Wij zouden Jezus willen zien
Door William Marrion Branham1 Dank u, broeder. U mag gaan zitten. Het is zeker een voorrecht om hier vanavond in Grass Valley te zijn om onze Here en Redder, Jezus Christus, te vertegenwoordigen, om voor Gods zieke kinderen te bidden, de patiënten van de Dokter, en ons tezamen te verheugen in deze gemeenschap, gedurende deze vijf dagen die wij beloofd hebben.
2 Ik breng de groeten over van al de andere pelgrims van de verschillende delen van de wereld waar ik ben geweest. Erop vertrouwend... En er zijn vele duizenden mensen aan het bidden voor het succes van deze samenkomsten hier deze avonden. Ik ben er zeker van dat God, tezamen met de gebeden van al de anderen en onszelf, ons zal ontmoeten en zegenen.
3 En wij komen nu niet om een zekere kerk te vertegenwoordigen, evenmin komen we om onszelf "genezers" te noemen. Wij komen Christus vertegenwoordigen. En wij komen evenmin om de zieken te genezen, maar om voor de zieken te bidden, en om te doen wat we maar kunnen om te helpen het leven een beetje gemakkelijker te maken voor elkeen van u. En ik ben er zeker van dat u een zegen voor ons zult zijn. En wij vertrouwen erop dat wij een zegen voor u zullen zijn.
4 En nu dacht ik er juist aan, sinds wij deze laatste reis in Californië zijn, dat het zo is dat de mensen er van houden vroeg naar huis te gaan. Nu, thuis, en ergens anders, in vele delen van het land, ontdek je dat mensen verschillend zijn. Sommigen houden er juist van om je te horen prediken; het maakt niet uit als je zelfs niet voor de zieken bidt, en hen ongeveer vier of vijf uren vasthoudt met prediken, dat bevredigt hen helemaal. Maar hier doet het beslist pijn; ze doen me denken aan "alleen maar een korte prediking en bidden voor de zieken, en laten we snel naar huis gaan omdat ik hier weer terug moet komen". En alles lijkt hier zo opgejaagd te zijn. Waar gaan we allemaal heen? "Haast, haast, haast, haast, haast!" Misschien, zo de Here het wil, terwijl ik hier ben, wil ik prediken over Stoom afblazen. Ik denk dat dat het is wat wij behoren te doen, een beetje kalmeren.
5 Ik had een paar weken geleden een ongeluk. Ik houd ervan op een doel te schieten, te jagen. Pas geleden had ik een geweer gekregen dat hier door de Weatherby Company opnieuw was uitgeboord. En ik tilde het ding op om te schieten en het ontplofte in mijn gezicht. En de loop werd ongeveer vijfenveertig meter voor mij uit geblazen en het magazijn ongeveer dezelfde afstand achter mij, het blies al de struiken en van alles uit elkaar waar het ding afging. En door de genade van God blies het mij niet op dezelfde manier uit elkaar, want het was zo dichtbij mijn oog toen het afging, en ik snap niet waarom de telescoop omhoog vloog.
6 En ik kreeg er een kleine gedachte over, ziet u. Het geweer was niet echt een Weatherby geweer. Het was alleen maar uitgeboord om een Weatherby geweer te zijn. Het was een Winchester model 70, voor u mannen die jaagt. En het werd mij gegeven door een goede broeder uit Californië, genaamd Art Wilson. Hij gaf het aan mijn zoon Billy Paul, een 2-50-7 Roberts. En dus zij... Billy is linkshandig en hij kon hem nooit gebruiken, dus zei hij: "Pap, ik zal hem gewoon aan u geven."
7 Wel, ik wilde altijd een Weatherby geweer, maar ik had het gevoel dat ik mij er nooit één zou kunnen permitteren. En als dan enigen van mijn vrienden er een voor mij wilden kopen, dan wilde ik het hen niet laten doen, omdat het een duur geweer is. En zoals ik dikwijls gezegd heb: "Ik heb zendelingvrienden die geen schoenen aan hun voeten hebben en ik kan niet iemand zoveel voor een geweer laten betalen om mee te jagen of mee te schieten, terwijl ik vrienden heb die zelfs geen schoenen hebben." Daarom wilde ik dat gewoon niet.
8 Maar een vriend van mij zei: "Ik kan dat model 70 nemen en er een Weatherby geweer van laten maken. Weatherby doet het daar en garandeert het." Ik zei... Hij zei dat het me maar ongeveer tien of twaalf dollar zou kosten.
En ik zei: "Ga je gang."
9 Dus gaf hij het aan de firma en zij boorden hem opnieuw uit. Het eerste wat er gebeurde, was dat hij ontplofte. Dus het was niet, moest niet zo geweest zijn... Iets had ergens druk op gekregen.
10 Nu is mijn les hierover dit. Kijk, hij had teveel druk, hij ontplofte. Zie? Wij willen niet teveel druk hebben, het zal ontploffen. [Broeder Branham lacht – Vert]
11 En nog iets wat ik zou willen zeggen is dit; misschien zit er een kleine leerstelling in. Kijk, als dat geweer in de gietvormen begonnen was als een Weatherby magnum, zou hij niet ontploft zijn. Maar, ziet u, hij was iets anders en slechts gedeeltelijk veranderd, en dat is de reden dat hij de druk niet kon weerstaan.
12 En ik geloof in een religie die wij niet oplappen. Wij sterven en worden opnieuw geboren, en dan zijn wij een Christen die al de druk kan verdragen die de Heilige Geest wil produceren. Daarom denk ik dat wij naar het begin terug moeten gaan, niet zomaar proberen er iets van te maken wat het niet is. Wij hebben teveel psychologische religie vandaag, in plaats van werkelijk wederom geboren ervaringen met God. En als er ergens langs de weg een klein iets langskomt, zal dat een klein lek veroorzaken, en het zal de druk terugblazen en je zult jezelf ontploft vinden. Daarom geloven wij in werkelijk sterven aan jezelf en al je gedachten en al het andere; sterf daar precies en laat de Heilige Geest u opnieuw maken. U bent gewoon een wederom geboren Christen, dat is wat u bent, die een ervaring met God heeft, waardoor u weet dat u bent overgegaan van dood in leven. En dat geloven wij.
13 Wij geloven de Bijbel en wij geloven dat dit Gods boek is. Wij, we blijven precies bij de Bijbel. Nu geloof ik dat God dingen kan doen die Hij niet in de Bijbel heeft geschreven. Nu, Hij is God, Hij kan doen wat Hij maar wenst. Maar als ik Hem alleen maar in mijn leven kan zien uitvoeren wat Hij beloofd heeft, dan weet ik dat het juist is, zolang het in de Bijbel staat.
14 Nu, in het Oude Testament, zoals de predikende broeders weten, in het Levitische priesterschap hadden zij een manier om te weten of de profeet de waarheid vertelde of dat een droom van een dromer juist was. Zij hadden wat de Urim en Thummim werd genoemd. Nu, daar is over geredetwist wat dat was. Maar het meest... het grootste en het meest ethische punt dat ik kan zien, en de meest passende wijze was, dat zij de borstplaat gebruikten die Aäron droeg – die de twaalf stammen vertegenwoordigde door de geboortestenen van de stammen – en deze hing in de tempel aan de deurpost. En als dan een profeet profeteerde, dan konden zij weten of de profeet de waarheid sprak of niet, als nu deze samengebundelde lichten daarover flitsten, het bovennatuurlijk makend. God is bovennatuurlijk omdat Hij God is, een Geest. En als dat bovennatuurlijke Licht daarop werd vertegenwoordigd, zoals een regenboog die daar vanaf flitste, dan was het woord, de profeet, juist. Dat is de manier waarop hij geïdentificeerd werd, of dat de dromer juist was. Maar als het niet op de Urim en Thummim oplichtte, dan zouden ze, ongeacht hoe echt het klonk, het niet ontvangen, omdat het niet op de Urim en Thummim oplichtte.
15 Nu, het Levitische priesterschap hield op na de dood van de Here Jezus. Nu leven we in het Melchizédek-priesterschap: Christus. Nu zijn we nog steeds niet zonder Urim en Thummim, nu is dít het, de Bijbel. Zie, we moeten bij de Schrift blijven (niet onze uitleggingen er aan toevoegen) precies hoe het is geschreven. Nu, ik geloof dat God de wereld op een dag zal oordelen door Jezus Christus. Ik geloof dat. Ik geloof dat er een standaard moet zijn waardoor Hij zal moeten oordelen, omdat er zoveel is wat Christus vertegenwoordigt, en zo velen.
16 Nu, ik ben van Ierse afkomst, dus was mijn familie vóór mij Katholiek. Toen ik een kleine jongen was – misschien hebt u mijn levensgeschiedenis gelezen, zij hebben er hier boeken van, enzovoort – ging ik naar de Ierse kerk en ik hoorde wat de priester te zeggen had. Toen ging ik naar de Lutherse kerk en hoorde ik wat de Lutherse prediker te zeggen had. En er was daar ergens in onze generatie een kleine Baptist geweest, dus zij... Ik ging toen naar de Baptistenkerk. Ik ging naar verschillende kerken. Wel, elke kerk was verschillend van de andere. Nu, elke kerk wilde zeggen dat die kerk exact de juiste was.
17 Dus nu, ze kunnen niet allemaal juist zijn, er moet ergens iets fout zijn. En ik vond uit dat er ongeveer negenhonderd en nog wat verschillende denominaties zijn, daarom denk ik dat er ergens iets fout moet zijn. Want als deze... als zij allen binnengaan door deze kerk...
18 Nu werd ons Katholieken verteld dat God in Zijn kerk is. "En dat is waar God is, in Zijn kerk." Als God dus in Zijn kerk is, welke is dan Zijn kerk? Elke kerk zegt dat zij "de kerk" is. Dus ik wist één ding... Nu, dat is alleen wat de priester zei: "God is in Zijn kerk."
19 Maar de Bijbel zei dat God in Zijn Woord is. En Hij zei: "Een iegelijk die iets hieraan zal toedoen, of er iets van zal afdoen, zijn deel zal van het boek des levens worden afgedaan." Daarom geloof ik met mijn hele hart dat dit Woord God in drukvorm is. Nu, de reden dat ik dit zeg, is, dat geen man meer is dan zijn woord, hij is niet meer dan zijn woord. Als u mijn woord niet kunt nemen voor wat dan ook, doe dan maar geen zaken met mij, zie, omdat u mij niet kunt geloven. En dat is dezelfde zaak, ik moet geloven dat dit Gods Woord is, en dat doe ik.
20 Nu, in de Bijbel staat, in Johannes het eerste hoofdstuk: "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. En het Woord werd vleesgemaakt en woonde onder ons", dan was dat Christus, en Christus is het Woord. Als Hij dan de wereld door Christus oordeelt, zal het door het Woord moeten zijn. Zie? Dat is dus de wijze hoe wij het geloven en onderwijzen.
21 Nu, we zullen slechts een korte, als we snel uit... Wat is hun werkelijke tijd, broeders, om hieruit te gaan, ongeveer om twee uur of zoiets? Huh? Twee uur? Zij lachten, dus ik veronderstel om ongeveer negen uur of half tien, of zoiets, wat de gebruikelijke tijd is om uit te gaan. Dat zou ongeveer over vijfendertig minuten zijn.
22 Ik ben vanavond een vreemdeling onder u, toch voel ik me niet als een vreemdeling. Ik voel me als uw broeder. En nu wil ik dat u volgt wat ik zeg uit de Schrift. Want de boodschap zal misschien helemaal anders zijn dan wat u verwacht had, maar onderzoekt u het met de Schrift. Het zal precies in lijn zijn met wat u gehoord hebt. Ik zal het precies uit de Schrift lezen en het niet proberen uit te leggen; laat het eenvoudig Zichzelf uitleggen.
23 Zoals het verkopen van een product. Als u een product hebt om te verkopen, dan zal het als het goed is zichzelf verkopen. U hoeft er niet zoveel over te adverteren. Ik heb genoeg van al die advertenties, want als ik rondga, zie ik de... iedereen is "de man van het uur", en "dit is de boodschap", en al dergelijke, totdat ik me afvraag wie het is. O, ik geloof dat Christus de Man van het uur is, en altijd is geweest. En er behoort niet een hoop pracht en praal bij te komen.
24 Ik heb daar een keer genoeg van gekregen. Voor u, zusters... Ik heb mijn vrouw, zij is bij ons, en ik houd werkelijk van haar en van mijn kinderen. En daarom wil ik haar altijd helpen, en ik ben een armzalige hulp. En ik was... Ik weet dat zij zoveel te doen heeft, en de kinderen, om alles klaar te krijgen, ze 's avonds op bed te krijgen als ik thuis ben. Ik dacht dat ik haar met de vaat zou helpen, alleen heb ik er net zo'n hekel aan als u. En ik dacht: "Wel!"
25 En toen ik een kleine jongen was, liet mama mij op een kleine kist staan om de borden te wassen, en ik dacht: "Als ik ooit trouw, zal ik gelijk van die gewoonte af zien te komen."
26 Maar hier is wat het is; ik houd van mijn vrouw zoals ik van mijn moeder hield, alleen dan als mijn vrouw, en mijn moeder. Toen dacht ik: "Wel, ik zal haar gaan helpen als ik kan."
27 En op een keer zag ik iets in een programma, een televisieprogramma, terwijl ik op een vliegtuig wachtte om weg te gaan, en zij hadden daar een televisie van een groot formaat geplaatst met een groot scherm, en er werd gezegd: "Gebruik dit zekere afwasmiddel, u hoeft niet af te wassen, niet te spoelen, niet af te drogen, nee niets. Alleen maar in het water doen, het erin dopen, het eruit halen; dat is alles wat u hoeft te doen."
28 Ik dacht: "Oh-oh! Mijn vrouw zal me van nu af aan werkelijk liefhebben, omdat ik haar ga laten zien hoe je de borden moet afwassen." Dus kocht ik er de volgende dag een doos van toen ik naar huis ging. Ik kocht een doos voordat ik naar huis ging, deed hem onder mijn jas en ging naar binnen.
