De huidige staat van mijn bediening
Door William Marrion Branham1 ... opwekking, zijnde erg vermoeid en uitgeput. En we hebben onderweg zeer veel gemeenschap gehad, wonderbare samenkomsten, de Christenen groetend van plaats tot plaats, van boven naar beneden langs de Oostkust, en ook van de Westkust naar boven, Canada in. Er was een fijne samenwerking onder al de verschillende denominationele gemeenten, van de Assemblies of God, en de United Pentecostal Churches, Church of God, Foursquare, en vele van de andere organisaties die samenwerkten. We hadden grote samenkomsten. Een groot succes, voor zover het vandaag succes genoemd kan worden, en misschien zouden velen het "geweldig" noemen. Maar ik ben zelf een opwekkingsprediker. En de opwekking, nationaal gesproken, is zo ongeveer geëindigd. En we zijn... Ik houd ervan een opwekking te zien, waarin de harten in vlam staan, niet het toevoegen van aantallen, maar opwekking. Onze Here deed vele wonderen van genezing voor de mensen en natuurlijk werden verscheidenen gered. En nu ben ik thuis voor een poosje rust en om binnen een paar weken, zo de Here wil, weer terug te gaan in de dienst.
2 En nu is dit tot de vele mensen en vrienden van mij over de hele wereld. Ik wil vanavond mededelen hier in de Tabernakel, dat als u, iemand van u, aanwezig zou zijn, u zou kunnen zien dat ze het vanavond echt warm hebben in de Tabernakel. De mensen staan opgepropt, helemaal in het rond, staande in de deuren en buiten zittend in de auto's en zo, en het is erg heet en het is moeilijk voor de mensen en ook voor mij.
3 Maar ik ben naar deze plaats gekomen om te verklaren in welk stadium van de tijd wij leven volgens de bediening die de Here mij gaf. En ik wilde het brengen vanuit de Tabernakel. Het kwam de afgelopen lente op mijn hart, maar ik wachtte totdat ik hier terug was, zodat ik er een band van zou kunnen maken om deze aan u mensen in de hele wereld te zenden.
4 Het is ongeveer tweeëndertig jaar geleden, dat de Here Jezus daar stond, binnen een afstand van honderdvijftig meter van waar ik nu ben, hier in Jeffersonville in de Eight and Penn Street, in de morgen dat ik de hoeksteen van deze Tabernakel legde. Toen was het alleen nog maar een moeras. En ik woonde net over de weg links van mij. Het was voordat ik getrouwd was. Ik woonde bij mijn vader en moeder. De Here Jezus maakte mij vroeg wakker, om ongeveer zes uur, op de morgen dat de hoeksteen gelegd moest worden. En ik had enige tijd in bed gelegen, terwijl mijn hart vol vreugde was, denkend aan deze grote tijd, dat de Here God mij een tabernakel zou gaan geven om in te prediken. Ik was toen nog maar een jongeman. En die dag... ik... het meisje, waar ik mee ging, dat spoedig het volgende jaar mijn vrouw zou worden, zou bij ons zijn op de dag dat wij de hoeksteen zouden leggen.
5 En ik herinner mij die morgen, toen ik wakker was geworden en in de kamer lag, hier boven in de Seventh Street, dat Iets zei: "Sta op uw voeten." En ik stond op. En ik zag als het ware een grote plaats en het was als een plaats waar een rivier was die in de vallei stroomde. En ik kwam bij de rivier en ik begreep dat het een plaats was waar Johannes de Doper de mensen gedoopt had, en ze hadden het veranderd in een stuk grond voor de varkens. En ik was er zeer kritisch over, terwijl ik gewoon zei dat dit niet gedaan behoorde te worden.
6 En terwijl ik daar was, was er een stem die tot mij sprak en mij opnam, en ik zag de Tabernakel ongeveer precies in de toestand waarin hij nu is. Maar er waren zoveel mensen, dat ze gewoon helemaal opgepropt zaten, in de Tabernakel, in deze toestand, ongeveer de toestand waarin hij nu is. En ik was gelukkig, staande achter de kansel, zeggende: "God, hoe goed bent U om mij een Tabernakel te geven."
7 En op die tijd sprak de Engel des Heren tot mij en zei: "Maar dit is niet uw Tabernakel."
En ik zei: "Here, waar is mijn Tabernakel dan?"
8 En Hij nam mij opnieuw op in de Geest en zette mij neer in een bosje. En diep in dat bosje stonden gewoon rijen bomen van gelijke grootte, ongeveer zes of negen meter hoog. En zij zagen eruit als vruchtbomen en zij stonden in grote, groene emmers.
9 En toen merkte ik op, dat aan mijn rechter- en linkerhand, aan elke kant een lege emmer stond, en ik zei: "Hoe zit het met deze?"
10 En Hij zei: "U moet daarin planten." Dus trok ik een tak af van de boom aan mijn rechterhand en plaatste deze in een emmer aan de rechterkant, en ik trok een tak van de boom af aan mijn linkerhand en plaatste deze in een emmer aan de linkerkant. Zij groeiden snel tot helemaal in de hemelen.
11 En Hij zei: "Breid uw handen uit en vergader de vrucht ervan." En in één hand viel een grote, gele appel, sappig en rijp. En in de andere hand viel een grote, gele pruim, sappig en rijp. En Hij zei: "Eet de vrucht daarvan, omdat hij aangenaam is." En ik at van de een en van de ander, zeer heerlijk. U kent het visioen, het is geschreven in één van de boeken; ik geloof "Levensgeschiedenis", of "Profeet bezoekt Afrika".
12 Op dat moment hield ik mijn handen omhoog en juichte ik over de heerlijkheid van God. En plotseling kwam die Vuurkolom neer over de toppen van die bomen en de donder en de bliksem flitsten en de wind blies echt hard en de bladeren begonnen van de bomen te vallen. En ik keek ver weg en hier stond de vorm van deze Tabernakel, de wijze waarop hij nu is. En aan het einde waar de preekstoel zou zijn, waren drie bomen en die drie bomen namen de vorm aan van drie kruisen. En ik merkte op, dat zowel pruimen als appels verzameld werden in groepen rondom het middelste kruis. En ik liep heel snel, schreeuwend uit alle macht, en viel neer op dit kruis, of bij het kruis, en sloeg mijn armen er omheen. En de wind begon te schudden en de vrucht van het kruis viel helemaal over mij heen. En ik was zo gelukkig, mij gewoon verblijdend. En Het zei: "Eet de vrucht ervan, omdat hij aangenaam is."
13 En toen riep deze cirkel van Vuur uit: "De oogst is rijp en de arbeiders zijn weinig." En Hij zei: "Nu, als u weer tot uzelf komt, of hieruit komt, lees dan 2 Timotheüs 4, 2 Timotheüs 4." En toen kwam ik tot mijzelf. En ik stond daar, mijn gezicht en mijn handen afvegend. Op dat moment stond de zon hoog in de hoek van de kamer, ik moet toen ongeveer een uur of meer onder het visioen zijn geweest, en Het zei: "2 Timotheüs 4." En ik greep snel naar mijn Bijbel, en las 2 Timotheüs 4.
14 Ik wil dat nu lezen. En hoe vreemd het ook moge lijken, als ik dit 2 Timotheüs 4 las, de plaats waar ik stopte, en vele malen hierover in deze Tabernakel predikte, het lijkt vreemd dat ik daar altijd stopte. Nu in 2 Timotheüs 4, de eerste vijf verzen. "Vijf" is het getal der genade, lees ik dit:
Ik betuig dan voor God en de Heere Jezus Christus, Die de levenden en de doden oordelen zal in Zijn verschijning en in Zijn Koninkrijk;
Predik het Woord, houd aan tijdig, ontijdig, weerleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer.
Want er zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde leer niet zullen verdragen; maar kittelachtig zijnde van gehoor, zullen zij zichzelf leraars vergaderen, naar hun eigen begeerlijkheden;
En zullen hun gehoor van de waarheid afwenden, en zullen zich keren tot fabels.
Maar gij, wees wakker in alles, lijd verdrukkingen; doe het werk van een evangelist, maak dat men van uw dienst ten volle verzekerd zij.
15 Hebt u ooit opgemerkt, en ik heb het niet eerder opgemerkt dan verleden mei, dat ik nooit iets meer van die Schriftplaats las dan tot daar? Dat is alles wat ik er ooit van las, omdat het scheen alsof het voldoende was, omdat het mij vertelde het Woord te prediken en beproevingen te doorstaan en lankmoedig te zijn, want de tijd was komende, dat zij de gezonde Leer niet zouden verdragen, maar naar hun eigen begeerlijkheden zichzelf leraars zouden vergaderen, daar zij kittelachtig van gehoor waren, en zich zouden afkeren van de waarheid naar fabels. Maar, nu, Hij zei nooit dat ik een evangelist was. Hij zei: "Doe het werk van een evangelist." Paulus vertelde dit aan Timotheüs, zie. Hebt u opgemerkt wat er staat? Hij zei niet: "Nu, u bent geroepen om een evangelist te zijn." Er staat: "Doe het werk van een evangelist." Ziet u? Nu, wij merken daar dan op. Nu, ik moet zeggen met mijn hele hart en naar mijn beste weten, dat dat vervuld is tot op de letter. Helemaal precies. En dat is dertig jaar geleden.
16 En zover ik weet is ieder visioen, dat Hij mij ooit gaf, vervuld behalve dat ene, over een verandering in mijn bediening, dat ik zou bidden voor mensen in een kleine plaats zoals een kleine kamer onder een tent, of een grote gehoorzaal of zoiets. Het leek mij zoiets als een tent te zijn. Herinnert u zich dat, twee of drie jaar geleden? Het meeste hiervan kwam te geschieden. Ik moest naar Mexico gaan en hoe het die avond zou regenen en wat er daar plaats zou vinden. En Hij vertelde mij mijn bediening van de eerste trek. Herinnert u zich hoe ik dat kleine visje ving of het miste? De tweede was een kleine vis. Maar toen vertelde hij mij: "Faal niet bij de derde trek." Zie? "En vertel het de mensen niet." Ik probeer altijd te verklaren wat ik tracht te doen. Hij liet mij weten om niet aan de mensen te vertellen wat ik doe. Alleen maar te doen wat Hij mij vertelt te doen en het te laten gaan. Zie?
17 Maar ik ben dat type persoon; ik heb geen geheimen, dus vertel ik gewoon alles wat ik weet. Dus, dat is gewoon de aard, neem ik aan. Maar dat, ik probeer... Ik houd van mensen en ik wil zo graag dat de mensen gered worden, dat ik hun alles vertel wat ik weet, tenzij natuurlijk dat het iets is wat Hij mij gezegd heeft niet te vertellen, zodat zij het niet zullen missen. Zie? Ik wil dat zij het zo nauwkeurig zien, dat er geen vergissing mogelijk zal zijn.
18 Nu, dat gebeurde helemaal precies. Bedenk, dat de opdracht was, als we dat een ogenblik bestuderen: "Ik betuig u voor God en de Here Jezus Christus, Die de levenden en doden oordelen zal in Zijn verschijning en in Zijn Koninkrijk." Ziet u? "Oordelen... Betuig u voor God en Christus, dat gij het Woord predikt." En met Zijn hulp heb ik tot op vanavond, zover ik er enige kennis van heb, nooit iets anders gepredikt dan het Woord, zie, en ben er regelrecht bij gebleven. Er is heel wat moeite geweest en ik ben door heel wat vervolgingen, en heel wat beproevingen gegaan, moest scheiden van vele dierbare vrienden vanwege die verklaring: "Predik het Woord." En dat heb ik gedaan.
19 U herinnert u in het visioen, of de kleine translatie [of: overzetting – Vert], zoals ik het zou willen noemen, toen ik onlangs opgenomen werd en die mensen zag en terugkeek naar mijzelf en al die miljoenen daar. En ik zei: "Ik wil Jezus zien."
En Hij zei: "Hij is hoger."
20 Wel, zie, als mensen sterven gaan zij niet onmiddellijk naar boven bij God. Nu, ik ben er zeker van dat u dat zult begrijpen. Misschien moet ik het verklaren naar mijn beste vermogen. Hebt u haast? Laten wij onze tijd er dan voor nemen en proberen het zo duidelijk mogelijk te maken als ik kan.
