Inwijding
Door William Marrion Branham1 God zegene u, broeder.
2 Goedemorgen allemaal. Het is inderdaad een voorrecht om hier vanmorgen in deze mooie, kleine kerk te zijn voor een nieuwe inwijdingsdienst. Toen ik daarnet in de achterkamer met zuster Hoover sprak, zei ze dat het eens een Pelgrim Heiligheid of Verenigde Broederkerk was. Pelgrim Heiligheid, geloof ik. Ja. En nu wordt het opnieuw opgedragen aan het Volle Evangelie, en dit is een her-inwijdingsdienst.
3 En zijn fijne herder, zoals we allemaal weten, broeder Hoover, is een erg oprechte, toegewijde jongen.
4 Ik kende zijn moeder, jaren geleden waren zij en mijn familie net zoals... Zelfs de kinderen noemen haar "mammie Hoover", omdat ze net zo'n soort van... Zij verbleef voor een lange tijd bij ons toen de kinderen nog klein waren, en zij kennen haar gewoon zo, als een godvruchtige, heilige, oude moeder.
5 En haar fijne predikerjongen waar zij zoveel voor bad, gaf zijn leven aan Christus en wijdde zijn leven in dienst van de almachtige God. En nu vandaag houdt hij stand en neemt de kerk, of het gebouw hier, dat misschien voor zo'n lange tijd ongebruikt is, om door te gaan met het Evangelie op de wijze en naar de maatstaf van het Volle Evangelie.
6 Mevrouw Hoover vertelde me zojuist, mevrouw L.G. Hoover, vertelde me daarnet dat het haar kleine meisje was dat zojuist dat lied speelde, het beginlied Geloven alleen, en zij is de pianiste hier, aan de piano. Drie maanden geleden, toen zij binnenkwamen, zij... zij kon geen noot spelen. Maar nu kan zij het. Dat is erg, erg fijn.
7 Ik heb hier achteraan een meisje zitten, dat al ongeveer vijf jaar of meer muziekles neemt, en ik weet niet hoeveel het me heeft gekost, en een nieuwe piano. Zij zou geen lied zo goed kunnen spelen als dat kleine kind deed. Dus het toont aan wat God-gegeven talenten zijn, en dan probeert u iets te fabriceren. Ziet u?
8 Nu, we zijn dankbaar dat God deze plaats aan deze mensen heeft gegeven. En ik vertrouw erop dat het een grote vuurtoren zal zijn voor dit gedeelte van het land.
9 Nu, vaak denken mensen dat wanneer zij een samenkomst zien... En zij denken: "Wel, deze kleine kerk kan niet erg veel mensen bevatten." En ik geloof dat broeder L.G. me zoiets vertelde, dat zijn samenkomst bestond uit ongeveer zeventig of tachtig mensen, of iets van die orde. Ik kan er iets onder of iets boven zitten, maar het is ongeveer zoiets, om mee te beginnen.
10 Zij zouden denken: "Wel, kijk naar de kerken in de... rond het land vandaag, dat hun samenkomstgelederen in de duizenden zijn." En misschien dat ze er in elke dienst duizenden hebben.
11 Maar om deze kleine groep te bemoedigen; dat is niet precies waar God naar kijkt, naar aantallen. Hij kijkt naar... Hij plaatst Zichzelf niet altijd op basis van aantallen, maar van kwaliteit. Zie?
12 Wij zien in de Bijbel, in het negentiende hoofdstuk van Handelingen, waar Paulus langs de bovenkust naar Efeze kwam, en daar vond hij een gemeente. Dat was de Efeze-gemeente, welke de eerste was in het gemeentetijdperk, beschouwd in de Openbaring van Christus. En hier in deze gemeente waren twaalf mensen, zoals vermeld. Twaalf mensen was het aantal.
13 Maar als deze gemeente er alleen maar twaalf had, tenminste zoals die gemeente had, en volledig overgegeven aan God, kan Hij meer doen met die twaalf dan Hij kon doen met de rest van de wereld. Het is hoe overgegeven wij zijn. Waar de waarheid van het Evangelie niet alleen van de kansel komt, maar ingebed is in de harten van de mensen en terugkaatst. Dus acht ik dit een voorrecht deze morgen.
14 Toen ik binnenkwam hoorde ik broeder Beeler bidden, en dacht ik aan hem, dat hij een veteraan is en dat dit Wapenstilstandsdag is. En natuurlijk zijn wij allemaal blij dat er een Wapenstilstandsdag was. En er kan ook een wapenstilstandsdag hier in de kerk zijn, waarop mensen die in strijd zijn geweest met zichzelf tegen God, de wapenstilstand vandaag kunnen tekenen, door vrede met God te hebben door Jezus Christus. Ik geloof dat Romeinen 5:1 zegt: "Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God, door onze Heere Jezus Christus."
15 En nu heb ik enige mensen die hier zitten opgemerkt, broeder en zuster Bryant, en enige vrienden hier van de Tabernakel. Nu, deze morgen zou ik gaan spreken over een onderwerp van de zondagsschoolles deze morgen in de Tabernakel, maar ik heb het uitgesteld tot vanavond, omdat ik hier kom voor deze inwijding. De diensten zullen vanavond vroeg beginnen in de Tabernakel, zie. Ik streef ernaar om om zeven uur op de kansel gereed te zijn om te spreken, dus we zullen niet talmen. En ik heb een lange boodschap. Het onderwerp is: Waarom ik tegen georganiseerde godsdienst ben. En het is in de Schrift onderwezen. Dus, u mensen van de Tabernakel die daar bent, wel, komt u vroeg.
16 Nu, ik weet niet hoe ik deze morgen de Here moet danken voor een jonge man, broeder Hoover, die zichzelf aan Christus heeft overgegeven en onder zijn mensen hier, om deze heerlijke boodschap van Christus tot deze mensen te brengen. Ikzelf ben een Kentuckiër. Ik kwam juist van de weg een klein eindje hier vandaan, uit een kleine stad, Burkesville genaamd. En ik ben... vraag u mensen uit deze omgeving, als de ene Kentuckiër tot de andere, kom naar deze jongen luisteren. Ga onder de mensen hier, en verspreid het nieuws overal en kom binnen. Breng ze binnen. Als het nodig is, zei de Bijbel, gebied hen, dwing hen binnen te komen. "Ga in de straten en stegen en dwing", dat is forceren, "binnen te komen."