29 De volgende morgen zei ik: "Maak je geen zorgen, lieveling, ik ben hier om de afwas voor je te doen. Dat is alles wat je hoeft te doen. Nu ga jij snel daaruit, en pak de bezem en begin met jouw werk. Voordat ik naar het kantoor ga en met mijn telefoontjes begin, heb ik de vaat in een wip gedaan."
30 Dus, weet u, ik pakte dit ding op en las wat erop stond: "Doe twee volle eetlepels erin." En ik dacht: "My, ik ga hier echt werk van maken", ik goot er ongeveer... ongeveer een half pak in, klopte het zo op; nam al de borden en deed ze er zo in, het sop kwam ongeveer zo hoog. Ik dacht: "Jongen, nu nog een paar minuten, en het enige wat ik hoef te doen, is ze eruit te halen en ze weer terug te zetten op tafel." De kinderen hadden eieren gegeten als ontbijt; ik nam ze eruit, er zat nog net zoveel ei aan als tevoren.
31 Toen zei ik: "Als ik iets zie wat in hoge mate wordt aanbevolen, dan zal ik er van nu af aan geen aandacht meer aan schenken, me er niets van aantrekken, omdat ik weet dat het niets uitwerkte."
32 En soms denk ik, dat als wij alleen maar over Jezus spreken en de mensen laten zien Wie Hij is, en wat Hij is, dan geloof ik dat het zal... Hij, Hij zal de rest ervan doen. Hij zal, Hij zal Zichzelf naar voren brengen, want: "Al wat de Vader Mij gegeven heeft, zal hoe dan ook tot Mij komen." Kijk, dat is wat Jezus zei. "En geen mens kan komen tenzij Mijn Vader hem roept." Dus het enige wat wij kunnen doen, is simpel het zaad uitstrooien en het laten gaan.
Nu, ik vertrouw erop dat u de telefoon pakt en de mensen opbelt.
33 En het belangrijkste hier is nu niet om voor de zieken te bidden, dat is een van de nevenactiviteiten, maar het belangrijkste is dat wij elke zondaar die we kunnen zover krijgen dat hij de Here Jezus als zijn Redder leert kennen. Dat is het belangrijkste. Het tweede is om elke persoon die Christus heeft aangenomen als zijn Redder en nog niet gevuld is met de Heilige Geest, om hen met de Heilige Geest vervuld te zien. En dat is het tweede. Dan is het derde het bidden voor al de zieke mensen waar we voor kunnen bidden. En hierdoor hopen wij dat God ons een geweldige tijd zal geven gedurende deze samenkomsten. En ik geloof dat het elke avond is, en dan zondagmiddag, dat klopt, geloof ik.
34 Ik wil mijn broeders hier, de predikers, bedanken voor hun uitnodiging. En ik dank God voor de leiding om hier te komen. Nu, de beheerder hier, de heer Borders; wij hadden een agenda vol uitnodigingen van over de hele wereld, maar op de een of andere manier sprak Iets tot mij over Grass Valley.
35 En onmiddellijk belde een vriend van mij op, de familie Arganbright hier ergens uit de buurt van Los Angeles, en zei: "Als u uw reisschema nog niet klaar heeft, dan zou ik graag willen dat u in Grass Valley stopt."
36 Ik belde de beheerder, kreeg hem aan de lijn, en ik zei: "Ben je daar al langs geweest?"
"Nee."
Ik zei: "Ga er op in." En hier zijn wij.
37 Nu, wat de Here gaat doen, weet ik niet. Er zou hier één persoon mogen zijn waarvoor Hij is, waarvoor Hij komt. Ik hoop dat het de hele gemeenschap is die Hij komt redden.
38 Nu, op basis hiervan, laten we onze hoofden buigen en tot de Auteur spreken voordat wij Zijn Woord lezen.
39 Onze hemelse Vader, het is zeker een voorrecht dat wij hebben om in Uw tegenwoordigheid te staan, in deze sluitende tijd van de geschiedenis van deze wereld, en om U "Vader" te noemen, en te weten dat wij U benaderen door de algenoegzame Weg, met de gezegende verzekerdheid dat Jezus, Uw Zoon, zei: "Als u de Vader iets vraagt in Mijn Naam, zal Ik het doen, zal het toegestaan worden." Dan weten wij, Vader, als wij het vragen in de Naam van de Here Jezus, dat ons verzoek zal worden toegestaan. Nu willen we niet iets vragen dat tegengesteld is aan Uw wil. Maar wij geloven, nadat U ons hierheen hebt geleid, dat het Uw wil is om mensen te redden, en mensen te genezen, en om te vervullen met de Heilige Geest, en om eer voor Uzelf te verkrijgen. En wij zijn hier om alles te doen waartoe U ons leidt. Dus bid ik, Vader, dat U Uw Woord voor ons wilt ontvouwen, en Uw wil, met Uw Woord, opdat wij zouden mogen weten wat Uw wil is aangaande Uw Woord. Zegen ons nu tezamen. Vergeef ons onze zonden.
40 En vanavond, terwijl wij in dit gebouw zitten, bidden wij dat U dit gebouw wilt zegenen. God, misschien is het een arena, maar nu is het opgedragen aan de dienst van de almachtige God om een kerkgebouw te zijn waar respect en liefde en eerbied aan de Almachtige worden gegeven. Sta het toe, Here, dat iedereen die door deze deur komt gedurende deze komende vijf of zes dagen op zo'n wijze onder veroordeling komt, dat zij niet in staat zullen zijn dit gebouw te verlaten zonder hun hart over te geven aan Christus.
41 Wij bidden, Vader, dat iedere zieke die dit gebouw binnen wandelt, en degenen die naar binnen lopen met anderen op hun hart, biddend, dat de gezegende Here Jezus aanwezig zal zijn om de zieken te genezen. Vul ieders hart met de Heilige Geest.
42 En God, trek hen uit deze dronken, gekmakend-zondige liefde, plezier-liefhebbende wereld, voor het te laat is, voordat de bergen naar beneden komen, voordat de grote wraak van God wordt uitgegoten op een ongelovige generatie. God, breng het deze week zo dicht naar ons toe dat wij het zullen zien, en onze harten zo gevuld zullen worden dat elk persoon hier een prediker op straat en in de buurt wil worden om anderen tot Christus te brengen.
43 Wij weten niet of wij ooit de opwekking hier zullen afmaken of niet voordat U komt. Maar wij weten dit ene ding, dat U op een dag zult komen, en wij weten niet welk uur dat zal zijn. Maar laat ons elk uur zo leven dat, als het dat uur was, wij gereed zouden zijn om in Uw tegenwoordigheid te komen staan, om te horen zeggen: "Het is welgedaan, Mijn goede en getrouwe dienstknecht; ga binnen in de vreugde des Heren die voor u bereid is sinds de grondlegging der wereld." Wij dragen onszelf op, met dit gebouw, en Uw Woord, voor de eer en glorie van God, door de Naam van Jezus Christus. Amen.
44 De Here zegene u. Nu willen wij hier enige Schriftgedeelten lezen die gevonden worden in het boek Johannes, het twaalfde hoofdstuk, en het twintigste vers.
45 En ons thema is dit, de trek... het thema van onze campagne is dat "Jezus Christus Dezelfde is, gisteren, vandaag, en voor eeuwig". Nu, dat is Hebreeën 13:8: "Jezus Christus is Dezelfde, gisteren, vandaag, en voor eeuwig." Nu Johannes 12:20.
... er waren sommige Grieken uit hen, die opgekomen waren, opdat zij op het feest zouden aanbidden;
Dezen dan gingen tot Filippus, die van Bethsaïda in Galiléa was, en baden hem, zeggende: Heer, wij wilden Jezus wel zien.
46 Nu, ik wil graag gedurende de volgende vijf minuten een klein formeel praatje houden als een basis en een achtergrond. Wij zullen beginnen, zoals het was, met Goddelijke genezing. En altijd... ik geloof dat het in Jezus' bediening zo was, dat ongeveer tachtig procent uit Goddelijke genezing bestond.
47 En zoals mijn goede vriend, broeder Bosworth, die velen van u Christenen hebben gekend, gewoon was te zeggen: "Als je vis gaat vangen, toon je hem nooit de haak, maar je laat hem altijd het aas zien. En de vis grijpt het aas en krijgt de haak."
48 Dus is dat de manier waarop wij Christenen voor Christus proberen te winnen, door wonderen van Goddelijke genezing, door Zijn tegenwoordigheid te tonen. En daardoor weten zij dan dat een man die dingen niet kan doen, hetgeen de ziel van de gelovige vangt, en hij accepteert het op die basis. Dus nu, om mee te beginnen, wil ik de uitspraak doen dat Hij Dezelfde is, gisteren, vandaag, en voor eeuwig.
En deze Grieken zeiden: "Meneer, wij zouden Jezus willen zien."
49 Nu, deze Grieken zouden onze gedachten hier vanavond goed kunnen uitdrukken. Ik geloof niet dat er hier een persoon is die niet Jezus Christus zou willen zien. Alleen om uit te vinden hoeveel er hier zijn die ooit van Hem hebben gehoord, die Hem zouden willen zien, steek dan alleen even uw hand op. Kijk eens, het is honderd procent. Er is niemand die ooit van Hem gehoord kan hebben... Alleen al die bekoorlijke Naam maakt ons verlangend om Hem te zien!
50 Er is iets omtrent Christus wat andere mannen niet hebben. Hij was anders. Hij was de Zoon van God. En er is iets met Hem wat zo anders is, wat andere mannen schijnbaar niet hebben zoals Hij dat had. En wij hebben de Geest, begrip, maar we hebben het met mate. Hij had het zonder mate. Hij was Immanuël, God levend in het lichaam van Christus Jezus, God gemanifesteerd in het vlees. Christus was het uitgedrukte beeld van God, God manifesterend voor de mensen. Wat God was, zagen zij in Christus, Zijn Zoon. Hij was de Gezalfde. Het woord Christus betekent 'de Gezalfde'.
51 En als nu deze Grieken die Hem zochten... Nu, laten we ons richten op elk woord. Deze Grieken die Jezus zochten, kwamen tot een van Zijn discipelen, namelijk Filippus, die uit Bethsaïda kwam. En hij zocht naar Jezus, daarom ging hij naar een discipel toe, en de discipel bracht hem naar Jezus. En als dat de manier was voor deze Grieken om Jezus te zien, en wij verlangen om diezelfde Jezus te zien, en de Bijbel zei: "Hij is Dezelfde, gisteren, heden, en tot in eeuwigheid", waarom zouden wij Hem dan niet kunnen zien? Nu u...
52 De Schriften kunnen niet liegen. Zij zijn de Waarheid. Ik geloof dat. En als deze Schriften fout waren, dan zou ik vanavond iets anders doen in plaats van deze hier te vertegenwoordigen. Maar ik geloof dat zij juist zijn, precies juist. Zij hebben geen enkele uitleg nodig. Zij zijn exact op de wijze waarop zij worden verondersteld te zijn, precies hierin opgeschreven, omdat God erop heeft toegezien dat zij op die wijze bleven. Nu, merk op.
53 Hoevelen geloven dat God oneindig, almachtig, alomtegenwoordig, alwetend is? Zeker. Nu, Hij is God, daarom moet Zijn eerste beslissing over iets altijd hetzelfde blijven, omdat Zijn beslissingen perfect moeten zijn, omdat Hij niets anders kan doen dan perfectie. Dat is alles wat Hij is: perfectie. Hij kan nooit veranderen. Nu, hierdoor is onze hoop gebouwd op het Woord. Als God ooit op het toneel werd geroepen om een beslissing te nemen over enige zaak, dan moet Zijn eerste beslissing voor altijd dezelfde blijven. Het kan nooit veranderen. Juist voordat we tot de gedachte komen, denk hier over na.
54 Toen God in de hof van Eden werd aangeroepen voor de redding van Adam en Eva, had Hij één remedie, dat was het bloed. En Hij heeft het nooit veranderd. Het is voor altijd het bloed! Hij kan het nooit veranderen.
55 Toen God werd aangeroepen om een zieke man te genezen, genas Hij hem door zijn geloof. En Hij kan het nooit veranderen. Zie? En als hij één man genas vanwege zijn geloof dat God het zou doen, dan zal Hij ook de volgende moeten genezen, anders handelde Hij verkeerd toen Hij de eerste genas, en handelde Hij verkeerd toen Hij de eerste redde. Zie? Dus u kunt niet...
56 Wij veranderen. Wij zijn... wij zijn wat je "eindig" noemt. En Hij is oneindig. Dus Hij kan niet veranderen, omdat Hij perfect is. Wij nemen een beslissing en dan ontdekken we: "Wel, dat was fout. Ik zal het zo doen, dat zal iets beter zijn." Maar Hij niet. Zijn eerste beslissing is perfect. Op die manier moet het altijd blijven. Dus Hij kan niet meer leren of wijzer worden zoals wij denken dat we doen, maar Hij is om mee te beginnen perfect.
57 Nu, wij horen in deze dag zoveel over Jezus, en overal waar u gaat. Nu, ik ben een zendeling zoals u weet; dit is mijn zevende keer rond. Nu, in deze zendingsvelden vinden we mensen die afgoden aanbidden enzovoort, miljoenen. Maar hier in Amerika vinden we kerken op elke hoek van de straat, elkeen vertegenwoordigt God op een bepaalde manier, en ze bedenken er zoveel verschillende meningen over. Sommige proberen God te vinden op de ene manier, en sommige op een andere. Er moet beslist ergens een goede manier zijn. Het staat vast dat er ergens een goede manier bestaat.
58 Want David zei: "Als de diepte roept tot de diepte, moet daar eerst een diepte zijn die aan die roep beantwoordt, anders zou er geen roep zijn." Met andere woorden: er moet eerst een Schepper zijn voordat er een schepping is. Zie? Iets moet van tevoren een schepping in u hebben gelegd; een Schepper om een schepping te plaatsen, en dan moet er iets zijn wat daarop reageert. Voordat er een vin op een vissenrug was, moest er eerst water zijn om in te zwemmen, anders zou hij geen vin hebben. Voordat er een boom in de aarde kon groeien, moest er eerst een aarde zijn. En zolang er in het menselijk hart een honger is naar God, moet daar ergens een God zijn om die roep te beantwoorden.
