De Here gedenken
Door William Marrion Branham1 Dank u. De Here zegene u, broeder. Blij om vanavond in de Southside Assemblies of God te zijn, om met u mensen te aanbidden en mij te verheugen in deze fijne gemeenschap waarin u zich zonder twijfel bestendig verheugt.
2 Ben gewoon wat vermoeid. We waren gisterenavond ginds in Tucson voor het banket daarginds, en we hadden zeker een wonderbare tijd. De Here zegende ons. En ik geniet nog steeds de hele dag van het goede deel ervan.
3 Dus, nu, ik ontmoette... hoorde gisteravond iemand. Ik kende de zoon van broeder Carl Williams niet. Vandaag vertelde ik trots over die bepaalde jongeman die opstond en sprak over de conventie voor de jongelui. En ik vertelde het aan mijn dochter. Ik zei: "Wel, je zou je best moeten doen om daarheen te gaan."
Ze zei: "Ik ken daar niemand."
4 Ik zei: "Je kent daar vast iemand, of iedereen zal jou kennen. Ga er gewoon naartoe."
5 En ik bid dat zij de doop van de Heilige Geest ontvangt tijdens deze conventie daarginds.
6 Ik zei: "Die fijne jongeman die daar stond, en zijn gezicht dat gloeide met de glorie van God!" En ik herhaalde het aan Billy.
7 Hij stond daar en keek zo naar mij, en zei: "Papa, weet je niet wie dat was?" Zei: "Dat was de zoon van broeder Carl Williams."
8 Wel, dus, ik... ik weet dat je van goede afkomst bent. Als je... Zie?
Zo blij om vanavond in Phoenix te zijn.
9 Wel, als dat broeder Pat Tyler niet is! Waar ter wereld ben jij vandaan gekomen, broeder? Ik veronderstel dat je van New York hierheen bent gelift. Zo gaat dat ongeveer.
10 Ik herinner me dat ik broeder Gene en broeder Leo hier heb gezien vanavond, broeder Ed Daulton, velen van mijn vrienden uit de omgeving hier, en broeder Ed Hooper. En, my, ik heb hierboven vanavond een goed zicht op iedereen, en kan fijn rondkijken.
11 Wel, ik begin wat moe te worden. Ik ben behoorlijk hard doorgegaan, en dus zijn we... het zijn lange uren. En ik... Mijn vrouw zei: "Zeg, ik merk dat je met je tweede stem begint te praten."
Ik zei: "Ik moest er deze keer een beroep op doen."
12 Soms, wanneer ik praat, ga ik naar beneden, praat diep in mijn keel, dan wanneer dat gedeelte pijnlijk en vermoeid begint te worden, kom ik naar omhoog tot het bovenste deel, en praat van daaruit, op die manier. We moeten allerlei dingen leren wanneer we voor de Here werken, is het niet zo, als we oververmoeid worden?
13 En, my, ik hoop dat dit allemaal predikers zijn, hier achteraan. Als het zo is, my, dan zijn we in goed gezelschap vanavond, zo'n fijn stel mannen die hier bij elkaar zitten. Wel, dat doet mij denken aan de belofte, dat "wij samen zitten in hemelse gewesten, in Christus Jezus", waar Zijn bloed ons reinigt van alle zonde.
14 Nu, ik ga werkelijk proberen om u vanavond vroeg te laten vertrekken. Herinner u nu dat wij morgenavond ginds bij broeder Shores zijn. Is dat zijn naam? [Een broeder zegt: "Dat is juist." – Vert] Broeder Shores, op de Elfde en Garfield straat. Dat is een andere Assembly of God daarginds. Ja. Assembly of God daar, en de First Assembly of God.
15 En dan ga ik gewoon een poosje naar deze andere mannen luisteren, tot de volgende zondagochtend, veronderstel ik, tot de conventie. Ik ben... We zullen een wonderbare tijd hebben. Ik voel het gewoon dat we een goede tijd zullen hebben.
16 En mijn doel dat ik hier ben is, o, een soort van plaatsvervanger, weet u, die rondgaat en overal helpt, en die een beetje gemeenschap heeft met de broeders, en een avond hier en daar heeft om elkaar te leren kennen. En misschien dat een kleine geest van opwekking de mensen begint te treffen om er een zo goed mogelijke aanloop naartoe te krijgen, en vervolgens de grote climax. En ik denk dat broeder Oral Roberts deze keer de persoon is die de climax zal brengen op het banket volgende week maandagavond. En ik weet dat ons een geweldige tijd te wachten staat, en gedurende de hele verdere week.
17 Dus, bid nu voor ons, en ga uit in de straten, in de heggen en steggen, en "vraag" hen? Nee. Dring sterk aan. "Dwing" hen. Dwing hen binnen te komen. Want dit zou een wonderbare tijd kunnen zijn voor Phoenix om zijn grote bezoeking te ontvangen, die u... En ik weet dat God bereid is wanneer wij er klaar voor zijn, jazeker, wanneer wij er klaar voor zijn. Laat ons... Daarom hebben wij... zijn deze opwekkingen, om te proberen de voorwaarden te scheppen en voortdurend in gebed te zijn, en gereed te zijn wanneer dit gebeurt.
18 Nu, juist voordat wij tot het Woord naderen, laten we tot de Auteur spreken, terwijl we onze hoofden buigen in gebed. Nu, met onze hoofden en harten gebogen voor God, ben ik er zeker van, in een vergadering van deze grootte, dat er zeker vele verzoeken zijn. En als u er een heeft, en gedacht zou willen worden voor God, steek gewoon uw hand op en zeg daarna: "Here, gedenk mij."
19 Onze hemelse Vader, U weet wat achter elk van deze handen is. U weet wat door hun gedachten flitste, en Gij zijt meer dan in staat elk verzoek te beantwoorden. En wij bidden dat U het zult toestaan, Here. Wij vragen dat Uw gunst vanavond op ons zal glimlachen doordat U de Heilige Geest op ons doet neerstromen.
20 En gedenk ons, Here, dat U morgenavond in de First Assembly of God opnieuw Uw zegeningen op ons wilt uitgieten. En dan daarginds in de Ramada, de afsluiting van de week, o God, mogen er letterlijk honderden gered worden. Sta het toe, Here. Moge er zulk een... zulk een uitgieten van de Geest zijn dat de kranten niet meer kunnen zwijgen, maar dat zij wel aan het publiek bekend zullen moeten maken wat er is gebeurd. Sta het toe, Here.
21 Maak Uzelf bekend aan Uw volk, Here. Mogen hun nederige harten zich door geloof uitstrekken en geloven dat wij deze dingen ontvangen die wij vragen.
22 Dan zouden wij willen bidden, Here, voor degenen die hier vanavond hadden willen zijn en niet konden komen. Ze zijn ziek en aangevochten, en in zulke condities dat zij hier niet konden komen. Wij bidden voor hen, Here. Moge de Heilige Geest elk en iedereen van hen bezoeken.
23 Zegen deze broeders die zulke lange afstanden hebben afgelegd over de ijzige velden. En velen zijn nog onderweg. Bescherm hen, Here. Breng hen veilig binnen.
24 Nu, zegen deze Assembly, deze fijne voorganger, zijn samenkomst, zijn beheerders, diakenen, en alles wat zij vertegenwoordigen, Here. Wij bidden dat U met hen zult zijn en hen zult helpen. Nu bidden wij dat U ons Uw Woord zult geven. We kunnen het slechts lezen, Here, en de tekst lezen. Gij moet in de samenhang voorzien, en wij zien op naar U. In de Naam van Jezus Christus. Amen.
25 In het boek 1 Korinthe, het elfde hoofdstuk. Als iemand... Weet u, u houdt er gewoonlijk van om te lezen, of een plaats te noteren, bijvoorbeeld: "Ik..." Misschien is er iemand die later nog iets zou ontdekken, waardoor zij iets kunnen verbeteren van wat er werd gezegd. Of predikers, en soms ook de leken, nemen het en lezen het opnieuw, en luisteren naar wat werd gezegd. Vaak doe ik dat, een tekst noteren. Dus als u vanavond met ons wilt meelezen, sla dan 1 Korinthe, het elfde hoofdstuk, op en we zullen beginnen te lezen bij het drieëntwintigste vers.
Want ik heb van de Heere ontvangen, hetgeen ik ook u overgegeven heb, dat de Heere Jezus in de nacht, in welke Hij verraden werd, het brood nam;
En toen Hij gedankt had, brak Hij het, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis.
Evenzo nam Hij ook de drinkbeker, na het eten van het avondmaal, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed. Doet dat, zo dikwijls als gij die zult drinken, tot Mijn gedachtenis.
26 En nu, als tekst zou ik daaruit willen nemen: De Here gedenken.
27 Nu, natuurlijk weet iedereen, weten wij allemaal... In onze kerk lezen we dit altijd 's avonds bij de avondmaalsdienst. En het is een belangrijke tekst om te lezen, of een belangrijk Schriftgedeelte op dat moment, want het is daarop van toepassing. Maar ik wilde slechts deze woorden: "Tot Mijn gedachtenis."
28 Nu, avondmaal is door de eeuwen vaak de grote bron van twist geweest tussen Protestanten en Katholieken. Ze zeggen dat de Katholieken deze communie nemen, dit nemen in de hoop dat ze iets hebben gedaan om iets goeds te verdienen, opdat hun zonden vergeven zullen worden door dit te doen. De Protestant neemt het ter gedachtenis dat Christus hen reeds vergeven heeft en zij nemen het met vreugde omdat zij reeds vergeven zijn.
29 Paulus gaat verder en zegt hierin dat... hoe men tot de tafel des Heren moet komen. Als er iets verkeerds is, maak het in orde voordat wij daar komen. "Want wie op onwaardige wijze eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heren." En nu moeten wij zeer, zeer veel in gebed zijn wanneer we avondmaal nemen.
30 Maar ik heb me vele keren afgevraagd of dat woord communie, of we dat juist gebruiken. Nu, communiceren betekent "met elkaar praten", zie, "gemeenschap hebben". En ik vraag me af, wanneer we elkaar zoals hier ontmoeten in hemelse gewesten, of dat niet werkelijk communie is, dat wij gemeenschap hebben met God, tot Hem spreken.
31 En dan, als we dan maar stilzitten en Hem toelaten ons te antwoorden! Vele dingen, een van de verschrikkelijkste dingen die ik doe, is dat ik probeer al het spreken te doen, en niet lang genoeg stil zit om Hem mij te laten antwoorden. We doen dat zo vele keren in gebed. Ik denk dat het beter is wanneer wij van ons hart zouden afkrijgen wat erin is, en onszelf aan de Here Jezus uitdrukken, om dan gewoon te knielen en eenvoudig een ogenblik stil te zijn, om dan te zien wat Hij tegen ons terug zou willen zeggen. Zie?
32 En soms heb ik dat gedaan, en mijn gehele mening werd veranderd, ziet u. Ik ging Hem iets vragen: "Nu, Here, deze mensen, werkelijk, ze hebben iets. Ik geloof dat zij mij daarginds willen." En dan begon ik te bidden, en weldra was ik er geheel van overtuigd dat dat de wil des Heren was; maar nadat ik bid – als ik gewoon even blijf afwachten, ziet u – dan verandert het soms helemaal, word ik naar een andere plaats gezonden. Communiceer gewoon met de Here. O, wat een glorierijke gemeenschap, om eenvoudig neer te knielen en te spreken en te communiceren en te wachten tot Hij terugspreekt.
33 En te bedenken wat een groot Persoon dat is tot Wie u spreekt, de Schepper Zelf, en te communiceren met Hem, Die uw leven geplaatst heeft in deze vulkanische as waarin u leeft. En dan zult u op een dag daaruit vandaan moeten vertrekken, en dan is het in Zijn handen waarheen het van daaruit verdergaat. En u heeft nu het voorrecht om uw keuze te maken welke kant die ziel op gaat wanneer zij vertrekt.
34 En wat een wonderbaar iets is het om met Hem te communiceren op basis van Zijn beloften, en Hem dan tot u terug te horen spreken, en zeggen: "Alles is wel." My, dat drukt het werkelijk goed uit. We hoeven niet naar een geloofsbelijdenis te kijken. We hoeven niet naar dogma's te kijken. Het enige wat we moeten doen is eenvoudig weten dat Hij Zijn Woord aan ons betuigt, dat het vast is, en dat is alles. Dan rolt de last weg.
35 Toen ik erover nadacht dat we naar deze tafel zouden komen, zoals we dat vanavond noemen, besloot ik het zo uit te drukken dat dit net zo goed communie is als wanneer wij – zoals we dat noemen – het avondmaal des Heren zouden nemen.
36 Weet u wat, die mensen daar in het oosten hebben dat helemaal door elkaar gehaald, en ik kan hen daarin niet rechtgetrokken krijgen. En helemaal boven in het noorden nemen ze me mee naar wat ik 'supper' [avondmaaltijd – Vert] noem, en zij noemen het 'dinner'. Ik... ik... Ze zeggen dat het ontbijt is, en lunch, en... en... 'dinner'. Nu, wanneer krijg ik mijn 'supper' dan? Ik probeer het te ontdekken. Zie? En ze zeggen: "O, dat is alles." [De samenkomst lacht – Vert]
37 Ik zei: "Maar dat was het niet, we hebben niet het míddagmaal des Heren genomen. Hij noemde het het avondmaal, het avondmaal des Heren." En ik heb de indruk dat ik een maaltijd gemist heb, als u het zo noemt, als u het zo begint te noemen.
