Gedenk de Here
Door William Marrion Branham1 Dank u, broeder Neville. Ik ben zo blij om hier te zijn, broeder Neville, en de gelegenheid te hebben om weer in deze Hemelse plaatsen te zitten, in Christus Jezus. En om aantallen heb ik mij nooit bekommerd, het wekt mij altijd op. Weet u, ik voel mij meer thuis als ik met een klein aantal ben, omdat ik geloof dat dat de Gemeente is. Ja, ik heb er een Schriftplaats voor, die zegt: "Vrees niet, klein kuddeke, het is uws Vaders welbehagen u het Koninkrijk te geven." En ik zou... dat is de kleine kudde waaronder ik op die dag gerekend wil worden, die waartegen Hij zei: "Vrees niet." En we zijn zeer gelukkig met het voorrecht om vanavond te komen.
2 En ik kwam niet met de bedoeling om te spreken. Een paar ogenblikken geleden kwam er iemand aan de deur, terwijl ik met een studie bezig was om de samenhang gereed te hebben voor de een of andere tekst, die ik nu regelrecht gebruiken wil in de komende samenkomsten van Phoenix en Tucson en daar in de buurt. En ik voelde mij juist echt gesterkt in de Geest, weet u, door de goede dingen van God, over een Absoluut en een onderwerp over het Absoluut. En mijn vrouw kwam mij vertellen dat er iemand was gekomen om mij te bezoeken en ik begreep het niet helemaal juist, toen zij later zei: "Ga je vanavond naar de gemeente?"
3 En ik zei: "Ik denk van wel." En ik ging door met te proberen in de geest te blijven van wat ik deed. En zij kwam terug en zei dat er een zieke man was, die gekomen was voor gebed. Ik zei: "Wel dan, ik zal in elk geval naar de gemeente gaan, zie, en voor de zieken bidden." Ik... altijd, dat is... Weet u, die dingen zijn... we zouden zo spoedig mogelijk naar hen toe moeten gaan als de mensen ziek zijn en in nood. Wie ooit ziek geweest is, weet hoe het te waarderen is, wat het betekent om door Gods grote genezende kracht genezen te worden. En het is zo'n wonderbare zaak, wat een voorrecht.
4 Nu, aanstaande zondag, zo de Here wil, als broeder Neville en geen van hen iets speciaals heeft... dan dacht ik aanstaande zondagmorgen mijn Kerstboodschap tot de mensen te brengen, omdat hen te laten... Sommigen van hen komen van ver weg, weet u, zoals Georgia en verschillende plaatsen, en dat zal hen tijdig terug doen zijn om hun Kerstboodschappen en zo te doen.
5 En Billy kwam zojuist en vertelde mij, dat mijn zuster Delores zei, dat zij aanstaande zondagavond, net vóór de dienst, wat kleine gaven voor de kinderen heeft, een klein programma, weet u, een klein Kerstspel dat ze willen opvoeren, voordat de diensten beginnen. En ik zei: "Wel, dat zal op zondagavond zijn, is het niet?"
Hij zei: "Ja."
Ik zei: "Dat zou de zaak niet in de war brengen."
6 Nu zie, aanstaande dinsdag is het de vooravond vóór Kerstmis, als dan... of aanstaande dinsdag over een week is het Kerstmis. Dus dat zou dan voor de mensen niet goed uitkomen, ziet u, om dan terug naar huis te moeten gaan op de vooravond vóór Kerstmis, op maandag, dus dacht ik dat ik... ja, twee weken. Dat is juist, twee weken is in orde. Dus dacht ik dat ik misschien vanavond zou kunnen komen en het de mensen laten weten, zo de Here wil en broeder Neville niets speciaals heeft. Gewoonlijk houd ik er van mijn Kerstboodschap en mijn Paasboodschap en wat de Here ook op mijn hart plaatst om te geven, aan de gemeente te geven. En aanstaande zondag, zo de Here wil, aanstaande zondagmorgen geef ik...
7 De reden waarom ik het 's morgens doe in plaats van op een avond is, dat als de mensen van ver weg komen, zij de middag hebben om te reizen, zodat zij thuis kunnen komen, ziet u. Ik zou het liever 's avonds hebben, ik denk dat de avond veel beter is. Ik houd van de avonddienst, als de zon ondergaat, iets dergelijks. Het was God Die in de Hof van Eden naar Adam kwam in de koelte van de avond en met Adam sprak. Zie, ik houd van de avonddienst. Maar gezien de wijze waarop de omstandigheden hier zijn, zou het beter zijn dat ik het op een morgen had en de mensen dus weg kunnen gaan.
8 En ik ben dankbaar dat de Tabernakel uitgebreid wordt in de volgende zaal hier achter ons, zodat we wat meer ruimte er aan toegevoegd hebben. Na al het zweten en de drukte, hebben wij het in ieder geval. Weet u, de oude broeder Bosworth had een gevoel voor humor en hij zei: "De baby die het hardst schreeuwt, krijgt de meeste aandacht." Dus dat is aardig wat, weet u, en dus geloof ik dat het loont om zo nu en dan een beetje te schreeuwen, denkt u ook niet?
9 Ik wil u hier attent maken op broeder Anthony en zijn medespelers, vanwege die lieflijke muziek. Ik kwam juist binnen en hoorde dat. En weet u, die instrumenten zijn trompetten. Ik heb altijd gewild dat een van mijn kinderen, tenminste één, trompet zou spelen, ik... van die blaasinstrumenten.
10 Becky begon op de piano, maar zij is een beetje op die tienerleeftijd, weet u, dat ze het nu wil opgeven. En zij begon... De leraar zei dat zij moesten beginnen met populaire muziek. Niet, nu, ik bedoel niet... u weet wat ik bedoel, ouvertures enzovoort, klassieke muziek, om tot de godsdienstige muziek te komen. Als zij haar hogere klasse daarin bereikt, denkt zij: "Wel, ik zal het maar opgeven." En ik... kinderen zijn een probleem. En in elk geval moet het een roeping van God zijn om er mee te beginnen. Ik geloof dat haar zuster, Sara, daar achterin, haar zal verslaan, hoe dan ook, en zij heeft nooit een les gehad. Dus dan is de roeping van God beter dan dat het zo begaafd is.
11 Maar ik houd van een trompet. Ik herinner mij dat toen zij deze Tabernakel daar op de hoek inwijdden, de trompetten hier buiten een halve dag klonken: "Daar aan het kruis waar mijn Redder stierf, daar waar ik om vergeving van zonden huilde, daar werd aan mijn hart het Bloed aangebracht", ik het invoegde in mijn context in de hoeksteen.
12 En ik herinner mij een avond in de Drieënigheids-Methodistenkerk, waar de oude doctor Morrison... Velen van u mensen, die in mijn dagen toen leefden, herinneren zich doctor Morrison, een oude geheiligde man. Asbury verloor een van de grootste mannen sinds Asbury, toen zij doctor Morrison verloren, voor zijn tijdperk, een godzalige oude man. En ik hield er altijd van hem te horen prediken. En ik ging erheen om hem te horen in de Drieënigheids-Methodistenkerk daar. En die avond stapten twee jongens naar een klein balkon, juist toen mijn vrouw en ik naar boven liepen en zij hielden hun trompetten in de lucht en zij speelden dat: "Daar aan het kruis waar mijn Redder stierf!" Dat grote kruis daar boven, dat draaide rond. Ik stond op de straat te luisteren met mijn handen in de lucht en begon God openlijk te prijzen. Ik kon het niet helpen.
13 Er is het een of ander soort emotie binnenin een wederomgeboren Christen, als het trilt, moet er iets gebeuren, anders is het niet. O, ik... Er is niets dan een ouderwetse Christen-ervaring! Ik zou niets voor mijn ervaring willen nemen, zou deze voor geen rijkdom van de wereld willen ruilen, de hele wereld noch het hele zonnestelsel en alles, voor wat Jezus mij geleerd heeft van Zichzelf.