17 En ik ken broeder Hoover nu al een paar jaar. En ik ken hem als een godvruchtige, toegewijde jongen. Moge de Here zijn inspanningen altijd zegenen. Ik hoorde uw kleine koor; ik probeerde door de open deur te kijken en ik hoorde het kleine koor Wees erg zeker zingen. Dat is waar.
18 U kunt voor alles op goed geluk gaan, maar wanneer het komt tot uw eeuwige bestemming, kunt u beter erg zeker zijn. Zie? Houd dat slechts in gedachten: "Erg, erg zeker." Waag het er niet op. Als u naar een restaurant zou gaan en u bestelde een kop soep en in die soep zat een dikke spin, dan zou u het zeker wegduwen. U zou het helemaal niet willen aanraken, beslist niet, omdat het u misschien zou doden. Het gif van deze spin die in deze soep werd gekookt, zou uw dood kunnen zijn. Dus als u erg voorzichtig bent met dit lichaam dat moet sterven, zie, wat dan met de ziel die niet hoeft te sterven?
19 Dus houd ik van het hele Woord van God in de vorm van het volle Evangelie. En dus weet en geloof ik en heb ik vertrouwen, dat broeder Hoover zijn belofte aan God zal houden om naar zijn beste weten het volle Evangelie te prediken.
20 Terwijl ik daar zat, hoorde ik de kleine pianiste die toon aanslaan van Geloven alleen. Mijn zoon, Billy Paul, ik denk niet dat hij hier op dit ogenblik is, maar ik zei: "Billy, hoor je die kleine pianomelodie Geloven alleen spelen?" Ik heb dit kleine lied in ongeveer iedere taal onder de hemel gehoord; me naar het podium roepend, van de bevroren gebieden van Arctica tot de tropische oerwouden van het zuiden, onder aan de aarde, rond de aarde. Geloven alleen, met alle soorten van stemmen, me naar het podium roepend. Op een dag, als mijn leven op aarde geëindigd is, hoop ik dat ze dat zingen als zij... Als ik niet leef om Zijn komst te zien, als ze me ergens wegleggen. Ik geloof Jezus Christus.
21 Nu, ik heb hier enige Schriftgedeelten, vanuit de Bijbel, waar ik graag naar wil verwijzen, met dit opnieuw inwijden van het gebouw. En ik denk dat deze kerk nu niet is opgedragen aan een organisatie. Het is gewijd aan de dienst van God.
Laat ons nu voor een ogenblik onze hoofden buigen, terwijl wij bidden.
22 Genadige en heilige Vader, als wij in Uw tegenwoordigheid komen en deze kamer verlaten, komen we door geloof naar de troon van God, waar dat gouden altaar uitgestrekt is over het uitspansel, waar elke sterveling, van elke geloofsbelijdenis, ras of kleur, een recht heeft om te komen, elk schepsel, waarin Christus stierf en Zichzelf op dat altaar legde als ons zondoffer. Wij hebben een recht om vrijmoedig tot de troon der genade te komen. Wij danken U voor dit grote voorrecht dat we vandaag kunnen hebben, en hebben gekregen. Wij danken U voor elk lid van Uw lichaam op aarde vandaag, die tot deze heerlijke troon gekomen is, en het vredeoffer heeft aanvaard, en de vrede die alle verstand te boven gaat van dit Evangelie.
23 We bidden nu, God, voor deze gemeente, deze groep mensen die deze morgen naar dit kleine gebouw zijn gekomen voor een inwijding van liefde; en tekenen van hun handen en harten om een plaats in te richten waar de mensen kunnen komen aanbidden. En we bidden, God, dat U hun inspanningen wilt zegenen. En we bidden dat U de voorganger wilt zegenen, onze dierbare broeder en zijn vrouw, zijn gezin, de diakenen, beheerders, het bestuur, de leden en allen tezamen.
24 En als wij nu vandaag Uw Woord opslaan, voor troost, om te weten of deze dingen die wij doen overeenkomstig de Schrift zijn, want het is later dan we denken. Wij voelen vandaag dat er niet veel tijd is overgebleven. Maar we moeten opstaan en het doen. Wij moeten aansporen en gebieden, dat elk lid dat tevoren is verordineerd voor het lichaam van Christus, dat we deze boodschap verspreiden totdat iedereen het hoort, totdat wij er zeker van zijn dat elke inspanning die we erin konden steken, gedaan is. Vader, zegen Uw Woord, en spreek nu tot ons door Uw Woord, terwijl we luisteren met oplettende harten en open oren, om met blijdschap te ontvangen wat U ons wilt laten weten. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
25 Nu, er zijn misschien velen van u, omdat het gebruikelijk is dat mensen soms Schriftgedeelten markeren of opschrijven, of notities maken. En ik doe datzelfde. En als u nu de eerste Schriftlezing met mij wilt opslaan. Ik heb deze morgen drie plaatsen die ik graag zou willen lezen. En dat is 1 Kronieken 17:1–2, Handelingen 7:44–49, en Hebreeën 10:5.
26 Nu willen we eerst lezen uit Kronieken, 1 Kronieken 17, te beginnen bij het eerste vers. En dan, ten tweede, zullen we lezen uit Handelingen der apostelen, het zevende hoofdstuk. We willen graag beginnen te lezen vanaf het vierenveertigste vers van het zevende hoofdstuk van Handelingen, alles in lijn met de inwijding van de tempel. En dan Hebreeën 10:5.
Het geschiedde nu, toen David in zijn huis woonde, dat David tot Nathan, de profeet, zeide: Zie, ik woon in een cederen huis, maar de ark van het verbond des HEEREN onder gordijnen.
Toen zeide Nathan tot David: Doe alles, wat in uw hart is, want God is met u.
Maar het geschiedde in die nacht, dat het woord Gods tot Nathan kwam, zeggende:
Ga heen en zeg tot David, Mijn knecht: Alzo zegt de HEERE: Gij zult Mij geen huis bouwen, om in te wonen.
Want Ik heb in geen huis gewoond van die dag af, dat Ik Israël heb opgevoerd tot deze dag toe; maar Ik ben gegaan van tent tot tent, en van tabernakel tot tabernakel.