38 Maar nu, waar we op die manier samenkomen, komt God naar beneden. En de avondmaalstafel is feitelijk breken, gebroken lichamen van het lichaam des Heren die wij onder elkander verdelen. Nu, dat is het letterlijke lichaam – van het brood dat wij breken – dat het lichaam van Christus vertegenwoordigt.
39 Heeft u opgemerkt op de Pinksterdag, wat een groot iets dat is dat wij daar hebben? Dat God, Die de kinderen van Israël door de woestijn heen leidde, Hij, die grote Vuurkolom... En op de Pinksterdag viel dit grote vuur, en het verdeelde zich toen onder Zijn volk. O, om te bedenken hoe Hij wil dat wij samen zitten in hemelse gewesten, en dat elkeen zich verheugt in die warmte van het vuur van de Heilige Geest. "Gekloven tongen zetten zich op hen als vuur, vuurvlammetjes." God, Die Zichzelf verdeelt onder de gemeente. O, zou dat onze harten niet in brand moeten zetten? Dan kunnen wij samenkomen in hemelse gewesten.
40 Nu, we weten dat Zijn tafel waar de mensen samen zitten en met Hem gemeenschap hebben, is als een oase in een woestijn. En een oase in de woestijn waar een grote bron is, waar vermoeide reizigers komen en rond deze oase in de woestijn zitten en zich verfrissen, en zich dan herinneren hoe deze daar kwam.
41 En zo is het in de gemeente bij deze avondmaalstafel, waar alle zegeningen van God, het volle Evangelie, alles wat God heeft voor Zijn gemeente, naar buiten wordt gebracht en voor ons wordt neergelegd. En het is als een oase in deze hete, brandende, zondige woestijn waardoor wij reizen. En dan, wanneer we binnenkomen en erover praten, het menu lezen, zien we dan dat Hij Zich omkeert en dat Zijn voorraad van dit of dat op is, of dat ergens iets vanaf is? Maar Hij is Dezelfde gisteren, vandaag, en tot in eeuwigheid. Hij heeft alles wat op het menu staat klaar om opgediend te worden. Dat is het goede deel. Dan kunnen we gewoon op de menukaart kijken en de hele zaak bestellen. Ik houd ervan om te... Ik houd van een volledig menu. U niet? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Ik houd er gewoon van het te nemen.
42 En terwijl we aan het genieten zijn van deze zegeningen, voelt iedereen Zijn tegenwoordigheid, en zegt: "Amen. Prijs God! Halleluja!" enzovoort, in zoverre dat wij de Ene kunnen gedenken Die het tot ons heeft gebracht en het mogelijk heeft gemaakt, de dood van de Here Jezus Christus, de Zoon van God. Gedenk Hem. Ik denk dat dit dikwijls gebeurt, dat wij misschien van zoveel zegeningen genieten dat we eenvoudig vergeten waar ze vandaan komen.
43 Een keer was ik verbaasd. Ging mee met een stel Christenen van een bepaalde kerk, en ze gingen zitten om te eten en dankten God helemaal niet voor hun voedsel. Wel, ik vond het een beetje vreemd. En ik ging naar een ander huis, en daar gingen ze gewoon zo door en aten. En ik vroeg hun ernaar. En ze zeiden: "O, wel. Dat is gewoon... God voorziet daar toch in, nietwaar?"
44 Ik zei: "Het doet mij denken aan een zwijn onder een appelboom, weet u. De appels vallen er af en slaan hem de hele dag op zijn kop; maar hij kijkt nooit omhoog om te zien waar ze vandaan komen."
45 En dat, weet u, wij, ik denk dat het ons loont om te stoppen en omhoog te kijken, en te zien waar deze dingen vandaan komen. O, hoe glorieus is het om onze Here te gedenken, terug te denken aan alles wat Hij voor ons deed, en te gedenken dat er niemand anders was die dit mogelijk kon maken. Er was niets dat het mogelijk kon maken dan onze Here. En Hij deed het ook vrijwillig, omdat er niemand was die waardig was; er was geen profeet, er was geen wijze, geen potentaat, geen monarch, geen koning. Niemand kon het doen dan de Here Jezus Zelf, en daarom deed Hij het vrijwillig voor ons. Laten we het gedenken. Hij heeft het gedaan voor Zijn kinderen door alle tijden heen.
46 Laten we nu enkele ogenblikken spreken over iets wat iemand zou moeten gedenken. Ik kan me voorstellen dat er, ver weg in de heerlijkheid vanavond, een man is genaamd Noach, en hij heeft zeker heel veel waarvoor hij de Here kan gedenken. Want in de tijd dat God van plan was om alle goddeloosheid van het aangezicht der aarde te vernietigen, gedacht God Noach. En Noach herinnert zich hoe hij, door Gods genade, aan de wraak van God ontsnapte. Hoe de watermassa's door de straten begonnen te stromen, en de winden loeiden, en de rotsen van de bergen afrolden! En wat een verschrikkelijke storm! Huizen werden weggeblazen en de fonteinen braken open, maar God had Noach binnenin de ark. Nu, als dat niet een wonderbare plaats is om Hem daardoor te gedenken, ja, jazeker, om binnenin de ark te zijn, veilig verzekerd in de tegenwoordigheid van God, om met Hem te leven!
47 Dan zouden we een andere groep mensen kunnen noemen, of tenminste drie zou ik zeggen, en zij werden Sadrach, Mesach, en Abed-Nego genoemd. Hoe dat zij hun plaats hebben ingenomen voor God, gedenkend dat Hij Zijn belofte houdt! En hoe dat, in dit grote uur, vanwege hun stellingname... zelfs hun eigen broeders, velen van hen waren de wereld ingegaan. Maar zij wilden hoe dan ook volharden, en zij namen een positie in voor God. En toen werd de oven zeven keer heter gemaakt dan ooit te voren, en zij werden in deze oven geduwd.
48 En zij kunnen zich zeker die vierde Man herinneren Die daarin met hen was, Die de enorme hitte en de dood van hen weghield. Er is iets met die vierde Man. Misschien zou ik even over Hem kunnen praten, jazeker, dat Hij de Enige was Die dat mogelijk kon maken. Er was geen ander persoon die het kon doen dan die vierde Man. En Hij was Degene Die in leven voorzag in de klauwen van de dood. Amen. En Hij... Hij hield de vuurgloed tegen en heeft hen bewaard. En, o, zolang als er een gedachtenis kan zijn, zal het nooit vervagen, waardoor zij die grote dag daarginds in Babylon kunnen gedenken.
49 Er was nog een man daarginds in Babylon die ook kan gedenken, en dat was Daniël, toen hij zich in zijn hart had voorgenomen zich niet te verontreinigen met de dingen van de wereld.
50 Dat is een goed standpunt om in te nemen. Zo zouden wij mensen het behoren in te nemen, door de wapenrusting een beetje strakker aan te gespen. Dat is het. Wij zullen ons niet met de dingen van de wereld verontreinigen, ongeacht wat de andere kerk ook doet. Wij gespen het zelf aan. Wij zullen precies bij dat Woord blijven.
51 Ongeacht wat er komt of gaat, wij verontreinigen ons niet. Als de overigen het willen doen, laten ze hun gang gaan en het doen. Als die vrouwen hun haar willen afknippen, laat ze het afknippen. Wij doen het niet. Dat is juist. Als zij manicure willen dragen, laat hen begaan. Wat dat spul ook is, verf, laat ze hun gang gaan en het doen. Wij zullen het niet doen. Als de rest van hen zegt dat zij sigaretten kunnen roken en daarmee vrijuit gaan, wel, laat ze het gewoon doen. Maar wij zullen het niet doen. Dat is alles. Uh-huh. De rest van hen kan naar huis gaan, en de dienst op zondag vroeger beëindigen vanwege een televisieprogramma, of op woensdagavond de hele dienst laten vervallen voor een bepaald programma, het maakt niet uit wat zij doen, wij zullen de Here dienen.
52 Wij zullen onze plaats innemen zoals Jozua: "Ik en mijn huis, wij zullen de Here dienen." Wij gedenken wat Hij deed om deze zegening tot ons te brengen, en we koesteren het zozeer dat we het op geen enkele manier kunnen verontreinigen. Het is een schat van eeuwig leven die we hebben, en we willen ons in geen enkel opzicht verontreinigen met de dingen van de wereld; absoluut niet.
53 En Daniël nam zich in zijn hart hetzelfde voor, alhoewel hij daar een burger was geworden; maar niet door zijn keuze, omdat hij een vreemdeling was. En elke wedergeboren Christen is een vreemdeling zodra hij wedergeboren is, omdat hij op weg is naar de hemel. Zijn bezitting ligt in de hemel.
54 Een tijdje geleden, ongeveer twee jaar geleden, waren mijn vrouw en ik... Broeder Mercier en de anderen zouden hier een kleine kick van krijgen, om zo te zeggen. We waren naar het winkelcentrum gegaan. En in onze grote stad is het... O, er zijn veel religieuze mensen, zogenaamd. En we zagen een vrouw die een rok aan had, en het was heel erg vreemd, want niemand anders scheen er een aan te hebben. En we kennen veel van hen die in koren zingen en van alles. En de... en dus wij... Mijn vrouw zei tegen me, ze zei: "Wel, waarom?"
55 En ik zei: "Wel, zie je, ze zijn niet... ze zijn niet van ons staatsburgerschap."
Ze zei: "Wat?"
Ik zei: "Nee, ze zijn niet van ons..."
Ze zei: "Ze zijn toch Amerikanen?"
56 Ik zei: "Zeker. Ze zijn Amerikanen. Dat zal echt wel waar zijn."
57 Ik ondervind als ik reis, op zendingsreizen, tijdens zendingsreizen en rondom de wereld, als ik naar Duitsland ga dat er een nationale geest is, een Duitse geest genaamd. Het is de geest van de natie. Ga ik verder naar Zwitserland, dan ontdek ik broeders die bijna dezelfde taal spreken, maar er is een andere geest. Zie? En het is een andere geest in Zwitserland. Kom ik dan in Finland, dan is dat een totaal andere geest. Kom ik dan in Amerika, dan is daar een geest van Amerika. Dat is juist.
58 "Wat zeg je, zijn wij niet...?" Ze zei: "Zijn wij geen Amerikaanse burgers? Waarom is ons volk zo-en-zo?"
59 En ik zei: "Wel, zie je, lieverd, zie je, elke natie leeft zoals de geest van de natie. Dat is de nationale geest."
60 Ze zei: "Wel, zouden wij dan niet zoals de Amerikaanse geest leven?"
61 Ik zei: "O, nee." Ik zei: "Wij zijn wedergeboren. Wij leven van een hemelse Geest waarin heiligheid en oprechtheid zijn."
62 En wij, wij zijn geen Amerikanen wat dat betreft, want Amerika is slechts een aardse natie. Maar wanneer een man van Duitsland, van Zwitserland, of waar hij ook vandaan komt, wanneer hij van de hemel geboren wordt, dan neemt hij een hemelse Geest aan. En zijn natuur en zijn doelstellingen zoeken naar dingen van boven, waar Christus aan de rechterhand Gods zit. Amen. O, wat zouden wij dat moeten gedenken, dat Hij stierf opdat wij in staat zouden zijn hier weerstand tegen te bieden, ingeënt te zijn. Dat is juist.
63 Een goede gezonde plant moet niet... U hoeft een goede gezonde plant niet te besproeien. De beestjes zullen er hoe dan ook niet op komen. Dat is juist. Geen beestjes zullen een gezonde plant plagen. Het is dat kasplant-type dat voortdurend besproeid moet worden, een soort verbasterde zaak. En dat is hoe het vandaag is. Wij moeten de kerk te veel besproeien en in de watten leggen. Het zou een ruw individu van Christus moeten zijn, gewassen in het bloed van Jezus Christus, en geboren uit de Geest van God. En dan gaan alle wereldse beestjes erbij vandaan. Ze komen hoe dan ook niet bij ze in de buurt. Dat is vreselijk ruw, maar ik hoop dat het zijn houvast heeft gevonden. Het is een tamelijk ruwe uitdrukking, maar u weet waarover ik praat.
64 O, wat kan Daniël... nadat hij zich dat in zijn hart had voorgenomen, kan hij zich de beloning nog goed herinneren. En op een dag zullen wij ons de beloning ook herinneren. Dus, toen hij ertoe kwam dat te gedenken, in zijn uur van moeite, stuurde God een engel in de leeuwenkuil, en sloot de muil van de leeuwen, zodat zij hem niets konden doen. Wat een gedachtenis om over na te denken! Hij, geworpen in de leeuwenkuil, omdat hij in zijn hart besloten had God te dienen, en hij kon zich dat herinneren. Hoe ging dat? Iets zoals dit: "God heeft Zijn engel gestuurd. Hij heeft de onschuld van mijn hart gezien." O, daar is het, de onschuld van uw hart. God kon dat in Daniël zien – want zijn doel was om het juiste ding te doen – en Hij zond Zijn engel die de leeuwen ervan weerhielden hem ook maar enigszins lastig te vallen. Wat een herinnering! We zouden daarmee door kunnen blijven gaan.
