeuren zal. Zeker. Zie? Dat is waarom wij vertrouwen hebben in de Bijbel. (Zie? Zie?) Het is de waarheid.
85 En ik vraag mij vanavond af hoeveel van u pelgrims, bijwoners hier in de stad en er omheen, zouden geloven, en weten dat het voor mij, een man, onmogelijk zou zijn om dat te doen? Wel, zeker zou dat zo zijn. Als uw denkwijze juist is, zou u het geloven. Het is totaal onmogelijk. Dus er moet een of andere kracht zijn om dat te doen. U weet dat die er moet zijn. Welnu, het hangt ervan af wat voor kracht u denkt dat het is waar uw beloning vandaan zal komen. Zie?
Nu, de Farizeeërs zeiden, toen zij het zagen: "Het is Beëlzebul"; maar de gelovigen zeiden: "Het is de Zoon van God." Nu, wij weten dat de Schrift het voor deze laatste dagen heeft beloofd, is het niet zo? Hij beloofde het, dat weten we.
86 Luister naar deze predikers hier die "Amen" zeggen. Dat zijn uw herders. Zij weten waarover zij spreken. Zie? Zij weten het. En ik ben hun broeder, medeburger van het Koninkrijk, werkend voor het Koninkrijk van God. Zij zijn predikanten, sprekers, grote krachtige predikers. Ik ben dat niet. Dit is mijn bediening. Dit is hoe ik mijn prediking doe, gewoon door een gave. En ik houd erg veel van mensen, en de Here laat mij op deze manier tot hen prediken.
Nu, als de Heilige Geest deze dingen wil zeggen en dat doen, zal het u dan overtuigen, ieder van u, dat Jezus Christus vandaag leeft en Hij hier opnieuw is? Het zou u overtuigen, is het niet, meneer? Het overtuigde Nathanaël beslist. Hij was een gelovige, want ongeacht wat de anderen zeiden, had het beslist een effect op hem. En hij wist het.
87 Het maakte geen enkel verschil daar in Sichar of de mensen de vrouw geloofden of niet. Zij had de ervaring. Zij wist het. Hij had haar verteld wat haar moeite was.
Hij kent uw moeite. Het is uw keel. Dat is waar. Dit zou u kunnen helpen. U wilt die keel omdat u een prediker bent. Het zal in orde komen. Ga door. Het zal goed komen. Zeker. God houdt van Zijn volk.
Hoe maakt u het, zuster? Nu, gelooft u met heel uw hart? Amen. Hier is opnieuw een illustratie waarover ik sprak. Er is een man en een vrouw die elkaar voor de eerste keer ontmoeten, veronderstel ik. Wij zijn vreemden voor elkaar. Als de mensen daar achteraan niet in staat zijn om te zien dat u met uw hoofd knikt, zou u even uw hand willen opsteken, omdat ik zei dat wij vreemden voor elkaar zijn? Ik ken u niet en u kent mij niet.
88 Nu, hier is een illustratie van de bron in Samaria waar onze Here zat, en een man en een vrouw ontmoeten elkaar voor de eerste keer in hun leven. Ik ken haar niet; zij kent mij niet. Ze is gewoon een vrouw die kort geleden hier naartoe kwam. En zij heeft misschien haar hand opgestoken en een jongen overhandigde haar een gebedskaart. En het gebeurde dat zij hier in de rij kwam te staan. Dat is alles wat ermee is.
Nu, het volgende moet God zijn. Maar als Hij Dezelfde God is, en Hij is in u, en Hij is in mij, en onze levens zijn aan Hem toegewijd, en Hij heeft mij een gave gegeven dat ik mijzelf aan Hem kan onderwerpen... En dan toont Hij mij een visioen, en dan zal ik precies, terwijl het visioen bezig is, zeggen wat er gebeurt, en dan zult u weten of het de waarheid is of niet. Ik denk dat de andere die hier net voorbijging een man was; dit is een vrouw. Zie? Dan zult u het weten.
89 Het eerste is dat de dame lijdt aan een ernstige toestand met haar zenuwen. Zij is echt nerveus. Ze heeft bepaalde complicaties en vele dingen hinderen haar. Nu, dat is waar, is het niet? Als dat waar is, steek uw hand op zodat de mensen het zien.
