In Zijn tegenwoordigheid
Door William Marrion Branham1 Dank u broeder Neville, de Here zegene u werkelijk rijkelijk. En goedenavond vrienden. Het is een groot voorrecht om vanavond weer hier in dit gebouw terug te zijn en de nimmer falende tegenwoordigheid van onze Here te voelen, zoals Hij de belofte gaf. En nu, ik weet dat velen van u vanavond overgebleven zijn voor de kleine boodschap, waarvoor ik erg dankbaar ben. Velen van u moeten vanavond nog ver rijden om thuis te komen. Sommigen hebben met hun motels al afgerekend, zoals ik begrijp. En wij zullen proberen u niet te lang te houden, dat is dan ook de reden waarom wij vroeg beginnen, zodat we vroeg kunnen weggaan.
2 En nu wil ik zo spoedig als ik kan, aankondigen wanneer wij misschien beginnen... Ik had vanmiddag een paar telefoongesprekken, waarin men wilde weten, wanneer wij met deze boeken of deze hoofdstukken gaan beginnen. En ik denk dat ik, zo de Here wil, de volgende keer begin over de zeven zegels van Openbaring en de zeven natuurlijke zegels. En vervolgens, als wij er op tijd doorheen komen, nemen we de zeven zegels aan de achterzijde van het boek, ziet u. Nu, dat zal enige tijd kunnen kosten. Zie, daar zijn de zeven zegels, die worden geopend; daar zijn de zeven plagen, zeven bazuinen, al die zevens; en die zegels zouden wij eerst kunnen nemen. Maar dan is de achterzijde van het boek verzegeld met zeven zegels. Daniël hoorde de stem toen deze donderde en het werd hem verboden het op te schrijven. Johannes werd verboden het op te schrijven. Maar het werd verzegeld aan de achterzijde van het boek, dat is, nadat al de geheimenissen van het boek uitgegeven en geopenbaard zijn. U merkt op, dat Daniël daar zegt: "De geheimenissen in de dagen van deze stemmen, het geheimenis van God zou ontvouwd moeten zijn tegen die tijd." Ziet u, 'het geheimenis'; wie God is, hoe Hij vlees werd gemaakt, al deze dingen zouden ontvouwd moeten zijn tegen die tijd. En dan zijn wij gereed voor de zeven zegels aan de achterzijde van het boek, die zelfs niet geopenbaard zijn aan de mens, zelfs niet geschreven in de Bijbel, maar zij zullen helemaal precies moeten overeenstemmen met de rest van de Bijbel; en ik geloof dat het geweldig zal zijn.
3 Dus nu zullen wij proberen er snel doorheen te gaan. Ik dank een ieder van u voor uw vriendelijkheid en uw tegenwoordigheid en voor alles wat u gedaan hebt; wij danken u zeer. En nu vertrouw ik dat wij u vanavond niet te lang zullen houden, omdat u zo geduldig bent om te zitten, te staan. Mijn vrouw daar achterin zei, terwijl zij over gisteravond sprak: "Ik zag vrouwen, die nogal zwaar gebouwd waren, daar staan en haar kleren waren druipnat; ze stonden daar gewoon elk Woord in te drinken." Dat is de reden waarom ik graag onder de zalving van de Heilige Geest blijf, en als je dan tevoorschijn komt, vertel je de mensen de eerlijke Waarheid, zie, en niets dan de Waarheid. En dan kunnen zij zich Daar aan vasthouden en het zal in orde zijn.
4 Nu wil ik gedurende enkele ogenblikken uw verontschuldiging vragen. Ik hield vanmorgen een beetje te vroeg op. En de banden zijn nu af gezet en na een poosje zal ik de bandenjongens vertellen wanneer ze de banden weer aan kunnen zetten. Ik wil de "Aftelling" [Engels: "Countdown" – Vert] afmaken en er vijf minuten voor nemen, voordat ik vertrek. Ik vergat het en ging weg. Ik was gewoon zo enthousiast vanmorgen, dat ik gewoon naar buiten ging zonder er iets over te zeggen. maar ik verliet u zo ongeveer bij "Wat was de aftelling?" Zie? Nu, ik weet dat wij in de aftelling zijn, maar wat is de aftelling? Ziet u? Als je niet weet wat de aftelling is, dan zal je wat in de war zijn. Dus zou ik dat graag gewoon af willen maken... En ik zal proberen om in dezelfde geest te zijn waarin ik was om deze band nu af te maken, zodat de band "Aftelling" uitgaat. En nu, wilt u mij allen voor een ogenblik vergeven, ik wil die band afmaken. Wilt u dit nu gewoon voor een ogenblik doen en dan zullen wij met de andere beginnen. En nu de bandrecorders, als u wilt, zet nu uw band aan.
5 [Blanco gedeelte op de band. Dit ontbrekende gedeelte kan mogelijk gevonden worden in de prediking "Aftelling", uitgegeven als Deel 62, Nr. 81, par. 106–111 – Vert] We komen uit verschillende plaatsen en we hebben een grote tijd gehad in de laatste drie boodschappen, waarin het onderwerp ging over verschillende leerstellingen, enzovoort, welke we naar voren hebben gebracht. Ik bedenk op dit ogenblik, dat ik even gelegenheid moet geven aan u mensen op de band, om uw banden te verwisselen. Nu, ik zal u vertellen wanneer u klaar moet zijn om deze om te draaien. Goed. Nu, ik moet daar op letten. Het lijkt enigszins op een hoop vormendienst, maar die jongens moeten de band hebben. En ze moeten hem niet helemaal in de war krijgen; als zij dat doen, zullen de mensen daar buiten het niet begrijpen. Dus moeten wij het op deze manier nemen. Als iemand even de opname-kamer uit wil gaan om mij een seintje te geven, Junior, als ze gereed zijn met het omdraaien van de banden. Dank u zeer, mensen, zeg ik opnieuw, voor al uw vriendelijkheid en alles. Goed, we zijn nu gereed, u kunt ze omdraaien.
6 De Here zegene u. We zijn gelukkig om vanavond weer hier in de Tabernakel te zijn. De zaal is afgeladen met mensen, die vanavond weer rondom staan, met drie keer dienst. Ik zou willen, dat als iemand naar deze band luistert, dat zij ook graag de band van gisteravond zouden horen. Bestudeer hem in uw huis. Het is de huidige staat van de bediening, die de Here mij gegeven heeft. Ik zou graag willen, dat speciaal de predikers die horen, voordat ik hun gemeente bezoek en in hun huizen kom. Nu, ik zou graag willen, dat zij die krijgen. Nu, vanmorgen spraken wij over het onderwerp "De aftelling", de gemeente klaar om heen te gaan.
7 En nu vanavond zullen we, zo de Here wil, spreken over het onderwerp: In Zijn tegenwoordigheid. En o, wat danken wij God voor het voorrecht dat wij in Zijn tegenwoordigheid kunnen komen. Maar eerst wil ik dat u allen met mij opslaat in uw Bijbels de profeet Jesaja, het zesde hoofdstuk van de profeet Jesaja. Wij weten allen, dat Jesaja een hoofd-profeet was en één van de grote profeten van zijn dag. Zijn leven werd beëindigd doordat hij in stukken werd gezaagd, tot een getuigenis, als een martelaar voor de kracht van de almachtige God. In het boek Jesaja, het zesde hoofdstuk, begin ik bij het vijfde vers te lezen. "Toen zeide ik: 'Wee mij, want...'" Misschien begin ik maar beter met het eerste vers. Excuseer mij een ogenblik. Laten we beginnen bij het eerste vers en doorlezen tot ongeveer het achtste vers:
In het jaar, toen de koning Uzzia stierf, zo zag ik de Heere, zittende op een hoge en verheven troon, en Zijn zomen vervullende de tempel.
De serafs stonden boven Hem; een ieder had zes vleugels; met twee bedekte ieder zijn aangezicht, en met twee bedekte hij zijn voeten, en met twee vloog hij.
En de een riep tot de ander, en zeide: Heilig, heilig, heilig is de HEERE der heerscharen! De ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vol!
Zodat de posten van de dorpels zich bewogen van de stem van de roepende; en het huis werd vervuld met rook.
Toen zeide ik: Wee mij, want ik verga! daar ik een man van onreine lippen ben, en ik woon in het midden van een volk, dat onrein van lippen is; want mijn ogen hebben de Koning, de HEERE der heerscharen gezien.
Maar een van de serafs vloog tot mij, en had een gloeiende kool in zijn hand, die hij met de tang van het altaar genomen had.
En hij roerde mijn mond daarmee aan, en zeide: Zie, deze heeft uw lippen aangeroerd; alzo is uw misdaad van u geweken, en uw zonde is verzoend.
Daarna hoorde ik de stem des Heeren, die zeide: Wie zal Ik zenden, en wie zal voor Ons heengaan? Toen zeide ik: Zie, hier ben ik, zend mij heen.
8 Moge de Here Zijn Woord zegenen. Ik geloof dat het een heel treffend Schriftgedeelte is. Wij ontdekken dat een mens in de tegenwoordigheid van God herkent een zondaar te zijn. Wij kunnen ons misschien aardig goed voelen als we daar buiten in verschillende plaatsen zijn, en ons voelen of we vrij goede mensen zijn, maar wanneer wij ooit in de tegenwoordigheid van God komen, zien wij hoe klein we zijn.
9 Ik stond niet lang geleden met een vriend van mij, die ik het voorrecht had tot Christus te leiden, Burt Caul, daar boven in New Hampshire, een mede-jager, bij de Cold Brook watervallen, daar boven in de Adirondack, geweldig grote watervallen. Ik nam mijn gezin er verleden jaar mee naar toe om ze te gaan bezien. Ver van de weg af moet je te voet gaan om er te komen. En toen we dat blauw-groene water met zo'n grote kracht uit de bergen zagen stromen en zich over de rotsen uitgieten, stond Burt daar en keek naar mij en zei: "Tjonge, Billy, dat maakt dat een mens zich gewoon zo klein voelt" en hij gaf met zijn vingers de lengte van een halve centimeter aan. En ik zei: "Dat is juist, Burt." Nu, dat was alles wat hij wist, toen hij in de tegenwoordigheid van God kwam, om Zijn schepping te zien.
10 Ik vraag mij af of de man, die schreef "Hoe groot zijt Gij" niet op een avond omhoog keek en aanschouwde hoe ver weg de sterren zijn! Een paar maanden geleden stonden broeder Fred en broeder Woods en ik met broeder McAnally daar buiten in de Arizona woestijn en we probeerden te meten hoe dicht de ene ster bij de andere stond. En terwijl ze miljoenen en biljoenen mijlen weg zijn, leek het of ze niet meer dan een halve centimeter van elkaar stonden. Toen begonnen wij te denken, dat overeenkomstig het wetenschappelijk bewijs ervan, die sterren waarschijnlijk verder van elkaar verwijderd zijn dan wij van hen zijn. Ziet u hoe het is?