21 Nu, als wij voortmaken, wij herinneren ons dat wij hier in drie dimensies leven. En ik weet niet of ik ze op kan noemen. Een ervan is licht en de andere is materie. Tommy, herinner jij je wat de derde is? [Iemand zegt iets – Vert] Huh? ["Atoom"] Atoom? [Iemand anders zegt "tijd"] Tijd. Juist. Nu, licht, materie en tijd. En onze vijf zintuigen hebben contact met die dimensies. Ons gezicht heeft contact met het licht, ons gevoel heeft contact met de materie, enzovoort.
22 Nu, maar door de wetenschap hebben wij als het ware contact met de vierde dimensie. Want regelrecht door dit gebouw komen nu beelden, stemmen van de radio, beelden op de televisie, waar onze zintuigen geen contact mee hebben, maar toch hebben zij een buis of een kristal, die de ethergolven oppikt en ze manifesteert. Dus u ziet, precies nu in dit gebouw zijn levende handelingen van mensen, in de lucht, levende stemmen. Ze zijn hier. We weten het. Ze zijn absoluut de waarheid. En het enige wat u doet, zij vangen het op... Ik begrijp de mechaniek van die dingen niet, die de wetenschap heeft uitgevonden, maar we weten dat het aan ons bewijst, dat er een vierde dimensie is.
23 Nu, de vijfde dimensie is waar de zondaar, de ongelovige, naar toegaat als hij sterft. De vijfde dimensie is een dimensie van de verschrikkelijkste soort. Nu, deze mens...
En als een Christen sterft, gaat hij in de zesde dimensie.
En God is in de zevende dimensie.
24 Nu dan, ziet u, als de Christen sterft, gaat hij onder het altaar van God, regelrecht in de tegenwoordigheid van God, onder het altaar. En hij is in rust.
25 Om het te verklaren. Als een mens een nachtmerrie heeft, is hij niet helemaal in slaap, evenmin is hij wakker. Hij bevindt zich tussen slapen en ontwaken, en dat maakt dat hij verschrikkelijk schudt en schreeuwt, omdat hij niet in slaap is en ook niet wakker is. En om dat te nemen, dat laat zien waar een mens naartoe gaat als hij onbekeerd sterft. Hij heeft zijn tijd uitgeleefd, hij is dood op aarde; en hij kan niet in de tegenwoordigheid van God gaan, omdat hij niet geschikt is om daarheen te gaan zonder het bloed. En hij is gevangen. En hij kan niet naar de aarde teruggaan, omdat zijn tijd hier op aarde geëindigd is, en hij zit er tussen gevangen, en hij is in een nachtmerrie. Zie? Hij kan niet in de tegenwoordigheid van God gaan om te rusten. En hij kan niet terugkomen naar de aarde, omdat zijn tijd voorbij is. Hij is in een nachtmerrie en daar blijft hij tot de dag van het oordeel. Een verschrikkelijke zaak om in te zijn, zie.
26 En nu in dit visioen, geloof ik, dat ik opgenomen werd in die zesde dimensie, terwijl ik hier terugkeek naar beneden en terug kon zien. Zie, het zicht is niet precies zoals met aardse ogen. Maar zicht is iets groters dan... Het zicht dat zij daar hebben, hun contact gaat ver boven elk contact uit waarmee onze natuurlijke zintuigen contact zouden hebben.
27 Ik verklaarde het hier enige tijd geleden. Ik keek naar een televisiefilm, waarin men een man neerliet, twee of drie kilometer diep in de oceaan, geloof ik, en men liet lichtstralen uitgaan. Zij lieten het zeeleven zien. En er kwamen vissen voorbij, verschrikkelijk uitziende schepsels. Het is daar beneden middernacht, inktzwart. En zij hadden fosfor op hun neus en zij hadden geen ogen. Nu, zij moeten zich voeden, dus leek het erop dat ze, om hun voedsel te vinden, geleid werden door een ander zintuig; geen zicht, omdat zij geen ogen hebben die ze daar kunnen gebruiken. Maar ze werden geleid door een ander zintuig, waarmee ze contact konden hebben met hun voedsel. En ik dacht: "Als ik controle zou kunnen hebben over die kleine vis met mijn zicht, hoeveel temeer zou ik hem zijn voedsel kunnen verschaffen en hem naar plaatsen leiden, hoeveel meer is mijn zicht dan zijn radar waarmee hij contact heeft." Zie? En ik dacht: "Als ik hem slechts zou kunnen leiden!"
28 Toen kwam het tot mij: "Als ik slechts mijzelf aan God zou kunnen overgeven, hoeveel groter zijn het zicht en de zintuigen van God, Die ons veel meer zou kunnen leiden dan de dingen die wij zien, omdat het geloof dat Hij ons verschaft, het bewijs is van de dingen, die wij niet zien met onze ogen." Als dan die kleine vis nooit aan de oppervlakte van het water zou kunnen komen zoals andere vissen, omdat hij onder hoge druk staat... Als u hem naar boven brengt zal hij ontploffen. Evenmin kunnen wij hogerop gaan, zonder uit elkaar te ploffen. Wij zijn drukbestendig gemaakt voor de plaats waarin wij leven.
29 Maar als nu die kleine vis ooit hier naar boven zou kunnen komen om mij te zijn, zal hij dan ooit weer die kleine vis daar in die middernachtelijke duisternis willen zijn? Hij zou nooit meer een vis willen zijn, omdat hij dan iets groters is dan een vis, hij is een mens; zijn zintuigen zijn groter, zijn begrip is groter, zijn intelligentie overtreft alles. Vermenigvuldig dat dan met tien miljoen, dan krijgt u wat het is om van hieruit in de tegenwoordigheid van God over te gaan, ginds waar het menselijk wezen zoveel verder is dan wij hier zijn. U zou nooit meer een menselijk wezen zoals dit willen zijn, hier in dit pesthuis van ziekte en verderf. Dat is in mijn hart geweest, dat heb ik deze dertig jaren getracht over de hele wereld te prediken, het Evangelie, om de mensen te vertellen dat er een hemel te winnen is en een hel om van weg te gaan, en dat er een God is Die u liefheeft, en een verlossende kracht die gereed ligt om u op te nemen, zodra u bereid bent om het te ontvangen.
30 Zoals met een verdrinkende man, er hangt een touw en hij denkt: "Wel, met het touw zou ik mijzelf eruit kunnen trekken, maar ik ben niet waardig om het touw te pakken." Het touw was daar juist voor dat doel geplaatst, voor u om uzelf eruit te trekken. Daarom stierf Jezus Christus, juist voor het doel om zondaars te redden. En Hij slingerde het touw van eeuwig leven, dat deze avond over het hoofd van elke zondaar hier binnen zal gaan, met een welkomstteken eraan hangend: "Kom eruit." Als u dat wilt doen, de toebereiding is gemaakt.
31 Nu, toen ik die plaats en die toestand had gezien, waarin die mensen verkeerden en hoe het uitging boven alles wat deze wereld ooit zou kunnen bedenken; het was heerlijk. Er kon daar geen zonde zijn, geen dood, niets dat die plaats zou kunnen binnengaan. En mannen en vrouwen waren daar niet anders, alleen de sexklieren hadden ze niet meer, en daar kon nooit meer overspel en dergelijke zijn. Maar zij was nog steeds een vrouw wat betreft haar gestalte en de man had zijn gestalte, en zij zullen voor immer op die wijze zijn. Omdat toen God...
32 Nu dit zou goed kunnen zijn voor sommigen van jullie middelbare schoolkinderen, die dit spul over evolutie moeten leren. Nu, ik geloof in evolutie, maar niet op de wijze dat de mens ontwikkeld zou zijn uit de een of andere lagere soort. Hun eigen theorie logenstraft hen als zij proberen iets te kruisen, het zal zichzelf niet meer voortplanten. Dus, u ziet, het logenstraft hen.
33 Nu, ik geloof dat toen God de aarde begon te bevochtigen, het eerste wat Hij deed voortkomen waarschijnlijk een kikkervisje was en van daaruit tot een kikker en zo omhoog. Maar, ziet u, het kwam voortdurend dichter en dichter tot het beeld van de mens, en de mens was een weerkaatsing van God. En dat is de reden dat gras werd ontwikkeld, misschien gras, en dan van gras kwamen bloemen, van bloemen kwamen heesters, van heesters kwamen bomen. Waarom? Het is een beeld van de Boom des Levens, staande aan de andere zijde. En alles aan deze kant wat natuurlijk is, is een schaduw van het bovennatuurlijke of het eeuwige aan de andere zijde. Daarom, zolang er een wederomgeboren Christen op aarde is en wij hier een lichaam hebben zoals dit, is het de weerkaatsing van een dat wacht aan de andere zijde waar geen dood en smart is. En dat maakt dat onze harten hongeren naar zoiets als dat. Zie, er is iets in ons dat het uitroept. Wij... Er is iets dat ons vertelt dat het daar is. Ik geloof dat door deze jaren heen... ik verontschuldig mij voor God en de mensen, dat ik dom ben geweest en veel fouten heb gemaakt. Maar door deze vele jaren heen heb ik het voorrecht gehad om vele miljoenen mensen te zien komen in het Koninkrijk van God en ik ben de Here dankbaar geweest dat Hij mij hen daarheen liet leiden. En ik geloof dat zij daar op die dag zullen zijn.
34 Nu, het visioen werd vervuld. En hoe ik er ooit toe kwam altijd, onbewust, te stoppen bij dat vijfde vers! Dat is alles wat ik ooit las. Maar er zijn er nog meer in dat hoofdstuk, verscheidene verzen meer. Nu, u kunt vanavond in uw hotelkamer of thuis, zodra wij sluiten, de rest ervan lezen, omdat ik hier verscheidene Schriftplaatsen heb opgeschreven, waar ik naar wil verwijzen, en notities waar ik naar wil verwijzen. En ik wil dat u het leest als u naar huis gaat. Ik zal het aanhalen; het zal op de band zijn. Als u er enige van wilt aantekenen, wel, dat zal goed zijn.
35 Nu, gelooft u dat mannen en vrouwen – en ik weet dat u dat gelooft – door de Geest van God geleid worden om dingen te doen? Zie? En Jezus was ons patroon. Als u het wilt noteren, wil ik dat u een ogenblik Lukas met mij opslaat, het vierde hoofdstuk. En ik wil u iets treffends laten zien. En gewoon zo, dat u niet teveel van deze verwijzingen krijgt, maar dat u met mij even hier deze ene zult kunnen lezen. Lukas, het vierde hoofdstuk, en we beginnen bij het veertiende vers. Let hier nu heel aandachtig op, als u iets wilt zien gebeuren wat hieraan parallel loopt. Nu, let op.
En Jezus keerde weer, door de kracht des Geestes, naar Galilea;... (Hij keerde terug in de kracht van de Geest naar Galilea) en het gerucht van Hem ging uit door het gehele omliggende land.
En Hij leerde in hun synagogen, en werd door allen geprezen.
En Hij kwam te Nazareth, waar Hij opgevoed was, en ging, naar Zijn gewoonte, op de dag van de sabbat in de synagoge; en stond op om te lezen.
En Hem werd gegeven het boek van de profeet Jesaja; en toen Hij het boek opengedaan had, vond Hij de plaats, waar geschreven was:
De Geest des Heeren is op Mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd; Hij heeft Mij gezonden om de armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen, die gebroken zijn van hart;
Om de gevangenen te prediken loslating, en de blinden het gezicht, om de verslagenen heen te zenden in vrijheid; om te prediken het aangename jaar des Heeren.
En Hij sloot het boek...
36 Nu, als u wilt, als u daar een verwijzing naar wilt, deze heb ik hier, even een ogenblik, of ik het misschien kan nemen uit de kantlijn-aantekeningen hier. Als u opmerkt, zult u dat ook vinden in Markus en verschillende plaatsen, maar in Jesaja 61:1 en 2. Nu, is het niet vreemd dat Hij precies daar stopte, en het direct daarop volgende vers... Dat had betrekking op Zijn eerste komst. En het tweede, het volgende vers, heeft betrekking op Zijn tweede komst, bij het oordeel. Hij hield op en sloot het boek. Als iemand van u een Scofield Bijbel leest, zult u er daar een voetnoot over vinden. Zie? Let op uw voetnoot, een verwijzing naar een voetnoot, zie, en daar zult u zien staan: "Een vergelijking met de aangehaalde boodschap, in Jesaja 61:1 en 2, verschaft het voorbeeld van de..." Waar de Schrift hier, de prediking... Jezus kwam om het aangename jaar des Heren te prediken; en het volgende vers komt uit bij Zijn komst en oordeel. Zie? En u ziet hoe Hij precies daarbij stopte.