59 En vanavond zijn er hier velen die Goddelijke genezing zoeken. Waarom zoekt u dat? Omdat iets binnenin u, u vertelt: "Er is ergens een bron." Zie? En zolang er iets binnenin u is dat u vertelt: "Er is ergens een bron", moet die bron daar zijn, anders zou er nooit dat verlangen in u zijn. Zie, de Schepper, om de schepping te scheppen.
60 Nu vinden we in deze dag mensen die verlangend zijn, trekkend, die van hier naar daar rennen, zoekend, rondtastend, van kerk veranderen, lidmaatschappen van verschillende denominaties veranderen, enzovoort. Wat is er aan de hand? Zij hongeren naar iets, maar het schijnt dat zij niet in staat zijn om te vinden waar zij naar hongeren. Ergens moet dat "iets" zijn.
61 Nu, sommigen zoeken God vandaag door middel van hun geloofsbelijdenis. Sommige mensen denken dat zij door hun geloofsbelijdenis... dat, als zij zich onderwerpen aan een bepaalde leer, zij God vinden. Sommigen denken dat als zij zich aansluiten bij zekere denominaties, zij God vinden.
62 Wel, Jezus vond dezelfde zaak toen Hij op aarde kwam. Hij vond de Farizeeërs, de Sadduceeërs, en nog meer, de verschillende ordes, of organisaties en leerstellingen van die dag. Wat zei Hij tegen hen? "Door uw tradities heeft u de inzettingen van God krachteloos gemaakt." Zie?
63 Ik denk dat wanneer men God zoekt door middel van geloofsbelijdenissen of denominaties, het alleen maar uitwerkt dat het erg mysterieus wordt, en dan ontdekt u dat het regelrecht terugkomt en het Woord ontkent, regelrecht terugkomt en de inzettingen van God krachteloos maakt. Bijvoorbeeld, u probeert God te vinden door het opzeggen van de Apostolische geloofsbelijdenis. En dan komt u terug om te zien hoe Markus 16 een werkelijkheid voor u kan worden, dat "deze tekenen degenen volgen die geloven." Wel, zij zullen u heel vlug vertellen dat de dagen van wonderen voorbij zijn! Wat doet dat dan? Dat neemt de inzettingen van God en maakt ze krachteloos; zie, zij zijn niet effectief, de inzettingen van God.
64 Zijn gebod luidt: "Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen." Nu, het Evangelie kwam niet alleen door het Woord, maar door de manifestatie van het Woord, demonstraties van de Heilige Geest die het Woord levend maken. Zie, het is de Geest Die het Woord neemt.
65 Het Woord was een gedachte. En een gedachte is... Een woord is een uitgedrukte gedachte. Zie? Nu, het waren Gods gedachten, wat Hij zou gaan doen, daarna drukte Hij het uit in het Woord.
66 En als nu de Heilige Geest een houvast op het Woord neemt, dan laat Hij het gebeuren en manifesteert het, en maakt het tot een werkelijkheid, ieder woord van God. Er is geen Schriftplaats die niet door inspiratie is ingegeven! En ieder woord van God is perfect en correct, en het zal worden vervuld. Ieder woord moet worden vervuld. "Hemelen en aarde zullen voorbijgaan," zei Jezus, "maar Mijn woorden zullen niet falen." Elk woord ervan moet worden vervuld.
67 Nu dan, als God dat doet, en wij dan onze geloofsleer bezien, als wij bepaalde geloofsbelijdenissen opzeggen of bepaalde dingen waartoe wij behoren... En ik heb daar niets op tegen. Dat is in orde.
68 Het is zoals het eten van watermeloen, zoals de gekleurde man zei toen hij er een schijf van gegeten had. Hij zei: "Wat vind je ervan, Mose?"
69 Hij zei: "Het was goed, maar er is zeker wel meer van?" Want het was niet genoeg om te bevredigen.
70 Een leerstelling is goed, maar het zal gewoon niet bevredigen totdat u naar het Woord gaat. "Een mens zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord dat door de mond Gods uitgaat." Daarbij zal de mens leven. Het Woord van God is een mens zijn geestelijk dagelijks Brood, het gemanifesteerde Woord van God.
71 En toen God Israël het beloofde land gaf – terwijl zij nog in Egypte waren – moesten zij voor elke centimeter van dat land strijden. God vertelde Jozua, in Jozua 1: "Waarop uw voetzolen ook zullen treden, dat heb Ik u als een bezitting gegeven." Dus voetstappen betekenen 'bezitting'. Sommige mensen kunnen net, ternauwernood tot de grens van dat land komen. Sommigen kunnen het tweesnijdende zwaard nemen en hun weg door de Filistijnen en Amorieten hakken totdat zij het helemaal ingenomen hebben. Dat is wat wij zouden moeten doen. Elke belofte behoort ons toe. Wij hebben een... Voetstappen zijn bezitting. Wandel er recht op af en neem het! God gaf het ons. Het is een belofte en het is de Waarheid, en het is voor ons.
72 Nu, door deze geloofsbelijdenissen maken zij een omweg, zoals ik zei, en maken door hun inzettingen de geboden van God krachteloos. Maken, nemen het weg, verklaren het allemaal weg.
73 Maar er is beslist een manier om te weten wat de Waarheid is, omdat een Schriftplaats hier zegt: "Hij is Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig." Nu, u kunt die Schriftplaats niet nemen en hem uit de Bijbel halen. U moet hem in de Bijbel laten, omdat hij daar hoort. En als er staat: "Hij is Dezelfde", betekent het niet dat Hij gedeeltelijk Dezelfde is, het betekent dat "Hij Dezelfde is gisteren, heden, en voor eeuwig."
74 Nu, dan willen wij dat zien. Ik zou Hem vanavond graag in het gebouw zien komen. Ik zou Hem graag willen zien. Wilt u dat niet? Wij zeiden een tijdje geleden dat we dat zouden willen. Wij zouden Hem willen zien. Wel, dan, als Hij het ons beloofde, waarom kunnen we het dan niet? Dat is de ge-... Nu, als we slechts gedurende een poosje onze ogen en ons verstand zouden openen, dan geloof ik dat wij het zullen begrijpen, en Hij zal binnenkomen en Zichzelf aan ons tonen. Nu, en dan kunnen we vanavond weggaan en zeggen: "Wij wilden Jezus zien."
75 Waar vonden zij Jezus in het Oude Testament; precies in het Nieuwe Testament, bedoel ik? Precies bij het Woord, omdat Hij het Woord was. Nu, Hij was niet het Woord op de manier waarop zij het hadden samengevoegd, maar Hij was het Woord op de manier waarop God het had samengevoegd, omdat Hij het levende Woord was.
76 Nu, toen Hij Satan ontmoette, ontmoette Hij hem met het Woord. Hij... Hij was God gemanifesteerd in het vlees; maar toen Hij Satan ontmoette, gebruikte Hij nooit Zijn kracht van Zijn Godheid, wat Hij was. Hij zei: "Er staat geschreven: 'De mens zal niet leven van brood alleen.' Er staat geschreven: 'Gij zult de Here uw God aanbidden, en Hem alleen zult gij dienen.'" Toen Hij Satan ontmoette, ontmoette Hij hem met het Woord, omdat Hij het Woord was. Nu, het Woord werd vleesgemaakt en woonde onder ons. Nu, Mozes sprak van Hem in het Woord, en wel in Deuteronomium, het achttiende hoofdstuk, het vijftiende vers.
77 Mozes schreef de vijf boeken van het Oude Testament: Exodus en Genesis; Genesis, Exodus, Leviticus, Deuteronomium, Numeri. Hij schreef de vijf boeken van het Oude Testament. Hij beschreef daarin, onder de inspiratie van God, wat er was geweest, toen schreef hij wat er zou zijn. En wat hij zei dat zou zijn, gebeurde; daarom weten wij dat wat hij zei dat was geweest, waar is. Want als iemand deze kant kan opkijken en zien wat gaat gebeuren, en dan gebeurt het, dan moet wat hij daarvoor gezegd heeft ook zeker geïnspireerd zijn geweest.
78 Nu, de Joden waren allen onderwezen hun profeten te geloven. Zij doen dat ook nu nog. Zoals Paulus zei: "De Joden zoeken tekenen, en de Grieken wijsheid, enzovoort. Wij prediken de gekruisigde Christus."
79 Nu, de Bijbel had deze Joden onderwezen: "Als er onder u iemand is die geestelijk is, of een profeet, dan zal Ik, de Here, Mijzelf aan hem bekendmaken. En in profetieën en visioenen, dromen, enzovoort, en als wat hij zegt, zal komen te geschieden, luister dan naar hem." Nu, dat is alleen maar logisch. "Maar als het niet zal komen te geschieden zoals hij heeft gezegd, luister dan niet naar hem." Want God kan niet liegen; Hij is God. Maar als iemand iets zegt en het gebeurt, en dan let u op hem, en u ziet het gebeuren en gebeuren en gebeuren, dan weet u dat dit die man niet kan zijn. Dat moet God zijn. Dus God vertelde de profeten... of, vertelde de Joden om naar die man te luisteren, omdat hij een door God gezonden profeet was.
80 Nu, Mozes was die hoofdprofeet. Wij hebben geen tijd om op zijn leven in te gaan om aan te tonen hoe hij Christus typeerde. Maar hij was een hoofdprofeet. En hij zei: "De Here uw God zal een Profeet verwekken gelijk mij. En het zal geschieden dat de man die niet naar Deze horen zal, zal worden afgesneden van onder het volk." Nu, als Mozes sprak, en andere profeten... En onthoud dat Mozes ook Genesis schreef. Vanaf de hof van Eden, waar "het Zaad van de vrouw de kop van de slang zou vermorzelen", en al de beloften daarin van een komende Messias, werden door Mozes opgeschreven. En dan de andere hoofdprofeten zoals Jesaja, Jeremia, enzovoort, zij spraken allen over de komende Messias. Profeten wier woorden uitkwamen. Nu, zij spraken erover dat Hij een Profeet zou zijn als Hij kwam. "Hij zou een Profeet zijn gelijk mij", zei Mozes. Dat zou Hij zijn.
81 Nu, als wij Jezus vandaag zouden willen zien, en de Bijbel zei dat Hij Dezelfde is gisteren, heden en voor eeuwig, dan is er maar één manier om het te doen. Niet...
82 Laten we nu gedurende een poosje, een uur, of een half uur, onze leerstellingen opzij leggen. Onze leerstellingen opzij leggen, onze denominationele standpunten opzij leggen, enzovoort, en laten wij teruggaan en ontdekken wat Hij was. Nu, zou dat niet... Dat zou logisch zijn, nietwaar? Dat zou eerlijk zijn. Ga ontdekken wat Hij was, en dan zullen we weten wat Hij is, als we kunnen uitvinden wat Hij was. Maar de enige manier dat u... Als Hij toen een leerstelling was, dan is de leerstelling juist. Als Hij toen een denominatie was, dan is dat juist. Ontdek welke denominatie het was of welke leerstelling het was.
83 Maar we ontdekken dat Hij daar terug het Woord was, dus is Hij nog steeds het Woord. Nu zal ik uit Johannes lezen. Als we nu het eerste hoofdstuk van Johannes opslaan, dan zullen we daaruit iets nemen over Wie, wat Hij was, uit het eerste hoofdstuk van Johannes. Nu ontdekken we dat: "In den beginne was het Woord," zoals ik reeds heb aangehaald, "en het Woord was God; en het Woord was bij God, en het Woord was God. En het Woord werd vleesgemaakt en woonde onder ons." Nu ontdekken we wat Hij was. Nu hebben we dat "het Woord God is" en dat "God werd vleesgemaakt en onder ons woonde" in die dagen. Nu, de Bijbel zei: "Hij is Dezelfde gisteren..." Dat was het Nieuwe Testament.
84 In het Oude Testament is Christus Dezelfde. En in het Nieuwe Testament is Christus Dezelfde. En het is Christus Dezelfde voor eeuwig. Als wij dan kunnen zien "wat Hij was", dan, "wat Hij is geweest", en "wat Hij zal zijn", dan hebben wij het. Is dat juist?
85 Nu, Mozes zei: "Hij zal zijn zoals ik, een Profeet gelijk mij." Toen Hij dan kwam, om die Christus te zijn Die was, moest Hij zijn wat Hij... dan moest Hij zijn wat Hij tevoren was. Laten we dus nu van daar af aan beginnen, en dan zullen we zien wat Hij voor eeuwig zal zijn. Dat is de enige manier om het vast te stellen.
86 Dezelfde gisteren; nu hier staat, we vinden bij de schrijver van Hebreeën, Paulus, dat hij zei: "Jezus Christus, Dezelfde gisteren", sprekend tot de Hebreeën. En we weten allemaal dat Jehova van het Oude Testament Jezus was van het Nieuwe, en het is de Heilige Geest vandaag. Het is precies dezelfde God, alleen gemanifesteerd in drie verschillende bedieningen. En het is dus dezelfde God! En alles wat God was, goot Hij uit in Christus; alles wat Christus was, goot Hij uit in de gemeente. Dus, kijk, u kunt snel zien wat Hij is: "Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig."
87 Maar we moeten nu Zijn natuur uitvinden, wat Hij was. Nu weten we allemaal, en alle Bijbellezers zullen het daarmee eens zijn, dat de Vuurkolom die Israël in de woestijn volgde, of liever gezegd, zij volgden de Vuurkolom, dat dát de Engel van het verbond was die tot Mozes sprak in het brandende braambos, diezelfde Vuurkolom. Bent u het daarmee eens? Dat zijn wij allemaal. [De samenkomst zegt: "Amen!" – Vert] Wel, Wie is de Engel van het Verbond? Christus. "Mozes verzaakte Egypte, achtende de versmaadheid van Christus meerdere rijkdom te zijn dan de schatten van Egypte." Zie?
88 En toen Hij nu hier op aarde was – deze Vuurkolom werd vleesgemaakt – toen woonde Hij onder ons. Toen Hij hier op aarde was, zei Hij: "Ik kom van God, en Ik ga naar God." Nu herinner u: "gisteren, vandaag", zie. Hij komt van God, van de Vuurkolom, Hij gaat terug naar God.
