Wees niet bevreesd
Door William Marrion Branham1 [Een broeder zegt: "De Here zegene u, broeder." – Vert] Dank u zeer. [Applaus] Ik wil u, mijn fijne broeders, hartelijk bedanken voor deze introductie. Ik zou niet meer vrijheid kunnen hebben en me niet meer thuis kunnen voelen dan in mijn eigen preekstoel thuis. God zegene u. Ik ben hier om mijn sleepnet uit te werpen bij dat van u, met als doel zoveel mogelijk te helpen om elke ziel die van God is afgedwaald te kunnen vangen voor het Koninkrijk van God. Zeker dank ik u daarvoor en ik vertrouw erop dat u voor mij wilt bidden terwijl ik predik. En er is niets beters dan een goede achterhoede wanneer je tot de mensen predikt in de...?...
2 Goedenavond, vrienden. Zo blij hier vanavond weer te zijn in deze grote gehoorzaal van deze tentoonstellingsplaats van levende have. Ik denk dat dit ongeveer de derde keer is dat ik hier ben, en iedere keer werd bewezen dat het altijd zo'n zegen was om hier te zijn en de mensen hier van Californië te ontmoeten.
Ik breng u vanavond de beste wensen en zegeningen van de broeders uit het oosten, en de gemeente in het oosten, om u te zeggen dat zij het goed maken onder Gods grote voorzieningen, en dat zij erop vertrouwen dat God u allen een geweldige bijeenkomst zal geven terwijl wij hier aan deze Westkust bijeen zijn.
3 Ik wil mijn broeders hier bedanken voor dit grote voorrecht om de samenkomst hier te sponsoren, daar ik voelde dat het een groot voorrecht voor mij zou zijn om mijn vrienden langs deze Westkust nogmaals te bezoeken voordat ik overzee ga. En we zijn hier vanavond in de Naam van de Here Jezus om te dienen, en alles te doen wat wij kunnen om iedereen te helpen Hem beter te kennen dan dat zij Hem nu kennen. Ik hoop, dat wanneer de samenkomst voorbij is, ik Hem heel wat beter ken dan nu, omdat wij allen elke dag leven voor dit doel: trachten Hem een beetje beter te kennen.
4 Iemand zei niet lang geleden tegen mij... Ik sprak ergens over (en mijn grammatica is hoe dan ook tamelijk slecht), en dus ik... Iemand zei (het was om te beginnen een groot theoloog), hij zei: "U kent gewoon uw Bijbel niet."
Ik zei: "Maar ik ken de Auteur werkelijk goed." Dus ik... Dat is het. Hem te kennen is leven. En als Hij de Auteur van het Woord is, zal Hij altijd ondersteunen dat Zijn Woord de waarheid is. Ik geloof dat. En er is veel wat Hij kan doen, en doet, wat niet in de Bijbel geschreven is. Maar zolang ik het ontvouwen zie worden in de bladzijden, voel ik die (hoe zou je het noemen?), die verzekering dat alles goed verloopt, weet u, omdat het er helemaal op lijkt dat het door de bladzijden heen precies goed uitwerkt. Dus dat maakt het... maakt dat wij ons beter voelen.
5 Wij zijn nu, beginnend hier in Californië langs de Westkust, op weg naar Anchorage in Alaska. Komen net van Green Lake, Wisconsin, waar de Volle Evangelie Zakenlieden deze... De laatste twee keer dat ik hier was, was ik bij hen. En we hadden de regionale conventie in Green... ik geloof dat het Green Lake, Wisconsin, was. En daarna kwamen we zuidwaarts naar Chicago voor wat gemeenschap daar met de Christenen: hadden een wonderbare tijd... grote bijeenkomst, veel mensen, en de Here zegende ons tezamen bij onze zwakke pogingen om te proberen Zijn volk te bedienen.
En daarvandaan gingen wij naar Southern Pines, Noord Carolina. Ik wil dit altijd noemen... Southern Pines behoort Zuid Carolina te zijn, maar het is in Noord Carolina. En wij hadden daar echt een tijd van gemeenschap met de conventie van de Interdenominationele Broederschap: zo'n wonderbare tijd. En toen daar vandaan ginds in Zuid Carolina naar Columbia. En we hebben daar de mensen ontmoet; en wetend dat we hier naar de Westkust zouden gaan... Al degenen die daar tijdelijk vertoeven, daar wij allen pelgrims zijn die deze geweldige hoop belijden die wij in Christus hebben...
6 Wij beweren niet dat dit ons thuisland is. Wij zijn pelgrims en vreemdelingen. Wij zoeken een stad welker Bouwer en Maker God is. Dat was Abrahams houding: hij keek uit naar een stad. En wij zijn de kinderen van Abraham. Door in Christus te zijn, zijn wij Abrahams zaad. Natuurlijk weten wij dat Izak het natuurlijke zaad was, en allen van het natuurlijke zaad keken uit naar die stad, hoeveel te meer moest het koninklijke zaad, het koninklijke zaad van Abraham ernaar uitzien? En ik geloof dat de gemeente vandaag – de eruit geroepenen – het koninklijke zaad van Abraham is.
Wij belijden dat dit niet ons thuis is, want wij hebben geen anker hier op aarde. En als wij het hebben, vertrouw ik erop dat we het zeer snel loskappen, zodat, als Hij vanavond zou komen wij opgenomen zullen worden, en niet aan de aarde vastgeklonken zitten.
7 Ben zo dankbaar voor deze gelegenheid. En nu, ik weet dat het zo snel wat laat wordt, en er is zoveel te zeggen en er schijnt zo weinig tijd te zijn om het te zeggen. Wel maakt het je wat nerveus, zoals de hele wereld onder een druk staat, proberend zich te haasten om iets te doen. Maar ik vertrouw erop dat wij dat niet gedurende deze campagne zullen doen, maar dat wij slechts zijn zoals wij lang geleden gewend waren te zijn: gewoon wat stoom afblazen, en relaxen, en eenvoudig onszelf zijn, weet u. Gewoon Christenen zijn en gemeenschap met elkaar hebben, terwijl het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt van alle onreinheid.
8 En nu kom ik ook mijn net uitwerpen met deze broeders. En weet u, ieder van ons is een visser. U weet dat de Heer op een keer tegen een visser zei om Hem te volgen om vissers van mensen te zijn. En dat is wat zich hier vanavond op het podium bevindt: vissers van mensen.
Wij staan ergens op de hoek in onze kerk, werpen het net uit in onze omgeving en verzamelen met alles wat we kunnen, halen elke zondaar binnen. Het maakt niet uit in welke toestand hij zich bevindt, wij proberen hem naar Christus te brengen. Dan breekt er een tijd aan dat wij verder willen uitreiken. Dan rijgen wij al onze netten aan elkaar om een grote vangst te krijgen. En daarvoor zijn wij hier vanavond. En ik verbond mijn net – in de gemeenschap der liefde bij mijn broeders – met hun net, om door heel Los Angeles heen en daar buiten, te zien hoeveel zielen wij binnen kunnen halen voor Christus. Dat is het doel van hier te zijn.
Natuurlijk weten wij dat je bij het binnenhalen van alles mee krijgt, maar daarbij zullen er, zo zeker als de wereld, ook enige vissen zijn, en God zal ze aannemen.
9 Bid nu voor mij als ik spreek en voor de zieken bid. En ik ben geen genezer. Ik word zo genoemd, maar ik ben het niet. Ik ben uw broeder, zie, gewoon uw broeder die voor de zieken bidt.
En zo weet ik dat getuigenissen een grote impuls geven, en net... Er gebeurde iets de afgelopen avond, of de voorlaatste avond in Columbia. Het veroorzaakte daar in het land nogal wat opschudding. Er was... Ze konden het kleine kind niet in de gebedsrij krijgen. Het was een kind met een waterhoofd, zijn gezichtje was smal en zijn hoofd was heel groot; het leek ongeveer een jaar of twee te zijn. En zijn ogen waren weggezakt, u weet hoe ze eruit zien, en enorme aders op zijn hoofd. En de dokters (aardse geneesheren) moesten hem elke dag injecties geven om hem in leven te houden. En zij konden het kereltje niet in de rij krijgen, daarom hielden zij hem achter het gordijn, en ik ging naar achteren om voor hem te bidden.
10 Want ze bidden voor hen als ze met gebedskaarten komen, en als ze de kaarten gekregen hebben die elke dag worden uitgedeeld. En het kereltje had dus geen kaart en de moeder kon niet langer blijven dan die ene avond. Daarom baden we voor het kereltje achter het podium.
En de volgende ochtend was het verbazingwekkend! Al die grote aderen waren verdwenen en zijn hoofdje was praktisch normaal. Dus zij... zij namen hem mee naar de dokter, en vertelden niets. De dokter bekeek hem en onderzocht hem, er was iets in zijn bloed waardoor ze die injecties moesten nemen. En hij zei: "Het kind heeft helemaal geen injecties meer nodig." Hij zei: "Zoiets heb ik nog nooit eerder gezien."
11 En dat veroorzaakte dus een grote opschudding door de hele omgeving. En zoals het in de Bijbelse tijden was, werd de liefde en roem van onze Here Jezus – hoe Hij nog steeds de zieken kan genezen – overal in het rond verspreid. Ongeacht wat het is, Hij kan nog steeds genezen. Het... Hij is...
Hij heeft... De kracht is in de kist gedeponeerd, en Hij heeft ieder van ons een sleutel gegeven. Dat is Zijn Naam. En als wij niet bevreesd zijn hem te ondertekenen, wel, dan zal Hij zeker ondersteunen... Hij zal de cheque zeker goedkeuren wanneer die daar aankomt als Zijn Naam erachter staat. "Vraag de Vader iets in Mijn Naam en Ik zal het doen", zei Hij. En ik geloof dat. Wat u ook vraagt in Zijn Naam, gelovend dat u het ontvangt, zult u ontvangen.
12 Welnu, ik geloof dat morgenochtend het predikersontbijt is; denk ik. Ik ben daar altijd blij mee, om mijn broeders te kunnen ontmoeten. Ik kijk ernaar uit om u broeders morgenochtend aan het ontbijt te zien.
En ik neem aan dat de Zakenlieden hier de zaterdagochtend mogen hebben, als... Is dit nu officieel? Zaterdagmorgen bij Clifton's. Wel, ik krijg dan wat meer van die goede havermoutpap die ze daar hebben. Die is echt goed. Ik houd ervan. Dus kijken wij ernaar uit om u daar te zien.
13 Nu is er heel wat water over de dam gekomen sinds de (dat is een zuidelijke uitdrukking), sinds wij elkaar hebben ontmoet. Ik werd pas geleden bijna gedood door een ontploffing van een geweer. U kunt het aan mijn gezicht zien, en... Maar de Here spaarde mijn leven, en ik ben dankbaar hier te kunnen zijn.
Ik was aan het schieten met een geweer dat hier door de heer Weatherby opnieuw was uitgeboord, en goedgekeurd aan mij werd teruggegeven. En ik had er een paar keer mee geschoten en bemerkte de zwelling rond de ring, en ik deed er een andere huls in. En ze weten tot nog toe niet wat er is gebeurd. Het geweer explodeerde en blies de loop vijfenveertig meter voor mij uit, en blies de stukken van het geweer dwars door de bomen heen. En alles wat ik zag was rood vuur dat opvloog.
En toen zij... Zij dachten dat ik... Natuurlijk staken deeltjes ervan in mijn schedel. Vijftien stukjes gingen net beneden het gezichtsveld in mijn oog. En één ging hier doorheen en sloeg de bovenkant van mijn tand eraf en sneed me door het gezicht. En toen zij... Ik wist gedurende een paar minuten niet waar ik was natuurlijk, en ik kon niet zien noch... Het was net alsof u een hamburger in mijn gezicht had gegooid, ongeveer vier weken geleden.
Ik moest dit oog omhoog trekken en ik zag... keek rond en ik zag de man die met mij naar de veeboerderij was gekomen waar ik aan het schieten was geweest op deze schietschijf. Hij was naar de schietschijf gegaan. En ik kon niet horen, kon niet spreken, kon niet horen of zien. Tenslotte kon ik zijn aandacht trekken. Hij kwam eraan en ik stelpte het bloed met mijn hand. En wij baden, en het bloeden stopte volledig. Ik was helemaal doorweekt en...
14 Ze namen mij mee naar de dokter en hij zei: "O my!" (Ik ben vergeten hoeveel ton druk men zei dat dat geweer kon hebben.) Zei: "Toen de man was gekomen en u vond, had hij daar alleen een been moeten vinden, en geen hoofd of schouders. Het barsten van dat staal zou het hele lichaam hebben opgeblazen." En het was zo dichtbij mijn oog toen het afging. Daarom ben ik dankbaar om hier te zijn, zeer dankbaar.
De arts die naar de plek keek, zei: "Wel, er is slechts één..." Zei: "Er kan niets aan worden gedaan, want het staal is helemaal achterin het oog gegaan." En zei: "Het heeft het gezichtsveld helemaal niet geraakt." En zei: "Het enige dat ik weet te zeggen, is, dat de goede Heer op de bank moet hebben gezeten om Zijn dienstknecht die morgen te beschermen, anders zou die niet hebben..."
Dus voel ik dat... dat Hij mij bewaard heeft om hier tot u te prediken en om u te helpen. En als u mij helpt, dan zijn wij hier allen bijeen om elkaar te helpen.