65 Laten we hier meteen een andere persoon gedenken, of een groep mensen, met name Israël; toen Israël zijn plaats had ingenomen, of zichzelf had gereed gemaakt om stelling te nemen voor God. En er zou op een avond een doodsengel komen die de eerstgeborene van ieder huis zou doden. En toen werd Israël zelfs bevolen te gedenken dat het bloed aan de deurpost was. Dat was de zaak die de toorn van God tegenhield en diegenen in leven hield waar het bloed aan de deur was. Het was een gedenkteken. En het is nog steeds een gedenkteken, nog altijd, het bloed aan de deurpost en aan de bovendorpel. Wat een gedenkwaardige nacht was dat! En het moest herdacht worden gedurende de tijdperken die zouden komen: dat God, in die nacht, een verschil maakte tussen de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen.
66 O, ik weet niet of het nacht zal zijn of niet, maar er komt een dag waarop God het verschil zal tonen tussen de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen. En het zal een gedenkteken zijn voor ons, om er zeker van te zijn dat het bloed aan de bovendorpel en aan de deurpost is. En waar u ook kijkt, of met uw begrip, u kijkt met uw ogen en begrijpt met uw hart. Dat is juist. U zult zich herinneren dat u kijkt door het bloed van de Here Jezus op de wijze dat Hij er door zou kijken. Wat een tijd! Ze waren...
67 Israël had nog iets dat zij altijd konden gedenken, dat was toen zij op weg gingen op grond van wat zij Mozes hadden horen zeggen, die grote betuigde profeet met het Woord van God, en toen zij hun standpunt innamen om op pad te gaan. Want zij zagen dat God betuigde dat de boodschap die hij bracht de waarheid was, en dat het overeenkomstig de Schriften was, en dat God met hem was. En hij had deze Ene ontmoet Die geen naam had, genaamd de IK BEN. Hij had Hem echt ontmoet, omdat zij Hem met Mozes hadden zien werken.
68 En dan hadden ze nog een groot gedenkteken, dat er, toen zij aan de mars begonnen, een Vuurkolom voor hen uitging om de weg te wijzen. Wat een aandenken waaraan zij konden denken, een gedenkwaardig iets, dat zij geen kompas nodig hadden. Amen. Wat zei ik? Ze hadden geen kompas nodig. Ze hadden het licht van God om hen te leiden.
69 Wat een gedenkteken was het voor de wijzen, dat zij geen kompas nodig hadden, en dat een ster hen leidde.
70 Wat een gedenkteken is het voor ons vandaag, om een Heilige Geest te hebben om ons te leiden; niet een geloofsbelijdenis, of een mode, of iets om ons te leiden, of een door de mensen gemaakt iets. Maar de Heilige Geest komt binnen met het anker van het Woord, en bevestigt Zijn Woord, en bewijst dat het de waarheid is. Wat een gedenkteken voor onze harten om te weten dat de levende God nog steeds leeft. O!
71 Hem gedenkend, wat Hij deed, waardoor Hij hen heel de weg naar het beloofde land leidde.
72 Elia had iets groots waardoor hij God kon gedenken toen hij zijn plicht had gedaan – precies wat God hem verteld had om te doen – om de regen te bevelen, en zelfs de dauw dat die niet zou vallen totdat hij erom zou roepen. Ging op weg en zette zich neer bij de beek Krith, daarginds. Hij bleef daar gedurende al die tijd. Wat kon hij zich dat goed herinneren! Hoe moest hij aan voedsel komen gedurende deze jaren? Maar God bediende hem door middel van de raven. Een God des hemels! Geen vraag: "Waar kregen de raven het voedsel vandaan?" We weten het niet, kunnen het niet vertellen. Slechts het enige wat hij wist, was dat hij zich had toevertrouwd aan Gods Woord, aan hetgeen Hij hem had beloofd. En God droeg zorg voor de rest ervan.
73 Dat is alles wat wij hoeven te doen. Broeders, dat is alles wat wij nodig hebben. Het is slechts nodig om Hem op Zijn Woord te nemen. Hoe gaat Hij het doen? Ik weet het niet. Maar, ziet u, wij proberen onze eigen ideeën eraan te voegen, en daar brengen we het in de war.
74 Wat als hij gezegd had: "Deze andere beek aan de voet van de heuvel zou evengoed zijn, want er zit meer water in"? Uh-huh. Nee.
75 Wat als Abraham had gedacht dat híj Sodom moest nemen? Het zou nooit goed zijn gegaan. Maar Abraham nam de weg waarop de Here hem leidde, zijn enige belofte waaraan hij vast moest houden.
76 Elia kon wat gedenken toen hij alles had gedaan wat hij kon doen. Hij had al de vrouwen van die dag berispt, die probeerden 'the first lady', de vrouw van de president na te apen, en al die dingen die hij berispt had. En zij noemden hem een oude – veronderstel ik – gewoon een oude simpele figuur. En hij ging, maar deed precies wat God hem vertelde te doen. En toen kwam het tot een confrontatie, waarbij hij zei: "Laat ons zien welke van deze dingen juist zijn. Nu, roept u de profeten van Baäl hierheen, en... en roept u zijn profeten op. En laat mij de Here aanroepen." O, wat een krachtmeting, toen hij wist dat Zijn Woord het beloofd had.
77 Wat zouden wij vandaag als Christenen kunnen zeggen tegenover boeddhisme, mohammedanisme, of wat dan ook? "Laat ons zien wie God is." Amen.
78 Enige tijd geleden, ginds in India, toen we in de samenkomst waren – en er waren daar veel mensen geweest – maar er waren er maar vier of vijf naar het podium gekomen. En er was geen mogelijkheid om in te schatten hoeveel mensen daar waren. En ik bad voor een kleine melaatse. Hij had geen armen, en zijn oren waren weggevreten, het waren stompjes. En hij probeerde mij te omhelzen, en ik omhelsde hem, en bad met hem. De Here vertelde mij wat fout met hem was, en over zijn leven.
79 En ik kon de radja's zien en diegenen die daar zaten. Ze zeiden: "Dat is telepathie, zie je." Je kon het gewoon vertellen hoe ze dachten, wat ze zouden... wat ze van plan waren om over mij te zeggen.
80 Op die dag werd ik in de tempel van de Jaïns ontvangen, waarin ongeveer zeventien verschillende religies verzameld waren, en ieder van hen was tegen het christendom, en "christendom was maar niets."
81 Maar die avond veranderde God het programma. We begonnen het menu te lezen uit Zijn bron. Toen begon de Heilige Geest te openbaren. En na een tijdje kwam een Indiër langs en hij was blind. Ik zei: "De man is blind. We kunnen dat allemaal zien. Maar hij is een getrouwde man. Hij heeft twee zonen." Ik zei: "Ik zal hun naam spellen. Ik kan het niet uitspreken." En dat was gewoon precies juist. Ik kon het.
82 Degenen die zij heilige mannen noemen, en allen daar, en die mohammedaanse priesters zaten daar. Dus toen wisten ze het, ze dachten dat ik hun gedachten aan het lezen was, een soort telepathie.
83 En ik keek toevallig verder weg, en deze blinde man – boven hem in een visioen – stond daar naar mij te kijken. O my! Weet u, Gods dienstknecht, de Heilige Geest, had reeds gebracht wat op het menu geschreven stond, weet u. Ik wist dat het klaar was om opgediend te worden.
84 Ik zei: "Nu, ze vertelden me vandaag dat de mohammedaanse religie de grootste ter wereld is, en de boeddhisten, en de rest." Ik zei: "Nu, ik wil dat enkelen van u priesters daar, de boeddhapriesters, de mohammedaanse priesters, komen en deze man zijn gezicht geven, zeker, nu, als hij zo groot is. Deze man is een zonaanbidder. En we weten allemaal, wij die geloven, dat hij fout was, dat hij de schepping aanbad in plaats van de Schepper." Ik zei: "Hij was fout, en wij weten dat. Maar", zei ik, "zeker zal de God Die de Schepper is – en de man is bereid om te komen en die Schepper te dienen – zeker staat Hij klaar om Zichzelf te manifesteren."
85 Nu wil ik iets zeggen. Ik zou dat beslist niet hebben gezegd als ik dat visioen niet had gezien. Ik weet wel beter. Ziet u, dat is wat wij niet willen, het veronderstellen. Veronderstellen betekent "je gaat door zonder autoriteit". Daarom willen we oplettend zijn wanneer je zegt dat het ZO SPREEKT DE HERE is, niet enkel een indruk, maar iets dat je absoluut weet, positief, omdat de Here het gezegd heeft. En ik voelde mij zeer getroost dat ik het visioen had gezien, wetend dat het nooit gefaald heeft.
86 En ik zei: "Nu, de... de... Als deze man fout is... Nu, de Mohammedanen zeggen dat hij fout was, en dan maakt u er een Mohammedaan van. Dan zouden de Boeddhisten zeggen dat hij fout was. En de Sikhs, en de Jaïns, en wat er nog meer is, zij zouden allemaal zeggen dat hij fout is. Maar er moet ergens een Juiste zijn." O, my! O, wat een glorieus iets! Toen zei ik: "Nu, Degene Die hem zijn gezicht zal geven, hij beloofde dat hij díe God zou dienen."
87 Hij was blind geworden door naar de zon te kijken, omdat het de zonnegod was. Zie? En hij dacht dat dat zijn weg naar de hemel betaalde. Nu, wij zouden Christus kunnen gedenken, dat Hij niet heeft geleden om onze ogen te verblinden maar om ons ons gezicht te geven. Zie? Dus dan, en als...
88 Ik zei: "Nu, Degene Die zal komen en dit zal produceren, die groep zal ik volgen." Ik zei: "Ik ga Diegene dienen Die hem zijn gezicht teruggeeft." En dat was de stilste groep die ik heb ooit gehoord. Niemand sprak. Toen zei ik: "Wel, daar zit nu de mohammedaanse priester, waarom komt u niet om hem zijn gezicht te geven?" Ik zei: "Waarom? Het is omdat u het niet kunt. En ik evenmin. Maar de God des hemels heeft Zijn Zoon, Jezus Christus, opgewekt, en Die heeft mij nu net een visioen getoond dat de man zijn gezicht gaat ontvangen. Als het niet zo is, ben ik een valse getuige van deze Christus. En als het geschiedt, dan ben ik een ware getuige van Hem. En u moet u be-... U zou zich moeten bekeren, of u moet, als u... of u zult verloren gaan in de groepen waarin u zich nu bevindt." Wat een tijd! En ik zei: "Nu, als dat vals is, dan moet u mij op een vliegtuig zetten en mij terugsturen naar de Verenigde Staten en mij hier nooit meer binnenlaten."
89 O, maar toen onze God op het toneel kwam! De man, zodra ik voor hem had gebeden, kon net zo goed zien als ik. Hij haastte zich en sloeg zijn armen rond de nek van de burgemeester van de stad en begon hem te omhelzen. En, wel, we hadden ongeveer vier uren nodig. Ik had geen schoenen meer, geen zakken in mijn jas, en het burgerleger kon hen niet tegenhouden, het was een stormloop. U had moeten zien wat...
90 Maar wat was het? Dezelfde God, dezelfde God Die om vuur kon roepen, Die vuur naar beneden kon brengen om Zijn offer weg te nemen, kan Zijn Heilige Geest brengen om te bevestigen dat Zijn Woord de waarheid is, zolang u zeker bent dat het de waarheid is.
91 Nu, Elia wist zeker dat het de waarheid was. Hij had de stem van God gehoord. Hij twijfelde er niet aan.
92 En als u vanavond in uw hart er niet aan twijfelt dat God nog steeds de Heilige Geest geeft zoals Hij op de Pinksterdag deed, dan zal het gebeuren. Als er geen twijfel is dat Hij Zijn Woord houdt en de zieken geneest, moet het gebeuren. Maar u moet er zeker van zijn. U moet het echt zien door de echte ogen van geloof, het dan aanvaarden, en daar precies bij blijven.
93 En hij had veel redenen om God te gedenken, toen hij was... Nu heeft hij heel veel om te gedenken wat Hij in die dagen had gedaan.
94 De immorele vrouw die Jezus daarginds in Sichar vond, die een Samaritaanse was, wat eigenlijk een afgestoten volk was dat echt in God geloofde. Ze waren ongeveer half Joods en half heidens en ze vormden een ras. Ze geloofden in God. En deze kleine, immorele vrouw in haar toestand, zeer getekend door zonde; misschien was ze op een dag ontmoedigd geraakt door al de tradities van de ouderen, van potten en ketels, de wasbeurten, enzovoort.