11 Toen beseften we hoe klein wij zijn, als we ons realiseren hoe groot Hij is en hoe dichtbij we zijn als we in Zijn tegenwoordigheid komen. Op de een of andere wijze heeft het altijd een grote invloed op mensen uitgeoefend om in de tegenwoordigheid van God te komen. Ik heb in mijn bediening de tijd gezien dat je de tegenwoordigheid van God tot zo'n plaats zag komen, dat het personen op het podium brengt en gewoon het leven aan hen openbaart en hun zonden van allerlei onzedelijke handelingen uitroept, en het brengt zo'n heilige stilte onder de mensen, dat ze de gebedslijn verlaten voordat ze naar boven komen om voor zich te laten bidden, en ze rennen naar het altaar om in orde te komen met God, voordat ze hier boven in Zijn tegenwoordigheid komen. Zie, er is iets met het komen in de tegenwoordigheid van God, dat dingen laat gebeuren. Ik heb mensen zien liggen op bedden en draagbaren.
12 Op die avond daar in Mexico bracht een kleine Spaanse of eigenlijk Mexicaanse moeder haar kleine, dode baby, die onder een deken lag, hier naar boven. Toen verscheidene duizenden van die mensen, misschien vijftig- of vijfenzeventig duizend mensen in één samenkomst, zagen dat die kleine, dode baby tot leven kwam, vielen vrouwen flauw en de mensen gooiden hun handen in de lucht en schreeuwden. Waarom? Zij beseften dat een menselijk wezen dat niet kon doen, dat ze in de tegenwoordigheid van de almachtige God waren. En het was de oorzaak dat er iets gebeurde.
13 Ik heb het voorrecht gehad godzalige mannen te horen spreken. Er werd eens van Charles Finney gezegd, een kleine man, die nooit meer dan ongeveer vijftig kilo woog, dat hij echter zo'n krachtige manier van spreken had, dat... Op zekere dag was hij de akoestiek in een gebouw aan het proberen. Ze hadden toen geen geluidsinstallaties. En daar boven op de galerij of daar boven bij het plafond van de zaal was een man aan het repareren, en hij hoorde de mannen binnenkomen, maar hij wist niet wie het waren en hij hield zich gewoon stil. En meneer Finney ging de akoestiek proberen. Na veel tijd in gebed besteed te hebben voor die opwekking die hij zou gaan houden, probeerde hij zijn stem om te zien hoe deze zou dragen. Hij glipte snel naar de preekstoel en sprak: "Bekeer u of kom om!" En hij zei het met zo'n kracht, na onder de zalving van God te zijn, dat de man boven uit de galerij op de vloer viel, bovenuit het gebouw op de vloer.
14 Hij predikte het Evangelie op zulk een wijze, dat toen hij in Boston, Massachusetts, in een kleine erker stond, omdat er geen kerk was die zijn schare bevatten kon; en hij stond daar met zo'n geweldige kracht en predikte de hel zodanig, dat de werklieden met hun trommeltjes onder de armen op straat neervielen en om genade schreeuwden. Grote predikers, die in staat zijn geweest om door het Woord van God, de tegenwoordigheid van God tot een gehoor te brengen! Het zij verre, dat de mensen ooit zo verhard in hun hart zouden zijn, dat zij nimmermeer de tegenwoordigheid van God zouden herkennen. Dat zij verre!
15 Zodra de eerste mens gezondigd had en iets verkeerds had gedaan en God daarna in Zijn tegenwoordigheid kwam of hij in de tegenwoordigheid van God kwam, kon "Adam" het niet uithouden in de tegenwoordigheid van God. Hij liep weg en verborg zich in de struiken en probeerde zich met een vijgenblad te bedekken, omdat hij wist dat hij in de tegenwoordigheid van Jehova, de Schepper, stond. Dat was de reactie van de eerste mens, nadat hij gezondigd had en probeerde in de tegenwoordigheid van God te komen met zonde op zijn ziel. Hij kon zich niet verbergen, omdat hij nog teer was. De zonde had hem nog niet zo in zijn greep genomen zoals deze vandaag in de harten van de mensen geworteld is, maar hij was zich zeer bewust dat hij vóór Zijn Schepper stond. Nu, hij verborg zich in de struiken en wilde er niet uitkomen en kon er niet uitkomen totdat God een toebereiding voor hem had gemaakt.
16 We zouden terug kunnen gaan en het zeventiende hoofdstuk van Genesis, het derde vers, kunnen nemen, toen de grote patriarch, Abraham, in de tegenwoordigheid van God kwam en God tot hem sprak (in het zeventiende hoofdstuk) in de Naam van de almachtige God viel Abraham op zijn aangezicht. Die grote patriarch, dienstknecht van God, kon niet in de tegenwoordigheid van God staan, hoewel hij Hem gedurende vijfentwintig jaren getrouw had gediend. Maar toen God in Zijn tegenwoordigheid kwam, viel de patriarch op zijn aangezicht, omdat hij niet kon staan in de tegenwoordigheid van God.
17 In Exodus 3 vinden we, dat Mozes, de grote dienstknecht en profeet van God, toen hij daar achterin de woestijn was, een heilig man was. Hij was geboren voor het doel. Hij was vanaf zijns moeders lijf geboren als profeet. Hij had geprobeerd zijn opleiding te hebben en alles te doen wat hij maar kon om zijn volk te bevrijden, omdat hij begreep dat hij zijn volk moest bevrijden, maar toen had hij het begrepen vanuit een theologisch standpunt. Hij was geoefend. Hij was goed geschoold. Hij kon de Egyptenaren, die het knapste volk ter wereld waren, wijsheid leren. Hij kende al de onderdelen ervan. Hij kende de Schrift van A tot Z. Hij kende de beloften die God had gedaan. Hij kende ze vanuit een verstandelijk standpunt. En hij was een groot militair. Maar toen hij op zekere dag achterin de woestijn in de tegenwoordigheid van God kwam, trok hij zijn schoenen uit en viel terneer, wetend dat hij op heilige grond was. Hij kon niet op zijn voeten staan toen hij in de tegenwoordigheid van God kwam; hij viel op zijn aangezicht evenals Abraham. Hij kon niet staan in de tegenwoordigheid van God.
18 In Exodus 19:19 lezen we, dat het uitverkoren volk van God in het verre verleden vanaf de dagen van Abraham, uit Abraham kwam Izak, uit Izak kwam Jakob, uit Jakob kwamen de patriarchen en jaar na jaar kwamen heilige mannen, grote mannen, een uitverkoren volk, een uitverkoren ras, een geheiligd, heilig volk, welke God hun leven lang gediend hadden. En op zekere dag zei God: "Verzamel Israël hier buiten, Ik ga tot hen spreken."
19 Maar toen God neerkwam op de berg Sinaï en de hele berg in brand stond en de rook er vanaf vloog als een oven en de stem van God het uitbrulde, viel Israël op hun aangezicht en zei: "Laat Mozes spreken en niet God, opdat wij niet sterven." De mens beseft in de tegenwoordigheid van God dat hij een zondaar is! Toch was een ieder van hen besneden naar de Wet. Ze hadden de geboden en alles uitgevoerd, maar toen God sprak en zij in Zijn tegenwoordigheid kwamen, beseften zij dat zij er buiten stonden, dat zij niet in orde waren. Er was iets dat ontbrak, omdat zij in de tegenwoordigheid van God waren. Ja. En ze zeiden: "Laat Mozes spreken en niet God, want als God spreekt, zullen wij allen sterven. Laat Mozes tot ons spreken."
20 We lezen in Lukas 5:8, dat toen Petrus... O, toen hij een geweldige, koppige man was, en een man van grote invloed, grote macht was, naar wij begrijpen. Hij was een echte vechtersbaas, een bekende visser. Maar toen hij het wonder van God verricht zag worden door een gewone Man, naar het scheen, toen herkende hij dat daar meer dan een mens voor nodig was om al die vissen in een net te werpen, waar hij met al zijn opleiding, zijn kennis van vissen, de hele nacht gevist had en zelfs niet één vis gevangen had. Maar hij hoorde Iemand zeggen: "Werp uw net uit."
21 En toen hij begon te trekken, had hij een grote menigte van vissen en hij besefte dat hij een zondig mens was. En hij zei: "Ga uit van mij, o Here, want ik ben een zondig mens." Wie zei dat? De heilige Petrus, in de tegenwoordigheid van God, vroeg God om uit zijn tegenwoordigheid te vertrekken, omdat hij zichzelf als een zondaar herkende.
22 Abraham herkende zichzelf als "verkeerd". Adam herkende zichzelf als "verkeerd", die de zoon van God was, hij herkende zichzelf als "verkeerd". Mozes herkende zichzelf als "verkeerd". Israël als een gemeente en een volk, herkende zichzelf als "verkeerd". "Ga uit van mij, want ik ben een zondig mens." Hij probeerde niet te zeggen: " Nu, ik ben heilig en waardig om dit te ontvangen." Hij zei: "Ik ben een zondig mens."
23 Er was eens een eigenzinnige dweper, met al de theologie die hij maar kon leren onder een grote leraar, genaamd Gamaliël, wiens naam was Saulus van Tarsen, die wij kennen als Paulus, godsdienstig tot en met. Hij kende al de onderdelen van hun godsdienst. Hij was een Farizeeër van de Farizeeën en een Hebreeër van de Hebreeën. Hij was een bekend man, een geleerde, knap, schrander, geschoold, die beweerde God te kennen van zijns moeders schoot af. Maar op zekere dag, terwijl hij op weg was naar Damaskus, scheen de Vuurkolom over hem en hij viel terneer op de grond in het stof en zei: "Here wat wilt U dat ik doen zal?" Heel zijn grote training, heel zijn grote theologische opleiding, heel zijn scholing betekende niets toen hij in de tegenwoordigheid van God stond.
24 Ik zou hier even willen stoppen en zeggen, dat het nu hetzelfde is. U mag dan een graad hebben van doctor in de theologie of filosofie of wat u ook mag zijn, u mag naar de kerk gegaan zijn vanaf dat u een kind was, u mag al de godsdienstige handelingen die er zijn, gedaan hebben, maar als u eens in de tegenwoordigheid van God komt, voelt u zich zo klein en onbeduidend.
25 Paulus besefte dat hij verkeerd was en hij viel op de grond onder de invloed en kracht. Toen hij opkeek en de God zag waar hij tegen gepredikt had en waarvan hij dacht dat hij het wist, en inzag dat hij verkeerd was, viel hij languit op de grond, omdat hij in de tegenwoordigheid van God was. Hij zag die Vuurkolom.