89 Nu, na Zijn dood, begrafenis en opstanding; wat gebeurde er met Saulus van Tarsus onderweg naar Damaskus om de pinkstermensen te arresteren, op zijn weg daarheen? Een Vuurkolom, een Licht sloeg hem neer. Niemand anders zag het. Hij zag het. Het nam zijn ogenlicht voor een tijdje weg. Het was zo werkelijk voor hem, terwijl de overigen die daar stonden er niets van konden zien; maar het was zo schitterend voor hem dat het hem verblindde. En Hij zei: "Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij?"
Hij zei: "Wie zijt Gij, Here?" Nu, luister!
90 "Ik ben Jezus. En het is u hard, de verzenen tegen de prikkels te slaan." U herinnert zich dat. Wel, hier is Hij, diezelfde Vuurkolom die was.
91 Als Hij dan Dezelfde "gisteren" is; toen in Paulus' dagen "vandaag"; dan zal Hij Dezelfde "voor eeuwig" zijn! Dus die grote Vuurkolom, God, de Engel van het verbond, is vandaag Dezelfde als Die Hij was toen Hij Israël leidde. Let erop!
92 Nu beginnen we met Zijn bediening in Johannes 1. Wij weten... We zullen aan Zijn roeping en geboorte voorbijgaan en aan Johannes de Doper die Hem meenam voor Zijn doop, vervolgens het gaan in de woestijn om door de duivel verzocht te worden, om er na veertig dagen en nachten van vasten in de woestijn uit te komen. Hij kwam eruit en begon Zijn bediening. Laten wij nu hier Zijn bediening volgen. Onmiddellijk begonnen mensen genezen te worden door Zijn gebed voor hen.
93 En we zien dan dat er een man, genaamd Simon, tot Jezus kwam op de uitnodiging van zijn broer Andreas. En toen hij in de tegenwoordigheid van Jezus kwam... Nu, onthoud dat hier de man met de sleutel komt. En we begrijpen, overeenkomstig wat in het vierde hoofdstuk van Handelingen staat, dat hij een onontwikkelde en ongeletterde man was. Ons werd geleerd dat hij zelfs zijn eigen naam niet kon schrijven. Nu, hij was geen geleerde. Hij was geen bisschop. Hij was geen priester. Hij was een visser.
94 God neemt altijd iets wat niets is en maakt er iets uit. Hij openbaart Zichzelf door iets onbelangrijks, zodat iedereen kan zien dat het God is. Zie, Hij neemt iets wat niets is.
95 En Hij pakte deze onontwikkelde man op. Nu, hoe gaat Hij deze man laten weten dat Hij het is? Want er waren vele bedriegers langsgekomen. En die hebben we door de tijdperken heen gehad.
96 En wanneer u eens een namaakdollar oppakt en naar die namaakdollar kijkt, bedenk dan dat die namaakdollar is nagemaakt van een echte dollar. Want als er geen echte dollar was, dan zou die namaakdollar de originele kopie zijn. Zie? Dus zolang u iemand ziet die nabootst, of de rol van een huichelaar speelt, bedenk dan dat er ergens een werkelijke Christen is. Zie? Als u iemand ziet die een bepaald soort kerkelijk systeem van een valse god introduceert, of iets psychisch, wat kerkelijk is, geestelijk opgewerkt, bedenk dan slechts dat daar ergens achter een werkelijke, onvervalste God is. Let daarop. O, daar houd ik gewoon van! Let op.
97 Nu, zo gauw, zodra Simon... Laten we een ogenblikje een klein drama van Simon schetsen, die een oude man was. Zijn vader was ook een oude man. En misschien, op een dag... zoals ik een verhaaltje over hem las, dat zijn vader een visser was, en dat hij bezig was zijn net binnen te halen. Zij hadden dringend vis nodig. En zij vingen op die dag veel vis. Ze baden altijd voordat zij gingen vissen. Want hij had wat schulden af te betalen en hij ving een heleboel vis. En hij ging op de zijkant van de boot zitten en sloeg zijn arm om Simon heen, en zei: "Simon!" U weet dat zijn naam Jonas was. En hij zei: "Simon, mijn jongen, ik heb gedacht dat ik op een dag de Messias zou zien. Dat is de hoop geweest voor ons volk sedert we uit Egypte kwamen, of sedert wij wisten dat er een beloofde Messias was. Vierduizend jaren zijn er voorbijgegaan, zoon. Vele grote mannen, profeten, zijn gestorven, die naar Hem uitkeken. Ik dacht dat Hij in mijn generatie zou komen, maar ik begin nu oud te worden, misschien zal ik Hem niet zien. Maar, Simon, ik wil dat je onthoudt, jij en Andreas, dat Hij waarschijnlijk in jullie generatie zal komen, want ik ben nu oud en ben helemaal klaar om met mijn voorouders verenigd te worden. En ik heb geprobeerd jullie jongens goed op te voeden; geprobeerd jullie op te voeden met het Woord. Nu, luister. Nu, Simon en Andreas, voordat die Messias werkelijk opstaat, zullen er een heleboel dingen gaande zijn onder de naam van 'Messias', omdat dat de vijand zal zijn. Maar vergeet niet, Simon, dat jij en Andreas altijd bij het Woord zullen blijven staan. Verlaat het Woord niet. Onthoud dat de Messias een Profeet zal zijn zoals Mozes, want dat is zeker. Ongeacht of hij een grote kerkelijke reus zal zijn, en misschien in staat is de woorden uit te leggen, misschien is hij in staat al dergelijke dingen te doen; maar de Bijbel zei: 'Hij zal een Profeet zijn zoals Mozes.' Amen. Nu, dat is de wijze waarop je Hem zult kennen."
98 En op die dag dat Simon, met Andreas, in Zijn tegenwoordigheid kwam, toen Jezus daar stond, van Wie Andreas hem verteld had: "Wij hebben de Messias gevonden"...
99 En ik kan me voorstellen dat Petrus, of Simon, wat hij toen was, zoiets als dit dacht: "Nu, je bent volgens mij behoorlijk in de war, Andreas. Ik zal met je meegaan om er achter te komen."
100 Dus toen hij naar Jezus toeliep, zei Jezus: "Uw naam is Simon, en u bent de zoon van Jonas."
101 Dat was genoeg. Dat was het. Hij geloofde Hem en accepteerde Hem op zo'n wijze dat hij daarna de sleutels tot het Koninkrijk kreeg. Hij onderging geen enkele scholing of zoiets, hij had de sleutels tot het Koninkrijk. Want door de openbaring van God wist hij dat dat de Messias was, omdat het de schriftuurlijke Messias was. Hij was een profeet, en zij hadden sinds Maleachi geen profeet gehad gedurende vierhonderd jaar. Zij hadden valse profeten gehad. Maar geen ware profeet die de Waarheid vertelde! En hier was een Man Die hier stond, Die zodra Hij hem zag, niet alleen wist wie hij was, maar ook wist wie zijn godvruchtige oude vader was die hem had onderwezen. Dat maakte het vast! "Gij zijt de Christus, de Zoon van God." Zie?
102 "Uw naam is Simon. U bent de zoon van Jonas." Dat was genoeg om het aan hem te tonen. Nu, dat is wat Jezus gisteren deed om Zichzelf te bewijzen dat Hij de Messias was.
103 Daar stond er een – we zullen voortmaken – daar stond er een wiens naam Filippus was. Wel, het maakte hem enthousiast! Dat is degene over wie wij hier lezen. Het maakte hem zo geestdriftig! Filippus kan misschien gezegd hebben: "Zeg, dat, dat maakt het vast! Nu ben ik er zeker van!"
104 Daar ging hij, vierentwintig kilometer rondom de heuvel. Hij had daar een schoolvriend, een goede man, een man van de Schrift, een eerlijke man, een man die de Schrift kende en God liefhad. En ik kan hem op de deur zien kloppen [Broeder Branham klopt op de preekstoel – Vert] en zeggen: "Waar is Nathanaël?"
105 Zijn vrouw zei: "Hij is daar buiten in de tuin. Hij bidt."
106 Hij ging hem zoeken, en hij zat onder een boom. En toen hij hem gevonden had, zei hij: "Kom, zie Wie wij gevonden hebben: Jezus van Nazareth, de Zoon van Jozef." En nu kan ik me voorstellen dat Filippus, of...
107 Nathanaël zei: "Nu, Filippus, kan er iets goeds uit Nazareth komen?"
Hij zei: "Kom en zie."
108 Nu, dat is een goede bewering voor iedereen. Blijf niet thuis het bekritiseren. Sta niet op en loop naar buiten. Blijf en wacht, en ontdek of het de Waarheid is of niet. Zie? "Kom en zie het voor jezelf."
109 Wel, ze werden erg opgewonden; laten wij aan hun conversatie denken. Ik kan Filippus tegen Nathanaël horen zeggen: "Nathanaël, wat zegt de Schrift dat de Messias zal zijn?"
"O, Hij zal een... Hij zal een Profeet zijn zoals Mozes."
110 "Zeker. Dat is juist. Wel, deze Jezus van Nazareth waar ik je over vertelde; herinner je je die oude visser waar je de vis van kocht en die zijn naam niet kon schrijven?"
111 "Ja. O, zeker, de zoon van Jonas. Ik ken hem goed. Zijn naam is Simon."
112 "Zodra hij in de tegenwoordigheid van deze Man kwam, vertelde Hij hem wie hij was, en over zijn vader. Het zou mij niet verbazen als Hij jou zou vertellen wie jij was", zei hij.
"Wel," zei hij, "nu even een ogenblik. Ik zal dat moeten zien."
113 Wel, tenslotte kwamen zij bij de samenkomst. Zodra hij in de tegenwoordigheid van Jezus kwam, zei Jezus: "Voorwaar, een Israëliet in wie geen bedrog is."
114 Nu, u zou misschien gezegd mogen hebben: "Welzeker, Hij wist dat hij een Israëliet was door de manier waarop hij gekleed was." Al de oosterse mensen kleden zich hetzelfde; ze zijn allemaal donker getint, en zij dragen een baard en een tulband, en mantels, enzovoort, precies hetzelfde. En hoe kon Hij weten dat hij een eerlijk en oprecht man was, zonder bedrog?
115 Hij zei tegen hem: "Voorwaar, een Israëliet in wie geen bedrog is."
116 En het verbaasde deze schriftuurlijke man. Hij zei: "Rabbi," – wat leraar betekent – "vanwaar kent Gij mij? Dit is onze eerste ontmoeting. Vanwaar kent Gij mij?"
117 Hij zei: "Eer Filippus u riep, toen u onder de boom zat, zag Ik u." Daar hebt u het. Dat is het. "Ik zag u", de dag ervoor, vierentwintig kilometer om de berg heen. "Ik zag u toen u onder de boom zat." Nu, weet u wat hij deed? Hij haastte zich naar Hem toe en hij zei: "Rabbi, Gij zijt de Zoon van God! Gij zijt de Koning van Israël!" Dat is het uur. Waarom? Hij is schriftuurlijk, Degene waarvan de profeet zei dat Hij zou komen. "Gij zijt de Zoon van God! Gij zijt de Koning van Israël!" Het maakte geen enkel verschil wat de overigen zeiden.
118 Nu, er waren daar mensen die daar stonden, o, Farizeeërs en Sadduceeërs en bisschoppen, en wat nog meer, hoofdlieden, grote kerkelijke leiders, hogepriesters en wat nog meer, die daarbij stonden en daarnaar keken. Zij wisten dat zij dat voor hun samenkomst moesten verantwoorden. Zij moesten hun een vraag... moesten hun vraag beantwoorden. Weet u wat zij toen zeiden? Ze zeiden: "Deze Man is Beëlzebul." Zie? Met andere woorden: "Hij is een waarzegger, een duivel."
119 En Jezus keerde Zich naar hen toe en zei: "Ik zal het u vergeven." Kijk, zij noemden de Geest van God, Die dat deed, een onreine geest. Zei: "Ik zal u dat vergeven. Maar op een dag zal de Heilige Geest komen om hetzelfde te doen, en er één woord tegen te spreken, zal nooit vergeven worden in deze wereld, noch in de toekomende wereld." Eén woord ertegen. Nu, dat was voor een ander tijdperk. Kijk naar hen.
120 Nu, de Bijbel zei in Hebreeën 4: "Het Woord van God is scherper dan een tweesnijdend scherp zwaard. Het Woord – hetwelk Christus was – is scherper dan een tweesnijdend scherp zwaard, vaneen scheidend het merg van het been, en een Onderscheider van de gedachten en overleggingen van het hart." Het Woord! Als het Woord Zelf naar voren komt, is dat wat het is. Dat is de verklaring, dat is de betuiging van het Woord. En daar stond het Woord, vleesgemaakt onder hen, en deed exact wat Het had gezegd wat Het zou doen, en zij merkten het niet op.
121 Nu, onthoud dat er slechts drie mensenrassen op de aarde zijn, dat zijn de volken van Cham, Sem en Jafeth. Wij weten dat, als wij de Bijbel geloven. Zij kwamen allen van deze drie kinderen, Noachs kinderen: Joden, heidenen en Samaritanen.
122 Merkte u Petrus op met de sleutels voor het Koninkrijk? De eersten voor wie hij het opende, waren de Joden op Pinksteren. Is dat juist? En toen Filippus naar de Samaritanen ging en predikte, waren zij gedoopt in de Naam van de Here Jezus, maar hadden op die tijd nog niet de Heilige Geest ontvangen; en zij lieten Petrus halen om te komen en handen op hen te leggen, en zij ontvingen de Heilige Geest. Is dat juist? Handelingen 10:49: "Terwijl Petrus deze woorden sprak, viel de Heilige Geest op hen die het Woord hoorden." Zie? Nu, let op deze drie mensenrassen: Joden, heidenen en Samaritanen.
123 Nu, hier keken de Joden en de Samaritanen uit naar een Messias. Nu was Jezus onderweg naar Jericho, van Jeruzalem naar Jericho, maar Hij voelde Zich gedrongen langs Samaria te gaan.