14 Er is een zekere man die bij ons zit, en elke keer dat ik naar achteren kijk, springt mijn hart op. Het is een man die ik onlangs Avondmaal heb zien nemen, hij loopt met een kruk. Vertelde iemand u ooit dat u eruit zag als Oral Roberts? Ik vertel u, iedere keer dat ik... Hoevelen... U hebt Oral Roberts gezien, bijna allen van u. Als hij er niet uitziet als Oral Roberts! Ik keek toevallig naar achteren. En ik geloof dat hij nog wat groter dan Oral is. Maar als ik kijk naar de wijze waarop hij zijn haar kamt, en zijn voorhoofd en zijn gelaatstrekken, en altijd een soort waardig uitziend persoon, hij zit als Oral. En dus denk ik altijd: "Broeder Oral?" Hij ziet er gewoon een beetje uit als hij.
15 Broeder Oral begint nu de een of andere soort Bijbelschool daar, geloof ik, of zoiets. Ik hoorde er onlangs over. Wat? Universiteit. Ja, broeder Carl Williams is een van hen die de doorslag ervoor moeten geven, voor het een of ander. Ik weet niet precies hoe het nu staat.
16 Nu bedenk, zondag, zo de Here wil, zullen wij beginnen... ik heb de Paas-... of de Kerstboodschap. En dan ben ik dankbaar dat de Tabernakelbouw begonnen is. En dan hoop ik dat dit niet alleen een toename van het aantal zal zijn, maar dat het de toevoeging aan genade zal zijn die God onze gemeente zal toestaan, onze beweging, of niet beweging, maar onze samenkomst waarin wij bij elkaar komen. Wij houden ervan.
17 En ik zou graag dit willen zeggen. Ik zal niet veel tijd nemen. Maar ik heb veel dingen die ik zou moeten zeggen, ik doe het echter niet, omdat het teveel tijd zou kosten. Maar ik zou dit graag willen zeggen, het is iets dat ik niet kan zeggen. Er zijn dingen (iedereen begrijpt het) die je weet, en het is in de Naam des Heren, en toch kun je het niet zeggen. Ziet u, je moet het voor jezelf houden. Zie? Maar een zekere gebeurtenis die opkomt en al enige tijd aan het opkomen is geweest, die staat op het punt plaats te vinden, waarvoor ik gealarmeerd ben om te letten op de Heilige Geest, Die Zich beweegt onder de mensen naar die plaats en zij weten niet één aards ding, zie, maar ik zie de Heilige Geest daar naartoe bewegen. Ik zal het, zo de Here wil, op de een of andere gelegen tijd openbaren. Nu bedenk, dat toont dat God onder hen is.
18 Zoals iemand, ik geloof, een broeder, ja, een poosje geleden zei broeder Neville dat: "God geen rekening hield met de wanorde onder ons, of ons verkeerde gedrag in Zijn aangezicht." Dat de ziener die Israël ging beschouwen en met het natuurlijk oog kon zien hoe onordelijk het was, hoe verkeerd zij hadden gedaan en vervloekt moesten worden. Maar wat de bisschop miste te zien, was die geslagen Rots en die Koperen Slang, zie, die verzoening aanbracht. Dus u ziet, dat toen Bileam naar Israël keek, hij een reden had om hen te vervloeken. Zie? Maar toen God naar hen keek, zag Hij de verzoening. Hij zei: "Jullie zijn als een eenhoorn." Amen. "Wie zal u iets in de weg leggen? Hoe godzalig, hoe rechtvaardig zijn uw tenten!" Dat is de wijze waarop God hen zag. Zie? Niet de wijze waarop de mens hen zag, niet de wijze waarop de hoogwaardigheidsbekleders hen zagen, maar de wijze waarop Hij hen zag.
19 En o God, laat dat mijn deel zijn! Laat dat mijn deel zijn, want ik heb niets in mijzelf wat ik zou kunnen opeisen. "Niets breng ik in mijn handen, ik klem mij slechts eenvoudig aan Uw kruis." Zie, dat is alles wat wij hebben.
20 Wel, dit is een avondsamenkomst voor gebed, of geen avondsamenkomst voor gebed, maar dit is een soort evangelische groep hier. Wij houden er van het Woord te plaatsen. En misschien zou ik graag vanavond een paar minuten tot u spreken. Velen van u die graag de Schrift opslaan... Wel, weet u, vreemd genoeg opende het precies bij de tekst die ik zou gaan lezen. Jazeker. Vreemd. Dat was 1 Korinthe, het 11e hoofdstuk, en wat aantekeningen die ik hier had opgeschreven, ergens hier in, waar ik aan dacht, als ik het nu meteen kan vinden. 1 Korinthe, het 11e hoofdstuk. Hier is het, juist hier. Jazeker.
21 Nu, laten wij voordat wij het Woord benaderen, de Auteur benaderen, Die het Woord is, opdat wij mogen vragen om genade en om Zijn zegeningen, terwijl wij Hem Die het Woord is, bestuderen.
22 O Here God, vol van genade en barmhartigheid, Die gewillig was door het tijdperk heen, nadat de mens gezondigd had en die grote kloof plaatste tussen hem en U, één die hij niet alleen kon oversteken. Hij was absoluut totaal verloren, zonder een weg terug. Maar de God vol van alle genade, was bereid om een Vervanger in zijn plaats te nemen en bracht hem terug. Dat heeft de harten ontroerd van allen die ooit van U gekend zijn, Here, hoe U in Uw grote liefde en genade een Vervanger nam! En zoals wij het zojuist uitgedrukt hebben, Here, dat het op die Vervanger is, dat wij vanavond vertrouwen, Degene Die stierf in plaats van ons, zondaars, die Rechtvaardige op Wie onze ongerechtigheid werd gelegd. In Hem vertrouwen wij.
23 Nu komen wij plechtig tot Zijn Woord, met gebogen harten en hoofden, met ontzag en eerbied en dankbaarheid. En we vragen of U ons vanavond genade wilt zenden, door de Heilige Geest, en ons het Brood des Levens wilt geven, dat wij nodig hebben om ons te versterken. U weet precies wat wij nodig hebben en wij weten dat U hebt beloofd, dat als wij zouden vragen, wij zullen ontvangen.
24 Wij zouden vanavond willen gedenken, Here, al degenen waarvan wij weten dat zij ziek en behoeftig zijn, dat de genade van God hun in grote overvloed zal worden gegeven. En Vader, wij bidden voor diegenen die weggevallen zijn, dat deze komende feestdag een herinnering in hun hart zal brengen aan waar zij eens waren toen zij gevallen zijn naar de verst verwijderde plaats van Uw gemeenschap. God, wij bidden dat zij terug zullen keren (sta het toe, Here) terugkeren tot de samenkomst, tot de Gemeente der Eerstgeborenen, terugkeren tot waar er genade is en barmhartigheid en liefde en vriendelijkheid, en genezing van onze zielen, ons verstand en ons lichaam. Sta het toe, Here. Zegen het Woord vanavond. Versterk ons allen, en geef ons van Uw zegeningen, daar wij het vragen in Jezus' Naam. Amen.
25 Nu, voor een paar ogenblikken zou ik uw aandacht willen vragen voor 1 Korinthe, het 11e hoofdstuk, vers 23, 24 en 25.
Want ik heb van de Here ontvangen, wat ik ook aan u overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht waarin Hij verraden werd, het brood nam.
En toen Hij gedankt had, brak Hij het en zei: "Neemt, eet, dit is Mijn Lichaam, dat voor u gebroken wordt: doet dit tot Mijn gedachtenis." Desgelijks nam Hij ook de drinkbeker, na het eten van het avondmaal, zeggende: "Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn Bloed.