26 En wat dan met de grote Johannes van Openbaring 1:17, toen hem het visioen getoond werd en hij keek en een stem tot hem hoorde spreken. En hij draaide zich om, om de stem te zien, en hij zagen zeven gouden kandelaren. En Eén stond in het midden van de zeven gouden kandelaren, met haar als wol, ogen als vuurvlammen, voeten als koperen pilaren. Hij was omgord met een gouden gordel om zijn borsten, en Hij werd genoemd het Woord van God. En terwijl de grote heilige Johannes had gewandeld met Christus, had hij aan Zijn boezem geleund, terwijl Hij al deze dingen had gedaan! Zoals ik vanmorgen zei, overtrof de bediening van Paulus hen allen. Hier, nadat Johannes met Jezus gewandeld had, gesproken, geslapen, gegeten had, toen hij Hem daar zag staan, in die verheerlijkte toestand, zei hij dat hij als een dode aan zijn voeten viel. Amen. Denk eraan!
27 Wij kunnen naar de gemeente komen en spreken en God prijzen, enzovoort, maar, o broeder, als wij Hem zien komen, zal er iets anders in onze harten zijn! Wij zouden kunnen denken dat wij onze godsdienstige plicht doen door naar de gemeente te gaan en onze tienden te betalen. Wij zouden kunnen denken dat wij de wetten van de gemeente houden en al de geloofsbelijdenissen opzeggen, maar laat ons eens een glimp van Hem zien, dan wordt de hele zaak helemaal veranderd. Ja, dat is zeker.
28 Deze grote man, de heilige Johannes, een groot man zoals hij, de Bijbel zegt van hem in Openbaring 1:17, dat "hij als dood neerviel". Na drieëneenhalf jaar gemeenschap met Christus, hij was een van de schrijvers van de Zendbrieven, geschreven na Hem, at met Hem aan tafel, sliep met Hem en sprak met Hem waar Hij ook heen ging, maar toen hij zich omdraaide om hem te zien, was er geen leven meer in hem over. Hij viel als een dode man op de vloer, of op de grond. Goed.
29 We zien Jesaja, in Jesaja 6:5, zoals we zojuist hebben gelezen, deze grote machtige profeet, een van de grootste profeten die er in de Bijbel is. Er zijn zesenzestig boeken van de Bijbel; er zijn zesenzestig hoofdstukken in Jesaja. Jesaja begint in Genesis, in het midden van Jesaja brengt hij het Nieuwe Testament binnen, aan het einde van Jesaja brengt hij het duizendjarig rijk binnen; gewoon precies Genesis, het Nieuwe Testament en Openbaring. Volmaakt! Jesaja was één van de hoofdprofeten. Maar op zekere dag; hij had gesteund op de arm van Uzzia, de grote koning, werd Uzzia van hem weggenomen en was hij neergedrukt. Hij was een tamelijk goede kerel, hij was een goed, rechtvaardig man, als die rechtvaardige koning (een goede koning) die hem beschouwde als een heilig man en hem in zijn tempel hield.
30 Jesaja zag visioenen. Hij was een profeet. Jesaja predikte het Woord. Hij was een prediker. Jesaja was een heilig man. Maar op een dag, terwijl hij in de tempel stond, viel hij in een zinsverrukking en zag de heerlijkheid van God. Hij zag de engelen met vleugels over hun gelaat, vleugels over hun voeten, vliegend met vleugels, roepend: "Heilig, heilig, heilig is de Here God Almachtig!"
31 Die profeet besefte dat hij niets was. Hij zei: "Wee mij, want ik ben een man van onreine lippen." De profeet, een van de machtigste profeten van de Bijbel, zei: "Ik ben een man van onreine lippen en ik woon temidden van een volk met onreine lippen. Wee mij, omdat ik de heerlijkheid van God zie."
32 En hij zei dat toen die engel uitriep "de posten van de tempel heen en weer schudden". Broeder, dat zal iets aan u doen! Niet alleen zullen de posten van de tempel zich bewegen, maar al de hemelen en de aarde zullen gaan schudden, als Hij weerkomt. De bergen zullen vlieden en de zee zal verdwijnen en zij zullen uitroepen: "Verberg ons voor het aangezicht van Hem, Die op de troon zit." Het zal een verschrikkelijke tijd zijn. Ik vertel u, zondaar vriend, u kunt maar beter uzelf onderzoeken. Zo is het.
33 Nu, Jesaja zei: "Wee mij, ik ben een man van onreine lippen en ik woon temidden van een onrein volk. En ik ben het, deze mensen hebben onreine lippen."
34 Bedenk nu, als zulke heilige mannen zichzelf herkenden als "zondaars" in de tegenwoordigheid van God, wat zal dan de zondaar en goddeloze doen op die dag? Wat zullen de mensen doen, die in de samenkomsten zitten? Wat zullen de mensen doen, die de kracht van God zagen, die het aftellen betreffende dat Woord gehoord hebben, die zagen dat God Zichzelf manifesteerde en (zonder een schaduw van twijfel) elke Schriftwoord vervulde, en die dan toch nog willen proberen om in de hemel te komen zonder wederomgeboren te worden en de Heilige Geest te ontvangen? De Bijbel zegt: "Als de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal dan de zondaar en goddeloze verschijnen?" Op welke plaats zullen wij staan als wij God Zichzelf recht vóór ons zien ontvouwen en de heerlijkheid van God zien evenals die mannen, en dat soort mannen riep het uit, profeten en wijzen, op wie het Woord gegrondvest is? Als zij het uitriepen en neervielen en schreeuwden: "Ik ben een man van onheilige lippen, onreinheid", wat zal het dan zijn voor die man, die zelfs zijn zonden niet wil belijden? Wat zal het zijn voor die tiener, die zijn of haar zonde niet wil belijden? Wat zal het zijn voor die ongevoelige man, die denkt dat hij meer over Gods schepping weet dan God Zelf? Wat zal er gebeuren met die man die heel zijn leven besteedde om te proberen de Bijbel te weerleggen, waar zal die knaap verschijnen? Denk erover!
35 Dit is evangelisatie. Dit is de tijd om de mensen te schudden. Dit is de tijd, waarvan God zei dat er een tijd zou komen – Hij schudde eens de berg Sinaï, maar er zou opnieuw een schudding zijn – "dat Hij niet alleen de berg Sinaï zou schudden, maar dat Hij alles zou schudden, dat bewogen kon worden." Maar hebt u op de rest van de Schriftplaats gelet? "Maar wij ontvangen een Koninkrijk, dat niet bewogen kan worden." Halleluja! Alles wat geschud kan worden, zal geschud worden. De hemelen zullen schudden. De aarde zal schudden. "Hemelen en aarde zullen voorbijgaan, maar dat Woord zal nooit voorbijgaan. Want op deze rots zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen haar nooit overwinnen." Alles wat geschud kan worden, zal geschud worden. Maar wij ontvangen een Koninkrijk hetwelk het Woord van God Zelf is, en God is Zijn Woord. Hij schudt Zichzelf niet. Amen! O my! "Maar wij ontvangen een Koninkrijk dat niet bewogen kan worden", het is niet te schudden, zei Paulus, de Hebreeën-schrijver.
36 Zo'n persoon en zo'n man, zo'n tijd en hoe zij zich voelden! Wijzelf hebben het ook. Wij zien de heerlijkheid van God zoals deze mannen. Zeker. Wij zagen het. Wij zagen de heerlijkheid van God zoals Abraham Deze zag. Wij zagen de heerlijkheid van God zoals Mozes deze zag, dezelfde Vuurkolom, dezelfde kracht van God, dezelfde Christus, Die Zichzelf openbaarde, Zichzelf toonde, Zijn Woord houdend in de laatste dagen. Hoe kunnen wij eraan voorbijgaan en wandelen en het zo lichtvaardig behandelen? Hoe kunnen wij rondlopen en vasthouden aan onze belijdenissen en denominaties, en niet het Woord van God nemen? Wat zal het voor ons zijn in die dag? Wat zal er met ons gebeuren, als wij de heerlijkheid van God hebben gezien?
37 Sommige mensen zullen zich op een afstand houden en zij maken er gekheid over, sommigen zullen erom lachen, sommigen zullen het fanatisme noemen, sommigen zullen het telepathie noemen, sommigen zullen het Beëlzebul noemen, sommigen zullen het het een of ander noemen. Zoals het oude spreekwoord zegt: "Dwazen zullen met spijkerschoenen lopen waar engelen vrezen te treden." Zo is het. "De dwaas heeft in zijn hart gezegd: 'Er is geen God!'" Als hij God zo volmaakt ziet gemanifesteerd door Zijn eigen Woord (niet door een geloofsbelijdenis, maar door Zijn Woord) en dan er recht overheen lopen en er gekheid mee maken, is hij een dwaas. Omdat die God het Woord is en God Zichzelf aan hem duidelijk heeft gemaakt, is hij een dwaas, zegt de Bijbel. Wat zal het voor hem zijn als hij in die plaats moet staan? Het zal verschrikkelijk voor die man zijn in die dag, voor de goddeloze.
38 Berouwvolle zondaars evenwel hebben geen enkele vrees. O nee. Een zondaar die zich zal bekeren, weet dat daar een bloedig Offer wacht en staat in zijn plaats. Dat geeft hem vertroosting. "Ik heb de heerlijkheid van God gezien. Ik heb Zijn kracht gevoeld. Ik ken de aanraking van Zijn hand. Ik ken de aanraking van Zijn kastijding. Ik weet dat Hij God is. En ik weet dat ik verloren ben, maar er staat er daar Eén voor mij. Amen. Er is er Eén Die daar staat en zegt: 'Vader, leg al zijn ongerechtigheden op Mij, omdat hij voor Mij daar op aarde stond.'" Halleluja! "Toen ben ik vrijmoedig naar de troon van God gelopen met genade in mijn hart, te weten dat het niet door goede werken is, maar dat ik gered ben door Zijn barmhartigheid. Niet wat ik kan doen, waar ik mij bij aan kan sluiten, wat ik kan zeggen, maar het is door Zijn genade dat Hij mij redde."
39 Geen wonder dat de dichter, die dat inzag, het uitschreeuwde: "Verbazingwekkende genade, hoe lieflijk het geluid, dat een wrak als mij redde. Eens was ik verloren, maar nu ben ik gevonden; ik was blind, maar nu zie ik."
40 Hoe kan ik ooit naar de hemel gaan, hoe zou u naar de hemel kunnen gaan? Wij kunnen het niet en er is geen weg voor ons om het te doen. Maar er is Eén Die de weg maakte. En Hij is de Weg. En hoe komen wij tot Hem? Door één Geest, Zijn Geest, zijn wij in één lichaam gedoopt, dat opgewekt zal worden als een raket in zijn baan. Wij zullen van de aarde gaan als astronauten van deze laatste dag in het aangezicht van God. Amen. Zeker. Berouwvolle zondaars hoeven zich geen zorgen te maken, er is daar Iemand in hun plaats.