124 Herinner u nu Johannes 5:19, waar Jezus zei, nadat Hij bij het badwater van Bethesda was geweest: "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De Zoon kan niets van Zichzelf doen, tenzij Hij de Vader dat ziet doen." Hebt u dat begrepen? Jezus zei: "De Zoon kan niets van Zichzelf doen," dat is Hij, "maar wat Ik", niet de Vader hoor, maar "de Vader zie doen." Nu, als dit Schriftgedeelte niet juist is, kan al het andere ook wel verkeerd zijn. Hij zei: "Voordat Ik iets doe, zie Ik door een visioen wat de Vader Mij toont om te doen, en dan ga Ik het doen." Zie? Het was helemaal om Hem heen. "Maar wat u aangaat, geen mens kan komen tenzij de Vader hem trekt." Dat is waar.
125 Daarom voelde Hij Zich gedrongen om langs Samaria te gaan, en Hij kwam in de buurt van Samaria. En het was ongeveer twaalf uur. En Hij stuurde Zijn discipelen weg toen Hij bij Sichar kwam, en Hij stuurde Zijn discipelen daarheen om levensmiddelen te kopen, voedsel. En terwijl zij weg waren, kwam er een vrouw uit Sichar aan.
126 Nu, zij was een vrouw die wij "slecht bekendstaand" zouden noemen, waarschijnlijk een mooie jonge vrouw die op het verkeerde pad was terechtgekomen, en zij leefde verkeerd. En zij kwam de stad uit om water te putten. Want zij kon niet komen... Ik ben zelf in het land geweest, en hun gewoonten zijn nog steeds hetzelfde. Dit soort vrouw kan niet omgaan met fatsoenlijke vrouwen; daarom kan zij niet, zij kan niet naar de bron komen om water te halen terwijl zij daar zijn, enzovoort. En daarom kwam ze naar de bron nadat de anderen hun water hadden gehaald; daarna kwam zij de stad uit om water te halen.
127 En toen zij dat deed, hield zij stil, en zij was bezig het touw aan de lier naar beneden te laten zakken; er zitten twee haken aan en zij deed die over het handvat van de kruik heen, op die manier. Het is geen emmer; het lijkt op een kruik, van klei gemaakt, en zij laten die in de put zakken en draaien hem dan weer omhoog. En toen ze begon de emmer neer te laten, hoorde ze Iemand zeggen: "Vrouw, geef Mij te drinken." En zij keek om. Het was daar zoiets als een bepaald klein panorama, daar buiten waar de publieke stadsbron is, buiten Sichar. En toen zij daar omkeek, zat daar een Jood van middelbare leeftijd. Nu, in werkelijkheid was Hij pas tweeëndertig jaar oud.
128 Maar Hij had dit kort daarvoor te horen gekregen, in Johannes 6, waar ze zeiden dat Hij er als een vijftigjarige uitzag. Maar natuurlijk had Zijn werk dat veroorzaakt, misschien. Zeiden: "U bent een Man van nog geen vijftig jaar oud en U zegt dat U Abraham hebt gezien? Wij weten nu dat U gek bent."
129 Hij zei: "Voor Abraham was, BEN IK." Dat is juist. Zij begrepen het niet, hoewel ze net zo kerkelijk en intelligent waren als ze maar konden zijn. Maar intelligentie is niet hetzelfde als God kennen; dat alles moet u vergeten om God te kennen. Nee.
130 En daar waren zij. Dus deze vrouw zei... Nu, zij was, zoals wij het vandaag noemen, een prostituee, en daar stond zij. Ze zei: "Meneer, het is niet gebruikelijk voor u Joden om mij, een vrouw van Samaria, zoiets te vragen, omdat wij niet met elkaar omgaan." Met andere woorden: "Er is een afscheiding."
131 Hij zei: "Vrouw, als u wist met Wie u sprak, zou u Mij te drinken vragen. Ik zou u water geven dat u hier niet kunt putten." Wat was Hij aan het doen? In contact komen met haar geest.
132 Nu, herinner u, dat Hij Zich gedrongen voelde om naar Samaria te gaan. De Vader had eenvoudig gezegd: "Ga naar Samaria." Hij deed niets totdat de Vader het Hem toonde.
133 Nu, hier was Hij bij Samaria. Nu wist Hij niet precies wat er zou gaan gebeuren, maar hier is de vrouw, dus dacht Hij dat Hij een gesprek met haar zou beginnen. Daarom zei Hij, begon Hij te praten over iets te drinken. Zij begon te spreken over aanbidding op deze berg of die berg, enzovoort. Gelijk wist Hij wat haar moeite was. Hoevelen weten wat het was? Zeker, zij had vijf echtgenoten, eigenlijk zes. Toen zei ze... Hij zei: "Ga uw man halen en kom hier."
Ze zei: "Ik heb geen man."
134 Hij zei: "Dat is juist. U hebt dat goed gezegd, want u hebt er vijf gehad, en degene met wie u nu leeft, is uw man niet. Hierin hebt gij de waarheid gesproken."
135 Bemerk! Nu, ik moet dit vastnagelen, omdat ik moet stoppen. Bemerk het verschil tussen deze vrouw, in die toestand waarin zij was, en die hoog gecultiveerde predikers.
Die vrouw zei: "Meneer, ik bemerk dat U een profeet bent."
136 De priesters en de geleerden zeiden: "U bent Beëlzebul, een duivel, een waarzegger."
137 Deze vrouw zei: "Meneer, ik bemerk dat U een profeet bent. Wij weten dat als de Messias komt, Hij ons deze dingen zal vertellen."
138 Als dat gisteren het teken van de Messias was – en Hij Dezelfde is gisteren, vandaag, en voor eeuwig – dan moet het hetzelfde zijn!
139 Zij zei: "Wij weten dat de Messias, Die genaamd wordt de Christus, de Gezalfde... als Hij komt, zal Hij ons deze dingen vertellen. Maar Wie bent U?"
140 Hij zei: "Ik ben het, Die met u spreek." Dat was genoeg. Zij zag het!
141 Kijk naar het verschil. Kijk naar dat Licht, toen het over dat kerkelijke zaad flitste en hun denominationele leer, toen had het totaal geen effect. Maar de eerste keer dat dat Licht daar over dat kleine voorbestemde zaad flitste, lichtte het snel op, zij herkende het. Ze zei: "Meneer, U moet een profeet zijn! Wij weten dat de Messias komt, en dat Hij deze dingen zal doen."
Hij zei: "Ik ben het."
142 En zij rende de stad in en zei: "Kom, zie een Man Die mij de dingen vertelde die ik heb gedaan. Is dat niet de Messias?" Amen.
143 Daar hebt u het! Wat was Hij gisteren? Dat is Dezelfde Die Hij vandaag is en voor eeuwig zal zijn. Zie? Dat was Hij.
144 David was gezalfd met de Geest van God. De profeten waren gezalfd met de Geest van God.
145 Dat was Christus in Jozef, waardoor hij volmaakt Christus uitbeeldde. Verkocht voor dertig zilverlingen, geliefd door de vader, gehaat door de broeders, in deze gevangenis. Zoals Christus aan het kruis hing: één werd gered; zo met de slager en de schenker: de één werd gered en de ander ging verloren, hetzelfde. Zat aan de rechterhand van Farao; en elke keer als hij uitging, schalde een bazuin: "Iedereen moet zijn knieën buigen; Jozef komt eraan." Geen mens kon bij Farao komen, alleen door Jozef. Dat was Christus in Jozef!
146 Dat was Christus in David als een verworpen koning, toen hij naar de top van de Olijfberg ging, toen hij daar was onttroond door zijn eigen mensen, een verworpen koning; ging naar de top van de heuvel en weende over Jeruzalem, en huilde omdat hij een verworpen koning was. Diezelfde Geest in Christus weende over Jeruzalem en zei: "Jeruzalem, Jeruzalem, hoe dikwijls heb Ik u willen vergaderen zoals een hen dat doet."
147 Het was Christus in die mensen, gezalfden, die verschenen totdat deze perfecte Gezalfde kwam. Het zondoffer was nog niet gebracht. Hij kon op die manier niet in alle vlees komen, omdat het slechts onder... Zij waren gezalfd. Maar nu is de Heilige Geest gekomen, Welke Christus is in Geestvorm. Nu, bemerk.
148 Nu, waarom deed Hij deze tekenen niet voor de heidenen? Het werd nooit door Hem gedaan. Waarom niet? De heidenen keken niet uit naar een Messias. Zij waren heidenen – dat waren wij, onze mensen, Romeinen enzovoort – liepen daar vroeger rond met een knots op hun rug, aanbaden afgoden. Zij zagen niet uit naar een Messias. En de Messias komt alleen voor hen die naar Hem uitzien. Dat is de enige manier. "Voor degenen die naar Hem uitzien, zal Hij ten tweede male verschijnen." Alleen voor diegenen die naar Hem uitzien! Niet als u alleen maar ergens bij hoort; maar degenen die werkelijk naar Hem uitzien. En bemerk dat Hij nooit tot de heidenen is gekomen. Dat wonder werd nooit aan een heiden voltrokken.
149 De onveranderlijke God! Wij hebben nu tweeduizend jaar van onderwijs gehad en allerlei dingen en nu is het avondtijd geworden, en nu zien de heidenen uit naar een komende Messias. Nu, als Hij Dezelfde is! Hij verscheen toen als Dezelfde aan deze twee stammen; Hij zal daar op dezelfde wijze moeten verschijnen. En beloofde dat ook! Nog één Schriftgedeelte en dan zal ik sluiten.
150 Onthoud altijd, houd drie klassen van mensen in uw gedachten. Zij zullen er altijd zijn, dat zijn: gelovigen, schijngelovigen en ongelovigen. Ze zitten in elke menigte. Zie?
151 En aan Abraham werd de belofte gegeven, en aan Abrahams zaad na hem. Nu, let op Abrahams zaad, in de gedaante van Lot die naar Sodom ging, het wereldse plezier; dat is de natuurlijke, denominationele, georganiseerde kerk. Maar de geestelijke kerk, welke Abraham was die door God persoonlijk werd bezocht, de uitgeroepene, hij ging nooit Sodom binnen, hij was buiten Sodom; dat is de uitgeroepen gemeente. Nu kwam de eindtijd eraan, waarin Hij de landen met vuur zou gaan vernietigen.
152 Dat is wat Hij opnieuw op het punt staat te doen. Is dat juist? Let nu op. Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Sodom, zo zal het zijn bij het komen van de Zoon des mensen." Onthoud, dat zij heidense naties waren. Zie? Het einde, zoals het in Sodom was. Nu, hier komen de heidenen op. De Joodse tijd werd door water vernietigd. Deze keer zullen de heidenen door vuur vernietigd worden. Bemerk, "zoals het was in Sodom", laten wij ernaar kijken.
153 Daar was Abraham, de uitverkoren gemeente, uit Sodom geroepen; geestelijk, God verscheen heel de tijd in hun kamp met tekenen en wonderen, met een belofte. Hier zat hij op de heuvels, op onvruchtbare grond, niet rijk en zoals de overigen waren, maar arm, daar verblijvend; een kleine verachte groep waar gekheid over werd gemaakt. De overigen waren weggegaan en werden rijk, en heersers van de stad, zoals Kaïns kinderen altijd waren: grote mannen, wetenschappers, doctors, enzovoort. Zij zaten daar, zoals het altijd is geweest. God verandert niet. En daar zaten zij dan.
154 Nu, daar in Sodom was de lauwe kerk, Lot en zijn groep. Abraham en zijn groep waren de uitverkoren gemeente. Let op. En dan de Sodomieten, de ongelovigen.
155 En daar kwamen drie hemelse boodschappers, gekleed als mannen. En op een morgen zat Abraham in de deur van zijn tent en keek, en er kwamen drie mannen aan. Nu, zij hadden stof op hun kleding zodat het leek alsof zij gereisd hadden. En binnen in Abraham was een klein iets waardoor hij wist dat er iets eigenaardigs met deze mannen was. Zij leken op iemand die hij behoorde te kennen, dus ging hij er snel heen.
156 Er is iets omtrent een werkelijk wederom geboren Christen als u er een ontmoet! Ik liep vandaag door een restaurant en iemand zei: "God zegene u." Ik keerde me om. Ik zei: "Oh-oh, hier klopt iets niet." Een kleine dame schudde mij de hand. Nu, er is iets met een wederom geboren Christen!
157 En deze engelen liepen daarheen en begonnen tegen Abraham te spreken. Nu, onthoud dat twee van hen naar Sodom gingen, om, als zij tien rechtvaardige mensen konden vinden, hen eruit te roepen. Is dat juist? Twee gingen weg. Eén bleef achter en sprak met Abraham. Is dat zo? Nu, let op.
158 Daar beneden waren er geen wonderen, zij sloegen hen alleen met blindheid toen zij naar binnen gingen. En het prediken van het Evangelie slaat de ongelovige met blindheid. Dat is wat de Bijbel zegt. En bedenk dat een moderne Billy Graham en een intellectueel daarginds prediken: "Kom eruit! Kom eruit! Kom eruit!" Zie?
159 Maar bedenk dat Degene Die daar bij Abraham achterbleef iets anders deed voor de uitverkoren gemeente; Hij zat met Zijn rug naar de tent gekeerd. Nu, onthoud, dat hij net een dag of twee daarvoor "Abram" heette, en Sara was "S-a-r-a-i" geweest. Maar nu is zij S-a-r-a en hij is A-b-r-a-h-a-m, "vader van naties" en "prinses". Zie? Nu, hoe wist deze Vreemdeling dat, toen Hij ging zitten met Zijn rug naar de tent? En Hij zei: "Abraham, waar is uw vrouw Sara?" Hoe wist Hij dat hij getrouwd was? Hoe wist Hij dat haar naam Sara was?
En Abraham zei: "Zij is in de tent achter U."
160 Nu, let op. "Ik", persoonlijk voornaamwoord, "Ik zal u gaan bezoeken." Wat had Hij gedaan? Zat daar en had het vlees van een kalf gegeten dat Abraham had gedood, at brood dat Sara gebakken had, en dronk melk van de koe.
161 Iemand zei niet lang geleden tegen mij: "Wie was dat, broeder Branham?"
Ik zei: "Het was God."