Doet dat, zo dikwijls als gij die zult drinken, tot Mijn gedachtenis."
26 Als ik dit een kleine tekst zou noemen, waar ik naar zou willen verwijzen, zou het dit zijn: Gedenk de Here. Het klinkt als een avond die... of een Boodschap die verleden zondag gepredikt had moeten worden, bij het Avondmaal. Maar ik wil het vanuit een even andere hoek benaderen gedurende een paar ogenblikken, terwijl wij onze gedachten gericht houden op de aanbidding van de Here.
27 We zouden natuurlijk kunnen beginnen met de tafel des Heren, omdat dat een goede plaats is waar wij allen gedenken. De Here gedenkend aan Zijn tafel, waarnaar de tekst eigenlijk verwijst. Maar Paulus zei, dat wij de beker moeten nemen en het bloed drinken en het ongezuurde brood eten, ter gedachtenis, om ons te herinneren aan wat Hij voor ons deed. En wanneer u het doet, wilt u het niet slechts doen als een gewone, alledaagse zaak; u wilt werkelijk komen ter gedachtenis aan de Here. Zie? Bedenk dat het Zijn genade en barmhartigheid is, en die alleen, die u de enige hoop geeft die u hebt. Ongeacht wat u ooit zou doen, er is nergens iets dat op enigerlei wijze kan benaderen wat Christus voor u deed.
28 Ik heb een droevige ervaring gehad deze week, en toch een heerlijke. Ik zou het kunnen zeggen, ik begroef een broeder die hier eens met ons zat. En velen van u kennen het geval. Het was onze beminnelijke broeder Rogers, Busty Rogers, zoals wij hem noemden, Everett. En broeder Banks Wood hier en broeder Sothmann, wij gingen tezamen naar de begrafenisdienst.
29 En ik had een rit in de sneeuw, naar de oude plaats waar ik hem eerst begraven had, ongeveer vijfentwintig jaar geleden. Toen ik hem die keer begroef, was het in modderig water, in de Naam van de Here Jezus Christus. Toen wij over de oude vertrouwde brug daar bij Totten's Frod gingen, sprak ik tegen mijn broeders en zei: "Op een dag toen een zekere denominatie-prediker daar een grote tent had, zei hij: 'Die kleine radicaal daar in de Baptistenkerk doopt de mensen in de Naam van Jezus Christus.' Hij zei: 'Als iemand gedoopt werd op die wijze, zou deze zelfs niet welkom zijn in mijn tent.'"
30 En op die tijd zat daar toevallig iemand die gedoopt was in de Naam van de Here Jezus en dat was broeder George Wright en zijn gezin. Zij... gewoon... Het enige wat zij konden doen, was niet teruggaan.
31 Dus die dag bij de doorwaadbare plaats, o, hij had juist zijn samenkomst verlaten en was gekomen om het wat te bekijken, en zijn samenkomst stond daar. En ik maakte mij op naar de plaats. En het had geregend daar boven in de heuvels en de modder van de velden was weggespoeld en zijn kleine zijrivieren hadden de Blauwe Rivier erg modderig gemaakt. Ik liep het water in tot aan mijn middel. En een van de beheerders of diakenen liever gezegd, overhandigde mij de Bijbel en ik las waar Petrus zei op de Dag van Pinksteren: "Bekeert u, een ieder van u, en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus, voor de vergeving van uw zonden, en gij zult de gave van de Heilige Geest ontvangen."
32 Het was die dag dat Georgie Carter daar lag, proberend haar handen op te heffen, nog maar ruim zestig pond wegend en ze had negen jaar en acht maanden in bed gelegen zonder zich te bewegen. En haar familie, de kerk waartoe zij behoorde, had gezegd dat als iemand alleen maar naar mijn samenkomst kwam, zij uitgesloten zouden worden van hun gemeenschap met de kerk. En het was diezelfde avond dat zij ogenblikkelijk genezen werd. En toen wilde zij gedoopt worden, zoals het kleine Nale meisje dat daarboven was, dat ik in een visioen gezien had, u kent de geschiedenis, haar handen en haar voeten opgetrokken; en ze liep in het visioen en in de kracht van de Geest, legde handen op haar, daar kwam zij eruit en werd genezen. En dus behoorde zij tot dezelfde kerk. Wel, het was een Methodistenkerk. De Methodistenprediker, broeder Smith, was degene die op de oever stond met zijn samenkomst.
33 En ik begon te dopen in de Bijbelse, Christelijke doop. En omtrent de tijd dat ik vijf of zes mensen gedoopt had, brak plotseling de kring en de rij open, daar op de heuvel. Hier kwam die Methodistengroep regelrecht met hun goede kleren aan om gedoopt te worden in de Naam van de Here Jezus. En één voor één, dames in hun mooie zijden zomerkleding, liepen ze door de modder, hun gezicht afvegend van de tranen en lipstick afwassend, komend om belijdenis te doen en gedoopt te worden.
34 En met die groep kwam een sterke, breedgeschouderde man met een soort GI haarkapsel, een open gezicht, er fors uitziend, daar met zijn mooi, licht gekeperd wollen pak aan. Hij zei: "Ik heb ook mijn beslissing genomen." Dat was Busty Rogers, zonder dat iemand hem er iets over verteld had. Daar begroef ik hem in de Naam van de Here Jezus Christus, op zijn belijdenis.
35 En vorige week legde ik hem onder de zoden te Milltown. Ik predikte over de Volmaaktheid van de Opstanding. Ik ben zendeling geweest en heb de verschillende goden en de wijsgeren gezien. En dat is alles wat er is, buiten het Christendom, alleen maar een filosofie, hoe dat zij dit, dat of het andere geloven. Maar de grote Schepper, Die de schepping heeft gemaakt! Er moet een Schepper zijn als er een schepping is. En als er een schepping is, werd deze gemaakt door een Schepper. En het werk van elk mens weerkaatst hemzelf. Hij is een goede timmerman, hij doet goed werk, hij bouwt. En als hij een goede werktuigkundige is, doet hij goed werk. Uw werk weerkaatst u alleen. En Gods schepping weerkaatst God. En God maakte alles met een doel. En alles wat Gods doel dient, heeft, als het sterft, een opstanding. Vertel mij één ding. En ik bracht vele dingen naar voren, zoals de bloemen en de bomen.
36 En hoe de zon 's morgens opkomt als een kleine pasgeboren baby, zijn haar stralen zwak. Om ongeveer tien uur is zij een puber. En om twaalf uur schijnt zij in haar kracht, in de schoonheid van vrouwelijk- of mannelijkheid. En omtrent twee uur in de middag wordt zij ongeveer als ik. En dan omtrent vijf uur in de middag wordt zij als grootvader, zij legt zich neer. En tenslotte koelen haar stralen af van de aarde en zij sterft. Is dat haar einde? Zij diende Gods doel. Zij wekte het plantenleven op toen zij over de aarde kwam. Alle planten die het jaar tevoren waren afgestorven, wekte zij op. Is dat haar einde, als zij Gods doel diende? Zij staat de volgende morgen weer op met een nieuw leven! Elke boom doet hetzelfde, al het andere, alles, maan, sterren, zonnestelsel, alles belooft het.
37 En als een mens Gods doel dient, is er een opstanding net zo zeker als iets. Het enige wat u moet doen is gewoon wachten op Gods tijd, net zoals Hij nu is.
38 De grote bladeren die van de boom zijn afgevallen. Waar de rode, groene, blauwe, bruine, alle verschillende kleuren over de grote borst van de aarde liggen, waar Gods natuur er dood onder lag, plantte God Zijn boeket uit. Maar Hij weet dat wanneer Hij het boeket plant, er in de lente een opstanding zal zijn. De aarde moet gewoon haar baan doorlopen totdat zij weer regelrecht met de zon terugkomt, en zij zal opstaan in begrafenisbloemen.
