Een superteken
Door William Marrion Branham1 Dank u, broeder Borders. Laten we een ogenblik blijven staan voor gebed terwijl we onze hoofden buigen. Nu is het de afsluiting van deze vijfdaagse campagne, en we zijn dankbaar voor wat de Here heeft gedaan. Ik vraag me af of er nog steeds verzoeken zijn, waar ik zeker van ben dat die er zijn, om die bekend te maken door uw hand op te steken en te zeggen: "Here, denk nu aan mij."
2 Onze hemelse Vader, wij komen opnieuw tot het einde van een bijeenkomen, wat altijd is... en speciaal deze, wat een klein sentimenteel gevoel geeft, een bedroefd gevoel in ons hart, omdat we elkaar hebben leren kennen en liefhebben met Goddelijk respect en broederlijke liefde. Wij danken U voor alles wat U voor ons hebt gedaan, de barmhartigheden die ons zijn toegestaan. U hebt voor ons het buitengewone gedaan, meer overvloedig dan wij verwacht hebben, en wij buigen onze hoofden in nederigheid en geven U dank.
3 En ik bid, Vader, dat U elk verzoek dat achter deze handen was, wilt zegenen. Dat is alles wat ik weet te doen, om mijn gebed en mijn geloof met die van hen op het altaar te leggen, en in de Naam van de Here Jezus te vragen of U elk verzoek wil toestaan.
4 Nu, Vader, wij bidden vandaag dat aan het einde van de dienst... en wij zagen deze week dat U de verlorenen redde, en wij bidden dat U nu vandaag de zieken voor ons wilt genezen. Sta toe dat er geen enkel zwak persoon onder ons zal zijn als de dienst vandaag voorbij is, maar mag elke persoon genezen zijn. Zegen al de inspanningen en alles wat gedaan is, en mogen al de tijd en inspanningen die ervoor gegeven zijn, gezegend zijn, Vader. Wij vertrouwen al de resultaten aan U toe, en vertrouwen erop dat we elkaar ergens opnieuw aan deze kant van de rivier zullen ontmoeten. Zo niet, dan weten we dat we elkaar daarginds zullen ontmoeten. Houd ons tot die tijd gezond en gelukkig in de dienst van God. In de Naam van Zijn Zoon, Jezus Christus. Amen.
U mag gaan zitten.
5 Ik weet gewoon, of weet nauwelijks, liever gezegd, waar ik moet beginnen en wat ik zal zeggen. Ik wil allereerst zeggen dat ik altijd een groot respect zal hebben voor een broeder die mij opbelde om naar deze vallei te komen, en dat is broeder Fred Friedmeyer. Ik denk dat hij een vriend van broeder Harrel is.
6 En de kleine Arganbright familie. Mevrouw Arganbright was hier gisteravond; en mama en papa Arganbright. Mevrouw Arganbrights familie – ik weet niet wat haar naam was voordat zij trouwde – maar zij waren de eersten die zich hier in oude woonwagens met ossen enzovoorts, vestigden, en zich hier precies in Grass Valley vestigden. Dit hier is waar zij altijd van gedroomd heeft. Zij volgen mij in de samenkomsten.
7 Broeder Arganbright en ik hebben bijna over de hele wereld zending bedreven. Hij stond met mij in belangrijke gevechten, waar ik heb gezien dat er minstens twintig tot dertig heksen kwamen om uit te dagen, en ze zaten aan beide kanten en riepen een storm in bestaan. Denkt u dat zij dat niet kunnen doen? U bent gewoon geen zendeling geweest, dat is alles. Zij kunnen dat. Maar ik heb de kracht van God gezien die deze storm precies op het hoogtepunt verbrak, waardoor deze zich aan de ene kant en toen aan de andere kant zo terugtrok, en zag daar dertigduizend in één keer naar het altaar komen om Christus te ontvangen. Het betekent werkelijk iets om op het zendingsveld te zijn! Ik wil ook...
8 Als mevrouw Arganbright hier vanavond weer is: God zegene haar altijd en papa Arganbright! Ik kreeg geen kans om haar te zien, om haar de hand te schudden, dan alleen maar achterin in het gebouw. Zij zijn werkelijk een echte papa en mama voor mij geweest.
9 Broeder Arganbright is momenteel overzee. Ik zal hem daar spoedig gaan ontmoeten. Wij gaan naar Anchorage, Alaska, om een christelijke Zakenlieden, een afdeling van de Volle Evangelie Zakenlieden op te richten. Ik spreek wereldwijd voor deze groep. Ik zal naar Afrika gaan om daar enige afdelingen op te richten. Ik wil hen bedanken.
10 En mevrouw Arganbright, als u hier bent: geen wonder dat u zo blij was met deze kleine vallei. Of, ik veronderstel dat het een vallei is omdat het Grass Valley wordt genoemd. Wat heb ik haar over veel fijne mensen horen vertellen! Ik heb hen ontmoet.
11 En ik wil tegen de mensen zeggen die bij mij zijn, mijn groep die hier bij mij is en de mensen die ons bezoeken: er is geen twijfel aan dat van de elf samenkomsten die ik op het programma had staan, dit de meest excellente samenkomst is geweest. Dit is mijn zevende. En deze is de meest excellente samenkomst, geloof ik, van alle die ik heb gehad. Ik heb deze week helemaal niet met zieke mensen gehandeld; ik ben alleen bij het Woord gebleven. En dat kwam, omdat je kunt voelen of de mensen het Woord nemen of niet.
12 Mijn vrouw zat hier gisteravond in de samenkomst. Toen ik naar huis ging, zei ze tegen me: "Bill." Nu is zij een erg slim meisje met een erg goede onderscheiding in, o, natuurlijke onderscheiding; ik bedoel niet dat zij een geestelijke onderscheiding heeft. Toch zei ze: "Deze mensen geloven je. Deze mensen houden van je." Ze zei: "Je kon daar een echte samenkomst hebben." Ze zei: "Iedereen lette op elk woord dat je zei en hield daar precies aan vast, en je kon de uitdrukking op hun gezichten zien toen zij keken; zij geloofden het."
13 Ik zei: "Lieveling, de eerste avond dat ik daar naar binnen liep, bespeurde ik dat."
14 Ik zal zo lang als ik leef nooit dit kleine bezoek aan Grass Valley vergeten. Ik ben natuurlijk in grotere plaatsen geweest, grotere menigten, maar ik heb nooit tegen een lieflijker groep van mensen gepredikt dan hier in Grass Valley. En ik wil de mensen bedanken.
15 Zij vertelden me dat de... ongeveer twee avonden geleden al het geld is opgehaald om voor de samenkomst te betalen. En gisteravond gaven zij een offer voor de zending aan mij, en vandaag zeiden ze dat ze mij een liefdeoffer wilden geven. Nu, dat was niet nodig. Daar kwam ik niet voor. Ik heb nog nooit in mijn leven een offer opgehaald. Ik krijg een salaris van mijn gemeente van honderd dollar per week. Geld dat ons wordt toegestuurd, houden we en doen het in de zending; alles ervan. Als wij dan genoeg hebben om te vertrekken, om naar de zendingsvelden te gaan, dan ga ik. Want wij willen niemand tot last zijn.
16 Ik sprak met broeder Harrel. Hij vroeg mij om over te komen naar Accra. Hij gelooft dat deze bediening daar effectief zal zijn. Ze is effectiever overzee dan hier. Die mensen willen het. Zij moeten iets zien.
17 En daarom wacht ik op die geweldige tijd dat ik op een dag naar Israël zal gaan om het Evangelie tot hen te brengen. Ik was er pas dichtbij en had mijn kaartje reeds gekocht. En ik was bij... ik was in Egypte, en binnen een half uur had ik er kunnen zijn. En de Heilige Geest – net zo definitief als u mijn stem hoort – zei: "Dit is nog niet het uur voor de Joden." Israël zal als een natie gered worden. De hele natie zal in één keer komen. God handelt met Israël als een natie, dat weten we allemaal. Zie, niet als een individu, maar als een natie. En Hij wilde mij niet laten gaan. U herinnert het zich.
18 Hoevelen hebben ooit van Lewi Pethrus gehoord? Velen van u. De Stockholm gemeente. Hij zond daar een miljoen Bijbels heen. U zag in het tijdschrift Life hoe zij deze Joden vanuit Iran vandaan brachten, enzovoort, en zij hadden nooit geweten wat... zij ploegden nog steeds met oude houten werktuigen en dat soort dingen. En het toonde de foto's van schepen. Ik heb hem [de film – Vert], genaamd Drie minuten voor middernacht, waar we de beelden zagen van hun binnenkomst, hoe ze hun geliefden op hun rug droegen, hun ouderen. En ze ondervroegen deze Joden, ze zeiden: "Bent u gekomen om in het thuisland te sterven?"
Ze zeiden: "Wij komen om de Messias te zien."
19 Als de vijgenboom zijn knoppen uitbot, zal die generatie Hem zien. Dat doet mij iets! Zij zien uit naar een Messias. Broeder Pethrus gaf hun deze kleine Nieuwe Testamenten. Een Joodse Bijbel wordt van achter naar voren gelezen, zoals u weet. En toen waren zij het aan het lezen. En toen zij dat deden, zeiden ze: "Als dit..." Zij hadden nog nooit iets over Jezus gehoord.
20 Zij waren daar tweeduizend jaren geweest en zij wilden zelfs niet in deze vliegtuigen gaan. En zij kenden ze niet, het leek voor hen op een vogel. Zij wisten er helemaal niets over. Dus hun priester trad naar voren, de rabbi liever gezegd, en hij trad naar voren en hij zei: "Luister! Onze profeet vertelde ons dat wij op de vleugels van een adelaar terug naar ons thuisland zouden worden gedragen."
21 Ziet u hoe dichtbij wij zijn, vriend? Wij staan voor de deur. Onthoud, dat als het Evangelie naar de Joden gaat, het afgelopen is voor de heidenen en de deur gesloten wordt. Ziet u hoe dichtbij het is?
22 En toen kwamen ze. "Gingen in het vliegtuig waarvan onze rabbi ons vertelde dat als onze... wij zullen terugkeren naar het thuisland." De profeet had het hun verteld. Zij geloven altijd hun profeten. "En de profeet zei dat wij op de vleugels van een adelaar zouden terugkeren." Daar was hij, die vogel, het vliegtuig.
23 Ze vertrokken, ze zeiden dat zij uitzagen naar een Messias. Zij zagen niet uit naar het thuisland; zij keken uit om de Messias te zien. Als de Joden daarnaar beginnen uit te zien, is er iets aan de hand. Zij lazen dit Boek, en ze zeiden: "Wij geloven onze profeten, en we weten dat de Messias een profeet zal zijn wanneer Hij komt." Zeiden: "Als dit de Messias is dan leeft Hij, laat ons Hem dan het teken van de Profeet zien doen. Dan zullen we Hem geloven." Hum! Wat een perfect, wat een perfecte zaak!
24 Ik zou graag vijf- of zeshonderd van hen bijeen roepen. "Meent u dat? Laten we zien of Hij leeft of niet. En precies op de grond waar uw vaders Hem verwierpen, ontvang Hem nu." Dan is het met de heidenen afgelopen.
25 Kom binnen, kom snel binnen. Niet dat ik bedoel om sentimenteel te zijn, maar ik weet dat wij aan het einde zijn. Nu, iets binnenin mij vertelt mij dat er iets op het punt staat te gebeuren. Het kan niet zo doorgaan. Wij zijn precies hier. Alles heeft plaats gevonden. Ik weet niet wanneer. Het zou vandaag nog kunnen zijn, het zou volgende week kunnen zijn, het kan over vijf jaar, misschien tien jaar zijn. Ik weet het niet. Maar het lijkt erop of het verschrikkelijk dichtbij is. Ik kijk ernaar uit. Wij kunnen niet veel langer leven op deze manier. Wij weten dat we dat niet kunnen.
26 Ik houd dus van u, omdat u luistert naar het Woord. God zegene u. Ik zal altijd voor u bidden.
27 En ik wil een gunst van u vragen, dat is, als... Ik ben me nu aan het klaarmaken om overzee te gaan. En als de nachten donker zijn, en tovenaars aan elke kant, en het bewolkt en zwaar is, dan zult u voor mij bidden, nietwaar? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Ik zal er aan denken.
28 Ik wil de mensen van deze gehoorzaal bedanken. Dit is een prachtige, mooie plaats, de zitplaatsen goed verdeeld, en alles is zo fijn. Ik weet niet wie het is, of het de dienstdoende ambtenaar is, of wat er ook plaats vindt... of wie het toegewezen heeft, een commissie. Wat het ook is, ik wil hen bedanken voor dit fijne gebouw. Ik wil ieder van u bedanken voor uw medewerking.
29 Ik wil u bedanken voor het offer. Ik zal mijn uiterste best doen – door de genade van God – om er op toe te zien dat het naar het Koninkrijk van God gaat, dat het voor het Koninkrijk dient. U hebt genomen, u hebt er een deel van uw inkomen in gedaan. Ik weet het.
30 En ik houd van u. Dikwijls als ik de dingen moet schudden zoals ik doe, is het vanwege liefde; corrigerende liefde. Liefde zal altijd... Als u uw kleine kind daarbuiten op straat ziet, zult u niet zeggen: "Arme kleine kerel, laat hem maar begaan." U zult hem naar binnen halen, van die straat af, en hem corrigeren, zie, omdat hij gedood zou worden. Ik wil niet dat u dit mist, vrienden. Ik wil dat u er precies bij blijft.
31 Dan wil ik mijn broeders bedanken. Sta hier een ogenblik op, wilt u, broeders? Kom hier een ogenblik heen, slechts een moment. Dat ontroert mijn hart. Wij zijn...
32 "Alle dingen werken mede ten goede voor degenen die Hem liefhebben." Ik had zoveel brieven uit Sedalia, waar ze me heel graag wilden laten komen. Toen broeder Borders daar was, zei hij, lieten zij mij op de een of andere manier zo'n beetje vallen op grond van iets wat ik op een band had gezegd, een bepaalde leerstelling. Zij hielden daar niet van. Dat was in orde, dat moet ieder voor zich weten, natuurlijk. Maar zij wisten niet wat zij daar aan het doen waren. Als zij het zouden hebben aangenomen, had ik niet naar Grass Valley kunnen komen. De reden waarom zij het afwezen (zij wisten het niet), was omdat God mij naar Grass Valley wilde brengen.
