Een absoluut
Door William Marrion Branham1 Dank u, broeder Shakarian. Laten we nog even blijven staan voor een paar ogenblikken. Ik ben er zeker van dat er in een gehoor van deze omvang vele verzoeken zijn van mensen die ziek zijn, behoeftig, laten we daarom even onze hoofden buigen voor een moment van gebed. Er liggen hier ook vele verzoeken en zakdoeken.
2 Onze hemelse Vader, we komen nu in de Naam van de Here Jezus, dit wetend, dat U beloofde dat U ons zou horen en onze gebeden zou beantwoorden. En ik vraag U of U genadig wilt zijn voor ons om onze zonden te vergeven. En we zijn onderwezen in de Schrift dat U al onze zonden hebt vergeven en al onze ziekten hebt genezen. En wij bidden, hemelse Vader, dat dit nu deze middag zal gebeuren, omdat wij het vragen in de Naam van de Here Jezus.
3 Over deze zakdoeken en verzoeken; wij zijn onderwezen in de Schrift, hoe van het lichaam van Paulus zakdoeken en gordeldoeken werden genomen en boze geesten uit de mensen gingen, en dat zij werden genezen. Nu, U bent dezelfde Jezus vandaag. En wij staan hier met velen en vragen U om deze verzoeken toe te staan.
4 Zonder twijfel zijn er vele verzoeken in het gebouw vandaag van veel mensen die behoeftig zijn in dit uur. Voorzie in hun noden, Here, zowel lichamelijk als geestelijk, want we vragen het in Jezus' Naam. Amen.
In orde. Dank u, broeder.
5 Jaren geleden waren we gewend om een liedje te zingen: "Een klein gesprek met Jezus maakt het in orde." [Leeg gedeelte op de band – Vert]
6 Nu, ik geloof dat broeder Williams net klaar is met vertellen dat er een ontbijt is in de morgen. En nu, ik geloof niet dat ik te horen heb gekregen waar het volgend jaar zal plaatsvinden. [Een broeder zegt: "Precies hier." – Vert] Precies weer hier. Precies weer hier. Wel, dezelfde plaats. Dezelfde plaats, dat is erg fijn. Ja. Dat is erg...
7 Men behoort te aanbidden in Jeruzalem, dat is Tucson, niet hier. Zie? [De samenkomst lacht – Vert] Nu, u bevindt zich onder aan de heuvel. Jericho ligt beneden aan de heuvel van Jeruzalem, weet u. Dus daarginds is Jeruzalem. Zie? [De samenkomst lacht. Een broeder zegt: "Wij verwachten een groot wonder daar." – Vert] Hoorde u dat?
8 Maar: "Men behoort God overal te aanbidden", zei Jezus, weet u. "Niet te Jeruzalem, noch hier of op deze berg, maar aanbid Hem in Geest en in waarheid." Dat is het voornaamste: "In Geest en in waarheid."
9 Nu, gewoonlijk wanneer ik spreek, ben ik zo traag. Ik bewonderde broeder Velmer Gardner de vorige avond, hij kon hier naar boven komen en in vijftien minuten meer stoppen dan ik kan in drie uur. My!
10 Ik weet niet of ik u dit ooit heb verteld of niet. Toen ik een kind was, ik... mijn vader was een ruiter, weet u. En hij was gewend om paarden te berijden en ze te temmen; deed mee aan rodeo's, schieten, kunstjes doen met schieten. En hij... Ik dacht, weet u, toen ik zo'n twaalf jaar oud was, dat ik in mijn vaders voetsporen moest treden. En ze ploegden met het oude paard daar in Indiana, weet u, totdat hij zo vermoeid was geworden dat hij haast niet meer kon bewegen. Dan ging ik mijn vader opzoeken als hij rondes met de ploeg maakte, weet u, helemaal achterin het veld. En ik zou daar heengaan waar ze van een boomstam een oude watertrog hadden gemaakt.
