Een Gids
Door William Marrion Branham1 De Here zegene u, broeder Neville. Ik ben gelukkig om vanavond weer terug te zijn in de gemeente. Ik ben alleen wat hees. Ik had vanmorgen een nogal lange boodschap, maar ik ben zeker gelukkig dat het toch hier was. En ik genoot er zelf van om hem te brengen en ik hoop dat u ervan genoot om hem te horen.
2 Vergeet het nu niet, herinner u dit altijd, dat dit de dingen zijn die de dienstknecht van Christus opbouwen. Zie, eerst geloof, dan deugd. En bedenk nu, dat de Heilige Geest het gebouw van God niet kan afdekken totdat deze dingen opereren door de Geest. Zie? Het maakt niet uit wat u doet, zie. Dit zijn de dingen die het lichaam van Christus opbouwen, ziet u, die dingen. Nu, vergeet dat niet, dat dit hier het eerste is, uw geloof; deugd, kennis, enzovoort, moeten er aan toegevoegd worden, totdat de volledige gestalte van Christus gemanifesteerd wordt, dan komt de Heilige Geest erop en verzegelt het als één lichaam. Deze dingen moeten er zijn. Daarom zei Jezus: "Aan hun vrucht worden zij gekend." Ziet u, de vrucht! U kunt geen vrucht dragen zonder deze dingen in u te dragen. En als dan dit alles de plaats inneemt van wereldsgezindheid en goddeloosheid, enzovoort, dan wordt alle ongeloof eruit geworpen, dan zijn alle dingen van de wereld voorbij gegaan, dan is er niets anders dan een nieuwe schepping in Christus. En dan zegt Efeze 4:30: "Bedroef niet de Heilige Geest van God, waardoor gij verzegeld zijt tot de dag van uw verlossing." Verzegeld in het Koninkrijk van God! Nu, vergeet dat niet. Houd dat nu in gedachten, neem deze dingen eerst. Dan is de verzegeling de Heilige Geest, de Afdekking, die ons verzegelt in het lichaam. Goed.
3 We hebben nu een verzoek voor zuster Little van Chicago, wier man een auto ongeluk heeft gehad en op sterven ligt. Zuster Little. En Edith Wright, onze kleine zuster hier, die wij al zo lang kennen, is er heel, heel slecht aan toe. Zij is in haar huis vanavond, en zij wilden dit meedelen aan de gemeente, zodat wij allen tezamen voor dit verzoek zouden kunnen bidden. Laten we nu onze hoofden even een moment buigen.
4 Onze dierbare, hemelse Vader, wij verzamelen ons (door geloof) rondom de troon van God en wij vragen om Goddelijke barmhartigheid voor deze verzoeken. Broeder Little, een auto-ongeluk, nabij de dood. God, help hem. Moge de Heilige Geest aan de zijde van zijn bed staan en hem tot ons terugbrengen. En de kleine Edith Wright daar, ik bid, God, dat de Heilige Geest vanavond aan de kant van haar bed zal zijn en haar gezondheid weer zal herstellen. Sta het toe, Vader. U hebt deze dingen beloofd en wij geloven ze. En zoals wij vanmorgen bedachten, dat afstand niets voor U betekent, U bent net zo groot in het ene deel van de wereld als U bent in het andere, omdat U alomtegenwoordig bent, almachtig en oneindig. En wij bidden, Vader, dat U deze verzoeken door Jezus Christus' Naam wilt toestaan. Amen.
5 Ik ben ook vanavond erg blij weer hier binnen te zijn. En ik weet dat het heet is. Dit zijn drie samenkomsten achter elkaar, en het is... Ik weet dat sommigen van u wel achthonderd kilometer moeten rijden tussen nu en morgen. En na morgen moet ik tweeëntwintighonderd kilometer rijden. Ik vertrouw dat het een grote tijd voor u allen geweest is. En het is voor mij een geweldige tijd geweest om u te bezoeken. Er is maar één ding dat wij verzocht hebben, zovelen moesten terugkeren omdat er geen plaats meer was. Wij kunnen de gangpaden niet teveel volproppen, de brandweer zal het niet toelaten. Dus proberen wij nu een wat grotere kerk te krijgen, zodat als wij er zijn, de plaatsruimte hebben voor de mensen.
6 En nu, te allen tijde bent u hier welkom in de Tabernakel, waar wij geen belijdenis hebben dan Christus, geen wet dan liefde, geen boek dan de Bijbel. En dus... En onze herder is broeder Orman Neville hier. En wij hebben de samenkomst hier van vele mensen die vergaderen als een interdenominationele Tabernakel, waar u komt om God te aanbidden in overeenstemming met de stem van uw eigen geweten. We zijn altijd blij om u te hebben. Kom dus als u kunt, we ontvangen u gaarne.
7 De volgende keer dat ik bij u zal zijn, zal, voor zover ik weet, zijn nadat de kerk klaar is. En ik wil dan, na de Gemeentetijdperken, ingaan op de Zeven laatste zegels, de zeven laatste zegels in het boek Openbaring, om die te onderwijzen.
8 Het gebeurt zo dikwijls, dat zieke en aangevochten mensen komen en gedurende deze samenkomsten, waar visioenen vereist zijn, komen zij voor speciale gesprekken. Als ik daarin ben, dan kan ik het verschil er tussen niet meer vatten, en weet u, dan is het moeilijk voor mij om daarna te spreken. Iedereen weet dat in onze genezingscampagnes gewoonlijk broeder Baxter of iemand anders predikt en ik voor de zieken kom bidden, omdat het enigszins inspannend is. Ik bad daarstraks voor enkele mensen en toen ontmoette ik hier een klein kind, dat de dokters... het had iets in de rug, is op de een of andere wijze zo geboren. Toen ik eruit kwam, zag ik het daar in het gips. Dat kind zal nooit meer zo kreupel behoeven te zijn, het zal gezond worden. Zeker is het zo, zie. Dat wil zeggen, ik wéét dat. Zie, ik ben daar positief over. Dus willen wij ons vertrouwen en geloof in God hebben.
9 Ieder van u, en velen van u zijn vreemden voor mij, alle predikers, enzovoort. Als ik mij niet vergis, is dit broeder Crase. Klopt dat? Broeder Crase, ik moet me voor u verontschuldigen omdat ik niet naar die inwijding ben gekomen. Misschien zal ik komen voor een weekend-samenkomst, dat zal net zo goed zijn. Is dat goed? Dat is in Bloomington. Gaat het goed met u? Goed. Enigen van deze broeders hier zijn predikers, veronderstel ik. Bent u een prediker? Ja meneer. De Here zegene u. Hoeveel predikers zijn er hier in het gebouw, laat ons uw hand zien. Wel, dat is gewoon fijn. We zijn blij u hier te hebben, heel gelukkig. Moge God u altijd zegenen!
10 Nu vanavond zullen wij vroeg ophouden, daar sommigen van hen naar Georgia, Tennessee, New York en overal heen moeten, die vanavond wegrijden. Nu, rijd voorzichtig onderweg. Als u slaap krijgt en u wilt geen motel nemen, rijd dan naar de kant van de weg en slaap tot u... Zo doe ik het, ik rijd gewoon naar de kant en ga slapen. Rijd niet terwijl u slaperig bent. Dat is een slechte zaak. En bedenk, niet voor u, maar het is voor de andere knaap waarop u moet letten. Zie? U weet waar u heengaat, u weet niet waar hij heengaat, dus moet u op die knaap letten. Wees er dus zeker van dat u steeds wakker bent om erop te letten.
11 Nu, vanavond wil ik een Schriftgedeelte lezen, dat gevonden wordt in het Evangelie van Johannes. Nu, deze Schriftgedeelten, die wij lezen en waarnaar we verwijzen, moeten ons een basis geven voor wat wij proberen te zeggen. En altijd ben ik, zover ik mij kan herinneren, nooit één keer naar de preekstoel gekomen om te proberen iets te zeggen, alleen maar om wat te zeggen. Ik probeer altijd te wachten, te waken, te studeren, te bidden totdat ik voel dat ik iets heb dat de mensen zou helpen. Als ik geen hulp kan zijn, heb ik geen behoefte om hier te staan, zie. Het is om te proberen te helpen. En nu, vanavond is natuurlijk het grootste gedeelte van onze schare van deze morgen vertrokken; velen van hen moesten naar huis gaan. Maar ik vertelde u dat als u tot vanavond zou blijven, wij zouden proberen om slechts een bespreking van ongeveer vijfenveertig minuten te houden over iets waarvan ik hoop dat het ons zou helpen. En wij gaan dit nu baseren op Johannes, het zestiende hoofdstuk, en laten wij beginnen ongeveer bij het zevende vers van hoofdstuk 16 en doorlezen tot en met het vijftiende vers.
Doch Ik zeg u de waarheid; Het is u nut, dat Ik wegga; want indien Ik niet wegga, zo zal de Trooster tot u niet komen; maar indien Ik heenga, zo zal Ik Hem tot u zenden.
En Die gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel;
Van zonde, omdat zij in Mij niet geloven;
En van gerechtigheid, omdat Ik tot Mijn Vader heenga, en gij zult Mij niet meer zien;
En van oordeel, omdat de overste dezer wereld geoordeeld is.
Nog vele dingen heb Ik u te zeggen, doch gij kunt die nu niet dragen.
Maar wanneer Die zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid, zal Hij u in al de waarheid leiden; want Hij zal van Zichzelf niet spreken, maar zo wat Hij zal gehoord hebben, zal Hij spreken, en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen.
Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen.
Al wat de Vader heeft, is Mijn; daarom heb Ik gezegd, dat Hij het uit het Mijne zal nemen en u verkondigen.
12 Nu in dit dertiende vers. "Maar als de Geest der waarheid is gekomen, zal Hij u in al de waarheid leiden. Als de Geest der waarheid gekomen is, zal Hij u in al de waarheid leiden." Wat is de Waarheid? Het Woord. "Want wat Hij zal spreken, zal Hij niet van Zichzelf spreken, maar wat Hij hoort, zal Hij spreken. Wat Hij hoort, zal Hij spreken." Met andere woorden, Hij zal Degene zijn die de zaak zal openbaren, ziet u. En in het vierde hoofdstuk van de Hebreeënbrief zegt de Bijbel: "Het Woord van God is scherper, krachtiger dan een tweesnijdend scherp zwaard, een Oordeler van de gedachten en overleggingen van het hart." Ziet u: "Wat Hij hoort, zal Hij spreken en Hij zal u de toekomende dingen verkondigen." Zie? Wie gaat dat doen? De Heilige Geest, Die zal komen in de Naam van de Here Jezus.
13 Ik zou graag de volgende weinige minuten willen nemen om uw aandacht te vragen voor het woord 'gids': Een Gids. Weet u, ik heb aardig wat ervaring in de bossen gehad. Een gids is iemand die u rondleidt. U moet een gids hebben als u niet weet waar u gaat. En daar ik bekend ben met het jagen en de wereld rond ben geweest, heb ik de gelegenheid gehad om gidsen te ontmoeten. En ik ben zelf een gids in Colorado; omdat ik het land ken van het vee fokken, enzovoort, kan ik in Colorado gids zijn.
14 Nu, een gids moet de weg kennen. Hij moet weten waar hij gaat en wat hij doet en hoe hij onderweg voor u moet zorgen. Hij moet erop toezien dat u niet verdwaalt. Een gids is een uitgekozen man. De Staat kiest deze man uit indien hij een gids is. En nu, als je een reis maakt naar de wildernis, waar je misschien niet gewend bent om heen te gaan, is het geen goede zaak voor je om zonder een gids te gaan. Eerlijk gezegd, naar sommige plaatsen kunt u zelfs niet zonder gids gaan, bijvoorbeeld in Canada. De gids moet uw vergunning tekenen voor de jachtopziener. Hij moet er zelf voor tekenen en hij is verantwoordelijk voor u. Als er iets met u gebeurt, is het zijn verantwoordelijkheid. Hij moet voor u zorgen. Hij moet erop toezien dat u niet verdwaalt. Hij moet er zeker van zijn dat hij u niet ergens heenzendt, waarvan u de terugweg niet weet. En als u verdwaalt, moet hij het land zo goed kennen, dat hij u gewoon elk ogenblik kan oppakken. Hij moet al deze dingen weten, anders kan hij geen gids zijn en kan hij geen vergunning krijgen om gids te zijn.
15 Voor deze dingen moet je soms een afspraak maken, van tevoren opbellen en dingen regelen, reserveringen maken om meegenomen te worden. En als uw... Soms is hij volledig bezet en kan hij u niet meenemen, en moet u het een poosje uitstellen – bij de aardse gids. U behoeft dat nooit te doen bij Gods Gids, Hij is altijd gereed, altijd klaar.
16 Nu, als u deze voorbereidingen niet getroffen hebt en u stelt zich voor een reis naar de wildernis te maken, waar u tevoren niet geweest bent, zou u kunnen verdwalen en omkomen. Als de wildernis niet te dicht is, hebt u ongeveer één procent kans om eruit te komen; om er zelf uit te komen. Maar als het een erg gevaarlijke wildernis is, afgelegen, hebt u geen kans om eruit te komen. Het is onmogelijk, omdat u zich ontdekt een 'dodencirkel' te lopen, en dan bent u verloren, is het met u gedaan. Nu, en u zult omkomen als u geen gids hebt, die het land kent en weet hoe terug te komen.