27 Nu in Handelingen der apostelen, te beginnen bij het zevende hoofdstuk, en het vierenveertigste vers.
De tabernakel der getuigenis was onder onze vaderen in de woestijn, gelijk geordineerd had Hij, Die tot Mozes zeide, dat hij deze maken zou naar de afbeelding, die hij gezien had.
Welke ook onze vaders ontvangen hebbende, met Jozua gebracht hebben in het land, dat de heidenen bezaten, die God verdreven heeft van het aangezicht van onze vaderen, tot de dagen van David toe;
Die voor God genade gevonden heeft, en begeerd heeft te vinden een woonstede voor de God Jakobs.
En Salomo bouwde Hem een huis.
Maar de Allerhoogste woont niet in tempelen met handen gemaakt; gelijk de profeet zegt:
De hemel is Mij een troon, en de aarde een voetbank Mijner voeten. Hoedanig huis zult gij Mij bouwen, zegt de Heere, of welke is de plaats Mijner rust?
Heeft niet Mijn hand al deze dingen gemaakt?
28 En in Hebreeën, het tiende hoofdstuk, het vijfde vers.
Daarom, komende in de wereld, zegt Hij: Slachtoffer en offerande hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt Mij het lichaam toebereid;
29 Wij zijn erg bekend met het lezen van deze paar Schriftgedeelten, waar wij voor een paar ogenblikken over willen spreken.
30 Nu, David met verlangen en openbaring, dacht in zijn hart een erg nobele zaak. David, een eerlijk man en geliefd bij de mensen, en God had hem op zoveel manieren gezegend, zei toen: "Nu, is het juist dat ik hier in een mooi huis zit, dat de Here mij gegeven heeft, en dat de ark van het verbond van mijn God hierbuiten onder gordijnen is?" Dat was een erg nobel ding. Het was een openbaring voor David om dit te weten, omdat het hem niet juist scheen om zo'n lieflijke plaats te hebben, als een cederen huis, welke een zeer kostbare plaats was; en hij zei toen: "De ark van het verbond van mijn God, Die mij al deze dingen gaf, is daar nog steeds buiten onder de tent."
31 En Nathan, de profeet, wetende dat God met David was, zei: "David, doe al wat in uw hart is, want God is met u." Met andere woorden, als God u openbaring geeft, voer het uit. Maar dat was allemaal in werking.
32 En die nacht kwam de Here tot deze ziener, de profeet Nathan, en zei: "Ga, vertel Mijn knecht David." Zie? Ik houd daarvan. O, met andere woorden: "Ik bewonder zijn moed en zijn gedachten over Mij om een plaats voor Mij te bouwen. Maar", zei Hij, "Ik heb in geen huis gewoond. Ik had geen plaats om in te verblijven toen Ik neerkwam naar de aarde, om naar Mijn volk om te zien. Ik had geen plaats om te verblijven sedert Ik Israël eruit haalde. Ik heb geen enkele rechter geboden Mij een cederen huis te bouwen, maar ik ging van tent tot tent." Is dat niet precies de wijze waarop het vandaag is! "Ik ben van tent naar tent gegaan, en van plaats naar plaats, om Mijn volk te ontmoeten."
33 Hij zei: "Ga, vertel David," zoals de Schrift verder zegt, "Ik nam u van die schaapskudde daarbuiten, van het nalopen van de paar schapen van uw vader. En Ik maakte dat u een naam kreeg zoals de grote mannen op aarde. Ik heb uw vijanden verslagen van de rechter- tot de linkerkant. Ik heb u lief, David. En Ik weet dat uw verlangens juist zijn. Ik weet dat uw ambities oprecht zijn. En Ik weet dat u Mij liefhebt."
34 U kunt in de Psalmen zien hoe David constant aan God dacht. Te velen van ons denken aan wat wij zelf kunnen bereiken, iets wat wij kunnen doen om onszelf te verbeteren. Maar David was constant aan het bedenken wat hij voor God kon doen.
35 "Ik weet uw verlangens, David. En Ik wil dat u weet wat Ik voor u gedaan heb. U was een kleine jongen, bij niemand bekend, en uw... zelfs uw vader gaf u een paar schapen daarbuiten om voor te zorgen. Maar Ik was met u. En Ik sneed uw vijanden af, van uw rechter- tot uw linkerhand. Maar uw verlangens zijn correct. Maar, David, u bent een strijder. U bent een man die bloed heeft vergoten. Ik kan u dit niet laten doen. Maar Ik beloof u dat uit de vrucht uwer lendenen, Ik uw zoon zal verwekken, en hij zal de tempel bouwen."
36 Nu, we weten allemaal dat het aardse alleen maar het hemelse typeert. Het natuurlijke typeert slechts het geestelijke. De... In werkelijkheid was Degene waar hij over sprak Christus, wat de tempel betreft.
37 Maar hij was Salomo, Davids zoon, in het natuurlijke vlees. Later lezen wij in 1 Koningen, als u het graag wilt lezen, dat hij de tabernakel bouwde die David zou gaan bouwen, omdat Salomo een man van vrede was, van wijsheid. Hij ging niet in oorlog, zoals David, om veel bloed te vergieten. Hij was een man des vredes. En God gaf hem wijsheid toen hem voor God werd gevraagd wat hij wilde; hij vroeg alleen om wijsheid om te weten hoe hij Zijn volk moest leiden. En hij nam nooit de grote gaven die gedaan hadden kunnen worden, maar hij vroeg alleen om wijsheid om te weten hoe hij Gods volk het beste kon leiden.
38 En ik denk dat als wij in ons eigen gebed, als we alleen maar daarom zouden vragen, alleen om begrip, om iets wat beter zou zijn voor de kinderen van God. Ik denk waarlijk dat het de gedachte van deze voorganger is om de gemeente hier te brengen, zie, deze oude kerk te nemen en vandaag opnieuw in te wijden. Hij probeert een plaats te krijgen tegen regen of sneeuw, en zo meer, voor Gods volk. Ik denk dat God dat in deze jongen respecteert, precies zoals Hij het in David respecteerde.