33 Hier staan wij deze middag. Ik heb hier vier samenwerkende predikers. Een van hen is van de Assembly of God, welke een grote kerk is, een grote groep mensen, zij hebben mij de wereld over geholpen met sponsoren. De volgende is de Church of God, een andere grote groep van Pinkstermensen die mij de wereld over gesponsord hebben. De volgende is de Verenigde, of de Pinkster-Eenheid, nog een fijne groep mensen die mij de hele wereld over gesponsord hebben. Ik heb pas Los Angeles verlaten waar zo'n veertig kerken van het district Los Angeles, van de Verenigde Pinksterkerk, de samenkomst van het Cow Palace hebben gesponsord; of, wij noemen het Cow Palace, een grote tentoonstellingsruimte voor vee. Een ervan is Interkerkelijk.
34 Weet u wat het is? Ik wil u iets vertellen. Het zijn dikwijls de organisaties geweest van deze mannen die mij lieten vallen vanwege dingen die ik heb gezegd. Maar van deze mannen heb ik begrepen dat zij hun groepen hebben samengebracht en hebben gebeden. Dat is wat het deed. Kijk, wij zijn menselijke wezens, de vier van ons staan hier deze avond in eenheid en broederschap. Ik zou niet weten waar ik ooit beter mee kon staan aan deze kant van de hemel. Ik meen dat. Ik zeg dat niet om maar wat te zeggen; ik heb andere dingen die ik zou kunnen zeggen. Maar ik meen dat. Het toont alleen maar wat je kunt doen als je je harten verenigt.
35 Deze grote organisaties zijn wonderbaar, ze zijn fijn, in alle ervan hebben ze fijne mannen. Ik predik voor hen allemaal en weet dat het de waarheid is. Hoe kan ik mij de Assemblies of God herinneren, hoe zij mij dikwijls te hulp zijn gekomen! Ik herinner mij de Church of God daar in Tennessee, toen ik daarheen kwam en een groot auditorium huurde. En toen ik daar kwam, ontdekte ik dat een eenvoudige broeder mij geschreven had en dat hij er slechts één kleine kerk achter had staan. En dat geweldig grote Lee College kwam erbij, er zaten er zesduizend de tweede avond, en de burgemeester van de stad en die bij hem waren, konden er zelfs niet in. Dat zal ik nooit vergeten. Hoe vaak hebben de Eenheidsmensen me bijgestaan op de zendingsvelden! De Interkerkelijken, waar zij zich ook bevinden, zijn echte mannen van God in deze plaatsen.
36 Nu, dat is de reden waarom God met individuen handelt. Hij handelde nooit met groepen. Zie? In de tijd van Mo-... van de antediluviaanse vernietiging had Hij Noach. In de tijd van het eruit roepen van Israël had Hij Mozes. Bij het komen van Christus, Johannes de Doper. In de dagen van Christus, Jezus. In de dagen van Luther, Luther. In de dagen van Wesley, Wesley. Zie, het is slechts een individu. Dat is correct. Mannen van God waarmee God gehandeld heeft.
37 En nu, ondanks de verschilpunten, mag ik dit zeggen. Om mannen te zien die hun groepen tezamen brengen en bidden, broeders, laat dat nooit stoppen. Laat dat doorgaan, wat u ook maar doet. Dat is alles.
38 Nu, toen we onze reis begonnen door het land... Ik ben een liefhebber van een Ford. Ik houd van een Ford. Mijn zoon houdt hetzelfde van een Chevrolet. Hij is net zo voor de Chevy als ik voor de Ford ben. Wel, hij vertelt mij: "Uw rammelkast van een Ford zal het niet halen." Ik zei: "Jouw ouwe Chevy-sloopauto evenmin." Maar weet u wat? Hij bleef mijn zoon; ik bleef zijn pappie. We bleven in onze auto en we kwamen beiden hier, omdat wij opzagen naar Iets groters dan een Ford of een Chevy. Zie? U weet wat ik bedoel.
39 Als ik een ijsje voor mijn kinderen ga kopen, zal een van hen "vanille" zeggen, de ander zegt "chocolade", de ander zegt "aardbei", de ander zegt "sinaasappel". Als ik terugkom, heb ik een regenboog aan kleuren. Zoveel verschillen! Dat is alleen in smaak. Het zijn allemaal ijsjes. En in een...
40 Hier staat het vandaag. We zijn allemaal uit dezelfde Geest geboren. Denominatie is alleen maar smaak. Het is allemaal ijs. Het is allemaal Geest van God. En weet u wat? Een regenboog maakt een verbond. Laten wij op deze wijze blijven, broeders. God zegene u. Laten we zo blijven, zie, een regenboogverbond.
41 God, God woont hoe dan ook niet in een "Sears and Roebuck Harmony House". [Eén soort servies met steeds hetzelfde motiefje – Vert] God is een God van variatie. Wist u dat? Waarom maakt Hij rode bloemen, blauwe bloemen, roze bloemen, allemaal verschillende soorten bloemen? Waarom maakte Hij ze niet gewoon allemaal wit, of allemaal rood? Waarom maakte Hij hoge bergen, kleine bergen; palmbomen, eikenbomen? Waarom deed Hij dat? Omdat Hij van verscheidenheid houdt. Weet u wat ik bedoel? Hij houdt van afwisseling. Waarom maakte Hij de berg, vervolgens de vlakte, de zeer droge woestijn, vervolgens de natte zee? Hij is een God van verscheidenheid. Maar Hij wil dat het allemaal bij elkaar past. Daarom maakte Hij mij met oren, neus en mond; u op dezelfde manier. Het past allemaal bij elkaar terwille van één lichaam.
42 Dat is de wijze waarop wij het kunnen doen: bij elkaar passen. Bij onze verschillende opvattingen werken we nog steeds samen, omdat de smaak er niets mee te maken heeft. Wij zijn Gods volk, wij marcheren allemaal samen met één groot doel: om zielen voor Christus te winnen. Mag het altijd op die wijze zijn! Mag dit grote boeket van Gods vergadering hier een eeuwigdurend boeket zijn totdat Hij ons naar huis komt halen. Dat is mijn oprecht verlangen.
43 Nu, vandaag hebben we tijd uitgetrokken voor genezing, het bidden voor de zieken. Ik had zo'n glorieuze tijd met het ontmoeten van mensen op straat, om hen aan te horen; aan tafel; de Heilige Geest Die mij naar plaatsen leidde.
44 Deze morgen ging ik naar binnen voor mijn ontbijt en daar zat een man. Hij zou hier nu precies mogen zitten. Daar was hij, daar zittend, een prediker uit de omgeving van Tennessee. Hij had een groot bord vol gebakken aardappels met ham en eieren. Hij begon gewoon te schreeuwen, zei: "Broeder Branham, voordat ik u ontmoette, kon ik dit niet doen. Ik had een maagzweer." Hij zei: "Nu eet ik wat ik maar wil, door de genade van God."
45 Een ander zei: "Ik kon geen kinderen krijgen, onvruchtbaar. Nu heb ik vijf jongens."
46 Daar bent u er! Kijk, het is slechts de genade van God, dat is wat het is, zie, in onze harten uitgegoten door de Heilige Geest. God zegene u altijd! Dank u zeer. Zaalwachters, bedankt voor alles wat gedaan is. God zegene u. En ik hoop opnieuw bij u terug te komen. Totdat ik weer terug kan komen, laat iedereen met en voor elkaar bidden. En als u dat doet, sluit mij dan in in uw gebeden. God zegene u.
47 Laten we nu onze hoofden buigen voor een enkel woord voordat we met een korte tekst beginnen voor de genezingsdienst.
48 Genadige hemelse Vader, het is zo'n groot iets om Uw kinderen te ontmoeten. Ik herinner me de tijd dat ik op straat stond en niemand met me wilde praten vanwege het leven van mijn familie, arm, met een slechte naam. Als ik met iemand sprak, en iemand anders kwam eraan, dan liep hij weg en liet me daar staan. En nu ken ik mensen over de hele wereld! Geen wonder dat U zei: "Hij die alles zal verlaten, zal Ik vaders, moeders, zusters en broeders geven. In deze wereld al deze dingen; en eeuwig leven in de toekomende wereld." Hoezeer danken wij U!
49 Wij bidden, hemelse Vader, dat genade en goedheid nu op ons zullen rusten terwijl wij U vertrouwen en U in onze dag dienen. Wees nu met ons. Zegen alles wat gedaan is. Zegen deze mensen. O God, ik weet niet hoe ik het moet zeggen... Als ik genade heb gevonden in Uw ogen, beantwoord elk verzoek voor iets. Moge er geen enkel zwak persoon onder hen zijn. Mogen zij genezen zijn.
50 Zegen deze voorgangers. Zegen hun gemeenten. O God, ik bid dat deze bekeerlingen deze week een thuis zullen vinden in een van deze goede kerken hier. Laat hun weten dat zij de mannen zijn die hier op het podium stonden en mij gesteund hebben, en voor mij baden, en achter mij stonden. God, als ik hier woonde, zou ik zelf tot een van hen willen behoren. Ik bid dat U hen wilt zegenen. Mag er een ouderwetse opwekking in elk van hun kerken uitbreken, waardoor de vuurbollen van God over het land beginnen te rollen. Sta het toe, Here. Genees de zieken in hun samenkomsten; red de verlorenen; vul met de Heilige Geest. En laat het doorgaan, Vader, totdat U Jezus zendt. Sta het toe, want wij vragen het in Zijn Naam en voor Zijn glorie. Amen.
51 Nu, tot de jonge bekeerlingen die hier zijn, die bekeerd zijn gedurende deze samenkomst; wij hebben alles geprobeerd wat we maar konden doen om te helpen. Nu willen we dat u een van deze kerken van uw keuze vindt naar welke u wilt gaan, en ga daarheen en word gedoopt en gevuld met de Heilige Geest. En blijf zolang als u leeft, en word een echte goede werker in een van deze fijne kerken. Zij geloven de Boodschap die ik heb gepredikt, anders zouden ze mij niet hier hebben gevraagd, en waren hier niet geweest om mij te ondersteunen in gebed. Zij hebben hun gemeenten vrij gelaten omdat ze herders zijn, en ik zou niets willen zeggen wat bezeert, want dan zou ik een kwaaddoener van schapen zijn. En dat wil ik niet. Ik wil schapen helpen, schapenvoedsel geven. Dat is de reden dat ik probeer precies bij het Woord te blijven.
52 Nu wil ik een poosje spreken. En ik vraag mij af of mijn stem goed gehoord kan worden op het balkon; kunt u mij horen? Ik dacht dat ik de mensen heen en weer zag lopen. Wie er... Misschien heb ik dit verwisseld. Ik... Is deze het? Nee. Deze, is dat beter? Deze, is dat nog beter? Goed. Ik neem deze hier en spreek door deze.
53 Nu, laten we nu tot rust komen. En excuseert u mij om mijn geestelijke... sentimentele gevoelens; ik had bijna melancholiek gezegd. Ik kan het niet helpen. Ongeveer op de tijd dat ik iemand begin te ontmoeten en van hen begin te houden, we met elkaar bekend worden, dan moeten we "bye-bye, op een dag zullen we elkaar weer zien" zeggen. Ik heb daar een hekel aan. Maar ik wil u vertellen dat we op een dag elkaar zullen ontmoeten waar we niet meer gedag hoeven te zeggen. Dat is zo, net over de rivier! En o, ik heb zoveel dingen die ik u graag zou willen vertellen, over ervaringen; ik wenste dat ik hier drie of vier weken kon blijven. En misschien, als de Here het wil, kan ik hier op een keer terugkomen en zullen we doorgaan.
54 Om nu door te gaan, de reden waarom ik over Abraham sprak, was, omdat ik hem maar niet bovenop de berg kon krijgen. Ik had zoveel dingen over hem te vertellen toen hij hier beneden was, waar hij zijn reis maakte. En ik deed dat om geloof in u op te bouwen, om u te laten weten dat u erfgenamen met hem bent. U bent Abrahams zaad. Als u gestorven bent in Christus, bent u Abrahams zaad en erfgenamen met hem overeenkomstig de belofte. Denk daaraan! Hoevelen zijn hier wederom geboren Christenen? Steek uw hand op. Het lijkt honderd procent. Dan bent u het zaad van Abraham en erfgenaam met hem. U bent erfgenamen. Alles wat Hij voor Abraham deed, heeft Hij beloofd voor u te doen. En het Woord hier is Zijn belofte, dus houd er nu aan vast.
55 En laten we er iets van lezen. Ik wil lezen uit het boek Jesaja, voor een kleine tekst om een samenhang te krijgen. Jesaja, het zevende hoofdstuk, het veertiende vers.
Daarom zal de Heere Zelf u een teken geven; ziet, een maagd zal zwanger worden, en zij zal een Zoon baren, en Zijn naam IMMANUËL heten.
56 Nu, hieruit wil ik graag een onderwerp nemen, dit: Een superteken.
57 Wij leven in een dag dat alles super moet zijn. Anders verkoopt het niet; het moet super zijn. Het is gewoon een super dag. Eens... De oude kruidenierswinkel op de hoek is vrijwel verdwenen, waar wij gewoonlijk op zaterdagavond naartoe gingen om de kruideniersrekening te betalen, de kleine winkel op de hoek. Waarom? De grote supermarkt heeft ze verdreven.
58 Ik bezocht een van uw supermarkten. Ik heb u daar een klein verhaal over te vertellen. Dit water hier is goed water, het is goed en koud, maar het maakte ons allen zo'n beetje ziek, de verandering van water, dus de kinderen werden ziek. En mijn vrouw... we gingen naar de supermarkt hier om te zien of zij wat water hadden. En de dame wees ons naar een plank. En wij gingen erheen en het leek op bier in blikken. Ik ging terug en ik zei: "Is dat water?"
Ze zei: "Lees het."
59 Het was dus water. En ik nam een doos met deze blikken. Ik voelde me ongeveer zo groot toen ik met deze blikken naar buiten kwam. Ik dacht: "Wat als enige Christenen me dit zien dragen? Zou ik ooit kunnen uitleggen dat het water was?"
60 En toen ging ik terug naar mijn motel. De dame die de plaats runt, was een Christin, erg fijne mensen. En ze zei: "Wel, mijn man zei dat hij erg blij was dat we deze week geen bierblikken hoefden uit te pakken."
61 Ik zei: "Dame, hebt u de waterblikken opgemerkt?" Ik wilde er zeker van zijn dat zij opmerkte dat het water was. Want ik liep daar rond met deze waterblikken in mijn hand, weet u, maar het is ingeblikt water.