37 En hoe ik dat nooit opgemerkt heb, en hoe ik altijd gestopt ben bij dit vijfde vers: "Want er zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar zij zullen zichzelf leraars vergaderen, daar zij kittelachtig van gehoor zijn, en zullen zich van de Waarheid keren tot fabels. Maar doe het werk van een evangelist, maak dat men van uw dienst ten volle verzekerd zij." Ziet u? En met Gods hulp en genade heb ik geprobeerd dat te doen. En ik wil dat mijn vrienden, zowel hier als buiten in de landen waar de banden heen zullen gaan, de reden weten waarom ik dit standpunt heb ingenomen voor het Woord. Het is om deze reden: "Predik het Woord." Dat is de reden waarom ik niet wilde overeenstemmen met enige geloofsbelijdenis, enige denominatie, omdat mij door God is opgedragen bij het Woord te blijven. Nu, als iemand anders iets anders wil doen, dat is voor hen.
38 En als u opmerkt, in het visioen dat ik had over mijn bediening, was het dat ik nooit die bomen kruiste. Ik heb nooit proselieten gemaakt. Ik heb nooit gezegd: "Al jullie drie-eenheidsmensen, wordt eenheidsmensen", of "al jullie eenheidsmensen, wordt drie-eenheidsmensen." Ik heb in hun eigen vaten geplant. Helemaal precies. Ik ging naar de drie-eenheidsmens, ik ging naar de eenheidsmens, ik ging naar iedereen en bleef er tussenin en sloot mij nooit bij een van hen aan; maar bleef er tussenin als een broeder, gewoon precies wat dat visioen zei te doen. En ik heb de vrucht van beide zijden gegeten, verlossing aan beide kanten.
39 En nu, hebt u opgemerkt dat er hier veel drie-eenheidsmensen zitten, er veel eenheidsmensen en er vele anderen zijn? Maar hoe klein zou je zijn om erover te twisten, want als dat deel van het visioen waar was, is het andere ook waar. Beide vruchten werden gevonden in het kruis. Zie? Beide waren in het kruis, alle tezamen gegroepeerd, zowel pruimen als peren, of perziken, pruimen en appels regenden daar op mij neer. Die beide. Allen gevonden in het kruis, omdat ze allen in God geloofden en vervuld zijn met de Heilige Geest, en hebben de Christelijke werken en tekenen die volgen.
40 Nu, de denominatie wil er niets mee te maken hebben. Het zullen de wederomgeborenen zijn, die er iets mee te maken zullen hebben. Het zal uw ervaring met God zijn, die ermee te maken zal hebben. Nu, wij zien daar zoveel van. Ik heb verscheidene Schriftplaatsen hier waar ik naar zou willen verwijzen. Misschien zal ik het wat later doen.
41 Maar nu wil ik met u nemen, vanaf het vijfde vers tot en met het achttiende vers. En om tijd te besparen, zal ik het niet lezen. Maar nu, Paulus gaat hier in Timotheüs verder, als u opmerkt hoe hij begint te spreken, het is ontroerend. Nu, als u oplet na het vijfde vers.
Want ik word nu tot een drankoffer geofferd, en de tijd van mijn ontbinding is aanstaande. Hij staat op het punt het toneel te verlaten. (Hij begint, zie: "Ik heb... wel, let op, mijn ...") Ik ben gereed en mijn ontbinding is aanstaande.
Ik heb de goede strijd gestreden; ik heb de loop geëindigd, ik heb het geloof behouden;
Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in die dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning liefgehad hebben.
42 En dan gaat hij voort met te vertellen: "Doe alles, doe deze dingen." Wat? Om hem zijn mantel te brengen. Nu, wij beginnen hier, en hij zegt:
... Demas heeft mij verlaten,...
43 Er moest een tijd komen in zijn bediening; toen hij een jonge evangelist, een jonge profeet was, was iedereen voor hem. Maar nu ziet u wat hier verderop staat:
... zij hebben mij allen verlaten. (Waarvoor? Het Woord.)
44 Ook Jezus, de jonge Profeet van Galilea, had een tijd dat Hij verlaten werd. Iedereen die bij Gods Woord blijft, komt tot die plaats, dat zij door de wereld en de godsdienstige wereld verlaten worden. Op zekere dag voedde Jezus vijf duizend man en zij namen manden vol brokken op van vijf broden en twee vissen. En meteen de volgende dag, geloof ik dat het was, begon Hij met het Woord te komen en allen begonnen Hem te verlaten. En Hij keek rond naar de discipelen en zei: "Willen jullie ook gaan?" Zelfs zeventig van Zijn eigen verordineerde predikers verlieten Hem. En Hij zei: "Willen jullie ook gaan?"
45 En toen sprak Petrus die gedenkwaardige woorden, door te zeggen: "Here, waarheen zouden wij gaan? U alleen hebt eeuwig leven."
46 Let op. Maar de tijd komt dat de tijd van verlaten komt, en deze moet komen. Het moet komen. En nu heb ik hier verscheidene profeten en dergelijke, om naar te verwijzen, om u te bewijzen dat die tijd komt. En die is voor mij gekomen. Het is niet nodig om te proberen het weg te wrijven, het is hier en je moet het gewoon nemen. Zij wreven het niet weg, zij hielden stand en namen het, en schaamden zich niet voor het Evangelie.
47 Let op Paulus: "Ik heb de goede strijd gestreden. Ik heb mijn loop beëindigd. Ik heb het geloof behouden." O my! Er staat hier wat verderop: "Ik heb met wilde beesten gevochten. En ik werd bevrijd uit de muil van de leeuw." En de dingen waar hij doorheen ging, God was goed voor hem. Maar de tijd was gekomen, dat hij zou gaan verscheiden.
48 Laten we ons nu eens afvragen; waarom zou een man, een prediker, een medewerker zoals Demas voor Paulus was, ooit Paulus verlaten?
49 U kent broeder Baxter, velen van u herinneren zich hem. Hij was gewoon te lezen... Het ging over Demas. Hij zei: "Weet je wat ik ga doen, broeder Branham, als ik in de hemel kom, het eerste wat ik ga doen?"
En ik vroeg: "Wat dan?"
50 Hij zei: "Ik ga daar regelrecht naar toe om te vinden waar Demas is, ik ga hem er van langs geven zo hard als ik kan." En hij zei: "Hij zal zich omkeren en zeggen: 'Baxter, waar doe je dat voor?'" Hij zei: "'Waarom verliet je arme, kleine Paulus toen iedereen hem in de steek liet?'" Ik onderschrijf dat niet, ik geloof niet, dat ze daarboven enige gevechten zullen hebben, maar ik dacht gewoon aan broeder Baxter, die dat zei, omdat hij zo'n medelijden met Paulus had.
51 Wel, wat had Paulus gedaan? Hij had net zo trouw gepredikt als hij kon en de Heilige Geest was op hem. En toen hij daar over die vrouwelijke predikers en zo, schreef, veronderstel ik dat er een opschudding ontstond. Hij zei: "Laten de vrouwen zich stil houden in de gemeenten, het is haar niet geoorloofd te spreken." En hij zat toen in de gevangenis.
52 Kunt u zich voorstellen wat sommigen van die bisschoppen zeiden? "Huh! Die knaap daar in de gevangenis, wat bemoeit hij zich hier met ons door dat te schrijven? Zie? En hij heeft Timotheüs, een wijndrinker, bij zich. En nu zit hij daar Timotheüs wijn te voeren en hier ligt hij in de gevangenis te schrijven om ons te vertellen wat de Heilige Geest ons behoorde te vertellen om te doen."
53 Maar hij zei: "Als... Wat? Kwam het Woord van God uit jullie en kwam het van jullie alleen? Als iemand van zichzelf denkt geestelijk te zijn of een profeet, laat hem dan erkennen, dat wat ik schrijf de geboden van de Here zijn." Zie?
54 Zie, de tijd komt vrienden. En ik wil dat de mensen in het land waar de banden naartoe gaan zich herinneren dat de afscheidingstijd moet komen. Het moet gebeuren. Ik weet niet hoever ik ben van de eindtijd, mijn einde van de weg. Ik weet het niet. Dat is aan God. Ik weet niet hoe het morgen is, en wie... Ik weet niet wat deze inhoudt, maar ik weet Wie hem vasthoudt. Dus daarop is mijn geloof gebouwd, daarop.
55 Nu, ik stel mij niet voor dat Demas hem verliet en naar nachtclubs begon te gaan. Ik stel mij niet voor dat Demas dat deed, omdat Demas een Geest-vervuld man was. Hij was een groot helper. Als u ooit de geschiedenis van Demas nam, hij was aanzienlijke prediker, een fijne, ontwikkelde man, zeer beschaafd, geschoold. Hij was een knap man. Maar waarom zou hij Paulus verlaten? Dat is de zaak. Wat bracht hem ertoe dit te doen, Paulus te verlaten? Ik geloof niet dat hij naar een nachtclub of iets dergelijks wilde gaan. Maar ik geloof dat het God was, die Paulus afscheidde. Nu, ik stel mij voor dat Demas...
56 Laten wij enkele van Demas' gedachten nemen. Toen ik daar zo op de heuvelhelling zat terwijl de dag begon aan te breken, vroeg ik mij onlangs af en ik dacht: "Waarom wilde Demas die man verlaten? Waarom wilde hij die arme, kleine prediker, die hem tot de Here leidde, verlaten, de man die van de opwekking onder de heidenen de gangmaker was, inderdaad een profeet?" Niemand kon iets anders zeggen dan dat hij een profeet was, Hij was meer dan een profeet, hij was een apostel, en een groot en machtig apostel voor de heidenen. En Demas had zich verbonden met Paulus, had gemeenschap gehad en had de Geest van God op die man zien bewegen. En waarom zou hij zijn rug toekeren aan zo'n persoon, van wie betuigd was dat hij een dienstknecht van Christus was? Hebt u opgemerkt dat Paulus hier zegt: "Deze tegenwoordige wereld lief gekregen." Nu ik geloof niet dat Demas terugviel. Ik denk niet dat hij dat deed. Maar ik geloof dat hij een verkeerde mening over Paulus kreeg.
57 Nu, Demas kwam uit een rijke familie en hij was welgesteld, en geld betekent soms godsdienst voor mensen. Zoals men in Californië zegt: "Als je geen drie Cadillacs hebt, ben je niet geestelijk." Dat betekent dus, dat als je niet succesvol bent, als je niet de mooiste kerk hebt die er in de stad is, de mensen niet zullen gaan. Het is bijna op die wijze hier, Poogh. U, u moet de mooiste kerk in het land hebben of zij zeggen: "U, o, u bedoelt dat u aangesloten bent bij zo'n klein stel als dat?"
58 Wist u dat onze Here geen plaats had om Zijn hoofd neer te leggen? Wist u dat Hij maar één kleed bezat? Zie? En Hij had. Hij was gewoon iemand die met minachting werd behandeld. En Hij had geen plaats om Zijn hoofd neer te leggen. Maar zij konden hetzelfde over Hem gedacht hebben en dat hadden ze ook.
59 En nu, ik geloof dat Demas een schijnbaar falen zag in de bediening van Paulus. Ik geloof dat hij dacht, dat de oude man afgedaan had voor God. Nu, hij dacht dat mensen die hun eigen ogen zouden hebben uitgegraven om ze aan Paulus te geven...