39 Zeg nooit: "Dit is het einde", evenmin als de bladeren, bruin aan de boom, zeggen dat het het einde is. Het enige wat moet gebeuren is, dat de tijdcyclus van God rondzweeft tot de komst van de Zoon van God. En elk levend schepsel dat ooit in Christus stierf, zal weer tevoorschijn komen in Zijn Tegenwoordigheid, Hem gedenkend. O, als ik aan het einde van mijn weg kom, wil ik sterven in Zijn Tegenwoordigheid, Hem gedenkende dat Hij de Opstanding en Leven is. Hij is die Ene.
40 Als wij dan naar de tafel des Heren komen, is de tafel des Heren niet, zoals ik hier tevoren verklaard heb,... Wij geloven dat wat wij 'het avondmaal' noemen, het nemen van het brood is. Wij plaatsen de juiste zaak op de verkeerde plaats. Het is niet het brood dat van belang is, het is niet de wijn die van belang is, dat is het ongezuurde brood en de wijn. Maar de zaak waar het om gaat is: 'communie' betekent 'spreken tot', en terwijl we tot Hem spreken, gedenken we Hem. Ik geloof dat het de meest gezegende tijd is van de diensten. Zie? Elk uur van ons leven behoorde een avondmaal te zijn.
41 Een avondmaal met de Here is als een oase in een woestijn. Het is als de bron onder de vijver, waarbij de voorbij komende reiziger stil staat en het water drinkt tot het zijn dorst lest. Dat is de Here gedenken. Komend tot de inzetting van Zijn tafel, waar de passerende pelgrim die hier met ons samen op aarde vertoeft... dat wij tot Zijn tafel kunnen komen en daar drinken van Zijn zegeningen en van Zijn genade en van Zijn Woord, in gemeenschap rondom Zijn Woord, tot onze dorstige zielen verzadigd zijn. En dan verlaten wij de plaats van aanbidding, verfrist, voldaan, uitgaande om de problemen van de woestijn weer onder ogen te zien, de problemen van de levenswoestijn. Ja, een oase in de woestijn, onszelf verfrissend, ons voorthelpend als wij dorst hebben.
42 Het zou met elke aanbidder zo moeten zijn. Het is bij elke ware aanbidder zo, dat zij verlangen tezamen te komen. Er is iets met de gemeenschap die Goddelijk is, die door God beschikt is, die heilig, gewijd is. En de rechtvaardigen dorsten ernaar.
43 Zoals David zei, dat "zijn ziel dorstte naar God zoals het hert naar de waterbeek." Het kleine gewonde dier, waarbij de honden stukken vlees uit zijn zij hebben gescheurd, heeft zich losgerukt. En het staat daar, hevig kloppend en goed uitkijkend. Met een zintuig dat God hem gegeven heeft, kan het op mijlen afstand water ruiken. En het houdt zijn kleine kop in de lucht terwijl zijn leven er uit bloedt. En het weet dat als het ooit bij die bron kan komen, het leven kan. Niemand zal hem dan pakken. Als hij ooit bij het water kan komen, zal hij iedere hond die achter hem aanzit, voor de gek houden, want hij weet dat hij de levengevende bron gevonden heeft.
44 En als de gemeente tot die plaats komt, dat Christus zoveel voor ons betekent, dat wij dorsten om in Zijn Tegenwoordigheid te komen en met elkaar, is het een Levengevende Bron. Geen duivel kan u ooit overvallen. Zelfs de dood zelf is daar verslagen. O, wat een hoop! Wat een plaats! Verfris uzelf. En door zo te doen, gedenken wij Christus Die Degene was Die het voor ons mogelijk maakte. Hij was Degene Die deze dingen voor ons deed, wij moeten Hem gedenken. Want bedenk, eens waren wij vreemdelingen en zonder God, heidenen, tot stomme afgoden heengetrokken. Maar bedenk, Christus stierf niet voor de Jood, maar voor elk schepsel van Adams gevallen ras stierf Christus.
45 Daar wij komen om Hem te gedenken bij Zijn bron van gemeenschap, behoort het ons te herinneren aan het verleden in de tijd dat Israël op reis was. En zij kwamen zonder water te zitten, hoewel precies in de lijn van hun plicht, onderweg uit Egypte naar hun bevrijding, naar het beloofde land, en precies handelend naar hun plicht. En het zag er overal, op elke plaats, onder elke heuvel, droog uit. Daar waar bronnen moesten zijn, waren er geen. En zij kwamen om in de woestijn. En toen verscheen daar de Rots, Die door Mozes geslagen werd en er kwam een overvloed van water uit. Elke dorstige man, elke dorstige vrouw, kind of zelfs elk dorstig beest, kon een overvloed van water drinken.
46 Zoals Johannes 3:16, de gouden tekst van de Bijbel, zegt: "Daar God de wereld zo liefhad, gaf Hij Zijn Eniggeboren Zoon, opdat een ieder die gelooft (gelooft, zich onderhoudt met, Hem gedenkt) niet zal verderven, maar Eeuwig Leven hebben." Christus gedenkend, dat Hij onze Rots was die werd geslagen, om een omkomende wereld, een omkomende heiden, een omkomende Jood, een omkomende wereld te redden. Christus gaf Zijn Leven uit in overvloed opdat ieder die hongerde en dorstte, zei de profeet: 'Ziet, komt tot de fontein, koopt van Mij melk en honing zonder prijs'. Komt, omdat het het Avondmaal is, komt ter herinnering aan de Here.
47 Ik kan weer denken aan de gedachtenis aan de Here in een plaats van verfrissing, bij de bron genaamd Beerlahairoi [Nederlandse vertaling, Gen. 16:14: Lachai-Rói – Vert], hetwelk betekent in de Hebreeuwse taal: 'De bron van Hem Die leeft en mij ziet.' Hagar, verkeerd begrepen, hoewel overeenkomstig haar plicht. Verkeerd begrepen, verkeerd beoordeeld en uitgeworpen, zonder plaats om te gaan, met een omkomend kind, en het water in de fles was op. En de kleine knaap huilde. En alleen het hart van een moeder zou weten wat het betekende die roep om water te horen, terwijl zijn kleine tong opzwol en zijn lippen droog werden en haar baby elke minuut zwakker werd. Uitgeworpen, precies in de lijn van haar plicht, geen plaats om heen te gaan. Zij had zelf zonder gedaan tot zij de laatste druppel over zijn uitgedroogde lippen had geperst. En toen de fles droog was en zij hem neerlegde, stond zij op. En de kleine knaap schreeuwde om water en hij werd zwakker en zwakker; haar enig kind.
48 Ongetwijfeld heeft haar onschuldig hart geroepen: "O God, wat heb ik gedaan? Wat heb ik gedaan?" En zij kon het niet aanzien dat haar kind in haar armen zou sterven, en ze legde hem onder een struik. En ze liep ongeveer een boogschot weg, waarschijnlijk honderd meter of meer, en zag een kleine boom en knielde neer en daar begon zij te wenen. Wel, zij vroeg zich af: "Waarom?" Als zij deed wat juist was, waarom moest deze zaak haar dan overkomen? Vele malen denken wij dat van onze ziekte en aanvechtingen, zie, maar misschien wordt het alles gedaan om genade en barmhartigheid te laten zien. En terwijl zij dacht, hoorde zij de kleine, zwakke roep om water, die tenslotte vervaagde.
49 Zij hoorde een Stem spreken, die zei: "Waarom weent gij? Waar huil je om?"
50 En zij keek op en zij zag de bron ontspringen. Wat een bron van verfrissing! Beerlahairoi, misschien heb ik het verkeerd uitgesproken. B, dubbel e, r-l-a-h-a-i-r-o-i, wat betekent: "De bron van Hem Die leeft en mij ziet! Van Hem Die niet kan sterven! Melchizédek! El Shaddai! Van Hem Die leeft en mij ziet, Die al mijn behoeften kent. Hij heeft Zich mij herinnerd. En daar gedacht Hij aan mij daar ik Hem gedacht, en ik weet dat Hij leeft en Hij heeft hier in de woestijn deze bron laten ontspringen."