41 O, nadat wij dan nu in Zijn tegenwoordigheid zijn gekomen en men weet dat wij in Zijn tegenwoordigheid zijn geweest, hebben wij Hem dingen zien doen die Hij deed toen Hij hier op aarde was. Hoe weet u, hoe kent u de wijnstok waar u naar kijkt? Aan de vrucht die hij draagt. Hoe kent u de gemeente waar u naar toe gaat? Aan de vrucht die zij draagt. Jezus zei: "Die in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen. Deze tekenen zullen hen volgen, die geloven."
42 Nu, wij zien dat Hij ons nooit voorschreef om denominaties te gaan maken. Hij schreef ons nooit voor om een belijdenis te gaan maken. Maar Hij waarschuwde ons ervoor. "Wie er iets vanaf zal nemen of er iets aan toe zal voegen, hun deel zal weggenomen worden uit het boek des levens." Ziet u?
43 Ons is dus niets anders voorgeschreven dan bij dat Woord te blijven. En als een man door God gezonden is, zal hij bij het Woord blijven, omdat God alleen maar bij Zijn Woord kan staan. Ziet u? Zie, Hij moet bij Zijn Woord blijven. Als wij dan in Zijn tegenwoordigheid komen, als een mens eens komt in de tegenwoordigheid van God, is hij voor altijd veranderd, als er enige verandering bij hem is. Nu, er zijn er die in de tegenwoordigheid van God zouden kunnen wandelen en er geen aandacht aan schenken. Hij was niet verordineerd tot leven. Maar als hij van God voorbestemd is, weet hij het, zodra die eerste beweging hem treft. Dat vat vlam.
44 Kijk naar die kleine prostituee, op die dag daar in Samaria, die vrouw. Zij was geestelijk en lichamelijk in een slechte toestand. Wij weten dat. Maar zodra zij dat teken zag dat door de Messias gedaan werd, zei zij: "Wij weten, dat de Messias komt om dit te doen. U moet Zijn profeet zijn."
Hij zei: "Ik ben die Messias waarvan geschreven werd dat Hij zou komen."
45 Zij herkende het. Zij stelde nooit één vraag meer. Zij voelde zich heel snel verantwoordelijk, omdat ze wist dat, als zij Dat gevonden had en in de tegenwoordigheid van God was gekomen, zij verantwoordelijk was om iemand anders erover te vertellen. Halleluja! Juist. Iedereen die in de tegenwoordigheid van God komt, is vanaf die minuut verantwoordelijk voor God om het iemand anders te vertellen. Kijk naar Abraham, kijk naar Mozes, kijk naar Petrus, kijk naar Paulus. Op het moment dat zij in de tegenwoordigheid van God kwamen, herkenden zij zich als "zondaars" en verzegelden hun getuigenis met hun leven. Kijk naar die kleine dame, zij kon niet langer blijven, zij ging naar de stad en vertelde de mensen: "Komt, ziet de Man, die mij de dingen vertelde die ik gedaan heb. Is dit niet de Messias?" Zij konden het niet ontkennen, omdat het Schriftuurlijk was. Zeker. Ja, een mens moet het doen, als wij een verantwoordelijkheid hebben om het aan anderen te vertellen, zoals Mozes, Petrus en Paulus het deden. Nadat u deze dingen gezien hebt en in Zijn tegenwoordigheid kwam, bent u verantwoordelijk om de Boodschap tot iemand anders te brengen. U kunt er gewoon niet stil mee zitten. U moet Hem tot iemand anders brengen.
46 Ik herinner mij een oude zuster, die hier vroeger was, de moeder van broeder Graham Snelling. Zij placht hier in de gemeente te zitten en zij zong dan: "Ik ben zojuist aangeland. Ik loop, loop, loop, en ik ben zojuist aangekomen en ik kan niet stilzitten." Zij had net iets gevonden. Ik ging naar een kleine kleurlingen-gemeente hier in Louisville, en zij stonden allemaal op om te zingen: "Ik loop op de Hoofdweg van de Koning, ik heb Hem zojuist gevonden en ben de Hoofdweg opgegaan!"
47 Er is iets mee als u Christus vindt, u kunt uw mond niet langer houden. De rest van uw dagen bent u een veranderd persoon, want als leven en Leven tezamen komen, vormt het een helder licht. Dat is waar. Als de lamp verbonden wordt met de draad, als het een goede lamp is, moet hij licht geven; als de stroom en de lamp tezamen komen, is er niets anders wat kan gebeuren dan dat het licht gaat verspreiden. Hij moet het doen. En als een man of een vrouw voorbestemd is tot eeuwig leven en zij zien de stroom van God die lamp aanraken, zal hij licht verspreiden overal waar hij kan. U bent misschien niet meer dan een tien Watt, maar u zult het licht verspreiden wat u hebt. Als u er een bent van vijfhonderd Watt, verspreid dan vijfhonderd Watt licht. Geef uw licht! "Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien en de Vader verheerlijken, Die in de hemel is." Jazeker.
48 Als een mens in contact komt met God, herkent hij zichzelf als "niet goed". Hoe kan een mens rondlopen en opscheppen over hoe groot hij is en wat hij allemaal gedaan heeft, als hij niets is? Hij is niets om mee te beginnen. Op zekere dag was ik met broeder Davis in Memphis, Tennessee, of... ik geloof niet dat het in Memphis was, het was een van die plaatsen daar, en wij hadden daar een opwekking, het kan toch Memphis geweest zijn. En we gingen naar een collosseum, het was geen collosseum, maar een soort kunstgalerij, en zij hadden daarin de grote standbeelden die men had gehaald uit verschillende delen der aarde, Hercules, enzovoort, en die grote kunstenaars hadden geschilderd. En men had daar de analyse van een mens die zeventig kilo woog. Weet u hoeveel hij waard was? Vierentachtig dollarcent. Dat is al wat hij waard is. Al de chemicaliën zijn vierentachtig dollarcent, die je uit hem kunt halen, waard. Hij heeft juist genoeg witkalk om het nest van een kip mee te besprenkelen en hij heeft net een beetje calcium genoeg, een beetje kalium. Je zou alles kunnen verkopen voor vierentachtig dollarcent. Maar wij zorgen gewoon voor die vierentachtig dollarcent en vertroetelen het.
49 Er stonden daar twee jongens en de ene keek hem aan en zei: "Jim, we zijn niet erg veel waard, is het wel?"
Hij zei: "Nee, dat zijn we niet, John."
50 Ik zei: "Maar wacht even jongens, jullie hebben een ziel in je, die tienduizend werelden waard is, die is, die verlost kan worden door de kracht van God, als jullie het maar willen toestaan."
51 Als een mens deze dingen ziet, is hij verantwoordelijk om het aan anderen te vertellen. Ik zag het toen ik nog maar een knaap was. Ik besteedde mijn hele leven eraan. Het spijt me dat ik slechts één leven heb, ik zou willen dat ik er tienduizend had. Als ik een eeuwigheid had, zou ik er de mensen nog over willen vertellen, omdat het de grootste zaak is, die ik ooit gevonden heb. Als u in Ezechiël 33 leest, het drieëndertigste hoofdstuk van Ezechiël; er werd een wachter geplaatst op een toren, en deze wachter was verantwoordelijk voor de hele stad. Amen. Nu, maak uzelf wakker voor uw geestelijk geweten voor een ogenblik, terwijl ik tot deze Schrift kom. Die wachter moest een geoefend man zijn. Hij moest weten wat hij deed, want zodra de vijand kwam, op welke afstand ook, kon hij het ontdekken. Hij kon hun marstempo vertellen, hij kon hun kleur onderscheiden, hij kon hun rang en hoeveelheid manschappen vertellen. Zover als menselijke ogen konden zien, kon hij het zien. En hij stond hoger dan de rest van hen, want hij was geoefend om de vijand te herkennen. En God eiste de hele stad van zijn hand af. "Wachter, wat is er van de nacht?" Halleluja!
52 Dat is de wijze waarop Gods soldaten vandaag zijn. Ze zijn geoefend voor het Woord. Wanneer er iets opkomt, waarop een beetje glans is aangebracht, wat iets anders inhoudt dan waar de Schrift van spreekt, waarschuwen zij hun samenkomst. Alles wat niet Bijbels is, alles wat niet godzalig is, zoals het hebben van soepmaaltijden, danspartijen en al het andere om de herders te betalen. Die dingen zijn verkeerd. Bingo spelen en kaartpartijtjes in de kerken, het is verkeerd! En de echte wachter op de muur, die eenmaal in de tegenwoordigheid van God geweest is... Als hij niet op de muur is, daar hij juist verondersteld wordt op de muur te zijn, de muur kan misschien niet iets hoger zijn dan de rest van de samenkomst... Maar als hij een correcte wachter is, brengt God hem regelrecht in sferen, waar de rest van hen nooit aan toekomt. Maar hij waakt over de kudde en God eist het van hem af! De man van God, die in de tegenwoordigheid van God staat en weet dat God is, en weet dat God Zijn Woord houdt en God Zichzelf ziet vervullen en Zijn plicht doen en Zijn Woord houden, dan kent hij, ongeacht hoeveel organisaties of denominaties proberen het af te breken, de manschappen van de vijand. Amen. Een echte wachter weet wat hij de samenkomst moet vertellen.
53 Als wij hebben beleden dat Hij is, dat we in Zijn tegenwoordigheid zijn geweest en wij onze zonden beleden hebben, worden zij uit het boek van Zijn herinnering gedelgd. Er is niemand dan God, Die dat kan doen. Nu, u kunt mij iets aandoen, ik zal het u vergeven, maar ik zal het mij herinneren. Als ik u iets aandoe, zou u mij vergeven, maar u zou het zich herinneren. Maar God kan vergeven en het vergeten. Denk daaraan: "herinnert het zich zelfs niet!" Amen. Dat maakt dat ik mij heel goed voel. Dat het zelfs niet meer herinnerd wordt, niemand dan God kan dat. Niets behalve God kan dat.
Hij zei dat Hij het uit Zijn boek van herinnering zou uitwissen. Ik kan dat niet, u kunt dat niet, omdat wij alleen maar deze kleine begrensde zintuigen hebben. Maar Hij is de oneindige God. Hij kan absoluut vergeten dat het ooit gedaan werd. Amen.