60 Nu, Paulus had dat gezegd, hij zei: "Jullie zouden op zijn minst jullie ogen hebben uitgerukt om ze aan mij te geven." Want wij geloven dat Paulus slechte ogen had, omdat hij zei: "Ik heb met zulke grote letters geschreven." Hij zei "grote letter", maar ik heb het woordenboek hier en daarin staat "met grote letters". Hij was in Rome, in de gevangenis daar. Het was iets verkeerds, hij zei dat hij last van zijn ogen had gehad sinds het hemelse visioen. Dus hij... De mensen zouden hun ogen uitgerukt hebben, ziende hoe Paulus leed, hij had last van zijn ogen en hij leed eronder. En Hij vroeg de Here driemaal om hem te genezen. En hij zei: "Opdat ik mij niet zou verheffen vanwege de uitnemendheid van de Openbaring, werd mij een boodschapper van de duivel gezonden om mij met vuisten te slaan." Nu, als het weer een beetje goed ging, dan sloeg hij hem weer. En dan ging het weer goed en sloeg hij hem weer.
61 U ziet dat Paulus een bediening had die groter was dan de hele rest van de apostelen tezamen. Sommigen van hen zouden hebben kunnen zeggen: "Wel, ik wandelde met Jezus." Wel, de mensen op straat wandelden met Hem toen Hij hier was. Maar Paulus zag Hem in de Vuurkolom, nadat Hij dood was, begraven, opgevaren in de hemel en teruggekeerd en Paulus riep, ziet u, ziet u, op de weg naar Damascus. En hij had een grotere bediening dan Mattheüs, Markus, Lukas, of iemand van die anderen. Hij was ver boven hen. En hij zei: "Opdat ik mij nu niet verheffen zou en zeggen: 'Nu, jullie mannen weten er niets van, ik zag de Here ná Zijn opstanding.'"
62 Wel, zij zeiden: "Wij wandelden met Hem." Wel, dat deden al die mensen daar in de buurt van Galilea en Nazareth en door het hele land daar. Zij wandelden allen met Hem.
63 Maar ziet u, Paulus had met Hem gesproken en Hem gezien in de vorm waarin Hij was voordat Hij vleesgemaakt werd. Zie? En Hij gaf Paulus een opdracht in die toestand, terwijl Hij in dat Licht was. Hij gaf Paulus een opdracht. En Paulus had Hem gezien. En hij zei: "Opdat ik mij niet verheffen zou, mij een beetje hoger zou voelen dan u, broeders, werd mij een boodschapper van de duivel gegeven", die hem bleef neerslaan. En hij zei: "Ik zocht de Here drie keer om het van mij weg te nemen. En Hij zei: 'Saulus, of Paulus, Mijn genade is genoeg.'" Toen zei Paulus: "Dan zal ik in mijn zwakheden roemen, want als ik zwak ben, dan ben ik sterk. Zie, ik wil erin roemen!"
64 Nu, u hebt opgemerkt, dat een man die een bediening had, die groter was dan iemand van de anderen die op het veld waren geweest, Paulus, de grootste bediening van hen allen, die Jezus in een Vuurkolom had gezien, Die hem had opgedragen om te doen wat hij deed, en was betuigd door dezelfde God en dezelfde kracht, met tekenen en wonderen buiten elke twijfel, en zo arm was dat hij maar één jas had, predikend tot een stel mensen die hun ogen uitgerukt zouden hebben en van wie sommigen miljonairs waren. En toch had Paulus maar één jas. Hij zei: "Breng die jas mee, want het wordt hierboven koud." Hij was in het bergland. Hij had maar één jas.
65 En voor Demas, een man die van hoog aanzien was, van hoog kaliber, beschaafd, ontwikkeld, en een rijk man die vele soorten kleding bezat, moest er iets verkeerd zijn bij die man die zoveel vrienden had, die hun ogen uitgerukt zouden hebben om ze aan hem te geven, en toch zo arm was dat hij maar één jas had. Er was iets verkeerd met Paulus.
66 O, weet u, die geest verlaat de wereld niet, zij hebben het nog steeds op die wijze. Geld is God niet. Er is maar één God. Ziet u? Maar de mensen denken, dat, omdat je een grote bediening hebt, je dit alles en dit alles, en al deze grote dingen en grote scholen en grote zus-en-zo, zou moeten bezitten. God handelt niet in die dingen. Of, dat is tenminste mijn mening geweest. God handelt met een individu. Hij schreef ons nooit voor om zulke dingen te gaan doen.
67 Maar Paulus, met één jas, en hij vertelt Timotheüs hier om hem mee te brengen, omdat het daar boven koud werd. Uh-huh. Een man die een bediening had, die predikte tot tienduizenden mensen, wat Paulus deed, en een bediening die allerlei wonderen kon doen, en die Jezus hem in een Vuurkolom een opdracht had zien geven, en toch maar één jas bezat. Demas zei: "Zo'n kerel", en hij wendde zich van hem af.
68 Nu, toen hij hier predikte in de richting van Troas, ontdekten wij dat daar een man was, die kopersmid was. En hij was een gemeen persoon. En hij haatte de Christenheid. En hij deed Paulus alles aan wat hij hem maar aan kon doen, liet hem in de gevangenis werpen. En ieder... zelfs waarschuwt Paulus Timotheüs voor dezelfde zaak. "Let op die knaap!" En hier is Demas! O God, laat de mensen het horen! Hier stond Demas bij een man, die een man met blindheid sloeg, omdat hij met hem redetwistte. Nu, u Church of Christ-predikers, trekt uw jassen nu aan. Ik had er een, die mij eens vertelde, hij zei: "Sla mij met blindheid! Sla mij met blindheid! U hebt de Heilige Geest, sla mij met blindheid!"
Ik zei: "U bent al blind." Zie?
69 Nu, waarom sloeg Paulus de kopersmid niet met blindheid? Dezelfde soort geest die op de mensen is die dat denken, is dezelfde als die op Demas was. Een man, die een man met blindheid kon slaan vanwege het redetwisten met hem, en zich dan omkeren en een kopersmid zijn bediening in de stad laten bederven. Ongetwijfeld zei Demas: "Hij, hij heeft afgedaan, hij heeft al zijn gaven verloren. Hij heeft zijn gave om met blindheid te slaan verloren."
70 Ziet u niet hoe die geest nog steeds leeft en zegt: "U hebt afgedaan, broeder"? O, het gaat gewoon over het hoofd van de mensen heen. Ze begrijpen het gewoon niet, dat is alles. Zie? Zij kunnen het gewoon niet zien. Zie? Zij begrijpen het niet.
71 Nu Demas... sloeg die man niet met blindheid omdat hij het wilde. Zei Jezus niet: "Ik doe niets tenzij de Vader het Mij eerst laat zien"? Heb ik u niet jaren geleden verteld, toen mijn eigen moeder daar lag te sterven en zei: "Bill, wat gaat er met mij gebeuren?" Ik kon niets zeggen totdat God het eerst zei. En dat is precies wat er gebeurde. De mens kan het niet, de mens is een mislukking om mee te beginnen. Hij is alleen maar een werktuig, waardoor God werkt, en God werkt Zijn eigen wil. Maar als u deze super-duper mensen ziet, die altijd dit en dat en het andere hebben, kunt u er maar beter bij vandaan blijven. Zie? Jezus Zelf deed dat niet. Hij zei: "Ik werk alleen zoals de Vader werkt. Hij laat Mij zien wat Ik moet doen en dan ga Ik het doen. Ik kan niets anders doen... iets anders dan dat."
72 En hier zag Demas Paulus, een man die zo'n bediening had, en toch zo arm was dat hij maar één jas bezat en wilde dat Timotheüs deze naar hem toe zou brengen. Eén jas! Maar Paulus gaf het voorbeeld zoals Christus was, Hij had één jas. Waarom betekent dan rijkdom en veel geld en zo, zoveel voor de mensen vandaag? Let nu op. En hij had macht zich om te draaien en tegen iemand, die zich stelde tegenover hetgeen hij predikte, te zeggen: "U zult blind zijn voor een tijd." En de man was blind.
73 En hier was een kopersmid, die hem tien keer zoveel aandeed als wat die man deed, en er toch mee weg kwam. Demas moet gedacht hebben: "Wel, kijk, de oude man heeft nu afgedaan. Hij heeft zijn bediening verloren." Nee, nee, hij had zijn bediening niet verloren, helemaal niet. God doet zulke dingen niet. God is geen Indianen-gever. Ja. Let nu op.
74 Paulus was iets in de orde van Elia. Elia, de profeet, ging de berg op in opdracht van God en riep dan om vuur uit de hemel te doen vallen, en het viel. En hij riep om water en het kwam. En toen beval hij door de boodschap van God en doodde vierhonderd priesters, hakte hun hoofden af en liet ze de heuvel afrollen; en liep vervolgens hard weg toen een vrouw, éé/n kleine huichelachtige vrouw, of, zij was een ongelovige, hem bedreigde. Izebel, die ene kleine vrouw die de aanleiding van alles was, zij was degene die het veroorzaakte. Het zag eruit alsof hij haar eerst zou moeten hebben. Maar God heeft een wijze om dingen te doen en Zijn dienstknecht kan alleen dienovereenkomstig werken als hij werkt overeenkomstig de wil van God.
75 Ziet u niet, vrienden, dat u moet bewegen overeenkomstig Gods wijze van bewegen? Hoevele malen ben ik gaan zitten om broeders raad te geven, en wat zou ik graag naar hen toegestapt zijn en hun hand geschud hebben en zeggen: "Broeders, het maakt geen enkel verschil, laten we gewoon aldoor broeders zijn." Hoe kan ik dat doen en mijn opdracht houden: "Predik het Woord"? Dat wil ik niet doen.
76 Ik heb tussen predikers gestaan en ze zeiden: "Broeder Branham, mijn tante is hier. Ik weet dat u een profeet bent door God gezonden. Ga er naartoe en herstel haar gezichtsvermogen." Ik wenste dat ik het kon, dan zou ik het doen. Ik kan het niet doen tenzij Hij mij vertelt om het te doen. Ziet u? Niemand kon het doen. Elia kon het niet doen, niemand anders kon het doen.
77 Nu, we ontdekken dat Paulus... Demas, die met Paulus predikte, had gezien dat Paulus daar een kreupele man zag liggen en zei: "Ik bemerk dat u geloof hebt om genezen te worden. Sta op uw voeten! Jezus Christus maakt u gezond." Hij had hem de zieken zien genezen en toch liet hij zijn vriend Theofilus [Broeder Branham bedoelt Trofimus – Vert] ziek achter.
78 "Paulus heeft zijn bediening verloren." Dat is wat Demas moet hebben gedacht. "Waarom ging hij daar niet heen, als hij een gave van genezing had, om die metgezel, die hem zo getrouw had bijgestaan, te genezen?" Hij zei: "Ik heb hem daar ziek achtergelaten. En ik heb geen jas en ik wil dat je die jas voor me meebrengt. En pas op voor die kopersmid, hij ruïneerde gewoon die samenkomst in de stad. Ik moest de stad verlaten. Hij zette mij in de gevangenis." Ik veronderstel dat Demas zei: "Wat voor een prediker is dit geworden?" Zie?
79 En broeder, er zijn vandaag heel wat van die Demas-geesten in de wereld. Zij weten niet waar het allemaal om gaat. Zie? Je hoeft niet te proberen het hun uit te leggen, omdat ze het toch niet begrijpen. Zie? Zie? Een dienstknecht van Christus volgt de voetsporen.
80 Een van onze diakenen hier, ik weet niet of hij hier vanavond is of niet, het is Tony Zabel. Gewoonlijk is hij hier. En hij kwam naar mij toe en hij zei hier niet lang geleden, voordat hij hier kwam, hij zei: "Ik had een droom, een vreemde droom." Hij zei: "Ik droomde dat ik probeerde mijn weg omhoog naar de hemel te vinden." Hij zei: "Ik zag een man komen met een zwart kleed aan en hij las een boek." En hij zei: "Ik ging naar deze man en ik vroeg hem: 'Wat is de weg naar de hemel?' En hij zei: 'Vraag het de man vóór mij.'" En dat was een herder van een kerk waar hij naar toe was gegaan.
81 Hij ging een beetje verder en hij ontmoette nog een man, die een zwart kleed aan had en liederen zong terwijl hij ging. En dat was nog een herder. Die beide voorgangers zijn persoonlijke vrienden van mij. En hij zei... En fijne mannen. En hij zei: "'Welke weg moet ik nemen naar de top van de berg hier?' Hij zei: 'Kijk hier. Zie je daar ver weg boven op de top die kleine man?' Ik zei: 'Ja.'" Hij zei: "Daar stond een man met een overall aan, die een kleine cowboy-hoed op had." [Leeg gedeelte op de band – Vert]
82 Iemand in Kentucky zei, terwijl hij daarginds over mij sprak: "Die knaap ziet er allesbehalve als een prediker uit." U kunt eruit zien als een boer of zoiets, maar weet u, het gaat niet om hoe het eruit ziet.