51 O, dat wij dat zouden kunnen toepassen nu in de boodschap van het uur, van deze dag nu, waarin de woestijn van de kerken, de denominationelen en de Sociaal Evangelie-predikers en de wereldse modes binnengeslopen zijn, en het alles tot een denominatie heeft gemaakt en het heeft verbrokkeld.
52 En dan te bedenken dat er vanavond weer staat, bij de bron van Hem Die leeft en mij ziet. Dat is wat het gedenken van Christus voor de aanbidder moest betekenen. Ja. O, zij werd verkeerd begrepen en uitgeworpen. Jezus zei, toen Hij hier op de aarde was: "Ik ben het levende Water, Ik ben het Water des Levens."
53 En ik wil hier nog een gedachte naar voren brengen die tot mij komt. Toen Jezus gerechtelijk onderzocht werd, voor niets anders dan terwille van een schijnvertoning, werd Hij van Pilatus naar Herodes gezonden. Nu, Pilatus behoefde dat niet te doen, weet u, daar hij probeerde zijn handen ervan af te wassen. Maar, als iets eens op uw handen is, moet u uw beslissing nemen. U kunt het niet op iemand anders schuiven. U bent betrokken, als een individu. Maar Hij, Hij werd naar Herodes gezonden, alleen maar om er een bespotting van te maken, omdat Hij de naam had van nogal een wonderwerker te zijn, enzovoort, en Hij was uitgeworpen uit de kerk. Dus Pilatus zelf dacht Hem gewoon naar Herodes te zenden en misschien zou het de oude wrok die zij tegen elkaar hadden, een beetje in orde brengen.
54 En dus werd Jezus door de straten en plaatsen meegenomen tot Hij het Hooggerechtshof bereikte, naar Herodes. En toen Hij Herodes ontmoette, werd Herodes zijn enige kans geboden! Hoe dwaas kan een mens zijn? Als Herodes slechts geweten had dat vóór hem de vervulling stond van elke Hebreeuwse profeet van de lang... en van de kerk van de wereld... dat vóór hem de vervulling stond van elke wijze en profeet die ooit gesproken had. De gelegenheid om zijn zondig hart te hebben bevredigd met genade en barmhartigheid. Wat een dwaas man was hij!
55 En toch niet zo dwaas als de mens vandaag, die hetzelfde wordt aangeboden, omdat wij tweeduizend jaren meer van Zijn onderwijs en van Zijn genade hebben gehad. Maar wat een dwaze zaak deed Herodes toen hij daar vóór Hem stond en Hem nooit om genade en barmhartigheid vroeg, nooit om vergeving van zonde vroeg. Hij wist nooit dat daar stond... Ik denk niet dat de man besefte dat zulk een Persoon vóór hem stond. Laten wij dat even laten inzinken. Omdat de Man niet zo'n maatschappelijke naam had van grote sociale standing, van verschillende organisaties en clubs, enzovoort, waarmee Hij verbonden was. Hij had een dergelijke naam niet.
56 Maar Hij had wel een naam onder de mensen die de Bijbel kenden, en de belofte kenden. En mag ik het een beetje sterker uitdrukken, zij die voorbestemd waren tot Eeuwig Leven, zij herkenden het op het ogenblik dat Hij daar stond.
57 Maar Herodes had dit niet geleerd, hij wist het nooit. Wat een droevige zaak. En al wat de profeten gesproken hadden gedurende vierduizend jaren, de vervulling van het roepen van de wereld stond vóór hem. Daar in zijn tegenwoordigheid stond de hele vervulling. En als ik dit eveneens zou mogen zeggen, wij zouden denken dat hij een dwaas man was, omdat hij een dwaze beslissing nam, want, merkt u op dat hij Hem nooit om genade vroeg. Hij vroeg Hem om hem te vermaken. "O, ik heb gehoord dat U een wonderwerker bent." Hij vroeg om vermaak in plaats van genade.
58 Dat is wat de wereld vandaag doet, men neemt dezelfde beslissing die Herodes nam toen zij de wonderwerkende Christus hetzelfde zagen doen wat Hij toen deed, en het enige wat zij verlangen is: "Laat mij zien dat u zus en zo doet." U zegt dat Herodes een slechte plaats had om te staan? De mens van deze dag zal een slechtere plaats hebben om te staan! Herodes had vierduizend jaren ervaring, de profeten en wijzen. Wij hebben zesduizend jaren met een leer die superieur is aan wat zij toen hadden. Zeker. Wat deed het? Zo is het vandaag, dezelfde zaak.
59 Wat was er aan de hand? Herodes besteedde er nooit serieuze gedachten aan. Hij stond nooit stil om het te beschouwen.
60 En zo is het met de mensen vandaag. Zij zien dit grote iets, ze zijn erover ontzet, maar zij staan niet lang genoeg stil. Zij proberen te luisteren naar een rabbi of een theoloog, die Het helemaal wegverklaart. En toch, als ik denk aan Jeffersonville, hoe dikwijls zou ik u hebben bijeen vergaderd als een hen haar kuikens, maar u wilde niet. Hoe dikwijls zou ik u hebben bijeen vergaderd? Hoe dikwijls zou ik dit hebben gemaakt tot de tuin waar alle naties heen zouden willen vluchten, maar u wilde niet. Zie? Zie?
61 Nu zie, wat zal Herodes zich moeten herinneren in die dag? Zijn grote gelegenheid die hij afwees. En ginds, ergens in de regionen der verlorenen, herinnert hij zich vanavond wat hij ermee deed. Nu is het te laat.
62 Laat dat niet zo met ons zijn. Dit is onze tijd van bezoeking. Laten wij Christus gedenken, dat Hij Dezelfde is gisteren, heden en voor immer, Hebreeën 13:8. Wacht niet tot die regionen ginds, in het verdoemde, in die dimensie, waar je niet in de Tegenwoordigheid van God kunt gaan, en uw tijd op aarde voorbij is, in de nachtmerrie van verschrikking zult u zich herinneren dat u uw gelegenheid hebt gehad en het afwees. Laten de jonge mensen hier nota van nemen. Laten allen hier nota van nemen.
63 Herodes besteedde er nooit een serieuze gedachte aan. Op zijn enige gelegenheid vroeg hij alleen maar om vermaakt te worden en dat Jezus de een of andere truc zou doen, een konijn uit de hoed zou nemen, weet u, zoiets. Hij dacht dat Hij het misschien was, of anders beschouwde hij Het als een tovenaar. "Wij hebben gehoord dat U poetsen kunt bakken. Laat mij zien dat U Uw poets nu bakt."
64 En mag ik dit met eerbied zeggen. Hoe dikwijls hebben echter zogenaamde predikers van deze dag gezegd: "Als er een Heilige Geest is, als u gelooft dat de Heilige Geest net eender is als in het begin, laat mij zien dat u de een of andere zus-en-zo hier neemt, of dit, o, deze man hier, deze vrouw hier. Ik zal hen gaan halen. Laat mij zien hoe u het doet."
65 Beseffen zij dat dat dezelfde geest is, (nee, dat doen zij niet) die tegen Jezus zei: "Als U de Zoon van God bent, maak dan van deze stenen brood. Als U de Zoon van God bent, vertel ons dan wie U op Uw hoofd sloeg. Als U een Profeet bent, vertel ons dan wie U sloeg." Met een doek over Zijn gezicht. Zij sloegen Hem op Zijn hoofd en gaven dan de stok door van de een naar de ander en zeiden: "Vertel ons, als U een Profeet bent, vertel ons wie U sloeg, dan zullen wij U geloven. Vertel het ons als U de Zoon van God bent. Wij zijn eerlijk in onze harten. Als U de Zoon van God bent kom af van het kruis en wij zullen geloven dat U de Zoon van God bent."