Ik vang altijd diezelfde geest op die zegt dat ik het raad. Ik raad daar niet naar, vrienden. Dat is geen raden. Nu, onthoud dat ik uw gedachten opvang. Zie? Vroeger riep ik ze eruit. Velen van u weten dat. Dan kwetst de gevoelens. Zie? Hoe velen zijn in de samenkomsten geweest en hebben gezien hoe vrouwen met mannen... hoe een man rechtstreeks uit de samenkomst werd getrokken, en deze hier, en dat werd bewezen dat zij in overspel leefden? U hebt dat allemaal gezien, en van alles wat er plaatsvond. Zie? Maar je moet oppassen. Ik heb sindsdien een kleine beetje meer wijsheid (zie?), omdat Jezus zei om het tarwe en onkruid tezamen te laten opgroeien.
90 Dit is een goede vrouw. Zij heeft een goed aanvoelende geest. Als zij dat heeft, laten we dan zien of ik dat raadde. Ik vergat het. Hij zei... O ja. Ik zie het nu. Nerveus, overstuur, bezorgd. Ja. U maakt zich bezorgd over iets heel ergs. U bent bevreesd voor kanker. Dat is juist. En die kanker is op... niet in het midden. Het is op uw linkerborst. Dat is waar. U bent er bevreesd voor, is dat niet waar?
U maakt zich ook zorgen over iemand anders. Wilt u dat ik het u vertel? Is het goed? Het is uw dochter. [De zuster zegt: "Dat is juist." – Vert] Wilt u dat ik u vertel wat er verkeerd met haar is? Zij heeft een... iets verkeerd met haar bloed. Zij heeft dat al gedurende een lange tijd, een bloedziekte. Dat is juist. ["Dat is juist."] Gelooft u nu? ["Beslist."] U gelooft dat u bent... dat als u teruggaat u haar gezond zult vinden? Ga, gelovend...?... [De samenkomst verheugt zich.] Twijfel niet. Heb geloof. Amen. Het is een getuigenis. Nu, je raadt deze dingen niet, vrienden. Twijfel nu gewoon niet. Twijfel niet.
91 Voordat ik met de gebedsrij begin, weet u, bidden voor de mensen, denk ik dat er ongeveer twee of drie waren om te getuigen, of te bevestigen. Ik denk dat dat klopt is, is het niet?
Een fijne dame staat hier. Wij zijn vreemden voor elkaar, veronderstel ik. [De zuster zegt: "Ik was in een gebedsrij toen u hier was." – Vert] U was, wel, u was in een gebedsrij toen ik hier eerder was. Wel, natuurlijk zou ik dat niet weten. U weet, er zijn zoveel duizenden... Ik heb geen idee wie u bent, of waar u hiervoor bent, of niets waarvan ik weet. Dat is juist. Ik zou het niet weten. Maar Hij weet het. Als Hij het mij wil openbaren, zult u dan uw genezing aanvaarden? Wel, als u het met heel uw hart zult geloven... U bent ook nerveus, en complicaties, en verward, maar u zult nooit die operatie hoeven hebben voor die tumor in uw zij. Het zal u verlaten als u het zult geloven. Zult u het geloven? Ga uw weg, en zeg: "Dank U, Here Jezus." Geloof het met heel uw hart. Geloof het gewoon met heel uw hart en u zult het niet hoeven te ondergaan, als u het alleen maar zult geloven. Zie, dat is nu uw geloof. Zie? Laat ons geloof hebben. Twijfel niet.
92 Hoe maakt u het, dame? Zijn wij vreemden voor elkaar? [De zuster zegt: "Dat klopt." – Vert] Even een ogenblik. Dat is een andere vrouw. Nu, wees gewoon eerbiedig en bid. Onthoud slechts, u hebt... U kunt slechts twee gedachten hebben in uw geest. Ik ben dankbaar dat u voor negenennegentig procent juist bent. Zie? U gelooft dat het God is, en het is God. Gewoon een ogenblik. Dank gewoon onze Here, Degene Die wij gaan lief hebben, en ontmoeten, en naartoe gaan om Hem te ontmoeten. We zijn...
U weet dat hij naar buiten ging in de avondtijd om in de velden te wandelen, en de mooie Rebekka had hem nog nooit gezien. Zij had alleen maar van hem gehoord. Zij sprong van de kameel af en rende hem tegemoet. Hij is misschien reeds onderweg hier naartoe en verliet de heerlijkheid. Wij zijn nu onderweg om Hem te ontmoeten, zijn op weg naar Kanaäns land.