62 Nu hebben de supermarkten, de grote zaken, dus dingen die de kleine winkel niet heeft. Het is een supermarkt.
63 En dan mijn oude A-model, hij is alweer gedateerd. Mijn Ford – waar Billy anders over denkt – toen ik hier heen kwam... Tussen twee haakjes, zijn radiateur in zijn nieuwe Chevy kookte de hele weg hier naartoe, en mijn remmen verbrandden in mijn Ford. Dus u ziet dat het hoe dan ook God was Die ons hier bracht. Het is dus alleen maar een meningsverschil wat wij hebben. Ze hebben ons alle twee hier gebracht omdat wij op God vertrouwden, en niet de Chevy of de Ford. Dus, maar nu...
64 Mijn eerste die ik had, was een T-model. Ik heb sindsdien altijd een Ford gehad. En ik beweerde altijd dat het ding vijftig kilometer per uur zou gaan. Het was erg twijfelachtig, maar ik had... ik zou vijfentwintig kilometer per uur deze kant, en vijfentwintig kilometer per uur de andere kant opgaan, weet u. Dus daar tussenin had ik vijftig kilometer per uur.
65 Maar nu hebben ze een super! My, hij suist je werkelijk over de grond. Wij zouden het oude T-model niet meer kunnen verkopen omdat het een dag van super is. Alles moet super zijn. En nu hebben zij zelfs super jets, super snelwegen gekregen.
66 Wel, deze auto's die wij vandaag hebben, zouden niet over deze snelwegen kunnen rijden die we vroeger hadden. Mijn eerste reis naar het Westen kostte me zestien dagen, om van Jeffersonville naar Phoenix, Arizona, te komen, bijna drie duizend kilometer. Maar my, de meeste ervan in 1926 waren niets anders dan wegen van steen. Ik zat daar als kleine jongen aan het stuur van deze Ford met dat hoge, ronde dak, en ik dacht dat ik het snel deed. Een paard zou er twee of drie maanden over hebben gedaan als mijn vader zou zijn gekomen.
67 Maar ziet u nu wat er plotseling is gebeurd? Zesduizend jaar leefden de mensen op dezelfde manier. Maar precies hier in de laatste vijftig jaar is het van paard en wagen tot een straalvliegtuig of een raket gekomen. Waarom? De Bijbel zei dat ze in deze laatste dagen "heen en weer zouden rennen" en dat "de kennis zou toenemen". Het is een teken van de eindtijd.
68 Super, alles moet super zijn; het zal niet werken. Ze willen zelfs supermensen. Wij, zelfs... Ze vertellen mij dat ze een televisieuitzending hebben die ze "Superman" noemen. Altijd iets supers! Twee of drie van hen hebben zelfmoord gepleegd, of zoiets, door te proberen dat geestelijke verstand op te werken. Broeder, we zijn in het tijdperk van krankzinnigheid, omdat alles zo super is geworden.
69 Wij zijn slechts menselijke wezens. En zij willen een superras. Hitler zei dat Duitsland het superras was. Stalin zei dat de Russen een superras waren. Er is ergens iets fout. We stammen allemaal af van dezelfde boom, heeft de Bijbel gezegd, want: "God heeft door één mens, één bloed alle naties gemaakt, uit één man, Adam." Van deze Adam kwamen alle rassen voort, donker, wit, bruin, geel, rood, wat het ook is, God bracht ze voort uit dat ene bloed. Ieder van ons kan een ander een bloedtransfusie geven. Het land waarin wij waren opgegroeid, gaf aan onze huid verschillende kleuren, maar het is nog steeds dezelfde man.
70 En als zendeling heb ik dingen opgemerkt. De broeder zou ongetwijfeld hetzelfde kunnen zeggen. Ik ben bij de Hottentotten geweest, waar ze zelfs niet wisten wat de rechter- of de linkerhand was. Maar laat hen de Heilige Geest ontvangen, dan doen zij hetzelfde als u wanneer u de Heilige Geest ontvangt. Dat is juist! Handelen op dezelfde wijze, spreken in onbekende tongen, doen precies hetzelfde als u doet met de Heilige Geest. Zeker! En zij staan werkelijk in vuur.
71 Nu, al dit super, super! Ze verlaten nu de aarde, astronauten enzovoort, gaan omhoog in een baan om de aarde. Zij hebben alles zo super gekregen! Waar spreekt dit alles van? Van een teken van aankomende duisternis! Dat is waar.
72 De mens heeft altijd geprobeerd door zijn eigen wijsheid iets te bereiken. Dat is geweest... dat is altijd zijn motto geweest, om te proberen door zijn eigen kennis iets tot stand te brengen. Het begon al bij het begin in de hof van Eden. Zo gauw Adam van genade verviel, probeerde hij iets te bereiken, hij probeerde een superkerk tot stand te brengen, ofwel een manier van verlossing zonder verzoening. Hij probeerde een kerk tot stand te brengen – zijn weg terug in de hof – zonder een verzoening. En hij heeft dezelfde zaak de hele tijd door geprobeerd. De gevallen Adam vandaag probeert hetzelfde, om een superkerk te bereiken, iets geweldig intellectueels, een grote blikvanger, en schoonheid.
73 Als we ons nu maar realiseren dat er slechts één weg terug is, en dat is de weg die God het eerst heeft aanbevolen: het bloed.
74 Kaïn bouwde een kerk, bracht een offerande, gaf een offer, oprecht, en bad; en als God hem op dezelfde basis veroordeelde en Abel ontving, dan deed God het fout als Hij dat deed. Maar Kaïn kwam op zijn eigen wijze. En Abel kwam op Gods voorziene weg, de openbaring dat het geen fruit was (zoals sommige mensen vandaag denken) wat Adam en Eva uit de hof van Eden verdreef.
75 Nu, dit is een opmerking. Ik zeg dit niet om een verkeerde opmerking te maken, maar alleen om een aanwijzing te geven, geen grap. Maar ik heb altijd gezegd... De mensen geloven (dat is waarom zij mij in die andere samenkomst lieten vallen) dat het appels waren of zoiets wat Eva at, hetgeen de val veroorzaakte. Als het eten van appels veroorzaakte dat vrouwen beseften dat zij naakt waren, kunnen wij beter opnieuw de appels uitdelen. Dat is precies juist. Jazeker. Het waren geen appels, en laat dat nooit iemand door uw keel duwen.
76 Waarom besefte zij dat ze naakt was? Absoluut! Hoe kwam dat leven voort, dat bedorven leven? God, de grote Bouwer, had al de lichamen hier op de aarde neergelegd, van calcium, kalium, petroleum; Hij zou het gaan scheppen en vormen. Maar zij ging aan Gods weg voorbij. Beslist. Wat deed Adam toen hij tot zijn vrouw kwam? Toen hij tot haar kwam, vond hij haar zwanger (precies juist) van een boze; haar eigengereidheid, opvatting, had verkeerd zaad ontvangen. Voordat Jehova kon trouwen, had Zijn vrouw hetzelfde gedaan. En voordat Jezus tot Zijn bruid kon komen, had zij zichzelf georganiseerd en werd de Rooms-katholieke kerk. Hetzelfde!
77 Maar Hij zal een bruid hebben, maak u geen zorgen, die gekocht zal zijn door Zijn Woord, precies wat Hij Eva verteld had om bij te blijven. Hij zal een gemeente hebben, amen, die gekocht zal Zijn door Zijn Woord!
78 Nu ontdekken we dat al dit proberen om iets groots te bereiken alleen werd gedaan om een groot gedenkteken op te richten voor hun eigen naam, iets supers.
79 Nimrod wilde op een keer iets maken waardoor hij zonder enige verzoening naar de hemel kon gaan, en daarom bouwde hij een supertoren. Er zijn vele torens, maar hij probeerde een supertoren te bouwen. Wat gebeurde ermee? Hij viel.
80 Later kwam Nebukadnezar die een superstad bouwde. Hij dacht dat hij deze dikke muren zo hoog kon bouwen, breed genoeg zodat hij er paardenraces op kon houden, met grote ijzeren poorten, en alles wat hij bouwde. Liet de rivier er precies middendoor gaan; een type van de hemel. Hangende tuinen in zijn troon, direct bij de rivier, zoals de rivier de Eufraat; en zoals de rivier des levens in de hof van Eden, en de rivier des levens in het Koninkrijk van God. En wat gebeurde er? Het viel, omdat het geen stand kon houden.
81 Onze eigen natie – als een zuster van Engeland – was altijd jaloers op haar marine. Dus op een keer probeerden wij een schip te bouwen dat niet zou, kon zinken, genaamd de Titanic. Maar hij ging hoe dan ook ten onder! En het lied zei, zoals de dichter schreef: "God, met Zijn machtige hand, bewijst: deze wereld houdt geen stand." Juist.
82 Frankrijk bouwde wat zij de Siegfriedlinie noemen. En zij stelden hun geweren daar allemaal op en gingen voor vrouwen, wijn, en wat nog meer, levend in zonde. En mocht Duitsland ooit naar hen toe marcheren, dan zouden zij hen meteen neerschieten, omdat zij de Siegfriedlinie hadden gebouwd, verschanst zaten in beton. Maar wat gebeurde er? De Duitsers marcheerden er precies omheen en bliezen hen er uit vandaan. Het werkte niet.
83 Duitsland probeerde het. Zij maakten een Maginotlinie voor zichzelf, gingen diep ondergronds, verschanst in beton en dergelijke. Wat deden de Amerikanen? Stuurden de blockbuster erheen en bliezen hen er gelijk uit.
84 Mensen proberen iets te bereiken, maken een kenteken van hun eigen werk, proberen iets te doen.
85 Kerken proberen vandaag om meer leden binnen te krijgen, hun organisatie groter te maken. In plaats ervan dat ze de openbaringen van God accepteren, stappen ze opzij en maken er iets sektarisch van. Dat is het probleem, elke organisatie! Ik ben niet tegen mijn broeders in de organisatie. Ik heb mijn broeders lief. Maar het is zo, dat een organisatie haar documenten opschrijft en die beëindigt met een punt. Het zou in orde zijn als zij het met een komma zouden beëindigen. Als u zegt: "Ik geloof dit, plus alles wat God ons eraan wil toevoegen", is dat goed, amen. Maar als u zegt: "Wij geloven dit, en dit is het! En wij willen er niets anders in hebben", dan zet u God direct buiten spel als u dat doet. Dat is juist.
86 O, een superdenominatie! Zij hebben geprobeerd mensen te onderwijzen. Onderwijs is een goede zaak, maar het zal nooit de plaats van redding innemen. Het kan het niet. Gods programma is geen onderwijzing of beschaving, maar redding! Maar mensen proberen een superkerk te maken.
87 De wereld heeft geprobeerd een supernatie te maken met bommen enzovoort. Wat hebben ze gedaan? Ze hebben zichzelf tot zo'n plaats gebracht dat zij bang zijn voor elkaar. Eén druk op de knop! Er is geen heel leger meer nodig. De kleine naties kunnen overal een knop indrukken, en het gevolg is dat de hele wereld in een seconde kan worden opgeblazen. Er is geen grote natie zoals Rusland voor nodig. Omdat een kleine onbeduidende plaats, een eiland ergens, hetzelfde werk kan doen. En daar staan radarposten, grote projectielen bij de duizenden klaar met atoom- en waterstofwapens die binnen kunnen vliegen. Rusland zou deze avond één trekker kunnen overhalen en deze hele Verenigde Staten zou onder de aarde wegzinken. En de Verenigde Staten zouden één trekker kunnen overhalen om Rusland onder de aarde te laten wegzinken. Dat is juist!
88 Ik heb de mannen gehoord, de wetenschapsmensen op het veld, die zo bang zijn dat zij zijn gekomen om God te zoeken, om de Heilige Geest te vinden. Zij weten niet wat te doen! O, ik vertel u, dat u niet diep kunt graven om ervan weg te komen.
89 Toch hebben wij een schuilplaats. Ze is niet gemaakt van staal. Ze is gemaakt van veren; onder Zijn vleugels is het waar wij rusten, wachten. Als de bommen rondvliegen, wees daar niet bezorgd over. Wij zullen ook vliegen, recht omhoog om Hem in de lucht te ontmoeten; opgenomen om Hem te ontmoeten in een moment, in een oogwenk. Dus u ziet dat de grote superdingen die ze hebben ze bevreesd maken, de een voor de ander.
90 Het is tot een plaats gekomen dat wij geprobeerd hebben een superkerk te bouwen. Nu, u weet dat ik werd aangesteld in een Zendings Baptistenkerk. En de Baptisten hadden in 1944 een leus: "Wij willen een miljoen meer in '44." Ik ging naar een vergadering waar zij een zondagsschoolbijeenkomst hadden, en zij moesten de kerk uit laten gaan om de predikers naar buiten te laten gaan om te roken. Dat is juist. En de vrouwen die daar zaten, waren half naakt en dergelijke dingen, want het enige wat zij hoefden te doen was hun naam in een boek te zetten. Ik heb groot respect voor Baptisten, Presbyterianen, of al wat de naam van Jezus Christus noemt. Maar wat ik bedoel, is, dat wij terug moeten gaan naar Gods wijze van doen. Niet zozeer wat wij proberen... Zij willen...
91 De Baptisten willen de grootste groep zijn. De Presbyterianen willen de grootste groep zijn. De Pinkstermensen, de Eenheidsmensen willen de grootste groep zijn. De Assemblies willen de grootste groep zijn. De overigen willen de grootste groep zijn. Laat ons dat uit ons hoofd krijgen! Er is slechts één groep, en dat zijn de bloedgewassen heiligen van de levende God, die voorbestemd zijn sinds de grondlegging van de wereld. En geen enkel zaad, het maakt mij niet uit wat het is, zal, als het niet bevrucht is, opkomen. Het maakt mij niet uit hoe dikwijls u naar de kerk bent gegaan, tot hoeveel denominaties u behoort. Tenzij dat leven van u bevrucht is door de Heilige Geest zult u nooit in de opname gaan, zult u nooit opstaan van die plaats waar u het graf ingaat. Dat is juist.
92 Ja, superkerk, superdenominaties, alles is super. Wat heeft het altijd gedaan? Elk ding waar een mens zijn hand op heeft gelegd, heeft gefaald. (Nu begin ik me religieus te voelen.) Waarom? Hij is een mislukkeling om mee te beginnen. En alles wat hij heeft geprobeerd te bereiken, heeft gefaald.