95 Ze ging op een dag naar buiten naar dezelfde oude bron van Jakob daarginds, en zij zou net haar emmer naar beneden laten om wat water te halen. En zij veranderde van bron. O, wat kan zij gedenken dat er Eén was Die daar stond, Die zei dat er in Hem "levend water" was. Wat een geweldig iets was dat voor haar, toen die levende Bron haar zonden aan haar openbaarde, en haar vertelde waar zij fout was, en haar uitlegde wat zij zichzelf had aangedaan. En het plaatste een boodschap in haar hart die haar in vuur en vlam zette met de glorie van God; en zij ging de stad in en getuigde tot de mannen.
96 Nu, weet u, dat was echt niet toegestaan in dat land, dat een vrouw door de straten ging, en in het bijzonder een vrouw die door immoraliteit getekend was. Maar ik vertel u, toen zij gereinigd werd en een dronk van dat frisse Water kreeg, kon u haar niet tegenhouden! Het was als proberen een vuur te doven, of een brandend huis dat echt droog was, met een straffe wind in droge weersomstandigheden die recht op die vlammen blies.
97 En u kon haar niet stoppen, omdat zij iets gevonden had dat echt was. Haar zonden werden geopenbaard. En zij kan zich vanavond in de heerlijkheid nog het moment herinneren dat haar zonden en verkeerde dingen geopenbaard werden. Zij kan zich herinneren dat er een Bron voor haar was. Er was een plaats waar zij – ondanks alle geloofsbelijdenissen en de kerken die haar wegstuurden – toch een oase vond. Ze had een plaats gevonden waar Iemand is Die Zich om haar bekommerde. Wat een vreugde!
98 En wat kunnen wij ons samen met haar verheugen, wij die gebonden waren met geloofsbelijdenissen die ons van God wegtrokken, want wij hebben een Bron gevonden die gevuld is met bloed, dat uit de aderen van Immanuël vloeide. Daarin hebben we al onze stijfheid achtergelaten. En we hebben gedronken van de Bron en werden verfrist. En we gedenken Degene Die de prijs betaalde, waardoor wij Zijn Geest op ons konden hebben, Jezus Christus, de Zoon van God. Wat een gedachtenis om daaraan herinnerd te worden.
99 Ik stel me vanavond voor dat Hagar ook iets zou kunnen hebben om over na te denken, nadat ze er werd uitgezet, verkeerd begrepen. Nu, er zijn hier velen onder ons die Hagar kunnen navoelen hoe zij verkeerd begrepen werd.
100 Wie wandelt het juiste leven met God, wie neemt het rechte, smalle pad, die niet weet wat het betekent om verkeerd begrepen te worden? Ik word verkeerd begrepen. Ieder persoon, al u broeders, die probeert juist te leven, en u zusters, u wordt verkeerd begrepen.
101 Uw buren denken dat u ouderwets bent, en ze proberen op u af te geven. "Waarom kom je niet naar deze verenigingen? En waarom organiseer je geen kaartpartijtjes en dergelijke?" En als u uit de buurt blijft van deze dingen, wordt u verkeerd begrepen.
102 Zo werd Hagar ook verkeerd begrepen. En zij had haar kind, kleine Ismaël, die de vrucht van haar schoot was uit een wettig huwelijk met haar man Abraham. En zij was... ze was een slavin. En zij was door haar meesteres Sara aan Abraham gegeven als vrouw; polygamie was wettig in die dagen. En zij was wettig getrouwd met de man, omdat ze aan hem gegeven werd. Ze had het kind gebaard waarop alle hoop gevestigd was. De vrouw had niets misdaan. En toch werd ze verkeerd begrepen door haar meesteres, die haar buitenzette in de woestijn om te sterven. Wat een plaats om te zijn!
103 En het water in de fles was op. De keel van kleine Ismaël begon droog te worden. Hij huilde om water. Het werd erger. En alleen het hart van een moeder kon die baby horen huilen met zijn kleine, verdroogde lippen daar ergens in de woestijn, haar enig kind, en ze voelde hoe zijn lichaampje aan het uitdrogen was, en dat hij stervende was. Geen water, alleen rotsen en zand, precies hetzelfde als wat u hier zou zien in de woestijnen van Phoenix. Geen plaats. Verkeerd begrepen! Wat een tijd!
104 Daar was zij, een slavin om mee te beginnen, en ze had geprobeerd om op de juiste wijze te handelen, zoals zij werd verondersteld te handelen. En hier heeft zij de baby in haar armen, en hij is stervende. En ze was zo bedroefd. Ze legde hem onder een struikje neer. En ze ging ongeveer een boogschot verderop, en knielde neer om te bidden. En toen verscheen er een bron, o my, "De bron van Hem Die leeft en mij ziet." Hij bestaat vandaag nog. Hij werd daar op een of andere manier gebracht. Die bron bestaat nog steeds als een gedenkteken.
105 Ik heb niet genoeg opleiding om de naam uit te spreken [Lachai-Roi – Vert]. Maar ik probeerde het daarnet toen ik enkele kleine notities aan het opschrijven was. En ik probeerde het uit te spreken. Ik kon het niet. Maar u weet wat het is. Ik noemde het zo en zo. Ik zei: "Ik kan het maar beter niet zeggen. Het zou mijn onwetendheid alleen nog maar meer aantonen."
106 Maar één ding wil ik zeggen. Ik weet waar een andere Bron is, die op de Pinksterdag werd neergezet. Die is vanavond gewoon net zo open als in de tijd dat zij destijds geopend werd, en de wateren zijn net zo fris voor elke man of vrouw die de rechte weg wil nemen met Gods Woord, en met Hem wandelen.
107 Terwijl ik naar deze Bron kom, denk ik aan Jezus, Die het mogelijk maakte dat ik, een vreemdeling, de zoon van een dronkaard, naar die Bron kon toekomen en vergeven worden voor mijn zonden, en te kunnen drinken van eeuwig leven.
108 O, hoe moet Hagar zich gevoeld hebben toen zij die bron zag! Het redde haar leven en dat van haar kind. Zij kan zich zeker die oase herinneren, al de dagen van haar leven, en heel de tijd door kan zij zich dat herinneren.
109 We zouden voortdurend door kunnen gaan met karakters. Maar laten we nu hieraan denken, mis het niet om nu uw bron te zien. Mis het niet om de plek van verfrissing te zien die leven voortbrengt.
110 Jezus werd van Herodes gezonden naar... van Pilatus naar Herodes, ter bespotting. Wat miste hij het! Wat, wat was er aan de hand met Pilatus?
111 En toen Pilatus Jezus naar Herodes zond, wat was Herodes toen dwaas. Terwijl hij van Hem had gehoord en over Zijn bediening had gehoord. En Pilatus, die een Jood was... Of, ik geloof dat Herodes het was; Herodes was een Jood. En hij stond daar voor Hem! En daar stond hij in de tegenwoordigheid van alles waarover de profeten geprofeteerd hadden vanaf Eden. Hij stond in die tegenwoordigheid en hij vroeg niet eens om vergiffenis voor zijn zonden. Hij heeft nooit... nooit... hij heeft nooit... Ik vraag mij af of hij er zelfs over nagedacht heeft, of hij er dieper over nagedacht heeft voor Wie hij eigenlijk stond? Hij heeft waarschijnlijk nooit geweten in Wiens tegenwoordigheid hij stond.
112 O, u zegt: "Dat was een vreselijk iets! Dat was vreselijk dwaas." Dat was het. Het was het meest dwaze dat de man ooit had gedaan. Wel, wij denken eraan hoe slecht hij eraan toe was.
113 Maar wacht even. Wij hebben mannen vandaag die hetzelfde doen, die bij dezelfde Bron staan en nog steeds dezelfde fout maken als hij.
114 Al de profeten hadden gedurende vierduizend jaar naar Hem gewezen. Maar omdat Hij niet kwam op de wijze dat hun geloofsbelijdenissen zeiden dat Hij zou komen, hebben zij Hem uitgeworpen.
115 Zo is het precies. Dat is het precies. Ja, meneer. Ze werpen Hem nog steeds uit. Ze willen er niets mee te maken hebben tenzij het gebeurt volgens hun boek, weet u, de wijze dat het in hun leerboek staat, ziet u. Het moet op díe wijze gebeuren.
116 O, al de profeten hadden gedurende vierduizend jaar van Hem gesproken, en daar stond Hij voor hem, en hij zei er helemaal niets over, vroeg niet om vergiffenis. Daar staat hij in de tegenwoordigheid, en de... de vervulling van alle woorden van de Hebreeuwse profeten staat precies voor hem, en nog vroeg hij niet om vergiffenis. Hij stond daar gewoon. O, dat was een vreselijk iets!
117 Maar wij doen hetzelfde vandaag. Alleen staan wij na zesduizend jaar bij Hem. Wij maken een grotere fout dan Herodes, en Pilatus, en Kajafas, en de priesters van die dag, omdat wij er tweeduizend jaar geschiedenis meer aan hebben toegevoegd. En wij maken nog steeds diezelfde fout. Gewoon, ik...
118 Ik veronderstel dat Herodes er gewoon zelfs niet ernstig over heeft nagedacht.
119 Nu, ik vraag me af hoe ernstig wij hierover nadenken. Hoe ernstig probeert u dit Woord te overwegen? Wat betekent dat Woord voor u? Weet u dat dat God in drukvorm is? Maar wij walsen er recht overheen vanwege een soort geloofsbelijdenis, en zeggen: "De dagen van wonderen zijn voorbij. Dr. Jones zei zus-en-zo, dus dat maakt het vast." En toch, deze Bijbel die bijna in elke boekhandel ligt, Bijbelkiosken, kerken. En predikers, enzovoort, staan daar, en lezen er overheen en negeren het vanwege een geloofsbelijdenis, en proberen het terug te plaatsen in een ander tijdperk.
120 Zoals ik de opmerking heb gemaakt, twee- of driemaal sinds ik in Phoenix ben, het trof mij zo. Mensen zijn op die wijze. Ze prijzen God altijd voor wat Hij heeft gedaan, en kijken uit naar wat Hij zal doen, en negeren wat Hij nu precies doet. Dat doen ze. Ze falen om het te zien.
121 Nu, wellicht had Herodes God kunnen prijzen omdat Hij de kinderen uit de wildernis had gebracht, enzovoort. En men zei: "Op een dag zal Hij een Messias zenden. Glorie voor God! Dan zullen wij Hem zien." En hier was Hij, Hij stond recht voor hen en zij kenden Hem in het geheel niet.
122 "Hij was in de wereld, en de wereld werd door Hem gemaakt, en de wereld kende Hem niet. Maar zo velen als Hem ontvingen, aan hem... gaf hun kracht om zonen Gods te worden." Ik houd daarvan. Zeker.
123 Daar in Zijn tegenwoordigheid; ik veronderstel dat hij er toen zelfs niet aan dacht.
124 En velen vandaag doen hetzelfde, nemen het niet serieus. Ze denken er niet ernstig over na. Ze denken: "Nu, hier, ik ga naar de kerk, en ik ben net zo goed als jij."
125 Nu, u zou gewoon die houding niet moeten aannemen. U zou net zo goed kunnen zijn als ik, en toch helemaal niet goed zijn. Zie? Maar u kunt beter geen enkel mens als voorbeeld nemen. U zou beter God als uw Voorbeeld kunnen nemen, Jezus Christus, en u wilt Zijn Woord nemen. En als u niet...
126 Nu, vergeet niet wat de Bijbel daar in het boek Openbaring heeft gezegd. Dit is de volledige openbaring van Jezus Christus. "Wie er ook maar één woord uitneemt, of er één woord in plaatst, zijn deel zal worden weggenomen uit het boek des levens." Dus, dat is de openbaring.
127 "God heeft voortijds, veelmaal en op velerlei wijze," Hebreeën 1, "tot de vaderen gesproken door de profeten, maar in deze laatste dagen door Zijn Zoon, Christus Jezus." En Christus Die Zichzelf openbaart, maakt Zichzelf bekend, neemt Zijn Woord en doet het gewoon groeien.
128 Ik stond daar onlangs te spreken – ik dacht met broeder Carl Williams – en daar was een palmboom. Ik geloof dat het broeder Carl was, of iemand anders. En ik zei: "Is dat geen prachtige boom?"
Hij zei: "Ja."
Ik zei: "Wat is het? Vulkanisch as."
129 Dat is alles wat het is, stof van de aarde met een leven erin. En dat leven was een bepaald soort leven, wat het een palmboom maakte. Hier staat een andere, het is een andere soort boom. Het is een vijgenboom. Wat is het? Vulkanisch as van de aarde met het leven van een vijgenboom erin.
130 Wel, kijk naar ons. Wat zijn wij? Hetzelfde als die boom, vulkanisch as, maar met een menselijk leven erin. En dat menselijk leven is van de aarde, en moet teruggaan naar de aarde.
131 Maar er is een leven dat van boven komt, waarbij een mens leeft. Het is eeuwig leven.
Hoe dwaas! Zouden we dat niet ernstig kunnen overwegen, vrienden?
132 Nu, het is geen emotie. Het is niet het houden van een heleboel geloofsbelijdenissen. Het is een ervaring. Het is een geboorte. Ten eerste moet u een dood ervaren voordat u van een geboorte kunt getuigen. Zoals – houd dit goed in lijn – ervaar dood, en getuig dan van een geboorte. Elk zaad moet hetzelfde doen. En dit Zaad is God. En wanneer het in uw hart geplaatst is, brengt het de geboorte van een zoon van God voort.