11 Hoeveel hebben ooit zo'n watertrog gezien? Man, kijk naar al de Kentuckiërs die hier binnen zitten!
12 Dus, o, ik had een geweldige tijd als ik daarheen ging, want dan legde ik een paardenhaar in het water, weet u, keek hoe hij draaide, wat wij "een paardenhaarslang" noemden. Het zijn die kleine... U kent het, wanneer je hem aanraakt, beweegt hij. En de bijen...
13 Ik haalde al mijn broertjes erbij en zette hen daar neer. En nam het oude ploegpaard, weet u, rukte heel snel het tuig van hem af en pakte vaders zadel, een handvol distels, en stak die onder het zadel, en trok de zadelriem aan. Dan sprong ik erop. Arm paard, oud en vermoeid, hij kreeg zijn voeten niet van de grond. Hij hinnikte alleen maar, weet u. En ik zwaaide met die hoed. My! Ik dacht dat ik een ruiter was.
14 En ik dacht dat u allemaal daar in Arizona mij nodig had om uw paarden te temmen. Dus, tegen mijn zeventiende, achttiende jaar, vertrok ik, en kwam hier terecht bij een plaats waar zij een rodeo hadden. Wel, ik dacht: "Man, als ik gewoon in die rodeo kan komen, dan zal ik de paarden voor hen temmen. Dan heb ik wat geld verdiend."
15 Ik herinner mij dat de eerste ruiter naar buiten kwam. Hij reed op wat genoemd werd... ik geloof dat ze hem "De bandiet van Kansas" noemden. Het was een geweldig groot paard, een grote zwarte knaap van ongeveer een meter zeventig hoog. Het was werkelijk een zwaar, sterk paard. Ik dacht: "Wel, als die kerel hem kan berijden, dan kan ik het ook." En deze bekende ruiter kwam eraan.
16 En ik zat daar bovenop de kraal, weet u, bij die groep van al die verminkte cowboys, weet u. Ik was wel niet zo verminkt als zij, maar ik dacht dat ik een even goede ruiter was. Dus zij... Ik had dat oude ploegpaard bereden, dus waarom zou ik die niet kunnen berijden?
17 Dus toen hij de wachtruimte uitkwam, man, dat paard kon alle vier zijn voeten in een afwasteiltje zetten. Hij maakte een bokkensprong en enkele malen een draai om zijn as. En het zadel ging de ene kant op, en de ruiter de andere kant. En de helpers kregen het paard te pakken, en de ambulance de ruiter. Ik besefte dat dat niet dat oude ploegpaard was dat ik gewend was te berijden.
18 De oproeper kwam langs, hij zei: "Ik geef wie dan ook vijftig dollar" – dat was een hoop geld in die tijd – "vijftig dollar aan hem die hem zoveel seconden kan berijden." En hij... Ik beefde gewoon. Hij kwam naar mij toe en zei: "Ben jij een ruiter?"
Ik zei: "Nee meneer."
19 Toen ik werd gered en verordineerd werd in een Zendingsbaptistenkerk, was ik gewend om mijn Bijbel overal mee naartoe te nemen, weet u, en ik wilde dat iemand mij zou vragen of ik een prediker was, weet u. Iedere keer wanneer iemand me zou vragen: "Ben jij een prediker?" Dan zou ik zeggen: "Zeker."
20 Op een dag was ik op bezoek in St. Louis. Ik had pas onze Baptistenbroeders ontmoet en ik was daar in St. Louis. En ik hoorde een man genaamd Robert Daugherty. Velen van u zouden hem mogen kennen. En hij was in een tentsamenkomst. Hij was een Pinksterbroeder. My! Die man predikte tot hij blauw in zijn gezicht werd. En hij... hij predikte gewoon tot hij instortte. Je kon hem twee straatblokken verder naar adem horen snakken, zelfs zonder een microfoon. Haalde gewoon adem en kwam weer omhoog, predikend.
Vanaf toen, als iemand vroeg: "Ben je een prediker?"