93 Wij leven in de dag van de beste medicijnen die we ooit hebben gehad, en toch doden die net zoveel mensen als die ze er genezen. Dat is juist. Wij hebben de dag gekregen dat alles zoveel beter schijnt te zijn. Maar kijk wat het aan het doen is, het slaat het leven uit de mensen. Ik stond in Afrika en lette op de malariamuggen, ze zaten opeen gehoopt op het been van een inboorling, maar het hinderde hem niet. Laat één mij steken, ik zat zo vol met allerlei dingen, dingen die ze in mijn armen hadden gespoten om daarheen te gaan, dat ik malaria zou hebben gekregen bij de eerste die langs me heen was gekomen. Kijk, het breekt de weerstand af. Het zou hier kunnen helpen, terwijl het hier hindert. Het verzwakt ons de hele tijd.
94 En kijk wat we vandaag hebben gekregen, een stel... Ik heb er een hekel aan om dit te zeggen, dit klinkt heiligschennend; maar het is bijna een stel geleerde idioten. Dat is juist. Ik zeg het als een zendeling: het is heel wat beter om te handelen met een ongeletterde heiden, dan om te handelen met een geletterde heiden. Een heiden is een 'ongelovige'. Dat is precies juist. O, het is zo'n afschuwelijk iets, deze dag waarin wij leven, zo afgrijselijk!
95 Let nu opnieuw op, een super, al deze dingen. Hitler probeerde een superras te maken. Farao probeerde een superras te maken. Ik stond in Egypte om te proberen de troon te vinden waarop Farao zat. Je zou zes meter diep in de aarde moeten graven om hun tronen te vinden. Ik heb in Rome gestaan waar de keizers waren, het is allemaal... Je kunt zelfs de plaats niet vinden tenzij je heel diep graaft, de verzonken muren enzovoort, waar de keizers waren. Waarom? Het toont aan dat elk ding dat de mensen doen aan bederf onderhevig is. Wat betekent dit alles? Dat al deze dingen zijn vervallen tot geschiedenis en stof.
96 Wat is de oorzaak dat een mens dat wil doen? Wat is de oorzaak? Het is omdat er iets achter zit, en hij probeert zijn eigen weg te nemen in plaats van Gods weg ervan te nemen. Dat is de reden dat zij proberen superdenominaties te bouwen. Dat is de reden dat zij supervervoer proberen te maken, supersteden, enzovoort, het is omdat daar iets achter zit. Daarom wil een mens tekeer gaan en dronken worden. Waarom doet hij dat?
97 Waarom ontdoet een vrouw zichzelf van kleding? Luister zusters. Dit is bijna een nudistenkamp geworden. Laat die geest geen vat op u krijgen. Het is een geest. Geloof me als een dienstknecht van Christus. Het is een duivel; houd hem bij u vandaan. Bid dat het bloed van Christus hem van u weg houdt. Het maakt mij niet uit tot welke kerk u behoort, dat betekent niets voor mij en niets voor God. De zaak is, staat u recht met God? Dan zal de hele zaak, u hoeft niet te plukken...
98 Ik woon in een land waar zij eikenbomen hebben, laaggroeiende eik. En in het voorjaar als de wintertijd voorbij is, hangen daar al die oude, dode bladeren aan de eikenboom. Nu, hoe zullen we er wat nieuwe bladeren aan krijgen? U hoeft er niet heen te gaan om de oude bladeren eraf te plukken. Laat slechts het nieuwe leven binnenkomen en het oude blad valt af.
99 En zo is het met Christus. Als Christus binnenkomt, valt de wereld automatisch af. Als mensen zeggen dat zij uit de Geest van God geboren zijn en nog steeds de dingen van de wereld liefhebben, dan zegt de Bijbel: "Als u de wereld liefheeft of de dingen van de wereld, dan is de liefde van God zelfs niet in u." Hoe kunnen we deze dingen doen?
100 Wij proberen superdingen te bouwen. Nu, het is helemaal verrot, het is allemaal stof, alles zal terugkeren tot stof. Dus mensen verlangen om een superteken te zien.
101 En God zei op een keer: "Ik ga hun een superteken geven. Ik ga die mensen een superteken geven."
102 De Joden willen tekenen. Iedereen wil tekenen. En zij willen tekenen. De wereld vandaag wil tekenen. Zij proberen hun eigen tekenen te maken. Maar God geeft hun een teken! Dat is juist. De bliksem tijdens een zwarte stormachtige nacht bewijst dat er licht kan zijn in de tijd van donkerheid. Dat is zo.
103 God zei: "Ik ga hun een teken geven: een maagd zal ontvangen!" Hoe nederig maakte Hij het! Dit is een superteken. "Een maagd zal zwanger worden en een kind baren, een zoon, en Zijn Naam zal genoemd worden Immanuël , 'God met ons'." Daar is een superteken!
104 Hoe behoorde het ons te raken, dat God Zelf een Baby wilde worden! Hoezeer heeft God de wereld liefgehad! Dat is een van de belangrijkste Schriftgedeelten die er zijn, hoe "De liefde van God de wereld zo heeft liefgehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft; opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren zou gaan, maar eeuwig leven zou hebben." Hij werd precies hetzelfde stof dat Hij op de aarde schiep. Wat zou dat moeten ontroeren! God, Immanuël, veranderde Zijn rol van God naar een Mens, strekte Zijn tent uit vanaf de sterren van de hemel om hier op aarde te leven met vuile schepselen zoals wij. Het is de liefde van God die zoiets zou doen!
105 Hoe behoorde het de zondaar te raken, te weten dat kleine Jehova in de armen van een moeder huilde; kleine Jehova Die niet kwam in de glans van een engel. Hij kwam als Abrahams Zaad. Hij kwam als een Man. Hij is nooit naar beneden gekomen via de gouden galerijen van de hemel. Als dat zo zou zijn, zou het voor de rijken zijn geweest. Maar Hij werd in een stal geboren, zo arm dat Hij een schoot moest lenen om door geboren te worden. En toen Hij heenging, moest Hij een graf lenen om in begraven te worden. Jehova, Immanuël, een superteken! Amen.
106 God zond profeten, Hij zond tekenen, Hij zond van alles. Maar Hij zei: "Ik zal u nu het superteken geven, het grote teken: Ik, Ikzelf, Ik kom neer om onder u te wonen, Immanuël genaamd." Het behoorde de mensen te treffen; Hijzelf vleesgemaakt en onder ons wonend! Geboren in een vuile, stinkende stal; kleine Jehova, niet liggend in een roze wieg in een ziekenhuiskamer, maar in een stinkende voerbak boven een mesthoop in een schuur. Immanuël! De Schepper van hemelen en aarde in doeken gewikkeld! Halleluja! Kleine Jehova spelend als een kind, Jehova als een tiener, Jehova als een timmerman, het behoorde te raken! Maar, het is zo dom, de wereld mist het een miljoen mijl.
107 Een vrouw zei niet lang geleden – ik had gepredikt over de Godheid van onze Here Jezus Christus – en ze zei: "Meneer Branham, ik waardeer uw prediking, maar er is één ding waarover ik zeker met u van mening verschil."
108 En ik zei: "Wat is dat, zuster? Als het slechts één ding is, ben ik blij u te ontmoeten, omdat het gewoonlijk honderden dingen zijn."
109 En ze zei: "Wel, er is één ding in het bijzonder." Natuurlijk behoorde zij tot een kerk die niet in de Godheid van Christus geloofde; precies zoals ik vandaag zie dat zij Hem wegduwen en van Hem slechts een profeet maken. O my! Ze zei: "U schept teveel op over Jezus. U maakt Hem Goddelijk."
Ik zei: "Hij was Goddelijk!"
"Wel," zei ze, "Hij kon niet Goddelijk zijn."
Ik zei: "Wel, Hij was Goddelijk."
110 Ze zei: "Wel, dat kan Hij niet zijn. Ik zal u met uw eigen Bijbel bewijzen dat Hij niet Goddelijk is."
Ik zei: "Ik zou u dat graag zien doen!"
111 En ze zei: "Goed, neem uw Bijbel en ga naar het elfde hoofdstuk van Johannes."
112 Ik zei: "Goed. Ik weet precies wat u wilt gaan zeggen, omdat ik het praktisch uit mijn hoofd weet."
113 En ze zei: "Toen Jezus onderweg was om Lazarus uit het graf op te wekken, zei de Bijbel dat 'Hij weende'."
Wel, ik zei: "Zeker."
114 En ze zei: "Welnu, hoe kon Hij Goddelijk zijn en wenen?"
115 Ik zei: "Dat was het menselijk deel dat weende. Dat is juist. U faalt om te zien dat Hij Immanuël was. Hij was zowel mens als God." Ik zei: "Hij was een mens die wenend naar het graf ging. Maar toen Hij die kleine schouders naar achteren trok, en zei: 'Lazarus, kom uit!', en een man die gedurende vier dagen dood was geweest en stonk eruit kwam en weer leefde, was daar meer voor nodig dan een mens!" Juist.
116 Hij was een mens toen Hij die avond van de berg afkwam, hongerig, en bij een boom zocht om iets te eten te vinden. Maar toen Hij vijf broodjes en twee vissen nam en er vijfduizend mee voedde, was dat meer dan een mens. Dat was de Schepper, Jehova! Juist.
117 Hij was een mens toen Hij die nacht op dat schip lag, en de tienduizend duivels van de zee zwoeren om Hem te verdrinken. Daar stuiterend als een kurk van een fles toen de golven kwamen opzetten. Hij was zo vermoeid van het prediken dat Hij zelfs niet kon bewegen, het kon Hem zelfs niet wakker krijgen. Maar zodra Hij was opgestaan, halleluja, naar voren trad, Zijn voet op de railing van de boot zette, omhoog keek en zei: "Kalm, wees stil", was dat meer dan een mens. Dat was God Die de golven van de zee kon stillen.
118 Het was een mens die aan het kruis om genade riep: "Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?" Maar op Paasmorgen toen Hij de zegels van de dood, hel en het graf verbrak, en weer opstond en zei: "Ik ben het Die dood was en voor eeuwig leef", was dat meer dan een mens. Dat was God in Zijn Zoon. Amen.
119 Iedereen die iets bereikt heeft, geloofde dat. Iedere dichter die... Het heeft ieders hart geraakt die ooit iets heeft gedaan.
120 Eddie Perronet die het inwijdingslied schreef, kon zijn liederen niet verkocht krijgen. Op een dag kreeg de Geest houvast op hem en hij nam de ganzenpen ter hand, en hij schreef met de Geest:
Alle eer voor de kracht van Jezus' Naam!
Laat engelen zich ter aarde werpen;
Breng voort het koninklijke diadeem,
En kroon Hem tot Heer over alles. Amen.
121 Aan de oude blinde Fanny Crosby werd op een avond gevraagd waarom zij geen wereldlijke liederen schreef. Ze zei: "Ik ben een Christin." Hoeveel verschilde zij van Elvis Presley!
Ze zeiden, wel, de man maakte gekheid over haar, zei: "Er is niet zoiets." Zei: "Wat betekent het voor u als Hij uw ogen niet zal openen?"
Ze zei: "God heeft mijn lot verkozen."
122 En hij zei: "Wel, hoe zult u dat ooit weten? Als u sterft, en daar is zo'n plaats, dan kunt u Hem niet zien."
Ze zei: "Ik zal daar mijn gezichtsvermogen hebben." "Wel," zei hij, "wat als u uw gezichtsvermogen niet gekregen hebt?"
Ze zei: "Ik zal Hem hoe dan ook kennen."
Zei: "Hoe denkt u dat u Hem zult kennen?"
123 Zei: "Ik zal de nagelafdrukken in Zijn hand voelen." Toen keerde zij zich om en inspiratie trof haar, en ze zong:
Ik zal Hem kennen, ja, ik zal Hem kennen,
En verlost zal ik aan Zijn zijde staan;
Ik zal Hem kennen door de nagelafdrukken in Zijn hand.
My! Zij schreef:
Ga mij niet voorbij, o tedere Redder,
Hoor mijn nederige roep;
Terwijl Gij anderen roept,
Ga mij niet voorbij.
Want Gij zijt de Stroom van al mijn vertroosting,
Meer dan het leven voor mij,
Wie heb ik op aarde nevens U?
Of wie in de hemel dan U?
124 Zeker, iemand die ooit iets bereikt heeft, geloofde dat Hij Immanuël is! Hij was meer dan een profeet. Hij was een profeet, maar Hij was een God-Profeet; Immanuël, God in vlees.
125 Hij komt nooit met eerbetoon van de hemel. Hij komt nooit als een engel. Hij komt als Abrahams Zaad, om het superteken van God voor de laatste dag te tonen. O ja, om een superzaad te maken, een superras, het ras dat beloofd was, Abrahams ras, om een superzaad voort te brengen waarover wij gesproken hebben, een super Christus.
126 Wat deden zij met Hem toen Hij op aarde kwam? Zij maakten gekheid over Hem. Zij noemden de Geest Die in Hem werkte – omdat Hij geesten kon onderscheiden enzovoort – ze zeiden: "Het is de duivel. Hij is Beëlzebul, een waarzegger." En het natuurlijke deel, het lichamelijke deel, hingen zij aan een hout, en ze brachten Hem ter dood.
127 Maar Hij was een superteken! Hij stond weer op op de derde dag omdat Hij het Woord van God vertrouwde. David zei onder inspiratie: "Ik zal Zijn ziel niet in de hel achterlaten, noch zal Ik Mijn Heilige verderf doen zien." Daarom wist Jezus dat de Schrift van Hem sprak, dat Hij geen verderf zou zien. Verderf zet in een dood lichaam in binnen tweeënzeventig uur. Wij weten dat. En Hij wist dat Hij ergens daar tussenin uit de dood zou opstaan. En Hij stond op uit de dood omdat Hij een superteken was. De profeten waren tekenen, zeker, maar zij stierven en gingen het graf in. Maar Jezus was het superteken, Hij kwam uit het graf! Amen. Superras! Jazeker. Een super Christus!
128 Na tweeduizend jaar nu, tweeduizend jaar, met al de critici en van alles, blijft Hij nog steeds Dezelfde vandaag! "Ik zal u een superteken geven, een groot teken." De mensen willen iets supers, daarom heeft de gemeente iets supers gekregen. Niet slechts een handdruk, niet slechts een formele doop; maar een doop van de Heilige Geest! Niet slechts voor op dat moment een "droge ogen belijdenis"; maar een Geest van God levend in hen, Die hun hele leven omhoog brengt tot een plaats waar zij Christus kunnen dienen en met Christus kunnen leven.
129 Nu, waar wij de laatste avond gebleven waren, zei de Bijbel in Genesis, het tweeëntwintigste hoofdstuk, het zestiende en zeventiende vers, Hij zei tegen Abraham: "Uw zaad zal de poort van zijn vijand bezitten. Uw zaad, Abraham, zal de poort van de vijand bezitten."