39 Nu, we ontdekken dat hier een grote geestelijke toepassing in ligt, waar ik graag voornamelijk naar terug verwijs. Nu, als u 1 Koningen leest, zult u het hier vinden. Salomo begon als een jongeman om deze tempel te bouwen waarvan aan zijn vader beloofd was door God, dat hij die zou bouwen. U ziet dat hij in lijn blijft met de Schrift en beloften. Nu, dat moeten we altijd doen om succesvol te zijn, in lijn blijven met Gods beloften. Ongeacht hoe het op deze wijze het beste lijkt om te doen, of op die manier, blijf in lijn met de Schrift. En Salomo wist dat God zijn vader David beloofd had dat hij de tempel zou bouwen.
40 Nu, als u opmerkt, het materiaal voor deze tempel werd niet alleen in Palestina gevonden, omdat het daar eenvoudig niet was. Hij moest naar de rest van de wereld gaan, de bekende wereld, om deze onderdelen, die in de tempel zouden gaan, te vinden.
41 Wat een prachtige toepassing is dat, dat God niet alleen maar Zijn materiaal uithakt uit de Joden, of alleen uit de blanken, of uit de bruinen, of roden, of zwarten, of van welke kleur ze ook maar zijn, of wat dan ook, of alleen uit de Verenigde Staten, of alleen uit Canada, maar Hij hakt Zijn materiaal vanuit de hele wereld.
42 En terwijl zij de stenen uithakten van een zeker soort die gevonden werd in dat deel van het land, en misschien een andere steen uithakten in een andere natie, om deze steen die uitgehakt was te laten passen in de... een andere natie. Nu, het mag er erg vreemd hebben uitgezien voor de mensen, voorbijgangers, die deze vreemd uitziende stenen uitgehakt zagen worden. Maar God was op Zijn eigen wijze iets aan het doen.
43 Ik denk dat Hij vandaag hetzelfde doet, om het tegenbeeld ervan te typeren. Hij hakt ze uit op de wijze die Hij wenst.
44 Nu ontdekken we dat de materialen die uitgehakt werden in hun eigen land van herkomst, bijzonder waren ten opzichte van materialen die uitgehakt werden in het land van herkomst van een ander. En we ontdekken dat ze van daaruit allemaal getransporteerd werden met ossenwagens, enzovoort. En sommige daarvan kwamen overzee, en sommige kwamen met ossenwagens, en sommige werden op een vlot vervoerd naar Joppe, enzovoort, en werden vandaar versleept. Tenslotte kwamen ze allemaal op één plaats samen, voor één doel, en dat was om het gebod van God te vervullen.
45 En de ceders werden omgehakt in Libanon. En de ceders van Libanon waren de beroemdste ceders van de hele wereld. Zoals er vandaag op één plaats mahoniehout wordt gevonden, dat is in Californië. En er is één plaats in Afrika, Mossel Bend, zoals ze het noemen, daar is een beroemde houtsoort die zij "stinkwood" [stinkhout – Vert] noemen. Het wordt nergens anders gevonden dan daar. En er zijn verschillende houtsoorten die op verscheidene plaatsen in het land gevonden worden. En ceders werden gevonden in Libanon, een zeer hoge, lange, harde ceder, omdat het een warm land was. Hoe warmer het land, hoe harder het hout wordt. En hoe kouder het land, hoe zachter het wordt.
46 Dat heeft ook een geestelijke toepassing. Koud en onverschillig, zacht en meedrijvend. Maar wanneer het warm is, Geestvervuld, sluit het zich aaneen en wordt het bruikbaar in de hand van de Meester.
47 Nu, we ontdekken dat deze grote ceders werden omgehakt door houthakkers. En zij waren... hadden het ontwerp. En zij brachten ze samen uit verscheidene delen van de wereld.
48 Nu, als u oplet, week Salomo nooit af van het voorbeeld dat Mozes op de berg Sinaï zag, in de hemel. Toen Mozes uit het visioen kwam, zette hij de tent overeind en maakte hem exact zoals hij het in de hemel gezien had. En toen Salomo de tempel bouwde, maakte hij hem precies op de wijze zoals hij gezien had van het ontwerp, het voorbeeld. Mozes sloeg de tent op als een eeuwigdurend type, omdat hij van plaats tot plaats werd verzet. Maar Salomo maakte de tabernakel precies in de vorm die Mozes in de hemel had gezien. Het werd alles samengevoegd, op orde gezet, helemaal precies.
49 Wat een geestelijke toepassing kunnen we hier aanbrengen; dat we nooit de Schrift moeten verlaten. Blijf precies bij het ontwerp. Daarom geloof ik, dat de wijze waarop de eerste gemeente werd gevormd, de wijze is waarop de volgende gevormd zou moeten worden, de wijze waarop elk gevormd zou moeten worden, precies de wijze waarop het in het begin was. En ik geloof dat God het op die wijze heeft, de echte gemeente, geloof ik. In orde.
50 De materialen, uitgehouwen in hun land van herkomst, werden in één plaats gebracht. Maar toen zij samengebracht werden... Ik lees nu uit het zestiende hoofdstuk, of ik haal het aan. Nu, toen zij samengebracht waren, pasten zij zo perfect, dat in de tijdsruimte van veertig jaar, die nodig was om het bouwwerk op te zetten, er geen enkele steen opnieuw bijgeschaafd hoefde te worden. Er was geen gegons van een zaag, of geluid van een hamer gedurende veertig jaar. Over metselwerk, architectuur, gesproken!
51 Nu, dat toont het aan, wanneer we iets doen, en het doen naar het ontwerp dat God voor ons heeft gesteld.
52 Nu, veel van deze stenen zagen er erg vreemd uit. Maar er was een plaats in de tempel voor elke vreemde, eigenaardige steen. God had er een plaats voor.
53 Onze bedieningen, wat hier een prachtig type is, of een tegenbeeld ervan, tonen dat in hoe bijzonder wij zijn, onze wijze van aanbidding. Toch, wanneer de tempel, de werkelijke tempel tezamen komt, waar we over een paar minuten toe willen komen, zal daar een plaats zijn voor ieder zich vreemd gedragend persoon. Wij zien er voor iemand anders misschien wat vreemd uit en handelen een beetje eigenaardig; maar onthoud, het is daar onze plaats. God hakt Zijn gemeente eruit.
54 En elke kleine steen paste er exact in. En onthoud dat het was uitgehouwen buiten de plaats waar het samen zou worden gebracht; maar toen het samenkwam hoefde het zelfs niet gepolijst te worden. Het was al gepolijst. God had het gemaakt, dus het paste perfect in zijn plaats.