21 Zei ik: "Nee, ik bid alleen voor de zieken." [Broeder Branham en de gemeente lachen – Vert]
22 Mijn oude, slome Baptistenmanieren gaan niet zo snel, dus verdraag me een beetje, weet u. En u weet dat de Schrift heeft gezegd dat we de zwakken moeten verdragen, dus dat ben ik. Daarom ben ik dankbaar dat u dat allen hebt geprobeerd deze week, en het zeer goed hebt gedaan. 's Avonds om tien uur, terwijl ik thuis in bed behoorde te liggen, en u eruit vandaan hield.
23 Maar, echt, deze middag zal ik proberen op te schieten en op tijd te vertrekken. Vanmiddag moet ik nog een lang stuk rijden zodat ik in de ochtend hier weer terug kan zijn.
24 En dus, ik waardeer u hoe dan ook. En als ik de kans niet krijg om dit een andere keer te zeggen, ik dank u zeer, een ieder, al u predikers, en u Christen zakenlieden. Het was werkelijk een genoegen dat u mij hebt uitgenodigd, om mij hier te laten komen om mijn steentje bij te dragen met u broeders. Broeder Shakarian, broeder Williams, en al de mannen. Ik ben zeker dankbaar.
25 En waarom zei je daarnet geen "amen" Tony, toen ik sprak over Tucson? Ik hoorde hem zelfs niet. Dat is de beste jager in Arizona, wanneer ik in Indiana ben, zie, maar dat is nadat ik naar Indiana ga. Zag u de vorige dag zijn foto in de krant? Waar... We moeten dat veranderen, Tony.
26 Onthoud dus nu, morgenavond, het banket bij... met broeder Oral Roberts.
27 En nu, voordat we het Woord benaderen. Ik zou deze middag gaan spreken over De aftelling. En ik dacht dat wanneer ik hierbinnen zou komen, u hier om zeven uur nog zou zitten. O, o, over wat de wetenschap bij machte is geweest om te doen, en dan wat God bij machte is geweest om te doen, ziet u. Want wij leven in een andere tijd dan waar wij voorheen in leefden, zowel lichamelijk als geestelijk. En wij zijn natuurlijk dankbaar voor onze vooruitgang in de geestelijke sferen, evenals de wetenschap dat is in haar materiële sferen, wetenschappelijke sferen. Laten we nu, als u het niet erg vindt, opnieuw...
28 Weet u, je zou teveel kunnen zingen. Ik zou haast niet weten hoe je dat zou kunnen doen als je zingt zoals het koor van broeder Outlaw een ogenblik geleden, toen ik er daar naar stond te luisteren, zij zongen: "Hoger, hoger, hoger, hoger." En, maar, nogmaals, je zou teveel kunnen eten. Je zou teveel kunnen drinken. Je zou teveel kunnen werken. Maar ik denk niet dat je teveel zou kunnen bidden. De Bijbel zegt: "Ik wil dat mannen overal bidden, opheffende heilige handen." Zie?
Laten we daarom opnieuw voor een moment onze hoofden buigen.
29 Hemelse Vader, wij houden ervan om met U te praten. En ik denk aan mannen, hoe fijn ik het vind om te weten dat zij in de stad zijn, waar ik gewoon hun hand kan schudden en met ze kan spreken. Wij hebben allen zulke gevoelens. En hoeveel groter voorrecht is het om met U te spreken, onze Heer en onze Heiland! En als onze harten kloppen om in de tegenwoordigheid van elkaar te zijn, hoeveel te meer is het dan te weten dat wij in Uw Goddelijke tegenwoordigheid zijn!
30 En we weten dat U hier bent, want U zei: "Waar dan ook." Als het over de gehele aarde is, of rond de aarde, of waar het ook mag zijn: "Waar twee of meer vergaderd zijn in Mijn Naam, daar zal Ik in hun midden zijn." En wij weten dat dat Schriftgedeelte niet kan falen. Die belofte is Goddelijk. Ze kwam van de lippen van de Verlosser. En daarom, misschien zijn wij... ons bewustzijn en onze... De zonde van ons ongeloof heeft ons afgescheiden, zo ver weg, dat wij niet bij machte zouden kunnen zijn te herkennen dat U hier bent. Maar U bent hier hoe dan ook, want U houdt Uw belofte.