15 En nu willen wij ons richten op Zijn Woord. Ik houd gewoon van Zijn Woord. En het is een beetje... Op de eerste avond wordt het altijd wat later voordat we beginnen, maar we hopen op tijd weg te kunnen gaan. En wij zullen proberen voor enkele zieken te bidden. Billy vertelde mij dat hij enige kaarten heeft uitgegeven. En als wij ze nu vanavond niet allemaal kunnen oproepen, bewaar ze dan. Wij zullen eraan toekomen. En heb geen haast. En laten we nu voordat wij Zijn Woord lezen, in gebed een moment tot Hem spreken terwijl wij onze hoofden buigen; en ik vertrouw ook dat onze harten gebogen zullen zijn.
Terwijl u uw hoofden nu gebogen hebt, uw ogen gesloten, en uw hart geconcentreerd op God, vraag ik mij af of er enige verzoeken zijn waarvan u wilt dat eraan wordt gedacht. Steek slechts uw hand op. En daarmee zegt u: "God, U weet wat ik vanavond nodig heb." God zegene u. Dat is goed.
16 Onze hemelse Vader, wij naderen nu Uw troon van genade. Wij zouden niet verlangen om voor de troon van gerechtigheid te staan, omdat we voelen dat we daar niet zouden kunnen staan. Maar als wij komen langs de weg van genade, dan heeft U ons verzocht om te komen. En wij zijn zo gelukkig dat wij het voorrecht hebben U, de grote machtige Jehova, te naderen door middel van de genade van Jezus Christus.
Nu komen wij in Zijn Naam, wetend dat Hij gezegd heeft: "Waar twee of meer vergaderd zijn in Mijn Naam, daar zal Ik in hun midden zijn." En eveneens zei Hij: "Als u de Vader iets vraagt in Mijn Naam, zal het worden toegestaan." En wij hebben nu de zekerheid, Here, dat door deze dierbare beloften van het Woord van God, U hier bent en luistert.
En Vader, wij zouden eerst willen zeggen: "Vergeef ons onze schulden, gelijk wij anderen hebben vergeven die ons schuldig zijn." En wij bidden, Here, dat U ons niet in verzoeking leidt, maar ons verlost van het boze. En moge het Koninkrijk van God op ons neerdalen; en zegen onze bijeenkomst. Zegen het lezen van het Woord, en doe alle dingen, Here, voor de heerlijkheid van Uw Koninkrijk, want wij vragen het in de Naam van Jezus Christus. Amen.
17 Nu, u die graag een kleine tekst wilt meekrijgen, ik zou willen dat u vanavond met mij meeleest in Mattheüs 14, te beginnen met het tweeëntwintigste vers. Slechts gedurende enkele ogenblikken als u mij zult willen verdragen.
En terstond dwong Jezus Zijn discipelen in het schip te gaan, en voor Hem af te varen naar de andere zijde, terwijl Hij de scharen van Zich zou laten.
En toen Hij nu de scharen van Zich gelaten had, klom Hij op de berg alleen, om te bidden. En toen het nu avond was geworden, zo was Hij daar alleen.
En het schip was nu midden in de zee, zijnde in nood van de baren; want de wind was hun tegen.
Maar in de vierde nachtwake kwam Jezus af tot hen, wandelende op de zee.
En de discipelen, ziende Hem op de zee wandelen, werden ontroerd, zeggende: Het is een spooksel! En zij schreeuwden van vrees.
Maar Jezus terstond... Maar terstond sprak Jezus hen aan, zeggende: Weest goedsmoeds, Ik ben het, vreest niet.
Ik wil dit vanavond gebruiken in de vorm van een getuigenissamenkomst.
18 Het moet zo ongeveer de tijd zijn geweest dat de zon zou ondergaan, en het was een indrukwekkende dag geweest. Er moet die dag veel bedrijvigheid in de diensten zijn geweest. Zij hadden enige geweldige dingen zien gebeuren. Weet u, wanneer je in de tegenwoordigheid van Christus bent, zie je altijd wonderbaarlijke dingen gebeuren. Daarom houd ik ervan in Zijn tegenwoordigheid te leven, om Zijn sterke, tedere hand te zien uitgestrekt om te bedienen. Ik zou in die dagen heel graag met Hem hebben gewandeld.
Toch denk ik dat het vandaag misschien wel een groter voorrecht is, omdat Hij binnenin ons wandelt. Toen was Hij aan de buitenkant om te verwijzen. Nu is Hij aan de binnenkant wijzend naar Zichzelf wat Hij aan het doen is. En ik ben zo blij om dat voorrecht.
Welnu, ik zou denken dat het wellicht een van de forsere mannen van de groep is geweest. We zullen hem Simon noemen, een van de bekeerlingen van de Here Jezus, die bezig was de boot van de oever af te duwen waar zij hem opgetrokken hadden, waarmee zij gedurende het prediken langs de kust gereisd hadden. En het zal wel een hete dag zijn geweest. Hij was vermoeid, en hij duwde de boot het water in en klom erin, ging naast zijn broer Andreas zitten en pakte in het scheepje de roeispanen op.
19 Nu waren de schepen in die dagen niet zoals vandaag. Zij werden niet aangedreven door straalaandrijving of elektrische kracht. Ze werden handmatig voortbewogen, vele ervan leken op een vissersboot zoals vandaag. Zij hadden lange roeispanen, en daar zat een man aan de ene kant aan een roeispaan en precies naast hem zat een andere man. Vervolgens hadden zij een zeil. Als de wind gunstig was, hesen zij dit zeil en vingen de wind op, en deze blies hen naar hun plaatsen, de bestemming waarheen zij besloten te gaan. En wanneer de wind zwak was, moesten zij de roeispanen gebruiken. En dan zouden er twee mannen op hun zitplaats zitten die aan de roeispanen trokken.
En ik kan Simon de boot zien inklimmen: een grote, sterke uitziende kerel, misschien kaalhoofdig, die naast zijn broer Andreas gaat zitten en de roeispaan oppakt. Zij deden een paar slagen en wuifden dan terug naar de mensen die op de oever naar hen zwaaiden. Een zeer aangrijpende aanblik, omdat zij hen smeekten weer terug te komen.
20 Er is iets mee, weet u, wanneer u mensen ontmoet waarmee u dingen gemeen hebt, u spreekt over hetzelfde. Dan wordt uw gemeenschap wonderbaar, wanneer u dingen gemeen kunt hebben. Daarom zijn wij vanavond hier, omdat we dingen gemeen hebben. Wij spreken graag met elkaar. Wij spreken over dezelfde dingen.
En zo was het met hen gesteld. Zij hadden die dag over God gesproken, en over Zijn grote kracht, en hadden Zijn kracht onder hen zien werken. En de bijeenkomst was voorbij en zij gingen naar huis, of naar de andere kant van het meer voor de volgende campagne. En ik kan mij indenken hoe hun harten zich voelden toen zij die dierbare mensen van die dag gedag wuifden, nadat zij gemeenschap hadden gehad rondom de grote werken van Christus.
Nu, wat is het een gezegende tijd, en hoe spijtig is het om elkaar te verlaten. Het is een liefde die plaatsvindt in het hart. Het is zo jammer dat veel hiervan in onze vergaderingen ontbreekt, die echte liefde die de gemeente voor elkaar behoorde te hebben.
21 In de vroegere dagen van mijn bediening was ik herder over een gemeente. En wij kwamen dan 's avonds bijeen in zoiets als een kleine huissamenkomst, en hand in hand zongen wij dan dit lied:
Gezegend zij de band
Die onze harten bindt in christelijke liefde;
De gemeenschap van geestelijke verwantschap
Is zoals die van boven.
Wanneer wij van elkander scheiden
Doet het ons inwendig pijn;
Maar wij zullen nochtans verenigd zijn in hart,
En hopen elkaar weer te ontmoeten.
22 Velen van die dierbare oude gezichten zijn heengegaan in de tegenwoordigheid van God, en dat lied echoot nog steeds diep in mijn ziel, dat wij nochtans verenigd zullen zijn in ons hart en hopen elkaar weer te ontmoeten. Ik heb over veel van hun graven grafstenen helpen neerzetten, en terwijl ik het lichaam terugbracht, zag ik hen er de aarde opgooien: as tot as en stof tot stof. "Maar stof zijt gij en tot stof keert gij weder, was niet gesproken van de ziel." Dat is waar. Die gemeenschap is verder gegaan in de tegenwoordigheid van God.
Iets... En predikende broeders kwamen dan binnen en zeiden: "Hoe doet u dat, broeder Branham?" Wij zouden... konden bijna niet van elkaar wegkomen, wilden elkaar gewoon opnieuw de hand schudden. En soms liepen we naar de auto en klopten elkaar op de schouders, het was niet een doen alsof, of een voorwenden, maar iets wat werkelijk voortkwam uit ons hart.
Ik wilde wel dat heel de gemeente van de levende God zich vanavond op die wijze zou kunnen voelen. Wij zouden in zo'n geweldige eenheid zijn voor de komst van de Here, waarvan ik geloof dat die nu heel dichtbij is. Ik geloof dat wij precies leven in de schaduwen ervan.
En als Hij vandaag niet komt, zal ik morgen naar Hem uitkijken. En als Hij dit jaar niet komt, kijk ik het volgende jaar naar Hem uit. Het maakt niet uit wanneer... ik wil elke minuut uitzien naar Zijn komst, voortgaande, eenvoudig doen wat ik kan; maar toch gelovend dat Hij elk moment kan komen, er gereed voor zijn. En ik denk dat de voorbereiding van de gemeente voortdurend in die toestand behoorde te zijn, dat wij beslist zouden moeten uitzien naar de komst van de Heer.
23 En nu, nadat ze van zo'n gemeenschap genoten hadden, gingen deze discipelen de zee op, of, het meer op. Ik stel me voor dat de zon onderging zoals ze vanmiddag zo prachtig over de zee daalde. En het water was kalm en ze deden een paar trekken aan hun riemen, gingen dan staan om gedag te zwaaien. En die op de oevers stonden, zwaaiden gedag: "Kom terug, en bezoek ons weer."
En terwijl de kleine boot verder uittrok, werd de kleine streep van wuivende mensen aan de oever steeds vager en vager. En tenslotte verdwenen ze. Zij zullen wel een hele poos geroeid hebben en zich aardig in het zweet hebben gewerkt, weet je, wanneer je aan die lange, zware roeispanen trekt. Velen van u mensen die in boten geroeid hebben, weten wat dat betekent.
24 En nadat zij hadden... Het moet de jonge Johannes geweest zijn die het als eerste opgaf, weet u, en omdat hij een jonge kerel was, kan hij gestopt zijn om het zweet van zijn voorhoofd te vegen, en hij zei: "Hoe denken jullie erover? Laten we een paar minuten stilhouden om op adem te komen." Omdat hij jong was... Daarom haalden zij hun roeispanen binnen.
Nadat zij zich een poosje hadden laten drijven, zei hij: "Waarom zouden wij niet een getuigenissamenkomst houden terwijl wij hier pauze houden om wat uit te rusten?" En... en weet u, het is als... wanneer je veel dingen op je hart hebt, dan kun je je gewoon niet stilhouden, je moet er iets over vertellen. En zo stel ik me die jonge kerel voor; er is iets dat gewoon in hem opborrelt. Die dag had hij iets gezien dat hem overtuigd had. En als een man grondig van iets overtuigd is, dan kan hij zijn mond niet houden; dat is alles. Hij moet er gewoon iets mee doen.
25 En wanneer de gemeente grondig overtuigd raakt dat Jezus Christus de Zoon van God is, dat Hij hier vandaag bij ons tegenwoordig is in de vorm van de Geest, dan vertel ik u dat het land een opwekking zal gaan treffen die de natie in vuur en vlam zal zetten, als alle gemeenteleden volledig overtuigd zijn. Maar zij moeten eerst overtuigd zijn voordat zij daarover oprecht kunnen zijn.
26 De jonge Johannes zei dus: "We zullen aan een getuigenissamenkomst beginnen terwijl wij pauzeren, en ik zou graag de eerste zijn om te getuigen", omdat het gewoon in hem brandde.
Ik denk aan een zuster die altijd in onze kerk kwam. Zij zong vaak een kort lied; ik ben vergeten hoe het heet, maar het is zoiets als: "Rennen, rennen, rennen, en kan niet stilstaan", of zoiets; "ben net aangekomen en kan niet stilstaan", of zoiets. Maar zij had daar voor zichzelf beslist een echt jubelfeest mee, ongeacht of de rest van hen het wel of niet had. Zij had er een heerlijke tijd mee. Dus het... Dat moest de toestand geweest zijn waar Johannes in was. Laten we nu even stoppen en luisteren hoe ze getuigen.
27 Johannes zei: "Broeders, er is één ding waarvan ik volkomen overtuigd ben. Vanaf vandaag kunnen wij aan de wereld vertellen dat wij niet een of andere kwakzalver volgen. Wij volgen geen valse profeet, een opgeblazen iemand die niets weet, maar wij volgen God. Wij volgen geen valse profeet."
"Ik kan de dagen voor me halen toen ik een kleine jongen was en ik in de lente op de berghellingen speelde. En ik herinner mij mijn knap uitziende Joodse moeder die me dan binnen riep, en zij zette mij op de veranda die uitkeek op de Jordaan en wiegde mij in haar armen in slaap. En zij vertelde mij dan de Bijbelverhalen. En zij liet mij zien waar Jozua, de grote krijgsman, de rivier overstak en de wateren onder de kracht van Jehova terug rolden. En in de lentetijd stond de brede modderstroom stil, terwijl ons volk overstak naar hun eigen bodem in hun eigen land. Ze waren als slaven uit een ander land vandaan gekomen, hadden daar als slaven geleefd, en nu werden ze in hun eigen land gebracht."
28 "En zij vertelde mij hoe God op hun reis voor hen zorgde. Hoe God in de woestijn gedurende veertig jaar, zonder één keer te missen, iedere nacht brood uit de hemel voor hen op de aarde liet neerdalen zodat het iedere dag vers was."