55 O, wat een type van het geestelijke vinden we daar, hoe elke gave van God, elk vreemd handelen van wedergeboren Christenen met hun eigenaardigheden, toch zijn plaats vond. Het past in het lichaam. Het gaat naar zijn juiste plaats.
56 En velen van ons zullen proberen te zeggen: "Nu, dat is niet van God", een goed, heilig, toegewijd soldaat van het kruis. En we zeggen: "Nu, we waren in de kerk gisteravond en we hoorden dit-en-dat. Dat kan niet van God zijn." Maar als het in lijn is met het patroon, als het in lijn is met de Schrift, mag het vreemd lijken, maar het zal zijn plaats vinden. Zie? Het zal er precies in passen en het zal zelfs niet gepolijst of gepoetst hoeven te worden. Het zal naar zijn plaats gaan, want de grote Architect, Christus, bereidt het nu; vreemd, de een bij de ander.
57 Nu merken we op dat hier in het gebouw, in het volgende hoofdstuk, in dit gebouw, dat er één steen was die eigenlijk te vreemd was om tijd aan te verspillen, dus verwierpen de bouwlieden hem. Dus gooiden zij hem in de hoek en zeiden: "Die steen is eigenlijk te vreemd om gebruikt te worden. Er is geen plaats voor."
58 Nu, onthoud dat de bouwlieden beter hadden moeten weten. Jezus sprak erover.
59 Maar, tenslotte kwamen ze erachter dat ze het gebouw zo hoog hadden gebouwd dat zij de steen misten. En zij wisten niet waar die steen was. Zij hebben misschien alle schepen doorzocht. Zij zijn misschien alle ossenwagens nagegaan. Zij hebben misschien boodschappers heen en weer naar Joppe gezonden, zeggend: "Is er een andere vracht aangekomen?" Of: "Hebt u er onderweg een verloren? Er is iets fout. We kunnen net niet die steen voor deze plaats vinden." En toen ze hem niet konden vinden, nergens, kwamen ze tot de ontdekking dat hij precies op de grond lag. Het was de voornaamste hoeksteen die de bouwlieden hadden verworpen.
60 Jezus sprak erover en zei: "Hebt u niet gelezen over de steen die de bouwlieden verwierpen? Het was de belangrijkste hoeksteen, het hoofd van allemaal, waar de rest van het gebouw op rust."
61 En ik denk dat het vandaag, bij het bouwen van het geestelijke huis van Gods aanbidding... ik geloof dat dat tegenwoordig een groot gebrek onder de bouwlieden is geweest. We zijn met onze denominaties gekomen en wij hebben die in oprechtheid opgebouwd. We hebben onze jongens naar school gestuurd om hun goed te leren spreken voor een gemeente, hun psychologie te leren en Bijbelse geschiedenis. En we hebben van alles gedaan en fijne kerkbanken verschaft en we hebben hoge, spitse torens gebouwd en schitterende muziek, enzovoort. Maar we ontdekken dat er iets fout is. We hebben geprobeerd het te bouwen uit mensengemaakt materiaal, uit wat opleiding kon voortbrengen, wat seminaries eruit voort konden brengen, welke geleerdheid. We hebben geprobeerd het te bouwen op opleiding, op wetenschap, op kerkgenootschap. En al deze dingen zullen niet werken zolang wij deze vreemde Steen, deze bijzondere Steen, niet geaccepteerd hebben.
62 Maar toen het gebouw begon te vorderen, realiseerden zij zich dat de vreemde steen precies paste in dat gat dat was opengebleven.
63 Daar zijn de geestelijke bouwlieden vandaag. En dat is waarom het gebouw van de bruid van Christus niet klaar is voor de Bruidegom: omdat de bouwlieden de opperste Hoeksteen die op de dag van Pinksteren werd gelegd, wat de doop van de Heilige Geest is, hebben verworpen. Zie? Het was vreemd. Mensen handelen vreemd. En zij komen niet overeenkomstig onze psychologie, of onze opleiding, onze wetenschap, onze geloofsbelijdenissen. Het past daar niet in. En zij schopten het eruit, omdat het te vreemd, te eigenaardig was, te zeer tegen de plannen inging die wij als mensen hadden, gedachten over wat de kerk hoort te zijn.
64 "Het hoort een groep beschaafde geleerden te zijn. Het hoort een groep fijn geklede mensen te zijn. Het hoort een soort groep te zijn waar we een onderwijskundig programma op beproefd hebben, of iets wat onze vijf zintuigen zal bevallen, iets wat we kunnen zien, of ondervinden, of voelen, of zoiets." Het meeste daarvan komt door het zien. "Kijk naar onze fijne mensen. Kijk naar onze beste groep in de stad. De burgemeester komt naar onze plaats. De voornaamste bestuurders van onze stad, het hoofd van de politie komt naar onze kerk."
65 En dan bemerken we, als het tot de verwezenlijking komt van het gebouw, dat al wat we hebben wat cement en steen is. En het gebouw schiet niet op. Zij verwierpen de Weg, de Steen die God ervoor bereid had. Zij verwierpen die.
66 En dan ontdekken we in het volgende hoofdstuk dat de bouwlieden ontdekten dat ze fout waren. Toch hadden ze al de andere stenen daar, maar de reden dat zij ze niet tezamen konden krijgen was dat daar een gat was achtergelaten. Er was iets wat niet goed was.
67 Nu, we hebben de stenen al, de stenen die God voorbestemd had. Zie? En we hebben ze, heel de weg van Efeze naar Laodicea. Wij wachten alleen op de Hoofdsteen die de bouwlieden verwierpen, wachten op Zijn komst, de Sluitsteen. En wanneer...
68 Deze grote stenen zijn belijdenissen. Nu, we weten dat belijdenis een steen is. Nu, de...
69 Onze katholieke mensen zeggen dat als de... Jezus sprak en Hij zei: "Op deze rots, of steen, zal Ik Mijn gemeente bouwen." Nu, de Rooms-katholieke kerk zegt, dat het Petrus was, omdat hij de steen was, de natuurlijke man, Simon Petrus. Hij viel enkele dagen erna terug. Nu zien we dat de Protestant dan zegt dat het Christus was, de steen. Maar niet om van mening te verschillen, maar als u gewoon naar de Schrift kijkt, was het geen van beiden.