83 En hij zei dat ik het was die daar stond. En hij klom omhoog totdat hij bij mij was en hij zei dat ik hem bij de arm nam en hem omhoog leidde totdat ik boven op de heuvel was. En daar was een wildernis om doorheen te gaan. En ik zei: "Tony, ik moet je hier verlaten en jij moet iets hiervan alleen wandelen."
Hij zei: "Broeder Branham, wat kan ik van hierafaan doen?"
84 Hij zei dat ik zei: "Kom hier, Tony, kijk daar naar beneden. Zie je die blootsvoetse sporen met bloed erin?" Ik zei: "Dat is wat ik heel de weg heb gevolgd. Blijf daar gewoon op." Dat is het enige waar ik de mensen op weet te wijzen; niet op een belijdenis of een sensatie van de een of andere soort, maar op die bloedige voetsporen, die leiden tot de Bijbel, het bloed van Jezus Christus.
85 Nu, hoe moet die man zich hebben gevoeld, een man met zoveel miljonairsvrienden, en één jas. Een man die macht had om een man met blindheid te slaan, en die zich door een man de stad uit liet jagen. Hij deed er nooit iets aan, stond op en ging weg. Bad voor de zieken en had zijn vriend ziek achtergelaten. En Demas verliet hem. De hele rest van hen verliet hem. Allen verlieten hem. Paulus zei: "Allen hebben mij verlaten." Elk van hen verliet hem.
86 Ik zeg dit. Als een man trouw aan het Woord blijft staan, niet slechts in één samenkomst, maar in elke samenkomst, als een man trouw aan het Woord blijft staan, zal de tijd komen, dat ze hem zullen verlaten. Precies. Zij deden het. Ze deden het bij onze Here. Ze zullen hem verlaten als hij voor de Waarheid staat. "Allen hebben mij verlaten." En wat denkt u nu, dat Demas en sommigen van die mannen dachten, zoals wij allen weten, allen die de Schrift kennen, dat Lukas een dokter was, en Paulus, waar hij ook heenging, deze dokter met zich meenam? En Goddelijke genezing predikend en dan zijn vriend ziek achterlaten. Zo arm dat hij maar één jas had. En liet een man hem de stad uitjagen, terwijl hij een man met blindheid kon slaan. Zie, zij dachten, dat het met hem gedaan was. Maar het was niet zo. Hij was precies in de bloedige voetsporen. Hij bleef volgen. Ik hoop dat u het begrijpt. Hij zei: "Iedereen heeft mij verlaten."
87 Demas had deze tegenwoordige wereld en de populariteit van mensen lief. "Hallo dr. Demas. Ik weet dat u uw doctorsgraad Filosofie hebt!"
88 O zeker, daar houden zij van. Jezus zei: "Wat houden jullie ervan om in de synagogen te staan en 'rabbi' enzovoort genoemd te worden." Hij zei: "Jullie ontvangen alleen maar meer verdoemenis." Ziet u?
89 Nu, we weten dat, toen zij deze dokter hem zagen volgen, of met hem gaan, en dat Paulus Lukas meenam, hij hier zei: "Lukas is... Lukas is de enige die hem niet heeft verlaten. En Lukas is goed voor hem. Maar Lukas is gunstig voor hem. Hij heeft Lukas nodig voor zijn bediening." En deze dokter, die een man volgt overal waar hij ging en Goddelijke genezing predikte. En een man die Goddelijke genezing predikte, die de kreupelen kon genezen en de doden opwekken en al het andere, en machtige visioenen zien en dingen spreken die kwamen te geschieden, en die zijn eigen medewerker ziek achterliet. En hij had een miljoen dollars gehad kunnen hebben en gebouwen hebben gebouwd met een waarde van tienduizenden dollars en grote scholen en dergelijke dingen, maar hij had zelfs niet meer dan één jas om aan te trekken.
90 Demas zei: "Ik ga niet samenwerken met een dergelijke knaap. Hij is gewoon een persoon van een lagere klasse. Ik zal met de denominationele broeders samengaan. Ik zal daarheen gaan waar ik iemand zal zijn." Als het zoiets was, zou ik graag naar hem willen toelopen, als Baxter met hem klaar is, voor het verlaten van die arme, kleine man in die toestand. Hij had bij hem moeten blijven staan. Paulus was degene die hem tot Christus leidde. Maar ziet u, het is zonder de Geest te kennen, zonder te weten wat de wil van God is en dan de wil van God te doen. Zie? Nu, maar daar verlieten zij hem in die toestand. Verlieten hem! Allen hadden hem verlaten.
91 Wat denk ik daaraan! Dat een dienstknecht die trouw aan het Woord zal staan, vroeger of later, bedenk dit slechts, door de mensen verlaten zal worden. Nu, wij willen dat slechts even aantippen voor een paar minuten, en ik wil u nu niet te lang houden, omdat ik wil dat u hier morgen terugkomt. Altijd als Gods dienstknecht trouw blijft staan voor het Woord, zullen allen hem verlaten. En het... Nu, neem gewoon ergens waar u maar wilt, te eniger tijd in de Bijbel of in de geschiedenis, dat, als een man trouw bleef, het doet er niet toe hoe populair hij was, als hij trouw aan het Woord bleef, kwam de tijd, dat de godsdienstige wereld hem verliet en hem afsneed. Nu, lees het maar, als je de Bijbel neemt van Genesis tot het boek Openbaring, en pak "Het pre-Nicea concilie", en neem de "Nicea-Vaderen" en elke man, elke heilige, elke profeet, elke ware dienstknecht van God, die bij het Woord bleef, werd verlaten door die kerkelijk zaak en uitgeworpen. En Paulus was een van hen.
92 En als er vandaag een zou zijn, zou het hetzelfde zijn. Het is precies de waarheid. U moet tot die plaats komen. Het moet komen. Zij denken dat een man die een dergelijke bediening heeft, de wereld helemaal onder zijn duim zou moeten hebben. Hij zou het moeten, maar zij willen niet onder zijn duim komen. Zie? En een dergelijk man zou geen bediening of een wereld onder zijn duim willen plaatsen, hij zou ze onder de duim van zijn Meester willen plaatsen, omdat hij hier niet zichzelf vertegenwoordigt, hij vertegenwoordigt zijn Meester.
93 Weet u, mensen proberen eer van elkaar te zoeken en zij eren elkaar en onteren God daarmee. Zie? Wij proberen grote mensen onder ons te maken en dat terwijl wij geen grote en kleine mensen zijn, wij zijn allen kleine mensen. Er is slechts één Grote onder ons, en dat is onze Here. Zie? En wij maken onze organisatie zoveel groter dan God, "de grote heilige kerk van dit, dat of wat anders, de grote heilige bisschoppen", enzovoort. Dergelijke dingen zijn er niet. Dat is de eer van mensen. Er is slechts Eén heilig en dat is God. En de Heilige Geest, Die God is, is onder ons. Wij zijn het niet die heilig zijn, het is de Heilige Geest Die in ons is. Het is niet... Als wij dingen zien gedaan worden, dan zijn wij het niet die het doen, het is de Heilige Geest. Jezus zei: "Ik doe de werken niet, het is Mijn Vader. Hij woont in Mij en Hij is Degene Die de werken doet." En het is niet hij, die het doet. Goed. Maar wij vinden die trouwe dienstknechten te allen tijde.
94 Nu hier is de zaak waar ik gedurende een paar ogenblikken op door zou willen gaan. Nu, het is gewoonlijk op een dergelijke tijd zoals deze, als de man trouw gebleven is aan het Woord en alle mensen hem verlaten hebben, dat God tussenbeide komt om die persoon te verdedigen en zijn bediening te kronen. Zo is het. Wat een vertroosting! Onze vertroosting is gebouwd op de belofte van Gods Woord. Ongeacht wat de wereld zegt, wat de wereld doet, dat is onze hoop niet, die is niet gebouwd op wat de wereld doet.
95 Ik vind dat lied zo mooi. Ik wilde dat ik kon zingen. Ik wilde altijd zingen. Zie? "Zij die wachten op de Here, zullen hun kracht vernieuwen en zij zullen opvaren met vleugels als een arend, zij zullen lopen en niet moede worden, en als zij lopen zullen zij niet bezwijken; leer mij, Here, te wachten. Leer mij, Here, daar te wachten op mijn knieën." Ik houd daarvan. "En op Uw eigen goede tijd zult U mijn smeking beantwoorden; leer mij niet te vertrouwen op wat anderen doen, maar gewoon in gebed te wachten op een antwoord van U." Dat is het. Dat is de trouwe dienstknecht, die wacht op de beurt van zijn Meester, dit wetend, dat de Schriften niet kunnen falen, ongeacht wat er gebeurt. De Schrift moet standhouden. In zo'n tijd als dat, komt God gewoonlijk tussenbeide om hen te helpen.
96 Laten we kijken naar Elia toen hij verlaten werd. Waarom? Omdat hij trouw aan het Woord gebleven was. Hij zei: "Alle mensen hebben mij verlaten." En hij werd geëxcommuniceerd van de maatschappij, van de organisatie, zelfs van de nationale organisatie, of de nationale kerk van Israël, de priesters en allen hadden hem uitgeworpen en hij had zelfs geen mantel zoals Paulus, maar een klein stuk schapenvel of leer om zich heen geslagen, en hij zat op een berg en werd gevoed door de vogels. Jazeker. Waarom? Ter wille van het Woord van God, omdat hij trouw was aan het ZO SPREEKT DE HERE. Nu, zij allen gingen op de moderne weg. De presidentsvrouw, Izebel, had heel de mode en bijbehorende dingen aangegeven. En de priesters hadden eraan toegegeven, enzovoort, en al de predikers enzovoort, zij stemden ermee in. Maar niet Elia, hij bleef trouw aan het Woord. En voor zo'n zaak werd hij verlaten, totdat hij het uitriep: "Here, ik ben de enige die overgebleven is en zij zoeken zelfs mijn leven."
97 Maar God gaf hem enige vertroosting en zei: "Ik heb er daar nog zevenduizend."
98 Zie, ik geloof niet dat Elia zich daardoor opgeblazen voelde, dat hij de enige was, maar ik geloof dat hij echt zo verlaten was. Iedere keer dat hij naar een priester zou gaan om een samenkomst te houden, zouden zij hem afwijzen. Als hij hierheen zou gaan, was het: "Ga hier vandaan, jij fanatiekeling! Maak dat je wegkomt. Ga dit doen!" Het werd getoond toen Eliza, zijn opvolger, langskwam. Wel, wat deden zij? Zij maakten zelfs... De jongeman was kaalhoofdig en zij zonden hun kleine kinderen naar buiten om gekheid te maken over die oude "kwakzalvers". Ze zeiden dat beiden door hen werden beschouwd als kwakzalvers. Ze zeiden: "Oude kaalkop! Kaalkop, waarom ging jij niet omhoog zoals Elia?" Zij geloofden niet dat hij omhoog ging. Uh-huh. Zie? Ze dachten gewoon dat zij een stel kwakzalvers waren. Maar zij waren trouw aan het Woord, met een betuigde bediening. Elia was standvastig. Goed.
99 Daniël nam een waar standpunt in. Weet u waar ik dat vind, in Daniël 12, of Daniël 9, geloof ik dat het is. Wanneer u... Daniël nam een waar standpunt in voor het Woord. Wat gebeurde er met hem? Terwijl hij de rechterhand van de koning was, maar hij nam een waar standpunt in voor het Woord en werd geëxcommuniceerd en in een leeuwenkuil geworpen. Een man van God, die standvastig trouw bleef aan het Woord!
100 De Hebreeënkinderen bleven trouw aan het Woord onder de proclamatie van de koning, dat "wie niet zal buigen voor dat beeld als de psalters klinken en de bazuinen geblazen worden, enzovoort, een ieder die niet zal buigen voor ons beeld, zal in de vurige oven geworpen worden", en zij keerden hun rug naar het beeld. En ongeacht hoe impopulair zij werden, ongeacht hoe ze geëxcommuniceerd zouden worden uit de maatschappij, zij bleven trouw aan het Woord. Daar houd ik van.