Er gebeurde iets in het gehoor, een andere vrouw verscheen hier, niet deze vrouw. Ja, ik zie haar nu, zit daarginds te bidden. Vrees niet. U zult in orde gaan komen. Uw benen veroorzaken u moeite, omdat u in een auto-ongeluk was. U heeft een groene jurk aan, en het was een andere kleur groen dan deze hier. Dat was het. Maakt u zich geen zorgen. U zult in orde gaan komen.
93 Ik ken de dame niet. Wij zijn vreemden. De Geest, dat Licht, hangt bij de dame, het schijnt over te gaan naar de volgende dame die bij haar zit. Nee, het is niet die dame. Zij bidt voor een kind. Het is een klein meisje dat maagproblemen heeft, dat wacht op een operatie. Dat is haar hand omhoog. Leg hem op het kind daar.
Hemelse Vader, mag de kracht van de almachtige God die er nu is, Die het geheim van het hart kent... Here, zij weten dat ik niet zou kunnen genezen omdat U het reeds gedaan hebt. Maar Uw tegenwoordigheid maakt dat zij geloven, Here. En als die vrouw genoeg geloof had om Uw kleed aan te raken om U daarin te betrekken, zal deze baby zeker in orde komen. Ik verklaar het op deze manier in de Naam van Jezus Christus. Amen. Heb slechts geloof.
94 Die man die daar dichtbij zit waar zij zijn, heeft rugproblemen, die daar zit: Meneer, als u het met heel uw hart zult geloven (huilt enigszins en slaat het gade), als u zult geloven, zal uw rugkwaal u verlaten; u zult in orde gaan zijn. God zegene u. Het is nu helemaal over. Ga naar huis en wees gezond.
Wat denkt u ervan? Is Hij niet wonderbaar? Zeker is Hij dat. Wij zijn vreemden voor elkaar. Daar is het opnieuw. Het is... het is niet deze... O, u staat voor iemand die beenproblemen heeft. Het is uw zuster! Dat is wat het is. Ja. Dat klopt. Ik zag benen, en mensen die... Ja, u wilde hier naar de kerk komen en haar meebrengen. Zij kon zelfs haar schoenen en zo niet aandoen. Gelooft u? Ga terug, en vind haar op de manier waarop zij...
U gelooft in de onfeilbare Heilige Geest, God, onze Vader? [De samenkomst verheugt zich – Vert] Hij is glorieus, wonderbaar, onze Here. Maar wij moeten Hem met heel ons hart geloven. Dat is de enige wijze waarop wij onze zegeningen van Hem kunnen krijgen, door Hem te aanvaarden, Hem te geloven.
95 Hoe gaat het met u? Ik veronderstel dat wij vreemden voor elkaar zijn. God kent ons allebei. Gelooft u dat dat gevoel dat u nu heeft... Nu, er kan niet zo'n gevoelen zijn dat van mij komt. Zie? Ik kan het niet uitleggen. Het is zoiets als een andere dimensie. Maar precies rondom u is nu een Licht, Degene Die u hier allen op de foto heeft. Dat is wat haar zo op die manier doet voelen. Bij een man staan, zou dat niet doen. Zie? Nu, het beweegt tussen u en mij. Ja.
U bent hier, en u bent ernstig ziek. U heeft een nierziekte die u hindert. En de moeite ervan is dat uw nieren hebben opgehouden te werken, het gif te verwijderen, en dat hoopt zich op en veroorzaakt problemen. Dat is waar. Gelooft u? U komt niet hier vandaan, u komt uit Charleston. Gelooft u met heel uw hart? Is Hij niet wonderbaar? Luister, Pearl, ga op weg. Gelooft u? [De samenkomst verheugt zich – Vert]
96 Hij geneest ook astma. Dat gelooft u, nietwaar, zuster? Amen. Ga, gelovend met heel uw hart, en u kunt hebben waarvoor u gevraagd heeft. Amen. God zegene u.
Diabetes is niets voor God om te genezen. Hij is een echte Genezer, is Hij dat niet? Amen. Geloven alleen.
Artritis maakt velen kreupel. Maar als u zult geloven, zal het u niet kreupel maken; als u alleen maar zult geloven. Heb slechts geloof.
Gelooft u? U heeft niet gehoord wat er gezegd werd tegen de andere vrouw, maar artritis... Hij kan u ook genezen. Gelooft u dat? Goed. Ga gewoon door, zeggend: "Dank U, Here Jezus."