66 Ik vraag mij af of niet vele mensen vandaag, zowel mannen als vrouwen, zowel jongen als ouden, niet in diezelfde plaats staan. En u zult op zekere dag herinneren dat u in Zijn Tegenwoordigheid was, bij Zijn Fontein, en u wilde een grap zien of een truc of iets dergelijks. "Dat zou mij Het doen geloven. Laat mij een rilling over mijn rug voelen, en laat mij dit of dat doen, dan zal ik Het geloven." Zie, de een of andere sensatie, pure afgoderij! Dan... u...
67 Weet u, Jezus zei in één geval, Hij stelde een vraag. Ik zou deze vanavond aan de Gemeente willen stellen. Jezus zei: "Waarom? Waarom? Waarom noemt u Mij uw 'Here' en doet niet de dingen die Ik u gebood te doen? Waarom zou u Mij 'Here' kunnen noemen en Mijn Woord niet bewaren? Waarom kunt u Mij 'Here' noemen en de dingen ontkennen die Ik u bevolen heb te prediken en te onderwijzen?" Wat is het? Waardoor komt het? Het is omdat er een denominationele traditie tussen hen en het Woord staat. En alles wat tussen u en God staat is een afgod, het neemt de plaats van God in. Waarom noemt u Mij 'Here'? Here betekent 'eigendomsrecht', Here is eigenaar van het bezit. En als God mijn Eigenaar is, als ik van Hem ben en Hij mij op zekere dag deed omkeren toen ik op de verkeerde weg was en mij voor een doel riep, wat moet ik anders doen dan Zijn verlangens vervullen, zoals Hij bij Petrus deed. Hoe kan ik iets anders doen dan Zijn Woord houden? "Waarom noemt u Mij 'Here'?"
68 Ik wil hier nog een andere knaap noemen, hem bezien. Hoe staat het met Judas, wat moet hij zich over Hem herinneren? Wij spreken over de Here gedenken. Judas zal vanavond, en o, totdat hij er niet meer is, zich moeten herinneren dat hij zijn geboorterechten verkocht. Hij verkocht Jezus voor persoonlijk voordeel. Wij maken Judas belachelijk. Wij zeggen dat hij een vuile, slechte kerel was, die voor geen enkele plaats of maatschappij geschikt was, die niet voor de Hemel geschikt is. Waarom? Hij verkocht zijn Here, nadat hij de gelegenheid had gehad om zelfs een discipel, een apostel te zijn, de hoogste roeping in de Bijbel, hoger dan een profeet. Hij had de gelegenheid om een apostel te zijn en verkocht dat recht voor persoonlijk voordeel. En nu moet hij dat gedenken. Dat is hoe hij Jezus gedenkt: persoonlijk voordeel.
69 En ik vraag mij af hoevelen van hen vanavond toch in de preekstoel staan, toch het koorkleed dragen, op de plaats zitten van diaken of die de plaats van penningmeester innemen, beheerder of wat het ook moge zijn, zijn positie in de gemeente, of de prediker achter de lessenaar, en die toch hun gelegenheid verkopen voor persoonlijke eer: "Doctor, Bisschop zus-en-zo", voor persoonlijke eer, persoonlijk voordeel.
70 Een man zei eens tegen mij: "Ik geloof dat het de Waarheid is. Maar als ik dat predikte, zou ik daar in de straat moeten bedelen."
71 Herinnert u zich de rijke man en Lazarus, waar hun laatste en hun Eeuwige stadium zich bevond? Hoewel de ene een bedelaar en de andere een rijke man was, veranderde het toneel echter op zekere dag en beiden konden gedenken. Zo schreeuwen vanavond mensen over Judas die Hem verkocht voor persoonlijk voordeel en zovelen doen vandaag hetzelfde, verkopen Hem voor persoonlijk voordeel.
72 De priesters van die dag zullen zich ook herinneren dat zij hun kans van Hem, hun kans om Zijn dienstknecht te worden, om Zijn discipel te worden, om een bekeerling van Hem te worden, verkochten. Zij verkochten hem voor pure, giftige jaloezie. Zij waren jaloers op Zijn leer. Wel, toen Hij pas twaalf jaar oud was, kon Hij hen op elke wijze vastpinnen, en zij herkenden niet dat dat de Messias was. Zij konden niet de dingen doen die Hij deed. En zij waren bang dat zij hun prestige voor de hoger beschaafde mensen zouden verliezen, en zij verkochten hun gelegenheid. En zij zijn net zo schuldig als Herodes.
73 En met het kerklid van vandaag is het hetzelfde. Als zij vertrouwden in hun denominatie, enzovoort, in die dagen, en bang waren voor hun prestige, dat zij uit de synagoge geworpen zouden worden, wat was dat dan? Het was afgoderij! Het aanbidden van een afgodische geloofsbelijdenis of een afgodische kerkreligie, in plaats van het levende Woord te accepteren, dat vóór hen gemanifesteerd werd.
74 En zij zagen het Woord van God. De Bijbel zegt: "Wij hebben Hem gezien, Hem betast." Menselijke wezens legden handen op het letterlijke, levende, gemanifesteerde Woord van de levende God en lieten tradities en geloofsbelijdenissen tussen hen in staan, het wassen van potten en pannen, lieten zo'n vuile zaak instaan tussen hen en de levende God. Ja.
75 Wat was het? Zij waren bevooroordeeld. Zij waren bevooroordeeld tegen Zijn zuivere, scherp omlijnde Evangelie Schrift, die Hij onderwees, het Woord van de Vader. Zij waren jaloers op Hem. Zij waren bevooroordeeld tegen Hem. En zolang zij een gedachtenis hebben, die zij zich in de hel nog zullen herinneren, is dat de wijze waarop zij herinnerd zullen worden. Dat is de wijze waarop zij Hem zullen moeten gedenken.
U zegt: "O, dat waren de Farizeeërs."
76 Er is een kleine dame die naar deze gemeente placht te komen. O, ik veronderstel dat misschien velen van u haar kennen, zij woont in de straat hier verderop. Zij was teruggevallen. En elke keer als ik haar zag, liep zij hard naar mij toe en legde haar handen in de mijne. "Broeder Bill, bid voor mij. Ik ben teruggevallen." Haar man is... Nee, ik geloof dat zij vooraan de straat wonen. Ik heb haar in de Geest gezien, de Geest van God op haar gezien en zag haar dansen, zich verblijden, enzovoort. En zij was teruggevallen. En zij lag onlangs in het ziekenhuis hier, stervend, dacht men. En zij liet mij komen om voor haar te bidden.
77 Zij en haar man waren verschrikkelijk goed voor mijn vrouw, toen mijn vrouw een klein, armoedig gekleed meisje met een vuil gezicht was, en zij kochten zo nu en dan een jurk voor haar of zoiets om haar te helpen naar school te gaan. Het doet er niet toe hoe klein het is, je kunt geen ding voor God doen of Hij gedenkt het. "In zoverre gij dit aan de minste van deze Mijn kleinen gedaan hebt, hebt gij het aan Mij gedaan." En als brood op het water zal het terugkeren.
78 Daar lag deze arme, kleine, teruggevallen vrouw, wenend, mijn hand vasthoudend. En zij... Ik zei: "Wel zuster, ik zal voor u bidden."
79 En in het bed naast haar lag een vrouw met haar handen gekruist naar mij te kijken. En haar jonge zoon van ongeveer twintig jaar, die er als een moderne Ricky uitzag, zat naast haar.