101 Nog één, Jakob. Hij had een... was lange tijd van huis geweest en hij had een roep om naar huis te gaan om zijn mensen te zien. En hij was op weg, trouw aan zijn roeping, trouw aan zijn leiding. Hij had het daarginds fijn, maar God begon met hem te handelen over naar huis gaan. En op weg naar huis kwam hij in het nauw tussen twee plaatsen. Zijn vrouw en kinderen aan deze kant; en zijn gehate broeder, Ezau, kwam eraan met een leger om hem te ontmoeten. En hij stond daar bij de kleine beek, de beek Pniël daar, en daar stond hij. En wat een toestand! Ezau, die hem haatte, kwam hem met een leger tegemoet, en hier was zijn vrouw, twee vrouwen en kinderen, allen aan deze kant van de beek en hij zat in de klem. Waarom? Als hij in zijn eigen land gebleven was, was het in orde geweest. Maar hij had een roep, het Woord van God had hem geroepen naar zijn thuisland. Halleluja! God zegende een man. Hij kreeg ook een verandering. Jazeker.
102 Jezus was trouw aan het Woord van de Vader. "Ik doe slechts wat de Vader zegt. Er staat geschreven: 'De mens zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle Woord dat uit de mond van God gaat.'"
Jezus, Die altijd trouw aan dat Woord was, maar er kwam een tijd dat Hij al de vrienden die Hij had, verloor. Ieder van hen verzaakte Hem en ging weg. Allen. En de mensen zagen Hem bespot, beschimpt, en verloren het vertrouwen in Hem. "Hoe kon een Man Die tot een dode man in een graf kon spreken en hem opwekken, hoe kon een Man Die gebeurtenissen precies kon voorspellen en nooit had gefaald, daar in het gerechtsgebouw zitten met Zijn bloedend gelaat door het uittrekken van Zijn baard, terwijl het besmeurd was door het speeksel van dronken soldaten dat langs Zijn gezicht liep, met een doek om Zijn hoofd, en zij sloegen Hem met een stok op Zijn hoofd, zeggende: 'Profeteer en vertel ons wie U sloeg en wij zullen het geloven'?" Wel, de discipelen wandelden gewoon weg en zeiden: "Ach!"
103 Zie, zij vergaten zo spoedig wat God deed! Hoe Mozes zei daar bij de Rode Zee, toen hij daar stond, en zei: "God heeft tien buitengewone wonderen gedaan, zijn jullie nog altijd zo schuldig, dat jullie niet weten dat Hij nog steeds God is?" Hij ging daarheen en hij sloeg de velden, hij legde een vloek op de velden. Hij bracht kikvorsen, vlooien, vliegen, alles, en een pest die alle eerstgeborenen doodde, en de doodsengel ging door het land en toch wilden die mensen hem niet volgen naar de Rode Zee. Hoe snel, zodra uw populariteit... Toen zij die grote, glanzende speren van honderdduizend man er zo aan zagen komen, of misschien, ja, misschien een miljoen man die eraan kwamen, en het ratelen van de wagens en het opvliegende stof, gaven zij het gewoon op en vielen terug. "En, Mozes, wij hadden daar toen moeten sterven." Zie? God zei dat Hij hen liet sterven in de woestijn vanwege ongeloof. "Mozes, uw bediening heeft afgedaan, dat is alles. U bent niets meer." Zie, zij begrijpen het niet. Zij vatten het niet.
104 En nu, hetzelfde gebeurde met Jezus, de jonge Rabbi, of Leraar, of Profeet van Galilea, toen Hij al die wonderen en dergelijke, deed. "Hoe kon Hij daar ooit staan en Zich zoiets laten welgevallen? Hoe kon Hij een man Hem laten binden met ketenen, terwijl Hij het zegel van een graf kon verbreken en een dode man uit de eeuwigheid opwekken? Hoe kon Hij het doen, terwijl Hij tot de dode zoon van een weduwe kon spreken en hem weer opwekken tot leven; en Lazarus, dood en verrot in het graf, eruit brengen? Hoe kon Hij staan en zeggen: 'Ik ben de Opstanding en het Leven. Die in Mij gelooft, al ware hij dood, toch zal hij leven. Wie leeft en in Mij gelooft, zal nooit sterven'? En dan daar staan en gebonden worden met ketenen en in Zijn gezicht gespuugd worden en Zijn mond niet openen?" De discipelen dachten: "Hij heeft Zijn bediening verloren." Ja, dat is de wijze waarop het gaat. God, deze arme wereld!
105 Zelfs Zijn gemeente, de twaalf waarin Hij Zich verheugd had en aan wie Hij alles had verteld en door wie Hij geliefd werd, zij keerden hun rug naar Hem toe. Slechts één stond bij Hem, dat was de man Johannes. Precies op een uur dat alles verloren was en alle hoop weg was... Daar was Hij gebonden en opgepakt en bespot en bespuwd, en keerde Hij Zijn rug naar de... Niet wetend dat dat de Schriften vervulde.
106 Wel, weet u niet dat de dingen die vandaag gebeuren de Schriften precies tot op de letter vervullen? Waarom zouden mensen deze dingen zeggen? Waarom woeden deze denominaties? Waarom doen zij dat? Er staat geschreven in de Schriften dat zij het zullen doen. Zij lopen er regelrecht in en doen het zelf, blind, en zij weten niet dat zij het doen. Denkt u dat Judas wist dat hij de rol van Judas speelde? Denkt u dat Farao wist dat hij die rol speelde toen God hem voor dat doel verwekte? Denkt u dat Ezau de dingen gedaan zou hebben die hij deed? Zeker niet. Hij zei: "Zij hebben ogen en kunnen niet zien, oren en kunnen niet horen." Maar let op de Schrift, die zich gewoon ontvouwt. Zie? We zijn in de eindtijd, het moet op deze wijze zijn.
107 Nu, Zijn gemeente heeft Hem verlaten. Alle mensen en de natuur verlieten Hem. Over iemand gesproken die verlaten werd, Paulus was bij Hem vergeleken totaal niet verlaten. Zelfs de schepping die Hij geschapen had, verliet Hem, de maan en de sterren en de zon en alles, weggevaagd. De mens, God, de natuur en alles verliet Hem, niets stond daar, Hij stierf alleen. Had Hij Zijn bediening verloren? Hij vervulde Zijn bediening, verloor het niet. Dat gaat ermee gepaard. Dat is de zaak die plaatsvindt. Dat moet ermee samen gaan.
108 Nu, alles had Hem in de steek gelaten. Maar het was op die tijd dat God op het toneel verscheen, omdat elke man die het Woord kent, bij het Woord zal blijven, wetend dat het Woord God is. Zie? En het Woord moet Zichzelf ontvouwen. Het onfeilbare Woord moet Zichzelf ontvouwen. Het moet het, in orde, want het Woord is God. En als het werkte op anderen door alle eeuwen heen, zal het juist nu op dezelfde wijze werken, omdat het God is. Vergeet dat nooit. Want Jezus wist dat Hij – zijnde de volheid van het Woord – dat Hij niet alleen een Profeet was, Hij was God Zelf. Hij was het Woord. Daarom verliet niet alleen de mens Hem, maar ook de natuur verliet Hem. De hele schepping liet Hem in de steek, alles, de sterren, de maan, geen licht toen Hij stierf. Alles liet Hem in de steek, zie, omdat Hij de Schepper van alle dingen was. "Hij was in de wereld, en de wereld werd door Hem gemaakt, en de wereld kende Hem niet." Zie? Hij was de Schepper van alle dingen. Alle dingen! Nu, het enige wat wij... wij scheppen niet, maar wij proberen te bekeren en degenen die wij trachten te bekeren zijn degenen die het verlaten en weggaan. Zie? Als de tijd voor het Woord komt om zich echt te laten zien, moet het op die wijze zijn. Nu, bedenk slechts, toen was het dat God op het toneel kwam.
109 En in het leven van onze Here Jezus, de machtige werken die Hij deed gedurende de eerste anderhalf jaar van Zijn leven, o wat was Hij toen een machtig Man! Er was nooit iemand als Hij op aarde, nooit daarvoor en nooit daarna. Maar wat gebeurde er? Hij kreeg meer bespotting dan iemand, dan de hele rest van hen tezamen. Bespot door de natuur en bespot door de schepping, bespot door alles, omdat het in een verdorven toestand was. Daarom bespot het hart van de mensen de ware dienstknecht van God, omdat het verdorven is. De natuur is verdorven, dat is de reden.
110 Als de natuur al zo mooi is als zij is, terwijl zij verdorven is, wat zal het dan zijn als zij weer wordt teruggekeerd naar de wil van God? Als een land druiven kan opbrengen, waarvoor twee mannen nodig zijn om ze op hun rug te dragen, wat zal het zijn, en dat was een verdorven land, wat zal het dan zijn als het teruggekeerd is tot God? Christus komt, de woestijn zal bloeien als een roos. Het zal een overgang zijn. En de dorre plaatsen zullen overvloeien van het water en de aarde zal bloeien en bloesemen. O, dat zal een tijd zijn, en als de harten van de mensen bekeerd zullen zijn tot godzalige mensen die hun keus nu gemaakt hebben, zullen zij in die plaats leven. Amen.
111 "In dat donkere uur, te midden van scheurende rotsen en verdonkerde luchten," zei de dichter, "boog mijn Redder Zijn hoofd en stierf; het open voorhangsel openbaarde de weg naar de vreugden van de hemel en een eindeloze dag." Hij moest dat doen ten einde een weg voor ons te maken. Zo is het. Maar wat deed God? Hij was trouw aan het Woord en Hij omarmde het kruis. Maar was het het einde van Zijn bediening? Had Zijn bediening afgedaan? God kroonde het met de grootste kroon waarmee ooit gekroond zou kunnen worden. Hij kroonde het op Paasmorgen, bij de opstanding. Hij kroonde de bediening van onze Here Jezus, Hij stond op uit de dood en is levend voor immer. Het was niet met Hem afgedaan omdat alle mensen Hem verlieten, Hij werd gekroond! Jazeker. Ja, beslist. Hij werd gekroond, omdat Hij verlaten was, en Hij moest dat doen toen Hij Hem opwekte uit de dood.
112 Hetzelfde vond plaats bij Elia. We spraken over hem een paar ogenblikken geleden. Elia, die arme oude gebroken profeet, die daar lag in de woestijn en gevoed moest worden door wat de vogels hem zouden brengen. Met zijn kleine, oude broodmagere, opgetrokken, bruin uitziende lichaam, met een kruikje olie aan zijn zijde, met grote bakkebaarden, en zijn hoofd waarschijnlijk kaal en gebruind, zo voortstrompelend met een stok, maar beneden in dat kleine, oude hart klopte de Geest van God. Toen God Zijn kleine, oude vermoeide dienstknecht aan zijn einde zag komen, iedereen hem verliet en al het andere, liet Hij hem toen vallen? Hij zond een wagen neer, en droeg zijn vermoeide dienstknecht omhoog. "Je hoeft zelfs niet naar boven te wandelen zoals Henoch, Ik zal je gewoon thuis brengen in een wagen." Zo is het. Hij kroonde zijn bediening met een wagenrit naar huis. Dat is niet zo slecht, weet u. Ja. Ja, hij hoefde niet naar huis te lopen. Hij zond gewoon een wagen en pakte hem op, omdat hij vermoeid was. Ik houd daarvan. Amen. Hij pakte zijn arme, kleine, oude, vermoeide dienstknecht op en bracht hem naar huis.
113 Het was op de tijd dat Daniël zo trouw voor God standhield, dat hij inging... Zij zeiden: "Die man, weet u, hij was eens een grote man hier in dit koninkrijk. Hij heeft allerlei dingen verteld. Hij heeft de waarzeggers binnen gebracht, en hij heeft hun dingen geleerd." En de Medo-Perzen en hoe hij deed. Maar onder de regering van Darius was het Daniël die trouw bleef aan God. Het was Daniël die bij het Woord van God bleef en zich niet wilde vermengen met iets anders. En men zei: "Wel, het is afgelopen met zijn bediening, omdat ik in de plaatselijke krant zag, dat hij binnen een paar dagen in de leeuwenkuil geworpen zal worden." Hij ging naar de staatsgevangenis of zoiets, ziet u. "Maar wij gaan hem in de leeuwenkuil werpen." Maar wat deed God? God verzegelde zijn bediening met een verandering van het hart van de koning, zodat Darius naar elke taal en volk over de hele wereld zond, dat elk mens zou vrezen voor de God van Daniël, omdat Hij een God was Die bevrijden kon. Amen.