130 Toen Rebekka was uitgekozen voor Izak, de zoon, werd tegen haar hetzelfde gezegd. Toen Eliëzer – een type van de Heilige Geest – kwam om een bruid te zoeken, vond hij haar in de koelte van de avond. Vat u wat het is? Deze dag, de laatste dag, het laatste deel van de dag – als de avondlichten schijnen – dan vindt Hij haar.
131 En bemerk dat hij met twee verschillende mensen moest handelen. Zij had een familie. Maar de enigen waarmee Eliëzer te handelen had, waren haar moeder en haar broer.
Maar hij ging achter die bruid aan, zoals Abraham hem verteld had: "Ga, zoek een bruid onder mijn maagschap. Neem geen van deze vreemdelingen als zijn bruid."
132 En hij zei: "Nu, wat als de vrouw niet met mij mee wil komen?"
133 Zei: "Als zij dan niet wil komen, dan bent u vrij van uw eed." Legde toen zijn hand onder zijn heup en zwoer erbij.
134 Bemerk dat Eliëzer de vrouw vond; hij wist dat zij het was. En bemerk dat hij met twee mensen moest handelen, haar moeder en de broer. De vader, de overigen, hadden niets te zeggen. Moeder en broeder!
135 Zo moet de Boodschapper, de Heilige Geest van God, in deze laatste dagen de bruid eruit halen. Hij moest onderhandelen met de kerk die zichzelf de "moeder" noemt, de Katholieken; en de "broeder", de prediker. Dat is exact zo. Hij moest met deze twee onderhandelen. Zij waren degenen die er een probleem van maakten.
136 Maar nu zei hij: "Jij moet je keuze maken. Wil je gaan?"
137 En kijk, snel, zodra zij over Izak hoorde, voordat zij hem ooit had gezien, zei ze: "Ik wil gaan!"
138 Waarom? Zij was een bloedverwant van hem. Kijk, dat was het kind van Abrahams broer. Izak en Rebekka waren volle neef en nicht van elkaar, bloedverwant; aantonend dat de gemeente in de laatste dagen een bloedverwant van Christus zal zijn. Want de ware God Die de Christus voorbestemde, Wiens... Hij was het Lam dat voor de grondlegging van de aarde werd geslacht, en de gemeente zelf, haar naam, werd in het Boek gezet voor de grondlegging der wereld. En zodra Rebekka van Izak hoorde, was er iets in haar dat haar rechtstreeks naar hem toetrok, hoewel ze hem niet gezien had of zoiets, maar toch wilde ze gaan door haar eigen keuze, weg van moeder en broeder.
139 En vandaag, als dat Licht van God, die Heilige Geest, ooit een voorbestemd zaad treft, wiens naam in het levensboek van het Lam werd gezet van voor de grondlegging der wereld! De Bijbel zegt dat. Dat is juist. Het Licht zal schijnen! Je kunt tot sommigen prediken en het schijnt dat het als water van de rug van een eend afglijdt. Maar laat het eens dat zaad treffen, en let erop wat er gelijk gebeurt, er is nu precies iets gaande! Waarom? Het is voorbestemd zaad dat voortkomt. Het zal moeten komen. En als dat Licht, het Evangelie, het treft, vatten zij het. De overigen zullen opstaan en weglopen; het is niet voor hen. De Bijbel zei in het boek van Judas dat mensen werden "voorbestemd tot veroordeling". De hele Schrift is door inspiratie.
140 Nu, toen dat Licht de kleine Rebekka trof, herkende zij iets binnenin haar, en dat bracht haar tot Izak. Zij sluierde haar gelaat. Zij wilde niets meer te doen hebben met haar eigen denken. Izak was haar denken van toen af aan. En de gemeente zelf, als zij stuit op die kracht van God, de doop van de Heilige Geest, weg gaat ze uit de naamkerken vandaan, uit de Katholieke kerk, wat het ook is! Wanneer die doop van de Heilige Geest werkelijkheid is geworden voor de mensen, voor degenen die voorbestemd zijn – zoals u mensen hier – tot eeuwig leven, dan zien zij het en wandelen erin. Wat is het? Een superteken. En de vijand... bezit de poort van de vijand!
141 Kijk naar Abrahams natuurlijke zaad. Mozes bezat de poort van Egypte, die grote stad. Hij bezat de poort van de Rode Zee toen hij daar kwam. Hij deed het.
142 Kijk naar de Hebreeën-kinderen, de vijand was het vuur. Zij bezaten de poort van het vuur zodat het hen niet kon verbranden.
143 Kijk naar Daniël in de leeuwenkuil, Abrahams zaad, hij bezat de poort van de leeuwenmuil. Hij kon zijn bek niet open doen. Ik geloof dat God neerkwam in die Vuurkolom en daar tussen Daniël en deze leeuwen in stond. Iedereen weet dat een leeuw bang is voor vuur. En hij zag dat Licht daar rond wervelen, en die leeuw wou niet naar hem toegaan. Het was de Engel des Heren. Daniël bezat de poort van de leeuwenkuil. Waarom? Hij was het zaad van Abraham.
144 We zouden uren kunnen besteden aan al deze grote strijders. Heb er veel van hen hier opgeschreven. Terwille van de tijd zal ik het overslaan. Want ze stierven allen in het geloof, maar ze gingen allen onder de grond.
145 Maar toen kwam op een dag het Superzaad, het koninklijke Zaad, en Hij bezat de poorten van de dood, hel, en het graf. En Hij bracht na Zijn opstanding een eeuwig superteken voort: "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven!" Vandaag is het "een miljoen meer", het is een denominatie, het is een organisatie. Maar Jezus zei: "Deze tekenen zullen hen volgen", een superteken. Als God eenmaal iets heeft gezegd, dan kan Hij het nooit terugnemen.
Sommige mensen zeggen: "Dat was alleen voor de apostelen."
146 Wat zei Jezus? "Gaat gij in de gehele wereld en predikt het Evangelie aan elk schepsel." Hoever? Heel de wereld! Hoevelen? Elk schepsel! "Hij die gelooft en gedoopt is, zal zalig worden; hij die niet gelooft, zal verdoemd worden. En", een voegwoord, "deze tekenen zullen hen volgen die geloven." In heel de wereld en aan elke schepping, elk schepsel!
147 Ik kan u aantonen waar God gaven en kracht in de gemeente plaatste. Ik wil dat iemand zijn vinger op één Schriftgedeelte legt en mij aantoont waar Hij het wegnam, waar Hij het van de gemeente wegnam. Het is een superteken voor de gelovige dat wij zijn overgegaan van dood in leven, want wij voelen en zien de Heilige Geest werken in onze levens, Die ons verandert van wat we waren tot wat wij nu zijn. Amen. Hij stond op van de dood. Dank onze God!
148 Hij maakt het Woord super in de laatste dag. Hij leeft nog steeds in het zaad van Abraham met een superteken. Het teken dat Hij Abraham beloofde, het superzaad in de laatste dagen zou hetzelfde teken ontvangen, hetzelfde doen. Want God moest Christus, Immanuël, doden, om Hem weer op te wekken, om de Heilige Geest te zenden (een eeuwige Die niet kon sterven) om in de gemeente te leven om dat teken voort te brengen. Van al onze psychologie, van al onze grote leraars, van al onze theologen, is er niet één die vandaag op de aarde leeft die dat kan voortbrengen. De Heilige Geest is daarvoor nodig en Hij alleen! Het is dus Immanuël, Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig. God wekte Hem op uit de dood, en Hij is hier met ons na negentienhonderd jaar, levend, het superteken!
149 We hebben allerlei soorten tekenen. We hebben tekenen hier en tekenen daar. Maar God gaf een superteken, Immanuël, het Zaad van Abraham vleesgemaakt en onder ons wonend. Hij stierf, stond weer op, ten einde de gemeente te verlossen en de gemeente te heiligen, opdat Hij zou mogen leven in de gemeente, om voortdurend de supertekenen voort te brengen voor anderen in de toekomende eeuwen, zoals Hij beloofde. Niet een superorganisatie, maar een superteken. O, geboren uit Zijn ware leven, Gods eigen leven levend in ons, hetzelfde teken voortbrengend zoals Hij deed in Sodom, daar bij de profeet Abraham.
150 God heeft altijd profeten gegeven. God geeft profeten. En als Hij profeten tot de mensen zendt, is het gewoonlijk het teken van een komend oordeel. Wist u dat? Als profeten op de aarde worden gezonden. Nu wil ik even iets met u doornemen voordat we de gebedsrij beginnen, in de komende paar minuten.
151 Toen God Noach zond tot een intellectueel tijdperk, was dat met een dwaze boodschap aan hen, omdat het niet overeenkwam met de situatie van hun dag. Maar God zond Noach als een profeet, profeterend dat het einde nabij was. En God liet hem leven om het te zien gebeuren.
152 Toen God iemand stuurde, Israël uit Egypte haalde, zond Hij Mozes, een profeet, om te profeteren tot een wetenschappelijk tijdperk van Egypte. Een profeet, een teken van het naderende oordeel.
Daniël was een teken voor Babylon.
En Johannes was een teken voor de Joden.
153 Nu is er een superteken van de Heilige Geest. Wij weten, wij weten absoluut zeker dat Christus nog steeds leeft en regeert. Hij is Degene Die super is.
154 U praat over een superman? De duivel heeft iets nagemaakt van het echte dat God heeft gemaakt. Alles wat de duivel heeft, maakte hij na van iets wat origineel is. De duivel kan niet scheppen. Nu, u weet dat. Als de duivel een schepper is, dan hebben we twee scheppers. De duivel kan niet scheppen. Hij verdraait wat geschapen is. Nu kijk, zoals een... Wat is overspel? Overspel is de juiste handeling verdraaid. Wat is een leugen? Het is de waarheid verdraaid. Wat is zonde? Ongerechtigheid. Het is gerechtigheid verdraaid. En alles wat de duivel heeft, is iets verdraaids van wat God origineel heeft gemaakt. Dat is de reden waarom zij Jezus "Beëlzebul" noemden. Die oude waarzeggende duivel daarginds was een verdraaide geest tegenover een profeet. Zie?
155 En dat is hetzelfde vandaag. Zij begrijpen het niet. Maar als zij de Bijbel zouden lezen, zouden ze zien dat de Bijbel zegt dat het een superteken was.
156 Kijk naar dat stel van honderdtwintig onwetende vissers, enzovoort, die de opperkamer ingingen op de Pinksterdag. Zij kwamen naar buiten met een superteken. Daar stonden mensen van alle naties onder de hemel. En hier waren zij, kenden zelfs hun eigen taal niet, en spraken in de taal van elke natie onder de hemel. Superteken! O my, wij zouden voortdurend door kunnen gaan! Superteken; Hij is het superteken.
157 Hij is het laatste teken. En weet u wat het superteken was in Abrahams tijd? Het was toen de grote God Zichzelf toonde in vlees, en zo deze grote manifestatie toonde van het weten wat Sara zei in de tent. Het laatste teken dat Israël kreeg voor haar verwerping, en Jezus "Beëlzebul" noemde, was toen Jezus hun gedachten van hun harten kon opvangen. Jezus zei dat deze generatie hetzelfde zou ontvangen! Dat is het laatste! Wat is het? Dat was God bij Abraham; dat was God in Christus. God bij Abraham; God in Christus, Immanuël. En vandaag is het God in Zijn gemeente, het superteken dat God nog steeds leeft. Gelooft u dit? Ga hier nooit bij vandaan. Blijf erbij. Het zijn de sluitende uren. Het zijn de sluitende uren van de wereldgeschiedenis.
158 Nu is het een beetje later dan ik dacht, het is kwart over vier, dus moet ik gaan stoppen en beginnen met voor de zieken te bidden.
159 Superteken! "Ik zal hun een eeuwigdurend teken geven. Ik zal hun een teken geven dat u niet zult kunnen vernietigen." En dat kunnen zij niet, want Jezus Christus is Dezelfde, gisteren, vandaag en voor eeuwig. Ongeacht wat u eraan probeert te doen, u zult nooit in staat zijn om het te vernietigen. Het enige wat u ermee kunt doen, is het te geloven.
160 En nu, gedurende deze week bij u lieflijke mensen... Ik zou een ellendige huichelaar zijn om hier voor mensen te staan die God liefhebben om ze dan iets proberen te vertellen wat fout is. Ik zou een misleider zijn; ik zou niet achter deze preekstoel moeten staan; ik zou niet in het gezelschap van deze fijne predikers moeten zijn; ik zou niet in uw gezelschap moeten zijn. Ik zou buiten moeten zijn met de rest van de zondaars en huichelaars. Maar omdat ik dit geloof, en God heeft verkozen dat dit in de laatste dagen voort zou moeten komen, en het bewezen heeft door Zijn Bijbel, is dat waarom ik hier ben.
161 Ik ben hier niet voor populariteit. Als dat zo zou zijn, zou ik radio- en televisieprogramma's hebben, zou dit allemaal op televisie zijn, enzovoort. Zij moeten de mensen bedelen om hun geld, en dergelijke dingen; ik wil die rommel niet. Ik wil in de gunst staan bij mijn God, en dat is alles. Ik wil daar zijn... als Hij mij zendt waar slechts vijf mensen in een kerk zitten, en zegt: "Blijf daar gedurende zes maanden", dan zal ik precies daar blijven. Ik heb niets wat mij bindt. Dat is juist. Als Hij mij overzee zendt naar honderd miljoen mensen, wil ik daar precies zijn. Op een of andere manier zal Hij ervoor zorgdragen. Dat heeft Hij altijd gedaan, en Hij zal het.
162 Maar om eerlijk en oprecht te zijn, vertel ik u, mijn vrienden, dat Christus vandaag leeft. Hij is niet dood. En Hij is een immerdurend teken, zoals wij het nu naar voren hebben gebracht door Abraham, door de dagen van Jezus, en regelrecht tot hier, dat dit het laatste is wat aan de gemeente moet worden gegeven.
163 Laat mij een voorzegging doen. Ik profeteer niet. Ik voorzeg. Ik voorzeg dat in de komende jaren alle organisaties geforceerd zullen worden om een standpunt in te nemen. En zij zullen een samengaan van kerken hebben, en een grote boycot zal deze vereniging van kerken volgen. Alle denominaties zullen gedwongen worden erin te gaan; allemaal. Als zij het niet doen, zal er een verschrikkelijke boycot zijn. Ze hebben zich vandaag bijna allemaal (niet opzettelijk) aangesloten bij die Wereldraad van kerken, hun geboorterechten verkopend; Protestanten, "broeders" met de "moeder", de Katholieke kerk van Rome. Zij zullen dat doen. U weet dat de Bijbel zei dat het onkruid gebonden zou worden, eerst gebundeld. Zij bundelen zich samen in één grote groep. De Bijbel zei dat zij een beeld voor het beest zouden maken. Ik geloof dat het zal geschieden dat spoedig, als mensen niet bij enige organisatie, een kerk, horen, er binnengaan, hun deuren zullen worden gesloten.