80 Niet om iemand te geringschatten als zijn naam Ricky zou zijn, maar ik bedoel dat het een... Je hoorde een dergelijke naam nooit in de voorbijgegane dagen. Elvis en Ricky, het is gewoon een naam van het tijdperk, ziet u. Als u een kind hebt met die naam, noem hem bij zijn middelste naam of geef hem er een.
81 Toen zij daar zo zat en keek, en ik mijn hoofd begon te buigen, zag ik haar echt kijken... Ze zei: "Wacht even! Doe dat gordijn dicht!"
82 Ik zei: "Ik wilde alleen maar een gebed opzenden voor deze dame. Bent u geen gelovige?"
83 Ze zei: "Ik zal u nu vertellen dat wij Methodisten zijn en wij willen dat u dat gordijn dicht trekt!"
"Ja mevrouw", en ik trok het gordijn dicht.
84 Zie, hetzelfde. Dezelfde zaak vandaag, zo bevooroordeeld! Hoe wist zij wat voor prediker ik was? Ik had de vrouw nooit gezien. Maar zij had waarschijnlijk iemand horen zeggen dat ik geloofde in genezing van de zieken, en ze hadden haar verkeerd onderwezen. Zij wilde er niets mee te maken hebben, zij waste haar handen ervan af. Zij was bang dat het haar zou overvallen. Maak u geen zorgen, het zal niet gebeuren, evenmin als Pilatus het van zijn hand kon afwassen.
85 Nu is dat niet om iets geringschattends over de Methodisten mensen te zeggen, dat was slechts één vrouw, zie, het zou slechts háár houding geweest kunnen zijn. Ik geloof niet dat alle Methodistenmensen zo zouden zijn, omdat ik voor velen van hen heb gebeden. Zij hebben mij geroepen om voor hen te bidden, en tekenen en wonderen zijn onder hen gedaan. Het zijn nooit de mensen in deze kerken; het is het systeem waaronder zij zijn, dat het veroorzaakt. Maar zij was er een van dat soort. Wat was het? Zuiver vergif met groene ogen, van de duivel bezeten jaloersheid.
86 Ik zou iets kunnen zeggen. In een zekere samenkomst die hier eens in de stad was, vroegen zij mij waarom zij mij er niet voor riepen. Maar ik wil dat gewoon overslaan, omdat ik thuis ben. Er was echter een reden voor, het was slechts jaloezie, het is door geloofsbelijdenis, het is afgoderij. Wat zouden wij graag iedereen willen omarmen, maar als je geschuwd wordt... Jezus wilde het doen. Bedenk, op de een of andere dag moet u dat gedenken. U moet het u herinneren.
87 Het herinnert mij juist aan een getuigenis dat onlangs werd gegeven. Een prediker stond in een lift die naar boven ging, hier in het Heyburn Gebouw. En er stonden drie mannen met deze prediker in de lift, en zij wisten niet dat deze man een prediker was, ik veronderstel van niet. En toen zij naar boven gingen, stopten zij allen op de achtste verdieping. En één man keek om naar de prediker en zei: "Weet u wat? Dit is ongeveer net zo dicht bij de Hemel als wij ooit zullen komen."
88 "Wel", zei de prediker, "ik veronderstel dat u gelijk hebt. Ik denk dat u gelijk hebt, want zolang wij vertrouwen in onze eigen verdiensten, is dit net zo dichtbij als wij ooit zullen zijn." Zo is het. Zolang u vertrouwt in wat ú doet, gedenkt u wat u hebt gedaan. En ik ben er zeker van dat de meesten van ons weten dat wij niets deden, wij helemaal niets verdienen. Hij zei: "Ik veronderstel als wij onze eigen verdiensten vertrouwen, dat net zover is als wij ooit zullen komen." Wel, als wij zo vertrouwen, is dat zover als wij zullen komen.
89 Maar o, ik zou graag iets willen zeggen. Als ik kan vergeten wat ik was en gedenken wat Hij is, als ik Jezus kan gedenken, als ik Hem kan gedenken aan het kruis, als ik kan bedenken wat Hij voor mij deed en ik mij het uur kan herinneren dat Hij mijn zonden wegwaste en mij de Heilige Geest gaf om mij te leiden, ben ik boven alles verheven wat dit staande houdt. Ik ben opgeheven boven elke aardse zaak, in Hemelse plaatsen in Christus Jezus, waar ik met Hem gemeenschap kan hebben. Daar in Zijn Tegenwoordigheid, vergetend wat ik ooit was, al mijn zonden en alles vergetend, omdat zij in de zee van vergetelheid zijn. Mijn hele verleden vergetend, alles vergetend en bedenken dat Hij mij tot de Zijne maakte door Zijn Eigen dood. Hij nam mijn plaats in. En voor mij die geen recht had om ergens heen te gaan dan naar de hel, nam Hij mijn plaats en hief mij op uit de hel. Hij ging daarheen voor mij. En Hij hief mij op door Zijn overvloedige genade, zodat wij nu zonen en dochters van God zijn en wij nu in Hemelse plaatsen zitten in Christus Jezus, ons altijd verblijdend en Hem gedenkend, Die ons veilig tot zover gebracht heeft. En met krachtig kloppend geloof in onze zielen, ons aandrijvend, en door genade zal Hij mij verder brengen.
90 En door ogen van geloof zie ik Zijn Schrift vervuld: "Allen die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij geroepen; allen die Hij geroepen heeft, heeft Hij gerechtvaardigd en allen die Hij gerechtvaardigd heeft, heeft Hij verheerlijkt." Daarom, met dit in gedachten, sta ik in de samenkomst van de mensen waarin de Geest van God is, en die werden opgeheven om te zitten in Hemelse plaatsen in Christus Jezus. Uitziende naar het uur, dat dit ellendig wezen van menselijk leven dat een sterfelijke hartslag heeft, en dat op zekere dag zal ophouden, wanneer het veranderd zal worden en een hart van de Geest gegeven, dat steeds maar door zal slaan gedurende heel de eindeloze tijd daarna, zonder ziekte, zonder smart, zonder ouderdom of iets.
91 Gedenk aan Jezus. Als de kruik leeg raakt in het huis en er geen meel meer is, gedenk dan aan Jezus. Als de dokter zegt dat er geen kans meer is, gedenk dan aan Jezus. Als de duivel u verzoekt, zoals wij in ons slotlied zingen, "als verzoekingen zich rondom ons verzamelen, fluister die Heilige Naam in gebed."
92 Gedenk Jezus, gedenk dat Hij terug zal komen. Dezelfde Jezus Die van ons weggenomen werd, zal weer terugkomen op dezelfde wijze als wij Hem naar de Hemel hebben zien gaan. Bedenk dat Hij zal terugkeren voor hen die de Zijnen zijn.
93 Laten wij bidden en met onze hoofden gebogen. En met deze kleine stuntelige Boodschap nog in het hart, zou u graag willen dat Hij u nu zou gedenken? Als u het zou willen, steek dan slechts uw handen omhoog, en voor de een of andere speciale zaak: "Here, gedenk mij." Zoals de dichter zei: "Gedenk mij als de tranen stromen."
94 Onze meest Heilige Vader, wij hebben onmetelijk genoten van de Tegenwoordigheid van de Heilige Geest, daar Hij ons het Woord des Levens heeft laten zien, daar wij ons herinneren de put waaruit wij gehouwen werden en nu uit die put genomen zijn en gevormd tot Gods kinderen, door de genade van Jezus Christus. Ik herinner mij Hem toen een dokter in mijn gezicht keek en zei: "Je hebt nog maar een paar minuten." Ik gedenk Jezus, ik herinner mij Jezus toen ik bij het altaar huilde om genade en mijn ziel neergedrukt was. Ik herinner mij de last die mij verliet. Jezus nam mijn last weg. Toen ik een paar maanden geleden op de bank zat en keek door het telescoopvizier van een geweer om op een schijf te schieten, moet Satan hebben gedacht: "Dit is nu mijn gelegenheid." En toen het geweer explodeerde en de loop en lade en het geweermechaniek alle kanten uitgingen en het vuur helemaal om mij heen vloog en ik probeerde op te staan, en het bloed rondspatte, herinner ik mij dat het Jezus was. Toen de dokter er naar keek en zag dat er geen letsel was aangebracht, zei hij: "Het enige wat ik weet, is dat de Here daar ook gezeten moet hebben om Zijn dienstknecht te beschermen, anders zou hij aan stukken geblazen moeten zijn door zo'n explosie." O God, hoe gedenken wij allen die dingen!