162 Abraham behoorde het te weten, hij had met Hem gesproken. Vraag het aan iedere prediker. Noemde Hem "Elohim", de in Zichzelf bestaande; hoofdletter H-e-r-e, Here, de in Zichzelf bestaande.
163 Nu kijk, mis dit niet. "Abraham, waar is uw vrouw Sara?"
Zei: "Zij is in de tent achter U."
164 Zei: "Ik zal u gaan bezoeken overeenkomstig de tijd des levens." Wat Hij hem vijfentwintig jaar daarvoor beloofd had! Abraham was honderd en Sara was negentig. "Ik zal u gaan bezoeken overeenkomstig de tijd des levens."
165 Nu bedenk dat Sara een oude vrouw was en dat het haar niet meer verging als een vrouw. Geen vrouw van negentig jaar oud... Misschien was het twintig of dertig jaar geleden, misschien, dat zij een vrouw voor Abraham was geweest. Zij waren oud. En zij lachte in zichzelf, weet u, "zij lachte in haar vuistje" zoals wij dat noemen. Zei: "Ik, een oude vrouw zoals ik, en mijn heer Abraham daarbuiten, ook oud; en zal ik weer wellust hebben als een bruid met Abraham?" En zij lachte erom.
166 En de Engel, met Zijn rug naar de tent gekeerd, zei: "Waarom lachte Sara, zeggend dat deze dingen niet kunnen gebeuren?" Wat voor soort telepathie was dat?
167 Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Lot, zo zal het zijn bij het komen van de Zoon des mensen." Daar had de gevestigde kerk haar boodschappers. En de Boodschapper van de Heilige Geest is bij de uitverkoren gemeente, hetzelfde doende, wat Hem Christus, Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig maakt. Wie is de Boodschapper van dit uur? Geen man! De Heilige Geest is de Boodschapper van dit uur. Wat is het? God, wonend in menselijk vlees. Glorie! Ik voel mij religieus. Amen. God, in menselijk vlees, woont onder u!
168 Jezus zei: "Voorwaar, een kleine tijd en de wereld ziet Mij niet meer." Dat is de ongelovige. "Doch gij zult Mij zien," de gemeente, "want Ik", weer persoonlijk voornaamwoord, "Ik zal met u zijn, zelfs in u, tot het einde van de tijd, het einde van de wereld." Jezus Christus, Dezelfde, gisteren, heden, en tot in eeuwigheid! Onze God is niet dood! Hij leeft voor eeuwig! Hij is levend in de eindtijd, als de zon ondergaat.
169 De zon komt altijd in het oosten op en gaat in het westen onder. Beschaving is met de zon meegereisd. Dat weten wij. De oudste beschaving die we hebben is China. En toen de Zoon (Z-o-o-n) voor het eerst scheen, was het op oosterse mensen. Nu, de beschaving heeft gereisd totdat we zijn... Precies daarginds is de westkust! Als wij nog iets verdergaan, zullen we opnieuw in het oosten zijn. De volgende stopplaats is Japan, China. Wij zullen opnieuw in het oosten zijn als we iets verdergaan. Beschaving is met de zon meegereisd.
170 Nu, de profeet heeft gezegd: "Er zal een dag zijn die dag noch nacht genoemd kan worden, een trieste, mistige dag." Mensen wisten genoeg over God om zich bij een kerk aan te sluiten, hun naam in een boek te zetten, te wandelen in dat beetje licht dat zij hadden. Op een mistige dag is er een klein beetje licht van de zon, anders zou je helemaal nergens kunnen komen. Maar hij zei: "In de avondtijd zal het licht zijn." Wat is het? Dezelfde zon die in het oosten opkomt, gaat in het westen onder. En dezelfde Zoon van God Die Zich manifesteerde en verscheen in het oosten, verschijnt nu in het westen in de avondtijd, het avondlicht voor de gemeente die eruit geroepen is en gevuld met de Heilige Geest.
171 Christus, door het bloed en de kracht uit Zijn eigen aderen, reinigde een onrein volk en woont onder hen in de vorm van de Heilige Geest. Amen. De foto ervan; hoevelen hebben ooit die foto gezien? Hij hangt daar nu achterin. U kunt er naar gaan kijken. George J. Lacy, het hoofd van de FBI in vingerafdrukken, heeft hem onderzocht. En diezelfde Engel Die Israël leidde, is hier nu, en Hij volvoert en doet hetzelfde als toen Hij in de Persoon van Jezus Christus was. Christus, het lichaam, is opgevaren naar de rechterhand van de Vader; maar de Heilige Geest is teruggekomen, het leven dat in Christus was, is in de gemeente. Nu, Christus deed niet... Wel, als...
172 Want Jezus zei in Johannes 15: "Ik ben de Wijnstok, gij zijt de ranken." Nu, de wijnstok draagt geen vrucht, het zijn de ranken. U mensen hier weet dat, u druiventelers, enzovoort. Nu, als die eerste rank die uit de Wijnstok kwam een boek van Handelingen voortbracht, die eerste gemeente; als die Wijnstok ooit een andere voortbrengt, een andere rank, dan zal zij daarna nog een boek Handelingen schrijven. Want het ware leven dat in de Wijnstok is, brengt voort in de rank. Zeker. Wij hebben hierin een heleboel geënte takken gekregen.
173 Ik zag pas een boom in Phoenix, Arizona, die negen verschillende vruchten droeg, citrusvruchten. En ik zei tegen iemand, ik zei: "Broeder Sharrit..." Ik zei: "Broeder Sharrit, dat, wat is dat? Citroenen, mandarijntjes, tangelo en grapefruit en van alles." Ik zei: "Nu, wanneer dat, als alles er vanaf is geplukt, zal hij dan volgend jaar sinaasappels voortbrengen, omdat het een sinaasappelboom is?"
174 Zei: "O nee. Hij zal grapefruit en citroen voortbrengen, en wat voor een tak het ook is."
175 "Wel," zei ik, "dat is een vreemde zaak. Bedoelt u dat u die sinaasappelboom hebt ontaard in dat soort bomen?"
176 Hij zei: "Nee. De sinaasappelboom is nog steeds dezelfde. Als hij ooit een andere tak voortbrengt, zal hij sinaasappels voortbrengen. Maar wat er zo is ingeënt, dat zal voortbrengen naar zijn eigen aard, omdat het citrusfruit is."
Ik zei: "Dat is het!"
177 Denominatie kan alleen maar denominatievruchten voortbrengen. Maar als die originele Wijnstok ooit een andere voortbrengt, zal het Jezus Christus zijn, Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig! [De samenkomst verheugt zich – Vert] "Ik zal herstellen", spreekt de Here. Amen. (Het is tijd om naar huis te gaan.)
178 Wat? "Heren, wij zouden Jezus willen zien." Naar welk soort persoon zou u uitkijken? Dezelfde soort Persoon als Die er was. Nu, u gaat hier niet de straat langs en kijkt uit naar een man met een of ander soort kleed aan en littekens van spijkers over zijn hoofd, of wat het ook is. Elke huichelaar kan dat doen. En dat is zo. Iedereen kan dat nabootsen. Maar het zou het leven moeten zijn dat in Christus was, dat in Zijn gemeente moet zijn. Dat is het, het leven!
179 Als u het leven uit een pompoenrank zou nemen en die in een druivenrank zou overbrengen, dan zou ze pompoenen dragen, als ze zo kon leven. Zeker, het leven erin.
180 En dat is waar het leven nu is. Het leven van Christus in de gemeente brengt opnieuw Christus voort. Dat is hoe zij Christus zien. De... In Johannes 14:12 zei Hij: "Die in Mij gelooft – geen namaakgeloof – maar hij die in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen. Meer dan deze zal hij doen, want Ik ga naar Mijn Vader." Jezus Christus Dezelfde gisteren, heden en voor eeuwig.
181 Christenen. Omdat ik een zendeling ben, heb ik honderden verschillende goden gezien, ja, duizenden, allerlei soorten, Sjiieten, Jaïns, Boeddha, al de andere soorten tezamen, zie. Ik werd hier niet lang geleden in India onderhouden, waar ik mijn grootste menigte had, vijfhonderd duizend in één samenkomst. En daar werd ik in de tempel van de Jaïns onderhouden. Daarbinnen zaten zeventien verschillende religies, zeventien verschillende goden, en ze waren allemaal tegen het Christendom. Maar, o my, u had Hem daar op het toneel moeten zien komen. Ieder van hun grondleggers is dood en vergaan. De onze stond weer op, en Hij leeft voor eeuwig, levend in Zijn gemeente, Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig.
Laten we onze hoofden buigen.
182 Here Jezus, wij zijn zo blij om over U te spreken. U bent zo lieflijk en alles wat wij zouden kunnen zeggen zo waard. Maar, Vader, slechts één woord van U kan meer doen dan alles wat ik ooit zou kunnen zeggen, of welke andere prediker ook. Slechts één woord van U zou het vastmaken. Wilt u het vanavond niet doen, Vader, als wij voor een ogenblik op U wachten, bid ik. Wij zullen... wij willen niet een ogenblik op U wachten, Here, we willen wachten totdat U gereed bent. We willen van U horen. Ik bid, hemelse Vader, zoals ik dit gehoor vanavond opnieuw lang hield, maar zij zijn zo lieflijk, Here. En ik weet dat de avondzon is ondergegaan. Wij leven nu gewoon in de schaduwen. En, God, er mag misschien iemand zijn die U niet kent. Ik bid dat U tot ons wilt komen vanavond, Here, in de vorm van de Heilige Geest, en mogen de mensen U zien, dezelfde Jezus Die zij in voorbijgegane dagen hebben gezien.
183 Het was niet de man, het lichaam (zij kruisigden dat, maar God wekte het op), maar het was dat leven dat in Hem was. Hij zei niet: "Kom, kijk naar de wijze waarop Ik gekleed ben, dat is het teken dat Ik de Messias ben. Kom, kijk naar de scholen waar Ik op ben geweest, welke geloofsleer Ik predik." Nee, dat was het niet waarmee Hij Zichzelf introduceerde, maar Hij zei: "Als Ik niet de werken van Mijn Vader doe, geloof Mij dan niet. Maar als Ik de werken van Mijn Vader doe en u gelooft Mij niet, geloof dan de werken; die zijn het die van Mij getuigen. Die zijn het die Mij bekendmaken." En zij zagen dat U de Messias was omdat U de Profeet was, de God-Profeet.
184 En nu bidden wij vanavond, Vader, dat U ons vanavond wilt zegenen zoals U Kléopas en zijn vriend zegende. Nadat zij drieëneenhalf jaar met U hadden gewandeld en de dingen hadden gezien die U deed; toen werd U gekruisigd onder Pontius Pilatus, U leed, werd gekruisigd en stierf. En op de derde dag waren zij onderweg naar Emmaüs. Zij hadden een gerucht gehoord van de vrouwen en enigen van de discipelen dat Hij was opgestaan. Maar die dag wandelde U met hen en sprak bijna de hele dag lang met hen. Zij herkenden U niet.
185 Misschien is dat bij velen hier gebeurd. U hebt bij hen gelopen en met hen gesproken en zij herkenden het niet.
186 Maar toen de avond kwam, nodigden zij U uit, en U sloot de deuren en zat neer. Toen deed U iets op precies dezelfde manier als waarop U het voor Uw kruisiging had gedaan. Toen wisten zij dat U het was. In een ogenblik verdween U uit hun gezicht, was weggegaan in de nacht. Direct keerden zij terug naar hun mensen, zeggend: "De Heer is opgestaan!"
187 God, wilt U het vanavond opnieuw doen? Doe iets onder ons vanavond, Here, precies zoals U deed voor Uw kruisiging. Dan zullen wij vertrouwen hebben en weten dat onze Christus niet dood is, maar dat Hij is opgestaan uit de dood en hier levend onder ons is, voor altijd. Wij dragen onszelf aan U op, Vader. Ik draag deze gemeente aan U op, en elke geest hierbinnen aan U, opdat U ons kunt gebruiken om Christus te eren. In Jezus' Naam vraag ik het. Amen.
188 Nu, voordat wij gaan bidden of de gebedsrij oproepen, ga ik u iets vragen. Ik wil dat iedereen alstublieft gedurende een paar minuten op zijn stoel blijft zitten. Nu, u moet gedurende deze tijd eerbiedig zijn. Nu, als u het niet gelooft, ga er dan heel rustig uit. Maar nu, als u zult gaan geloven, zit stil, slechts vijf-... ongeveer vijftien minuten, zie. Laten we kijken of Hij tot ons wil spreken. Nu, we zijn niet in een... Wij zijn in een arena, maar dit is een kerk. Het is voor dat doel opgedragen, dus laten we echt stil zitten. Ieder van u is een geest. Als u dat niet bent, bent u dood. Zie? Dus bent u een geest, en als dan de Heilige Geest neerkomt onder de mensen om te zalven, dan maakt het contact, het pakt die geesten op, zie. En als u beweegt, is daar een verschuiving.
189 U zegt: "O, broeder Branham!" Wel, waarom leidde Hij de blinde man naar buiten de stad? Dus daarom, zie? Zie?
Nu, hoevelen geloven Hem? "Heren, wij zouden Hem willen zien."
190 Nu gaan we een kleine gebedsrij oproepen. Ik geloof dat zij roepen... Waar was... Of gaf hij uit, ja, gebedskaarten 1 tot en met 100? 1 tot en met 100, wat? C, C. Goed, laten we enigen met gebedskaarten roepen. C, nummer 1, wie heeft die kaart? C, nummer 1. Kijk naar uw gebedskaart, u die uw gebedskaart heeft. Nummer 1. Goed. Langs welke kant brengt u ze hierheen, deze kant, deze kant terug? Goed.
191 C, nummer 1. Nummer 2. Goed, dame. Nummer 3. Nummer 3. Als u kunt opstaan, of uw hand kunt opsteken of iets dergelijks, zodat ik... Nummer 3, wie heeft deze gebedskaart? De meneer, goed. Nummer 4, gebedskaart nummer 4. Goed. Juist, nummer 4. Wie heeft nummer 4, wilt u alstublieft uw hand opsteken? Juist, dame, kom hierheen. Kijk, zij...