133 En op die wijze was Jezus toen Hij op aarde was. Hij zei: "Wie kan Mij veroordelen van zonde? Wie kan Mij beschuldigen, liever gezegd, van zonde?" Zonde is ongeloof. "Als u Mij niet kunt geloven, geloof de werken." "Doorzoek de Schriften. Daarin denkt u eeuwig leven te hebben. Die zijn het die van Mij getuigen. Zij zijn het die vertellen Wie Ik ben. En als Ik niet voldoe aan die kwalificatie, gewoon precies wat de Schrift heeft gezegd, wat de Vader zei dat Ik zou zijn wanneer Ik zou komen – als Ik daar niet aan voldoe – dan heb Ik verkeerd gedaan."
134 O, als wij Christenen, als wij predikers, als wij mannen, vrouwen, Pinkstermensen, en de rest van ons, als wij niet kunnen nemen wat God zei dat Zijn gemeente zou zijn, als wij aan het beeld dat Hij zei niet kunnen voldoen, dan kunnen wij veroordeeld worden voor zonde, voor ongeloof. Als wij proberen te zeggen dat de dagen van wonderen voorbij zijn, en al deze andere dingen, dat... en zus-en-zo, en zo-en-zo, dan kunnen wij van ongeloof beschuldigd worden. Want er is maar één zonde en dat is ongeloof. "Hij die niet gelooft, is reeds veroordeeld." Zie? Als u niet gelooft, dan voldoet u niet aan de eerste eisen. "Die tot God komt, moet geloven dat Hij is, en een Beloner is van degenen die Hem ijverig zoeken." Dus wat als een kerk...
135 Dat is wat God wil. Dat is wat God wil hebben, een groep mensen die kunnen zeggen: "Wat heeft Jezus Christus beloofd? Wat werd beloofd in deze laatste dagen wat nog niet gemanifesteerd werd door ons?" Amen. Dan kunnen we gaan zitten, Hem gedenken, aan Hem terugdenken wanneer wij samenkomen.
136 Als er iets is dat ons ontbreekt, laten we het doen. Als er iets is dat bij ons ontbreekt, laten we daarnaar teruggaan. Laat ons gedenken wat Hij vereiste, niet wat wij denken dat we moeten hebben, maar wat Hij zei dat we moeten hebben. Zie? We moeten het hebben op die manier, op de wijze dat Hij het zei. Maar ik vraag me af of we niet gewoon...
Wij zeggen: "Wel, ik... ik behoor tot dit."
137 Ik vraag me af of u er wel ernstig over nadenkt, om te beseffen dat dat niets betekent voor God. Dat betekent niets. Waarschijnlijk... waarschijnlijk zei Herodes: "Welnu, wacht hier eens even. Weet U wel wie ik ben?" Zie? Hij dacht nooit ernstig na. En wij behoren ernstig na te denken.
138 Weet u wat hij deed? Want Christus werd voor hem gebracht, voor de eerste keer, waarover al de profeten en wijzen door de tijdperken heen gesproken hadden dat Deze komen zou. En daar stond Hij vlak voor hem. U weet, zijn... de... Bij de gelegenheid dat God Christus voor Herodes plaatste, vroeg hij alleen om entertainment.
139 Ik vraag me af, broeders. Laat ons nu ernstig nadenken. Wij Pinkstermensen, ik vraag me af of wij de Heilige Geest alleen maar als entertainment ontvangen? Maar er gaat meer mee gepaard. Er is een leven dat geleefd moet worden. Ik vraag me af of dat de hindernis van onze gemeenten vandaag is, broeders. Ik vraag mij af of dat de reden is dat we nog steeds hier in de woestijn zijn, rondzwervend, in plaats van ginds in het beloofde land, alle dingen bezittend? Ik vraag me af of er niet iets is waarover wij niet ernstig genoeg hebben nagedacht. Zie? U moet ernstig nadenken.
140 Als Pilatus dat gedaan zou hebben, zou hij Hem vrijgelaten hebben. Als Herodes dat gedaan zou hebben, zou hij Hem vrijgelaten hebben. Maar hij dacht niet ernstig na bij zijn eerste gelegenheid.
En wat deed hij dan wel? Hij vroeg om enkele trucjes.
141 O, zij, zo is het vandaag. Ze willen christendom tot een truc maken, een of ander foefje dat u in uw hand houdt. En luister, Pinkstermensen, wees diep oprecht in deze dingen. Wanneer u in tongen spreekt en de uitlegging geeft, wees zeker dat dat de uitlegging is. Zie? Heb geen foefje. Waarom wilt u een foefje wanneer God de werkelijke zaak voor u heeft? Zie? Waarom een vervangingsmiddel aanvaarden wanneer de hemelen vol zijn van het echte? Zie? Zie? Wij moeten oprecht te zijn. U moet niet proberen het gewoon een beetje te negeren en het langs u heen te laten gaan. We behoren dat niet te doen. Wij behoren niet om trucjes te vragen.
142 Wij behoren dienstbaar te zijn. Amen. "Here, als ik de deurmat moet zijn, maak mij de beste deurmat die U ooit hebt gehad. Wat ik ook moet zijn, laat mij het zijn." Niet: "Maak mij... Als ik geen Billy Graham kan zijn, of een Oral Roberts, wel, dan hoef ik helemaal niets te zijn." Zie? Wel, er wordt van u evenveel gedacht als van Billy Graham en Oral Roberts, als u een... als u de deurmat bent, als u die van God bent. God heeft een deurmat nodig; Hij wil een goede deurmat. Dat is alles. Zie? Het maakt niet uit.
Maar wij gaan voort, veronderstellend dat van ons verwacht wordt dat we dit of dat zijn. Doe dat niet.
143 Wees gewoon dienstbaar, wat het ook is. Zie? Wat het ook is, laat God uw dienst kiezen. Zie? En dan, wanneer Hij u een dienst geeft, bedenk dan dat het Jezus is Die u hierin geleid heeft. U werd voor dat doel geboren. Wees een goede dienstknecht voor Hem, waar het ook is. Ja.
144 Jezus zei: "Waarom noemt u Mij Here, en doet niet de dingen die Ik u zeg te doen?" Wij behoren de Schrift te bestuderen. Wij behoren erachter te komen wat Gods programma en plan is. Hij zei: "U noemt Mij Here." Hij zei: "Maar waarom noemt u Mij Here, wanneer u niet de dingen doet die Ik u beveel te doen?" Ziet u? Ja.
145 Heer betekent "eigenaarschap". De landheer bezit het land. En de mensen vandaag zullen Jezus blij aanvaarden als Redder. Zij... ze willen niet naar de hel gaan. Zij... ze zullen Hem als Redder accepteren. Maar wanneer het komt tot 'Heer', o, nee. Uh-huh. Zie?
146 Heer betekent dat u Zijn eigendom bent. Als Hij een vloermat wil, maakt Hij van u een vloermat. En u bent gewoon even gelukkig als vloermat als wanneer u een morgenster zou zijn. Zie? Zie? Zie? U... u wilt... Wij... we willen...
147 Wij willen Hem niet Heer laten zijn. Wij willen een Redder, maar wij willen geen Heer. Dan komt Hij als Heer, en Hij spreekt tot u over bepaalde dingen van het Woord. "Welnu, ik... dat zie ik niet zo zitten, zie. Want... Ik kan me gewoon niet voorstellen dat ik dat doe", u dames hier.
U zegt dat ik het na een tijdje moe zal worden. Nee, dat zal ik niet.
148 Ik zal zijn zoals die knaap eens zei, toen hij wegging om een opwekking te prediken. Hij zei dat hij over bekering predikte; de derde avond: bekering; de vierde avond: bekering. Hij predikte een volle week over bekering.
149 En de voorganger van de kerk en enigen van hen, gingen naar achter en zeiden tegen hem: "Broeder, wij bewonderen echt uw prediking. Maar hebt u niet een andere?"
150 Hij zei: "O, ja, meneer." Hij zei: "Ik heb een andere. Maar laten ze zich allen bekeren, dan zal ik over iets anders prediken." Dus, ja, meneer.
151 Laat de gemeente beginnen met haar abc's. Dan zullen wij nadien voortgaan met algebra, hoe men profeten moet zijn, en gaven ontvangen, en zo verder. Maar laten wij eerst deze eerste stap eerst leren. Leer om te lopen voordat u kunt rennen, weet u. Dus, en als u de lakei moe bent geworden, wat zult u dan gaan doen? In orde.
152 Maar wij, wij willen onze Here gedenken. Dat is waaraan u moet denken, dat Híj het is Die u dient. U krijgt deze gaven niet alleen maar om er een hoop plezier uit te halen. Dat is juist. Alles bij elkaar genomen, er zijn er velen die over gaven praten, waarvan ik zeker ben, door de wijze waarop zij handelen, dat ze niet weten wat het is. Zie? Zie?
153 De gave, gaven van God, en dingen, zijn niet iets waarmee slechts gespeeld wordt. De gaven van God zijn genadevol, en ze zijn vermoeiend. Ze putten uit. Heeft Jakob niet... In de tegenwoordigheid van God wordt niet gejubeld. De tegenwoordigheid... dat zijn gewoon Gods zegeningen die Hij over u uitgiet. Zie? Maar de tegenwoordigheid van God is iets dat bezwaart.
154 Ik wil niet dat u vergeet om die band te krijgen, als u kunt: Heren, welke tijd is het? En denk daaraan.
155 Jakob, toen hij op een nacht op dat hoofdkussen lag, een steen. En de Here verscheen hem in een visioen, en hij zag engelen afdalen en opgaan. Toen hij opstond, zei hij: "Dit is een vreselijke plaats, niets anders dan het huis van God." Vreselijke plaats!
156 Toen Jesaja de profeet gedurende vele jaren geprofeteerd had, onder Uzzia; en toen Uzzia van hem werd weggenomen omdat hij had geprobeerd het deel van een priester in te nemen, werd hij met melaatsheid geslagen en stierf. En Jesaja was toen waarschijnlijk veertig, vijftig jaar oud. En hij was een profeet geweest, o, sinds hij een baby was, omdat profeten worden geboren. "Hun gaven en roepingen zijn zonder berouw." En daar was hij, een profeet des Heren, op een dag daarbinnen aan het bidden, en ginds bij het altaar zijn zonden aan het belijden.
157 En geheel plotseling kwam hij in de tegenwoordigheid van God, en zag God zitten in de hemel, en Zijn gevolg. Hij zag serafs met hun heilige gezichten overschaduwd met vleugels, en hun voeten bedekt met vleugels, en vliegend met vleugels, roepend: "Heilig, heilig, heilig, Here God almachtig." Ja.
158 En Jesaja bedacht toen dat zijn kleine reis niet veel voorstelde. Wat riep hij? Hij wist dat hij niet juist met zijn gave gehandeld had. Hij was ver weg. Hij zei: "Here, ik ben een man van onreine lippen, en ik woon temidden van mensen met onreine lippen." En toen de engel... Zie, het is een vreselijk iets. Hij zei: "Wee mij."
159 Het is niet de zaak van zegening, en gejubel, en geroep. Dat is goed. Nu, onthoud, dat veroordeel ik niet. Maar, ik zeg u, dat is niet waarover ik spreek.
160 Het is de kracht en de tegenwoordigheid van God die zulk een heilige vrees brengt dat u verlamd bent in Zijn tegenwoordigheid. U zult het zich altijd blijven herinneren. U gedenkt het.
161 En Jesaja gedacht het zolang hij leefde. Ik stel me voor, dat toen de zagen door zijn lichaam sneden, hij zich nog steeds de engelen herinnerde die riepen: "Heilig, heilig, Here God!" Zeker.
162 Jakob, in zijn laatste uren, kon zich de engelen herinneren die opklommen en afdaalden, en dat het zo'n vreselijke plaats voor hem was geweest.
163 Het is niet wat de mensen denken dat het is. Het is iets anders. Wat wij moeten doen, is in Zijn tegenwoordigheid komen, Hem gedenken, dat Hij ons hier niet bracht om ons te amuseren, maar voor dienst, Hij bracht ons hier om voor Hem te werken.
Hij had iets om te gedenken.
164 Wat met Judas Iskariot? Hij heeft ook iets om te gedenken. Judas heeft iets dat hij zich vanavond herinnert. Dat is zeker. En hij zal het zich altijd herinneren. Beslist. Waarom? Hij verkocht de Here Jezus voor persoonlijk gewin.
165 Ik vraag mij vanavond af of er niet velen zijn die datzelfde doen vandaag, uw geboorterechten verkopen voor persoonlijk gewin, terwijl u in vuur zou moeten staan voor Christus. Terwijl u iets voor Hem behoort te doen, voor Hem behoort te werken of iets, voegt u zich ergens bij waar u kunt leven op elke wijze die u wilt en waar u nog steeds kunt beweren een Christen te zijn. Daar kijkt de wereld vanavond naar uit. De wereld, zei ik, niet de gelovige.