"En daar ik een kleine jongen was, zei ik: 'Mama, het is wel vreemd. Ik begrijp niet hoe God dat doet. Heeft Hij daarboven een nachtploeg aan het werk, en is de hemel vol met bakkerijen waar Hij het brood bakt, en bakken de engelen het, en rennen ze dan langs de ladder naar beneden om het allemaal voor Zijn kinderen op de grond uit te spreiden?' Ik herinner me dat ik dit aan mama gevraagd heb."
"En dan zei ze tegen mij: 'Mijn kleine jongen Johannes, natuurlijk denk je zoals een kind. Maar weet je, Jehova hoeft zulke dingen niet te doen. Jehova is een Schepper, Hij hoeft geen ovens te hebben om brood te bakken en door de procedure te gaan zoals wij. Maar Hij is een Schepper, en al wat Hij heeft te doen, is gewoon het Woord te spreken en het brood is daar.'"
29 "En broeders, toen Andreas daar vandaag naartoe ging en die vijf broodjes van dat jongetje kreeg die spijbelde van school, en ons die lunch gaf... En toen ik Hem dat brood zag nemen en het breken, en vijfduizend mensen voedde, wist ik dat dit geen valse profeet was. Daar is een verbinding met God, omdat alleen God dat kan doen. Dat moet God geweest zijn. En hebben jullie opgemerkt dat Hij er uitzag als Jehova toen Hij daar stond en dat brood opraapte?"
"En weet je, ik glipte om de rots heen, weet je, klom er bovenop om het te bekijken, en ik dacht: 'Ik vraag mij af waar Hij het vandaan krijgt?' En Hij pakte dit broodje op. En toen Hij het broodje brak, lette ik op de afloop, en Hij overhandigde het aan een van jullie broeders. Toen Zijn hand terugging, was daar weer hetzelfde broodje in zijn geheel. Dus hoefde Hij het niet meer te bakken, het werd rechtstreeks in Zijn handen geschapen. Daarom moet het Jehova zijn geweest, want Hij was een Schepper. Ik zag de wijze waarop Hij handelde. Het was Jehova. Ik weet dat Hij het is. En er is niets vals aan Hem. Daar ben ik volledig van overtuigd. En ik lette op de oogjes van die kleine jongen toen hij omhoog keek."
30 Nu, kijk, voor de kleine jongens hier vanavond; dat jongetje wilde misschien gaan vissen, of hij kan op weg naar school zijn geweest. Maar toen hij die menigte zag, hij... (zoals elke kleine jongen), rende hij er als een toeschouwer heen om te zien wat er gaande was.
Maar toen hij eenmaal de stem van Jezus hoorde, was dat beter dan te gaan vissen. Hij... hij wilde luisteren naar wat er gezegd werd. Toen er gevraagd werd of daar iets te eten was, had hij alleen zijn twee visjes en vijf broodjes. Dus toen... het was niet erg veel in de hand van het jongetje, maar toen hij het Jezus liet hebben, kijk wat ermee gebeurde.
Welnu, dat is wat het is. Onze levens zijn niet zoveel waard zolang wij het zelf besturen. Maar ligt het eenmaal in de handen van de Schepper, kijk dan hoe Hij het weinige dat wij hebben, kan nemen en het uitspreiden om de menigte te voeden. En onthoud dat gewoon. Wanneer u Jezus in uw hart hoort spreken, geef dan alles wat u hebt aan Hem over, dan zal Hij het gaan vermenigvuldigen en de anderen voeden door uw getuigenis. En wat u Hem ook hebt te geven, zal Hij zegenen.
31 Toen Johannes aan het einde van zijn getuigenis was gekomen, kon hij amper gaan zitten of deze grote visser met zijn gespierde rug, Petrus genaamd, stond op in de boot, keek naar Andreas, en zei: "Ik herinner me, dat mijn broer Andreas wegging om Johannes te horen. Hij vertelde mij dat deze over een Messias sprak die zou komen. Ik dacht dus dat het gewoon weer een ander gerucht was dat door het land ging, dat het gewoon iemand was zoals ze gekomen en gegaan waren."
"Op een dag kwam Andreas binnen, weet je, volledig overtuigd dat dit de Messias was, daarom riep hij me op een morgen om er met hem naartoe te gaan en naar Hem te gaan luisteren. Toen vertelde ik hem dat ik een keer zou gaan luisteren, daar ik me had voorgenomen dat, als het de Messias was, ik Hem zou kennen, omdat ik niet van plan was Hem te benaderen met een onnozele gedachte. Ik zou het – het onderwerp – gaan benaderen vanuit de Schrift. Het zou volgens de Bijbel moeten zijn."
32 "En Andreas hier, mijn broer, kan zich onze oude grijsharige vader goed herinneren toen hij mij op een dag op de boot zette, nadat wij thuis bijna zonder brood zaten en het vat ongeveer leeg was, en de fles droog, en wij maar geen vis konden vangen."
"En die ochtend, terwijl wij bijeen zaten – en we moesten enige schulden betalen – baden wij: 'God, geef ons vandaag een goede vangst.' En Andreas, jij bent je ervan bewust hoe wij voor die dingen hebben gebeden, en hoe vader ons onderwees. En die dag hadden wij een geweldige vangst, genoeg om al de schulden te betalen en voor die dag wat eten voor ons te halen."
"En die dag nam vader me bij de hand en hij zei: 'Simon, mijn zoon, ik heb je de dingen onderwezen die waar zijn. Heel mijn leven heb ik naar die komende Messias verlangd. Ik geloofde dat ik Hem zou zien. Maar schijnbaar is het nu zo dat ik... ik ben oud, en misschien zal ik niet in staat zijn om Hem te zien, maar vermoedelijk zul jij Hem in jouw dag zien. Gedurende de generaties hebben we naar Hem uitgekeken, sedert het allereerste begin van de tijd. Maar op een dag, Simon, zal Hij arriveren. En als Hij niet in mijn generatie komt, zou Hij in jouw dag kunnen komen, omdat Hij een belofte van God is.'"
33 Daar houd ik van. Gods belofte kan niet falen. Zo is het. Het Woord is positief. Het kan niet veranderen. Het moet blijven zoals het geschreven staat. Op een dag zal God de wereld oordelen, en de wereld zal een standaard moeten hebben. En als de kerk een standaard is, welke is... Waar is de kerk? Er zijn honderden verschillende organisaties van. Maar de standaard waarmee God haar zal oordelen, is door Zijn Woord.
Ik geloof het Woord, want in het boek Openbaring staat geschreven: "Indien iemand één ding zal toevoegen of er iets vanaf zal nemen, diens deel zal worden weggenomen uit het boek des levens." Daarom geloof ik dat dit Woord precies is wat het is. Het is precies Gods Woord.
34 En ik ga deze edele oude Farizeeër vanavond datzelfde laten geloven, omdat hij zei: "Simon, er zullen door de eeuwen heen allerlei valse dingen oprijzen. Ik hoop dat je een oude man zult worden, maar wanneer de Messias komt, Simon, zal ik je vertellen wat Hij zal zijn. Hij zal precies zijn zoals de Schrift zegt dat Hij zal zijn."
"Nu, Mozes, onze profeet, heeft ons in onze Schriftrol van Deuteronomium gezegd: 'De Here, onze God, zal uit uw midden een profeet doen opstaan zoals ik.' Nu, Simon, je zult Hem kennen omdat Hij een profeet zal zijn. En je zult Hem daardoor herkennen, omdat de Schrift zegt dat Hij een profeet moet zijn."
35 "'Je zult heel wat dingen ontdekken die gaande zijn, maar deze Man zal een profeet zijn. En bovendien weten wij, Joden, dat het Woord van God tot de profeet komt.' Dat is exact wat de Schrift zegt. Het Woord van de Here kwam tot de profeet. En daarom moest de profeet komen. 'Nu, vergeet dat niet, Simon!' zei hij tegen mij. En bijna bij zijn laatste woorden zei hij tot mij: 'Zoon, vergeet het niet. Denk eraan, dat wanneer Hij arriveert Hij een profeet zal zijn zoals Mozes, omdat dat precies is wat er staat.'"
"'En hoe zul je weten dat Hij een profeet is? Omdat Mozes ons heeft verteld, en de Schriften ons vertellen dat, indien er één onder u is die geestelijk is of een profeet, en wat hij zegt komt te geschieden, je dan naar hem moet horen. Maar als het niet gebeurt, vrees hem dan niet, omdat het Woord van de Here niet met hem is, want God kan niet liegen. God moet de waarheid zijn. En als een man het vertelt en het gebeurt, dan was het niet de man, het was God. En daarom is dat de wijze waarop je Hem zult kennen.'"
36 "En weet je, toen ik er die dag heenging, betwijfelde ik Andreas enigszins", en ik kan me voorstellen dat hij zijn schouders zo ophaalde. Zei: "Ik betwijfelde mijn broer Andreas enigszins. Ik dacht dat het gewoon weer iets anders was. Maar toen ik die morgen de samenkomst binnenliep... Andreas was daar veel eerder gekomen dan ik omdat ik de netten moest klaar hebben... het net repareren."
"En toen ik in de tegenwoordigheid van Jezus van Nazareth kwam, keek Hij mij recht aan, en Hij zei: 'Uw naam is Simon, en u bent de zoon van Jonas.' Hij wist niet alleen wie ik was, maar Hij kende die godvrezende oude vader van mij." Hij zei: "Dat bevestigde het voor mij. Ik wist toen direct dat Hij het was, de profeet waar Mozes over gesproken had. Dat overtuigde mij dat dat het was."
37 Hij was nog maar net geëindigd met spreken of Filippus sprong op en zei: "Een ogenblikje, broeders. O, ik kan me niet meer inhouden." Hij draaide zich om en keek naar de voorplecht van de boot en zei: "Nathanaël, wil je mij vergeven?"
"Ja, natuurlijk, broeder Filippus. Het is alleen maar een voorrecht jou te horen getuigen."
"Ja, Nathanaël en ik waren jongens die samen opgroeiden. Wij gingen naar dezelfde synagoge; we zaten in dezelfde kerkbanken. Wij waren als jongens altijd samen en we bestudeerden de Schriften zeer nauwkeurig. Ik stond daar die dag toen ik Hem zag, en ik Hem aan Simon hoorde vertellen over zijn vader en over hem. En het greep mij zo aan, en wij waren samen overeengekomen dat wanneer de Messias zou komen, Hij een schriftuurlijke Messias moest zijn. Hij moest een schriftuurlijke Messias zijn. Dus zette ik het op een lopen zo hard als ik kon."
38 "En... en Nathanaël, ik vergeet nooit die ochtend dat ik daar op de deur klopte. Ik had bijna een dag en een nacht gerend om daar te komen en ik klopte op de deur, en je vrouw zei: 'Hij is buiten in zijn grot.'"
"En ik ging erheen en jij was in gebed. En ik hoorde je tijdens je gebed zeggen: 'O God, wij hebben zolang gewacht, maar wij geloven dat het uur nadert dat wij de Verlosser zullen zien. Wij kijken voortdurend naar Hem uit. En, God, ik ben vanmorgen hier omdat mij gisteravond iets vreemds trof. Ik had een droom dat ik Hem zag. En ik... ik ben vanmorgen hier om te bidden.'"
39 En zodra hij opstond, wel, toen zei Filippus: "Kom en zie Wie wij gevonden hebben: de Messias! Wij hebben Hem gevonden waarover Mozes en de profeten gesproken hebben: Jezus van Nazareth, de Zoon van Jozef."
Hij stopte niet om te vragen hoe het met zijn boomgaard ging. Hij was grondig overtuigd. Dat is de moeilijkheid vandaag. Wij hebben zoveel ander spul dat we meezeulen, dat het erop lijkt of we niet echt overtuigd zijn. Want als wij overtuigd zijn dat het waar is, gaan we recht op het doel af. Geloof het.
"O, ik ben in broeder Roberts' samenkomst gekomen. Ik zal voor me laten bidden. Als ik het daar misloop, ga ik naar broeder Allens samenkomst. Als ik het daar misloop, zal ik broeder Branham te pakken krijgen." Kijk, het is niet... Doe dat niet. Wees overtuigd dat Hij God is, en geloof dat Zijn Woord waarachtig is, en maak het daar vast, geheel tevreden gesteld. Er is niets in ons mensen; wij zijn mensen. Hij is Degene Die stierf. Hij is Degene, ja, Die weer opstond en voor eeuwig leeft. Wij zijn sterfelijke wezens, Zijn vertegenwoordigers. Wij... wij sterven, de mens; maar Hij kan niet sterven. Hij is de Onsterfelijke.
40 Welnu, Filippus ging recht op het doel af en zei: "Kom en zie Hem. Wij hebben Hem gevonden."
"En Nathanaël, herinner jij je die steekvlam die door je heenging? Je vroeg je af wat er met mij gebeurd was. Ik was beslist m'n verstand kwijt geraakt..."
"Wel, je zei: ''Filippus, wat is er met jou gebeurd? Want als de Messias zou komen, zou Hij regelrecht uit de galerijen van de hemel naar beneden lopen en meteen naar onze groep toe komen. En Hij zou rechtstreeks tot onze eigen groep Farizeeërs en Sadduceeërs spreken, en tot hen alleen. Het zou op geen enkele andere manier zijn. O, en Hij zou rechtstreeks naar de tempel komen naar het hoofdkwartier, en daar zou Hij Zich aan de hogepriester Kajafas bekendmaken, en dat zou het zijn.'"
41 Maar weet u, God doet dingen op Zijn eigen manier. Hij heeft gewoon een manier om het te doen. Hij heeft altijd dergelijke dingen die Hij doet op... Hij... Hij is God, en Hij werkt als God. Hij... Hij voorziet als God, omdat Hij onsterfelijk is, oneindig. Hoe kan ons kleine eindige verstand zich ooit afmeten bij dat oneindige verstand van God? O, Hij is alomtegenwoordig, alwetend. Hij is... Hij is God.