192 Ze komen hierheen, de jongen, en hij neemt deze gebedskaarten en staat voor u. Hij schudt ze door elkaar en dan begint hij eenvoudig u een gebedskaart te geven. Misschien krijgt u 6 en de ander krijgt 14.
193 Kom hierheen dame. 4, 5. En wie heeft dan 5, steek uw hand op. Gebedskaart nummer 5. En dan nog iets anders, als hij... Rechtstreeks hierheen, dame, dit. En dan doen zij daar nog iets anders, soms roep ik af vanaf een plaats... Hoevelen waren ooit hiervoor in een samenkomst, een van onze samenkomsten? O, wel, ik dacht dat ik onder vreemden was. Zeker niet. Goed. 5, 6. Wie heeft 6? Juist. 7, 8, 8, 9. Ik doe dit voor dove mensen en mensen in een rolstoel die niet kunnen lopen. 9, 10, nummer 10. 10, hoe zeggen we dat in het Spaans? 10. Goed, 11, gebedskaart 11. Ik dacht iemand op het balkon... Hier. Goed, 12. Juist, 12. 13. Gebedskaart 13, heeft u deze, dame? 14, 14, 15. Laten we, wel, laten we nu zo gaan beginnen. Goed.
194 Nu, weest u nu alstublieft eerbiedig. Nu, hoevelen hier hebben geen gebedskaart, en toch gelooft u dat Jezus Christus u gezond zal maken? Steek uw hand op. Het geeft niet waar u zit. Wie zijn hiervoor in de samenkomsten geweest en weten dat er meer in de zaal genezen worden dan die hier staan door hen alleen maar te noemen? Zeker, zonder gebedskaarten! Heb nu slechts geloof, twijfel niet, geloof met heel uw hart.
195 Gebedskaart 5 is er niet. De zaalwachter roept om gebedskaart nummer 5. Kijk, als u opstaat en... Neem geen gebedskaart tenzij u hem gaat gebruiken, zie, doe dat niet. U krijgt nu uw nummer, omdat we gaan bidden voor iedereen die deze kaarten heeft, zie, en wij willen niet dat u uw beurt mist. Want nu, als we nu opnieuw oproepen, en we wij gestopt zijn bij 15, is dat waar we waarschijnlijk morgenavond zullen beginnen, op dezelfde plaats, zie. Wij gaan hen nu nemen, iedereen, dus dan zult u... u zult uw beurt missen. Zie? Ja. Gebedskaart nummer 5. Goed.
196 En heb slechts geloof. Twijfel niet. En geloof met heel uw hart. Nu, ieder van u nu die een gebedskaart heeft, of geen gebedskaart heeft, en u gelooft, terwijl zij nu de rij op orde zetten, kijk nu deze kant op.
197 Eens was er een vrouw, en misschien had zij geen gebedskaart, maar zij had wat nodig was: geloof. En zij ging door de menigte heen en ze zei: "Als ik alleen maar Zijn kleed kan aanraken, zal ik gezond worden." Hoevelen hebben ooit dat verhaal gehoord? De vrouw met de bloedvloeiing. Nu, dat vrouwtje was vastberaden om Jezus aan te raken. Ze zei: "Ik geloof Hem. Het maakt mij niet uit hoeveel priesters en al de overigen van hen Hem niet geloven, ik geloof Hem. En ik geloof dat ik Zijn kleed kan aanraken en gezond zal worden. Ik geloof dat Hij de Messias is."
Gelooft u dat Hij de Messias is?
198 [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Zeker. Kunt u Hem nu aanraken? Nu, tot de predikers, waar zijn de prediker broeders? Juist, de predikers, nu de... Zegt de Bijbel, prediker broeders, of al u Bijbellezers, in het Hebreeënboek, het derde hoofdstuk, dat Hij precies nu de Hogepriester is Die kan worden aangeraakt door het voelen van onze zwakheden? Hoevelen weten dat de Bijbel dit zegt? Zeker. Wel, als Hij dan de Hogepriester is, en dezelfde Hogepriester, zou Hij dan niet hetzelfde handelen? Zie? Als Hij Dezelfde is, gisteren, heden en voor eeuwig (dat is ons onderwerp), dan zou Hij hetzelfde handelen. Nu, u zegt...
199 Als u nu hier zou komen en mij aanraken, zou dat geen greintje verschil maken. Raak de voorgangers aan, het zou geen enkel verschil maken. Als u daar uw herder zou aanraken, wie het ook is, het zou geen enkel verschil maken. Maar, raak Hem aan!
200 Hoe zou u dan weten dat u Hem aanraakte? Hij zou er direct op reageren en hetzelfde doen. Zie? Raak Hem aan en kijk of Hij niet precies hier antwoordt en zegt: "Uw geloof; u had zo-en-zo", en wat het ook maar is, en vertelt u wat het was, en wat er gebeurde, en alles erover. Nu, hoevelen hebben dat honderden keren zien gebeuren, steek gewoon uw hand op. Zie? Zeker, het faalt nooit, het faalt nooit. Waarom? Hij kan niet falen; Hij is God. Zie? Bent u niet gelukkig om een Christen te zijn, een echte, wederom geboren Christen, echt met de overwinning van Christus?
201 Nu, precies u daar in het gehoor, blijft u echt eerbiedig, en zeg: "Ik ga het geloven, ongeacht wat iemand anders doet, wat iemand anders zegt, ik ga het met heel mijn hart geloven." En wees alleen maar gelovig en geloof nu. Juist. Juist.
202 Daar, de broeders daar achteraan en de predikers en anderen brengen de patiënten langs.
203 Nu, ik denk, ja, dat deze werkt. Nu als degene die... als de technicus daarvan hem een beetje luid afgesteld wil houden.
204 Omdat, soms wanneer de zalving neerkomt, ik niet weet wat ik zeg. Ziet u, dan moet ik... Het is ergens terug in het leven; zie. En als ik dan... Net alsof je het droomde, zie. En je droomt zoals bij een droom, als ik het zo aan u uitleg, en toch sta je precies hier; en dan ga je vele jaren terug in het leven van de mensen en ontdek je wat zij deden, wat er aan de hand is en wat meer, en je brengt het zo naar voren, zie. En dat is de Heilige Geest. Dan vertelt Hij wat er was, wat er is, wat er zal zijn, enzovoort. Let u daar goed op en luister aandachtig, bestel uw banden, en daarop vertelt Hij het u.
205 Hier is nu een man die waarschijnlijk misschien net een beetje ouder is dan ik. En ik geloof dat wij vreemden voor elkaar zijn. Dit is de eerste keer dat we elkaar ontmoeten, voor zover ik weet, u en ik, wij zijn vreemden voor elkaar. [De man zegt: "Ik ben in uw samenkomsten geweest." – Vert] U bent in de samenkomsten geweest. Ja. ["Maar ik heb u nooit ontmoet."] Hij is in mijn samenkomsten geweest, zei hij, maar heeft mij nog nooit ontmoet. Natuurlijk zijn er miljoenen in de samenkomsten geweest die ik nooit zou kennen. Maar wij, nu zijn hier twee mannen die elkaar voor de eerste keer in hun leven ontmoeten. Hij is gewoon een man die daar staat, ik ken hem niet. Hier is de Bijbel; ik ken hem niet, ik heb hem nooit in mijn leven gezien. Hij zag mij, ergens zittend in het gehoor, ergens in een samenkomst. Maar daar staat hij.
206 Misschien is de man een schijngelovige. Misschien is hij een gelovige. Misschien is hij helemaal geen gelovige, op geen enkele wijze. Misschien is hij alleen maar een man. Misschien is hij ziek, misschien niet. Misschien zijn het huiselijke moeilijkheden, financiële problemen. Misschien staat hij daar voor iemand anders. Ik weet het niet. Maar daar staat hij, en hier ben ik.
"Nu, heren, wij zouden Jezus willen zien."
207 Nu, wat zou ik voor die man kunnen doen? Nu, ik zou naar hem toe kunnen lopen, mijn handen op hem leggen en vragen: "Bent u ziek, meneer?" Hij zou zeggen: "Ja meneer." Ik leg mijn handen op hem, zeg: "Glorie aan God, halleluja! Ga, u zult gezond worden. Halleluja!" Welnu, het zou kunnen zijn dat hij gezond zal worden; het hangt er vanaf hoe hij erover dacht. Ongeacht, misschien... ik zou hem kunnen schudden en mijn handen op hem leggen, dat zou niets doen. Het is zijn geloof in God wat het zal doen. Maar, welnu, hij zou dat met recht kunnen betwijfelen.
208 Maar als de Heilige Geest hier kan staan en hem iets vertelt wat hij was – zoals Mozes Genesis schreef – dan kan Hij hem zeker vertellen wat er zal zijn. Hij zou dat kunnen geloven, nietwaar? Nu, als Hij dat nu zou doen, als Christus dat zou doen, hoevelen van u zouden met heel uw hart geloven?
209 Kijk, nu kijk, de enige fout die ik in Amerika vind, is dat zij zoveel gezien hebben dat zij alleen maar toeschouwers zijn geworden, ziet u. Doe dat niet. Eert u Christus, zie. Schenk geen aandacht aan mij. Ik ben een zondaar gered door genade. Maar nu maakt het niet uit hoezeer God mij zou zalven, Hij moet hem ook zalven. Dat is juist, het zou geen greintje goed doen. Hij moet hem ook zalven. Hij moet u zalven, zie, u daarginds zalven, de Heilige Geest moet op u vallen.
210 Want dit is alleen maar een kanaal. Je spreekt het niet uit jezelf. Hij spreekt door u heen. Het is een medium waarvan God gebruik maakt om door te spreken, zie. Het is zoals deze microfoon; die microfoon is stom tenzij er iets hierachter doorheen spreekt. En, dat ben ik; hoe zou ik die man kennen? Heb hem nooit gezien, maar ik ben een stomme voor hem. Zie?
211 Dus: "Meneer, wij zouden Jezus willen zien." Nu, wat zou Hij doen? Wat als de man ziek is, zou Hij dan zeggen: "Ik ga u genezen"? Hij zou dat niet kunnen doen; Hij heeft het reeds gedaan. Zie? "Door Zijn striemen zijn wij genezen." Hij deed het op Calvarie. Maar Hij zou iets doen om te tonen dat Hij nog steeds de Messias was. Was dat juist? Wel dan, wat zou Hij doen, zou Hij zeggen: "Kijk naar Mijn nagelwonden"? Dat is niet wat Hij in het begin zei. Hij zei nooit... Hij vertelde hun alleen wat in hun hart was, enzovoort, en daardoor wisten zij dat dat de Messias was. Nu, dat is Hij: Dezelfde, gisteren, vandaag, en voor eeuwig. Gelooft u dat? Zeg: "Amen." [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
212 U zegt: "Broeder Branham, waar wacht u op?" De Engel van de Here. Zeker. Ik kan niets doen. Ik wacht erop. Als Hij mij niet zalft, dan kan ik... kan ik niets zeggen. Het hangt helemaal af van wat...
213 Nu is Hij hier. Hij is hier nu. En in de Naam van Jezus Christus neem ik elke geest hierbinnen onder mijn controle, voor de glorie van God.
214 Ik ken u niet, meneer. Wij zijn vreemden. Maar u wordt iets gewaar... of bewust dat er iets gaande is. Nu zou de man zijn leven niet kunnen verbergen. Hij is ziek. Ik kan hem niet genezen. Er is geen manier voor mij om hem te genezen. De man is naar een dokter geweest. Hij heeft een onderzoek gehad. Zeker, hij moet een operatie ondergaan. Dat is juist. Als dat zo is, meneer, steek dan uw hand op.
Gelooft u? [Enigen in de samenkomst zeggen: "Amen." – Vert]
U zegt: "Dat raadde u, broeder Branham." Dat deed ik niet.
215 Let opnieuw op. Kijk naar deze kant, meneer. Net zoals onze Here tot een vrouw sprak, het is Zijn Geest. Ik ben Hem niet. Ik ben een man zoals u, maar het is Zijn Geest. Wat Hij u ook vertelde, het was juist, wat dan ook. Ja, hier is het opnieuw. Ja, ja, hij is gereed voor een operatie, precies nu, en het zijn blaasproblemen en een prostaatkwaal. Dat is ZO SPREEKT DE HEILIGE GEEST. Dat is juist. Steek uw hand op als dat zo is. Gelooft u nu dat u in Zijn tegenwoordigheid bent? Goed. Ga, gelovend, en u zult gezond zijn. Amen.
Gelooft u? Nu, zo eenvoudig is het om Christus te zien bewegen.
216 Nu, dame, wij zijn vreemden voor elkaar. Hier is een... U bent in de samenkomst geweest. Als ik "vreemde" zeg, betekent dat dat ik u niet ken en u mij niet kent. En ik... U heeft mij in de samenkomsten gezien, en dergelijke dingen. Maar om u te kennen en te zeggen: "Ja, broeder Branham, u kwam naar mijn huis, ik ken u, wij zijn persoonlijke vrienden", op die manier ken ik u niet. En u bent alleen maar ergens in een samenkomst geweest. Ik zou geen idee hebben, niets over u, dan alleen dat u gewoon een vrouw bent die ergens een van de samenkomsten bijwoonde. Nu, er was een man. Hier is een vrouw.
217 Hier is een beeld van Johannes 4, een man en een vrouw ontmoeten elkaar voor de eerste keer in hun leven, staan oog in oog, zoals de vrouw... de vrouw van Samaria en onze Here Jezus. Nu, hier is een vrouw, ik ken haar niet. Ik heb haar nog nooit gezien. Zij is een volkomen vreemde. God in de hemel weet dat. Ik heb haar nog nooit gezien. Maar als de Heilige Geest haar wil vertellen waarvoor zij hier is, voor iemand anders of wat het ook is, huiselijk, financieel, wat... of ziekte, of wat het ook is, dan zal zij moeten erkennen dat er hier een bovennatuurlijke kracht is om dat te doen. Is dat juist?