70 Het waren de belijdenis en openbaring van Petrus van wie Christus was. Want Hij stelde de vraag en het was een vraag die erbij betrokken werd. "Wie zeggen de mensen dat Ik, de Zoon des mensen, ben?"
71 Sommigen zeiden Mozes, sommigen Elia, en sommigen, weet u, beenderen van een of andere profeet die was opgestaan, of zoiets. Dat was hem.
72 Maar Hij zei: "Wie zegt u dat Ik ben?" Dat is de vraag die Hij stelde.
Petrus zei: "Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God."
73 Hij zei:"Gezegend zijt gij, Simon, zoon van Jonas, want vlees en bloed hebben dit niet aan u geopenbaard. U hebt het nooit uit een boek geleerd. U hoorde het nooit in een seminarie. Maar Mijn Vader Die in de hemel is, heeft het aan u geopenbaard. En op deze rots, geestelijke openbaring van het Woord van God," en Hij was het Woord, "zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen."
74 Dat is de werkelijke kerk; niet van cement, baksteen, en stenen, enzovoort, die vergankelijk zijn. Maar de ware kerk is gebouwd op de openbaring van het Woord en de wil van God. En zij zijn geplaatst in het lichaam, sinds het gemeentetijdperk van Efeze heel de weg nu tot Laodicea. Maar wat...
75 In de dagen waarin Salomo de tempel voltooid had... En zodra de bouwlieden de hoofdhoeksteen, de afgekeurde, accepteerden, vorderde het gebouw.
76 Mag ik dit zeggen met alle eerbied en met alle respect tot elke man in elke gemeente, en tot elk menselijk idee. Wanneer onze bouwlieden vandaag de Verworpene accepteren, in plaats van hen af te stoten en een groep heilige rollers te noemen, de vreemden, die hun getuigenis geven, des te eerder zal het gebouw klaar zijn.
77 Merkte u op dat, nadat het gebouw klaar was, het nog steeds een leeg gebouw was? Er was niets anders in dan meubilair. Dus Salomo had alles gedaan wat hij maar kon. Nu, de grote dag van inwijding kwam dat zij dit gebouw zouden opdragen voor aanbidders om iets te aanbidden. Nu, zonder iets om daar te aanbidden, zou het gebouw nutteloos zijn. Maar het gebouw was nu gereed voor inwijding.
78 En toen bliezen de Levieten en de priesters uit alle macht met duizenden op trompetten; en lam na lam stierf als offer voor de zonde. En de Levieten namen hun positie in, gingen naar de hoek om hun draagstokken te pakken, en deden ze door de ringen aan de ark, waar de stenen tafelen in waren. Twee stenen tafelen, hetzelfde steen. "Deze twee zijn één", hetzelfde gebod, hetzelfde verbond. Dan, deze twee stenen tafelen, met de cherubs, en hun overstekende vleugels raakten aan elkander. Aangezien alleen deze toegewijde groep Levieten de ark kon dragen. Geen mens kon hem aanraken, behalve zij; als hij het deed, stierf hij. En zij namen deze draagstokken, wetend dat zij toegewijd waren voor de dienst voor deze speciale taak. En zij deden de draagstokken door de ringen zoals was onderwezen (zoals Mozes was onderwezen) door God om de constructie van de ark te bouwen.
79 En zij namen hem op uit zijn tenten. Zij begonnen te lopen en de trompet klonk, de snaarinstrumenten speelden, de rook steeg op van de dode dieren die geofferd werden voor Jehova. Zij kwamen door het gebouw van inwijding heen, tot zij hem tot zijn rustplaats brachten waar hij precies paste in de bevestigingsplaatsen van de geweldige, enorme plaats die ervoor bereid was. En toen hij op zijn plaats werd neergezet en de ark uiteindelijk tot zijn rustplaats kwam, zei de Bijbel dat de Here neerkwam op de plaats, totdat het de gehele tempel vulde. De Vuurkolom kwam daar binnen met zo'n grote heerlijkheid van God, dat de dienaren niet meer kon bedienen vanwege de glorie van God.
80 Dat is, toen het zijn uiteindelijke rustplaats vond, de Shekina-glorie die het volgde; de deksteen, niet de hoek; de deksteen, het belangrijkste. Al de andere stenen hadden geen effect tot op dat moment. Maar deze belangrijkste steen kwam erin, de hoofdsteen, en nam zijn plaats en positie in als zijn rustplaats, voor die generatie. De heerlijkheid van God vulde de plaats waar zij zaten, en daar was de Shekina-glorie over het gehele gebouw. En de glorie was zo groot dat de priesters zelfs niet meer konden bedienen vanwege de heerlijkheid.
81 Nu, we lezen nu over de inwijding van de tempel. Laat ons nu opnieuw naar Handelingen, het zevende hoofdstuk gaan, en het vierenveertigste vers, en we beginnen met aanhalen. Stefanus zei, in zijn bijzondere prediking die hij predikte, dat Salomo Hem een tempel bouwde, omdat het door David was beloofd dat hij het zou doen. God beloofde David dat hij de tempel zou bouwen. En God...
82 In een type, dat door een tegenbeeld zou worden weggenomen, zoals het offeren van de lammeren bij de inwijding een type was van het werkelijke Lam dat als Offer zou komen. Al het natuurlijke typeert het geestelijke.
83 En we bemerken dat, toen dit plaatsvond, Stefanus ervan sprak. Hij zei: "Onze vaderen vonden genade bij God en Salomo bouwde Hem een tempel, maar niettemin woont de Allerhoogste niet in tempels met handen gemaakt. Zoals de profeet zei: 'De hemel is Mijn troon en de aarde is Mijn voetbank en waar is het huis dat u Mij zou kunnen bouwen? De hemel is Mijn troon, de aarde is Mijn voetbank, en hoe kunt u Mij een huis bouwen om in te wonen?'"
84 Dan, hoe mooi in Hebreeën 10:5: "Maar een lichaam hebt u Mij bereid", tonend dat God in een lichaam zou gaan wonen. [Leeg gedeelte op de band – Vert] "... Mij bereid." O! En toen dit lichaam tot een Offer was gemaakt, het correcte Lam was geofferd, toen kwam het daar voort. God kwam naar Zijn eigen lichaam, en dat was Zijn bruid.