54 Een jongedame kwam uit een plattelandskerk, en haar vader was een ouderwetse, juichende prediker, of een lid van de kerk. En zij verhuisde naar de stad en ze ging veel om met de vrouwen daar en begon te handelen zoals zij, en ging mee in hun gedrag. En op zekere dag schaamde zij zich wat, omdat haar papa en mama zouden komen, of beter gezegd, haar vader, want haar moeder was dood. Dus het enige dat de oude man deed, was 's morgens opstaan, zijn ontbijt gebruiken en de Bijbel pakken en lezen en de hele dag schreeuwen en bidden en juichen en de kamer op en neer lopen; en zij was daar een beetje verlegen mee. En telkens in de nacht, als hij de Bijbel te pakken kon krijgen, begon hij hem te lezen, stond op uit zijn bed en schreeuwde: "Glorie voor God! Halleluja! O, glorie voor God!" Hij stampte en schreeuwde de halve nacht.
55 Dus op zekere dag ging zij haar kerkleden een klein thee-partijtje aanbieden, zoals zij dat altijd hebben, weet u, maar zij wist niet wat zij met haar vader moest doen. Tenslotte was het toch haar vader. Dus besloot zij dat zij hem boven in de zolderkamer zou plaatsen en zeggen: "Papa, u wilt toch niet bij deze vrouwen zitten, is het wel?"
Hij zei: "Nee, ik geloof niet dat ik dat wil."
56 Ze zei: "Wel, wij hebben de vrouwen van de kerk hier vandaag en we hebben een kleine samenkomst, een kleine bidstond. Dus vertel ik u, papa, waarom zou u niet gewoon naar de zolderkamer gaan?"
Hij zei: "Ik geloof dat ik dat maar zal doen."
57 Dus zei zij: "Lees dit mooie boek." En zij gaf hem een boek over aardrijkskunde. Zij nam zijn Bijbel bij hem weg, zodat hij zich rustig zou houden. Zij wist dat als hij de Bijbel las, wel, dan zou hij heel wat lawaai daar boven gaan maken. Dus ging hij naar boven, weet u, boven de plaats waar zij hun feestje hadden. Zij gaf hem het aardrijkskundeboek en zei: "Dit is mooi. Dat moet u lezen, papa, omdat het u al de waarheid over de wereld vertelt."
"Wel", zei hij, "ik zal dat graag lezen."
58 Ze zei: "Nu gaat u daar naar boven en houdt u echt stil totdat deze vrouwen vertrekken en dan zal ik... komt u naar beneden en dan kunt u doen wat u wilt." Hij stemde erin toe. Dus ging hij naar boven en ging daar zitten.
59 En ze hadden allen hun thee-partijtje, pratend over zus-en-zo, en u weet hoe dat gaat en ze hadden allen een geweldige tijd. Maar omtrent die tijd brak daar boven iets los, een juichen en springen, zodat de kalk naar beneden viel. De oude man rende op en neer door de zolderkamer zo hard als hij kon, op en neer springend en schreeuwend: "Glorie voor God! Glorie voor God!" De vrouwen wisten niet wat daar boven gebeurde, wat zij boven hadden. En direct kwam hij de trap af zo hard als hij kon.
Zij zei: "Papa, ik gaf u een aardrijkskundeboek om te lezen."
60 Hij zei: "Ja, ik weet het. Weet je," zei hij, "ik las in dit aardrijkskundeboek, dat er plaatsen in de zee zijn, waar geen bodem in is." En hij zei: "Ik las gisteren hier in de Bijbel, dat Hij zei dat Hij mijn zonden in de 'zee der vergetelheid' gedaan heeft. Glorie voor God!... ?..." Hij zei: "Zij gaan nog steeds. Zij hebben geen eind, ze blijven gewoon gaan." Zo is het. En hij juichte erover. Wel, dat is goed.
61 God plaatste onze zonde in de zee der vergetelheid, wist ze uit en zij zijn alsof zij nooit gebeurden. O my! Dan staan wij door de genade van God, door Jezus Christus, onze Here, rein en heilig, net zo heilig als Hij was, omdat Hij mij niet ziet als ik daar kom, Hij ziet Zijn eigen Zoon. De enige wijze waarop Hij kan zien. Hij kan mij niet zien, omdat ik in Zijn Zoon ben. En Hij ziet alleen zijn Zoon. Is dat niet wonderbaar? Wij behoeven niet meer aan de zonden te denken, het is allemaal voorbij, het is onder het bloed. Jazeker. Ik hoef mij er geen zorgen meer over te maken, het is allemaal uit Gods herinnering. Hij herinnert het Zich zelfs niet meer.
62 Jesaja, die machtige profeet, toen hij zijn zonden beleed, zei hij: "Wee mij, want ik ben een man van onreine lippen." Een profeet! "Ik ben een man van onreine lippen en mijn gemeente is onrein." Ziet u? "De mensen tot wie ik predik, zijn onrein. Ik ben onrein. En wee mij." Maar hier komt een groep engelen uit de heerlijkheid van God, de wolken verdrijvend, en ik zag op en zag Zijn zomen de hele hemel vervullen. En ik lette op deze engelen, die nooit wisten wat zonde was. Zij wisten zelfs niet wat zonde was, en zij zijn in de tegenwoordigheid van God, ze hadden twee vleugels over hun gelaat, twee vleugels over hun voeten en met twee vleugels vlogen zij en zij riepen dag en nacht: "Heilig, heilig, heilig is de Here God." Whew. Dat zou maken dat je je onheilig voelt, is het niet? Nu, wat deed hij? Hij zei: "Wee mij."
63 En toen hij zijn zonden beleed en zei: "Wee mij!" ging de engel heen en nam de tangen, pakte een vurige kool, die de Heilige Geest en vuur vertegenwoordigde en kwam en legde deze op de lippen van de profeet en zei: "Ik heb u gereinigd." Toen klapwiekten de vleugels zo hun weg, schoven de gordijnen van de tijd weg en hij hoorde God zeggen: "Wie zal voor ons gaan?"
64 Maar nadat hij uitgevonden had, dat er een weg was om van de zonde af te komen, wilde God dat er iemand voor Hem zou gaan en hij zei: "Hier ben ik, zend mij." Hij was in de tegenwoordigheid van God geweest en had zijn zonden beleden en was gereinigd van zijn zonden en was gereed voor de dienst. Amen.
65 Zoals de dichter dat vatte en zei: "Er zijn miljoenen die nu in zonde en schande sterven, luister naar hun droevig en bitter geroep. Haast u, broeder, haast u tot hun hulp; antwoord spoedig: 'Meester, hier ben ik.'"
66 Als ik denk aan Afrika, India en over de wereld, miljoenen heidenen schreeuwen en roepen om genade en wie zal gaan? Niet om hun een traktaat te geven, maar hun Jezus Christus te brengen. Iemand in Zijn tegenwoordigheid, zoals Mozes, die daarheen zou kunnen gaan om hun ware bevrijding te laten zien. Niet hen te laten aansluiten bij een kerk of handen schudden en een geloofsbelijdenis te hebben, maar hen bevrijding te brengen voor hun ziel; de een of andere goede, godzalige man. Ja, Jesaja beleed zijn zonden en werd gereinigd.
67 Nadat Jakob de hele nacht geworsteld had, zijn zonden belijdend, herinnert u zich de plaats waar hij was? Het werd Pniël , P-n-i-ë-l, Pniël, genoemd. Het woord Pniël betekent in het Hebreeuws "het aangezicht van de almachtige God". Jakob, de kleine bedrieger, had gelopen heel... zijn naam was Jakob, wat "hielenlichter" betekent, dat is bedrieger, was zijn hele leven van God weggelopen, maar toen hij eenmaal in de tegenwoordigheid van God kwam te Pniël, in het aangezicht van God, greep hij God aan en wilde Hem niet meer loslaten. God, wij hebben meer Jakobs nodig. Hij hield aan voor het aangezicht van God, in de tegenwoordigheid van God, hij bleef daar totdat de zon opging. God zei: "Laat Mij gaan, omdat de zon opkomt." En hij bleef in het aangezicht van God tot zonsopgang, maar hij ging weg, gerechtvaardigd en gered. Zon.
68 O, wat geweldig was het nu te weten, dat hij doorgeworsteld had. Hij had tekenen van God gezien, hij had dromen over God gehad, maar dit was één keer dat hij in het aangezicht van God was geweest, in de tegenwoordigheid van God. Denk eraan, vrienden, als wij nu voortmaken. In de tegenwoordigheid van God wordt een man veranderd. Jakob werd veranderd. Nu kon hij wandelen met God. Ja, hij was een andere man dan hij was toen hij daarheen ging. De strijd was nu voorbij. Beslist. En hij begon een altaar te bouwen. Hij was niet gewoon altaren te bouwen, weet u. Maar ik vertel u, dat wanneer u in de tegenwoordigheid van God komt, u ergens een altaar wilt bouwen. U wilt iets vinden waar u kunt bidden. Hij bouwde een altaar. Hij werd gereinigd en God had gewonnen.
69 En Jakob was veranderd van Jakob "hielenlichter" in Israël, "een vorst, die kracht met God had". Dat gebeurde met Jakob. De hielenlichter, de bedrieger, de onrechtvaardige, de onheilige, de bedrieger, bedroog zijn broeder, stal het geboorterecht, als het ware, van zijn broer, deed het op een wat vuile manier, zo'n bedrieger. Hij bedroog zijn schoonvader. Hij deed populierstokken in de drinkbakken en dit maakte dat er gespikkelde kalveren werden geboren. Als de koeien drachtig waren en daar kwamen en er naar keken, en de schapen... die gespikkelde stokken zouden zien, gaf het gespikkeld vee, het gaf hun die geboorte-merktekenen. Bedrieger, zijn eigen schoonvader bedriegend, bedroog zijn moeder, bedroog zijn vader, bedroog zijn broeder, maar toen hij eens in de... kwam... Hij was een oplichter. Hij vluchtte overal weg waar hij ging, altijd op de loop voor God, hij was op de loop voor zijn broer. Maar toen hij in de tegenwoordigheid van God kwam, erkende hij dat hij een zondaar was. Wat deed hij? Wat deed hij? Hij zag zijn kans. Hij had iets ontmoet waarover hij zelfs nooit eerder gedacht had en hij bleef daar totdat alle zonden weg waren. O my! God had hem in Zijn eigen tegenwoordigheid.
70 God speelt het klaar om een mens in Zijn tegenwoordigheid te krijgen, dan maken zij hun beslissing. Sommigen lopen van Hem weg, sommigen lopen naar Hem toe. Als zij voorbestemd zijn tot leven, geloven zij het, zij klemmen zich eraan vast. Als zij het niet zijn, proberen zij weg te komen en zeggen: "Er is daar niets mee." Ziet u? En dat is degene die verloren is. De mensen die zijn zonde belijdt, zal vergeving vinden. Als u uw zonde verbergt, zult u niet voorspoedig zijn. Nee.
71 U weet dat Jakob de volgende dag Ezau, zijn broer, zou ontmoeten. Hij had toen geen hulp meer van hem nodig. Hij had zijn legers niet nodig. Hij was bezig altaren te bouwen. Hij was niet meer bang voor Ezau.