218 Kijk, nu hangt het er vanaf wat u denkt dat het is. U kunt "Beëlzebul" zeggen of u kunt "Christus" zeggen. Als u "Beëlzebul" zegt, krijgt u zijn beloning. Zie? Zegt u "Christus", dan is het Zijn beloning. U moet geloven.
219 Nu, op welke plaats brengt dit u! Wil iemand deze plaats innemen? Als u het niet gelooft, kom hier en neem eens mijn plaats in. [Broeder Branham pauzeert – Vert] Het is altijd een rustige samenkomst als dit gevraagd wordt.
220 Nu, zuster, kijk naar deze kant. Waarom noemde ik u "zuster" toen ik rondkeek? Ik had mijn rug naar u toegekeerd. Maar ik bemerkte de Geest op u, dat u een Christin bent. U bent een gelovige. Ik ken u niet, maar ik weet dat u een Christin bent, omdat de Geest Die op u is en de Geest Die op mij is, verwant zijn aan elkaar, ziet u. Je voelt gewoon dat je welkom bent, weet u, het geeft een goed gevoel, je bent welkom.
221 Nu, als de Heilige Geest... zoals Jezus tot de vrouw bij de bron sprak – zoals wij hier – een klein panorama zoals bij de bron van Sichar waarover ik sprak. Nu, daar wij beiden gelovigen zijn en hier staan, is de Heilige Geest op beiden van ons. Nu, Hij heeft gegeven... Ik ben geen prediker, maar Hij geeft mij een gave; dat is mijn prediking. Het is een profetische gave. En deze zijn slechts tijdelijk; uw geloof is nodig om dat te doen; zoals de vrouw die Zijn kleed aanraakte, en Hij zei: "Uw geloof heeft u behouden", zie. Nu, dat is hetzelfde als wat nu plaatsvindt, zie, uw geloof is nodig. Dan vertelt Hij mij iets, waarheen te gaan en bepaalde plaatsen.
222 Nu, hier moest Hij langs Samaria gaan. Nu ben ik onderweg naar Alaska, maar ik moest langs deze weg komen. Waarom? Ik voelde mij geleid om hier te komen. En hier ben ik; hier komt u op het podium. Dat is alles wat ik weet. En hier staat u. U bent een Christin en ik ben een Christen, beiden met de Heilige Geest. En hier is Zijn Woord dat Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor eeuwig.
223 Nu, als Hij iets wat in uw leven is aan u zal openbaren, dan zult u weten of het de waarheid is of niet. En Hij zal dan maken dat u zult geloven waar u ook maar om vraagt; omdat een Christin daar niet zomaar zou staan, u bent... u heeft iets nodig anders zou u daar niet staan.
224 Zullen alle anderen geloven? Kent iemand de persoon? Ja, velen van de mensen kennen de persoon.
225 Wel, volgens de artsen moet u ook een operatie ondergaan. Het zijn cysten. Dat is juist. Gelooft u dat de Heilige Geest mij kan openbaren waar de cysten zijn? In de nieren. Dat is juist. Gelooft u nu? U komt hier niet vandaan. U komt van ongeveer twee- of driehonderd mijl hier vandaan [ongeveer 500 km – Vert]. U hebt een lange tijd gereisd om hier te komen. Dat is waar. Dat is waar. En tussen haakjes, u bent de vrouw van een prediker. Gelooft u dat God mij kan vertellen wie u bent? Zou het u helpen? Mevrouw Johnson. Ga, gelovend, en word gezond; en met uw hele hart.
226 Gelooft u met heel uw hart? Zie? Jezus Christus! Heren, wij zouden willen zien... U zegt: "Hoe kan dat?" Wel, dat is niets meer dan wat Hij de overigen vertelde. Gelooft u? "Heren, wij zouden Jezus willen zien." Dat is Hem. Nu, spreek met de vrouw en vraag het haar.
227 Nu, hier is een totaal vreemde man die ik niet ken, heb hem nog nooit in mijn leven gezien. Hij zou verteerd kunnen zijn door kanker, hij zou huiselijke of financiële problemen kunnen hebben. Ik weet niet wat er verkeerd met hem is. Hij staat hier als een gewone man. Als de Heilige Geest nu aan die man zal openbaren, weet u... [Broeder Branham pauzeert – Vert]
228 Deze kleine dame die hier precies tegenover zit, waar ik met mijn vinger naar wijs, die aan dat eczeem lijdt. Als u met uw hele hart zult geloven! Gelooft u het, dame, met heel uw hart? Kleine grijsharige vrouw met een bril op, zij lijdt aan eczeem. Zij stond daar, of zat daar liever gezegd, te denken aan wat er fout met haar was, biddend in haar hart. En als dat nu juist is, en u gelooft dat God u gezond zal maken, sta dan op.
229 Wat raakte zij aan? Ik vraag u, wat raakte zij aan? Ze zit achttien meter bij mij vandaan. Zij raakte de Hogepriester aan, en die Hogepriester is hier! Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig. Ziet u het niet? Betwijfel het niet. Geloof het! Heb geloof.
230 Nu, ik kon dat niet helpen, meneer. Het is gewoon zo dat ik op een Licht let, ziet u, en het ging bij mij vandaan en ik zag het daar hangen, en ik zag de kleine dame hier voor mij komen. En zij bleef hier voor mij komen, en ik zag dat het een vrouw was in plaats van een man, daarom moest ik eenvoudig zeggen wat ik zag.
231 O, als deze gemeente, als deze groep mensen nu alleen maar zou geloven, en slechts geloof hebben, wat zou er dan gebeuren, wat zou er dan plaatsvinden!
232 Meneer, wij zijn vreemden voor elkaar. Ik wil even tot u spreken, alleen om contact te krijgen met uw geest. Hier, u bent hier niet voor uzelf. U bent hier voor iemand anders, dat is een kleine knaap, een kleine knaap, een kleine jongen die verongelukt is bij een auto-ongeval, helemaal in stukken gescheurd, opengereten, erg slecht, een ernstige toestand. U bent hier om voor hem in de bres te staan. Dat is juist. Als God de kleine jongen niet helpt, zal hij gaan sterven. Wilt u mij een dienst bewijzen? Neem deze zakdoek uit mijn zak; ga en leg hem op hem in de Naam van de Here, en twijfel niet. En laat mij over hem horen, terwijl de diensten doorgaan. Heb geloof.
233 Hoe gaat het met u, meneer? Wij zijn vreemden voor elkaar. Een andere vrouw. Gelooft u? Nu, onthoud dat Hij precies Dezelfde is daarginds als Die Hij hier is. Hij is helemaal rondom. Hij is overal.
234 Zuster Borders, bent u het die daar zit? Ik kan het niet ontdekken. Het lijkt op zuster Borders die daar zit. Ik kan niet... Roy, broeder Roy Borders' vrouw. Ik denk het niet. Het ging precies boven die dame staan. Nu, een ogenblikje, en misschien zal Hij u opnieuw oproepen, kijken wat Hij doet.
235 Ik ben een vreemde voor u. De Here kent ons beiden. Als de Here aan mij wil verklaren en hier iets doet – datgene waarvoor u hier bent – zult u dan met uw hele hart geloven? [De zuster zegt: "Ja." – Vert]
236 Mevrouw Borders blijft hier ergens voor mij staan. Ik... Mevrouw Borders zit ergens in de samenkomst.
[Broeder Branham spreekt met broeder Roy Borders – Vert] Is er iets verkeerd met uw vrouw?
Goed, het blijft hier maar terugkomen. En er is een groep mensen, iemand bij haar, en ik blijf het mij afvragen.
237 U lijdt aan een tumor. Dat is juist. Gelooft u dat God mij kan vertellen waar de tumor zit? Op de heup. Geloof met heel uw hart. U heeft ook complicaties, vele andere dingen. U gelooft. Dat is waar. Gelooft u met heel uw hart? [De zuster zegt: "Ja." – Vert] Ga, op die manier gelovend, en u zult... het zal allemaal voorbij zijn en God zal u genezen en u gezond maken. [De zuster zegt: "Broeder Branham, die vrouw kwam met mij mee, met dat eczeem. En ik wist het niet totdat wij daar achteraan zaten en ze zei dat ze eczeem had."] Kijk, waarschijnlijk is haar ontroering voor het komen in een gebedsrij wat het deed, gebed voor elkaar.
238 Hier is het! O, ik zie het! Ik zag mevrouw Borders hier staan. Zij is in gebed. En er zit daar een vrouw bij haar die bidt, die lage bloeddruk heeft. Als u gelooft, die daar zit, dame, als u met uw hele hart gelooft, zal God u gezond maken van de lage bloeddruk. Amen. Daar is het. Daar kwam het gebed vandaan.
239 Als u niet gelooft dat ik een profeet ben, of, excuseer mij, dienstknecht (daar struikelen de mensen over)... leg uw hand op de vrouw die naast u zit, omdat zij aan spataderen lijdt. Ziet u, dat is juist. Amen.
240 Geloof nu met heel uw hart! Vertel mij wat zij aanraken; een kleine vrouw zit hier te bidden voor een ander en het blijft op het podium verschijnen. Geloof slechts met heel uw hart! Goed.
241 Kom hier, dame. Gelooft u met heel uw hart? Gelooft u? Gelooft u dat die maagkwaal in orde zal komen? [De zuster zegt: "Ja." – Vert] Ga dan uw avondmaal eten. Jezus Christus maakt u gezond.
242 Wat gelooft u? Gelooft u dat God die rugkwaal, die nieren, zal genezen en u gezond zal maken? Ga naar huis, gelovend, en zeg: "Jezus Christus maakt mij gezond." Heb slechts geloof, twijfel niet.
243 Kom, meneer. U was verschrikkelijk blij toen u daar uit de rij kwam, toen uw nummer werd opgeroepen. God heelt hartproblemen en kan u gezond maken. Gelooft u het? Vervolg dan uw weg, gelovend, en het zal u allemaal verlaten en u zult gezond worden. Juist.
244 Heb geloof. Twijfel niet, dame, hoe denkt u erover? Denkt u dat als ik mijn handen op u leg, u gezond zult worden? Gewoon niets zeggen, alleen maar mijn handen op u leggen? [De zuster zegt: "U hoeft dat zelfs niet te doen." – Vert] Ga door. "U hoeft dat niet te doen", in orde, dat is goed. Ga gewoon door. Amen. Dat is de manier om het te doen. Juist.
245 Kom, dame. Wat gelooft u, zuster? Gelooft u met heel uw hart? U weet dat God mij kan vertellen wat er verkeerd met u is, maar zult u het geloven? Dan is diabetes niets voor God, Hij kan het genezen. Gelooft u het? Goed, ga door, word gezond. Amen.
246 Goed, meneer. Kom, meneer. Ik ben een vreemde voor u. Iedereen vertelt u: "Kom tot jezelf", omdat u nerveus bent. Maar u kunt niet tot uzelf komen, omdat daar iets is wat u nerveus maakt. Dat is zo. Maar u staat nu op de plaats waar het u nu heeft verlaten. Ga, geloof het, en het zal nooit meer terugkomen. Ga, geloof het. Amen. Heb geloof. Twijfel niet. Goed.
247 Vele dingen, een vrouwenkwaal, artritis. Gelooft u nu dat God u gezond zal maken? [De zuster zegt: "Amen." – Vert] Ga dan, en zeg: "Geprezen zij God", en geloof met heel uw hart.
Kom, dame.
248 Gelooft u daarginds? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
God kan suikerziekte genezen, alles in het bloed. Gelooft u dat niet? Zeker, Hij kan het. Ga gewoon door, gelovend, zeggend: "Amen! Prijs de Here!"
249 Gelooft u: "Leg handen op de zieken, zij zullen gezond worden"? In de Naam van de Here Jezus, ga, word nu gezond, en geloof met heel uw hart.
250 Goed, kom gelijk hierheen, meneer. Gelooft u dat God hartproblemen kan genezen; kan maken dat de prostaatkwaal, alles, die nerveusheid, en alles van u weggaat? Ga dan, geloof het in de Naam van de Here Jezus. Amen.
251 Gelooft u met heel uw hart? Wat met de overigen van u, gelooft u? [De samenkomst zegt: "Amen!" – Vert]
252 Waar zijn uw kreupelen? Ik zie een rolstoel. Wat zegt u, meneer? Kijk hier naar mij. Gelooft u mij? Gelooft u dat ik Gods dienstknecht ben? Dat doet u. Kijk dan naar mij. Het is... uw moeite is met uw benen. U wordt verondersteld naar een ziekenhuis te gaan, maar u wilde het niet doen omdat u dacht dat als u ooit hier zou kunnen komen, u gezond zou worden, en niet naar het ziekenhuis zou hoeven te gaan. Dat is juist. Gelooft u het? Als u daar blijft zitten, zult u zeker gaan sterven; zoals de melaatsen. De dokter kan u geen goed doen. Dus waarom aanvaardt u vanavond Christus niet, en geloof het met heel uw hart, en sta op uit die rolstoel, en pak hem beet en draai hem om, en ga de deur uit naar buiten en naar huis en word gezond? Waarom zou u dat niet doen? Zult u het geloven? Sta dan op. Twijfel niet. In de Naam van Jezus Christus, neem uw rolstoel en ga naar huis!
253 Gelooft u met heel uw hart? Ga op uw voeten staan, iedereen die genezen wil worden. Ga op uw voeten staan en geloof het. Sta op! Het maakt mij niet uit wat er verkeerd met u is, hoe kreupel u bent. Dat maakt geen enkel verschil. Ik daag u uit om op te staan! Sta op, iedereen, elke kreupele, waar u ook bent. In de Naam van Jezus Christus, ga op uw voeten staan en word gezond! Dat is het, het hele gehoor staat.
254 Laten we nu onze handen opheffen tot God. Hemelse Vader, "Heren, wij zouden Jezus willen zien". U bent hier! Geen enkele zwakke onder ons, iedereen is genezen. Hoe danken wij U daarvoor, Vader! Nu bidden wij, God, dat U elke duivel ogenblikkelijk wilt verslaan en al het ongeloof verdrijven.
255 Satan, in Jezus' Naam, verlaat dit gehoor, kom hieruit vandaan! Je hebt de strijd verloren. In de Naam van de Here Jezus Christus, mogen zij genezen zijn; ieder van hen.