En toen zei hij daar: "Ik verkwistte geen woorden aan Nathanaël. Ik zei: 'Kom en zie!'"
42 Dat is een goede gedachte. Ziet u? Blijf niet thuis met kritiek. Kom het voor uzelf uitvinden. Dat is de beste manier. "Onderzoek de Schriften," zei Jezus, "want daarin denkt u eeuwig leven te hebben, en zij zijn het die van Mij getuigen." Met andere woorden: "Als Ik, als Ik de werken van Mijn Vader niet doe, geloof Mij dan niet. Maar als Ik de werken doe, en u kunt Mij niet geloven, geloof dan de werken." Want het zijn de werken die getuigen van het getuigenis. U kunt getuigen, maar de werken die u doet, en het leven dat u leeft, spreken luider dan alle getuigenissen die u zou kunnen geven. Dus spreken de werken luider dan het getuigenis.
Hij zei: "Geloof de werken die Ik doe. En als Ik de werken van God niet doe, geloof Mij dan niet. Maar als Ik de werken doe, geloof dan dat Ik God ben, en geloof dan de werken die Ik doe." Merk nu op, dat Hij nooit de eer voor Zichzelf nam. Hij zei: "Ik ben het niet. Het is de Vader Die in Mij woont, Die het werk doet."
43 Nu zien wij dat Nathanaël met Filippus langs de oever loopt. En Filippus, weet u, kon met een getuigenis zijn gestart zoals dit: "Herinner jij je die visser Simon, die man die geen enkele school heeft bezocht?"
"Ja, ik heb zijn vader Jonas gekend. Ja." "Herinner je dat je een keer wat vis van hem kocht en hij de kwitantie niet kon ondertekenen?"
"Ja, dat herinner ik me goed."
"Welnu, Andreas, zijn broer, geloofde in de Messias en vertelde hem – zoals jij en ik hebben besproken – dat de Messias een profeet zal zijn zoals Mozes. Dat is de schriftuurlijke benadering voor Hem. En nu, als Hij het is, dan volgt hier wat er is gebeurd. Toen hij in de tegenwoordigheid van Jezus van Nazareth kwam, vertelde Jezus hem wie hij was. Hij zei: 'Uw naam is Simon, en u bent de zoon van Jonas.' En weet je wat, Nathanaël? Het zou mij niet verbazen als Hij jou zou vertellen wie jij was wanneer je er komt. Het zou mij niet verbazen."
44 Nathanaël zei: "Goed, Filippus, ik ga er niet naartoe om kritisch te zijn. Ik ga er gewoon naartoe om het te ontdekken."
"Welnu, toen wij bij de bijeenkomst aankwamen, was daar misschien een gebedsrij; of ze kunnen in het gehoor hebben gezeten, of hoe het ook was, misschien stonden ze. Hoe dan ook, daar was een groep Farizeeërs aanwezig en zij wisten..."
Nu waren zij orthodox, maar zij geloofden niet in het bovennatuurlijke. Dus zij... zij stonden daar met hun handen op hun rug en zagen Jezus deze tekenen verrichten, en zij wisten dat zij aan hun samenkomst uitleg moesten geven. En zij konden niet zeggen dat het niet gedaan werd omdat het vlak voor de samenkomst gebeurde. Daarom zeiden ze: "Hij is Beëlzebul. Hij is een prins van de duivel." Dat is wat Hij... Met andere woorden, het is een smerige geest die dat doet, een duivel, een waarzegger, of een of andere smerige geest... Wij weten allemaal dat waarzeggerij en dat gedoe van de duivel is. En dus noemden zij de Geest Die in Christus was een onreine geest.
En Hij vertelde hun: "Ik vergeef u dat, maar op een dag zal de Heilige Geest komen. Hij zal hetzelfde doen. En één woord daar tegen spreken, zal in deze wereld nooit vergeven worden, noch in de komende wereld." Daarom vraag ik mij af, of wij misschien al in die dag leven?
45 Hoe het zij, we ontdekken dat toen zij daar kwamen waar de mensen waren, dat Jezus direct de menigte rond keek, of misschien was Nathanaël ergens in de gebedsrij gestapt en keek Jezus naar hem, en zei: "Zie daar een Israëliet in wie geen bedrog is."
Hij vertelde hem niet wie hij was, maar Hij zei: "een Israëliet in wie geen bedrog is."
Hij zei: "Rabbi (wat leraar, meester, betekent), vanwaar kent Gij mij? (Met andere woorden, ik ben een vreemde voor U.) Vanwaar kent Gij mij?"
En hier komt de... hier komt het terug. Hij zei: "Eer Filippus u riep, zag Ik u, toen u onder de boom was."
Ik kan me voorstellen hoe die oude Nathanaël in de boot opsprong en met zijn handen schudde en een poosje juichte en ronddanste in de boot. En het kan Mattheüs zijn geweest, die zei: "Zit stil. Je kiepert de boot om." O, zij gingen staan en kregen toen een echt jubelfeest, weet u, een echte getuigenissamenkomst. Wilt u daar niet graag in terechtkomen? Om gewoon een glorieuze tijd te hebben, en waar gezegd wordt: "O, zit stil, broeder. Je kiepert de boot om."
46 "O, ik herinner me dat goed. Dat nam alle stijfheid uit me weg, want Filippus en ik hadden juist over dit Schriftgedeelte gediscussieerd; indien er iemand onder ons was die een profeet was... En wij hadden sinds Maleachi gedurende vierhonderd jaar geen profeet gehad, en de gedachte aan een profeet was vervaagd. Maar toen die onbekende Man mij vertelde waar ik was voordat ik zelfs daar naartoe zou gaan, maakte dat het voor mij vast. Ik wist het."
"En ik keek om mij heen en zag mijn bisschop, of hoe je hem daar ook noemt, een priester, die daar stond. En hij fronste zijn wenkbrauwen naar mij, omdat ik daar diaken was, weet je. En daarom keek hij me dreigend aan, maar ik was overtuigd. Ik wist dat Hij dat was. Daarom draaide ik mij om en snelde naar Hem toe, viel aan Zijn voeten neer, en zei: 'Rabbi, Gij zijt de Zoon van God. Gij zijt de Koning van Israël.'"
47 O, dan kan ik hem horen zeggen: "Neem mij niet kwalijk, Filippus, ik kon je niet verder laten gaan, ik moest het gewoon zelf vertellen." Zie? Als het jou overkomt, wil je het graag zelf vertellen. Dat is het gewoon. Er is iets mee, het geeft je blijdschap om het te vertellen. Wat een getuigenissamenkomst! En Andreas probeert op te staan en Simon probeert hem tegen te houden, weet je. Hij zei: "Ik eerst", en hij sprong op.
Zei: "Broeders, laat mij een getuigenis geven voor ons allemaal. Herinneren jullie je de dag toen Hij ons vertelde dat Hij naar Jericho zou gaan?"
"Ja, ik herinner me dat we naar Jericho gingen."
"En hoe Hij werd genoodzaakt langs Samaria te gaan? Hoe wij ons in ons hart hebben afgevraagd waarvoor Hij helemaal via Samaria ging, in plaats van rechtstreeks naar Jericho te gaan? Maar Hij zei dat Hij genoodzaakt werd er langs te gaan."
Een van hen zei: "Jazeker. Ik herinner het mij."
"Herinneren jullie daar die dag bij de poel van Bethesda, toen die man die daar lag, genezen werd en die grote menigte van mensen? En daar zei Hij: 'Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, de Zoon kan niets doen uit Zichzelf, dan wat Hij de Vader ziet doen'? Kijk, het moet zo zijn geweest dat Hij geleid werd daar langs te gaan en wij vroegen ons af waarom Hij naar die Samaritanen wilde gaan."
48 "Wij kwamen toen in Sichar en Hij ging zitten alsof Hij vermoeid was. En Hij zei: 'Ga de stad in om wat eten voor ons te halen.' En wij gingen snel de stad in, herinner je je, en wat... hoe wij... wat er gebeurde. En op onze terugweg waren wij verbaasd deze slecht bekendstaande vrouw te zien." U weet wat ik bedoel. Wel, in die dagen kregen ze een merkteken als zij slechte vrouwen waren.
Dus zeiden ze: "Wij zagen die vrouw, en onze Meester sprak met haar. Wat vreemd dat onze Voorganger met zo'n vrouw spreekt."
"Daar stond zij met al haar krullen omhoog gestoken, en had deze waterkruik en was van plan wat water te halen. En ze begon die naar beneden te laten zakken. Welnu, we zeiden: 'O, o, zij is niet van ons ras. Hij zal haar zeker berispen. En kijk, ze heeft een merkteken. Laten we zien wat Hij tegen haar zal zeggen, omdat zij slecht is. Je kunt het merkteken zien dat zij draagt, dat zij gebrandmerkt is. Dus... En zij behoort zelfs helemaal niet tot onze samenkomsten. Zij is zelfs niet van ons ras mensen. Daarom zal Hij haar wel onder handen nemen. Let maar op en kijk.' En wij slopen achter de bosjes en luisterden heel aandachtig."
49 "En Simon, ik kon niet maken dat je je hoofd naar beneden deed. Want je wilde gewoon over iemands schouder heen kijken. En zo sloegen wij het een poosje gade. En de vrouw haakte de haken aan de kruik en begon die met de slinger neer te laten, en Hij zei: 'Breng Mij wat water.'"
"En zij keerde zich om. Zij had Hem niet eens opgemerkt. Wellicht was zij de hele nacht uit geweest en was ze slaperig. En daarom had ze Hem daar niet eens zien zitten."
Hij was gewoon een Jood van middelbare leeftijd. Toch was Hij slechts dertig jaar oud. Maar ik denk, overeenkomstig de Schrift, dat zij zeiden dat Hij ongeveer vijftig jaar leek, omdat ze zeiden: "U zegt dat U Abraham hebt gezien? En U bent een Man Die niet ouder is dan vijftig jaar?" Het moet dus Zijn bediening zijn geweest die Hem een beetje had uitgeput, weet u. En Hij had gezegd: "Eer Abraham was, BEN IK." Dat is waar. Dat kleine aardse lichaam had er niets mee te maken. Daarom moest Hij er hebben uitgezien als een Man van middelbare leeftijd Die daar tegen de muur zat. En Hij zei...
"En ze zei: 'Meneer, het is niet de gewoonte – U beseft dat niet, dat wij hier afscheiding hebben – dat U, die een Jood bent, van mij een Samaritaanse vrouw iets zou vragen.'"
"Herinneren jullie wat Hij zei? Hij zei: 'Als u wist tot Wie u sprak...'"
50 Ik vraag mij vanavond af of wij werkelijk weten wat dit is wat naar beneden komt. Als wij onze ogen konden openen dan zouden we engelen zien in hun positie, de Heilige Geest zien (Glorie voor God.), gereed om iets te doen...
"'Als u slechts wist tot Wie u sprak, zou u Mij om drinken hebben gevraagd, en Ik zou u water hebben gegeven dat u hier niet komt putten.' En zij ging voort met Hem te vertellen over de bron. En herinneren jullie je het gesprek over de aanbidding in Jeruzalem? En Hij vertelde haar dat God een Geest was, en dat degenen die Hem aanbidden, Hem moesten aanbidden in Geest en in Waarheid."
Zo zien wij dat het gesprek verder ging. Hij zei tot haar: "Ga, haal uw echtgenoot en kom hier."
"Wel," zei ze, "ik heb geen man."
"En o, Markus, ik zag even de blik waarmee jij keek. Je zei: 'Hier gaat het een keer mis. Hier is iets verkeerd, omdat zij Hem toegeeft, of tegen Hem zegt dat zij geen man heeft en Hij gezegd heeft dat zij wel een man heeft. Wat gaat er nu gebeuren?'"
51 Hij zei: "Ga uw echtgenoot halen en kom hier", enkelvoud, zie, echtgenoot. Zo een had zij niet, dat is waar. Dat is juist.
Hij zei: "Ga uw echtgenoot halen en kom hier."
En ze zei... ze zei: "Ik heb geen echtgenoot."
Hij zei: "Gij hebt de waarheid verteld. U hebt het goed gezegd, omdat u er vijf hebt gehad en degene waarmee u nu leeft de uwe niet is. Daarin sprak gij de waarheid."
"En", zei Andreas, "herinneren jullie je de uitdrukking op haar gezicht? Ze zei: 'Meneer', niet zoals die priesters die daar waren toen zij het zagen gebeuren. Die zeiden dat Hij Beëlzebul is. Zij zei: 'Meneer, ik bemerk dat U een profeet bent.' (Amen.) 'Wij weten (wij Samaritanen), wij weten dat wanneer de Messias komt, Hij ons deze dingen zal vertellen. Maar Wie bent U?'"
Zij had Hem voorgesteld als haar... of Hij was bekend voor haar als een profeet. Hij moest een profeet zijn. Hij had haar nooit eerder gezien. "Hoe wist U dit? Meneer, ik bemerk dat U een profeet bent."
52 Let nu op haar wat zij was, zij was iemand die de Schriften las. Zij was in het Woord. Zij wist er waarschijnlijk meer van dan heel wat andere mensen er zelfs nu over weten. Ze zei: "Ik bemerk dat U een profeet bent. En wij weten (Amen.) dat wanneer de Messias komt... [Broeder Branham klopt op de preekstoel – Vert], wanneer de Messias komt, Hij ons dit soort dingen zal vertellen. Dit is wat Hij ons zal vertellen."
Hij zei: "Ik ben het Die tot u spreek."