164 Deze natie heeft altijd Israël getypeerd. Wij ontdekken dat toen Israël in een ander land kwam, zij de bewoners namen, hen doodden, ze wegjoegen, hen verdreven en het land in bezit namen precies zoals wij met de Indianen hebben gedaan. Want God had hun dat land gegeven. God gaf ons dit land. Bemerk wat er plaatsvond. Zij hadden grote mannen in die dagen: Jozua; een koning; zij hadden David; zij hadden Salomo; grote mannen. Maar tenslotte liep het erop uit dat zij een afvallige in het voorgestoelte kregen: Achab, een lauwwarme gelovige. Het was niet zozeer Achab, maar het was die vrouw achter hem, Izebel, van een ander ras, van een andere klasse, geen Israëlietische, zij was een heidense, een afgodenaanbidster. Zij was degene die het vuile werk deed; zij vertelde Achab wat hij moest doen. En wij zijn op dezelfde manier te werk gegaan en we hebben een Washington gehad, een Lincoln, nadat wij de Indianen hadden verdreven en hun grond hadden ingenomen. Maar wat hebben wij gedaan? Door politiek hebben we precies datgene binnengebracht waarvoor wij hierheen kwamen om van bevrijd te worden. Dat is precies juist. Een Izebel, een Herodias, en een Jacqueline, tweemaal eerder getrouwd, levend met haar derde echtgenoot, woont nu daarin. En toch gaan de mensen ervoor, met verblinde ogen. En daar is het!
165 Let u maar op, we gaan oogsten wat we zaaien! Zij is aan het einde. Ik profeteerde in 1956 dat Billy Graham zou terugkeren, en ik zei dat Tommy Osborn zou terugkeren, en dat Amerika haar laatste oproep zou ontvangen.
166 Verscheidene jaren geleden voorzegde ik exact de Maginotlinie, precies wat er zou plaatsvinden, exact dat Kennedy de plaats hier zou innemen, en dat er hier een Katholieke president zou regeren, en wat het zou zijn. En er zijn slechts twee dingen overgebleven van de zeven dingen die Hij mij vertelde die er precies zouden gebeuren. Dat is juist. Het staat op oud, geel papier. We zijn in de eindtijd.
167 Onthoud, broeder, dat in de dagen daar terug in het land Israël, toen zij verkeerd ging, God iemand had die opstond, genaamd Elia. Hij had geen reputatie. We hebben geen voorgeschiedenis van zijn leven, we weten niet waar hij vandaan kwam. Het enige wat wij weten is dat hij in een wagen naar de hemel ging. Hij was een soort bosbewoner. Hij haatte immorele vrouwen en hij schroomde niet om Izebel te vertellen wat zij had gedaan.
168 Toen kwam er voor de komst van de Here Jezus een andere, gezalfd met zijn geest, genaamd Johannes, ook een bosbewoner. En hij haatte immorele vrouwen. Hij schroomde niet om Herodus te vertellen dat het verkeerd was om met de vrouw van zijn broer Filippus te leven. En Herodias liet zijn hoofd afslaan. Precies.
169 Het is eveneens voorzegd – Maleachi 4 – dat het weer terug zal komen. Er zal een superzaad opstaan. Er moet iets opstaan dat ruggengraat heeft en christelijke rechtschapenheid, zeker, wat deze Izebelreligie zal aanpakken, die zelfs in onze Pinkstergroepen is binnengedrongen. Iemand die zal standhouden met christelijke geest en vuur, met de Heilige Geest erachter om te bewijzen dat het juist is. Het zal licht zijn in de avondtijd! En Hij zal het geloof terug herstellen van de kinderen naar de Pinkstervaderen, weg van hun dogma's en geloofsbelijdenissen. Het zal moeten komen en het zal komen! In de Naam van de Here, het zal komen!
170 Deze kleine, zwakke, onbeduidende, zogenaamde menselijke prestaties... Ze laten er mensen mee wegkomen dat ze kaart spelen en vier of vijf keer getrouwd zijn en diaken zijn in de kerken en dergelijke dingen. Het is een grof schandaal in de ogen van God en dan noemen ze dat de godsdienst van Christus; predikers; mannen; vrouwen; gemengd zwemmen; buiten op straat korte broeken dragend; sigaretten rokend! Wel, de ruggengraat van de natie is gebroken als vrouwen zich zo gedragen. Vrouwen zijn de ruggengraat van de natie. Het is niet het roodborstje dat op de appel pikt en hem beschadigt, het is de worm in het klokhuis. Ik ben niet bevreesd voor de Russische atoombommen. Nee, heus niet, omdat het onze eigen verdorvenheid is die ons doodt. Het is verrot tot op het bot door immoraliteit. Dat is juist.
171 En u mensen, ik moet dit zeggen, laat u nooit door iemand iets in uw maag splitsen over communisme. Communisme is niets. Het is slechts een werktuig in Gods handen. Laat iedere willekeurige Bijbellezer of profeet opstaan om mij te tonen waar de Bijbel ooit gezegd heeft dat communisme zal regeren. Het is geen communisme dat zal gaan regeren.
172 Het is Romanisme dat gaat regeren overeenkomstig de Bijbel. Laat mij dit zeggen bij het sluiten. Er zijn drie belangrijke gordijnen vandaag. Een ervan is het ijzeren gordijn. Het andere is een bamboegordijn. En de volgende is een purperen gordijn. Let u op deze, dat is degene die zal gaan regeren.
173 O, kunt u niet zien dat de hele zaak er regelrecht op af gaat? De gemeente wordt... "Tenzij er een afval komt, kan de mens der zonde zichzelf niet openbaren." De communisten, de lauwe toestand van de gemeente, de onbeduidendheid waart rond. God, heb genade! Hij zei dat Hij in die dag een superteken onder hen zou zenden, Hij zou een volk voor Zijn Naam uitroepen. Hij zal het doen!
174 Eenendertig jaar geleden wijdde ik mijn leven toe en de oude William Branham stierf. En ik gaf mezelf als een dienst om te respecteren, om het vuil van de Naam van Jezus Christus af te nemen, om het Woord van God terug te brengen in de gemeente. Ik ben eenendertig jaar in dienst. God, help mij om te leven dat ik de dag kan zien dat de harten van Christenen in eenheid kloppen, amen, en dat de vuilheid van de vrouwen en de mannen, en de kerken en hun geloofsbelijdenissen en dingen zijn weggevallen, en dat er een ware, getrouwvolle gemeente van de levende God in de schoonheid van Christus staat om Hem te ontvangen als Hij komt.
Laten wij onze hoofden buigen.
175 Hemelse Vader, waarom moet ik zulke dingen zeggen? Het is nu van mijn schouders af, Here. Het is... het is nu in de oren van de mensen. Ik bid, God, dat... Ik denk het niet van de mensen die hier zitten, maar laten zij het naar iemand anders toe brengen. O, heb genade, Vader God.
176 Wij hebben vandaag zoveel over het superteken gesproken. Wij brachten Abraham naar voren om het geloof dat hij had te tonen. Laat nu de kracht van God, Here, in de levens van de mensen regeren. Laat de Heilige Geest teder komen, aangenaam voor elke gelovige, hen in Zijn armen nemen en hun vertellen: "Vrees niet, kleine, het is precies onderweg." Nog een klein eindje en het grote Meesterwerk zal komen, de Christus van God, het Superteken Dat is opgestaan uit de dood en voor eeuwig leeft, onder ons levend in de vorm van de Heilige Geest, zeggend: "Die dag zult gij weten dat Ik in de Vader ben, de Vader in Mij; Ik in u en gij in Mij." Dan zal God in Zijn volk Zichzelf manifesteren. God, mag er hier deze middag niemand zijn die zo dom is om dat te missen. Moge de Geest de dingen voor hen levend maken.
177 Hier zijn zakdoeken die hier voor de zieken en aangevochtenen liggen. Ik denk, wat als deze zakdoek naar mijn zoontje zou gaan? Wat, als het naar mijn vrouw zou gaan, of mijn dierbare oude vader als hij leefde, het naar hem zou gaan, of naar mijn moeder? O, ik zou iemand willen die oprecht is. En God, met al de oprechtheid die ik maar weet te hebben, vraag ik om elk van hen te genezen, God. Sta het toe. Wij zijn in de Bijbel onderwezen dat ze van Paulus zakdoeken of schorten afnamen. Nu beseffen wij dat Paulus niet meer onder de sterfelijken is; hij is onsterfelijk. Paulus is heengegaan. Maar Jezus blijft hier, Hij is dezelfde God. En de mensen die geloof in Paulus hadden, wisten dat U in zijn lichaam was; dat U het was, niet Paulus. Hij stierf dagelijks zodat U in hem kon leven. En nu, Vader, herkennen zij hetzelfde, en daarom brengen ze zakdoeken en schorten naar ons toe. U blijft dezelfde God. Geef hun dezelfde zegeningen, Vader. Ik vraag het in Jezus' Naam.
178 En nu, Here, ga ik voor Uw zieke kinderen bidden. Ik bid dat U mij wilt helpen. Moge de Heilige Geest mij deze avond zo zalven, niet alleen mij, maar elke prediker, elke persoon hier, zodat er geen enkel zwak persoon onder ons zal zijn als de dienst voorbij is. Sta het toe, Here.
179 Nu, met onze hoofden gebogen. Voordat we de gebedsrij oproepen, vraag ik mij af of er hier iemand is die zo ongeveer ziek is van zonde. U ging naar de kerk omdat ze een grote klokkentoren had, omdat de burgemeester van de stad daartoe behoorde, of een beroemde doctor in de godgeleerdheid. Ik heb er niets kwaads over te zeggen. Jezus veroordeelde deze Farizeeërs niet; Hij zei alleen: "U bent blind en leidt de blinden!" Hij zei: "U gaat de zeeën over om één bekeerling te maken en als u hem heeft, maakt u hem een tweevoudig meer kind van de hel dan hij was om mee te beginnen." Dat is ongeveer juist. Onthoud, u moet aan de Waarheid voorbijgegaan om een dwaling te ontvangen. Geloof het Woord! "Hij die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen."
180 Wilt u deze avond Christus ontvangen, steek dan even uw hand op en zeg: "Broeder Branham, ik wil het, precies hier in mijn stoel. Ik hoef niet daar naar het altaar te komen, ik geloof Hem precies hier. En van deze dag aan, beloof ik dat ik Christus zal dienen. Ik zal naar een van deze kerken gaan en worden gedoopt. Ik zal zoeken totdat de Heilige Geest mijn lichaam vult, mijn ziel vult, mij eeuwig leven geeft. Ik geloof dat wat u hebt onderwezen de waarheid is. Bidt u nu voor mij, broeder Branham, om mijn besluit te nemen, om dit het uur te laten zijn, precies hier op mijn stoel zal ik mijn hand opsteken"? Hoeveel zullen het er zijn? God zegene u. God zegene u. En God zegene u. Dat is goed. Juist.
181 Ik ga u niet roepen om hierheen te komen. Zeg precies in uw hart: "Here Jezus, ik geloof nu waarlijk." Goed, blijf nu geloven: "Ik geloof echt, Here Jezus." Iemand anders nu op het balkon. Ik wacht een ogenblik.
182 Dit is meer, meer dan bidden voor de zieken, vrienden. God zegene u, ik zie uw hand daar achterin, zoon. God zegene u, meneer. Ongetwijfeld zal een goede man zoals u vele goede dingen hebben gedaan in zijn leven, maar dit is het grootste wat u ooit hebt gedaan, broeder.
183 Onthoud, precies op het moment dat u uw hand in oprechtheid opstak, nam Hij u direct aan. "Hij die Mijn woorden hoort, en gelooft in Hem Die Mij gezonden heeft, heeft (tegenwoordige tijd) eeuwig leven en zal nooit in het oordeel komen." U zult nooit door de verdrukking gaan, nooit in het oordeel komen, maar u bent overgegaan van dood in leven. Hoe heerlijk!
184 Wil iemand anders zijn hand opsteken? God zegene je, kleine zuster. God zegene u, zuster. God zegene u, zuster. En God zegene u. Beide meisjes, of kleine jongen, God zegene jullie. God zegene deze dame hier. God zegene u, mijn zuster. Meen het nu, Hij neemt u precies aan waar u bent. Nu onthoud, dat een altaaroproep wonderbaar is, maar in de Bijbel hadden zij nooit een altaaroproep; de mensen geloofden: "Zo velen als er geloofden, werden toegevoegd aan de gemeente." Geloof precies op de plaats waar u bent, dat u precies nu overgaat van dood in leven.
185 Er is een ander waar ik zozeer op wacht. God zegene u daar achteraan. Goed. God zegene u. Er is nog iemand waarvan ik weet. Ik kijk precies over hen heen. Ik zie het. U zegt: "Meent u dat, broeder Branham?" Ik meen het. Wilt u Christus niet ontvangen Die nu tot u spreekt, zeggend: "Dit is de tijd, dit is het uur"? U hebt het altijd gewild. Wilt u Hem nu niet als uw Verlosser ontvangen? "Ik neem mijn beslissing precies hier, ik weet dat dit mijn tijd is. Precies nu steek ik mijn handen omhoog en zeg: 'Here, ik wil nu overgaan van dood in leven. Ik wil een nieuw schepsel zijn. Ik wil iets in mijn leven hebben waarvan ik weet dat het moedig is, mij boven de zorgen van het leven uitdraagt. Ik wil weten dat ik leef. Ik kan me niet veroorloven het erop te wagen. Ik zou... mijn leven zou hier nu direct kunnen ophouden, het zou nu vandaag kunnen zijn en dan zal ik U moeten ontmoeten.'" Maar als u er niet zeker van bent, wilt u dan niet uw hand opsteken terwijl wij bidden? Sta het toe, God. Amen. Dat is fijn, goed. Dat is het. Ja, ik ben blij, mijn dierbare zuster dat u dat begreep.