166 De gelovige kijkt uit naar elke rechte weg waarin hij kan wandelen, om in orde te komen.
167 Maar de ongelovige wil een plaats waar hij kan heengaan en gewoon kan blijven belijden dat hij een Christen is, en vervolgens gewoon leven op elke wijze die hij wil. Dat is het soort president dat dit land wilde, en dat is wat zij gekregen hebben. Precies. Dat is wat de... dat is wat de kerk wil, en dat is wat zij hebben. Ja, meneer. Dat is wat u krijgt.
168 Maar de gelovige wil dat alles van hem afgeschoren wordt. "Hij wil elke zonde aan de kant leggen, en de last die hem zo gemakkelijk omringt; opdat hij met geduld de loopbaan kan lopen die voor hem gezet is, ziende op de Auteur en Voleinder van ons geloof, Jezus Christus." Ja. Hem gedenkend, terwijl wij elke last ter zijde leggen. Vrouwen die hun haar laten groeien. Mannen die stoppen een 'Ricky' te zijn en al deze andere zaken; en naar de gemeente komen en doen wat juist is. En voorgangers met diakenen in hun bestuur die drie of vier keer getrouwd zijn, en al die dingen, compromissen sluitend, omdat men zwaar betaalt op de collecteschaal en van alles; zij moeten buigen voor een organisatie omdat men u zegt dat dit het is, terwijl de Bijbel iets anders zegt. "Leg elke last ter zijde."
Gedenk Jezus. Hij werd zeer impopulair.
169 De jonge Rabbi was een van de grootste mannen ter wereld in de tijd dat Hij de zieken genas en alleen maar goed deed, de mensen gezond maakte en het zicht aan de blinden gaf, God aan de mensen liet zien omdat God zich door hen heen manifesteerde door middel van de gedachten van hun eigen verstand. Hij kon tot hen spreken. Hij was een grote Rabbi.
170 Maar op een dag zette Hij Zich neer en begon hun de waarheid van het Evangelie te vertellen. Van toen af was Hij niet meer populair. Nee, beslist niet. Het duurde niet lang of de hele groep ging weg. En toen zeiden de zeventig: "Deze rede is hard; wie kan haar horen?" En ze gingen weg.
Toen stond Hij daar en vroeg de discipelen: "Wilt gij ook weggaan?"
171 Ze zeiden: "Waarheen zouden we gaan, Here? U, alleen. Wij hebben alles opgegeven. We zijn gereed, ongeacht wat het is. We zijn gereed om te gaan." Laten we Hem zo gedenken.
172 Bedenk, Hij was ons Voorbeeld. Hij deed alles, veroordeelde elke Farizeeër, veroordeelde alles van de wereld, ging door de wereld zonder een vlek op Hem. Hij was een Lam dat was onderzocht door God. Hij zei: "Dit is Mijn geliefde Zoon. Ik heb een welbehagen in Hem." Hij leefde zulk een leven.
173 En toen nam Hij alle zonden van de wereld weg, mijn zonden en uw zonden, en legde die op Hem. En toen kwam zelfs het zweet uit Zijn heilig voorhoofd als bloeddruppels die er vanaf spatten. Niet omdat Hij schuldig was, maar het was mijn schuld die dat deed, en uw schuld.
174 En als Hij dat voor u en mij kan doen, hoe zouden wij ons dan onder enkele dogma's en de onzin van de wereld kunnen stellen, en de dingen van deze moderne dag? Wij zouden onze Here moeten gedenken, eraan denken wat Hij betaalde voor deze prijs van redding. Wees er nooit beschaamd over. "Wees bereid om aan eenieder rekenschap te geven van de hoop die in u is." Dat zouden wij moeten doen, broeders.
175 We naderen de laatste uren nu. De zon gaat onder. Beschaving is uit het oosten gekomen. Nu is ze aan de westkust. Ze kan niet verdergaan. De grens is daar, en al de zonde van de wereld stapelt zich op, en zwelt op in schandelijke golven van Hollywood. Het is regelrecht de kerk ingestroomd. En wat een tijd is het! We zouden dat moeten gedenken, broeders.
176 Gedenk onze Here. Wat zou Hij doen als Hij hier vandaag zou staan? Hij zou Zich aan dat Woord houden. Temidden van allerlei verzoekingen zou Hij bij dat Woord blijven. Hij deed het. Hij was uw Voorbeeld.
177 Toen Satan tot Hem kwam en zei: "Verander deze stenen in brood", zei Hij: "Er staat geschreven..." Kijk, voortdurend met het Woord des Vaders. Wij moeten daaraan denken en hetzelfde doen. Hij was ons Voorbeeld. Beslist.
178 De priesters van die dag zullen ook heel wat hebben om te gedenken. Zij gedenken het vanavond in de wereld van de verlorenen.
179 U zegt: "Broeder Branham, zou u willen zeggen dat die priesters...? Heilige priesters, dat waren toch godvruchtige mannen?"
180 Nu, wacht even. Zij hebben zichzelf godvruchtig gemaakt. Ze hadden een valse heiligheid, een valse vroomheid die niet echt tot God behoorde. Jezus vertelde het hun duidelijk: "U bent uit uw vader de duivel, en zijn werken zult u doen." En Hij vertelde hun wat zij waren. En zij hebben ook heel wat te gedenken. Want toen zij die echte uitdrukking van de Messias zagen, bewijzend dat Hij de Messias was, wezen zij het opzettelijk af en zeiden dat het een boze geest was die dat deed. Ze zeiden: "Het was Beëlzebul."
181 En Jezus verkondigde dat dat godslastering was. "Een ieder die een woord tegen de Heilige Geest zou spreken, zou nooit vergeven worden." Zij hebben heel wat te gedenken. Laat ons niet hun plaats innemen, broeders. Laat ons lot niet zijn zoals dat van hen.
182 Maar als ik iets moet zijn, laat mij als Nathanaël zijn, die zei: "Gij zijt de Zoon van God. Gij zijt de Koning van Israël." Laat mij staan als een van hen. Laat mij zo staan.
183 Dat u, vrouwen, mogen staan zoals de vrouw bij de bron, hoe zij vanavond staat. Zij heeft heel wat om te gedenken, zoals wij erover spraken. Zij had een bron gevonden.
184 En nu, deze priesters, zij zullen hebben... Waarom deden ze dat? Vanwege onvervalste jaloezie. Dat is de enige reden. Ze waren ijverend voor hun leerstelling. Dat waren ze. Ze waren ijverend voor hun tradities. Hun oudsten hadden een traditie ingesteld die in tegenspraak was met het Woord, en zij waren ijverend voor die traditie.
185 Broeders, laten u en ik daar niet voor moeten antwoorden, ijverend voor welke traditie dan ook. Laat ons Jezus gedenken, wat Hij was. Blijf bij wat Hij zei. Slechts wegens onvervalste jaloezie hebben zij deze dingen gedaan. O, wat een ding! Jazeker. Zij...
186 De rijke man heeft ook heel wat te gedenken. Hem werd de gelegenheid aangeboden om Jezus Christus aan te nemen, maar hij hield meer van de lofprijzingen van mensen dan van de lofprijzingen van God. En bedenk, de Bijbel zegt duidelijk dat hij het zich herinnerde nadat hij dood was en in de hel, en de boodschap keerde tot hem terug: "Bedenk, tijdens uw leven had u de gelegenheid."
187 En Phoenix, u hebt de gelegenheid. De wereld heeft de gelegenheid. Laat het niet uw pad kruisen en dat u faalt om het te zien, zoals Herodes en velen van hen faalden.
188 Nu, zij tonen dat die priesters feitelijk wisten Wie Hij was, omdat Nicodemus het uitdrukte toe hij kwam. Hij was een van de voornaamste van de Farizeeën. Hij zei: "Rabbi, wij weten dat U een leraar bent die van God komt, want niemand zou deze dingen kunnen doen tenzij God met hem was." Kijk, ze wisten het. Maar, ziet u, dat hadden zij moeten gedenken. Ze wisten beter, maar deden het niet.
189 U laat uw geloofsbelijdenis u afhouden van de doop van de Heilige Geest, omdat zij u vertellen dat er zoiets niet is.
190 Enkele maanden geleden was ik in het ziekenhuis om voor een vrouw te bidden, in onze stad in Indiana. En er was een kleine dame die daar lag, die in orde wilde komen met God. Ze was... Ze was een teruggevallene. Ze kwam eens naar mijn gemeente. Ze ging er weer uit. En natuurlijk kwamen er zeven duivels binnen, erger dan ooit. En daar lag zij, in een ziekenhuis, stervend.
Ze zei: "Broeder Branham, ik wil zo niet sterven."
191 En ik zei: "In orde, zuster. U hoeft het niet, als u nog steeds een verlangen hebt in uw hart om God te dienen. Hij heeft u nooit verlaten. U verliet Hem, maar Hij verliet u nooit. U kunt het nu, als u kunt."
Ze zei: "Ik... ik wil het, broeder Branham."
Ik zei: "In orde, we zullen bidden."
192 Er was een andere dame die daar lag, met haar lippen naar beneden; ze keek naar me met een... alsof ze mij overhoop kon steken, zij en haar zoon. Ze lag op het bed; onderging een operatie de dag daarvoor. En ik zei... En ik zag wat ze deed, keek naar haar zoon, dan weer naar mij.
193 En ik zei: "Stoort het u als wij een woord van gebed hebben?"
Ze zei: "Trek dat gordijn dicht."
Ik zei: "Wel, ik... Bent u een gelovige?"
Ze zei: "Ik zei: 'Trek dat gordijn dicht.'"
Ik zei: "Ik vroeg het u alleen."
Ze zei: "Ik geef u te verstaan dat wij Methodisten zijn."
Ik zei: "Wel, dat maakt het dan duidelijk, ziet u." Zie?
194 Wat was het? Ze wilde niet zien dat een andere persoon, die arme teruggevallen vrouw, terugkwam tot God. Nu, als zij een Methodist was geweest, zou het anders zijn geweest, ziet u. Zij gedacht Jezus daar niet, ziet u. Zij gedacht slechts haar geloofsbelijdenis.
195 Denk er slechts aan. In orde. O, wat een verschrikkelijk iets zal het zijn op die dag des oordeels.
196 Enkele weken geleden stond ik in een lift in Louisville. Ik ging naar boven voor een onderzoek, een lichamelijk onderzoek, naar een dokter, een vriend van mij, om een gezondheidsverklaring te krijgen, zodat ik, wanneer ik wil, onmiddellijk naar het buitenland kan vertrekken met broeder Rowe en de anderen. En ik dacht er dus aan om mijn medisch onderzoek te ondergaan terwijl ik een gelegenheid had, en ik ging naar boven.
197 Er waren enkele mannen bij ons die ook omhoog gingen naar deze verdieping. We gingen helemaal omhoog, ongeveer acht verdiepingen, in Louisville, en in een gebouw, en, dus, het Heyburn gebouw. En toen ik boven was, ongeveer zo hoog als wij konden gaan om te stoppen, deze... Een van deze knapen was een beetje aan het drinken, denk ik. Hij keek rond en zei: "Wel, jongens, ik denk dat dit zo hoog is als wij ooit kunnen komen." Zei: "We kunnen beter uitstappen." Ik zei niets. Hij wist het niet dat ik een prediker was. Dus, ik wachtte gewoon om uit te stappen.
198 Ik zei: "Wacht even. Die opmerking die u maakte." Ik zei: "Als wij op onze eigen verdiensten vertrouwen, is dit zo hoog als wij ooit kunnen komen, maar", zei ik, "als wij op Jezus zullen vertrouwen! Gedenk Hem." Amen.
199 Zoals de 'Broeder Outlaw'-zangers onlangs op een avond zeiden, kunnen we hoger gaan, wanneer wij Jupiter, Venus, Neptunus, Mars en de Melkweg passeren, en verder gaan, en verder en verder. Het maakt niet uit wat. Voorbij elk zonnestelsel, tot in de hemel der hemelen! Ik ben daar blij om.
200 Bedenk gewoon dat Hij verder en boven dergelijke dingen uitging. Ja. Als wij op onze eigen verdiensten vertrouwen, zijn we zeker verloren. Maar als wij op Zijn verdiensten vertrouwen, zijn we gered.
201 O, wij kunnen Jezus gedenken in Zijn genade, dat Hij ons omhoog trok, en heeft beloofd dat wij zelfs nu, precies nu, niet aardgebonden hoeven te zijn. Zie? Wij zijn nu niet aardgebonden. Wij zijn voor de hemel bestemd. "Wij zijn reeds dood. Ons leven is in Hem verborgen, door Christus." En wij zijn met Hem opgestaan; niet, we zijn niet... we zijn niet dood met Hem. "We zijn met Hem opgestaan, en zijn gezeten in hemelse gewesten."
202 Hem gedenkend, zittend in hemelse gewesten! "Wanneer, broeder Branham?" Precies nu. Ja. Wij zullen niet met Hem opstaan. Wij zijn al met Hem opgestaan. Dit zijn de eerstelingen van onze opstanding: overgegaan van dood in leven, en levend voor eeuwig; zittend in hemelse gewesten in Christus Jezus, reeds met Hem uit de dood opgestaan. Ja. Wat is het een glorieuze zaak om in hemelse gewesten gezeten te zijn met Jezus Christus, de Zoon van God! Jazeker. Wij kunnen Hem nu gedenken, en al Zijn beloften die Hij aan ons heeft gedaan, terwijl wij nu hier precies zitten.