17 Velen van u zijn bekend met het artikel dat u verleden jaar gelezen hebt over die padvinders in Tucson, Arizona. Toch waren zij geoefend om te weten hoe zij voor zichzelf moesten zorgen; zij waren padvinders. En ze waren niet slechts pas beginnende padvinders; zij waren volledig geoefende padvinders. En ze maakten een tocht in de bergen en er kwam een sneeuwstorm; de natuur veranderde van omstandigheid. En waarom zij verdwaald raakten en allen omkwamen, is omdat zij... iets, er kwam een verandering in de gewone gang van zaken en zij wisten niet hoe zij eruit moesten komen. Zie? En ik ben vergeten hoeveel jongens er omkwamen in de bergen, hoewel zij helikopters hadden en het Leger daar en de Nationale Gardetroepen en vrijwillige hulp en alles hadden. Maar zij waren verdwaald, niemand wist waar zij zich bevonden. En zij konden niet voor zichzelf zorgen. Zij kwamen allen om in de sneeuw, omdat zij niet wisten of zij naar het oosten, het noorden, het westen of het zuiden gingen, of ze naar boven of naar beneden gingen of hoe het was; alles zag er hetzelfde uit.
18 Nu, een gids weet waar hij zich bevindt, ongeacht het weer. Hij is daarvoor toegerust. Hij weet wat hij doet. Hij is met alles vertrouwd. Hij weet hoe alles eruit ziet, zodat hij in de duisternis kan zijn en hij toch een zeker ding kan voelen.
19 Bijvoorbeeld, hier is een oud trucje voor een gids. U weet dat als je de sterren kunt zien, iedereen kan vertellen welke richting je gaat, als je let op de sterren. En je wilt altijd letten op de ene ware ster. Er is maar één ware ster en dat is de Poolster. Zie, er is er maar één die op dezelfde plaats staat. Dat vertegenwoordigt Christus, Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. Anderen mogen wegzwerven, maar Hij blijft Dezelfde. Kerken mogen u wegtrekken naar deze richting of sommigen u wegtrekken naar die richting; maar Hij niet, Hij is altijd Dezelfde.
20 Welnu, als u deze Poolster niet kunt zien, en het is bewolkt, als u dan oplet, als het overdag is en u bent verdwaald, let u dan op de bomen. De boom is altijd bemost aan de noordzijde van de boom, omdat de zuidzijde van de boom meer zon krijgt dan de noordzijde. Maar wat te doen als het donker is en u kunt het mos niet zien? Als u uw ogen zult sluiten en niet probeert iets te denken, sluit uw ogen en pak een boom met een gladde schors, sla uw handen zo om de boom heen totdat uw vingers elkaar ontmoeten, en begin dan heel langzaam om die boom heen te bewegen. En als u bij een plaats komt waar de schors werkelijk dik is, gescheurd, is dat de noordzijde (de winden) en u kunt vertellen welke weg u gaat, noord of zuid. En die weg, o, er zijn veel dingen, maar er zijn gidsen nodig om te weten hoe die dingen te doen. Een gewoon mens die daar boven komt, zegt: "Ik voel er geen verschil in." Ziet u? Zie, je moet daarin getraind zijn als gids.
21 En deze jongens waren ongetwijfeld fijne padvinders; ze konden misschien knopen leggen, misschien konden ze vuur maken met stenen, enzovoort. Maar om daaruit de weg te kennen, daar komt het op aan! Zij wisten de weg er niet uit, dus daarom kwamen zij allen om, omdat zij geen gids met zich meegenomen hadden.
22 Twee jaar geleden ging in Colorado een onbedachtzame vader de bergen in; hij had een kleine jongen van ongeveer zes of zeven jaar oud. Hij nam hem mee op zijn eerste hertenjacht. Dus gingen zij hoog de berg op, en de kleine jongen zei tegen zijn vader: "Ik word moe."
23 "Kom op mijn rug. We zijn nog niet hoog genoeg, de herten weiden hoog." Verder en verder ging de man totdat hij... Hij wist het niet, omdat hij een stadsmens was. Hij wist er niets van hoe hij jagen moest of waar te gaan. Iedereen die iets weet over de wildernis, weet dat herten niet zo in de hoogte verblijven. Ze gaan niet zo hoog. Geiten blijven daar, herten niet. Ze zijn beneden, waar zij zich kunnen voeden; ze moeten daar zijn waar iets te eten is. Deze man dacht echter: "Als ik daar ergens boven in de rotsen ben, zal ik een grote bok vinden." Hij had er een afbeelding van gezien van enkele die op een rots stonden en hij dacht: "Dat is waar wij hem zullen vinden." Besteed geen aandacht aan wat die tijdschriften schrijven, my, o my, u zult een nachtmerrie beleven! Er is maar één ding te doen en dat is een gids nemen, zodat u weet waar u zich bevindt.
24 En die vader, plotseling begon het daar te regenen, een van die snel opkomende regens. En de man had te laat gejaagd, totdat het donker werd en hij kon zijn weg terug niet vinden. En de... dan komen de winden over de top van de bergen, en hijzelf liep snel, en dat is...
25 Je moet weten hoe je moet overleven als je onaangenaam verrast wordt. Er is nog iets om te weten hoe je moet overleven! Ik ben in bomen geklommen en liet mij weer naar beneden glijden, en beklom bomen en liet me weer naar beneden glijden, zo op en neer, om in leven te blijven. Ik heb sneeuw genomen terwijl er 1.20 meter lag aan elke kant, brak een stomp af en legde hem neer. En ik had zo'n honger dat ik het nauwelijks uit kon houden! En ik brak deze oude stompen af en stak ze aan en liet ze heet worden om de sneeuw weg te laten smelten. En dan om ongeveer één uur 's morgens, twee uur, trok ik de stompen weg en ging op die warme grond liggen om in leven te blijven. U moet weten hoe u deze dingen moet doen.
26 En deze man wist niet wat hij deed, hij had niemand bij zich om hem de weg te wijzen. En hij hield zijn eigen kleine zoon tegen zijn boezem totdat hij hem voelde afkoelen en sterven. Ondoordacht! Als hij maar een gids met zich had meegenomen, zou hij hem regelrecht de berg hebben afgebracht, ongeacht hoe laat het was, zie. Maar hij wachtte tot het donker werd, toen kon hij zijn weg rondom niet zien.
27 Dat is het probleem met de Christenen vandaag. Ze wachten tot de duisternis hen overvalt; dan zult u ontdekken dat u achtergelaten bent zonder de Gids. De Gids!
28 Wel, zag u ooit een mens die verdwaald was? Heeft iemand ooit de ervaring gehad van een verdwaald mens terecht te brengen? Het is het jammerlijkste wat u ooit gezien hebt. Als een mens verdwaald is, wordt hij wild. Hij weet niet wat hij doet. Wij vonden een man daar buiten, een jongen, en hij was verdwaald in de bossen, en men dacht dat hij... Hij was een veefokker, maar hij was in de verkeerde landstreek en hij raakte verdwaald, terwijl hij in cirkels draaide. En toen ze hem drie dagen later vonden, rende hij als een wildeman, luidkeels schreeuwend. Zijn lippen waren helemaal opgegeten en hij had zijn geweer weggegooid en hij wist niet meer wat hij moest doen. Toen zijn eigen broer, toen... Ze moesten hem vangen en binden. Toen zijn eigen broer naar hem toekwam, vocht hij met hem als een dier en probeerde hem te bijten; hij wist niet meer waar hij was. Waarom? Hij was verdwaald. En als een mens verdwaald is, is hij in een staat van verwildering. En hij weet niet dat hij in die toestand is, omdat zijn verdwaalde toestand hem in deze koorts brengt, en hij weet niet meer waar hij aan toe is en hoe hij zich gedraagt.
29 Zo is het als een mens weggedwaald is van God! Hij zal dingen doen die hij normaal niet zou doen. Hij zal dingen doen die boven de gedachten van een menselijk wezen zijn. Een mens weggedwaald van God, een kerk weggedwaald van God, een kerk die bij God vandaan gegaan is, die wegging van de beginselen van Gods Bijbel, zal soms dingen doen die je niet zou verwachten te vinden in een kerk van de levende God. Zij zullen hun geld inzamelen door bingo spelen, loterij spelen, gokken, alles wat ze maar kunnen doen. Ze zullen alles onderwijzen, alles goedvinden, mensen een schouderklopje geven die grote betalers in de kerk zijn, enzovoort en alles van hen goedvinden. Zo is het. Ze plaatsen diakenen in het bestuur, die vier of vijf keer getrouwd zijn, alleen maar om zich te redden, om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. Er is maar één eindje wat u aan elkaar moet knopen: dat is uw verplichting tegenover God. Sta en vertel de Waarheid! Verdwaald, een verdwaald mens in een verwilderde toestand is een krankzinnige.
30 De gids heeft begrip hoe te gaan en wat te doen. God in... God heeft altijd een gids naar Zijn volk gezonden. God heeft nooit gefaald. Hij zendt een gids, maar u moet die gids accepteren. Zie? U moet het geloven. U moet de weg gaan die hij zegt. Als u in een wildernis komt en uw gids zegt: "We gaan deze weg", en toch vindt u dat u die weg moet gaan, bent u op weg om verdwaald te raken. Dan als u... God zendt ons een gids om ons te leiden; wij moeten die gids volgen. Het doet er niet toe wat wij denken, wat redelijk lijkt en wat belachelijk lijkt, wij zijn niet in staat om dat uit elkaar te houden, alleen de gids kan dat.
31 In het Oude Testament zond God profeten. Zij waren gidsen, omdat het Woord des Heren tot de profeet kwam. Zij waren gidsen. Zij onderwezen het volk, zoals wij het gisteravond hadden over Jesaja en Uzzia. Zij werden onderwezen en zij onderrichtten het volk en leidden hen. En nu heeft God altijd Zijn gidsen gezonden. Hij is nooit zonder een gids geweest door alle eeuwen heen. God had altijd iemand, die Hem vertegenwoordigde op deze aarde, in alle tijdperken.
32 Soms raken zij de gids kwijt, "het spoor bijster", zoals wij het noemen. Herinnert u zich niet, toen Jezus hier op aarde was, dat Jezus tegen de farizeeërs zei: "Jullie blinde gidsen?" Blinde gidsen, blind voor geestelijke dingen. Zie? Nu, zij werden verondersteld gidsen te zijn, gidsen voor het volk, de mensen tot verlossing leidend. Maar Jezus zei: "Jullie zijn blind." En Hij zei: "Laat hen gaan, want als de blinde, de blinde leidt, zullen zij niet beiden in de gracht vallen?" Blinde gidsen! O, wat is de wereld daarmee verontreinigd, met dat blinde leiden. Hij wil niet dat u vertrouwt op uw eigen begrip. God wil niet dat u steunt op uw eigen verstand of op uw gedachten of op enige door mensen gemaakte gedachten.
33 God zendt een Gids en God wil dat u gedenkt dat dat Zijn aangestelde Gids is. En wij moeten Hem gedenken. Hier staat dat Jezus zei: "Ik zal u niet verlaten, maar Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster zenden." En deze Trooster, als Hij zou komen, zou ons in alle Waarheid leiden. En het Woord van God is de Waarheid en het Woord is Christus. "Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven." Hij is het Woord. "In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. En het Woord werd vleesgemaakt en woonde onder ons." Als wij dan de werkelijke ware Gids, de Heilige Geest, volgen, zou Hij ons vertellen wat Hij gezien had, wat Hij gehoord had en Hij zou ons de toekomende dingen verkondigen. Amen. Daar bent u er. Hij gaat u de komende dingen laten zien.
34 En als de kerken vandaag dat verwerpen, hoe kunnen we dan ooit verwachten naar de hemel te gaan? Terwijl de Heilige Geest ons tot Gids gezonden werd, nemen wij de een of andere kardinaal, de een of andere bisschop, de een of andere opziener of een dergelijk iemand om ons te leiden, terwijl de Heilige Geest gegeven werd om ons te leiden.
35 En de Heilige Geest spreekt altijd van het Woord. "Ik heb u nog vele dingen te zeggen, maar u kunt die nu niet dragen, maar als Hij komt, zal Hij u ernaar toe leiden." Dat is de reden van het komen van de zegels. Bij het beëindigen van het zevende zegel zou het geheimenis van God beëindigd zijn, te weten Wie God is, wat Hij is, hoe Hij leeft, Zijn natuur, Zijn Wezen. U wordt verondersteld tegen die tijd helemaal hierboven te zijn, zie, om ons te brengen tot de volledige gestalte van zonen en dochters van God, een gemeente die gewassen is in het bloed van Christus, die gekocht is zonder geld, waarvoor betaald is door het bloed van Jezus Christus.
36 Nu, hier zijn wij, een Gids, en Hij is Gods voorziene Gids. We gaan nu door een woestijn en we zijn ergens heen op weg en we kunnen het niet stellen zonder deze Gids. En laat iemand het wagen te proberen Hem door een andere gids te vervangen! Als u dat doet, zal deze u van de weg afbrengen. Deze Gids kent de weg! Hij kent elke centimeter van de weg. Hij kent elke gedachte die in uw hart is. Hij kent iedereen die hier is. Hij weet wie u bent en wat u hebt gedaan en weet alles over u. Hij is Gods Gids, de Heilige Geest, en zal dingen aan u openbaren en zal u dingen vertellen die Hij gehoord heeft, Hij kan uw woorden regelrecht herhalen en zeggen wat u gezegd hebt. Amen. Hij zal u vertellen wat u geweest bent, wat u bent, waar u heengaat. Een Gids, de juiste Gids, en Hij zal u leiden in alle Waarheid, en Zijn Woord is de Waarheid.