Hoe die grote bruine ogen veranderden; die mooie krullen vielen over haar schouders omlaag. Zij verliet die oude waterkruik en rende zo hard ze maar kon naar de stad; daar zei ze: "Kom een Man zien, Die mij de dingen verteld heeft die ik gedaan heb. Is dit niet precies het schriftuurlijke teken van de Messias? Als Hij het is, is dat niet waar wij op gewacht hebben? Is dit niet precies de zaak waarvan wij weten dat het zal komen?"
"En jullie herinneren je, dat toen wij daar in de stad kwam, toen zij..." Nu, zij was absoluut... Als u de oosterse gewoonten kent, de mannen zouden beslist niet naar haar luisteren, omdat zij een vrouw van slechte zeden was. De mannen zouden niet naar haar luisteren.
53 Maar probeert u iemand die werkelijk heeft uitgevonden Wie Jezus is – het maakt mij niet uit wat zij waren – probeert u diegenen er dan maar van weg te houden. Ergens zal iemand gaan luisteren. Als u ooit overtuigd bent dat het de Zoon van God is, zal iemand ernaar gaan luisteren. Zij schudde de stad met haar getuigenis. "Kom een Man zien..." Het maakte haar niet uit of zij het mocht zeggen of niet. Het brandde in haar ziel.
Zij was overtuigd, zei: "Hij zit daarbuiten bij de poort. Ik ging daar de stad uit en Hij vertelde me mijn leven. Dit is de ware Messias." (Excuseer mij. Ik behoorde daar niet zo in te schreeuwen. U kunt hem zachter zetten. Zie?) "O," zei ze, "Hij vertelde me mijn leven. Is dat niet de ware Messias?" En die mannen waren door het getuigenis van die slecht bekendstaande vrouw, zonder dat Hij het nog één keer deed, volkomen overtuigd, door het getuigenis van de vrouw dat dit de Zoon van God was, dat Hij Jezus van Nazareth was.
54 O, het getuigenis, hoe het voortging... hoe het in deze getuigenissamenkomst had kunnen doorgaan. Een van hen kan gezegd hebben: "Herinneren jullie die dag dat Zacheüs in een boom klom? Herinneren jullie je hoe hij daar in de samenkomst van getuigde? Hij zei: 'Ik zal Hem krijgen, en ik ga in die boom klimmen in Jericho. En wanneer Hij daar voorbij komt, zal Hij me niet zien. Ik trek alle bladeren zo om mij heen en camoufleer mezelf heel goed. Ik zal een goed zicht op Hem hebben.'"
"En Hij kwam daar de straat af lopen, stopte precies onder die boom en keek omhoog. Hij zag hem niet alleen achter die bladeren, maar Hij wist wie hij was. Hij zei: 'Zacheüs (halleluja), kom naar beneden. Ik ga vandaag met u mee om bij u te eten.'"
55 Misschien dat een van hen opstond; het kan Mattheüs zijn geweest (dezelfde die dit verhaal van vanavond heeft opgeschreven), die zei: "Broeders, herinneren jullie je ook toen Hij uit Jericho vertrok, dat die oude blinde Bar-Timeüs daar in een hoek lag? En al de priesters, en zij allen zeiden: 'Hé, jij daar. Ik hoorde dat je de doden opwekt. We hebben er hier een kerkhof vol van; kom wek deze op. Hé, jij valse profeet, jij dit, dat, en nog wat anders.' En anderen riepen... Sommigen riepen: 'Profeet, gegroet', enzovoort, en anderen vervloekten Hem, enzovoort. Maar Hij was vastbesloten naar Jeruzalem te gaan om geofferd te worden op Golgotha."
56 "En die arme oude bedelaar lag daar, en die kleine christenvrouw kwam langs en trok hem overeind. Hij zei: 'Wat is... Mevrouw, wat is er aan de hand?' (Kijk, er is ergens iets bij een persoon die een Christen is. Zij zijn altijd gewillig een ander te helpen om het te vinden.) Zei: 'Wat is hier allemaal aan de gang?'"
"Ze zei: 'Bent u soms een vreemdeling? Dit is Jezus van Nazareth, de profeet uit Galilea. Dat is de Zoon van David, Degene waar wij naar hebben uitgezien.'"
"En hij begon het uit te roepen. Hij zei: 'Nu, Here, Hij is waarschijnlijk te ver weg, een half blok van mij vandaan.'" Daar bij de muren, de plek die ervoor diende, is waar hij zat, en waar Hij was, was meer dan een half stadsblok daar vandaan, misschien wel bijna honderd meter. En hij begon te schreeuwen: "'Gij Zoon van David, ontferm U over mij.' En op een of andere manier raakte hij de zoom van Zijn kleed aan."
"Hij hield stil en zei: 'Breng hem hier.' Dat is Jezus van Nazareth."
57 Wat een getuigenissamenkomst, had u daar niet graag gezeten om naar hen te luisteren?
Welnu, broeders, de Bijbel zegt dat Hij Dezelfde is, gisteren, vandaag, en voor immer; dezelfde Jezus. Als u het leven van een wijnstok... Als u het leven van een wijnstok verder door de takken laat gaan, en deze een tak voortbrengt, en wanneer deze soort tak tevoorschijn komt en deze soort vruchten voortbrengt, druiven, dan zal hij, als hij ooit nog een tak voortbrengt, weer precies eender druiven dragen.
En Hij is de Wijnstok en wij zijn de ranken. En toen de eerste rank uit die Wijnstok kwam, schreven zij daarna een boek Handelingen. Dat is waar. En als deze ooit nog een rank voortbrengt, zullen zij daarna nog een boek Handelingen schrijven (dat is juist), omdat zij dezelfde vruchten zal voortbrengen, want Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en in eeuwigheid.
58 Weet u voor wie Hij dit teken van de profeet verrichtte? Voor de Jood en de Samaritaan, niet voor de heiden. Bedenk dat er slechts drie rassen zijn: Cham, Sem en Jafeths nakomelingen: Jood, heiden en Samaritaan. Nu heeft Hij het nooit, voor zover wij er verslag van hebben, één keer voor een heiden gedaan. Waarom? Omdat de heidenen niet naar een Messias uitkeken.
Dat is vandaag de reden dat zij het nog niet zien. Zij kijken niet uit naar zoiets als dit. Zij geloven de Heilige Geest niet, omdat zij niet naar zoiets uitkijken. Al wat zij doen, is naar de kerk gaan, hun naam in een boek zetten, en dan zeggen dat dit genoeg is.
Maar voor degenen die uitzien naar de kracht, degenen die uitzien naar de Heilige Geest, degenen die uitzien naar de tekenen van de Bijbel om vervuld te worden: "Nu, het komt te geschieden in de laatste dagen," zegt de Here, "dat Ik Mijn Geest zal uitstorten op alle vlees..." Nu, zij zijn... Ja, Hij komt voor degenen die naar Hem uitzien.
59 Onthoud nu dat Hij dat teken voor de Joden deed. Zij wezen het af. Hij deed het voor de Samaritanen. Zij namen het aan.
Bedenk nu wat Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Lot, zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen." Laten we nu even stoppen en een moment langer nemen om dit te kunnen begrijpen, omdat ik geloof dat dit het zal vastnagelen, het bezegelen. Nu, Hij zei: "Zoals het was in de dagen van Lot..."
60 Merk op dat er altijd drie klassen van mensen zijn. God is perfect in drieën. Nu, daar is de gelovige, schijngelovige, en ongelovige; en dat is in elke samenkomst het geval. Een echte gelovige... Precies zoals ze in de dagen van Lot gezeten waren, zo zitten ze nu nog precies hetzelfde: gelovigen, schijngelovigen, en ongelovigen.
Nu, Abraham was de uitverkoren gemeente, de gelovige die met God had gewandeld. Hij was het zaad, en zijn zaad zou de aarde gaan beërven, en hij was in orde bevonden door God. En allen die bij hem waren, waren in orde met God, al zijn dienstknechten waren besneden, enzovoort. Zij wachtten op deze beloofde zoon. Amen. En zij waren tot bovenop de heuvel gekomen, en zij hadden niet zulke mooie dingen als Lot, de schijngelovige daar in Sodom. En de Sodomieten waren de ongelovigen. De schijngelovige en de gelovige...
61 En er kwamen drie engelen naar Abrahams tent. Eén van hen bleef bij Abraham en twee gingen door naar Sodom: een moderne Billy Graham, enzovoort, de grote evangelisten van de dag gingen daarheen, geen wonderen, sloegen hen alleen met blindheid. En het prediken van het Evangelie slaat de ongelovige met blindheid. Dat is juist. Hij ging er dus heen, en predikte het Evangelie, en riep Lot eruit. Ziet u de orde van de dag?
Maar Hij kwam naar de uitverkoren gemeente, Abraham, de echte kerk die niet in Sodom was. Ze was buiten Sodom, erbuiten, geen gemeenschap met de wereld: de eruit geroepen, afgescheiden gemeente, de gemeente van de Here Jezus Christus, uitgeroepen, afgescheiden, wachtend op de beloofde zoon. En Degene Die bij hem was achtergebleven, sprak met hem.
62 En bedenk, dat een paar dagen daarvoor zijn naam Abram was, en de naam van zijn vrouw Saraï, S-a-r-a-i. Maar deze werd veranderd in A-b-r-a-h-a-m, Abraham; en S-a-r-a, Sara, prinses. Abraham, vader van naties... Nu zei de Bijbel dat deze Engel Zijn rug naar de tent gekeerd had, en dat Hij zojuist lams- of kalfskarbonades had gegeten, melk had gedronken en maïsbrood had gegeten... een Man, met stof op Zijn kleding, gastvrij uitgenodigd door Abraham. En terwijl Hij daar zo zat, zei Hij: "Abraham, waar is uw vrouw Sara?" Noemde hem bij zijn prinselijke naam en haar bij haar prinsessennaam. "Waar is Sara, uw vrouw?"
63 Hoe wist Hij dat zijn naam Abraham was? Hoe wist Hij dat zijn naam veranderd was; van hen beiden? Hoe wist Hij dat hij was getrouwd en een vrouw had? Abraham zei: "Ze is in de tent achter U." En Sara... Hij zei: "Ik zal u gaan bezoeken. Ik... (Ik is een persoonlijk voornaamwoord. Zie?) Ik zal u gaan bezoeken overeenkomstig de belofte waarop u vijfentwintig jaar hebt gewacht om die te ontvangen. Die zoon waarnaar u hebt uitgekeken, gaat komen. Overeenkomstig de tijd des levens zal Ik u bezoeken."
En Sara nu (beiden hoogbejaard, Abraham honderd jaar oud en Sara negentig) bevond zich daar achterin de tent en zij grinnikte in zichzelf. Wij noemen dat zo, weet u, ze lachte in zichzelf. En ze zei: "Huh, ik, een oude vrouw, zal genot hebben met mijn heer terwijl hij ook oud is?" Abraham. Met andere woorden, het was bij hen als man en vrouw waarschijnlijk al niet meer zo geweest sedert vijftien of twintig jaar. Zie? "Ik genot hebben met mijn heer? Ik oud, en hij ook oud?"... beiden hoogbejaard. Het... het schokte haar zo, dat zij, zoals wij het noemen, in haar vuistje lachte; ze lachte in haar vuistje. "Hoe kan dat nou?"
64 Wist u dat? God zou haar leven op dat moment hebben genomen (dat is waar), omdat ze Hem niet geloofde; maar Hij kon het niet doen. Waarom niet? Zij was een deel van Abraham. Hij zou dan Abraham mét haar genomen moeten hebben. O, dat is waar genade binnenkomt. Met alle fouten en onze overtredingen bewaart God ons, omdat wij een deel van Christus zijn; de genade van God houdt ons vast. O, verbazingwekkende genade! Hoe lieflijk het geluid.
Hij kon Sara niet nemen, omdat, als Hij het deed, Hij Abraham daarmee had moeten treffen. Hij kan de gemeente niet nemen. In al haar fouten is zij nog steeds Zijn gemeente. Dat is waar. Hij kan haar niet nemen omdat Hij dan Christus zou nemen. Zij is een deel van Christus. Zij wordt vlees van Zijn vlees en been van Zijn been. Al onze richtingen en ongeloof en bedenkingen enzovoort, en mankementen: zolang zij in dat lichaam is, met haar hoogte- en dieptepunten, houdt de genade van God haar nog steeds vast.
En daar was zij. Ze zei... Terwijl zij lachte, zei Hij: "Waarom lachte Sara in de tent? Waarom moest Sara lachen?" Wat voor soort telepathie is dat? Achter Hem; de Engel Die Abraham buiten vertelt wat Sara achter Hem in de tent deed. Welnu, toen die Engel vertrok, noemde Abraham Hem: "God." Precies.
65 Niet lang geleden zei iemand tegen mij: "Broeder Branham, u gelooft toch niet dat dit God was Die daar stond en kalfsvlees at?"
Ik zei: "Jazeker." Abraham noemde Hem: "Elohim." Dat is juist. Iedereen weet dat dit in hoofdletters H-E-E-R-E is, wat in het Grieks vertaald "Elohim" is, en het betekent: "De in Zichzelf bestaande." Wat was het...?... liet Hij daar zien?
Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Sodom, zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen." Wat is het? Elohim, God Die verschijnt in menselijk vlees aan Zijn gemeente (halleluja), Christus tonend. Jezus zei in Johannes 14:12: "Die in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen." Zo is het.
Nu is de kerk door de grote reformatie van het Lutherse tijdperk gekomen en zo verder door het Wesleyaanse tijdperk en in het Pinkstertijdperk. En nu gaat het de vorm aannemen zoals de hoofdsteen in de piramide.
Denk nu niet dat ik een piramideleer verkondig, maar ik laat slechts een voorbeeld zien, en hoe dit er zo perfect in moet passen omdat het niet met cement wordt samen gevoegd; hij wordt er gewoon in neergelaten. En hoe dat...