203 Ik keek naar die klok daarginds, en ik dacht: "My, ik doe het heel goed. Ik kom hier nu doorheen, om zeven uur." Ik had nog ongeveer drie pagina's met notities, en ik duwde ze daaronder terug toen ik naar mijn horloge keek, en zag dat het geen zeven uur was. Dus ik dacht: "Ik doe het heel goed." Waar ben ik geweest? Ben ik al die tijd kwijtgeraakt? Ik wist dat ik me geweldig goed voelde, maar ik wist niet dat ik me zó goed voelde. En ik had... Ik keek voortdurend naar die klok, en ik dacht: er is ergens iets verkeerd!
204 Wel, dat is wat een dezer dagen gaat gebeuren, vrienden. Tijd zal stoppen. En we gaan een luchtreis naar de eeuwigheid maken, waar geen tijd meer is. Zal dat niet wonderbaar zijn?
205 Maar terwijl we hier nu zitten, waar tijd voor ons niets betekent, zijn wij reeds in hemelse gewesten opgenomen. Wat kunnen wij gedenken? Wij kunnen elke belofte gedenken die Hij aan ons heeft gedaan. "Indien gij in Mij blijft, en Mijn Woord in u is, kunt gij vragen wat gij wilt." Is dat juist?
206 Ik herinner mij Johannes 5:24: "Die Mijn woorden hoort, en gelooft," niet doet alsof hij gelooft, nu, maar, "en gelooft Hem, Die Mij gezonden heeft, die heeft", dat is tegenwoordige tijd, "het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis van het oordeel, maar is uit de dood overgegaan in het leven." En wij leven precies nu in Christus Jezus, zittend in het hemelse. Dat is wat Hij heeft beloofd. Wij kunnen gedenken.
207 Wij kunnen gedenken hoe Hij vertelde, hoe Hij Zichzelf bekend maakte onder de mensen als de Messias. De gelovigen zagen het. En wij gedenken dat Hij in Johannes 14:12 zei: "Die in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen." Wij kunnen gedenken dat Hij dat beloofde.
208 Wij kunnen gedenken dat Hij beloofde dat in de laatste dagen de Heilige Geest gemanifesteerd zou worden in menselijk vlees, precies zoals Hij deed in Sodom voordat het verbrandde. Wij gedenken dat Jezus die belofte deed. Ik gedenk het. Hij zei het. Jezus zei het. Ik geloof het net zoveel alsof ik daar zat en Hij het mij vertelde, omdat het precies hierin staat, en dat is de wijze waarop ik dat Woord geloof. Ik gedenk dat Hij het heeft gezegd. Dat is alles.
"De werken die Ik doe, zal hij ook doen."
209 Ik herinner me dat ik gisteravond in de Schrift las, waar Jezus zei: "Ik heb u vele dingen te openbaren, aan u te vertellen. Maar, u... Ik kan het nu niet doen. Maar wanneer de Heilige Geest gekomen is, ziet u, zal Hij u deze dingen in herinnering brengen, en dan zal Hij u de toekomende dingen laten zien."
210 Ik herinner me dat de Heilige Geest sprak en zei: "Het Woord van God is scherper dan enig tweesnijdend zwaard, het scheidt merg en been vaneen, en is een Oordeler van de gedachten en de overleggingen des harten."
211 Ik gedenk dat Jezus op een dag door een menigte passeerde, en dat een kleine vrouw Zijn kleed aanraakte. En ze ging daar vandaan en ging zitten, of ze stond daar op, of waar ze zich ook bevond. En Jezus draaide Zich om en zei: "Wie heeft Mij aangeraakt?"
212 Toen dacht Petrus dat Hij buiten Zijn verstand raakte. Hij zei, wel, berispte Hem en zei: "Wel, iedereen raakt U aan."
213 Hij zei: "Maar Ik bemerk dat Ik zwakker ben geworden. Kracht is van Mij uitgegaan." Hij keek helemaal rondom. Hij vond de kleine vrouw, vertelde haar over haar bloedvloeiing. "Haar geloof had haar gered."
214 Ik gedenk dat de Bijbel leert in Hebreeën dat Hij nu een Hogepriester is, o, Die kan worden aangeraakt door het voelen van onze zwakheden. Dat is juist.
215 Ik gedenk wat de Bijbel heeft gezegd in Hebreeën 13:8. Ik gedenk Jezus. Hij maakte... In Hebreeën 13:8 zei Hij: "Jezus Christus is Dezelfde gisteren, vandaag en in eeuwigheid." O, hoe kunnen wij Hem gedenken! Jazeker. O, hoe wij...
216 "Nog een kleine tijd en de wereld ziet Mij niet meer; toch zult gij Mij zien," de gemeente, de gelovige, "want Ik zal met u zijn, zelfs in u, tot het einde der wereld." Dat is juist. "Ik zal u nooit verlaten." O, het is niet gewoon iets dat vandaag gebeurt en morgen voorbij is. Het is eeuwig. "Ik zal u nooit verlaten. Ik zal u nooit in de steek laten." O, my! Dat zou maken dat we konden schreeuwen, jubelen, en huilen.
217 Wij willen dit ernstig overwegen. Gedenk Jezus, niet slechts op lukrake wijze. Hij beloofde dit. En als dat niet goed is, dan is de Bijbel niet goed. En waarvoor zitten wij hier dan? Waarvoor leven wij zelfs? Waar doet u uw best voor? Waarvoor zijn uw inspanningen? Waarvoor zweet u het uit? Als het ook maar enigszins juist is... Het is ofwel helemaal juist, of niets ervan is juist. Bedenk, het was niet u of ik, of uw voorgangers, die de belofte deed. Het was Jezus Die deze beloften deed. Ik herinner mij dat Hij het zei.
218 Ik gedenk dat Hij zei: "Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen." Hoever? "Heel de wereld." Ja. Tweederde ervan weet nog niets over Christus. "Heel de wereld, tot elk schepsel. Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven." Ik gedenk dat Hij dat zei. Als ik mij dat kan herinneren, hoe kan ik dan iets accepteren dat zegt dat die dag voorbij is? Ik gedenk dat Hij zei: "Tot heel de wereld, elk schepsel. En deze tekenen zullen degenen volgen die geloven."
219 Hoe kan ik meegaan met een groep mensen die dat Woord loochenen, terwijl God over Zijn Woord waakte om het te betuigen? Hoe kan ik mij verbinden met ongelovigen?
220 O God, laat mij Jezus gedenken. Laat mij het standpunt gedenken dat Hij innam. Laat mij gedenken dat Hij mijn Redder is. Laat mij gedenken dat ik dood ben. Ik besta niet meer. Ik ben al drieëndertig jaar dood. Dit is Christus Die in mij leeft.
221 En als ik oplet en hem onbehoorlijke, ongepaste dingen zie doen, dan weet ik dat ik nooit gestorven ben; William Branham is nog steeds in leven; u bent nog steeds in leven. Zolang u Zijn geboden niet gehoorzaamt, bent u nog steeds in leven. Maar wanneer u Zijn gebod gehoorzaamt: "Als u Mij liefheeft, bewaar Mijn geboden."
222 Hoe wonderbaar is het te bedenken dat Hij dit heeft beloofd! "Nog een kleine tijd en de wereld zal Mij niet meer zien. De wereld zal Mij niet zien, maar gíj zult Mij zien." O! "Waar twee of drie vergaderd zijn, zal Ik in hun midden zijn." Ik herinner mij dat. Herinnert u zich dat, broeder? [De broeders zeggen: "Amen." – Vert]
223 "En de werken die Ik doe, zult gij ook doen." Welk soort werken deed Hij? Daar hebt u het. Zie?
224 "O, wel, natuurlijk, nu, broeder Branham, dat was voor een andere dag. Dat is het niet."
225 Ik gedenk dat dat is wat Hij zei. Ik gedenk niet wat u zei. Dat is allemaal voorbij, zie, maar ik gedenk wat Hij zei. Zie? "Hij die achter Mij zal komen, zal zichzelf verloochenen", zijn eigen gedachten verloochenen, zijn eigen denken ontkennen. U zou uw vader kunnen verloochenen, uw moeder, uw vrouw, uw kinderen, maar er is iets zo werkelijk dat u dat niet kunt ontkennen. Het bewaart u. En Hij is hier.
226 Laten we nu eenvoudig elke belofte gedenken die Hij deed, terwijl we onze hoofden buigen.
227 Onze hemelse Vader, enkele ogenblikken geleden waren er vele verzoeken. Opgestoken handen verschenen door het hele gebouw. Maar, Vader, Gij zijt de levende God. En ik bid U, Here Jezus, om deze mensen te zegenen. Moge Uw Heilige Geest op hen rusten om hun eeuwig leven te geven, om hun te geven waaraan zij behoefte hebben.
228 Laat ons gedenken dat U de belofte deed. U bent Degene Die verantwoordelijk is voor deze belofte. Laten we die gedenken, ongeacht wat iemand anders zegt, U bent Degene. U bent Degene naar Wie wij opzien om Uw belofte te vervullen. U bent Degene Die zei: "Die in Mij gelooft, zal leven al ware hij ook gestorven. Eenieder die leeft en in Mij gelooft, zal nimmer sterven." Ik gedenk dat U dat zei, Here.
229 En dan zei U dat degenen die in U geloofden... Nu, U zei dat als wij geloofden, wij eeuwig leven hadden. En U zei van diegenen die in U geloofden, dat zij de werken die U deed ook zouden doen.
230 Nu, Vader, wij weten dat U God bent, en wij weten dat er geen ander is dan U. En wij geloven U, en wij vertrouwen U nu, in de Naam van Jezus Christus.
Nu, met uw hoofden gebogen.
231 Hoevelen zijn er in dit gebouw die weten dat u uw Here niet gedenkt op de wijze dat u Hem zou moeten gedenken? En aan het einde van deze kleine afgehakte boodschap, bent u bereid om uw handen omhoog te steken en te zeggen: "God, maak Uzelf zo werkelijk voor mij dat ik U gedenk op mijn... dat Uw geboden op mijn bedpost zullen staan. 'Ik plaats de Here altijd voor mij', zoals David zei. Here, geef mij meer van U, zodat ik U kan gedenken"? Steek uw hand op en zeg: "Bid voor mij, broeder." Dat is bijna unaniem, overal. "Here Jezus, wees mij genadig."
232 Nu, zijn er hier die Hem nooit beleden hebben als uw Heer? En u staat nu misschien voor Hem... En we hebben u net enkele minuten geleden verteld dat Hij beloofde: "Waar twee of drie vergaderd zijn, zal Ik in hun midden zijn." Nu, Hij beloofde dat. Dan moet Hij hier zijn. En hebt u Hem nooit aangenomen als uw Heer?
233 Zult u die onbezonnen zaak doen die Herodes deed? Zult u die toestemming geven die Pilatus gaf om Hem op iemand anders af te schuiven? "Mijn moeder, zij was een Christin. Mijn papa heeft genoeg religie voor ons allemaal." Zou u dat willen doen? "Mijn vrouw is een religieuze vrouw."
234 Wat met u? Wilt u uw handen opsteken en zeggen: "God, gedenk mij. Ik ben een zondaar, en ik wil met U in orde zijn. Ik zal mijn hand opsteken"? Hoeveel handen hierbinnen zijn er op die manier? Is er... Bedoelt u dat er geen zondaar in het gebouw is? God zegene u, dame. God zegene u, dame, hier. Dat is het. Ik dacht dat hier iets mis ging. Ik...
235 U begrijpt dat Jezus zei dat Hij hier was. En Hij kent uw gedachten, ziet u, in uw hart. Dank u voor uw oprechtheid. In feite zijn er meer die hun hand zouden moeten opsteken.
236 Maar zou u dan uw hand willen opsteken? Zeg: "Ge-... Broeder Branham, ik gedraag me als een schijnheilige. Ik ga naar de kerk. Maar wanneer het er werkelijk op aankomt om wedergeboren te zijn, voeg ik mij slechts bij de kerk. Ik ken Christus niet echt. Ik houd nog net zoveel van de wereld als altijd. Ik... O, ik verheug mij erin om naar een boodschap te gaan luisteren of iets. Maar wanneer het er werkelijk op aankomt om tijd te nemen en er van te houden mij af te zonderen en die uren in gebed door te brengen met Hem en met Hem samenspraak te hebben, Hem te gedenken, dat doe ik niet. Ik heb zelfs niet het verlangen om dat te doen. Daarom weet ik, broeder Branham, dat ik niet in orde kan zijn als ik dat soort gevoelen heb. Daarom steek ik mijn hand omhoog naar God. 'Wees barmhartig voor mij.'" Steek uw hand omhoog. Wees er eerlijk mee. Dat is in orde. God zegene u. Dat is juist. Jazeker. De Here zegene u. Amen.
237 Ik wacht even om te zien of de Heilige Geest iets anders zou willen openbaren. God zegene u, meneer. God zegene u. Zeker. Ik wil gewoon dat Hij uw hart onderzoekt. Dat is waarvoor Hij hier is. In orde. God zegene u, kleine dame. Dat is erg fijn.