72 In Psalm 16:8 zei David: "Ik heb de Here vóór mij gesteld." Dat is een goede zaak om te doen. Psalm 16:8: "Ik heb de Here vóór mij gesteld." Dus kon hij daarover niet in verwarring komen. Hij wilde zich bewust zijn van Zijn tegenwoordigheid. Dus zei David: "Ik heb de Here altijd vóór mijn aangezicht gesteld. Nu heb ik, David, de Here vóór mijn aangezicht gesteld om mij altijd bewust te zijn van Gods tegenwoordigheid." Zou dat voor ons allen vanavond geen goede les zijn? De Here vóór onze aangezichten stellen, zodat wij ons bewust zijn van Zijn tegenwoordigheid. Stel Hem eerst. Waarom? Stel Hem op de eerste plaats, vóór u. Waarom? Dan zult u niet zondigen, als u beseft dat u voortdurend in de tegenwoordigheid van God bent. Wanneer u beseft dat God rondom u is, dan let u op wat u zegt.
73 Als een man denkt dat God weg is, zal hij vloeken, zal hij een begeerte hebben naar vrouwen, zal hij... zal hij stelen, bedriegen, liegen. Hij zal van alles doen als hij denkt dat God hem niet ziet. Maar breng hem in de tegenwoordigheid van God, hij zal er direct mee stoppen. Ziet u? En David zei: "Ik heb de Here steeds vóór mij gesteld." Dat is een goede zaak. Geen wonder dat God zei dat hij een man naar Gods eigen hart was. Een mens zal alles doen als hij denkt dat God niet nabij is. Maar als hij beseft dat God nabij is... hebt u ooit op een zondaar gelet? Laat een godzalig persoon komen, hij zal ophouden met vloeken als hij nog enig respect heeft. Ziet u? Hij zal de vuile moppen niet vertellen, die hij verteld zou hebben. Ziet u? Zie, hij zal dat laten, omdat hij weet dat hij in de tegenwoordigheid van God is, omdat God in de tabernakel van Zijn volk woont. Ziet u?
74 Nadat David dit gedaan had, zei hij: "Mijn hart zal zich verheugen." Ik wens dat u het leest. Psalm 16: "Mijn hart zal zich verblijden en mijn vlees zal rusten in hope." Waarom? "Mijn hart zal zich verblijden, omdat ik God voortdurend vóór mij heb. En mijn vlees zal rusten in hope; als ik sterf, zal ik weer worden opgewekt. Want Hij zal niet toestaan, dat Zijn Heilige verderving zal zien, noch zal Hij zijn ziel verlaten in het dodenrijk." Ziet u? Toen David God vóór zich stelde, was hij zich bewust dat hij voortdurend in de tegenwoordigheid van God was. "Zoek eerst het Koninkrijk Gods."
75 Luister nu gemeente. Ik heb u lief. En ik wil dat u naar mij luistert. Zoals broeder McCulley gewoon was te zeggen: "Ik ga iets zeggen." Stel de Here altijd vóór u en doe niets dat u niet zou doen in Zijn tegenwoordigheid, omdat Hij u gadeslaat. Zie? De Here legert Zich rondom degenen die Hem vrezen. Hij blijft gewoon dicht bij u. En Hij weet alles wat u doet en u moet dat herkennen. Als u een leugen begint te vertellen, doe het niet, bedenk dat God naar u luistert. Als u een beetje begint te bedriegen, doe het niet. God kijkt naar u. Als u begint Zijn Naam ijdel te gebruiken, doe het niet. God luistert naar u. Als u een sigaret begint te roken, let Hij op u. Ziet u? Zijn... Wij zongen vroeger een lied: "De hele weg door tot de ware woning van de ziel, is er een oog dat u gadeslaat; bij elke stap die u doet, is dit grote oog waakzaam, er is een oog dat u gadeslaat." Bedenk, doe als David, stel de Here altijd vóór uw aangezicht. Dan zal uw hart zich verblijden en uw vlees zal rusten in hope, want Hij beloofde het. Jazeker. Hij wist dat hij zou opstaan, omdat God het beloofd had. Goed.
76 Toen wij in Zijn tegenwoordigheid kwamen, werden wij veranderd om nooit meer dezelfde te zijn. Kijk door alle eeuwen heen, naar elke levenswandel van de mens. Kijk naar Abraham. U zegt: "Wel, het veranderde leven is alleen voor predikers." O nee. Het veranderde leven is voor iedereen. Ziet u?
77 Nu, Abraham was een boer, maar toen hij Gods stem tot hem hoorde spreken en dat visioen zag, was hij een veranderd man van die tijd af. Hij scheidde zichzelf af van zijn familieleden en al zijn kameraden en wandelde als een pelgrim en een vreemdeling in een vreemd land gedurende de rest van zijn leven, terwijl hij in tenten woonde, omdat hij duidelijk beleed, dat hij een stad zocht, welker Kunstenaar en Bouwmeester God was. Hij wist dat er een God was en dat er ergens een stad was, welker Kunstenaar en Bouwmeester God was. Dat is wat Hebreeën 11 ons vertelt, dat hij een stad zocht, welker Kunstenaar en Bouwmeester God was. Hij was een veranderd man, toch was hij niets anders dan een gewone boer. Maar hij zag een visioen en kwam in de tegenwoordigheid van God en hij was een veranderd man van toen af aan.
78 Mozes was een schaapherder, maar hij was een veranderd man toen hij in de tegenwoordigheid van God kwam. Hij was een lafaard, hij liep weg van Farao, met een heel leger achter zich aan. Maar met een stok in zijn hand ging hij terug en nam de hele natie in. Ziet u? Waarom? Hij kwam in de tegenwoordigheid van God. Hij was een veranderd man, een schaapherder.
79 Petrus, een visser, wist niets over vissen... of wist niets over God, het enige wat hij waarschijnlijk wist, was, hoe vis te vangen. Maar toen hij in de tegenwoordigheid van God kwam en de grote Schepper zag, die vis kon scheppen, toen Hij hem vertelde de netten uit te werpen voor de trek. Er was daar geen enkele vis, maar hij haalde gewoon zijn netten op. Hij zei: "Op Uw Woord, Here, ik geloof dat U de Zoon van God bent en als ik het net neerlaat, U vertelde mij het te doen, op Uw Woord, omdat U en Uw Woord hetzelfde zijn, werp ik het net uit." En toen hij begon in te halen zei hij: "Ga uit, Here, ik ben een zondig mens." Zie, een visser, nadat Petrus Christus had ontmoet, was hij nooit meer dezelfde. Hij was daarna zo trouw aan God, dat hem de sleutels van het Koninkrijk gegeven werden. Jazeker.
80 Paulus, een eigenzinnige Farizeeër, geschoold en geoefend in al de godsdienst van de... die er in de wereld was in die dagen, één van de meest bekende geleerden van het land. Maar toen hij op zekere dag vóór die Vuurkolom kwam, de God, Die hij onwetend vervolgd had... Hij was een Farizeeër, hij geloofde niet dat God een Man was. Hij wist dat God de Vuurkolom was, Die Zijn volk uit Egypte had geleid. Hij was de hele weg met hen geweest. Maar toen hij de Vuurkolom zag, viel hij op zijn aangezicht. En hij hoorde een stem zeggen: "Saul, waarom vervolgt gij Mij?"
Hij zei: "Wie bent u, Here?"
81 Hij zei: "Ik ben Jezus." Hij was een man, die zei: "Hoe bent u gedoopt?" Hij was in de tegenwoordigheid van God geweest. Hij was een veranderd man van toen af aan dat hij in de tegenwoordigheid van God was geweest. Het verandert een mens.
82 Charles G. Finney, een advocaat, was een groot advocaat uit Philadelphia, maar toen hij in de tegenwoordigheid van God kwam, liet hij zijn studie in de rechten vallen en werd één van de machtigste predikers die deze natie ooit heeft gehad. [Leeg gedeelte op de band – Vert] ... was een prediker, want op een dag kwam hij in de tegenwoordigheid van God. Hij dacht dat hij eens zou gaan studeren voor prediker. U kent zijn boek. Ik heb zijn autobiografie. Hij ging uit om te bidden. Hij dacht dat hij een prediker was. Hij had een verlangen om te prediken, en hij had een paar predikingen die hij probeerde te predikien. Op een dag ging hij uit, vanuit zijn kantoor, om te bidden, en ging naar de bossen. Hij knielde neer achter een oude omgewaaide boom, waar hij elke middag heenging. Erg religieus, maar hij geloofde Daar niet in.
Er waren twee vrouwen in de gemeente, die bleven zeggen: "Meneer Finney, wij bidden dat u de Heilige Geest zult ontvangen."
Hij zei: "Ik heb de Heilige Geest." Hij zei: "Ik ben een prediker."
83 Zij zeiden: "Meneer Finney, u bent een groot man en u hebt een grote greep op het Woord, maar u hebt de Heilige Geest nodig. Wij bidden voor u." Lieflijke kleine vrouwen.
84 Dus ging hij maar door en door. Elke dag ging hij uit zijn kantoor, weg van zijn baas en degenen waar hij mee werkte, uit zijn advocatenkantoor en ging naar buiten om te bidden. En op zekere dag was hij daar buiten aan het bidden en hoorde hij kreupelhout breken. Hij dacht dat zijn baas achter hem aan kwam om hem te zoeken. Hij sprong snel op. Hij zei: "Here God, ik geloof U." Hij stopte, borstelde zich af, voordat hij... "Uhm! Uhm!" stond op en zei, keek rond om te zien wat het kreupelhout brak. En toen kwam hij in de tegenwoordigheid van God. Hij besefte dat dat kreupelhout met een doel gebroken was. Hij stond daar, terwijl de tranen over zijn wangen liepen. Hij zei: "Misschien hebben die vrouwen gelijk. Ik schaam mij dat iemand mij ziet spreken tot mijn God, maar ik zou denken dat het een eer was voor iemand om mij te zien spreken tot mijn baas. Hoeveel groter is mijn Here dan mijn baas!" Hij zei: "Here, vergeef mij en vul mij met de Heilige Geest", en hij begon te schreeuwen en te juichen. Hij was in de tegenwoordigheid van God. Hij liep snel naar zijn kantoor. Hij begon zo hard te schreeuwen, dat hij achter de deur moest gaan, en zei: "Here, ik zal schande op U brengen. Verberg mij hier achter tot ik over deze vlaag heen ben." Waarom? Hij was in de tegenwoordigheid van God gekomen. Hij was een veranderd man. Hij predikte dezelfde predikingen die hij gewoon was te prediken, maar zielen kwamen naar het altaar. Zie, hij was in de tegenwoordigheid van God geweest.