66 Er wordt een verschillend woord gebruikt. De verschijning van Christus en de komst van Christus, zie, het zijn twee totaal verschillende woorden. Zie? Welnu, Christus verschijnt in deze laatste dagen in Zijn gemeente, Zijn gemeente samenbrengend in eenheid en geloof en kracht in het Woord, alles tezamen; zodat, wanneer Hij terugkeert, Hij dezelfde gemeente terugvindt. Wat de rups heeft overgelaten, heeft de kruidworm gegeten; wat de kruidworm overliet, at de sprinkhaan, en zo verder tot de kever. Maar God zei... "Ik zal herstellen", spreekt God.
Romanisme enzovoort, at die prachtige bruidsboom van Christus op totdat er een stronk overbleef. Maar God bracht haar rechtstreeks terug uit deze tronk omhoog door het Lutherse tijdperk, door het Wesleyaanse tijdperk, door het Pinkstertijdperk. En nu is zij in het avondlicht. "Ik zal herstellen, spreekt de Here, al de jaren die de kever, de kruidworm... Ik zal die gemeente opnieuw in haar schoonheid herstellen, die gemeente in haar kracht."
67 En wij zien haar avondlichten komen, de Heilige Geest Die zo krachtig op Zijn gemeente binnenkomt, zodat de bediening van Jezus Christus bekend wordt onder heel Zijn volk... Zij zitten daar met geloof dat Hem naar beneden brengt, met krachten en gaven die onder hen werken: spreken in vreemde talen; vertolking van vreemde talen, en tekenen en wonderen en wonderwerken. Wat is het? Christus te midden van Zijn gemeente, haar gereedmakend om haar te nemen.
68 Tot slot zou ik dit mogen zeggen: die avond buiten op zee (om hun getuigenis te beëindigen, dan zullen we voor de zieken gaan bidden); die avond buiten op zee, terwijl zij deze getuigenissamenkomst hielden, hadden zij een geweldige tijd, maar zij deden iets verkeerds. In al hun opwinding vanwege hun grote opwekking die zij zojuist hadden gehad, gingen zij weg zonder Hem.
En ik vraag mij af, broeders, met al het goede geloof, of dat niet ongeveer is wat in deze laatste dagen is gebeurd. Wij kregen nieuwe gebouwen, en we hebben nieuwe dingen gesticht, en we hebben onze organisaties uitgebreid; we hebben van alles gedaan en staken er miljarden en miljarden dollars in, en zeggen dan dat Christus dadelijk komt. Wel, mensen zijn te slim om te weten... Zij weten beter dan dat. Onze woorden spreken... onze woorden spreken luider dan... Of liever gezegd, onze werken spreken luider dan onze woorden. Ja. Het lijkt er veel op dat we maar wat in het luchtledige slaan.
69 En daar waren zij: ze gingen weg, totaal opgewonden over de samenkomst, en vergaten Hem mee te nemen. Toen trad moeite binnen. De duivel moet wel achter hen zijn opgedoken en hebben gezegd: "Uhuh, daar zijn ze in hun geweldige programma's. Dan is dit mijn tijd om binnen te komen." Hier komt hij er regelrecht op af... begint zijn oude vergiftige adem neer te blazen: "De dagen van wonderen zijn voorbij. Het is allemaal een hoop emotie en opwinding geweest."
Er begonnen golven op te komen, en de duivel zat op elke golf en zei: "We zullen ze krijgen, we zullen ze laten zinken." En de kleine oude boot liep vol water. De roeispanen braken en de mast viel neer. Alle hoop was vervlogen. Dan, terwijl het oude bootje omhoog rijst, loopt het vol water en raakt geheel doordrenkt. Nu is alle hoop vergaan, en...
70 Maar weet u wat? Ik ben zo blij om dit nu tegen u te zeggen. Wat deed Hij toen zij Hem verlieten? Hij beklom de hoogste heuvel die er in het land was. Hoe hoger Hij steeg, des te verder kon Hij zien, en Hij sloeg hen de hele tijd gade. Ik geloof dat Hij hetzelfde heeft gedaan, u niet? Zag ons in onze knoeiboel. Ja. Daar bevonden zij zich in zo'n knoeiboel. En na een poosje, tijdens de storm, toen alle hoop vervlogen was dat er nog een opwekking aan de overzijde van het land zou komen... zij zouden gaan verdrinken voordat zij daar aankwamen. Maar hier komt Hij over de zee aangewandeld, recht op hen toe lopend, en datgene... Na heel die getuigenissamenkomst waren zij toch bang voor Hem. Ze zeiden: "Het ziet er spookachtig uit. Ja. Ja, het zou misschien... Hij kon wel een geest zijn."
71 Toen Hij ons verliet, klom Hij voorbij Calvarie. Hij ging verder voorbij... Hij klom verder, klom verder totdat Hij de zon, maan en sterren passeerde. Zoals broeder Outlaws gemeente laatst op een avond zong: "Voorbij Jupiter, Venus, Neptunus en Mars." Hij klom verder totdat Hij bij de witte Melkweg kwam, en verder de hemel inging, boven de hemel, en is regelrecht boven de hemelen gekomen, en verkreeg een Naam die verheven is boven alles wat daarboven een naam heeft. Hij moet naar beneden kijken om de hemel te zien. En Zijn oog is op het musje, en ik weet dat Hij vanavond toekijkt, u niet? Zo is het.
72 En Hij kwam op het water naar hen toe gelopen. Het enige wat hen kon helpen, en daar waren ze bang voor. Is dat niet raar? Het enige wat hen kon helpen, daar waren ze bang voor. En zo is het nu geweest. Het enige wat de mensen zou kunnen helpen wat betreft het communisme, betreffende al deze dingen, daar zijn de Amerikanen bevreesd voor. Ze zeggen: "Het ziet er spookachtig uit. Het kon wel dit of dat wezen." Doe dat niet.
Waarom nodigt u Hem vanavond niet uit in de boot, en zeg: "Kom, Here Jezus." Dan zal de zaak rustig worden, en zal het niet lang duren voordat we aan land komen. Laten we nu een moment onze hoofden buigen.
73 Onze hemelse Vader, het is zo'n primitieve manier om een boodschap aan een intelligente groep mensen te moeten brengen. Maar ik ben er zeker van, Vader, dat U het aan hen wilt overbrengen op de wijze waarop het bedoeld werd, dat het zal gaan in de zin van liefde en gemeenschap, en voor geloof voor de mensen.
En nu bidden wij, Vader, dat U ons al onze overtredingen en fouten vergeeft, en bidden dat Uw Heilige Geest nu op ons zal komen. Wij hebben gezegd dat U Dezelfde bent, gisteren, heden en voor eeuwig. Dan zullen de werken die U gedaan hebt ook door de gemeente worden gedaan. We hebben ook Uw woorden aangehaald, Here: "Hemelen en aarde zullen voorbijgaan, maar Uw Woord zal niet voorbijgaan." En U hebt gezegd: "Zoals het was in de dagen van Sodom, zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen."
74 Nu is het heidentijdperk hier. U bent niet een God Die een deel van Uw kinderen zou voeden met goede voeding en het voor de anderen van de tafel weglaat, daar U rechtvaardig bent, eervol, heilig, geen aanziener des persoons.
En toen U de Joden hun laatste teken gaf, herkenden velen van hen dat dit het was waarvan gesproken werd. De Schrift zei dat dit zou geschieden, en daar was het. Toen U naar die kleine uitgeworpen groep Samaritanen ging, geloofden zij het. Bij het eerste wat er gebeurde, geloofden zij.
En nu staat U hier aan de heidendeur. Dat was het sluiten van hun tijdperk, en dit is de sluiting van het heidentijdperk. God, wij bidden dat al deze mensen die hier vanavond zijn, en begiftigd zijn met de Heilige Geest, hun geloof vrijuit naar God zullen laten gaan, zodat God het zou mogen gebruiken om de tegenwoordigheid van Jezus Christus vanavond in ons midden te brengen. Wij vragen het in Zijn Naam en voor Zijn glorie. Amen.
75 Ik weet het niet, ik veronderstel dat wij hier werkelijk vroeg hadden moeten sluiten, maar wij... Morgenavond zullen we het niet zo laat maken. We zullen een klein beetje tijd nemen om de gebedsrij op te roepen, en wel zoveel als wij erin kunnen krijgen om ze in volgorde naar boven te brengen, en dan zullen we voor de zieken bidden.
Welnu, waar is Billy? 1, 1 tot 100? Hij heeft gezegd dat hij gebedskaarten heeft uitgegeven van 1 tot 100. In orde. Laten wij ze nu in de rij brengen precies zoals ze nu komen. Nummer 1, wie heeft die gebedskaart? Wat is de letter? Wij... Wat? I, I, zoals in Indiana. I.
Goed, I-1. Wie heeft de gebedskaart? De dame? Kom gelijk hier naartoe, dame, als u wilt. Nummer 2, als u nu even uw hand wilt opsteken, nummer 2? Nu, als... Help mij, iemand... O, 2? Dank u. Nummer 3. Wie heeft nummer 3? Goed, meneer. 4? Goed. Nu, dat is goed, zaalwachters. 5, 5? Laat iemand mij helpen, als u wilt. Gebedskaart 5? 6, in orde. Goed, 6, 7, 8.
76 Wie heeft nummer 8? Ik heb het niet gezien. Is dit de dame hier? Ik denk dat zij het is. Ja? In orde, 8, 9, nummer 9. De dame dáár. Nummer 10. Goed, meneer. 11?
Ik doe dit zodat ze elkaar niet omver lopen, begrijpt u? Dit is het huis van God, geen arena. Zie? 11, 12, 13, 14, 14? Ik zie hem niet. 14? In orde. 15,16, 16, 17, 17?
Misschien is iemand doof, of kan iemand niet uit zijn stoel komen, of zoiets. We zullen komen en voor iedereen gaan bidden die komt om voor gebeden te worden. Een beetje later op... Maar dit is slechts een kleine introductiesamenkomst vanavond. We zullen het een beetje later maken terwijl wij verder komen. Waar zijn we gebleven? Ongeveer bij 15, 16, 17, 18, 19, 20, 20, 20, 20? Wel, welnu, laten we... Wellicht is iemand gestopt... misschien stapte iemand er in en er weer uit. Billy zei dat men het achterin niet al te goed kan horen. Goed.
77 Dan zou ik dit willen vragen. Laten we nu even wachten. Ik wil 20. Als zij eruit stapten, zet hen dan direct in de rij, en dan zullen we gelijk beginnen. In orde. Nu, wie hebben hier geen gebedskaart, en u gelooft dat u genoeg geloof hebt om te geloven dat God u zal genezen? Laat uw handen zien, overal nu. Goed. Gewoon overal.
78 Terwijl de zaalwachters daar beneden nu zorgdragen, zou ik u willen vragen of u mij een Schriftplaats zou willen geven. Als u mij er ooit op betrapt dat ik buiten deze Bijbel ben, kom het mij dan vertellen. Zie? In orde.
Kijk. Op een keer was er een vrouw die geen gebedskaart had. Wij zouden het op deze manier zeggen. Het klinkt... Dat is mijn... Ik hoop dat het niet oneerbiedig klinkt. Maar zij had een bloedvloeiing en ze zei: "Als ik alleen maar Zijn kleed kan aanraken, zal ik gezond worden." Herinnert u zich de geschiedenis? Natuurlijk. Goed. Toen raakte zij Zijn kleed aan.
Nu, ik... Hij kon het natuurlijk niet letterlijk hebben gevoeld, omdat het Palestijnse kleed los hangt. Het is een gewaad. En daaronder zit een onderkleed om het stof van hun benen te houden. En Hij voelde het nooit. Zij raakte alleen de zoom van Zijn kleed aan. Zelfs de apostel Petrus bestrafte Hem, of berispte Hem toen Hij zei: "Wie heeft Mij aangeraakt?" Hij zei: "Maar Ik bemerk dat Ik zwak ben geworden. Deugd is van Mij uitgegaan."
79 Hoevelen van u geloven nu dat Hij Dezelfde is, gisteren, heden, en voor immer? Let nu op deze glorieuze groep voorgangers hier. Nu, broeders, onderwijst de Schrift ons niet dat Hij nu een Hogepriester is Die kan worden aangeraakt door het voelen van onze zwakheden? [De broeder zeggen: "Amen!" – Vert] Nu. Zie?
Hoevelen geloven daar nu dat Hij een Hogepriester is Die aangeraakt kan worden door de... Nu, als Hij dezelfde Hogepriester is, zou Hij eender handelen als toen. Is dat zo? Hoe zou u weten dat Hij handelt?
Nu, hier is wat het is. Ik heb zojuist gezegd dat God in Zijn mensen is. Alles wat God was, goot Hij uit in Jezus. Gelooft u dat? Hij was de volheid van de Godheid lichamelijk. En alles wat Jezus was, goot Hij uit in de gemeente: de Heilige Geest. Is dat juist? Dus is het God in ons. God in u. Het is niet... Het maakt u niet iets. Het is niet de heilige berg of de heilige kerk. Het is de Heilige Geest, niet de heilige mensen, de Heilige Geest. Zie? Het is de Heilige Geest in de mensen; geen heilige mensen, Heilige Geest. Zie? En dat is het.
80 En in deze Heilige Geest zijn gaven. En de bedieningsgaven van de gemeente zijn: apostelen, profeten, leraars, evangelisten, herders. Is dat zo? Alles voor de opbouw, of het op orde zetten van de gemeente, het in orde brengen... (Wat zegt u? Zijn ze... Vertel me wanneer ze gereed zijn. Oké.), het in orde brengen.