186 Onze hemelse Vader, het is nu alles in Uw hand. Daar is waar het Licht hing, en nu is het uit, het is weg. Ik heb het naar mijn beste weten gedaan, Vader. En nu geef ik U elk van hen als de trofeeën van deze samenkomst, Vader, de trofeeën van de Boodschap. En wilt U... Zij zijn liefdegaven van God aan Zijn Zoon, Jezus Christus. "En geen mens kan komen tenzij Mijn Vader hem trekt; en alles wat de Vader Mij gegeven heeft, zal tot Mij komen, en Ik zal hem opwekken op de laatste dag." U beloofde het, Christus. Ik claim het voor hen. Ik claim Uw Woord voor hen. Hier staande als een prediker, een priester tussen de levenden en de doden, doe ik nu precies wat U hebt gezegd, nemend wat U in Uw Woord hebt gezegd. U zei in Johannes 5:24, Here, waar het staat geschreven, U zei: "Hij die Mijn woorden hoort, en gelooft in Hem Die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven." U beloofde het, en nu staken zij hun handen op dat zij het geloofden en het accepteerden. Nu zijn zij de Uwen. Ik vertrouw hen aan U toe. Leid hen, Vader, door heel de levensreis. En dan, in het uiteindelijke einde als de opname komt, mogen zij in die opname gaan. Ik zou hier nooit hun hand kunnen schudden, maar, Here, laat ons als buren leven aan de andere kant. Sta het toe, door Jezus Christus' Naam. Amen.
187 En voelt u zich gereinigd? Het is omdat de Heilige Geest iets voor ons doet terwijl we predikten. Er is één Persoon op Wie ik altijd wilde lijken en dat was Jezus. Kent u het lied? Broeder Davis schreef het.
Uit Bethlehems kribbe kwam een Vreemdeling voort,
Op aarde verlang ik te zijn zoals Hij;
Door heel de levensreis van aard' tot glorie,
Vraag ik alleen te zijn zoals Hij.
Laten wij het nu allen proberen te zingen.
Te zijn als...
... te zijn zoals Hij;
Door heel de levens-... van...
188 Laten we het neuriën, zoals kinderen. [Broeder Branham begint Te zijn als Jezus te neuriën – Vert] Dat is mijn verlangen. Toen ik een kleine jongen was, las ik Edgar Rice Burroughs' Tarzan van de apen; ik sneed een stuk af van het vloerkleed van mijn moeder om Tarzan na te doen. Toen ik las over De eenzame ster cowboy, reed ik op een stokpaardje overal naartoe. Maar op een dag pakte ik de Bijbel op en sindsdien is mijn verlangen om te zijn zoals Hij. [Broeder Branham is zeer ontroerd – Vert] God, laat mij zo zijn, laat Zijn leven zo door mij heen vloeien. Mag ik mijzelf wegcijferen – belijdend dat ik nu al eenendertig jaar dood ben – opdat Jezus Zich zou kunnen reflecteren. De enige wijze waarop ik weet dat Hij het kan doen, is door Zijn Woord. Om te zijn zoals Jezus! O ja, slechts om te zijn zoals... als Jezus!
Op aarde verlang ik te zijn zoals Hij,
Door heel de levensreis...
189 Ik word nu oud. Ik moet vrij spoedig van het toneel afgaan. Dat is nog steeds mijn verlangen, om te zijn zoals Hij.
190 Hemelse Vader, terwijl dit prachtige lied wordt gespeeld: Om te zijn als Jezus, kan ik wel voldoende sterven? Kan ik mijzelf, de onwaardige, wel genoeg uit de weg krijgen? Er is geen van ons waardig, Here, om te zijn zoals U, maar U zei dat het zo zou zijn, dan is het Uw belofte. Reinig ons, Here, neem al de twijfels weg. Wij willen zijn zoals Jezus. In onze levens willen wij dat Zijn Geest in ons leeft. Wat zou Hij doen als Hij hier deze avond zou staan met de verlosten van Zijn bloed, na Zijn dood, begrafenis, en opstanding? God, sta het nog eenmaal toe, wilt U? Help dit arme hongerige hart van mij, hongerend naar broederlijke liefde, zusterlijke liefde, met fatsoen en eerbied, als Christenen, als zonen en dochters van de Meester. Welk soort persoon zouden wij moeten zijn? Sta het toe door Jezus' Naam, nog eenmaal, Here, alstublieft.
191 Als Hij hier stond, wat zou Hij dan doen? O, als wij onszelf maar konden overgeven. Hij beloofde: "Een kleine tijd en de wereld zal Mij niet meer zien, maar gij zult Mij zien." Als ik het nu weer opnieuw zou kunnen doen als ik voor u ga bidden, zodat u zou weten dat ik het niet was. Zijn Woord zei hier: "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven. Als zij handen op de zieken leggen, zullen zij herstellen." Laat het nog eenmaal worden gedaan, als Hij alleen maar Zijn Geest laat binnenkomen voordat we dit beginnen.
192 Dat ik zo ruw gepredikt heb, is hard, maar bid voor mij. Bid. Bidt u: "Here, laat mij in staat zijn om vandaag Uw kleed aan te raken. Wend Here, Uw dienstknecht, broeder Branham, tot mij, laat hem tot mij spreken zoals hij deed... zoals U deed bij de vrouw bij de bron. Ik weet dat het niet broeder Branham is. Hij moet uit de weg gaan. Maar als U gewoon zijn lichaam neemt en het gebruikt, dan weet ik dat U het bent, na al deze vijf dagen van harde lering hierover, Schrift na Schrift, en de beloften. Ik zal het geloven." Wilt u dat doen? Dank u.
193 Door Zijn genade en door Zijn hulp: de Engel van de Here Wiens foto u achteraan ziet – als ik u opnieuw ontmoet aan de rivier of er net overheen voordat we omhoog gaan – onthoud, dat Hij nog geen halve meter bij mij vandaan staat vanwaar ik nu sta. En dat is exact de waarheid. En ik neem iedere geest hier onder de controle van de Heilige Geest, in de Naam van Jezus Christus. Ik vraag u om te geloven wat ik onderwezen heb, dat het de Waarheid is, als het Gods Woord is. Als het niet het Woord is, geloof het dan niet. Als het het Woord is, dan is het het Woord, en dan zal God Zijn Woord bekrachtigen.
194 We hadden net een kleine, kleine... Mensen die daar zaten, zodat de zalving kon binnenkomen. We zullen elk persoon gaan roepen. Billy zegt dat er hier vijfhonderd gebedskaarten zijn uitgedeeld. Ik ga voor elk van hen bidden, ik ga dat doen. Ik wil dat u ziet dat Hij het is.
195 Een kleine Katholieke dame kwam hier naar Santa... Al deze heilige namen hier rondom haal ik allemaal door elkaar. Waar waren we het laatst? Santa Maria. Ze kwam het podium op en ze had haar rozenkrans in haar hand. Ze zei: "Vader", ik zei: "Broeder." Ze zei: "Ik weet dat God met u is. Als u alleen maar uw handen op mij legt, zal ik gezond worden." Dat was al wat zij nodig had.
196 Ik denk aan die kleine Mexicaanse vrouw die avond ginds in Mexico, met die kleine dode baby. U hoorde het verhaal, het stond in het blad van de Zakenlieden. Stond daar te prediken, probeerde het de tweede avond. Billy kwam naar me toe en zei: "Papa, ik heb meer dan zeshonderd zaalwachters die daar staan. Zij kunnen een kleine vrouw niet tegenhouden. Haar baby stierf deze morgen om negen uur; een kleine Mexicaanse vrouw." Het was in Mexico Stad. En zei... Het regende de hele dag en zij stonden daar, duizenden, leunend, geen plaats om te zitten; stonden rechtop.
197 En de broeder die de kaarten uitdeelde was zo langzaam. Ik noemde hem Mañana , wat in het Mexicaans 'morgen' betekent. Hij was altijd zo laat. Hij kwam me om negen uur ophalen. En ik kwam daar aan.
198 En Billy zei: "Die vrouw heeft daarginds die dode baby, papa. En ik... Wij kunnen haar niet tegenhouden." En zei: "Mañana heeft al de kaarten uitgedeeld." Zei: "Ik kan haar niet in de gebedsrij laten komen zonder een kaart vanwege sommige anderen."
199 Ik zei: "Wel," ik zei: "broeder Moore..." Wie kennen broeder Jack Moore? Velen van u hier. Ik zei: "Broeder Moore, ga voor de baby bidden, zij zal mij hoe dan ook niet kennen." Zij lieten mij via een ladder langs een muur zakken om naar het podium te gaan. Ik zei: "Zij zal mij niet herkennen", in die grote arena.
200 Kent u broeder Espinoza, hier aan de Westkust? Broeder Espinoza, wie van u kent broeder Espinoza, de Mexicaan? Jazeker. Ja. Hij stond daar precies voor mij te vertalen.
201 En ik begon; ik zei: "Zoals ik zei: 'Geloof is de vaste grond van dingen...'" En ik keek, en precies voor mij verscheen de kleine Mexicaanse baby. Hij had geen tanden. Hij lachte. En ik keek om mij heen en ik zag dat broeder Moore ging bidden voor de dame. Zij zou onder de benen van deze zaalwachters door gaan, hen boos maken, over hun schouders klimmen met deze dode baby in een dekentje gewikkeld. Dus toen ik dat zag, zei ik: "Wacht een ogenblik, broeder Moore, vertel de zaalwachters opzij te gaan, en laat de dame hier boven komen." Ik wist niet dat het de baby was. Ik dacht het alleen. Ik legde mijn hand op het natte dekentje.
202 Eerst rende ze naar boven en ze haalde een van deze kralen van de rozenkrans tevoorschijn, en begon te schreeuwen: "Padre!" "Vader", weet u.
En ik zei: "Doe dat niet."
203 Dus bad ik alleen voor de baby, ik zei: "Here Jezus, ik zag een visioen van een kleine baby. Ik weet niet of het deze is." Ik zei: "Ik leg mijn handen op dit natte dekentje." Het begon te trappen en te schreeuwen. Het kwam tot leven.
204 Ik zei: "Broeder Espinoza, controleer dat. Zeg het niet totdat de dokter de verklaring ondertekent dat de baby stierf."
205 Hij controleerde het. Hij stierf die morgen om negen uur; en het was 's avonds elf uur toen hij tot leven kwam. Toen verscheen het in de kranten en van alles.
206 Toen had ik een interview met de Katholieke kerk, en zij vroegen mij of ik dacht dat hun heiligen hetzelfde konden doen. Ik zei: "Als zij zouden leven."
Hij zei: "Wel, zij kunnen geen heilige zijn voordat zij dood zijn."
Ik zei: "Nee. Vind dat in de Schrift voor mij."
207 Dus Hij leeft nog steeds. Hij is nog steeds hier. Bid nu. Raak slechts de zoom van Zijn kleed aan. Laat mij u nu een Schriftgedeelte geven: "Hij is de Hogepriester Die kan worden aangeraakt door het voelen van onze zwakheden. Dezelfde, gisteren, vandaag en voor eeuwig." Ik claim dat Hij de Hogepriester is, precies hier. Hij is de onzichtbare Hogepriester Die alleen iets voor u kan doen of bemiddelen als u belijdt dat Hij het gedaan heeft. Zie? Raak Hem nu aan. Iemand van ons aanraken, zal geen verschil maken, maar raak Hem aan en Hij zal door Zijn Geest werken. Zie? Ik geloof dat ik Zijn Geest heb. Raakt u aan, en zie of het juist is of niet. Raak Hem aan. Bid alleen.
208 Op het balkon; sommigen van u mensen op het balkon denken dat u te ver weg bent. U bent niet buiten Zijn bereik. Hij is overal, alomtegenwoordig. Gelooft u dat? Alwetend. Gelooft u dat? Weet alles, altijd tegenwoordig, almachtig, geheel krachtig, oneindig. Halleluja! Dat is mijn God.
209 Hier is een oudere dame die aan het eind zit, zij heeft daar gedurende een paar minuten gebeden. Ik dacht dat ik Het bij haar zag staan. Zij heeft problemen met haar hoofd. Geloof. Als dat waar is, steek dan uw hand op. Het heeft u nu verlaten. Uw geloof heeft u genezen.
210 Wilt u het aan haar vragen? Wat was het? Zij raakte mij nooit aan. Kijk hoe ver zij van mij weg is. Maar het Oog dat zag, zei: "Ik zag u toen u onder de vijgenboom zat." Hij leeft vandaag nog steeds. Dat is een superteken. Hij is nog steeds hier. Geloof alleen.
211 Daar zit een dame precies hier achteraan. Zij huilt. Ze bidt. Ze lijdt aan een nerveuze maag. Als zij slechts met haar hele hart zal geloven, zal God haar genezen. Mis het niet, zuster. Mevrouw Snowden, heb geloof. Het spijt me dat ik haar naam moet noemen. Wij zijn vreemden voor elkaar, ik heb de vrouw nooit in mijn leven gezien. Was het uw toestand, enzovoort, waar alles over gezegd werd? Wuif met uw hand heen en weer als dat juist is. Als wij vreemden voor elkaar zijn en ik ken u niet, wuif opnieuw met uw handen.
212 Nu, wat is het? Te zijn zoals onze Here Jezus, ik wens op aarde slechts te zijn zoals Hij. Wilt u daar niet op lijken?
213 Iemand hier. Daar is een vrouw die houdt... O, hier is het. Oogproblemen. Mejuffrouw Craig, ik ken u niet, maar u zit daar voor te bidden. Als wij vreemden zijn, wuif met uw hand zo heen en weer, zodat de mensen het zullen zien.
U bent nu dichtbij het Koninkrijk. Heb slechts vertrouwen en geloof.
214 Voor de kleine dame die hier zit, is het zo wonderbaar; zij schudde haar hoofd, keek rond. Niet... zij betwijfelde het niet. Zij gelooft dat. En omdat u geloofd hebt, kijk naar mij en geloof mij. U bidt voor een jongen. Dat is juist. Een geestelijk probleem. Gelooft u? Twijfel niet; hij zal thuis komen.
215 De dame direct achter haar; jonge vrouw die lijdt aan complicaties, zwakke rug, nerveus. Mevrouw Patchett. Geloof met heel uw hart, mevrouw Patchett. Ik ben een vreemde voor u, maar dat is waar. Als dat waar is, wuif met uw hand. Het heeft u nu verlaten. Daar was een donkere schaduw over u, en het is weggegaan.
216 Wat met het balkon? Gelooft iemand? Gelooft u dat Hij Dezelfde is?
217 Ik zie een vrouw, zij beseft zelfs niet dat zij geloof heeft. Het is een verborgen geloof. Zij belijdt het zelfs niet. Zij lijdt aan hoofdpijn. Zij zit hier naar mij te kijken, precies hierboven. Mevrouw Singer. Het verrast u, nietwaar? Uw hoofdpijnen verlaten u nu. Nu, vertel uw critici om daarop te antwoorden.