Nu, broeder, gelooft u? [De broeder zegt: "Ja." – Vert] Ga, en eet dan uw avondmaaltijd. Eet iets. Die oude zweer zal u verlaten, en doe alsof u...?...
Gelooft u? Rugklachten. Gelooft u dat het u zal verlaten? Ga dan op weg en begin u gewoon te verheugen, zeggend: "Dank aan God", als u met heel uw hart kunt geloven. Maar u moet geloven.
97 Even een ogenblik. Ergens is iets... Een jongere man dan deze moet in het gehoor zijn geweest. Hier, wacht. Ja, u die daarnet opsprong. Een spraakgebrek. God kan genezing geven van het spraakgebrek, als u het zult geloven, als u alleen maar geloof hebt.
U daar met uw hand omhoog, de dame daar aan het eind met kanker op uw linkerborst, steek uw hand op. Gelooft u dat God het beter kan maken en het genezen? Weet u dat Hij u toen genas? Ga op weg, en wees gelukkig, en verheug u en zeg: "Dank U."
98 Laten we doorgaan met ons getuigenis. Is Hij niet wonderbaar? Liegt Hij? Zeker niet. "Weest niet bevreesd, Ik ben het." Waarom nodigt u Hem vanavond niet uit in de kleine boot? Bent u ziek? Steek uw handen op, kinderen. Steek uw hand op als u dit gelooft. Nu, leg even uw handen op iemand naast u. U zei dat u een gelovige bent.
Nu, Degene Die onze God is en onze Koning, Die hier vanavond bij ons is, heeft ons de verzekering gegeven dat als zij hun handen op de zieken leggen zij zullen herstellen. Gelooft u dat? Bent u bang? Bent u bevreesd? Of heeft u Hem lief? Gelooft u dat Hij het is? Nodig Hem dan uit om binnen te komen, zeg: "Kom in mij, Here Jezus. Kom vanavond in mijn hart. Ik wil dat U mij veilig door deze reis heen leidt. En ik zal gezond gaan zijn."
99 Bidt u nu voor de persoon waar u uw handen op hebt gelegd. Bid nu niet voor uzelf. Bid slechts voor de persoon die voor u bidt. Bid slechts. Ik zal morgenavond de kaarten afmaken. Leg uw handen... Of misschien zou u geen enkele morgenavond kunnen hebben. Leg gewoon uw handen op elkaar en u zult gezond naar huis gaan. [De samenkomst bidt – Vert]
100 Onze hemelse Vader, wij brengen Jezus Christus naar dit gehoor, Dezelfde gisteren, heden en voor immer. Satan heeft zijn adem uitgeblazen. Hij heeft menigmaal geprobeerd de mensen te vertellen, mensen mee te nemen naar verkeerde wegen. Maar vanavond weten wij zeker dat dit Uw tegenwoordigheid is, en U vertelt hun: "Vreest niet, Ik ben het. Weest niet bevreesd."
Ik leg mijn handen op deze zakdoeken die hier liggen. Het is voor de zieken en aangevochtenen. O God, mag de kracht van God elke duivel bestraffen die deze mensen gebonden heeft, en onder deze mensen.
En Satan, jij ongelovige, je kunt deze mensen niet vasthouden. Je kunt hen niet meer ongelovig maken. Zij zijn zich bewust dat de Zoon van God sinds tweeduizend jaar is opgestaan uit de dood, en dat Zijn tegenwoordigheid nu hier is in de vorm van de Heilige Geest. Je kunt ze niet langer ziek houden. Je kunt ze niet vasthouden op deze manier. Kom uit van hen, in de Naam van de Here Jezus. Kom uit elk van hen zodat zij gezond kunnen worden.
101 Zij hebben hun handen op elkaar gelegd. Zij zijn gelovigen. Jezus, U zei: "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven. Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij herstellen." Het is Uw belofte, Here. Kom uit, Satan, en laat deze mensen vrij uitgaan.
Allen die geloven en uw genezing van Christus aanvaarden, gooi uw gebedskaart neer en sta op uw voeten, en zeg: "Ik ben niet bang, Here. U bent het, en ik neem U aan." Als u dat met geloof zult doen, zult u uw genezing ontvangen, als u het kunt geloven. Geloof het alleen. Gelooft u het? Sta dan op uw voeten en aanvaard uw genezing, in de Naam van de Here Jezus Christus. Ik geef de dienst over aan...