85 Moody, een kleine, oude schoenlapper, kende nauwelijks zijn abc. Zo is het. Zijn spraakgebruik was gebrekkig. Iemand vertelde hem op zekere dag: "Uw spraakgebruik is verschrikkelijk gebrekkig, meneer Moody."
Hij zei: "Maar ik win er zielen mee."
86 Op zekere dag ging een krantenuitgever zijn krant schrijven. Hij was naar hem toe gegaan om te zien hoe deze man scharen mensen onder alle omstandigheden kon vasthouden, een kleine, oude kerel, kaalhoofdig, enzovoort, en hij had bakkebaarden neerhangen, wat dikbuikig, en hij was een verschrikkelijk uitziende man om naar te kijken. Dus gaf deze krant werkelijk een uitgebreid verslag en zei: "Ik zie niet wat ter wereld iemand zou zien in Dwight Moody." Hij zei: "Hij is lelijk, zijn stem is pieperig, hij heeft bakkebaarden tot zijn middel, hij is zo kaal als een pompoen."
En hij zei: "Hoe ter wereld zou iemand ooit iets gaan zien in Moody?"
87 De manager van Moody zag het toevallig en zei: "Meneer Moody, ik zal u dit voorlezen." Moody kon het zelf niet lezen. Dus zei hij: "Ik zal u het hoofdartikel voorlezen." En hij schreef het.
88 Moody haalde alleen maar zijn schouders op en zei: "Zeker niet, zij komen om Christus te zien." Dat was alles. Waarom? Hij was in de tegenwoordigheid van God geweest. Van het maken van zolen voor de mensen om te dragen, schoeide hij het volk met het Evangelie der bereidheid. Waarom? Hij was in de tegenwoordigheid van God. Zo is het.
89 Eens kwam een vrouwtje in de tegenwoordigheid van God, zo schuldig als zij maar zijn kon. Toen zij in een ogenblik besefte dat zij in de tegenwoordigheid van God was, werd elke zonde vergeven en was zij zo rein en wit als een lelie. O my! Hoeveel meer mensen zou ik hier op kunnen noemen, maar de tijd staat het niet toe.
90 Maar ik zou een beetje over mijzelf willen praten. Wie zou er lager kunnen zijn dan ik? Waar was ik? Ik kom uit een familie van dronkaards, kom uit een familie van moordenaars, kom uit een familie van dranksmokkelaars. En u weet dat, iedereen weet het, weet wat voor naam wij hier hadden. De mensen spraken niet tegen ons op straat. Als ik naar de stad ging en met iemand begon te spreken, wilde niemand met mij praten, tenzij er niemand in de buurt was. Als zij met mij spraken en er kwam iemand anders langs, zouden zij mij laten staan. En ik stond daar dan en huilde: "Nee, dit is niet zo, dit kan niet zo. Dit is verkeerd."
91 Maar op zekere dag kwam ik in de tegenwoordigheid van God. Hij veranderde mij en maakte mij een ander soort zoon. Zijn genade bracht mij in Zijn tegenwoordigheid. Ik heb nooit gewenst Deze te verlaten. Ik ben hier nu zo ongeveer dertig jaren in geweest, ik wil Deze niet verlaten. Ik heb de verzekering dat ik daar altijd zal zijn. Zelfs de dood zelf zal mij nooit scheiden van Zijn tegenwoordigheid. Nee, ik zal voor immer met Hem zijn. Toen ik Zijn tegenwoordigheid de eerste keer zag, riep ik uit evenals Jesaja: "Wee mij!" Toen raakte Hij mij aan met Zijn genade. Ik was een veranderd persoon. De kleine afvallige die gewoon was hier uit te gaan en zich aan te stellen, enzovoort, werd veranderd en sindsdien ben ik Zijn kind. Sindsdien heb ik begeerd mijn hele leven voor Zijn dienst te geven. Ik wenste alleen dat ik tienduizend meer levens te geven had voor Hem. Dit leven begint nu tamelijk versleten te raken, drieënvijftig jaren zijn voorbij gegaan. Ongeveer drieëndertig of dertig ervan zijn geweest in het Evangelie. Ik wenste dat ik er nog duizend had, die ik zou kunnen besteden. Waarom? Toen ik eenmaal in Zijn tegenwoordigheid kwam en besefte dat er Iemand was die de onbeminnelijke lief had, dat er Iemand was die mij lief had toen niemand anders het deed, dat er Iemand was die voor mij zorgde toen niemand anders zorgde, sloeg ik mijn armen om Zijn kruis, ik omarmde het en Hij en ik werden toen één. En van toen af aan heb ik Hem liefgehad. Hij verfde mijn boezem en mijn hart met Zijn bloed door mij aan te raken en mijn zonden te vergeven; en ik ben vanavond gelukkig een van de Zijnen te zijn. Ik wil deze hemelse plaats nooit verlaten ofschoon de verzoeker dikwijls geprobeerd heeft om mij ertoe te bewegen; maar ik ben veilig in Gods tent en gelukkig in Zijn liefde en genade en ik leef aan de Halleluja-zijde. Tjonge! Het maakt dat mijn hart zich verblijdt.
92 Ik beveel Hem aan bij elke vermoeide persoon. Ik beveel Hem aan bij u die geen hoop hebt. U die nooit in Zijn tegenwoordigheid geweest bent, het enige wat u moet doen is, uw zonden belijden en beseffen dat u verkeerd bent en God heeft vanavond die Engel opgedragen, genaamd de Heilige Geest, dat Hij al uw zonden weg zal nemen. Dan zult u uitroepen: "Here, hier ben ik, zend mij!" Dan zult u uw handen opheffen en zingen: "Ik zal Hem prijzen! Ik zal Hem prijzen! Prijzen het Lam. voor zondaars geslacht. Geeft Hem heerlijkheid, alle mensen, want Zijn bloed heeft elke smet weggewassen." Ik heb Hem lief. U niet? Levend in Zijn tegenwoordigheid!
93 Ik kwam vanmorgen naar de preekstoel, terwijl ik mij zo slecht en zo ziek voelde van... Ik was vorige week in Kentucky met een paar persoonlijke vrienden van mij, die hier zitten. Als ik daar erg lang zou blijven, zouden zij mij doden, zeker, met vriendelijkheid, enige van de beste koks, die ik ooit in mijn leven kende. En als ik dan aan de grens van mijn eetvermogen kwam, overladen was, dan zeiden ze: "Broeder Branham, zou u niet iets hiervan willen hebben?" En het is gewoon zo goed, ik probeer het er gewoon in te proppen. Ik was zo vol dat ik mij gewoon niet meer bewegen kon. Ik kon niet slapen en stond op en liep een poosje rond. En ik voelde mij niet erg goed toen ik hier vanmorgen kwam. Maar toen ik eenmaal in Zijn tegenwoordigheid kwam, was het in orde. Dat maakte het vast en alles verdween toen. Zo is het. O, in Zijn tegenwoordigheid te leven!
Ik zal Hem prijzen, ik zal Hem prijzen,
Prijzen het Lam, voor zondaars geslacht.
Geeft Hem heerlijkheid, alle mensen,
Want Zijn bloed heeft elke smet weggewassen.
Laten we nu onze hoofden buigen. [Broeder Branham begint te neuriën – Vert]
Want Hij heeft zoveel voor mij gedaan.
Hij heeft mijn overtreding vergeven,
En Zijn bloed heeft mijn zonde gewassen.
Ik zal Hem prijzen, ik zal Hem prijzen,
Prijzen het Lam, voor zondaars geslacht.
Geeft Hem heerlijkheid, alle mensen,
Want Zijn bloed heeft elke smet weggewassen.
[Broeder Branham neuriet – Vert]
94 Nu, als u hier vanavond binnen bent... En ik weet dat Zijn tegenwoordigheid hier is. Toen ik een poosje geleden bij een klein meisje van de 'Gemeente van God' stond, bewoog de Heilige Geest Zich op mij toen ik bad voor het kind. De ouders waren van het "Anderson Gemeente van God-terrein" gekomen. En de opziener daar kende het kind, waarvan de dokters zeiden: "Het zal spoedig gaan sterven aan leukemie." Het kleine, lieve meisje was daar in haar laatste stadium. Zij kwam daar achterin en hield haar kleine hand naar mij uitgestoken, die geheel blauw opgezwollen was door de naalden en zo, die men erin gestoken had. Ik keek naar haar en zag een visioen. De ouders hadden juist daar buiten een boek gelezen. Zij wisten er niets over. De algemeen opziener in het kamp daar vertelde hun het kind hier te brengen. Zij wilden terugkomen als wij een genezingsdienst hadden. En ik zei: "Breng het kind nu." Ik voelde mij daarin geleid.
95 Toen ik daar in de samenkomst stond, ging de Heilige Geest helemaal terug en bracht de geschiedenis naar voren over het kind. Hij vertelde alles hoe het gebeurde en wat zij hadden gedaan. Hij vertelde wat het verlangen van het kind was, namelijk om pianiste te zijn. En die moeder schreeuwde het bijna uit. En die vader zei: "Dat is de waarheid van God." Terwijl zij er daar in de auto nu naar luisteren; zij konden niet binnenkomen, ze zitten daar nu te luisteren.
96 Er kwam een grote sluier van een schaduw over het kind te hangen. En ik zei: "Satan, je bent verslagen." "God, Gij zijt geen aannemer des persoons. en door de kracht van uw opstanding en als Uw dienstknecht drijf ik deze duivel uit het kind." Een groot helder licht flitste over haar heen, het was voorbij. Amen. Wat? Zeker, Hij is alle lofprijzing waardig!
97 Hij weet alle dingen. Hij kent uw hart. En u weet wat u denkt; Hij ook. Als er vanavond een kleine zonde aan u hangt en u zou niet in de tegenwoordigheid van God willen gaan met dat op u, zou u dan uw hand op willen steken en zeggen: "Broeder Branham, bid voor mij, ik wil op die dag in Zijn tegenwoordigheid schuldeloos staan." God zegene u! Vele handen, God ziet het. In Zijn tegenwoordigheid. Nu, ik zal u vertellen wat u doet. Luister nu aandachtig. Doe als David, stel de Here juist nu, vóór u. Stel de Here tussen u en deze zonde, wat die kleine zondelast ook is. Het zou liegen kunnen zijn, stelen, kwaad denken, drift, drinken, roken of gokken kunnen zijn. Ik weet niet wat. Het zou lust kunnen zijn, het zou van alles kunnen zijn. Ik weet niet wat het is. Wat het ook is, stel de Here vóór u. En dan zal uw hart zich verheugen en uw vlees zal rusten in hope, want u weet dat Christus beloofde, dat Hij u in de laatste dagen weer zou opwekken. Als Hij tevoorschijn komt, zullen wij in Zijn gelijkenis komen. Zou u het nu niet willen doen, terwijl we bidden?