37 Nu, de Heilige Geest zal u nooit "Amen" laten zeggen op de een of andere door mensen gemaakte geloofsbelijdenis. Hij zal alleen het Woord van God bekrachtigen met "Amen", omdat het zo is. De Heilige Geest zal u niet op enige andere wijze leiden. Nu is het vreemde, dat wij allen, al onze grote denominaties en zo, beweerden door de Heilige Geest geleid te worden, en toch is er zoveel verschil in dit alles als de dag van de nacht verschilt.
38 Maar toen Paulus, die kleine farizeeër, die de Heilige Geest ontving toen Ananias hem doopte, naar Arabië ging en daar gedurende drie jaar studeerde en terugkwam – hij raadpleegde nooit de gemeente omtrent iets, gedurende veertien jaar – en toen hij kwam en Petrus ontmoette, het hoofd van de gemeente te Jeruzalem, waren zij het helemaal eens over de leer. Waarom? Dezelfde Heilige Geest! Waar Petrus doopte in de Naam van Jezus Christus, deed Paulus hetzelfde zonder dat iemand het hem vertelde. Waar Petrus de doop van de Heilige Geest leerde, en heiliging, enzovoort, deed Paulus hetzelfde zonder de gemeente te raadplegen, omdat het dezelfde Gids was. Hoe kunnen wij het dan vandaag zijn als mensen deze Waarheden ontkennen? Waar Petrus leerde wat hij deed over de wijze waarop de gemeente in orde gezet moest worden, had Paulus dezelfde Leer, omdat zij dezelfde Gids hadden.
39 De Gids leidt niet de één op deze wijze en een ander op die wijze en zendt niet de één naar het oosten en de ander naar het westen. Hij zal u tezamen houden. En als wij alleen maar de Heilige Geest ons laten tezamen houden, zullen wij één zijn. Als wij ons alleen maar niet door de duivel laten wegtrekken op de verkeerde weg, zullen wij één van hart, één van gemoed en één van zin zijn door één Geest, de Heilige Geest, de Gids van God, Die ons in alle Waarheid zal leiden. Zo is het. Maar u moet uw Gids volgen. Jazeker.
40 Kijk naar Nicodemus, hij had een Gids nodig, hoewel hij toch een knap man was. Hij was een leraar, ongeveer tachtig jaar oud. Hij was van de farizeeërs of van het Sanhedrin, de Raad, Vereniging van Predikers. Hij was een van hun grootste mannen, een leraar in Israël, een meester erin. Denk u in, een meester-leraar! Ja, hij kende de wetten, maar als het kwam tot wederomgeboren worden, had hij een Gids nodig. Hij hongerde ernaar. Hij wist dat er iets anders moest zijn. Zijn uitdrukking aan Christus die nacht bewees het. Het bewees ook dit, het gevoelen van de rest van hen, maar niemand van hen had de moed die hij had. Er was niemand van hen, die daar kon komen doen wat hij deed. Weet u, de mensen veroordelen Nicodemus omdat hij in de nacht kwam. Maar hij was daar toch maar. Hij kwam daar aan. Ik weet dat sommige mensen er zelfs niet aan zouden beginnen, noch bij dag, noch bij nacht. Maar hij kwam daar en had een Gids nodig en hij zei: "Meester, wij" van het Sanhedrin, "wij weten dat U een Leraar bent, van God gekomen." Waarom wist hij het? Hij was betuigd. Zie, hij wilde weten wat deze nieuwe geboorte betekende, en hij ging regelrecht naar de Juiste, omdat God betuigd had, dat Dit Zijn Gids was, Jezus. Zie wat hij zei: "Meester, wij weten dat U een Leraar bent, Die van God gekomen is, omdat niemand de dingen kan doen die U doet, tenzij God met hem is."
41 Het was daar een betuiging, dat er binnenin hem een levende God was. Wat Hij getuigde: "Niet Ik doe de werken; het is Mijn Vader, die in Mij woont. Waarlijk, Ik zeg u, de Zoon kan niets van Zichzelf doen, maar wat Hij de Vader ziet doen, dat doet de Zoon evenzo. De Vader werkt en Ik werk tot nu toe." Met andere woorden, God toonde Hem wat Hij moest doen en Hij ging heen en voerde het precies zo uit. Hij deed niets tenzij God Hem vertelde het te doen. Amen. Dat zijn ronduit de feiten ervan. Als wij alleen maar zouden bewegen en wachten totdat de Geest ons dreef om het te doen. Dat is het. En dan zo volledig verloren te zijn in Christus, dat Hij u niet behoeft voort te duwen, zoals mij, maar dat u bij het eerste knikje van Zijn hoofd, gereed bent en niets u zal weerhouden, omdat u weet dat het de wil van God is.
42 Hij had een Gids nodig. En Hij was een betuigde Gids. Hij kon geleid worden door deze Gids, omdat hij wist dat deze Gids door God geïnspireerd werd. Hij wist dat de overleveringen, die hij had gediend, misschien door de farizeeërs, sadduceeërs en wat al meer, dat hij die geloofsbelijdenissen steeds maar gediend had en niets had zien gebeuren. Maar hier komt een Man op het toneel, die zegt dat Hij de beloofde Messias van de Bijbel is. Dan keert Hij zich om en doet de echte werken van God. Jezus zei: "Als Ik niet de werken van Mijn Vader doe, geloof Mij dan niet. Maar als u Mij niet kunt geloven, geloof dan de werken die Ik doe, want zij getuigen van Mij."
43 Het was dan ook geen wonder dat Nicodemus kon zeggen: "Meester, wij weten dat U een Leraar bent, die van God gekomen is, want geen mens kan die dingen doen die Gij doet als God niet met hem is." Zie, hij had een Gids nodig, ofschoon hij een meester van de zaak was. Hij was een meester van zijn kerk. Hij had waardigheid en hij had een vooraanstaande plaats en hij was een groot man; ongetwijfeld werd hij door alle mensen in het hele land gerespecteerd. Maar toen het aan kwam op de wedergeboorte, had hij een Gids nodig! Zo ook wij, ja, wij hadden een Gids nodig.
44 Cornelius was een groot man, een eerbare man. Hij bouwde kerken. Hij respecteerde de Joden, omdat hij wist dat hun godsdienst juist was. En hij gaf aalmoezen en hij bad elke dag, maar toen de Heilige Geest kwam (Iets was aan de gemeente toegevoegd), had hij een Gids nodig. God zond hem de Heilige Geest. Hij zond Hem in de persoon van Petrus. "Maar terwijl Petrus nog deze woorden sprak, viel de Heilige Geest op hem." [Leeg gedeelte op de band – Vert] God gebruikte de Gids door Petrus. Hij gebruikte Hem, omdat Hij Cornelius leidde naar de rechte weg. En terwijl hij nog sprak, viel de Heilige Geest op die heidenen. Toen zei hij: "Kan iemand het water weren, dat dezen niet gedoopt zouden worden?" Zie, nog steeds spreekt de Gids, niet Petrus. Omdat dat voor hem een groep heidenen was, "onrein, vuil" en hij wilde zelfs niet gaan. Maar de Gids zei: "Ik zend u." U doet dingen waarvan u niet denkt dat u ze zou doen, als de Gids volledige controle krijgt, als u Hem u laat leiden. O, hoe wonderbaar is het om door de Heilige Geest geleid te worden. Hij is de Gids. Goed. Hij sprak door Petrus en vertelde hem wat hij moest doen. Toen zij dan allen de Heilige Geest hadden ontvangen, zei hij: "Wij kunnen het water niet weren, aangezien dezen de Heilige Geest ontvangen hebben zoals wij in het begin." En zij doopten hen in de Naam van de Here Jezus. Nu, wie leidde hem om dat te doen? De Gids Die in hem was. Had Jezus hun niet verteld: "Bedenkt niet van tevoren wat gij zeggen zult, omdat u het niet bent die spreekt; het is de Vader, Die in u woont, Hij spreekt?" Amen.
45 De kamerling kwam af van Jeruzalem. En God had toentertijd een Gids in de wereld, de Heilige Geest, en Hij had daar een man die gevuld was met deze Gids. Hij was zelfs geen prediker, hij was iets als een diaken. En hij was daar bezig de zieken te genezen en de duivels uit te werpen en was de oorzaak van een grote beweging; grote vreugde was er in de stad. Hij had honderden mensen rondom zich verzameld en de Gids zei: "Dat is ver genoeg, laten wij deze weg teruggaan." Hij discussieerde niet met zijn Gids.
46 Betwist nooit het Woord van Uw Gids. Volg Hem. Als u het niet doet, raakt u verdwaald. En bedenk, als u Hem verlaat, staat u op uzelf, dus willen wij dicht bij de Gids blijven.
47 Dus onderweg zei Hij: "Verlaat deze groep nu, Filippus, en ga naar de woestijn waar niemand is. Maar Ik zend u daarheen en daar zal iemand zijn, als Ik u daar breng." Hier komt een eenzame kamerling aan, die een groot man was voor de koningin daar in Ethiopië. En zo kwam hij eraan terwijl hij het boek van Jesaja las. En de Gids zei: "Voeg u bij de wagen."
En hij zei: "Verstaat gij wat gij leest?"
48 Hij zei: "Hoe kan ik het begrijpen als er niet iemand is om mij erin te leiden?" O my! Maar Filippus had de Gids. Amen. En hij begon van diezelfde Schriftplaats en predikte hem Christus. Amen. Gids! Hij vertelde hem niet de een of andere geloofsbelijdenis, hij vertelde hem over de Gids, Christus. En hij doopte hem daar buiten in het een of ander water. Zeker was het zo. O, wat houd ik daarvan!
49 Toen Israël Egypte verliet voor het beloofde land, in Exodus 13:21, wist God, dat zij die weg nooit tevoren gereisd hadden. Het was maar vijfenzestig kilometer, maar toch hadden zij iets nodig om met hen mee te gaan. Zij zouden anders de weg kwijt raken. Dus zond God hun een Gids. Exodus 13:21, waar zoiets staat als: "Ik zend Mijn Engel vóór u, de Vuurkolom, om u op de weg te bewaren", om hen te leiden naar dit beloofde land. En de kinderen Israëls volgden die Gids, de Vuurkolom des nachts, de Wolk des daags. Als Deze stil hield, hielden zij stil. Als Deze verder trok, trokken zij verder. En toen Hij hen dicht bij het beloofde land bracht en zij niet geschikt waren om over te steken, leidde Hij hen weer terug in de woestijn. Hij wilde niet met hen meegaan.
50 Dat is er aan de hand met de kerk vandaag. Het is ongetwijfeld alleen maar de lankmoedigheid van God vandaag, zoals het was in de dagen van Noach, dat het met de kerk niet afgelopen zou zijn, als ze zich maar gecorrigeerd had en in orde geplaatst. Maar Hij moet ons steeds maar rondleiden.
51 Toen Israël juichte bij het zien van de dode soldaten van Egypte, de verdronken paarden, Farao's strijdwagens ondersteboven gekeerd, zij hadden de overwinning, Mozes was in de Geest en zong in de Geest, Mirjam danste in de Geest en de dochters van Israël liepen juichend en dansend heen en weer langs de oever, zij waren slechts een paar dagen van de melk en honing af. Ze wisten echter niet dat het nog veertig jaar zou duren, omdat ze tegen God en de Gids begonnen te murmureren.
52 En wij bevinden onszelf op dezelfde weg. Hierna ga ik naar Shreveport. En de Heilige Geest viel op Dankdag, vijftig jaar geleden, in Louisiana, op Dankdag. Wat is de gemeente sedert die tijd gevallen! Beseft u dat de Roomskatholieke kerk in haar begin de Pinkstergemeente was? Dat is de waarheid. Zo is het. Het was een Pinkstergemeente, maar de stijve hoogwaardigheidsbekleders begonnen binnen te komen en veranderden de Schriften van God in hun tradities, voegden er dogma's aan toe, enzovoort. En zie wat ze nu hebben, in geen enkele één spatje van de Schrift. Zij vervingen iets door iets anders, een stuk brood in plaats van de Heilige Geest. Zij brachten sprenkelen in plaats van onderdompelen. Zij namen 'Vader, Zoon en Heilige Geest' in plaats van 'de Here Jezus Christus'. Zij vervingen al deze grote godsspraken, die voor ons neergelegd werden en ze zijn ver, ver weg, heel ver weg van de Schriftuurlijke leer.
53 En Pinksteren viel in Louisiana, vijftig jaar geleden, en als het nog tweehonderd jaar stand houdt, zal het verder weg zijn dan de Katholieke kerk, als het wegblijft vallen op de wijze dat het deze afgelopen vijftig jaar gedaan heeft, omdat ze er gewoon steeds voortdurend maar aan toevoegen. De ouderwetse predikers zijn weg. Je hoort nooit meer over straatsamenkomsten. Alles wat wij hebben, is een groep waar Hollywood aan toegevoegd is, vrouwen met afgeknipte haren, die shorts dragen, opgeschilderd zijn en al het andere, en zichzelf Christenen noemen. De een of andere kleine Ricky met een guitaar, die de zaal op en neer rent, en vrouwen met een jurk aan die zo strak zit als een... net als een afgestroopte knakworst met het velletje bijna aan de buitenkant, rondschuddend over het podium, het podium op en neer rennend, dansend met oorbellen aan hun oren hangend, en een van deze nieuwe lady-of-the-land haarkapsels [Jacqueline Kennedy kapsel] en dan zichzelf Christendom noemend.
54 Wat wij nodig hebben is een ouderwetse, door God gezonden, brandende godsdienst, die de wereldsgezindheid uit de gemeente brandt. Wij moeten nodig terug komen naar de Heilige Geest en vuur, terug naar de zaak, die de droesem uitbrandt, de ouderwetse prediking terugbrengt, de hemel hoog en de hel heet maakt, en een rechte lijn trekt. Dat soort prediking hebben wij nodig. Maar als u dat vandaag doet, zal de gemeente u eruit stemmen.