Gelooft u mij? Laten we nog een keer voor Hem zingen.
Te zijn als Jezus... Jezus.
218 Here, dat is mijn verlangen, eenvoudig ons te vernederen. Kijk naar deze mensen, deze vrouwen, deze mannen, velen van hen deze middag, door deze rijen en rondom: hetzelfde geloof wat deze kleine vrouw jaren geleden had, dezelfde Jezus die Zichzelf voorstelt, het superteken in de laatste dagen zoals het toen voor Israël de laatste dagen waren.
... vraag te zijn zoals Hij.
219 Hij zei: "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven. Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij herstellen." Gelooft u dat? Hoevelen van u houden van uw herders? Steek uw hand op. Zeker doet u dat. Ik houd ook van hen. Zij zijn mannen van God. Ik weet dat zij zelf lijden. Ik weet dat zij herders zijn. God weet er alles over. Zie, zij zijn gewillig om zichzelf te geven.
220 Laat mij het aan u bewijzen. Die man met zijn zakdoek tegen zijn gezicht lijdt aan een probleem met zijn neus, het komt en het gaat, steeds maar door. Dat is juist. Hij weet van al uw moeiten, er gebeurt geen ding zonder dat Hij het weet.
221 Ik daag de ongelovige uit! Als u denkt dat het fout is, kom hier en doe hetzelfde.
222 Ik weet wat er fout is met die vrouw die daar zit. Ik kan haar niet roepen, want als zij alleen maar meer geloof zou hebben, zou die heup in orde komen. Uh-huh, uh-huh, uh-huh. Zeker.
223 Deze vrouw die daar in die stoel zit, dat bed. Ik weet haar probleem, maar wat goed doet het om haar te roepen? Kijk, ik zou zeggen daar... U zegt: "Zeker, kijk, zij is kreupel!" Wat met deze mensen die niet kreupel lijken? Dat is het wonder.
224 Die vrouw die daar ligt met de gewrichtsontsteking. Er is geloof nodig. Waarom twijfelde u, zuster? Waarom bleef u niet doorgaan met geloven? Eens geloofde u het. U liet iemand tot u spreken. Nu, u weet dat dit juist is. Ik bid dat uw geloof nooit meer zal verzwakken.
225 U probeert u nu te verbergen, en kijk maar of u dat kunt doen. Ik kan hier ook drie critici bij hun naam noemen, precies nu, maar het zou wat gevoelens kwetsen.
226 Maar we spelen geen kerkje. Dit is God. Niet ik; Hij! Zijn tegenwoordigheid is hier. Gelooft u dat? Nu, terwijl Zijn Geest hier is, mij zalft, als u gelooft dat het God is, dan wil ik dat u opstaat, deze gebedskaarten, en dan bid ik voor u. Als u hier doorheen komt, komt u niet naar mij. Als u naar mij komt, zult u het verliezen. Komt u, als u hier komt, alsof u onder het kruis zou komen.
227 Ik ga deze godvruchtige herders vragen om hier bij mij te staan. Ik zal bij hen staan in het oordeelsgericht. Zij mogen niet in staat zijn om onderscheiding te hebben; dat wordt slechts gegeven, weet u. Maar zij zijn mannen van God, gered zoals ik gered ben, geroepen tot hun bediening. Er zijn vijf gaven in het lichaam van bedieningen; ten eerste apostelen, profeten, leraars, herders en evangelisten. Dat zijn Gods voorbestemden. "God heeft in de gemeente gezet: gaven!" Broeders, wilt u hier bij mij staan?
228 Laat dit gedeelte, al degenen die gebedskaarten hebben, in het gangpad gaan staan, opstaan. Laat dit middelste gedeelte, die gebedskaarten hebben, opstaan. Laat het eerste gedeelte deze kant opkomen.
229 Is er een manier om hen te brengen, of zullen we naar beneden komen? [Iemand op het podium spreekt met broeder Branham – Vert] Nu, wel, dat kan ik niet. Ik wil dat zij komen. Ik... Laat eens zien. Misschien zouden we toch beter naar beneden kunnen gaan. Kunt u deze microfoon daar beneden zetten? Ik wil eigenlijk liever naar beneden gaan bij de mensen. Dank u, broeder.
Ik zie uw baby. U hebt waarom u gevraagd hebt.
Kom, broeders. [Broeder Branham en de broeders verlaten het podium en beginnen te bidden voor de mensen in de gebedsrij. De woorden zijn daarna slecht te verstaan. – Vert]
230 Daar ligt nu een stervende jongen. Daar is dat...?...
Bid.
231 Hemelse Vader, heb mededogen met deze groep. Laat deze jongen niet sterven. Red zijn leven. Sta het toe. Wij claimen het nu direct. Laat hem niet sterven in deze toestand, Here. Moge de zegen van Jezus Christus hem daar zalven. Sta het toe, Here. Hij snakt naar adem. Laat de genade van God over de jongen komen. Mag hij gered worden, genezen en gezond gemaakt voor de zaak van Gods Koninkrijk, Vader. Wij, de gemeente van de levende God, geloven het nu en accepteren het in Jezus' Naam.
232 Goed, broeders. Ik ga mijn broeders vragen om aan elke kant te gaan staan.
233 Hoeveel van u mensen zijn geïnteresseerd in deze zieke mensen, steek uw hand op. Laten we voor elkaar bidden.
234 Broeders, sta allemaal hier bij mij. Dat is hoe ik het gisteravond zag, de Heilige Geest zei om dat zo te doen. Precies aan de andere kant van de microfoon. Hoe is dat?
235 Nu dezen. En terwijl u, mensen, nu komen, wil ik nu iedereen die in gebed geïnteresseerd is. Wel, u weet dat Hij hier is. Hoevelen geloven dat met uw hele hart? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Nu, onthoud, u bent reeds genezen, ieder van u. Het enige wat u nu te doen hebt, is het te accepteren.
236 Net zoals wanneer u zich bekeert, dan wordt gedoopt, daarna, heeft de Bijbel gezegd, zult u de Heilige Geest ontvangen. Precies juist. U bekeert zich, gelooft en wordt gedoopt, en u krijgt de Heilige Geest.
237 Terwijl u hier staat, er is reeds voor betaald. Christus is hier. Uw genezing is zeker. U moet alleen maar geloven als u voorbij komt. Geloof dat, die Engel van God.
238 Daarom stopte ik de onderscheiding. Ziet u waar ik nu zou zijn? Nadat er vijftien of twintig zijn voorbij gekomen, zouden ze me uit het gebouw moeten wegdragen. Omdat...
239 Want hoeveel weten er dat Jezus zei: "Deugd, kracht, is van Mij uitgegaan?" Dat was de Zoon van God. Zie?
240 Kom er nu doorheen. De jongens zullen uw gebedskaart aannemen. En als deze afdeling voorbij is gekomen, dan deze afdeling, dan die sectie, daarna begint het balkon. Iedereen komt voorbij.
241 Nu vertel ik u wat u moet doen. Nu luister, ieder van u, ik ga nu direct mijn gebed aanbieden met mijn broeders. Dezen hier zijn mannen van God die met mij hun handen op u willen leggen. En als u hier voorbij komt, accepteer het eenvoudig en ga door. Gelooft u nooit iets anders.
242 Nu bent u het zaad van Abraham. Allen die het zaad van Abraham zijn, zeg met mij: "Ik ben" [De samenkomst zegt: "Ik ben" – Vert] "het zaad van Abraham." ["het zaad van Abraham."] "Ik geloof" ["Ik geloof"] "Gods belofte." ["Gods belofte."] "Ik accepteer" ["Ik accepteer"] "Gods belofte." ["Gods belofte."] Nu, onthoud, u hebt het gezegd, uw belijdenis. En het enige wat u nu te doen hebt, is op te letten om het nu te ontvangen, en u zult het.
Laten we nu onze hoofden buigen.
243 Onze hemelse Vader, er zijn nu vijf diensten voorbij gegaan. Ik heb dit in de Naam van Jezus Christus gezegd, de Zoon van God. Laat het zo geschieden, dat iedere persoon die deze predikers passeert in de tegenwoordigheid van de Here Jezus die Goddelijke aanraking mag ervaren, wetende dat Hij Die de geheimen van het hart kent alles over hun zaak weet, opdat zij gezond mogen worden. Wij leggen onze handen op hen, Here, als gelovigen, wetende dat U het beloofd heeft. God, mag er niet een uitgesloten worden. Moge geloof een houvast nemen. Als zij deze plaats verlaten, hier vandaan weggaan, deze genezing opeisend, maak ieder van hen gezond, Vader.
244 Terwijl we in de laatste dagen onder vrienden zijn, moest U snijden, pijn doen, maar het is uit liefde gedaan. Respecteer nu wat ik gezegd heb over het genezen van de zieken. Sta het toe.
245 Bekrachtig de bediening van mijn broeders, Here. Zij leggen hun handen op hen. Here, zij hielden hier stand te midden van problemen, en bouwden geloof op. Sta toe, Here, dat U ons geloof in U wilt eren. Als zij voorbij komen, mogen zij genezen zijn, in Jezus' Naam. Amen.
In de Naam van de Here Jezus.
In Jezus Christus' Naam.
In de Naam van Jezus Christus.
246 Zijn er nog enige werkelijk gelovende herders die bij ons willen komen staan? Kom. U bent uitgenodigd en verordineerd.
In Jezus' Naam. God, in de Naam van Jezus.
Willen enigen van u predikers hierheen komen en bij ons staan?
In Jezus' Naam. Amen.
Arme oude broeder, kom hier, mijn dierbare broeder.
247 O hemelse Vader, ik leg door geloof mijn handen op hem. In Jezus' Naam, sta het toe.
God, door Jezus' Naam, sta het toe.
In de Naam van Jezus Christus.
In de Naam van de Here Jezus.
In de Naam van Jezus Christus.
In de Naam van de Here Jezus, sta het toe, Vader.
Nu ga, gelovend, iedereen, in Jezus' Naam.
In de Naam van de Here Jezus, sta het toe.
Mijn broeders hier leggen de handen op, in de Naam van Jezus.
Sta het toe, o God, door de Naam van Jezus Christus.
248 Kom, mijn broeder. Geloof Hem nu met heel uw hart. In de Naam van Jezus Christus, wees genezen.
In de Naam van de Here Jezus Christus.
249 In de Naam van de Here Jezus, leg ik mijn handen op de moeder, op het kind.
Kom, mijn broeder. In de Naam van de Here Jezus.
Kom, zuster...?...
In de Naam van Jezus Christus.
In Jezus Christus' Naam.
In Jezus Christus' Naam, bid ik.
In de Naam van de Here Jezus.
Kom, broeder, in Jezus' Naam.
Geloof Hem nu, zuster, met al wat in u is.
In de Naam van Jezus Christus, sta het toe.
In de Naam van Jezus Christus.
In de Naam van de Jezus Christus.
In de Naam van de Here Jezus.
250 [Broeder Branham en de predikers bidden continue voor de zieken, maar zijn woorden zijn niet te onderscheiden – Vert]
251 Nu, iedereen in gebed. Blijf bidden. Geloof gaat van de een naar de ander. Hier is misschien de vrouw van een broeder, zijn moeder. Wij leggen onze handen op haar, in de Naam van de Here Jezus.
252 Als u Zijn Naam over u hoort uitroepen, geloof nu, en u hebt het ontvangen.
253 Laat iedereen voor de ander bidden. Gebed vraagt geloof. "God zal hen oprichten." Als u gezond bent, geef God de eer, in Jezus' Naam. In de Naam van de Here Jezus Christus!
254 [Broeder Branham en de predikers bidden continue voor de zieken, maar zijn woorden zijn niet verstaanbaar – Vert]
255 In de Naam van Jezus Christus. Laat iedereen bidden. Iedereen in gebed. "Het gebed des geloofs zal de zieke redden." Laat iedereen in de rij die komt, bidden.
256 Laat iedereen nu voor elkaar bidden, terwijl u de mensen ziet voorbij komen. Blijf bidden. Bedenk dat het iemands moeder is, iemands vader.
In Jezus Christus' Naam.
257 Allen, iedereen nu die een gebedskaart heeft, kom hierheen en ga in de rij staan.
258 In de Naam van Jezus Christus leggen we nu handen op een ieder met een gebedskaart die gereed staat in de rij.
Het gebed des geloofs! Heb geloof, we gehoorzamen Zijn manier door het opleggen van handen.
259 Wees er zeker van dat u uw kaart gereed houdt. Houd hem zo vast. Het hangt af van het leggen van hun handen op u. "Zij zullen herstellen." Zij leggen handen op u. "Zij zullen herstellen." Deze mannen volgen eenvoudig het Woord op. "Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij herstellen."
260 [Leeg gedeelte op de band – Vert] Mag het haar worden geschonken, Here, in de Naam van Jezus Christus.
261 Met heel mijn hart, in de Naam van de Here Jezus, vraag ik voor haar genezing, in Jezus' Naam!
262 Met heel mijn hart, Here, in Jezus' Naam, vraag ik voor haar genezing. Met alles wat in mij is, Here, alles wat in mij is, alles wat ik heb, in de Naam van de Here Jezus, dat U deze vrouw het verlangen van haar hart geeft!
263 [Broeder Branham en de predikers gaan continue door met het bidden voor de zieken, maar zijn woorden zijn niet verstaanbaar. De samenkomst zingt Te zijn als Jezus – Vert]
264 Amen. Hebt u Hem lief? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Gelooft u? ["Amen."] Laten we nu dit oude lied zingen:
Ik kan, ik wil, en ik geloof;
Ik kan, ik wil, en ik geloof;
Ik kan, ik wil, en ik geloof
Dat Jezus mij nu geneest.
265 Nu zal ik u vertellen wat ik wil dat u doet. Ik wil dat u uw hand op iemand naast u legt terwijl wij dat opnieuw zingen. Elk van u ingesloten. Laten wij elkaars handen vasthouden, de een met de ander op die manier. Goed.
Ik wil, en ik geloof;
Ik kan, ik wil, en ik geloof;
Ik kan, ik wil, en ik geloof
Dat Jezus mij nu geneest.
Allen die Hem nu geloven, hef allemaal uw handen op.
Ik kan, ik wil (Het is over. U hebt het.) ... geloof;
Ik kan, ik wil, en ik geloof;
Ik kan, ik wil, en ik geloof
Dat...
266 God zegene u, broeder Borders. God zegene u, broeder Carl. God zegene u.