95 Wij komen tot de Fontein, gevuld met Bloed, geput uit de Ader van Immanuël. Zegen ons tezamen vanavond, Here. U weet het doel en de beweegreden achter elk hart dat een hand opstak. U kent het verlangen en de nood. En als Uw dienstknecht, Here, kom ik met hen, en uit deze Tabernakel gaan wij nu omhoog (door geloof) voorbij de wolken, de maan, de sterren en de melkweg, en nu komen wij aan in de Tegenwoordigheid van God. En vóór mij strekt zich een gouden altaar uit, waar het Offer op ligt, dat wij gedenken, Jezus, die zei: "Vraag slechts de Vader iets in Mijn Naam, Ik zal het toestaan." Laat ons geloof niet falen, Here, maar laten wij gedenken dat wij ontvangen waar wij om vragen, als wij geloven, daar wij gedenken dat Jezus stierf om het voor ons te verzekeren en het vast te maken.
96 Here, wij zien dat U ons gebouw vergroot. U was het Die dit voor ons deed, Die ons deze uitbreiding van de kerk geeft. En wij weten dat U het was, Here, Die ons de kerk in het begin gaf. Wij bidden dat U deze pogingen zou willen zegenen.
97 Here, wij bidden voor onze herder, broeder Neville, Uw nederige en beminnelijke, getrouwe dienstknecht. Hij is gewillig om in elke hoedanigheid te dienen, of het nu op de achterste plaats is of dat het is om de kerk schoon te maken. Waar U hem ook nodig hebt, daar wil hij een instrument zijn om U te dienen, waar U hem ook roept. Wij bidden God, dat U hem zegent.
98 God, deze grote beproeving waar ik zojuist doorheen gekomen ben, en deze beheerders die mij bijstonden, en deze gemeente die voor mij bad, en tenslotte kwam de overwinning. O God, ik bid voor hen. Ik gedenk hen ook, Here, en ik ben er zeker van dat U het doet.
99 Wij gedenken de zegeningen die U voor ons bent geweest. En wij gedenken Uw Woord, dat U ons nooit zou verlaten of begeven. Ouderdom zal er niets mee te maken hebben. U zult ons nog steeds gedenken als de wereld niet meer zal zijn en de tijd zal wegglijden in de Eeuwigheid. Er staat iets dergelijks geschreven: "Zou een moeder haar zuigeling kunnen vergeten? Ik kan u nooit vergeten. U bent gegraveerd in de palmen van Mijn handen", de nagels die onze naam graveerden. Wij weten dat U ons gedenkt, Here.
100 En moge U altijd in onze diepste herinneringen zijn als onze Redder, onze Genezer, onze Koning, onze Minnaar, ons Leven, onze Zonneschijn, onze Alles-in-Alles, die onuitputtelijke bron van Gods genade en liefde tot ons, gevallen menselijke wezens van Adams familie. Sta het toe, Here, als wij onszelf nu aan U toevertrouwen, als we vanavond de Tabernakel uitgaan, Jezus gedenkende. Amen.
101 Gedenkt u Hem? Hebt u Hem lief? Nu, ik geloof dat we, in onze kleine gebroken Boodschap, dit mogen zeggen wat Paulus zei: "Wat we ook doen, doen we in de Geest." In alle dingen moeten wij Hem gedenken. Laten wij geen beslissing nemen tenzij wij Hem gedenken; laten wij niets onbezonnens doen. Als de vijand u op de ene wang slaat, laten wij bedenken wat Híj deed, voordat wij terugslaan. Laten wij Zijn handeling gedenken. Als er een beslissing genomen moet worden, laten wij wachten, bedenkt wat voor soort beslissing wij geloven dat Hij zou nemen en laat dat dan onze beslissing zijn. Als we haastig worden, laten wij bedenken dat Hij nooit haast had. Zie? Als wij overbezorgd worden, bedenkt dat Hij in de Eeuwigheid woont, tijd betekent niets voor Hem. Het is de beweegreden en het doel van ons hart. Laten wij Hem gedenken.
102 En laten wij Hem nu gedenken als wij dit lied in de Geest van Zijn Tegenwoordigheid zingen: "Ik heb Hem lief." Als u woont in liefde, woont u in God, want God is liefde. Zij die in God wonen, wonen in liefde. Zie? En de liefde heeft geen haat. Liefde is niet jaloers. Liefde is niet opgeblazen. Liefde misdraagt zichzelf niet. Liefde is altijd vriendelijk, lieflijk, vergevend, liefhebbend. Ongeacht hoe bitter de anderen zijn, liefde blijft zichzelf. Liefde is het uiterste van genade voor ons. Nadat alle andere gaven en dingen verdwenen zijn, onze profetie, onze tongen, onze uitlegging, alles wat we ooit hebben gedaan of wat al meer, als liefde binnenkomt, is dat het hoogste. Het is boven alles, omdat al het andere faalt. Het is de beslissing van het Hooggerechtshof. Het is de Verbindingspost. Het is de Noordster, die de zeelieden koers doet houden. Hij is het Kompas dat ons leidt. Liefde is het hoogste. Laten wij het gedenken als wij zingen:
Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief,
Omdat Hij mij eerst liefhad,
En mijn verlossing kocht,
Aan het hout van Golgotha.
Ik heb Hem lief,
Omdat Hij mij eerst... (Nu bedenk, Hij had mij lief en gaf Zijn Zoon),
En mijn verlossing kocht,
Aan het hout van Golgotha.
103 Nu, terwijl onze zuster ons een akkoord geeft voor dit lied [broeder Branham begint te neuriën: "Ik heb Hem lief"], laten wij gewoon in lieflijke gemeenschap, terwijl wij tezamen zitten in Hemelse plaatsen in Christus, nu alles, alles uit uw hart nemen. En bedenk, Gods Woord zegt het. Ik ben Zijn dienstknecht. Hij is hier. Laten wij dan iemand de hand schudden en zeggen: "God zegene u, broeder." Als u een vijand hebt, sta op en ga naar hem toe, zie, "God zegene u, broeder", als wij het koor opnieuw zingen en elkaar de hand schudden. Zou u het nu niet willen doen, echt lieflijk in de Geest.
Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief,
Omdat Hij mij eerst liefhad,
En mijn verlossing kocht [broeder Branham schudt handen]
Met onze handen omhoog nu.
Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief,
Omdat... (Gedenk Jezus!)
En mijn zaligheid kocht,
Aan het hout van Golgotha.
104 Laten wij nu onze hoofden buigen en het neuriën.
[Broeder Branham begint te neuriën: "Ik heb Hem lief"] Jezus gedenkend! [Broeder Branham gaat door met neuriën]
"Hij mij eerst liefhad". [Broeder Branham gaat door met neuriën]
"Aan het hout van Golgotha."
105 Als nu onze zuster een akkoord geeft, lieflijk en zacht, ga ik onze goede broeder vragen... Broeder Neville, hebt u een Woord dat u wilt zeggen? Ik zal broeder Collins daar achterin, onze getrouwe, kleine broeder hier, een van de medewerkers vragen of hij ons in gebed zou willen wegzenden. Terwijl wij onze hoofden buigen, broeder Collins. [Broeder Collins bidt]