55 Soms worden goede predikers door hun samenkomst op een dwaalspoor gebracht. Daarom heb ik geen denominatie. Ik heb één hoofdkwartier, dat van de hemel is. Waarheen Hij ook zendt, zal ik gaan. Wat Hij ook zegt, zeg ik. Wij willen geen denominatie. Als deze gemeente ooit over denominatie spreekt, bent u op dat moment uw herder kwijt. Ik zou daar niet rond willen hangen, geen vijf minuten. Elke gemeente die ooit een denominatie werd, ging verkwijnen, en noem mij er één op die dat niet deed, en noem mij er één op die weer opstond. De Heilige Geest wordt gezonden om de gemeente te leiden, niet de een of andere groep mensen. De Heilige Geest is één en al wijsheid. De mens wordt stijf en onverschillig.
56 God vertelde hun, dat Hij hun een Gids zou zenden, dat Hij hen op de weg zou leiden. En zolang zij die Vuurkolom volgden, waren zij in orde. Hij leidde hen naar de poort van het beloofde land en toen was dat zo ver als Hij moest gaan. Herinnert u zich de dag, dat Jozua, die grote krijgsman, hun vertelde: "Heiligt uzelf, op de derde dag gaat God de Jordaan hier openen en steken wij over?" Nu, let op wat hij zei (ik houd van dat Schriftgedeelte): "Blijft dicht achter de ark, want gij zijt deze weg tevoren niet gegaan."
57 Wat was de ark? Het woord. Reis nu niet op uw denominationele routes, blijf recht achter het Woord, omdat u deze weg van tevoren niet gegaan bent. En broeder, als er ooit een tijd was dat de Christelijke gemeente zichzelf behoorde te onderzoeken, is het juist nu. Nu op dit moment is deze grote samenkomst in Rome aan de gang, waar verschillen geheeld worden, de Raad van kerken, als al deze denominaties een verbond aangaan om het beeld van het beest te vormen, helemaal precies wat de Bijbel zegt. En u weet wat wij vanmorgen zeiden in de boodschappen. En hier zijn wij, alles precies vóór de deur, en de mensen lopen nog steeds achter een geloofsbelijdenis aan. Blijf maar liever achter het Woord! Het Woord zal u aan de overkant brengen, omdat het Woord Christus is, en Christus is God, en God is de Heilige Geest.
58 Blijf achter het Woord! O, beslist! Blijf bij die Gids. Blijf er precies achter. Ga er niet vóór, blijf er achter. Laat het u leiden en leidt u het niet. U laat het voor gaan.
59 Jozua zei: "Nu, jullie zijn deze weg niet eerder gegaan, jullie weten niets over de weg."
60 Dat is het probleem vandaag. U hebt geen gids nodig om u op de brede weg te leiden. O, u kent al de lanen en al het andere. U kent de hele weg tot zonde. Er is geen... O, u bent daar al een lange tijd geweest. Niemand behoeft u daarover te vertellen, u kent al de sluipwegen. Dat is juist, u weet alles van elke zonde. Niemand hoeft u te vertellen hoe u moet stelen; u weet dat. Niemand hoeft u te vertellen hoe u vloeken moet; u weet dat. Niemand hoeft u te vertellen hoe u deze boze dingen moet doen; u weet dat; omdat het overal op elke boom aangeplakt staat.
61 Maar bedenk, u mensen die Christenen zijt, u bent overgestoken. U bent in een ander land. U bent wederomgeboren. U bent in het land, een hemels land. U bent in het beloofde land.
62 U kunt gaan, u kent de weg hier in de omgeving. O my, ja. U weet hoe u een zekere kaart in handen van de spelers moet vragen. U weet wat de dobbelsteen betekent als hij rolt, en dergelijke. Maar als het er op aankomt om de heiligheid en de gerechtigheid en de kracht van God te kennen, en hoe de Heilige Geest leidt en wat Hij doet, dan kunt u maar beter recht achter het Woord, de Gids, blijven. Zie? U bent die weg nooit eerder gegaan.
63 Wel, zegt u: "Ik was een vrij intelligente man, ik had twee universiteitsgraden." Vergeet het maar liever. Jazeker.
64 "Ik heb de Bijbelschool doorlopen." Vergeet het maar liever. Ja. Blijf maar liever achter de Gids en laat Hem u leiden. Hij kent de weg; u niet. U bent die weg niet eerder gegaan. "Wel", zegt u, "zij wel."
65 Laten wij zien of zij hem wel gegaan zijn. Jezus zei: "Zij die deze weg gegaan zijn, deze tekenen zullen hen volgen. In Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen, met nieuwe tongen spreken; of slangen opnemen of dodelijke dingen drinken, het zal hun niet schaden. Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij genezen." De meesten van hen weigeren het, ontkennen het, zeggen dat het zelfs niet geïnspireerd is. Zij volgen de Gids niet. Zij volgen een door mensen gemaakte geloofsbelijdenis. U kunt maar beter achter het Woord blijven, omdat u deze weg niet gegaan bent, weet u.
66 Maar u bent wederomgeboren en u bent geboren in heiligheid. U bent deze weg niet eerder gegaan. U bent gegaan... Als u deze weg gaat, moet u komen door heiligmaking, omdat het een nieuw land is, een nieuw leven, een nieuw volk.
67 U zult naar de gemeente komen en u hoort iemand opstaan en uitroepen: "Glorie voor God! Halleluja!"
68 Wel, u zult zeggen: "Wel, heb ik ooit, dat heeft men in mijn kerk nog nooit gedaan! Ik sta op en ik loop eruit!" Ziet u? Wees voorzichtig.
69 Blijf nu achter het Woord, laat de Gids u leiden." Hij zal u in alle Waarheid leiden en deze dingen openbaren, waar Ik u over gesproken heb. Hij zal u dat laten zien. Hij zal u de toekomende dingen vertellen", de ware Gids. Ga niet naar de bisschop; ga naar de Gids. Ga naar niemand anders behalve de Gids. Hij is Degene die gezonden werd om u te leiden. Hij is Degene, die het zal doen. God heeft voor u in een Gids voorzien. Neem Gods voorziene weg.
70 Het probleem vandaag is, dat de mensen die naar de gemeente komen, slechts een paar minuten blijven zitten als er iets gebeurt dat ze niet gewend zijn.
71 Ik bewonderde een vrouwtje uit een koude, vormelijke kerk, ik bad alleen maar voor haar. God zal het vrouwtje genezen. Zij begreep dit niet, zij wist er niets van. Zij kwam binnen en zei dat zij dit niet kende. Maar ik vertelde haar te komen en mij te spreken. Ze was een beetje bang en verlegen, maar de Gids bleef haar vertellen: "Loop door." Zij kreeg het. Dat is het. Zie, het is vanwege de Heilige Geest Die ons naar deze dingen leidt. Zie, God heeft een voorziene weg.
72 Hebt u ooit gelet op de wilde ganzen als zij overtrekken en op de eenden die naar het zuiden trekken? Wel, bedenk dat die kleine oude eend ginds ergens op een vijver werd geboren. Hij weet niet wat Oost, Noord, West of Zuid is. Hij weet niets behalve die vijver die daar in de bergen in Canada gelegen is. Hij was nog nooit bij die vijver vandaan gegaan, maar hij was een geboren leider. Die kleine woerd werd geboren om een leider te zijn. En zodra er op zekere avond een geweldige sneeuwbui over de top van de bergen heenkomt – wat gebeurt er? Die koude bries giert daarover heen naar beneden. Ik kan mij voorstellen dat hij huivert en zegt: "Mammie, wat betekent dit?" Zie, hij heeft nooit eerder dat koude weer gevoeld. Hij begint om zich heen te kijken, hij begint op te merken dat bij de kant van de vijver het water begint te bevriezen, dat er ijs op de vijver komt. Hij weet het niet, maar plotseling... Hij werd geboren om een gids te zijn voor die koppel eenden. Hij zal regelrecht uit het midden van de vijver opvliegen, als het in hem opkomt. U kunt het noemen wat u wilt. Wij noemen het inspiratie of u kunt het, gewoon instinct noemen, of wat dan ook. Hij zal zich regelrecht uit het midden van die vijver spoeden, z'n kleine snater in de lucht steken en weggaan: "Honk-honk-honk-honk!" En elke eend in de vijver zal regelrecht naar hem toekomen. Waarom? Zij kennen hun leider, aan de wijze waarop hij snatert.
73 "Als de bazuin een onzeker geluid geeft, wie kan zichzelf dan voor de strijd klaarmaken?" Juist. Wie kan zich toebereiden voor de strijd als de bazuin een onzeker geluid geeft?
74 Wel, als die kleine eend een onduidelijk gesnater geeft, wie gaat zich dan voorbereiden voor de trek? Die kleine, oude eend zal zijn kleine snavel daar omhoog steken: "Kwaak-kwaak, kwaak-kwaak!" En elke eend zal naar hem toekomen. "Kwaak-kwaak, kwaak-kwaak!" Hier zijn zij. Wat hebben ze een jubelfeest daar midden in die vijver, gewoon zich steeds weer omdraaiend. Na een poosje voelt hij in zich opkomen dat hij moet vertrekken. Hij zal zijn vleugels uitslaan en bij die vijver vandaan vliegen, de lucht ingaan en vier of vijf keer ronddraaien, en hij zal net zo regelrecht naar Louisiana gaan als hij maar kan, gevolgd door alle eenden. "Kwaak-kwaak, kwaak-kwaak", hier komt hij. Waarom? Hij is een gids. Amen! Eenden kennen hun gids, de gemeente niet. Ja, hij weet wat hij moet doen.
75 Kijk naar die oude ganzen, regelrecht uit Alaska. Nu, er is altijd een oude mannetjes-gans die hen leidt, en die ganzen moeten die gent echt goed beschouwen. Zij moeten weten waarover die gent spreekt. Hebt u dat ongeveer vier jaar geleden in het tijdschrift Look gelezen, dat een oude gent op een keer niet wist wat hij deed, en een troep ganzen helemaal naar Engeland leidde? Zo is het. Zij waren nooit eerder in Engeland geweest. Waarom? Zij hebben nooit op hun leider gelet. Die oude gent wist niet waar hij ging. En nu zijn zij daar en kunnen niet meer terugkomen.
76 Dat is er vandaag aan de hand met heel wat van deze ganzen, zij zwermen nog steeds. Men zegt dat het tijdschrift Look schreef, dat deze ganzen zwermen en rondvliegen boven Engeland, maar zij weten niet hoe zij terug moeten komen. Zo is het gesteld met sommigen van de ganzen die ik ken. Je hebt een zwerm en een grote opwekkingssamenkomst, waarbij de een of andere opwekkingsprediker langs komt en een poosje predikt, maar je weet niet waar je terechtkomt. Steeds maar rondzwermend, omdat u de een of andere gent hebt die u wegleidt naar een denominationele braspartij, maar niet terug naar het Woord van God, terug naar de doop van de Heilige Geest. En dan vragen zij zich af waarom we geen opwekking hebben in onze dagen. Zie? U moet dat zekere geluid hebben. Dat geluid is de Evangeliebazuin, die het Evangelie uitblaast, elk Woord van God. Geen geloofsbelijdenis, geen denominatie; maar de Bijbel, de Heilige Geest. "Deze tekenen zullen hen volgen, die geloven." Zie? En daar gaan zij de weg af.
77 Zij zeiden dat eens een oude gent de oorzaak was, dat een koppel gedood werd, omdat hij probeerde hen in de duisternis te laten vliegen en zelf niet wist waar hij ging, en zij vlogen allen tegen de bergen en sommige van hen vielen uit elkaar en barstten open. Zeker! Zij moeten hun zeker geluid kennen. Als die kleine oude eend het zekere geluid heeft en iedereen het kent, hebben zij een kleine jubelfeest-samenkomst en dan gaan zij op weg naar het zuiden. Waarom gaan zij daarheen? Omdat het dan niet koud is.
78 Nu, als God een eend genoeg begrip geeft zodat hij weet hoe hij de koude moet ontwijken, hoe behoort Hij het dan aan de gemeente te hebben gegeven? Als een eend dat door instinct kan doen, wat dan met de Heilige Geest in de gemeente? Het moest ons wegleiden uit oude vormelijkheden en geloofsbelijdenissen en zo, naar een heerlijke, wonderbare doop van de Heilige Geest, waarin deugd, kennis, geduld, godzaligheid en de Heilige Geest is. Daarheen zal de echte Gids leiden, omdat Hij niets dan het Evangelie zal uitbazuinen, alleen het Woord van God. Zeker, u hebt een Gids nodig!
79 De wijzen wisten niets over God. Zij waren magie-werkers, magiërs. Zij waren daar in het oosten. U weet dat de Bijbel zegt: "Wij hebben Zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om Hem te aanbidden." Zij waren van het westen, zij keken naar het oosten en zagen Zijn ster... of keken naar het westen, zij waren in het oosten. Wij waren in het oosten en zagen Zijn ster in het westen. Zie? "Wij hebben Zijn ster in het oosten gezien." En zie, zij waren in het oosten. "Toen wij in het oosten waren, zagen wij de ster en wij zijn gekomen om Hem te aanbidden."
80 Ik kan mij voorstellen hoe die mannen zich gereed maakten om te gaan. Ik kan mij indenken hoe één van hun vrouwen tegen hem zei: "Zeg, alles is ingepakt, maar waar is je kompas?"