114 Dus, ziet u, het is op die tijd, wanneer mensen de man verlaten – Gods dienstknechten die trouw blijven aan het Woord – dat God hun bediening verzegelt met een kroningstijd.
115 Ja, het waren de Hebreeënkinderen onder de regering van Nebukadnezar, toen zij niet wilden buigen voor het beeld. Zij bleven trouw aan God, omdat Gods Woord zei: "Buig niet voor enig beeld om het te aanbidden." Zij bleven trouw aan het Woord. En het stond in de plaatselijke krant, in het nieuws, alles erover, wat het ook was in die dagen. Zij hadden manieren om het nieuws te verspreiden. Niet in een plaatselijke krant, natuurlijk niet, ik zeg dat alleen maar, opdat u enig idee zult hebben. Maar er stond in, dat ze hen gingen verbranden in de zevenmaal heter gestookte vurige oven. Dagen van tevoren wierpen zij al het materiaal erin, om de oven zo heet te krijgen dat hij zevenmaal heter was, zevenmaal oververhit. Wel, het zou ze al verteren als ze er op een afstand van honderd meter bij zouden komen. Maar zij gingen regelrecht de vurige oven in en kwamen er ook weer regelrecht uit zonder enige reuk van het vuur aan hen. En Nebukadnezar zei: "Ieder die nalaat om deze God te aanbidden, laten zijn kinderen en hij gedood worden, zijn huis verbrand en tot een mesthoop worden gemaakt." Zo is het. Zie? Hij... Zij hadden een wereldwijde opwekking, omdat zij trouw waren aan het Woord. Dat is wat er gebeurde. Jazeker. Blijf trouw aan het Woord, ja, en het loont altijd wonderbaar.
116 Jakob, wij noemden hem een poosje geleden. Ik heb zijn naam hier opgeschreven. Hier was hij, een kleine lafaard, maar hij bleef. Hij was daar bang voor Ezau. My, my! En hij wist dat hij van God was afgedwaald. Hij was al deze jaren van God afgedwaald, maar hij probeerde altijd trouw aan dat Woord te blijven. En hier riep God hem en vertelde hem naar zijn thuis te gaan. Hier was hij precies in de lijn van zijn plicht en daar was Ezau met een leger. Het was op die tijd, dat zijn naam Jakob, "hielelichter, bedrieger", veranderd werd in Jakob [Broeder Branham bedoelt Israël – Vert], "een vorst voor God", toen hij de volgende morgen uitging en zijn bediening was gekroond. Hij ging daar regelrecht uit en ontmoette Ezau en wilde geen hulp van hem. Amen. Trouw aan het Woord. Dat is de wijze waarop God dingen doet, is het niet? Hij doet dingen op Zijn eigen wijze. Goed.
117 Velen van mijn broeders hebben vandaag een grote populariteit onder hun denominationele broeders. Noem maar slechts één naam, jongen, en het is net als vuur, overal, zo is het, als u deze zekere naam van deze persoon noemt. Maar tenslotte, toen de Here die dag tot mij sprak in de rivier, begon het daar die opwekking over de wereld, daaruit kwam elk van die grote evangelisten voort.
118 Ze gingen regelrecht terug naar hun broeders, zie, die denominaties waar zij uitkwamen. Zij komen hier uit en houden deze samenkomst, vermengd met de denominaties, en gaan er regelrecht weer in terug. Zij staan zeer in de gunst, hebben grote namen bij de radio, nieuwsbladen en alles. Iedereen spreekt goed over hen.
119 Maar iedereen heeft mij verlaten, omdat ik een waar Woord nam en bij het Woord stond. Ik ben regelrecht hier gebleven bij wat Hij tegen mij zei, predikte het Woord, niet een denominationele filosofie. "Predik het Woord", dat was mijn opdracht, "blijf bij het Woord". En broeders, u die hiernaar luistert op de band, ik was een groot man toen ik onder u kwam om de zieken te genezen, te spreken van visioenen en dingen te tonen. Maar toen ik u de waarheid over het Woord ging vertellen, waarom keerde u mij toen de rug toe? Beseft u dat het gewoon de vervulling is van wat de Schrift zei? Ja, het gebeurt op die wijze. Nu kan ik nauwelijks in een plaats komen.
120 Er komen steeds maar brieven binnen. Onlangs kwam er een die zei: "Broeder Branham, ik had het grootste vertrouwen in u, maar ik hoorde u zeggen, dat een zekere denominatie, waartoe ik behoor, aan het terugvallen was." Hij zei: "Ik heb totaal geen vertrouwen meer in u van nu af aan." Hij zei: "Er zaten ongeveer vijfentwintig van de broeders van mijn denominatie in één van uw samenkomsten, en", zei hij, "wij stonden regelrecht op en liepen weg toen u dat zei."
121 Wel, iedereen heeft mij verlaten, maar er is één ding, Hij stond bij mij!...?... Ik ben niet ongehoorzaam geweest aan het hemelse visioen, dat daar bij de rivier gebeurde. Ik ben trouw aan Hem gebleven. Hij is trouw aan mij geweest. Ik vertrouw op Hem, dat op zekere dag, ik weet niet wanneer, er een bekroning is van mijn bediening. Ik bleef net zo trouw als ik maar kon zijn. Ik weet niet wat het zal zijn, ik weet niet wanneer het zal zijn. En ik... Maar als Hij klaar is, ben ik ook klaar hier. Ik hoop dat Hij mijn bediening hiermee zal kronen, dat ik de kleding van het Woord mag nemen, om Zijn bruid te kleden in de kleding van het Woord, en voor Zijn gerechtigheid. Ik hoop dat Hij mij zal kronen en mij daar op die dag zal laten staan om te zeggen: "Zie het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt."
122 Er zijn zoveel heuvels om te beklimmen, de inspanning is soms zwaar, maar Degene Die het pad aangeeft, weet precies wat het beste is. Hij weet wat het beste is. "Het gezwoeg van de weg zal als niets schijnen, als we aan het einde van de weg komen." Laten we jagen naar dat bloedige voetspoor. Bedenk slechts, vrienden: "De stranden zijn gewassen in het voetspoor van die Vreemdeling aan de kust van Galilea; en die stem die de woeste golven tot bedaren bracht, zal niet meer in Judea gehoord worden. Maar het pad van die eenzame Galileeër, volg ik zo graag vandaag; en het gezwoeg van de weg zal als niets lijken, als ik aan het einde van de weg kom."
123 Dit eerste gedeelte van de Schrift dat ik las, gaf Hij mij toen ik een jongeman was, nog maar een knaap, daar staande met rechte schouders, mijn borst vooruit gestoken, met een haardos van golvend zwart haar. En nu sta ik hier met gebogen schouders, kaalhoofdig, grijs, een oude man van drieënvijftig jaar oud. Maar Hij is lieflijker dan in de voorbijgegane dagen. En ik heb mij niet geschaamd om u het hele Evangelie van Jezus Christus te verklaren. En het verlangen van mijn hart is, om de gemeente waarvoor Hij stierf, te ontmoeten, bekleed in de gerechtigheid van Zijn eigen bloed, gekleed in Zijn Woord en de gerechtigheid van Zijn Woord, want Zijn Woord kan nooit falen. En daarom weet ik, dat als ik zal staan bij het Woord, en trouw zal zijn aan het Woord, en als het Woord in mij blijft en ik in Hem, ik op die dag gelukkig zal zijn, dat ik trouw bleef.
124 Ik weet niet wat de toekomst inhoudt, maar u ziet waar wij aan toe zijn, is het niet? U ziet waarom iedereen zegt, zelfs sommigen van mijn eigen collega's: "Wel, het is met broeder Branham helemaal afgelopen." Zie? Ja. "Helemaal afgelopen." Zie? "Ach, we horen niet meer dat er veel gedaan wordt." Zie? Wel, wij... Zij begrijpen het gewoon niet, dat is alles, begrijpen het gewoon niet. Zie?
125 Ik denk dat het grootste wat Paulus wenste, was, toen hij zei: "Mijn tijd is nu op", het grootste verlangen van het hart van Paulus was om een martelaar te zijn. Dat was het hartsverlangen van hen allen in die dagen. Als zij... Las u ooit 'Het boek der martelaren' van Foxe, en las u ook 'Het concilie van Nicea'? De grootste eer die er kon zijn, was toen verschillenden (en Polycarpus en anderen) de leeuwenkuil inliepen, zij schreeuwden het uit van vreugde. Zij liepen erin, wetend dat zij een martelaar zouden zijn. Wanneer zij verbrand werden op de brandstapel, schreeuwden zij van vreugde, vanwege de eer om een martelaar te zijn. Zoals Paulus die naar dat schavot liep om zijn hoofd af te laten hakken, uit die gevangenis werd geleid, een kleine, oude smerige plek daar, in een gat in de muur, waar zij hem hadden opgesloten. Ik liep daar, keek ernaar. Een kleine oude grafkelder daar beneden, waar zij zijn lichaam in smeten. En nu willen ze hem een heilige maken of iets anders. Dezelfde groep mensen! Daar liep hij daar beneden. Hij zei: "O dood, waar is je prikkel? Graf, waar is je overwinning? Maar gedankt zij God, Die ons de overwinning geeft door de Here Jezus Christus. Ik heb een goede strijd gestreden. Ik heb de loop voleindigd. Ik heb het geloof behouden. Er is een kroon voor mij weggelegd, en niet alleen voor mij, maar voor allen die Zijn verschijning liefhebben."
126 We zijn nu tot aan het zesde vers gekomen, tot het achttiende vers. Ik weet niet wat het voor mij zal inhouden, maar ik heb alleen voor u aangehaald wat het voor anderen betekend heeft. En ik ga door om trouw te blijven aan het Woord totdat Hij klaar is. Dat is waar de bediening vandaag staat. Het is met mij niet afgelopen. Ik hoop dat ik net ben ingelopen. Zo is het. Dat is juist. Laten we nu onze hoofden buigen terwijl wij bidden...?...
127 Er is een klein touw, dat vanavond van de Troon is neergelaten, het wordt de reddingslijn genoemd. Terwijl ik bid, hoop ik, dat het elke onbekeerde persoon hier meetrekt. Zou u zich er niet naar uit willen strekken en het vastgrijpen, zondaar vriend? U zegt: "Broeder Branham, u zei dat u oud werd, en ik veronderstel dat dat de reden is waarom u zo bent." Nee, broeder, zuster, toen ik nog maar een kleine jongen was geloofde ik dit. Ik heb mijn leven ervoor gegeven. En ik heb maar van één ding spijt, dat ik maar één leven heb om te geven. Als ik tienduizend levens had, dan zou ik ze er allemaal voor willen geven. Ja.
128 Zou u niet de lijn willen grijpen terwijl hij vandaag voorbij gaat, uw weg passeert? U zegt: "Broeder Branham, ik ben niet waardig om hem te grijpen." Ik weet dat je dat niet bent, kind. Maar ga iets doen om waardig te worden en vertel mij dan wat je deed, dan wil ik dat ook doen. Er is niets wat je kunt doen om waardig te zijn. Je werd onwaardig geboren. Er is maar één ding wat je kunt doen, neem slechts een houvast op de weg die voor je gemaakt is. Je verdrinkt, verdrink daar niet in. God heeft de reddingslijn uitgeworpen – laten we ons ernaar uitstrekken en hem vanavond grijpen.