98 Onze hemelse Vader, een kleine verminkte boodschap door een vermoeide dienstknecht, maar gewoon denkend over het onderwerp van te Verblijven in de tegenwoordigheid van God. En we zien vanavond het resultaat dat dit gehad heeft op heilige mensen om in Uw tegenwoordigheid te komen, wat een invloed het op hen had. Wijzen, grote krachtige profeten, door God verordineerd en gezonden om het Woord te prediken, en toch als zij Hem van aangezicht tot aangezicht ontmoetten, vielen zij op de grond als een dode. Wat gaan wij op die dag doen, Here? Wij hebben het overdacht. Wij hebben er over gedacht. Zo'n veertig of vijftig handen hebben erover gedacht, Here, want zij hebben zojuist hun handen opgeheven, hun harten onder die handen, hebben eraan gedacht Hem te ontmoeten, sedert wij hebben gesproken. Wat zouden zij doen als zij Hem moesten ontmoeten.
99 Mijn handen, Here, zijn omhoog. Wat zal ik doen? Nu, Vader, ik heb veel dingen die ik verkeerd doe. Ik heb juist vanmorgen vóór de gemeente mijn zonde beleden, zoals ik het U onlangs beleed op de top van de berg, toen het woei en sneeuwde, en het boven op de berg aan U beleden heb, hoe ik het uitschreeuwde en U vroeg mij te vergeven voor mijn domheid. En hoe zag ik er tegenop om vóór mijn broeders te komen, waarvan sommigen mij beschouwen als Uw profeet-dienstknecht. En Here, hoe haatte ik het om vóór hen te komen en hun te vertellen over een domme handeling, dat ik een dergelijk ding zou doen, maar God het is goed voor mijn ziel dat ik mijn zonden belijd en ze niet verberg. Dus om eerlijk te zijn met U en recht voor de mensen, heb ik het beleden, Here. Ik ben verkeerd, helemaal verkeerd. Ik vraag vergeving.
100 En dan Vader, ik ben traag geweest in het dienen van U, vele malen had ik misschien langer kunnen gaan terwijl ik het niet deed. Vader, ik belijd mijn zonden. Ik wil dat de Engel van God mij daarvan reinigt, door het bloed van Jezus. Andere handen gingen vanavond omhoog, sommigen van hen hebben misschien nooit tevoren vergeving gevraagd; maar ik ben zeker van deze ene zaak, dat als wij onze zonden belijden, God ze zal uitdelgen en in de zee van vergetelheid zal doen en ze nooit meer zal gedenken. En Vader, terwijl ik de mijne belijd, over het mij misdragen vóór deze mensen, ik gedroeg mij niet als een dienstknecht van Christus. Ik was niet bang, dat de mensen boos op mij zouden zijn en denken dat ik hun gevoelens niet wilde kwetsen, maar ik dacht er niet aan wat ik U aandeed, Here. En nu bid ik U, dat U mij vergeeft. En nu, Vader, ik weet dat als ik vergeving vraag, ik vergeving heb en U hebt ze in de zee der vergetelheid gedaan en U zult U dat nooit meer gedenken. God, ik ben daar dankbaar voor.
101 En ik bid dat U iedere persoon hier, die zonde of een zondelast of iets vóór zich heeft, het wilt laten wegdoen en de Here vóór hen stellen, zoals David deed. Want nu roepen wij uit: "Wee mij, want ik heb de heerlijkheid van God gezien. Ik ben een man van onreine lippen, of een vrouw of meisje, of jongen of zo van onreine lippen." Wat we ook mogen zijn, we zijn onrein en we vragen om het bloed van Jezus Christus, het aangewezen Offer, om ons van alle zonde te reinigen, zodat we voor altijd in Zijn tegenwoordigheid zouden mogen verblijven. Laat ons vanavond van hier gaan met blijde harten en ons vlees rustend in hope, dit wetende dat wanneer Jezus komt, wij met Hem opgewekt zullen worden in Zijn gelijkenis en Hem in de lucht zullen ontmoeten, als het aftellen tenslotte voorbij is. Wij zien dat het zevende gemeentetijdperk al uitgeteld is en wij zijn nu al gereed om weg te gaan. Wij bidden, God, dat voordat U de deur sluit, als er hier vanavond iemand zou zijn die nog nooit binnen gekomen is, zij zich heel snel zullen haasten, want wij voelen dat de deur der genade, tussen genade en oordeel, gesloten wordt. Zij die de genade aannemen, zullen binnengaan. Zij die niet ingaan, zullen het oordeel ondergaan. God sluit de deur. Moge er vanavond geen deur gesloten worden voor elk van deze belijdende zondaren. Mogen wij allen vergeving en genade hebben. In Jezus Christus' Naam.
102 En nu, Vader, voor de zieken en de gekwelden, voor diegenen die behoeftig zijn, bid ik, dat Uw genade zal voorzien in alles wat zij nodig hebben. Mogen zij in Christus stappen, in Zijn tegenwoordigheid. Plaats Christus, de belofte: "Hij werd verwond voor mijn overtreding" dat is mijn zonde. "Door Zijn striemen ben ik genezen", dan stel ik de Here vóór mijn ziekte. "Hij is aan mijn rechterhand en ik zal niet bewogen worden", dan loop ik moedig door, belijdend dat ik genezen ben. "Door Zijn striemen ben ik genezen." Sta het toe, Here, aan een ieder van hen. En wij weten, dat als wij met onze harten en met onze lippen belijden en geloven in onze harten, wij dan onze wens hebben.
103 U zei: "Als u iets zegt, geloof dat het komt te geschieden en u kunt hebben wat u gezegd hebt." Wij geloven dat, Vader, en geloven dat U ons reinigt van al onze zonden en ons geneest van al onze ziekten en ons genade geeft, Here, om U te dienen.
104 Wees met deze mensen. Velen van hen zullen vanavond over de donkere wegen rijden. Velen van hen zullen mijlen reizen. Laat niets met hen gebeuren, Here. Zij doorkruisen het land om hier te zitten luisteren naar de aftelling, om te zien hoe dicht wij bij de eindtijd zijn. Nu heb ik hun gevraagd om weg te gaan, God vóór zich stellend, altijd vóór hen, vóór al het andere. Vóór hun reis, vóór hun beweging, voordat zij opstaan, nadat zij naar bed gaan, altijd voordat zij slapen, waar het ook is, God op de eerste plaats stellen! "Want Hij is aan mijn rechterhand en ik zal niet bewogen worden." Mogen hun harten zich dan verblijden met de wetenschap dat zij hebben waarom zij gevraagd hebben, omdat God het beloofde, en hun vlees zal rusten in hope. Sta het toe, Here, want wij vragen het in Jezus Christus' Naam. Amen.
Ik zal Hem prijzen, ik zal Hem prijzen,
Prijzen het Lam, voor zondaars geslacht;
Geeft Hem heerlijkheid, alle mensen,
Want Zijn bloed heeft elke smet weggewassen.
105 Gelooft u nu dat u de Here tussen u en uw zonde, tussen u en uw ziekte, tussen u en uw fout, tussen u en uw handelingen geplaatst hebt? "De Here is altijd vóór mij en ik ben in Zijn tegenwoordigheid. De volgende keer dat ik begin een sigaret aan te steken, is de Here vóór mij. De volgende keer, dat ik wellust begin te krijgen, is de Here vóór mij. De volgende keer dat ik iets verkeerds begin te zeggen, is de Here vóór mij. De volgende keer dat ik iets slechts begin te zeggen, is de Here vóór mij. En ik zal niet bewogen worden. Amen. Ik zal elke dag in Zijn tegenwoordigheid leven, met mijn handelingen, met mijn spreken. Ik zal wandelen alsof de Here vóór mij is, omdat ik Hem vanavond vóór mij geplaatst heb. Ik zal niet bewogen worden." Hebt u Hem lief?
106 Laten we nu opstaan. O, ik voel mij gewoon echt goed. Ik voel me gewoon of ik niet naar huis wil gaan. En weet u dat het pas ongeveer vijf over half negen is, ik ben ongeveer twee uur vroeger. Is het niet wonderbaar? O my! Maar nu, terwijl wij vertrekken, laten we bedenken dat we de Naam van Jezus met ons mee moeten nemen, als een schild voor elke strik. En als de verzoekingen rondom ons zich opstapelen, tracht dan vast te houden... Houd ons trouw. Bedenk dat, fluister slechts die Heilige Naam in gebed.
Neem de Naam van Jezus met u,
Kind van smart en van wee;
Die zal u vreugde en troost geven,
O, neem Die mee, overal waar u gaat.
Dierbare Naam (kostbare Naam), o hoe lieflijk!
Hoop der aarde en vreugde des hemels;
Dierbare Naam (kostbare Naam), o hoe lieflijk!
Hoop der aarde en vreugde des hemels.
107 Hoevelen genieten van uw herder, broeder Neville? Bent u de Here niet dankbaar voor een goede, eerlijke, gewone man, die het Evangelie gelooft? En hij doet zo'n wonderbaar werk door de geboden van God te gehoorzamen en het Woord te prediken en deze grote geestelijke atmosfeer in de gemeente voortdurend te bewaren. Bedenk, ik ben van de oostkust gekomen, ging door naar het zuiden, naar boven naar de westkust en door Canada, en ik heb niet één gemeente ontmoet die zo geestelijk is als deze gemeente hier. Ze zijn verworden, ja, zijn gegaan in fanatisme, kregen bevliegingen of ze werden zo koud, dat ze niet meer bewogen kunnen worden. Dat is alles. Nu, hebt u elkander lief? O, schud elkaar de hand en zeg: "Prijs de Here!" [Broeder Branham prijst ook de Here en schudt handen en spreekt met de mensen – Vert]
Neem de Naam van Jezus met u,
Als een schild voor elke valstrik;
Als de verzoekingen zich rondom u verzamelen, (wat doet u dan?)
Fluister dan die Heilige Naam in gebed.
Dierbare Naam (kostbare Naam), o hoe lieflijk!
Hoop der aarde en vreugde des hemels;
Dierbare Naam (kostbare Naam), o hoe lieflijk!
Hoop der aarde en vreugde des hemels.
108 Laten we nu onze hoofden buigen. Heel zachtjes, laten we dat nu niet vergeten. Laten we dat vers nog eens zingen.
Neem de Naam van Jezus met u, (waarvoor?)
Als een schild voor elke valstrik; (als Satan probeert u te verstrikken)
Als de verzoekingen zich rondom u verzamelen, (wat doet u dan?)
Fluister slechts die Heilige Naam, ("Want de Here is vóór mijn aangezicht, ik zal niet bewogen worden!")
"Dierbare Naam, kostbare Naam, O hoe lieflijk!" Amen.