85 En daar waren honderdtwintig tempels die God geschapen had, klaar voor inwijding, die al hun ongeloof uit zich hadden laten slaan. En zij vergaderden in de opperkamer en wachtten tien dagen op de inwijdingsdienst. Toen ze compleet overgegeven waren, kwam God neer in de Shekina-glorie, en vulde het hele huis waar zij zaten. Wat deed God? Zoals de ark werd geplaatst in zijn passende houders voor de boodschap van die dag, zo liet God het neerkomen in Zijn passende kanaal; niet in een denominatie of in een gebouw met handen gemaakt, maar in het hart van mensen. Hij liet het neerkomen op Zijn plaats, voor de laatste dag, waarvan de profeet Joël zei: "Het zal komen te geschieden in de laatste dagen dat Ik Mijn Shekina uit zal gieten op alle vlees. Uw zonen en dochters zullen profeteren. Uw jonge mannen zullen dromen dromen. De oude mannen zullen visioenen zien." God kwam tot Zijn rustplaats, waar Hij rust vindt. Niet in een gebouw, maar in het hart van Zijn mensen vindt Hij rust.
86 Wat een schande, wat beschamend, tot wat een afgang werd Nimrods mensengemaakte prestatie toen gebracht! Toen Nimrod probeerde een gebouw of een organisatie te bouwen die tot in de hemelen zou reiken, verstrooide God het. Het werd een schande, in plaats van dat het de mensen hielp. Hij verwarde de talen der mensen. De een kon niet met de ander spreken. Het verbrak de broederschap.
87 Maar toen God tot Zijn eigen tempel kwam, de gemeente, toen Hij tot de mensen kwam, vulde Hij ze, de tempels die ingewijd waren.
88 Precies zoals Hij het met Salomo's tempel deed. Hij vulde hem, niet met geloofsbelijdenissen, niet met denominaties, maar met Zichzelf. Hij vulde de tempel met Zijn Shekina-glorie.
89 Zo deed Hij het op de dag van Pinksteren. Hij vulde de honderdtwintig tempels die daar waren, met Zichzelf, met de Heilige Geest Zelf. De Shekina-glorie brak door op hen. En dan, wat Nimrod faalde te doen, die een tempel bouwde waar iedere man anders sprak dan wat hij kon verstaan, kwam God neer en maakte met één Galilese taal dat iedere man kon verstaan wat Hij sprak, en zij wisten dat het was neergekomen. Daar is God in Zijn tempel. God tot Zijn ingewijde tempel, niet tot een mensengemaakte prestatie, niet wat een mens had gedaan, maar wat God Zelf deed.
90 O, het is dwaas voor de mensen. Zij vatten het niet. Zij waren geboren om het niet te ontvangen, dus zullen zij het niet krijgen. De Bijbel zegt het. Juist.
91 God vult altijd Zijn tempel. Op de dag van inwijding vult Hij Zijn tempel. Hij vult hem met Zichzelf. Hetzelfde vandaag. God zal elke tempel die zichzelf door en door toewijdt aan Hem, vullen, elke persoon die wil. De tempel is niet dit kleine gebouw hier. De tempel is niet die in Salt Lake City. De tempel is niet die in Rome. De tempel bent u. U bent de tempel waar God in wil wonen en Zichzelf door wil uitdrukken, zodat alle naties Hem mogen kennen. U bent levende beelden van God, waar God doorheen wil werken. En op welke tijd ook, dat welke man of welke vrouw ook, al de leugens die zij in de wereld hoorden zullen vergeten en terugkomen tot het richtsnoer van de Schrift en het in acht willen nemen.
92 Precies zoals Salomo volgde wat Mozes deed. Mozes volgde wat God deed. God respecteerde het altijd.
93 En als wij terugkomen naar de originele inwijding en onze harten willen openen en onszelf ledigen, zal God, als we het in toewijding aan Hem geven, onze tempel willen vullen met Zijn Shekina-glorie. Dan zal de levende God bewegen in een levende gemeente, onder een levend volk, en Zijn glorie verspreiden. Dan, op een dag, tezamen, de ene gaat die weg, en de ander deze weg, en één in het ene deel van het land, zal zij samenkomen om de bruid te vormen. Wij zullen worden opgenomen in de lucht om Hem te ontmoeten.
94 Nu, deze lieflijke gemeente, in dit gebouw, dat de mensen met de penningen van hun levensonderhoud in hun liefde voor Christus... de aanbidders hebben vandaag deze plaats van aanbidding ingewijd, zodat mensen kunnen komen en aanbidden. Nu, mijn oprechte gebed is dat elke aanbidding zal... de aanbidder zijn eigen tempel zal inwijden, om te aanbidden in de tempel die is opgedragen voor aanbidding. Dat is de ware inwijding.
95 Dus onze tijd is op, maar God heeft geen tijd. Laten we dat onthouden. Hoe laat is het? Ik kijk naar oude mensen. Het is misschien later dan u denkt. Ik kijk naar jonge mensen, jonge meisjes.
96 Kijk naar deze kleine kinderen die laatst werden gevonden, kapotgemaakt, deze kleine meisjes, verkracht. Hoevelen van hen sterven er elk jaar? Duizenden, met hartaanvallen, kanker, polio, alles wat ze maar kan doden, ongelukken op de weg.
97 Wij weten niet, hoe jong of hoe oud, wanneer onze tijd zal komen. Wanneer zal uw kaart uit het rek worden gehaald? Niemand weet het dan alleen God. Juist.
98 Dus terwijl u hier bent, in de inwijding van dit materiaal hier, waar aanbidders de levende God komen aanbidden, waarom wijden wij onszelf niet aan de levende God om te aanbidden, en Hem ons te laten vullen met Hemzelf? En dan zullen we zien dat de Shekina-glorie terugkeert naar het huis van de levende God, wat het menselijk lichaam is, de gemeente van de levende God, gezamenlijk in een grote opwekking die door dit land zal snellen, rond deze steden, en hier overal rond omheen. Er zal zo'n leven zijn. Waarom, zij... zij zouden het niet kunnen stoppen. Er is geen manier voor.