129 Hemelse Vader, ik herinner me hier bij deze zelfde lessenaar, deze zelfde plaats waar ik die morgen van sprak, dat ik toen de kerk precies op deze grond hier inwijdde. En die hoeksteen ligt daar nog steeds met een bladzijde uit de Bijbel erin, waarop ik dit schreef. Ik zei: "Here Jezus, met Uw genade zal ik trouw blijven aan het Woord." En nu zie ik dat het helemaal precies heeft voortgebracht als wat het in andere tijden voortbracht. En hier ben ik in deze Tabernakel vanavond weer terug, na de wereld doorreisd te hebben, en de kleine hoeksteen ligt daar nog altijd met het papier erin. Doorzoek mij, Here God. Ik heb veel fouten gemaakt. Ik heb verkeerd gedaan, Here. Vele malen heb ik U teleurgesteld, zoals ik juist een poosje geleden getuigde over een mislukking. God, vlug als ik het doe, wil ik vergeving. In mijn hart heb ik U lief. Ik weet dat U mij onlangs die plaats toonde waar wij naar toe gaan. Ik weet niet wanneer U nu met mij klaar bent, Here. Ik ben hier vanavond door Uw genade, en ik weet niet wanneer U klaar bent, maar ik weet dat dit hiertoe moet komen. Maar als die tijd komt, wil ik geen lafaard zijn, Ik wil stand houden zoals de rest van hen stand hield. Maar God, als ik mijn getuigenis moet bezegelen met mijn eigen leven, of wat het ook is wat gebeuren moet, Here, bekroon het dan. Kroon niet mij; kroon de bediening die ik gepredikt heb, Here, het is Uw Woord. En ik weet dat dat Woord meer dan in staat is om mij weer te doen opstaan in de opstanding. En ik schaam mij niet voor het Woord dat ik gepredikt heb, omdat het de kracht van God is tot redding voor zovelen er geloven.
130 Ik dank U voor de kleine kerk die er vandaag nog altijd staat. Toen ik dat standpunt voor het Woord innam, profeteerden en zeiden de profeten: "Binnen zes maanden zal zij in een garage veranderd worden." Dertig jaren zijn voorbijgegaan, zij is meer in vuur vandaag dan het in jaren geweest is. "Op deze rots zal Ik Mijn gemeente bouwen." Wij danken U voor onze herder. Wij danken U voor de diakenen, de beheerders. Wij hebben allen een kleine rol te spelen, Here, en wij willen hem getrouw spelen, wij willen hem juist spelen.
131 Er kunnen hier sommigen zijn die zich vanavond bij ons willen aansluiten, Here. En de wijze waarop zij zich aansluiten, is gewoon door deze kleine reddingslijn te grijpen en eraan te trekken, hem om hun pols te wikkelen en om hun hart te binden en te zeggen: "Nu, Here, trek en til mij op." En zij zullen tevoorschijn komen en blinken als goud. Sta het toe, Here. Wij zien uit naar die tijd.
132 Wij geloven dat het dicht bij het einde is. Wij zien zoals wij hier onderwezen hebben, dat het nu het Laodicea gemeentetijdperk is. Wij zien dat er niets anders kan gebeuren dan de komst des Heren. En Here, zou dat niet een grote kroon zijn voor het Woord, om de Kroon Zelf te zien komen? Ik zou hier graag staan en zeggen: "Daar is Hij, dat is het Lam", zoals Johannes deed. "Zie het Lam, waarop wij gewacht hebben, dit is Hij." De Here zal spoedig tot Zijn tempel komen, Zijn volk wegnemen in een opname.
133 Maak ons gereed, Vader. Was onze harten in Uw bloed. Maak ons puur en rein, dat Uw Woord in ons moge blijven. En mogen wij ons herinneren dat wij moeten handelen op het Woord, zodat het een houvast kan krijgen en doeltreffend kan zijn. Sta elke zondaar bekering toe. Zegen iedereen die hierbinnen is. De heiligen, diegenen, sommigen van deze oude, dierbare krijgslieden, Here, die gedurende jaren over de hele linie gestreden hebben, over wie gekheid is gemaakt, over wie gesproken is, en die belachelijk zijn gemaakt. Zij gaan nog steeds door, omdat zij leven hebben. Zij weten in Wie zij geloofd hebben en zijn overtuigd dat Hij in staat is om te bewaren wat zij Hem hebben toevertrouwd. Wij danken U daarvoor. Wij bidden dat U de zieken die in ons midden zijn, wilt genezen. Neem al onze zonden en ziekten weg. En Vader God, verkrijg heerlijkheid voor Uzelf.
134 Ik heb zoveel dierbare vrienden, Here. Ik heb hen lief en ik weet dat andere mannen door de tijd heen het ook hadden. Dierbare vrienden, liefhebbende vrienden, jong en oud, en wij hebben hen lief met ons hele hart. Maak ons nu trouw, Here, slechts trouw aan het Woord, opdat wij hen op zekere dag mogen ontmoeten in een beter land, waar nooit meer droefheid of smart is. Wij zien uit naar de spoedige komst van de Here. Wij geloven dat Hij zal komen.
135 Zegen nu de ongelovige hier vanavond, Here, en moge hij een gelovige worden en U vanavond aannemen als zijn Redder.
136 En terwijl wij onze hoofden hebben gebogen, als hier iemand zou zijn, met uw hoofd gebogen, die zou zeggen: "Broeder Branham, heel diep in mijn hart wil ik tot het einde van de weg komen, de goede strijd strijdend. Ik wil een Christen zijn. Ik zal mijn hand opheffen." God zegene u, en God zegene u. Dat is goed. God zegene u, u. "Ik wil tot het einde van mijn weg komen, met een goede strijd achter mij. Ik aanvaard Christus nu. Ik wil dat Hij mijn Helper is." Goed, de Here zegene u. God zegene u, dame achterin. Dat is goed. Hij kent u. Ik heb in al deze jaren genoeg over Hem geleerd – ongeveer tweeëndertig jaar nu achter de lessenaar – ik heb genoeg over Hem geleerd om te weten dat Hij elke beweging kent die u maakt. Hij ziet de mus. De haren van uw hoofd zijn geteld. Zie, Hij weet er alles van. Steek gewoon uw hand op en meen het, dat is alles wat u moet doen. En er is water gereed.
137 Bedenk, wat doet u? U bekeert u, gelooft in het Evangelie en wordt dan gedoopt. Waarvoor? In de Naam van Jezus Christus, voor de vergeving van uw zonden. Dat is uw getuigenis, dat u vergeven bent. Uw zonden zijn weg als u gedoopt wordt; u hebt ze beleden en u gelooft. Zou u nu de reddingslijn niet willen grijpen terwijl die aan uw hart trekt en zegt: "Kom deze weg, pelgrim. Reis met Mij, neem Mijn kruis op u. Leer van Mij, Ik ben zachtmoedig en nederig van hart en Mijn lasten zijn licht." Strek u gewoon uit en grijp het vast.
138 Hoeveel Christenen, hierbinnen vanavond, zijn op deze weg en zijn gelukkig dat zij een lange tijd geleden een begin hebben gemaakt? U hebt een begin gemaakt en gaat zo verder op weg en gaat nog steeds door tot het einde. Ik bid dat God uw bediening zal kronen, wat het ook is. Het moge een huisvrouw zijn. Ik bid dat God uw bediening moge kronen. Het moge een prediker zijn, het moge een diaken zijn, het moge een lekenlid zijn. Het moge een boer zijn. Ik weet niet wat het is. Wat het ook is, moge God uw leven bekronen met de heerlijkheid van Zijn Woord, u in Zijn tweede komst opnemen en u wegnemen naar een ander land waar u zich gewoon zult voelen als die kleine vis waar ik over sprak, weg uit die donkerheid daar beneden. Zie, u zou daarheen niet omhoog kunnen gaan met dit soort lichaam. Ook zou u niet omhoog kunnen gaan als deze astronauten, zie, u moet in een drukbestendige tank zijn. U bent er niet drukbestendig voor. Maar als God u verandert, dan bent u drukbestendig, dan zult u in de opname gaan. Als deze oude, aardse zintuigen verloren zijn gegaan, en u bent doorgegaan op die heerlijke weg van het kruis, gaat u naar huis met Jezus.
139 Nu, Vader God, wij danken U voor deze handen die omhoog gaan om een Christen te zijn. Ik geloof dat zij het meenden in hun hart. Ik bid voor hen dat zij niet iedere keer zullen falen. En als zij falen, mogen zij dan snel die Advocaat bij de Vader hebben. Waarvan ik geleerd heb dat het zo'n groot iets is, Vader, dat wanneer ik al mijn fouten maak, ik dan ontdek dat ik onmiddellijk een Advocaat heb bij de Vader, door Jezus Christus, en dat ik weer in de genade ben teruggebracht. De liefhebbende hand van de Here wist weg, er ligt daar een bloedig Offer, dat ik belijd als mijn Heiland.
140 Ik bid dat U in de noden van allen die ziek en behoeftig zijn zult voorzien en alle ziekte zult genezen, Here, en van degenen die hier nu zitten onder deze heerlijke zalving van de Heilige Geest, zoals wij het zo lieflijk uitgegoten voelen worden over onze zielen.
141 Vader God, U weet wat ik dacht toen ik onlangs uit Canada kwam. Ik dacht: "O, wat zou ik graag weer in een ouderwetse opwekking komen, zie, en gewoon de heiligen van God, zingend, en de kracht van God die neerkomt." O, wat verlangt mijn hart ernaar, Here. Moge er zulk een opwekking in deze Tabernakel uitbreken, o, dat de kracht van God gewoon in stromen van genade neer zal komen en in elk hart zal gaan.
142 Ik dank U voor deze kleine plaats, Here. Wij waren niet in staat om het op deze wijze te houden, het is Uw genade geweest die het geestelijk gehouden heeft. En nu, ik geloof, Here, dat het geestelijkste plekje in de natie dat ik ken, precies hier in de Eighth and Penn Street is. Hoe dank ik U hiervoor, Here! Als ik in de kerken kom en zie hoe koud en onverschillig ze zijn, en de vrouwen zo onbeschaamd dat ze zelfs niet kunnen blozen en geen "amen" of traan op hun wang hebben, of niets, en geen verlossing, niets anders dan zich slechts aan te sluiten bij hun kerk en hun geloofsbelijdenis op te zeggen. En, o God, om dan te komen in een lieflijke kleine, warme plaats waar de vuren opgebouwd zijn op elk altaar van hun hart. Wat een troost is het, Vader! Wat een vertroosting! Dank U, Vader, en moge het altijd zo blijven tot de komst van de Here Jezus. Zegen ons nu tezamen.
143 En morgen is het sabbat. En Here, help mij morgenochtend, als het mijn beurt is om te prediken over die Aftelling. God, moge ik in staat zijn om het te brengen op zulk een wijze dat de mensen het zullen zien, Here. En mogen zij nu zien de staat van de bediening, waar deze staat, en waar wij op wachten, en waarom alles gaat zoals het gaat. Mogen zij vanaf het vijfde vers en zo verder lezen, en dan de plaats beseffen waar wij staan.
144 En nu, Vader, ik bid dat U ons zult zegenen en ons een goede rust voor onze lichamen geeft en ons morgen zult terugbrengen. Zegen al deze mensen die hier langs de muren staan en van de ene voet op de andere leunen. Vrouwen, mannen die daar buiten in de regen achter de ramen staan en in hun auto's zitten, helemaal van voor tot achter. En ik bid dat U hen zult zegenen, Here. Mogen zij naar huis gaan met de genade van God in hun hart, bid ik in Jezus' Naam. Amen.
145 Begrijpt u het nu? Lees eerst 2 Timotheüs 2:4, 2 Timotheüs 4, vanaf het vijfde vers en verder, voordat u vanavond naar bed gaat, als u kunt, en u zult zien waar wij staan. Waarom verlieten die mannen hem? Waarom kwamen zij niet? En vergelijk die bediening nu gewoon met waar wij vandaag doorheen gaan. Vergelijk het onderwijs van Paulus. Bedenk dat ik in de kleine hemelse zaak die ik zag, zei: "Wel, zal Paulus daar moeten staan met zijn mensen?"
Zij zeiden: "Ja."
146 Ik zei: "Ik heb hetzelfde Woord gepredikt als hij, ik ben gewoon precies bij hetzelfde Evangelie gebleven."
147 En miljoenen hieven hun handen omhoog en zeiden: "Daar rusten wij op."
148 De Here zegene u. Hebt u Hem lief? [De gemeente zegt: "Amen." – Vert]
Nu tot wederzien! Nu tot weerzien,
Tot we elkaar ontmoeten aan Jezus voeten.
Nu tot wederzien, nu tot weerzien.
God zij met u, nu tot wederzien.