Nu ga ik u vragen om één ding voor mij te doen, als u wilt. Als u ons slechts zou geven... Ik hoop nu dat de rest van het gehoor mij werkelijk goed kan verstaan. Loop nu niet heen en weer. Zie, zit gewoon heel rustig. Loop vanaf deze tijd niet heen en weer, zie, omdat het onder een onderscheiding is. En wanneer u zich verplaatst, u bent een geest... En u bent... u beseft dat u een geest bent. Zo niet, dan bent u dood. Zie? En zolang u een geest bent, en de zalving van de Geest hier...
81 Deze Heilige Geest heeft contact met elke geest die hier binnen is. Hoevelen weten dat? De geest van de profeet is onderworpen aan de... Hij heeft dus contact. Wanneer u dan beweegt, zie, onderbreekt u dat. Ziet u? Nu, dit zal op het podium bewegen omdat ik in contact ben met die persoon. Zie? En dan komen zij. En zodra de Heilige Geest tot hen spreekt, ziet u, en anderen gaan staan, dan zal iets bewegen en het zal die kant uitgaan. Er was er daar niet één die... Ziet u, je weet gewoon niet wat je moet doen. Je bent dan helemaal in de war. Dus als u zou willen... Ongeveer tien of vijftien minuten om door die rij te komen...
Nu, voordat ik dit doe, wil ik u iets vragen. Hoevelen in deze rij zijn onbekenden voor mij? Steek uw handen op. Ieder van u is een vreemde. Hoeveel in de zaal zijn vreemden voor mij? Steek uw handen op als u weet dat ik niets over u weet; steek alleen uw hand op. Zie? Ik geloof iedereen hier, zover ik dat kan zien.
82 Ik ken er geen een. Ken er geen, behalve ongeveer twee van deze predikers hier op het podium, twee of drie ervan. Broeder Kopp en diegenen, die ken ik. Maar daarbuiten in de zaal zie ik er niet een die ik kan herkennen om hun naam op dit moment te noemen.
Maar God kent ieder van u. Hij weet precies waar u zit. Op de wijze waarop ik God bezie, wist Hij voor de grondlegging der wereld dat u daar zou zitten, als Hij oneindig is. Beslist. Hij is oneindig; Hij wist alles. Dat is de reden dat Hij vanaf het begin het einde kan vertellen. Hij is oneindig. Nu.
83 Nu, hier... is dit de patiënt hier? Zou u iets dichterbij willen komen, dame? Hier is nu precies een Bijbels toneel uit het Evangelie van Johannes, hoofdstuk 4, juist waarover ik verteld heb... één van de illustraties in de getuigenissamenkomst. Hier is een blanke man en een gekleurde vrouw. Dat was Jezus, een Jood, en een Samaritaanse vrouw, exact twee rassen. En zij probeerde Hem dus te vertellen dat dit niet gebruikelijk was; maar Hij vertelde haar dat wat dat betreft... Hij liet haar weten dat God alle mensen heeft gemaakt, iedereen.
84 Wij zijn allemaal van Adam en Eva gekomen. Dat zijn de vader en moeder van ons allemaal, allemaal menselijke wezens. De kleur veranderde ons door de plaats waar wij opgroeiden. Wit, bruin, zwart, geel, wat het ook was, heeft niets met ons te maken. Ieder van ons zou een ander een bloedtransfusie kunnen geven. Wij zijn allen... God maakte alle naties van hetzelfde bloed. Dat is juist. Dus die oude zaak was dood toen Jezus kwam, die oude ruzie die ze hadden. Hij liet hun weten dat God een God van Samaritanen was, net zo goed als Hij dat van de Joden was. En de Vader was op zoek naar degenen die Hem zouden aanbidden in Geest en Waarheid, het gaf niet wat zij waren.
Petrus heeft daar gezegd: "Ik bemerk dat God geen Aanziener van enig land is, dan alleen van diegenen die Hem vrezen." Zo is het. Hem aanroepen... Wel, hier is nauwkeurig Johannes 4. Wij zijn vreemden voor elkaar. Nu, dit zou het moeten vaststellen. Laat mij u vertellen dat ik uw broeder ben. Ik ben broeder Branham, uw broeder. Maar ik ben geen prediker zoals u weet. Ik... ik zou het willen zijn, maar ik heb niet genoeg opleiding om mijzelf een prediker te noemen.
85 Maar dit is mijn bediening die Hij mij gegeven heeft: een gave. En deze gave is ervoor om de gemeente te schudden, om haar tot herkenning te brengen van de komst van Christus, de terugkeer van de Geest van God in de gemeente. Het is op u, dezelfde Geest. Het zou niet dezelfde gave mogen zijn, maar het is dezelfde Geest. Er zijn verschillende manifestaties, maar aldoor dezelfde Geest. Dezelfde Heilige Geest Die u hebt, is dezelfde Heilige Geest Die ik heb, dezelfde Heilige Geest Die wij allen hebben. Het zijn allemaal de kinderen van God.
En wanneer wij dan nu geestelijk bijeenkomen, dan is die Heilige Geest daar. En als er ziekten zijn... En als kinderen langskomen waar die Geest is, daar bespeurt Hij hen, en Hij kan u bespeuren. Het is als het ware een gave van profetie, of... Geen gave van profetie... Ik weet het niet. Zeg maar dat het Christus is (Ziet u?) Die in ons midden neerkomt, omdat, wanneer je er een of andere naam aan gaat geven, je jezelf helemaal in de war brengt. Laten wij dus gewoon zeggen dat onze Here Jezus Christus in ons midden is. Zie? Laten we dat zeggen.
86 Nu staan wij hier tegen deze vrouw te praten. Ik ken haar niet, heb haar nooit gezien. Ze ziet er behoorlijk gezond uit. Zij zou huiselijke problemen, financiële problemen mogen hebben. Ze zou een nabootser kunnen zijn. Ik... Zij zou een Christin kunnen zijn. Ze zou een zondaar kunnen zijn. Ik ken haar niet. Zij komt eenvoudig hier naartoe. Maar wat Hij haar ook vertelt, zij zal weten of het de waarheid is of niet. Zij zal gewillig zijn dat toe te geven. Wel, als Hij haar kan vertellen wat is geweest, zoals Hij het aan Filippus vertelde, zoals Hij het aan Nathanaël vertelde, zoals Hij het aan de vrouw bij de bron vertelde; of als Hij haar vertelt wat is geweest, dan zal zij zeker voor de toekomst kunnen geloven. Is dat juist? Zult u het allen geloven als Hij het zal doen?
87 Nu, hier staan wij dan. Hier is de Bijbel. Hier is de vrouw. En hier staan wij vlak voor u allen met onze handen opgestoken dat wij elkaar nooit eerder hebben ontmoet, elkaar niet kennen. En wij zijn van een verschillend menselijk ras. Zij is... Ik ben Angelsaksisch en zij is een Afrikaanse. Nu, hier zijn wij, zo volmaakt als het maar kan.
Nu, zuster, alleen om contact met u... De reden waarom ik u "zuster" noem, is omdat toen ik rondkeek de Geest mij trof, en toen wist ik dat u een Christin bent. Dat is waar. U bent een Christin. Nu, ik ken u niet. Ik sta hier gewoon. U weet dat ik iets doe. Ik neem alleen contact op met uw geest om het te laten beginnen, door alleen u onder deze andere mensen er als een persoon uit te halen.
Nu, als Christus mij nu kan gebruiken als een gave... Nu, Hij zou Zijn Zalving op mij kunnen leggen. Hij zal het te gelijkertijd ook op u moeten leggen, anders werkt het niet. Wij zijn er beiden voor nodig om het te laten werken. De vrouw raakte Zijn kleed aan. Jezus wist niet wie het deed, maar Hij zei: "Ik bemerk dat er kracht van Mij is uitgegaan." Zie? Hij was het niet. Hij zei: "Uw geloof heeft u gered." Zie? Het was haar geloof.
88 Welnu, ik ken u niet, maar als Hij u iets over uw leven zal vertellen, misschien iets waarvoor u hier bent, of voor iemand, of iets deed wat verkeerd was of iets dergelijks, dan zult u weten of het de waarheid is of niet, en dan zult u het geloven. Moge de Here God het toestaan is mijn gebed.
Ziet u nu in welke situatie het mij plaatst? Hier is een moment dat wat ik heb gepredikt en over Hem verteld heb, nu moet reageren, anders heb ik iets verkeerds verteld of de Bijbel heeft iets verkeerds verteld. Christus leeft niet, of... Kijk, onze godsdienst is goed of is verkeerd. Het moet juist nu te midden van heel deze fijne groep mensen hier getoond worden. Zie? Het zijn de predikers van Christus die hier zitten. Wij...
89 Terwijl ik voor honderdduizenden gestaan heb terwijl ik zelfs hun taal niet kon spreken, zag ik de dingen gebeuren. Voor heidenen, medicijnmannen, en wat zij heilige mannen van India noemen, en vuurlopers enzovoort, en zag de kracht van God neerkomen, en... Maar Hij is Christus. Zo niet, dan wil ik weten waar Hij wel is. Ik wil Hem vinden. Ja.
De vrouw is geen huichelaarster. Zij staat hier voor een reden, en die reden is dat... Zij wordt feitelijk, volgens de dokter, verondersteld een operatie te ondergaan. Dat is juist. En die operatie is voor een tumor. Dat is zo. Als dat waar is, steek dan uw hand op. Nu, gelooft u dat Hij weet waar de tumor zit? Gelooft u dat Hij het mij zou kunnen vertellen? Gelooft u mij? Het is op de borst. Het zit op uw linkerborst. Dat is waar. Goed. Ga het nu geloven, en u zult nooit de operatie nodig hebben. Als u het zult geloven met heel uw hart, zal God in de hemel het van u wegnemen.
90 Hoe maakt u het, jongedame? Wij zijn onbekenden voor elkaar, veronderstel ik? Gewoon een man en vrouw die elkaar ontmoeten. Maar Jezus Christus kent ons beiden. Hij weet alles over u, Hij weet alles over mij. Ik ben slechts Zijn dienstknecht. En gelooft u dat Hij hier is en mij iets omtrent u kan openbaren? Zou het veroorzaken dat u geloof in Hem zult hebben om te weten dat Hij hier is? Waar u ook om gevraagd hebt, zou u het willen aannemen? Zou u... u zou het aannemen.
91 Die man die daar met zijn hand tegen zijn kin zit, die op deze manier hier zit en bidt over een zenuwtoestand, geloof alleen met heel uw hart. De nervositeit is nu van u weggegaan. Nu, is dat waar? Steek uw hand op. Ik wil u vragen wat hij aanraakte. Hij had geloof om de Heilige Geest van hier vandaan naar de man te brengen. Ik heb hem nooit in mijn leven gezien. Hij is een vreemde voor mij voor zover ik weet. Maar hij had geloof. Dat is er voor nodig: geloof om dat te doen. Geloof het gewoon.
Ik let alleen op een Licht. Hebt u die foto ervan gezien? Zie? Zij hebben hem hier of zullen hem krijgen. Het is langs deze kant van u weggegaan en ging de zaal in, en ik zag het daar boven de man hangen. Ik moest het gewoon zeggen. Nu, er zit een man daar, gewoon een man die in de samenkomst zit.
92 Welnu, u bent ziek. U bent bij een dokter geweest. U hebt een advies van hem gekregen, maar u bent bevreesd voor zijn advies. Dat is zo. Dat is waar. Niets boosaardigs. Dat is juist. Het is een vrouwenkwaal. Dat is wat er verkeerd is met u. Ik kan hem zien bij het onderzoek, en wat hij zei... Vindt u het goed dat ik zeg wat er gezegd werd? Wilt u dat ik u vertel wat het is?
Feitelijk is het ergens... Het is een misplaatst zaad, eitje, en het zit vastgeklemd in de eileider in plaats ervan dat het in de eierstokken naar beneden ging. Het wordt een bevruchte eileider genoemd, en hij wil opereren, maar u bent bevreesd voor de operatie. Als dat waar is, steek dan uw hand op. Dat is juist. Beatrice, wilt u gezond worden? Ga en geloof in de Here Jezus Christus en u zult gezond worden.
Gelooft u in de Here Jezus, dat wat heel de Bijbel profeteerde zou komen te geschieden?
Een man. Wij zijn onbekenden voor elkaar. Gelooft u dat de Here Jezus hier is om u te helpen? Gelooft u dat, als Hij mij wil openbaren wat u van Hem verlangt, het aan u zal worden toegestaan? U gelooft het.
93 Ik blijf een vrouw zien komen... Ze zit hier vlak voor mij naar mij te kijken, met een bril op en achterover gekamd haar, lijdt aan hoge bloeddruk, die... Ziet u dat Licht niet dat boven die vrouw daar hangt? Kijk. Steek uw hand op, dame. Daar is zij. Gelooft u nu met heel uw hart? Ga dan naar huis en word gezond. Ik ken de dame niet. Ik heb haar nog nooit in mijn leven gezien. Zij is een vreemde voor mij. Dat is uw probleem. Als u genoeg geloof had om het kleed van Hem aan te raken en om Hem Zich zo te laten omkeren, dan zou u niet ongelovig kunnen zijn, nietwaar? Dan zult u uw genezing krijgen.
Ik wil u vragen wat zij daarginds kon aanraken? Zij is, denk ik, bijna tien meter van mij vandaan. Zij raakte mij niet aan; zij raakte Hem aan. Zie? Dat is het. Zij raakte Hem aan en Hij sprak gewoon terug. Ziet u? Als de gemeente ooit daartoe kon ontwaken en beseffen wat dat is! In orde.