Hij zei: "Ik zal deze keer geen kompas gebruiken."
81 "Wel, hoe zal je over de bergen komen?" Bedenk, zij moesten de rivier de Tigris oversteken en de vlakten doorkruisen, en wel, ze hadden een reis van twee jaar op kamelen vóór zich. Hoe gaan ze het doen? Ze zei: "Wel, je hebt zelfs geen kompas meegenomen."
Hij zei: "Nee."
"Hoe ga je dan?"
82 "Ik ga op Gods voorziene weg. Die ster ginds zal mij naar die Koning leiden." Dat is het.
83 "Wij hebben Zijn ster in het oosten gezien en volgden Hem de hele weg hier naar het westen, om Hem te aanbidden. Waar is Hij?" Zij volgden Gods voorziene weg. Zij werden daar een korte tijd met een stel geloofsbelijdenissen vastgebonden. Zij kwamen in Jeruzalem en begonnen door de straten te lopen, deze prachtig geklede mensen, zeggende: "Waar is Hij? Waar is Hij, de Koning der Joden geboren?" Wel, dat was het hoofdkantoor, dat was Jeruzalem. Zeker behoorde de grote kerk er iets over te weten. "Waar is Hij? Waar is Hij, de geboren Koning der Joden? Wij hebben Zijn ster in het oosten gezien, wij komen om Hem te aanbidden. Waar is Hij?"
84 Wel, zij gingen naar herder Zus-en-zo en naar hogepriester Zo-en-zo, geen van hen wist er iets van. "Wel, daar is Eén geboren Koning der Joden, waar is Hij?" Zij wisten het niet.
85 Maar er was een stel schaapherders daar buiten in de heuvels, die een geweldige tijd hadden, jazeker, omdat zij op Gods voorziene weg waren gekomen.
86 Dus bleven zij daar in de omgeving en direct zei hij: "Ik zal u vertellen wat wij moeten doen, we moeten een bestuursvergadering houden." Dus riepen zij het Sanhedrin tezamen en ondervroegen of zij er iets over hoorden. "Nee, wij weten er niets van."
87 Dat is vandaag hetzelfde. Zij weten niets over deze Gids, deze Heilige Geest, Die geneest, vervult, redt, weerkomt. De Gids Die ons al deze dingen verteld heeft, die zouden gebeuren, we bevinden ons er hier precies middenin. Een Onderscheider van de gedachten van het hart; zij weten daar niets over, zij noemen het gedachtenlezen of zoiets. Zij weten niet wat zij erover moeten zeggen.
88 Dus, u ziet dat die wijze mannen, zolang... Bedenk, toen zij Jeruzalem binnenkwamen, verdween de ster. En zolang u zoekt naar geloofsbelijdenissen en mannen van een denominatie om u naar God te leiden, zal de hulp van God u verlaten. Maar toen zij dat beu werden en hen verlieten, de geloofsbelijdenissen en denominaties van die Joden verlieten en Jeruzalem uitgingen, toen verscheen de ster hun opnieuw en zij verheugden zich met buitengewoon grote blijdschap. Zij zagen de Gids weer! O, hoe is het, te stuiten op een of andere oude, koude vormelijke kerk, en dan terug te komen in een goede, die in brand staat, om de Gids te zien leiden, wat een verschil is dat! Ja. "Wij hebben Zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om Hem te aanbidden."
89 Jozua zei tegen hen: "Volgen jullie nu de ark, omdat jullie deze weg nooit eerder gegaan zijn." God wilde niet toestaan dat die ark overal heenging behalve naar de juiste plaats. Iedereen volgde Hem en hij ging regelrecht de Jordaan over.
90 Hetzelfde is het vandaag, door de Heilige Geest. Beslist. Het enige wat wij weten, of het de Heilige Geest is of niet, wij zien de manifestaties ervan, de manifestaties die het Woord van God betuigen.
91 Nu, niet lang geleden, had een groep broeders bloed en olie en dat is in orde als zij het op die wijze willen doen. Ik... Dat is geen betuiging voor mij. Het gaat om een betuiging van de Schrift, zie, zolang het betuigt wat God zei, is dat in orde. Zij zeiden: "Dat is de reden, dat u de Heilige Geest hebt, u hebt olie in uw hand." Nu, ik kan dat niet ondersteunen. Zie? Nee, ik geloof niet dat olie er iets mee te maken heeft. En als dat bloed genezing en verlossing brengt, wat is er dan gebeurd met het bloed van Jezus Christus? Als die olie geneest, hoe zit het dan met Zijn striemen? Zie? Zie?
92 Ik houd ervan dat de Gids komt, Die u tot de Waarheid van het Woord brengt, dan weet u, dat u juist gericht bent en dat u gereed bent voor de aftelling. Dat is juist, u gereedmakend om weg te vliegen. Jazeker. Ja, waarom? De Gids is Degene, Die het werkelijk maakt.
93 Ik heb hier een Schriftgedeelte. Ik had deze Schriftgedeelten gegeven, maar ik wil dit ene lezen. Het is 2 Petrus, het eerste hoofdstuk, het eenentwintigste vers:
Want de profetie is voortijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar de heilige mensen Gods, door de Heilige Geest gedreven zijnde, hebben gesproken.
94 Hoe kwam de profetie? Niet door de wil van een mens, door denominationele geloofsbelijdenissen; maar door de wil van God, als heilige mannen werden gedreven door de Heilige Geest. Hij is altijd Gods Gids geweest. Dat was de Heilige Geest, Die was in de Vuurkolom, dat was de Heilige Geest; iedereen weet dat dat Christus was. Mozes verliet Egypte, achtte de smaad van Christus grotere rijkdom dan die van Egypte. Christus was het. Wel, toen zij daar stonden en zeiden: "Wel, U zegt dat U het bent. Wel, U bent niet ouder dan vijftig jaar en zegt dat U Abraham gezien hebt?"
95 Hij zei: "Eer Abraham was, BEN IK." IK BEN was Degene Die Mozes in de Vuurkolom in een brandend bos ontmoette. Jazeker. Hij was God vleesgemaakt. Geen derde persoon; dezelfde Persoon in een andere bediening. Geen drie goden; drie ambten van één God. Correct.
96 Goed, nu, de Schrift. Altijd als God voorziet, verschaft Hij het beste. Toen God in een weg voorzag om Zijn gemeente te verschansen, verschafte Hij het beste. Wat Hij aan Adam en Eva in de Hof van Eden gaf, was Zijn Woord. "Blijf achter dit Woord en jullie zijn veilig. Maar als ge er buiten gaat, zult ge ten dage dat ge daarvan eet sterven." God heeft Zijn strategie nooit veranderd. En Satan heeft de zijne nooit veranderd; zoals hij Adam en Eva te pakken nam, neemt hij hen vandaag te pakken. Hoe? Door te proberen het weg te redeneren. "Nu, het is redelijk dat God dat niet zou doen. O, God heeft het gezegd", zei Satan, "maar zeker zou een heilig God dit niet doen." Zeker zal Hij het wel, omdat Hij zei dat Hij het zou doen!
97 En dat is wat de mensen vandaag zeggen: "O wacht nu! U gelooft nu toch niet, dat als ik naar de kerk ga en ik mijn tienden betaal en ik dit doe en het andere, God mij uit zal werpen?" Tenzij een mens wederomgeboren wordt, zal hij zelfs het Koninkrijk van God niet begrijpen! Zie? Geen verontschuldigingen! "Wel, de arme, oude man, de arme, oude vrouw, het is een goede, oude ziel." De enige wijze waarop zij ooit God kunnen zien, is door wederomgeboren te worden. Dat is alles. Het maakt niet uit hoe klein, hoe oud, hoe jong, wat men heeft gedaan, hoeveel men naar de kerk is gegaan, hoeveel denominaties men kent, hoeveel geloofsbelijdenissen men op kan zeggen. U moet wederomgeboren worden of u bent zelfs niet op het fundament om te beginnen. Dat is precies juist.
98 Dus u ziet, dat u de Gids nodig hebt. Hij zal u naar de Waarheid leiden, en de Waarheid is het Woord. Hij zal u leiden. En zo is het altijd geweest. God behoeft nooit iets te veranderen, omdat Hij oneindig is en Hij weet wat het beste is. Hij is alomtegenwoordig, Hij is alwetend, Hij is alles. Het is juist dat God zo is, dus behoeft Hij niet te veranderen. In orde.
99 Hij is een Bevestiger van de weg waarop Hij leidt. De Heilige Geest, de Gids, is de Bevestiger van hetzelfde Woord dat Hij onderwijst. Nu, Lukas [dit moet zijn Markus – Vert] werd geleid door de Gids om te zeggen: "Gaat heen in de hele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen. Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden. En degenen, die geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen; in Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen; met nieuwe tongen zullen zij spreken, slangen opnemen, dodelijke dingen drinken; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen." En de Bijbel zegt, dat "zij overal heengingen", geleid door de Gids, weet u, "het Woord predikten met tekenen, die daarop volgden." Wat was het? De Gids, Die betuigde dat dat de Waarheid was!
100 Dat was Gods gedragslijn. Dat is de wijze waarop het werd vastgelegd. Dat is Zijn programma. Hij kan het niet veranderen, omdat Hij oneindig is. Amen. Hij kan er niet van veranderen; Hij is God. Ik kan veranderen; ik ben een mens. U kunt veranderen, u bent een man of vrouw. Maar God kan niet veranderen. Ik ben eindig; ik kan fouten maken en dingen verkeerd zeggen, dat kunnen wij allen. Maar God kan het niet, en God zijn... Zijn eerste beslissing is volmaakt. De wijze waarop God op het toneel handelt, is de wijze waarop Hij elke keer moet handelen. Als Hij op het toneel geroepen wordt om een zondaar te redden, redt Hij hem op grond van één ding. De volgende keer dat een zondaar komt, moet Hij op dezelfde wijze handelen anders handelde Hij verkeerd toen Hij de eerste keer optrad. Amen. Ik heb Hem lief. Ik weet dat het de Waarheid is.
101 Ik ben drieënvijftig jaar oud, heb het Evangelie hier gepredikt gedurende drieëndertig-en-een-half jaar. Ik heb het nooit zien falen. Ik heb het zeven keer de wereld rond beproefd gezien, in allerlei godsdiensten en al het andere, vóór wel een half miljoen in één keer, en nooit heeft het gefaald. Ik spreek niet uit het een of ander boek, ik spreek uit persoonlijke ervaring, dat ik weet dat God achter Zijn Woord staat en het eert. Nu, als u de een of andere belijdenis hebt, kunt u maar beter daarop letten. Maar de Heilige Geest zal het Woord van God ondersteunen.
102 In Johannes, het eerste hoofdstuk, het eerste vers, zei hij: "Hij is het Woord. Hij is de Gids. In den beginne was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. En het Woord werd vleesgemaakt en woonde onder ons." My!
103 Petrus werd geleid om in Handelingen 2:38 te zeggen hoe de Heilige Geest te ontvangen. Hij zei: "Bekeert u, een ieder van u, en wordt dan gedoopt in de Naam van Jezus Christus voor de vergeving van uw zonden en dan zal de Gids u van daar af verder brengen." Ja, dat is wat gedaan moet worden. Ten eerste, bekering van uw zonden, uw ongeloof, dat u al deze dingen niet geloofd hebt. Bekeren en dan gedoopt worden, en dan zal de Gids u van daar af verder brengen. Zie, dat is uw plicht. Het is uw plicht om u te bekeren. Het is uw plicht om gedoopt te worden. Dan is het de plicht van de Gids om u van daar af aan te nemen, u te leiden van deugd naar kennis, naar matigheid, naar lijdzaamheid, naar godzaligheid en naar broederlijke liefde, en de Heilige Geest verzegelt u. Zie? Dan bent u een volledige gestalte van God, een echte man van God, een echte vrouw van God, verankerd in Christus. Ik houd daarvan, dat wegverankerd zijn in Christus.
104 Ja, natuurlijk werd Markus geleid door de Heilige Geest om Markus 16 te schrijven.
105 Johannes werd geleid toen Hij Openbaring schreef. Hij werd geleid door de Gids. Hij werd eveneens door de Gids geleid om te zeggen: "Wie er één Woord van zal afnemen of er één Woord aan toevoegen, diens deel zal weggenomen worden uit het boek des levens."
106 Nu, hoe zult u iets vervangen voor het Woord van God en toch zeggen dat u geleid wordt door de Heilige Geest? Dat raakt kant noch wal, is het wel? Beslist niet. Het is onzin.
107 Hij is heel mijn leven door mijn Gids geweest. Hij heeft mij tot leven geleid. Hij was Degene, die mij tot leven leidde, en Hij is mijn leven. Zonder Hem heb ik geen leven. Zonder Hem wil ik niets anders. Hij is geheel mijn Al-in-Al. In de uren van mijn moeite, staat Hij mij bij. Gisteren zegende Hij mij, vandaag deden zij hetzelfde. Wat kan ik verwachten? Hetzelfde voor immer, prijs Zijn Naam! Amen. Jazeker. Hij beloofde het. Hij zal het doen. Hij is mijn leven. Hij is mijn Gids, mijn Al-in-Al. Ik heb Hem vertrouwd. Ik heb enige moeilijke beproevingen gehad. Ik vertrouw Hem waar ik ook ga. Ik wil dat u het ook doet. Als u gaat wassen, u vrouwen, vertrouw op Hem. Als u de stad ingaat, vertrouw op Hem.