99 Denkt u dat u Stefanus kon stoppen? Wel, hij was als een brandend huis in een stormwind. Daarom kon u hem niet stoppen. Zelfs het Sanhedrin kon hem niet stoppen. En u weet dat zelfs de dood hem niet kon stoppen. Hij leefde voort. En hij leeft vandaag. En hij zal altijd blijven leven, omdat hij eeuwig leven had, een huis, toegewijd aan de dienst van God.
100 Ik denk dat wat deze gemeente deze morgen te doen heeft, met respect voor alles wat gedaan is, dat als we God dit gebouw aanbieden voor dienst, laat ons ook onszelf aanbieden.
Laat ons voor een ogenblik gaan staan.
101 Ieder op zijn eigen wijze, hoe u op uw eigen manier wilt bidden. Ik wijd mijzelf vandaag opnieuw toe, in de preekstoel, aan de dienst van God. Ik wil dat ieder van u dat doet. Terwijl we het gebouw toewijden aan God, laten we onszelf toewijden.
102 Onze hemelse Vader, wij zijn hier deze morgen zo nederig en oprecht mogelijk vergaderd, in grote waardering voor de liefde die U aan deze samenkomst hebt getoond, door hun dit gebouw voor aanbidding te geven en voor het geven van deze voorganger aan deze gemeente, een prediker van het Woord.
103 En nu, hemelse Vader, als een plaats die is opgedragen voor aanbidding, leggen we als aanbidders alles terzijde, elk ongeloof, elke liefdeloze gedachte, alles wat niet is zoals U, en alles in ons wat ons doet handelen in tegenstelling tot Uw Woord; alles, elke geloofsbelijdenis, elke denominationele gedachte, of welke gedachte over welke buurman of iemand anders ook, hier of daar, of waar het ook zijn mag, die tot ons komt als een gedachte over deze persoon, die doorgaat, ook al is het een heilig, geheiligd vat; alles, elke man, of engel, of wezen, of openbaring, of wat dan ook wat tegengesteld is aan Uw plan voor deze dag, waar in Uw Woord over gesproken is. Niet wat iemand zei, maar wat U zei! Want het is geschreven: "Laat elk mensenwoord een leugen zijn en het Mijne waar." Als er iets in ons is wat ons wil tegenhouden om het ware Woord te geloven, en de openbaring van Christus te kennen, zoals Hij tot Petrus zei: "Op deze rots bouw Ik Mijn gemeente." Als er iets daaraan tegengesteld is, neem het van ons weg, Here. Wijzelf leggen het terzijde. Wij werpen het uit. En accepteren in plaats daarvan deze Hoofdhoeksteen, die Heilige Geest Die het fundament is van de ware gemeente van God. Wij accepteren dat.
104 Vader, zegen deze kleine gemeente. Houd de gebouwen in stand en mogen de aanbidders hier tezamen komen, keer op keer, iedere dienst. Moge er zo'n liefde van God onder hen zijn, dat ze haast niet bij elkaar vandaan kunnen blijven; hun harten verlangen samen te komen in het huis van God. Sta het toe, Here.
105 En mogen zij zo zoutend zijn, zoals U hebt gezegd: "U bent het zout der aarde." Mogen hun levens zo vruchtbaar en gezond zijn in de Heilige Geest, dat al de gemeenschappen rondom verlangen te zijn zoals zij. Sta het toe, Here. Maak hen voorbeelden. Sta het toe, Vader.
106 Nu, neem elk van ons, zoals wij deze kerk, dit gebouw, aan U geven. Wij geven onszelf aan U in ernstige toewijding. En moge de Heilige Geest in al Zijn goddelijke kracht, in Zijn Shekina-glorie, door de eeuwigheden in onze harten neerkomen, Here, en Zijn verblijfplaats vinden voor deze laatste dagen. En roep ons tot dienst, als boodschappers; misschien niet voor de preekstoel, maar voor het benzinestation, aan de wastobbe, waar het ook mag zijn, om tot de melkboer te getuigen, tot de krantenjongen, of wat het ook maar zijn mag. Maak ons getuigenissen en levende stenen, gevuld met de Shekina-glorie, de Heilige Geest Zelf. Vul onze harten en levens, Vader.
107 En wanneer de diensten hier op aarde voorbij zijn, mogen we onverdeeld, uitgehouwen op onze eigen wijze zoals God ons gemaakt heeft, tezamen komen in die grote gemeente, genaamd de bruid. Ze zal opgenomen worden van deze aardse tabernakel of woonplaats hier, en zij zal in een ogenblik veranderd worden, in een oogwenk. En zij zal worden opgenomen tezamen met Hem, om Hem in de lucht te ontmoeten voor het bruiloftsmaal van het Lam. Want wij geven onszelf en deze gemeente, zo heilig en toegewijd als we maar kunnen, Vader, voor Uw dienst, in de Naam van Jezus Christus. Amen.
U mag gaan zitten.
108 Hoevelen van u zeggen: "Door Gods genade en met Gods hulp, geef ik mijn hart over. Kom, Here Jezus, en vul mij enkel met Uw goedheid. Maak me eenvoudig wat U wilt dat ik zal zijn. Als ik koppig ben en in de bankschroef waarin U mij hebt geplaatst, de beweging waarin ik een recht heb om deze kant op te gaan of die kant op te gaan, laat me geen verkeerd uitgehouwen steen zijn, maar laat mij mezelf overgeven aan de zaag die me maakt tot wat ik ben; wat U wilt dat ik zijn zal"? Dat is de wijze waarop wij het willen, nietwaar? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
109 Laat ons nu onze handen opheffen en dit heerlijke, oude gezang van de gemeente zingen, terwijl ik de dienst aan uw voorganger overgeef.
Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief
Omdat Hij mij eerst liefhad
En mijn redding kocht
Op Calvaries hout.
110 Nu, laten we het neuriën. [Broeder Branham begint Ik heb Hem lief te neuriën – Vert] Nu, schud iemand naast u de hand en zeg: "God zegene u, broeder, steen in de gemeente." En God zegene u, broeder, stenen in de gemeente. God zegene u, broeder. God zegene u. God zegene u, broeder. God zegene u. God zegene u, broeder.
Hij mij eerst liefhad
En mijn redding kocht
Op Calvaries hout.
111 Nu, laten we onze ogen sluiten, onze hoofden buigen, en beide handen naar Hem opsteken.
Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief
Omdat Hij mij eerst liefhad.