Wees nu eerbiedig. Wees niet bevreesd. "Wees niet bevreesd, Ik ben het." Het is de Here Jezus. U weet dat ik het niet ben, want... En het moet een zekere geest en kracht zijn, dus wat u ook denkt dat het is... Voor mij is het Jezus Christus, Dezelfde gisteren, heden, en voor immer, Die precies bevestigt wat Hij gezegd heeft. Nu, meneer, terwijl ik u niet ken en wij vreemden voor elkaar zijn, als de Here Jezus iets over u zal openbaren, of iets wat u verlangt, of iets wat u wenst voor iemand anders, of wat de zaak ook mag zijn, dan zult u Hem geloven, is het niet?
U moet voor een operatie gaan. Moet nog een operatie krijgen, omdat u er al een hebt gehad. En die operatie was voor een niersteen en u hebt er weer één. Het is een chemische toestand van uw lichaam die dat veroorzaakt. Dat is het enige wat kan veroorzaken... het enige wat kan helpen, is dat God het chemische deel van uw lichaam moet verwijderen wat het veroorzaakt. Tenminste, dat is wat de specialist zei.
Uw vrouw staat daarginds in de gebedsrij, zij wil... ook een nierziekte. Wat als u zich gelijk omkeert en erheen gaat, uw handen op uw vrouw legt en voor haar bidt? Gelooft u met heel uw hart dat de Here Jezus zal verrichten, en doen, en toestaan, en haar gezond maken?
Onze hemelse Vader, terwijl zij hun handen op elkaar leggen, veroordeel ik de duivel die dit gedaan heeft, en mogen zij beiden genezen zijn en gezond naar huis gaan terwille van Gods Koninkrijk. Sta het toe, Vader. In de Naam van Jezus Christus vraag ik het. Amen.
In orde, twijfel nu niet in uw hart. Geloof met heel uw hart. Stap direct uit de rij, zuster, en ga gelijk met hem mee. Ga naar huis en vergeet het ooit te hebben gehad en word gezond.
94 Ik geloof dat de Here Jezus Christus Dezelfde is: gisteren, vandaag en voor immer. Ik geloof dat Hij hier nu is. Ik geloof dat Hij de Roos van Saron, de Lelie der dalen en de Morgenster is. Ik geloof dat Hij hier vandaag is en te midden van de mensen verschijnt, om hun te tonen dat het einde nabij is en dat Hij spoedig komt om een gemeente weg te nemen. En de bediening van Zijn dienaren wordt helemaal gevormd naar Zijn eigen bediening die Hij hier op aarde had, ten einde de volledige gemeente weg te nemen. Ik geloof het met heel mijn hart. Goed.
Nu, alstublieft... Hoe... Ik ben over mijn tijd heen gegaan. Neem me niet kwalijk. Laten wij hier deze ene vrouw nemen. Dan, zou u nog... slechts een ogenblik.
95 Hoe maakt u het, zuster? U bent hier naar boven gekomen, daarom denk ik dat u gebed nodig hebt. Of ik zal voor de overigen bidden, maar voor u bedoel ik voor onderscheiding, of wat we het zouden noemen, zie, wat het ook is.
Gelooft u van ganser harte dat ik Zijn dienstknecht ben? Uw kwaal is in uw borst. Dat is waar. Maar er blijft daar iemand anders verschijnen. Het is uw echtgenoot. Hij is niet hier, maar u had hem in uw gedachten. U was voor hem aan het bidden. Dat is zo. Gelooft u dat God mij kan vertellen wat zijn kwaal is? Het is in zijn rug. Dat is juist, is het niet? Welnu, geloof dat wanneer u naar huis gaat... ga naar huis en vind hem in orde. Goed. Ga daarop dan gewoon...?... en geloof met heel uw hart, en u zult het vinden precies zoals u het gelooft. Als u het nu niet betwijfelt, zult u het op die manier aantreffen.
Gelooft u met heel uw hart? Zuster, gelooft u dat God artritis kan genezen en iemand gezond kan maken? Blijf gewoon doorlopen en zeg...?... [De samenkomst reageert steeds zo enthousiast dat broeder Branham niet goed is te verstaan – Vert]
Gelooft u nu hetzelfde, zodat nervositeit en artritis u zullen verlaten en u gezond zult worden? Loop dan gewoon door. Dank de Here. Geloof wat Hij heeft gedaan.
96 Kijk deze kant op, zuster, terwijl u komt. U... God kan hartproblemen genezen net zo goed als Hij al het andere kan genezen. Gelooft u dat niet? Gelooft u het met heel uw hart? Hef dan uw handen omhoog en zeg: "Ik aanvaard het." Vervolg meteen uw weg en ontvang het in Christus, en wees genezen in de Naam van de Here Jezus. Ga in geloof. Goed.
De man is kreupel geworden door een... Kom deze kant op, meneer. Ik zie dat u kreupel bent. Kijk naar mij en geloof. Zult u het geloven? Goed. Als u het zult geloven, zal alles van die gewrichtsontsteking u verlaten, en u zult gezond naar huis gaan. Gelooft u dat Hij dit zal doen? Als u dat dan doet, blijf dan gewoon doorlopen en zeg: "Prijs God." Ik wil mijn handen op u leggen terwijl u voorbij komt. Kom met te zeggen: "Dank en lof zij aan God", en geloof het met heel uw hart dat het...?...
Ik wil u, met dit dierbare Boek onder uw arm, iets vragen. Wat als ik slechts mijn handen op u leg? Zou u geloven dat u gezond zult worden? Dan, in de Naam van Jezus Christus, ga en word gezond. Amen. In orde.
97 Kom. Wat denkt u, zuster? Hebben die oude zenuwaanvallen u last bezorgd? Gelooft u dat zij u nu zullen verlaten? Terwijl u passeert onder de schaduw van het kruis, ga verheugd verder en zeg: "Ze zullen je nooit meer lastig vallen."
Kijk hierheen, meneer. U hebt vele dingen die u hinderen zoals de prostaat, enzovoort. Maar uw grootste probleem is een hartkwaal. Vervolg uw weg en zeg: "Ik ben genezen, in de Naam van de Here Jezus."...?... heel uw hart. Geloof gewoon met heel uw hart.
Kijk hierheen, dame. Gelooft u dat uw rugkwaal in orde zal komen en u gezond naar huis gaat? Goed. Blijf gewoon lopen en zeg: "God zij gedankt!" en wees in orde door onze Here Jezus Christus.
98 De dame heeft een vrouwenkwaal en ik kan ook zien dat zij gekweld wordt door een verstikkend gevoel in haar hart. Kom gelijk voorbij en zeg: "Ik geloof met heel mijn hart. Ik ga naar huis en het zal mij geen last meer bezorgen. Ik zal gezond worden." Dank aan God, en...?... en aan onze Here Jezus Christus.
Hier komt een man, het ziet eruit of hij geloof heeft. Wat als u eenvoudig voorbij komt en ik handen op u leg? De Bijbel zegt: "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven. Als zij handen op de zieken leggen, zullen zij gezond worden." Gelooft u dat? Kom dan direct. In de Naam van Jezus Christus, moge hij genezen zijn. Amen.
Nervositeit, gewrichtsontsteking en zwakte, krampen en hartproblemen; gelooft u met heel uw hart dat u nu gezond zult worden? Ga gelijk op pad en verheug u gewoon, zeggend: "God zij gedankt", en God zal u de overwinning schenken. Gelooft u het met heel uw hart? Goed. Komt er nu nog iemand anders? In orde.
99 Gaat u geloven? Wat als ik alleen mijn handen op u leg en niets zeg? U weet dat ik weet wat er verkeerd met u is. Wat als ik gewoon mijn handen op u legde, zou u denken... Toen u het daar een paar minuten geleden uitriep, wat als ik u vertelde dat het u verliet? Zou u het geloven? Goed. Ga direct verder. Dank de Here...?...
In orde, ik ga... Goed, breng deze dame. Wat denkt u, zuster, terwijl u komt? Gelooft u het dat Hij... als ik iets zei, of niets zei, dat u toch gezond zult worden? Zou u dat hoe dan ook geloven, als ik eenvoudig opleg... Er is hier een bepaalde geest; u weet dat. Gelooft u dat het de Geest van God is Die op ons is? Ja? Dan is uw rugkwaal... O, ik heb het toch gezegd, dus gaat u verder. Zie, loop door... Geloof; geloof met heel uw hart.
100 Hoevelen in de zaal geloven nu van ganser harte? Gelooft u? Hij is God. Gelooft u dat? Hij is God op het dak; Hij is God op de gemeente. Hij is God in de gemeente; Hij is overal God. Hij is God.
Ik dacht dat dit Licht een dame volgde, maar het was voor die kleurling dame die daar zit. U, ja. Gelooft u dat ik Zijn profeet ben, of Zijn dienstknecht? Die kleurling dame daar, met de witte hoed en wit uitziende kleding? Gelooft u dat God mij kan vertellen wat er verkeerd met u is, terwijl u in contact bent met Zijn Geest? Zou u het willen accepteren? Dan zal uw blaaskwaal u geen last meer bezorgen.
101 Wilt u mij nu een gunst bewijzen? Leg uw handen op de vrouw die naast u zit, want zij heeft last van haar ogen. Dat is waar. Leg uw handen op haar. Goed. Wilt u mij een volgende gunst bewijzen? De dame naast u wordt gehinderd door diarree, difterie, diarree. Dat is waar. Steek uw hand op. Reik uw hand over naar haar, vraag dat het... zij zal gezond worden.
Wat met de dame die naast haar zit? Gelooft u met heel uw hart, dame? Uw kwaal zit in uw zij, uw rechterzij. Geloof van ganser harte en het zal u verlaten. Doet u het? Wat met de dame die naast haar zit. Gelooft u met heel uw hart? U hebt verstikkende aanvallen, kunt haast geen adem krijgen. U zult het nu wel, omdat het God is.
102 Gelooft u met heel uw hart? Leg dan uw handen op elkaar. Nu, ter wille van degenen die bij u zitten; bent u een gelovige? Steek uw hand op als u een gelovige bent. Leg nu die gelovige hand op iemand anders. Hier is wat God heeft gezegd. Hij zei dit: "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven. Als zij de handen op de zieken leggen, zullen zij gezond worden."
De Heilige Geest daar in de zaal is net eender als dat Hij hier in deze mannen is. Hij is overal. Gelooft u het? Bid dan voor de persoon waarop uw hand rust. Leg uw hand op hen en bid nu voor hen. Bid voor de persoon.
103 Hemelse Vader, wij brengen dit gehoor van gelovigen naar U toe, U dankend dat Uw tegenwoordigheid hier bij ons is. Wij hebben U niet alleen gevoeld, maar wij zien Uw werking te midden van Uw mensen Uw Woord bevestigen met tekenen die volgen.
Nu zijn er velen in het gehoor die ziek zijn. Het is al laat. Maar Heer, U bent de grote almachtige God. Ik bid dat U het gebed van Uw dienstknecht wilt verhoren. En zoals deze gelovige mensen hun handen op elkaar hebben gelegd en een gebed van geloof bidden... En U hebt gezegd: "Het gebed des geloofs zal de zieke redden. God zal hen oprichten. "
104 Vader, wat zou het een groep ongelovigen van ons maken als wij Uw tegenwoordigheid hier nu bij ons niet geloven, nadat wij U gevoeld hebben en Uw Woord hebben gezien. Uw Woord is gepredikt en we hebben Uw Woord hier in het gebouw door ons allen heen zien werken, hebben Uw tegenwoordigheid gevoeld, weten dat U hier bent. En nu gehoorzamen wij Uw opdrachten als gelovigen door handen op elkaar te leggen, zodat het gebed des geloofs de zieke zal redden.
Nu, Heer, hoor mijn gebed. Ik leg mijn gebed op het altaar. Ik leg daarop mijn geloof met hen. En in de Naam van Jezus Christus gaan wij de duivel ontmoeten in zijn uitdaging van ongeloof. Kom uit van deze mensen, Satan. Laat hen met rust. Wij gelasten jou door de levende God, in de Naam van Jezus Christus, de mensen te verlaten en uit hen te komen, zodat zij gezond worden.
105 U allen die gelooft dat een gelovige zijn handen op u heeft, en gelooft dat de tegenwoordigheid van Christus hier nu is, als u niet bang bent... Indien u bevreesd bent en zegt: "O, ik weet het niet", dan zou uw bootje kunnen zinken. Maar als u Hem in Zijn boodschap kan horen zeggen: "Wees niet bevreesd. Ik ben het, Jezus Christus", precies wat de Bijbel heeft aangekondigd en bekend gemaakt. Er is hier nu genoeg geloof, als u alleen maar niet bang bent.
Het schijnt of iets u wil weerhouden, zodat u zegt: "O, ik weet het niet. Ik ben eerder in samenkomsten geweest." Ziet u, ik weet precies wat u denkt. Zie? Ik ben het niet. Hij is het Die het mij vertelt. Als u dit wilt doen... Bedenk dat ik het zeg als een prediker, als uw broeder. Als u slechts al die gedachten opzij zult zetten, in de wetenschap dat gelovigen hun handen op u hebben gelegd...
106 En Jezus zei: "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven. Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij gezond worden." En als Abraham, onze vader, God voor een belofte heeft geloofd gedurende vijfentwintig jaar, hoeveel temeer behoorde het Koninklijke zaad van Abraham Gods belofte te geloven? Aanvaardt u het? Gelooft u het? En als u gelooft dat het de waarheid is, geef dan een getuigenis aan God. Ga op uw voeten staan als een getuigenis aan God. Sta op uw voeten als een getuigenis dat: "Ik accepteer nu mijn genezing. Ik geloof dat ik genezen ben omdat ik in de tegenwoordigheid van God sta, en een gelovige heeft zijn handen op mij gelegd. Geprezen zij God Die ons de overwinning geeft." Amen.