108 Er was een tijd dat ik dacht, dat ik een goede boswachter was, weet u, ik jaagde zoveel. Ik dacht: "Ik ben niet van de wijs te brengen, niemand zal... Ik zou niet kunnen verdwalen. Mijn moeder was een half-Indiaanse en ik hield daarvan. O my! Ik zou in de bossen niet verdwaald raken, ik weet waar ik mij bevind."
109 En op mijn huwelijksreis, bedroog ik mijn vrouw een beetje. Ik vertelde haar: "Weet je, lieveling, het zou een goede zaak voor ons zijn om op de drieëntwintigste oktober te trouwen." Natuurlijk, de Here vertelde mij het te doen.
110 En ik dacht: "Nu, voor een kleine huwelijksreis! Ik spaarde mijn geld op en ik zal haar brengen naar de Niagara Watervallen en de Adirondack opgaan en wat jagen." Zie? Dus nam ik haar en Billy mee, hij was nog maar een peutertje. En dus moest ik haar meenemen op huwelijksreis en het was ook nog op een jachttocht, weet u. Ik dacht dat het een goede zaak was om dat te doen. En dus nam ik haar mee naar boven, en de...
111 Ik schreef naar meneer Denton, de veefokker. En we gingen de Hurricane berg op. En ik zei: "Meneer Denton, ik kom naar u toe, ik wil met u wat op de beer jagen deze herfst."
112 En hij zei: "Okay Billy, kom maar." Dus zei hij: "Ik zal daar op een bepaalde datum zijn." Wel, mijn vrouw en ik waren daar een dag eerder, met Billy, en dus was de hut op slot, en er was een klein afdak daar boven, achter in de bossen.
113 Broeder Fred Sothmann en ik gingen daar niet lang geleden heen en stonden daar. Ik zag de Heilige Geest daar staan, dat gele Licht, dat zich rondom bewoog in het bos, en Fred stond precies daar. Hij zei: "Kom terzijde, Ik wil met u spreken." "Wees morgen voorzichtig," zei Hij, "men zet een strik voor u." Hij zei: "Wees op uw hoede!" Is dat juist, broeder Fred? En ik ging en vertelde honderden mensen die avond daar in Vermont: "Er is een val voor mij gezet; ik zal het zien. Ik weet niet waar hij zich bevindt." En de eerstvolgende avond, daar kwam het, daar was het. Hij zei: "Hier is de val die gezet is." Jazeker. Maar de Heilige Geest leidde mij in wat ik moest doen. En o my, dat was precies juist! O, velen van u weten wat het was. Ik heb geen tijd om het te vertellen.
114 Maar toen ik daar op die tijd op die plaats stond, begon het die dag juist koud te worden. Meneer Denton zou de volgende dag komen opdagen. Ik zei: "Weet je lieveling, het zou fijn zijn als ik een grote bok mee naar huis kon nemen." Ik zei: "We kunnen het doen." Ik moest deze pennies opsparen en we waren pas getrouwd. En ik zei: "We zouden ons vlees voor de winter hebben, als ik vandaag even een jachttochtje zou maken."
115 En ze zei: "Wel, ga je gang, Billy." Ze zei: "Nu, bedenk dat ik nooit in deze bossen ben geweest." Ze was ongeveer veertig kilometer diep in de bergen, weet je, en ze zei: "Ik weet hier niets over."
116 En ze zei: "Dus ik..." En ik zei: "Welnu, je zult je herinneren dat ik twee jaar geleden die drie beren doodde. Dat was precies daarginds over de top van de berg." En ik zei: "Nu, ik zal een grote bok schieten en wij zullen de een of andere beer schieten, dan zullen we vlees genoeg voor de winter hebben." Wel, dat klonk aardig goed, weet je. (En we plukten bramen en hadden onze kolen voor die winter; en Billy verkocht ze dan en Meda en ik plukten ze op een avond, nadat ik mijn ronde gedaan had.) Dus toen zei ik: "Wel, ik zal mijn geweer pakken en daarheen gaan." Ik zei: "Er zijn hier heel wat herten, ik zal er wel één vinden." En ik zei: "Weet je, dan zal ik hem vast hebben." En ik zei: "Wel... Ik zal zo dadelijk terug zijn."
Ze zei: "In orde."
117 Toen ik vertrok was het een beetje een lagedrukgebied. En elk van u mensen uit New Hampshire en daar boven in New England, weet wat het betekent als die mist neerkomt, of waar ergens anders ook in de bergen: je weet niet waar je bent. Dat is alles. Je kunt geen hand voor ogen zien. Toen begon ik af te dalen door iets dat op een kleine kloof leek, kwam naar beneden en ging over de kam en ging naar boven. En ik merkte een panter op, zoals u die hier in dit deel van het land noemt. Wij in het westen noemen het een poema. Zij daar boven noemen het een bergleeuw. Het is allemaal hetzelfde dier. Het is een poema, dat is het in werkelijkheid. Dezelfde kat, ongeveer drie meter lang, weegt ongeveer zeventig of negentig kilo. Hij kruiste mijn weg en ik liet snel mijn geweer van mijn schouder glijden, maar niet snel genoeg om hem onder schot te krijgen.
118 Wel, ik sloop verder over de heuvel, jagend achter deze poema en lette op de bladeren, die hij had geraakt, weet u. Ik kon hem horen. Hij had vier poten. Ik wist dat het geen dier met twee poten was, hij had vier poten. En ik wist dat het geen hert was, omdat een hert stampt. En hij kan heel gemakkelijk zo sluipen, die kat, weet u. En een beer rolt met zijn poten als hij loopt. Ik wist dus dat het een poema moest zijn. En hij zat achter een blok hout en ik zag hem niet, tot ik een glimpje van hem opving en weg was hij.
119 En ik lette op de wijze waarop hij de bladeren in beroering gebracht had, weet u, daar boven op de top van de berg, en zo naar beneden, en ik lette niet op de wolk die steeds maar meer naderbij kwam, weet u, en op de mist die omlaag kwam. Ik sloop naar beneden, ging naar beneden door een grote vallei en ging de reuzen in, terwijl ik deze poema achtervolgde. Ik dacht: "Ik zal hem dadelijk pakken." Ik zou een plaats zoeken en opklimmen naar een hoge plaats om zo overal in het rond te kijken en in het rond gluren en kijken of ik hem kon zien; heel nauwlettend luisteren en verdergaan, weer naar beneden sluipen. Je kon het kreupelhout vóór hem uit horen kraken, als hij eruit ging. Zie, hij ging via de bomen, zodat ik hem niet op kon sporen. Zie, hij is gewiekst, klimt in de bomen en springt van boom tot boom. Dan wist hij dat ik zijn spoor niet kon volgen. "O," dacht ik, "o, ik pak hem toch!"
120 En ik begon opnieuw het ravijn te beklimmen en ik rook de geur van een beer, een oude mannetjesbeer. Ik dacht: "Ik zal hem nu pakken, jongen, dat is goed!" Ik rook opnieuw en ik liep een eindje verder en ik lette op allerlei soorten tekenen en alles, ik kon niets zien; keerde terug en ging weer terug naar beneden aan de andere kant van de berg. En toen begon ik op te merken dat het wat mistig werd. En ik rook opnieuw, hij was ergens in de lucht. Ik zei: "Nee. Nu, wat is er gebeurd, de wind kwam naar deze kant en ik ving de lucht van de beer op, komend van die kant en ik ben nu rondgelopen en de wind komt van deze andere richting. Dus moet ik teruggaan naar waar ik de beer de eerste keer rook en het vandaar opnemen."
121 Op mijn weg terug keek ik over het ravijn en ik zag de bosjes bewegen. En toen ik dat deed, bewoog zich iets zwarts. Ik dacht: "Daar is hij." Ik deed een kogel in het geweer, heel snel, en stond stil. En toen ik het deed, was het een heel grote bok, een hele grote. Ik dacht: "Dat is precies wat ik eigenlijk wilde." Ik schoot de bok.
122 Ik dacht: "Wel!" Ik merkte nooit op dat het wat... Tegen de tijd dat ik hem klaar had gemaakt, zag... Ik maakte mijn handen schoon en deed mijn mes dicht en bracht het weer op zijn plaats. En ik dacht: "Prijs God! Dank U, Here Jezus, U hebt mij mijn vlees voor de winter gegeven. God zij geprezen!" En ik pakte mijn geweer op. Ik dacht: "Ik zal nu regelrecht terug naar boven in het ravijn gaan!" Ik zei: "Kijk daar eens jongen, de storm komt eraan. Ik kan hier maar beter weggaan en teruggaan naar Meda en de anderen." Ik zei: "Ik moet mij haasten."
123 Ik ging naar de bovenkant van het ravijn, maakte mijn grote, rode jas los en ik liep vlug het ravijn in naar boven. Het eerste wat ik dacht, weet u, was: "My, waar ben ik afgeslagen?" De wind sloeg al neer, de bomen kromden zich. Ik dacht: "Waar ben ik afgeslagen?" Ik liep in het rond. Ik wist dat ik precies rechtuit naar de Hurricane berg ging. Maar ik stopte toevallig en ik zweette, ik dacht: "Wat is hier aan de hand? Ik heb nu al een half uur of drie kwartier gelopen en ik kan die plaats niet vinden, waar ik afgeslagen ben." Ik keek omhoog en daar hing mijn hert. Ik was weer precies op dezelfde plek. Ik dacht: "Wel, wat heb ik gedaan?"
124 Wel, ik begon weer te lopen. Ik dacht: "Ik zal het deze keer klaarspelen, ik heb gewoon niet opgelet." Ik lette op elke kleine beweging overal, oplettend. Ik bleef zoeken, zoeken, zoeken. Als die wolken komen, weet ik dat er een sneeuwstorm onderweg is, terwijl de mist laag hing, en toen begon ik op te letten. Ik dacht: "Ik zal een beetje verder gaan", liep verder door, door, door, door, door, door, al maar door. En ik dacht: "Wel, dit is vreemd, het ziet eruit of ik deze plaats eerder gezien heb." En ik keek en daar hing mijn hert. Zie?
125 Weet u waar ik op was? De Indianen noemen het de "dodenloop". Zie, je loopt in een cirkel, rond en rond. Wel, ik dacht dat ik een te goede gids was om ooit te verdwalen. Zie, niemand hoefde mij iets over de bossen te vertellen. Ik kende mijn weg overal. Zie?
126 En ik ging weer van start. Ik zei: "Ik kan deze vergissing niet begaan." En ik kwam weer terug.
127 Ik ging in het ravijn weer een stukje verder omhoog en toen was het begonnen met waaien. O my, overal sneeuw. Bijna tegen het donker worden aan. En ik wist dat Meda die nacht zou sterven in de wildernis, zij wist niet hoe zij voor zichzelf zou moeten zorgen. En Billy was net ongeveer vier jaar oud, drie jaar oud, een peuter. En ik dacht: "Wat zullen zij doen?" Wel, ik ben zo ver gekomen en ik kwam bij een of ander bed van mos, ik dacht: "Ik ben ergens in een vlakte en ik kan niets zien, het is helemaal mistig." Ik liep maar in het rond.
128 Normaal zou ik zelf een plaats hebben gezocht en was daar gebleven, als ik niet iemand bij mij had. Ik zou daar stoppen en wachten tot de storm voorbij was, een dag of twee, en er dan uitkomen. Ik zou mij een stuk hert afsnijden... over mijn rug en ingaan, eten en het vergeten. Maar je kunt dat niet doen terwijl je vrouw en baby daar in de bossen liggen om te komen. Ziet u?
129 Dus begon ik te denken: "Wat moet ik doen?" Dus ging ik een eindje verder. En ik dacht: "Nu, wacht. Toen ik die eerste vallei overstak, was de wind in mijn gezicht, dus moet ik van deze kant gekomen zijn. Ik zal deze kant op moeten gaan." En ik was daar beneden de 'Giants' ['Reuzen'] ingezworven, maar ik wist niet meer waar ik mij bevond. Ik zei: "O!" Ik begon nerveus te worden. En ik dacht: "Wacht nu eens even Bill, je bent niet verdwaald", proberend mijzelf groot te houden. Je kunt het niet overbluffen. Nee, nee. Dat innerlijk bewustzijn vertelt je dat je verkeerd bent.
130 O, je probeert te zeggen: "O, ik ben gered, ik ga naar de kerk." Maak u geen zorgen, wacht maar totdat dat doodsbed komt en dan zult u weten dat het anders is. Uw geweten vertelt het u. Iets binnenin u vertelt u dat u verkeerd bent. Zie? U weet dat als u zou sterven, u geen heilig God zou kunnen ontmoeten. Zoals wij Hem gisteravond zagen, zelfs de heilige engelen moeten hun aangezicht bedekken om vóór Hem te staan. Hoe zult u daar kunnen staan zonder dat het bloed van Jezus Christus u bedekt?
131 Ik dacht: "O, ik zal het wel klaarspelen." Ik begon weer te lopen. En ik ervoer dat ik maar Iets bleef horen. Toen werd ik zenuwachtig. En ik dacht: "Nu, als ik dat ga doen, dan zal ik er onderdoor gaan." Dat gebeurt er dan gewoonlijk met een verdwaald mens, hij wordt gek in de bossen. Dan zal hij zijn geweer nemen en zichzelf neerschieten; of over een greppel vallen en zijn been breken, en daar ligt hij dan, hij zal daar sterven. Dus dacht ik: "Wat moet ik doen?" Ik begon weer te lopen.