Precies zoals u erover denkt, neem het nu ernstig.
238 "O, broeder Branham, ik moet mij naar huis haasten." Luister. Op een dag zult u zich ook uit dit leven haasten. Zie? Denk er nu aan. Dit is het uur. Dit is de tijd.
239 U zegt: "Wel, ik vertel u. Onze voorganger is een briljant man, hoog opgeleid. Ik zou het liever horen van..."
240 Het maakt geen enkel verschil wie de boodschap brengt. Het is niet de boodschapper. Het is de boodschap die u hoort. Zie? Ongeacht welk soort man daar door de deur naar binnen zou wandelen om u een boodschap te brengen dat u een miljoen dollars had geërfd, u zou het geld accepteren. Accepteer uw vergeving.
241 Met uw hoofden nu gebogen, en uw ogen gesloten, ga ik u iets heel oprecht vragen. En ik wil dat u mij de waarheid vertelt.
242 Vrouwen, u die kort haar draagt, hoeveel voelen echt dat u lang haar zou moeten hebben? Steek uw hand omhoog en zeg... God zegene u. Dat is goed. Ik weet dat u dat voelde. Ik... ik... Er is hoop voor u. Maar wanneer u zo ongevoelig bent geworden dat u dat niet kunt, dat u zich zelfs niet veroordeeld voelt, zie, dan is er iets met u gebeurd. Omdat het Woord zei dat u het zou moeten.
243 Wie van u vrouwen draagt korte broekjes en die kleren, of rookt sigaretten; en u mannen ook, weet dat u verkeerd doet? En zeg: "Ik wil dat niet doen, broeder Branham. Ik heb God echt lief; maar die zaak houdt mij gewoon vast. En ik weet dat het een boos ding is. Ik zal mijn hand opsteken. Terwijl ik mijn hand opsteek, vraag ik God het van mij weg te nemen." Steek uw hand omhoog. Wees eerlijk. God zegene u. Dat is juist. Ja. Dat is juist.
244 Dat is oprechtheid. Dat is eerlijk. God zal ons een genezingsdienst geven binnen een paar ogenblikken, op grond van die oprechtheid. Wij kunnen dat geloven. Heb geloof in God.
245 Hemelse Vader, U hebt de handen gezien. U kent de toestand van de mensen. U weet alles wat er in hun hart is, Here. Ik bid dat U vergeving schenkt aan ieder van hen. En, nu, geef hun het verlangen van hun hart. Verwijder hun hartzeer. Doe dat, Here, omdat zij het nodig hebben dit te ervaren. Ik bid dat U het hun zult toestaan, door de Naam van Uw geliefde Zoon, onze Here Jezus. Wij vragen het voor Gods glorie. Ik draag hen aan U op, Vader, God, opdat U Uw werk in hen zult uitvoeren, door Jezus Christus' Naam. Amen.
246 Nu, terwijl u uw hoofd opheft. Hoevelen voelen zich er heel anders over, steek even uw hand omhoog, en zeg: "Ik voel me heel anders." Nu, hoeveel weten dat Hij beloofde dat Hij de Here is Die al onze krankheden geneest? Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Ja?
247 Hoevelen van u geloven dat Hij dit beloofde: "Nog een kleine tijd en de wereld zal Mij niet meer zien, maar gij zult Mij zien"? Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Gelooft u dan dat het mogelijk is, als Hebreeën 13:8 hier zegt: "Jezus Christus, Dezelfde gisteren en voor eeuwig", gelooft u dat het mogelijk is dat wij God zouden kunnen zien? ["Amen."] Hoe zouden wij Hem kunnen zien? In de manifestatie van Zijn Geest, Zijn levend Wezen. Zou u dat willen geloven? ["Amen."]
248 Ik ga mijn broeders daar achteraan vragen hier niet voor te bidden. Bid alleen voor mij. Laat het gehoor even, deze keer. We komen binnen enkele dagen toe aan de samenkomst, en misschien gaan we er dan toe over.
249 Ik wil dit gehoor onder één controle. Ik wil deze geesten onder mijn controle nemen in de Naam van Jezus Christus voor Zijn heerlijkheid, opdat Zijn Geest moge opereren en u bewijzen dat Hij nog steeds leeft.
250 Ik neem Zijn Woord hier. Het zegt in Johannes, Johannes het veertiende hoofdstuk en twaalfde vers: "Die in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen." Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
251 Dan, ieder van u mensen die daar zitten, die ziek is of behoeftig, of iets nodig heeft, bid. Raak slechts – herinner u – de zoom van Zijn kleed aan. "Hij is de Hogepriester Die aangeraakt kan worden door het voelen van onze zwakheden."
252 Zegt de Bijbel dat, broeders? [De broeders zeggen: "Amen." – Vert]
253 En dan, hoe zou Hij handelen als Hij de Hogepriester was? Op dezelfde wijze als toen Hij hier was, omdat Hij dezelfde Hogepriester is. Hoe zou Hij het doen? Hoe zou Hij het kunnen doen, wanneer Zijn lichaam het Offer is op de troon van God? Hij zond Zijn Geest terug, de Heilige Geest. "En Hij zal de dingen uit het Mijne nemen, en ze aan u tonen." Nu, als u wilt zien dat God...
254 De reden waarom ik dit hierop baseer, dat ik dit weet, is omdat ik weet dat de Boodschap die ik predik tot de mensen de waarheid is. Ik geloof dat met heel mijn hart. Hoewel het hier afsnijdt, en een beetje op die manier; het is niet om gemeen te zijn, niet om anders te zijn, maar om eerlijk te zijn. En daarom, ik weet dat Hij dat heeft gezegd. Als Hij de dingen zou nemen die van God waren... En dit behoorde het u te laten weten. Als Hij de dingen neemt die van Christus zijn, en het aan u zal tonen, en u dingen zal tonen die komen, en dezelfde werken zal doen die Hij deed, dan is dat de Heilige Geest. Het moet dat zijn.
255 Bid nu, en raak Zijn kleed aan. Ik zal mijzelf aan Hem overgeven en zien wat Hij tot u zal zeggen. Bid gewoon.
256 Zijn er hier sommigen die nooit eerder in de samenkomst zijn geweest? Zou u uw hand willen opsteken? Ja, het zijn er veel.
257 Bedenk dat Jezus Christus nooit één keer heeft beweerd mensen te genezen. Hij zei: "Ik ben het niet Die de werken doet. Het is Mijn Vader", in Johannes, het vijfde hoofdstuk en het negentiende vers.
258 Toen Hij langs het badwater van Bethesda ging, terwijl daar grote menigten lagen, grote aantallen mensen – misschien lagen er duizenden – verlamd, blind, kreupel, misvormd, ging Hij naar een man die misschien een prostaatprobleem had, of wellicht tuberculose. Hij was gehandicapt. Hij had het gedurende achtendertig jaar gehad. En Hij zei tegen hem: "Neem uw bed op en ga naar huis."
259 De man kon lopen. Hij zei: "Wanneer ik beneden kom, gaat iemand anders..." En er waren mannen daar die er veel erger aan toe waren dan hij.
260 Maar Jezus wist dat hij daar was, en Hij wist dat hij in die toestand was. Toen Hij ernaar gevraagd werd, zei Hij: "Voorwaar, Ik zeg u, de Zoon kan niets doen uit Zichzelf. Maar wat Hij de Vader ziet doen, dat doet de Zoon evenzo."
261 Dat is Zijn standpunt vandaag nog steeds. Geen profeet, niemand heeft ooit iets kunnen doen buiten de soevereiniteit van Gods wil, dat is juist, wat God wil.
262 Ik weet het niet. Ik wil, als... Dat is de reden. Ik ken een aantal voorgangers die hier zitten. Er zijn er niet zo veel daar die ik ken. Als ik Hem boven iemand zou zien, zou ik proberen om, als dat Zijn wil is, aan de mensen te vertellen dat ik hen ken.
263 Bid, en zie of Hij nog steeds de Hogepriester is Die aangeraakt kan worden. Dat zou Hem hier vlak voor ons zetten, en u zou zien dat Hij hier is. Is dat juist? Zeg: "Amen." [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Het zou zeker maken dat Hij hier is. Heb slechts geloof.
264 Hier is een kleine dame die hier zit met haar hoofd omhoog, die bidt zo hard als zij kan. Ze draagt een groene jas, en zit precies daar. Ze bidt voor een toestand in haar hoofd. Dat ze... Ze heeft daar last van. Is dat juist, dame? Hef uw hand op als dat zo is. Als ik een onbekende voor u ben, wuif uw hand dan heen en weer. Het heeft u nu verlaten.
265 Zeg, wilt u mij een gunst bewijzen terwijl u daar zit? Dat licht ging verder naar de dame die daar naast u zit. Zij bidt ook. Ik wil u iets vragen. U zei: "Gedenk mij, Here." In orde, Hij heeft het gedaan. U lijdt aan een voorhoofdsholteaandoening. Als dat juist is, hef uw hand omhoog, en zwaai met uw hand. In orde. Dat is het. Zie?
266 Gelooft u? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Nu, "Een kleine tijd en de wereld zal Mij niet meer zien." Vraag het die vrouwen. U ziet hen. Vraag hen of ik hen ken.
267 Hier, hier is een jongeman die hier zit, die voor zijn vader bidt. Ik ken je helemaal niet. Ik weet niet wie je bent. Nee. Weet niets over jou. Maar je bidt voor je vader. Hij is hier niet. Hij bevindt zich ergens aan de overkant van een groot water. Hij lijdt van een maagkwaal. Hij is in Puerto Rico. Dat is ZO SPREEKT DE HERE. Dat is juist. Zie? Geloof.
Ziet u wat ik bedoel?
268 Hier zit een dame die geïnteresseerd lijkt, de rode hoed. Mevrouw Aldridge, Aldridge. Uh-huh. Ja. Zij lijdt aan een hartkwaal. Gelooft u dat God u zal genezen? In orde.
269 Wilt u mij een gunst bewijzen? Daar zit een dame naast, genaamd mevrouw Cook. Mevrouw Cook heeft moeite met haar benen. Dat is juist. Mevrouw Cook, steek uw hand omhoog. Als ik een volledig onbekende ben, steek uw hand op. In orde. Heb geloof in God.
270 Leg uw hand op de vrouw daarnaast. Ze is mejuffrouw Russell. Ze lijdt aan een longaandoening. Steek uw hand op, mevrouw Russell, en geloof met heel uw hart, als ik een vreemde voor u ben.
271 Wat met de volgende? Ja. Alles wat u moet hebben, is geloof.
272 De dame naast haar lijdt ook aan een maagkwaal, en haar naam is mevrouw Dillman. Als u met heel uw hart zult geloven, kunt u genezen worden.
273 Mevrouw Harmon die naast haar zit, net terug van het ziekenhuis. Zij heeft een operatie gehad voor een rectaal probleem. Gelooft u, mevrouw Harmon? Als u gelooft met heel uw hart, kunt u naar huis gaan en gezond worden.
274 Hoevelen geloven nu? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
275 "Een kleine tijd en de wereld ziet Mij niet meer." En wat probeer ik dan te zeggen? Gedenk dat Jezus beloofde, dat Jezus zei: "Ik zal met u zijn, zelfs in u, tot het einde der wereld. De werken die Ik doe, zult gij ook doen." Als we gedenken dat Jezus deze dingen beloofde, laat Jezus ze geschieden.
276 Nu, gedenk ook dat Jezus beloofde: "Die in Mij gelooft, heeft eeuwig leven." U die uw hand een tijdje geleden omhoog deed, wilt u nu na deze genezingsdienst naar voren komen en hier komen staan voor gebed? Hij beloofde eeuwig leven te geven precies zoals Hij genezing beloofde.
277 Nu, wist u dat Hij dit ook beloofde? "Deze tekenen zullen hun volgen die geloven. Als zij handen op de zieken zullen leggen, zullen zij genezen." Gelooft u dat? Nu, leg dan uw handen op elkaar. Kijk, Hij is hier. Ik kan u niet genezen. Hij heeft het reeds gedaan. Leg nu uw handen op iemand, en bid voor iemand die daar naast u zit. Amen.
278 Nu, buig uw hoofd en bid gewoon zoals u doet in uw kerk. Bid: "Here God, genees deze persoon. Deze persoon bidt voor mij." En vraag God gewoon om te genezen en gezond te maken. Geloof het met heel uw hart. "Here, ik geloof Jezus Christus, Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig." Zijn Woord kan niet falen.
279 Herinner u, dat Hij beloofde: "Een kleine tijd en de wereld zal Mij niet meer zien." Ze zien Hem vanavond niet bij de hondenrace. Ze zien Hem niet in de bioscoop. Ze zien Hem niet in deze formele kerken. Maar u ziet Hem. Hij is hier. Gedenk dat Hij het beloofde, en dat Hij hier is om uw gebed te beantwoorden en u het verlangen van uw hart te geven.
Leg uw handen op elkander en bid.
280 Here Jezus, ik kom, gedenkend dat U zei: "In Mijn Naam zullen zij duivels uitwerpen." En ik werp elke geest van ongeloof uit deze samenkomst, weg van deze mensen, voor de glorie van God.