132 En ik bleef Iets horen zeggen: "Ik ben ten zeerste bevonden een Hulp in benauwdheden." Ik bleef gewoon doorlopen.
133 Ik dacht: "Nu, ik weet dat ik nu een klein beetje overstuur ben, ik kan die stem tot mij horen spreken. Ik bleef doorgaan. En het floot "woe, woe, woe", weet u. Ik dacht: "Nu, ik ben niet verdwaald. Je weet best waar je je bevindt, jongen! Wat is er met je aan de hand?" Jij kunt niet verdwaald zijn. Jij bent een te goede jager, jij kunt niet verdwaald zijn." Opscheppen over mezelf, weet u, mijzelf groot houdend.
134 Je kunt het niet overbluffen. Hier diep beneden is een draaiend wieltje, dat zegt: "Je bent verdwaald jongen, en je weet best dat je het bent. Zie, je bent verdwaald."
135 Ik bleef mij voortbewegen. "O, ik ben niet verdwaald! Het komt wel goed met mij. Ik zal mijn weg eruit wel vinden." De dingen begonnen er eigenaardig uit te zien, de wind sloeg neer. Sneeuw begon voort te jagen, de kleine 'maïspap'-sneeuw, noemen wij het, spatte neer. En ik dacht aan vrouw en kind. Ik ben niet... Ik dacht: "O my!"
136 Dadelijk hoorde ik dat weer zeggen: "Ik ben een zeer tegenwoordige Hulp ten tijde van benauwdheid." Ik was toen prediker van het Evangelie, predikte precies hier in de Tabernakel.
137 Dus ik dacht: "Wel, wat kan ik doen?" Ik hield stil, keek overal en er was nu al mist beneden. Ik... Dat was het. Er kon verder niets meer gedaan worden. Ik dacht: "O, wat kan ik doen?" Ik dacht: "Heer, ik ben niet geschikt om te leven, ik had teveel zelfvertrouwen. Ik dacht dat ik een jager was, maar ik ben het niet."
138 En broeder, ik heb Hem altijd vertrouwd. Bij het schieten sloeg ik de records. Als visser ben ik maar armzalig, maar ik heb Hem altijd vertrouwd. Als schutter, ik ben maar een schamel schutter, maar Hij liet mij daarmee wereldrecords behalen. Zie, ik schoot herten op zeven à achthonderd meter. Ik had een geweer waarmee ik vijfendertig stuks wild doodde, zonder daarbij één schot te missen. Lees dat ergens als u kunt. Zie? Ik ben het niet, Hij is het. Ik heb Hem vertrouwd.
Daar was ik, ik dacht: "Wat kan ik doen, wat kan ik doen?"
139 Ik bleef... Dat kwam steeds maar dichterbij: "Ik ben een zeer tegenwoordige Hulp in een tijd van benauwdheid, een zeer tegenwoordige Hulp."
140 Ik dacht: "Is dat God Die tot mij spreekt?" Ik nam mijn hoed af. Ik had mijn patrouille-hoed op met een rode zakdoek er omheen gewikkeld. Ik legde hem neer. Ik trok mijn jas uit, die vochtig was, en ik legde mijn jas neer, zette mijn geweer tegen de stam van een boom. Ik zei: "Hemelse Vader, ik raak buiten mijzelf, ik hoor een stem tot mij spreken. Bent U dat?" Ik zei: "Here, ik geef U toe dat ik geen jager ben. Ik ben het niet. Ik kan mijn weg hieruit niet vinden. U moet mij helpen. Ik ben niet geschikt om te leven, en de dingen doende die ik gedaan heb, hier binnen komend en denkend dat ik teveel wist om ooit te verdwalen. Ik heb U nodig, Here. Mijn vrouw is een goede vrouw. Mijn baby, mijn kleine jongen, zijn moeder is heengegaan, en zij probeert een moeder voor hem te zijn, en ik heb haar pas getrouwd. En hier is zij, een kind, daar in de bossen, zij zullen beiden vannacht sterven. Die wind, het zal uitdraaien op ongeveer tien graden onder nul, en zij zullen niet weten hoe zij in leven moeten blijven. Zij zullen vannacht sterven. Laat hen niet sterven, God. Breng mij naar hen toe, zodat ik kan zorgen dat zij niet sterven. Ik ben verdwaald! Ik ben verdwaald, God. Ik kan mijn weg hieruit niet vinden. Zou U mij niet alstublieft willen helpen? En vergeef mij voor mijn egocentrische wijze! Ik kan niets doen zonder U. U bent mijn Gids. Helpt U mij, Here."
141 Ik stond op en ik zei: "Amen." Ik pakte mijn zakdoek op, pakte mijn jas, zette mijn hoed op, nam mijn geweer. Ik zei: "Nu zal ik zo goed mogelijk mijn richting gaan bepalen, naar mijn beste weten; en ik zal rechtuit in één richting gaan, omdat ik steeds in een cirkel rondloop, ik weet niet hoe. Maar ik zal de richting gaan, die U mij vertelt, Here God, mijn Gids."
142 Ik begon in deze richting te lopen. Ik zei: "Dit is hem en ik moet het mijzelf laten geloven. Ik ga deze richting. Ik ga regelrecht die kant op. Ik zal er niet van afwijken. Ik ga die kant op. Ik weet dat ik goed ga. Ik ga deze kant op." Als ik in die richting gegaan zou zijn, zou ik regelrecht op Canada aansturen. Zie?
143 Op dat moment voelde ik dat Iets mij op mijn schouder aanraakte, een hand, het voelde aan als de hand van een man, zo snel dat ik mijn omdraaide om te kijken. Er stond daar niemand. Ik dacht: "Wat was dat?" Hier ligt de Bijbel vóór mij. God, mijn Gids en Rechter staat hier. Ik keek juist op. En regelrecht in deze richting klaarde die mist op, zodat ik de toren bovenop de Hurricane berg kon zien. Ervan weglopend... Met het beste van mijn jagersbekwaamheid liep ik er bij vandaan en het werd toen al laat in de avond. Ik draaide mij onmiddellijk om en sloeg die richting in. Ik pakte mijn hoed en hief mijn handen omhoog en ik zei: "Leid mij erheen, God, U bent mijn Gids."
144 Ik ging op weg. Ik moest recht tegen steile rotswanden opgaan en alles wat daar was, en het werd steeds maar later. Toen werd het donker. Herten sprongen voor mij op en alles. Ik kon aan niets anders denken dan mijzelf in één richting te houden, recht die berg op.
145 Ik wist dat als ik bij de toren kon komen, waarbij meneer Denton en ik dat voorjaar hadden geholpen die telefoondraad aan te brengen... Wij maakten de telefoondraad vast vanaf de Hurricane berg, heel de weg naar beneden, ongeveer vijf à zes kilometer, regelrecht naar het kamp beneden. Hij liep naar beneden langs een paadje, maar door de sneeuw daarop kon je het pad niet onderscheiden. Zie? En de wind blies en alles, het was donker in een verblindende sneeuwstorm en je kon niet zien waar je je bevond. Wel, het enige wat ik wist te doen, nadat het donker was geworden, en ik niet wist... Ik wist dat ik één richting liep, regelrecht de berg op. Want ik moest de berg opgaan, en de toren stond bovenop de berg en ik moest ongeveer negen kilometer lopen om er te komen. Bedenk slechts, toen die mist opklaarde, negen kilometer, slechts één gaatje zodat ik het zien kon!
146 En dan – ik moest mijn geweer in deze hand houden en die hand omhoog houden, omdat ik de draad zó aan de bomen had vastgemaakt bij het naar beneden gaan, de telefoondraden naar de hut, zodat hij met zijn vrouw kon praten en vanaf daar, vanaf de berg, kon telefoneren. En ik zou hem die herfst helpen om die draad naar beneden te brengen. En ik had mijn hand zó omhoog, zeggende: "O God, laat mij die lijn aanraken." Ik moest lopen en mijn arm deed zo zeer, ik werd zo vermoeid dat ik het bijna niet meer kon uithouden en ik moest hem laten hangen. En dan moest ik het geweer verwisselen en het in die hand nemen, een paar stappen teruggaan, zodat ik zeker zou zijn de lijn niet te missen, stak mijn hand omhoog en begon te lopen en te lopen. Het werd laat, donker, en de wind blies. O, en dan stuitte ik op een grote tak en zei: "Dat is hem! Nee, dat was hem niet!" O, het, u, laat het geen onzeker geluid geven.
147 Na een poosje, toen ik zo ongeveer op het punt stond om het op te geven, raakte mijn hand iets. O my! Ik was gevonden toen ik verdwaald was. Ik hield die draad vast. Ik liet mijn geweer zakken, nam mijn hoed van mijn hoofd en daar stond ik. Ik zei: "O God, wat een gevoel geeft het om gevonden te worden als je verdwaald bent." Ik zei: "Naar beneden tot het eind van deze draad, ik zal hem nooit meer loslaten. Ik zal trouw blijven aan deze draad. Hij zal mij regelrecht leiden naar alles wat mij lief is op deze aarde, precies daar beneden." Mijn vrouw en baby, buiten zichzelf, niet wetend waar ik was, niet wetend hoe zij een vuur moeten maken, niet wetend wat te doen, en de wind blies en de takken kraakten en vielen van de bomen. Ik waagde het niet bij die draad vandaan te gaan. Ik hield die draad vast totdat hij mij precies bracht naar de plaats waar alles wat mij op aarde lief was, zich bevond.
148 Dat was een verschrikkelijke ervaring, en een grote ervaring om mijn weg daaruit te vinden, maar dat was nog niet de helft. Op zekere dag was ik verdwaald in de zonde. Ik ging van de ene kerk naar de andere, proberend Iets te vinden. Ik ging naar de zevende Dag Adventisten, zij vertelden mij: "Houd de Sabbat, stop met vlees eten." Ik ging naar de Baptisten kerk, de Eerste Baptisten kerk en hij zei: "Sta gewoon op en vertel hun dat je gelooft dat Jezus Christus de Zoon van God is", en ik zal je dopen. Dat is het. Er was niets. Maar op zekere dag, daar buiten in een klein kolenschuurtje, hield ik mijn handen omhoog, kreeg ik houvast op Iets, of mag ik zeggen, Iets kreeg houvast op mij. Het was een reddingslijn, de Gids. En Hij heeft mij veilig tot zover geleid, ik zal mijn hand niet van die draad afnemen. Ik houd mijn handen naar Hem. Laat geloofsbelijdenissen, de denominaties, doen wat ze maar willen, ik houd de Gids vast. Want alles wat ooit op aarde of in de hemel was, wat ooit kostbaar voor mij was, is aan het einde van deze lijn. Hij heeft mij veilig tot zover gebracht, ik zal Hem voor de rest van de weg vertrouwen. "Als Hij, de Heilige Geest, is gekomen, zal Hij uw Gids zijn en u leiden in al het licht."
149 Vrienden, Hij heeft mij precies gebracht waar ik vandaag ben. Hij heeft mij gemaakt tot wat ik ben. Ik zou Hem graag aan u voor willen stellen. Hij is de enige Gids waar ik iets over weet, voor zowel hier op aarde als Daar boven. Hij is mijn Gids als ik ga jagen. Hij is mijn Gids als ik ga vissen. Hij is mijn Gids als ik tot iemand spreek. Hij is mijn Gids als ik predik. Hij is mijn Gids als ik slaap.
150 En als ik kom te sterven, zal Hij daar aan de rivier staan. Hij zal mij over de weg heen geleiden. Ik zal geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij. Uw stok en Uw staf, die corrigeren mij en leiden mij over de river. Laten wij bidden.
151 Hemelse Vader, ik ben zo dankbaar voor de Gids, Degene die mij leidt. O Vader, soms als ik Hem niet bij mij kan horen, ben ik bevreesd. Ik wens Hem dicht bij mij, omdat ik niet weet op welke tijd ik de rivier over moet gaan. Ik wil dat Hij dicht bij mij is. Verlaat mij nooit, Here. Ik kan niet spreken, ik kan niet prediken, ik kan niet jagen in de bossen. Ik kan niet vissen op de oever, ik kan mijn auto niet besturen, er is niets wat ik kan doen zonder U. U bent mijn Gids. Wat ben ik blij dat ik vanavond tot deze samenkomst kan zeggen hoe U mij in al deze dingen geleid hebt, hoe U mij eruit gebracht hebt!
152 Ik dacht er onlangs aan, dat niet meer dan een paar jaar geleden, als ik hier op straat stond, omdat mijn familie verkeerd gedaan had niemand met mij wilde praten. Ik was eenzaam wat gemeenschap betreft. Niemand wilde iets met mij te maken hebben. Ze zeiden: "Zijn vader is een dranksmokkelaar." En Here, daarom wilde niemand met mij praten. Ik houd van mensen. Maar op zekere dag kreeg ik een houvast op die Lijn. Nu denk ik, Here, dat ik weg moet glippen en de wildernis in moet gaan om wat rust te hebben. Waardoor kwam het? Niet door mijn persoonlijkheid, niet door mijn scholing; ik heb er geen. Maar U was het, U Here. U hebt mij de roos laten treffen, u hebt mij de grote vis laten vangen, omdat U weet dat ik het wilde. U hebt mij vaders en moeders gegeven. U hebt mij broeders en zusters gegeven. U hebt mij mijn gezondheid gegeven. U hebt mij een vrouw gegeven. U gaf mij een gezin. U bent mijn Gids, Here. Laat mij Uw hand vasthouden, laat mij nooit aan mijn lot over. Als mijn hand moe wordt, zal ik gewoon van hand verwisselen. Help mij, Here.
153 En moge nu een ieder hier binnen een houvast krijgen op diezelfde Reddingslijn, Here, de Heilige Geest, Die ons leven is, een leven-gevende bron. En moge Hij ons allen leiden naar dat gelukkige land ginds, waar de inspanningen van het leven voorbij zijn en ons werk op aarde gedaan is; en dan zal er geen ouderdom meer zijn, geen zwakke mensen, geen vermoeiende nachten meer, geen gehuil en gebed meer, geen altaaroproepen meer, maar wij zullen daar voor altijd jong zijn, ziekte en smart zullen er niet meer zijn. Er zal geen zonde meer zijn en wij zullen leven in de gerechtigheid van God door alle komende eeuwen heen, door een eindeloze eeuwigheid. Sta het toe, Vader.
154 En nu Vader, als er iemand hier vanavond is, die nog nooit een houvast heeft gekregen op die Reddingslijn, mogen zij Die nu vinden. En moge de Heilige Geest, Die ons leidde... Ik kan zeggen vanuit mijn hart, met mijn hand op Uw Woord, dat Hij altijd juist is geweest. Ik ben dikwijls verkeerd, maar Hij is juist. Laat Hem bij mij blijven, Here. Laat mij bij Hem blijven. En vele anderen hier binnen, die Hem vanavond niet kennen, mogen zij een houvast krijgen op Zijn onveranderlijke hand, opdat zij daarheen geleid mogen worden.
155 En op zekere dag komen wij daar buiten aan de rivier. Het zal die morgen ook mistig zijn. De oude zee zal bulderen, de oude Jordaan, de branding zal beuken, de dood zal het leven uit ons smoren. Maar God, ik zal niet vrezen, ik regelde het een lange tijd geleden. Ik wil gewoon de helm afzetten, als een krijgsman, mij omdraaien, terugzien naar het pad, waar die Reddingslijn mij naartoe geleid heeft. Heel de woestijn bezien waar ik doorheen gekomen ben, en elk doornig pad en elke stapel stenen, waaraan ik mij stootte, maar de Draad vasthoudend. Zoals U zei, de dichter: "Sommigen door het water en sommigen door de vloed, sommigen door diepe beproevingen, maar allen door het bloed." En wij zullen dit, het oude Zwaard hier, nemen, dat mij langs de weg beschermde, en het weer terug in de schede steken en uitschreeuwen: "Vader, stuur de boot deze morgen over, ik kom naar huis." U zult daar zijn, Here. U beloofde het. U kunt niet falen.
156 En zegen iedereen die hier nu is. En als zij niet weten hoe zij deze Lijn moeten vasthouden en Hem nooit aanraakten, mogen heilige handen dan nu worden opgeheven, gewillige handen, verlangende handen, en de Reddingslijn aanraken, die hen zal leiden naar het begeren van hun hart, volmaakte vrede en voldoening, rust in Christus.
157 Met onze hoofden gebogen, zijn er handen die omhoog gaan om te zeggen: "Laat mij het zijn. Houd mijn hand vast"? O, God zegene u.
Als de weg woester wordt, dierbare Here,
Blijf dicht bij mij staan.
Als mijn leven bijna voorbij is,
Zal ik aan de rivier staan,
Leid mijn voeten, houd mijn hand vast,
Neem mijn hand, dierbare Here, leid mij voort.
158 Zijn er misschien nog anderen die hun hand op willen steken en zeggen: "Here, ik wil de aanraking van de Reddingslijn vanavond voelen. Ik wil voelen dat Christus mij vergeven heeft voor mijn zonden, en ik wil een nieuwe schepping zijn van nu af aan"? God zegene u. Is er nog iemand die zegt: "Laat mij U aanraken, Here. Laat mij mijzelf verliezen"? God zegene u, zuster. "Laat mij mijzelf verliezen, en het in U vinden, Here." God zegene u. En God zegene u. Dat is juist. "Laat mij mijzelf verliezen, Here. Laat mij mezelf vergeten." God zegene u, broeder. "Laat mij..." God zegene u, zuster. "Laat mij gewoon al mijn kennis verliezen." God zegene u, zuster. Vertrouw niet op door mensen gemaakte schema's. Volg de Gids, Hij zal u in alle Waarheid leiden. "Leid mij, Here Jezus, leid mij." God zegene u daar achteraan. O, er zijn veel handen omhoog die verlossing willen. Nu, terwijl wij zijn, u...
159 Het altaar hier, u kunt het niet het altaar noemen, omdat de mensen overal zitten. Maar Hij is precies daar. U weet heel goed, dat toen u uw hand opstak, er iets in uw hart gebeurde. Jezus zei: "Die Mijn Woorden hoort en gelooft in Hem die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven." Meent u het? Dan is daar het basin, gevuld met water. Er zal ruim voldoende tijd zijn voor de doop. Laten wij bidden.
160 Onze hemelse Vader, ondanks deze kleine gebroken boodschap vanavond door een schorre stem, moet de Heilige Geest ergens uitgegaan zijn. Hij ging waarvoor Hij bedoeld was, en er zijn velen vanavond, Here, zo'n vijftien of twintig die hun hand opstaken, dat zij de Gids nodig hebben. Zij beseffen dat zij proberen zichzelf voor de gek te houden. Zij proberen te zeggen: "Ik ben in orde", maar diep van binnen weten zij, dat zij het niet zijn. En zij willen U voelen, Here. Zij willen de Gids. Zij willen boeken. U bent nooit volgeboekt. Zij willen zich laten inschrijven voor deze reis. Zij weten niet hoe zij daar moeten komen. Niemand weet hoe hen daar te brengen. U bent de Enige. Zij komen om Gods voorziene Gids, de Heilige Geest. Ze hebben hun handen opgeheven.
161 O, Heilige Geest en Gids, kom op hen neer. Vergeef elke zonde. Vergeef hun ongerechtigheden. Breng hen in het lichaam van Christus vanavond, waar zij de stroom van God kunnen voelen vloeien, door die Lijn die hen daar naar de Jordaan zal leiden en over de Jordaan naar het beloofde land. Mogen zij vlak achter het Woord volgen. Het Woord zei: "Bekeert u en wordt dan gedoopt in de Naam van Jezus Christus." Mogen zij het niet op een andere wijze proberen. Mogen zij recht achter het Woord volgen, want Hij is Degene die zal leiden. Dat zijn de treden waarover wij moeten klimmen, totdat wij een houvast op die Gids kunnen krijgen. Sta het toe, Here. Mogen zij de Uwen zijn. Ze zijn nu in Uw handen als zegetekenen, niemand kan hen eruit rukken. Ik geloof dat U hen zult nemen als geredde mensen. Ik geloof dat zij hun handen opstaken, wat ze niet uit zichzelf zouden hebben kunnen doen tenzij Iets tot hen sprak. En dat was U, Heilige Geest en Gids.
162 Zij zien dat het uur naderbij komt, dat er mist over de aarde komt, grote belijdenissen en dergelijke verenigen zich, kerken sluiten een verbond, komen tezamen. En o God, hoe proberen zij te zeggen: "Allen die een bijzonderheid hebben, zullen hier moeten vertrekken en naar Alaska gaan." En al deze dingen waarmee zij dreigen, het is niet nieuw voor ons, de grote Gids heeft ons dat in het pad van het Woord laten zien. We gaan gewoon door dat deel ervan heen.
163 Vader God, U sprak vanavond tot hen en ik geef hen nu aan U als zegetekenen van het Woord. In Jezus' Naam.
164 Nu, hier op de lessenaar liggen zakdoeken, Vader, die voor zieke mensen zijn, de een of andere kleine baby misschien, de een of andere moeder, de een of andere zuster of broeder; zelfs kleine haarspelden zaten er tussen. En nu houd ik ze omhoog, dicht bij mij. Nu, ons wordt in de Bijbel geleerd dat zij van het lichaam van Paulus zakdoeken en schorten namen, en zieke mensen werden genezen, onreine geesten gingen uit de mensen. Nu, wij beseffen, Here, dat Paulus een mens was, hij was slechts een mens. Maar het was de zalving van de Heilige Geest, die op hem was, die de zakdoeken zegende en het geloof dat de mensen hadden dat hij Uw apostel was. Nu, Paulus is van ons weggenomen, maar niet de Gids. Hij is nog hier. En God, ik bid dat U deze zakdoeken wilt zegenen en moge de Gids hen leiden tot de plaats van die volledige overgave.
165 Ons werd eveneens verteld, dat toen Israël hun Gids volgde, zij daar vlak bij de Jordaan kwamen, of liever bij de Rode Zee. In de lijn van hun plicht werden zij gestopt en de Gids leidde hen daarheen. Waarom? Om Zijn heerlijkheid te laten zien. En toen alle hoop vergaan was, toen keek God neer door die Vuurkolom en zelfs de oude Dode Zee werd bevreesd en rolde terug, en er werd een pad voor Israël gemaakt om over te lopen naar het beloofde land.
166 Waarlijk Here, U bent nog dezelfde God. Deze mensen zijn misschien Christenen, misschien zijn zij precies op het pad van hun plicht, maar ze zijn hier tot een plaats in het nauw gekomen, waar ziekte hen in het nauw gedreven heeft. Zie neer vanavond door het bloed van Jezus, zodat de duivel zal schrikken, dat hij terug zal gaan en dat Uw kinderen over zullen steken naar de belofte van goede gezondheid. Sta het toe, Vader, ik zend ze vanaf mijn lichaam naar het hunne, in de Naam van Jezus Christus.
167 Ik hef deze samenkomst voor U op, door geloof breng ik hen rechtstreeks naar het heerlijke altaar van God, ginds in de hemel, waar elk verlangen van ziekte of wat zij maar hebben dat verkeerd is, wat er ook ergens in hun leven verkeerd is, God, reinig hen, maak hen tot de Uwen. Genees hen, Vader. En moge de kracht, die Jezus opwekte uit het graf, hun sterfelijke lichamen levend maken en hen tot nieuwe scheppingen in Christus maken. Geef hun goede gezondheid en kracht om te dienen.
168 Gedenk mij, o Here, ik ben Uw dienstknecht. Help mij, ik heb gebed nodig. En ik bid dat de Heilige Geest ons zal leiden en gebruiken, en ons leiden tot de dag dat wij Jezus Christus zien van aangezicht tot aangezicht bij Zijn heerlijke komst, als wij Hem ontmoeten in de lucht bij de opname. In de Naam van Christus vragen wij het. Amen.
Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief, (U ook?)
Omdat Hij mij eerst liefhad
En mijn redding kocht
Aan het hout van Golgotha.
169 Nu, als u niet elkaar liefhebt, die u gezien hebt, hoe zult u dan Hem liefhebben, Die u niet gezien hebt? Nu, terwijl wij zingen Ik heb Hem lief, laten wij degene die naast ons staat een hartelijke handdruk geven van liefde.
Ik heb Hem lief,... [Broeder Branham schudt de hand van hen, die rondom hem zijn en zegt: "God zegene u, broeder Neville." De gemeente gaat door met zingen – Vert]
Aan het hout van Golgotha.
Laten wij nu onze handen naar Hem opheffen.
Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief,
Omdat Hij mij eerst liefhad
En mijn redding kocht
Aan het hout van Golgotha.
170 Zou u graag een goed lied horen zingen? Ik begrijp dat wij hier een evangelist-zangleider hebben uit Indianapolis. Ik geloof dat hij in de Cadle Tabernakel zingt. Klopt dat? Goed meneer. Dat is zijn plaats in de Cadle Tabernakel. Hoevelen herinneren zich E. Howard Cadle? O my! God geve zijn kostbare ziel rust. De spotvogel van de lucht, een vrouw die ik graag hoorde zingen. Beter dan wie ook die ik ooit in mijn leven heb horen zingen, was mevrouw Cadle, als zij zong: "Voordat u deze morgen uw kamer verliet, hebt u eraan gedacht om te bidden in de Naam van Christus, onze Redder, als een Schild vandaag?"
171 Precies aan de overkant van de straat, stond ik op een morgen op in een kleine tweekamerhut; ik ging naar binnen en probeerde vuur te maken. De kachel wilde niet branden. En ik probeerde hem aan de gang te krijgen en de wind kwam neer, blies dat ding uit in mijn gezicht. En het was koud en ik was ongeveer bevroren. En er was vorst over de hele vloer en ik was barrevoets; ik probeerde deze kleine oude tinnen kachel, met een kleine kachelpijp erop, aan te krijgen. En ik... Meda en ik waren nog maar net getrouwd. En ik was het aan het proberen, het oude hout was nat en wilde niet branden, en daar zat ik. Ik dacht: "O my! Ik zal het nog eens proberen." Ik moest naar het werk en ik deed het zo met de blaasbalg. En ik strekte mij uit en draaide de radio aan en zij begon te zingen: "Voordat u vanmorgen uw kamer verliet, hebt u eraan gedacht om te bidden?" Ik viel gewoon neer op de vloer. "In de Naam van Christus, onze Redder, als een Schild vandaag." O, wat hoor ik die vrouw graag!
172 Als ik eens de rivier oversteek, geloof ik dat ik mevrouw Cadle daar zal horen, terwijl ze daar zit. Weet u, ik heb altijd een afspraak gemaakt. Aan deze kant van de rivier is de altijd groene Boom, weet u, de Boom des levens; en aan de andere kant van de rivier is een engelenkoor, dat dag en nacht zingt, omdat er daar geen nacht is, zingen zij de hele dag, zie. Ik zal een plaatsje zoeken en achterin gaan zitten om ernaar te luisteren. Ik geloof dat ik mevrouw Cadle daar zal horen zingen.
173 God zegene u, broeder. Ik ben zijn naam vergeten. Wat is er, broeder? Broeder Ned Woolman zal nu voor u zingen. Broeder Woolman, we zijn blij om u hier vanavond bij ons te hebben. [Broeder Woolman zingt: De kapel van mijn hart. – Vert]