31 En nu, U zei: "Als zij iets vragen betreffende een bepaalde zaak, dan zal het hun gegeven worden." En, Vader, de grootste zaak die ik zou kunnen bedenken op dit moment voor het gehoor, is, voed ons, Here, met het geestelijk manna dat van God uit de hemel komt. Sta het toe, Here. Voed ons met Uw Woord. "Uw Woord is de Waarheid." "En de mens zal bij brood alleen niet leven, maar bij elk woord dat de mond Gods uitgaat." En terwijl wij het lezen, mag de Heilige Geest het tot ieders hart brengen en het vandaag onder ons uitdelen naar ieders behoefte, want wij vragen het in Jezus' Naam, Uw Zoon. Amen.
32 Nu, zoals ik al dikwijls heb gezegd, predikers en mensen luisteren naar elkanders spreken. En wij noteren schriftuurlijke teksten waar een andere prediker of iemand over gesproken heeft. En ik doe dat voortdurend terwijl ik onderweg ben. Ik heb een stukje papier, een boekje naast mij liggen. En wanneer een Schriftgedeelte in mijn gedachten opkomt, dan noteer ik dat. En het eerste weet u... Nu, u bent daar allemaal schuldig aan, nietwaar? Wij doen dat. En dan zal de Heilige Geest dat na een poosje voor ons levend maken. En dan krijgen we nog een gedachte, en dan moet ik even naar de zijkant van de weg rijden om wat aantekeningen te maken.
33 En op die manier, als het dan voor mij tijd wordt om te spreken, dan neem ik deze dingen weer door. Ik zal erover gaan nadenken, en doorzoek sommige Schriftverwijzingen, en dan schrijf ik die Schriftverwijzingen op. En wanneer ik ze dan herlees, herinner ik mij wat de Schrift zegt, en dan spreek ik daarover. Wij doen dat haast allemaal zo.
34 Nu zal ik opnieuw ongeveer één vers uit het boek Filippensen lezen. De vorige avond las ik uit Filippensen bij... op woensdagavond bij Broeder Shores van de Assembly of God, toen ik sprak over het onderwerp Geïdentificeerd met Hem. En nu wil ik voor deze middag lezen in het eerste hoofdstuk van Filippensen, ongeveer bij het twintigste vers. En laten we nu eerbiedig luisteren terwijl we lezen.
Volgens mijn ernstige verwachting en hoop, dat ik in geen zaak zal beschaamd worden; maar dat in alle vrijmoedigheid, gelijk te allen tijd, alzo ook nu, Christus zal groot gemaakt worden in mijn lichaam, hetzij door het leven, hetzij door de dood.
Want het leven is mij Christus, en het sterven is mij gewin.
Maar te leven in het vlees, of dat mij vruchtbaar zij, en wat ik verkiezen zal, weet ik niet.
35 Toen ik hieraan dacht, bedacht ik dat ik een kleine vertrouwde gedachte zou gebruiken, gewoon een woord.
36 U zegt: "Broeder Branham, 'een woord', terwijl hier waarschijnlijk duizend mensen zitten?" "Alleen een woord?" Wel, als het het juiste soort woord is. Zie?
37 En ik wil proberen met de Heilige Geest, Degene Die ons inspireert, een kleine samenhang rondom mijn tekst op te bouwen. Ik wil het Een Absoluut noemen.
38 Een absoluut. Nu, ik zocht in het woordenboek om het uit te vinden. Toen ik bij het woord geïdentificeerd keek, kwam ik bij dit woord: absoluut. En van absoluut – overeenkomstig het woordenboek van Webster – wordt gezegd: "het is perfect in zichzelf; onbegrensd in kracht; in de eerste plaats een uiterste".
39 Een absoluut. Het wordt vaak gebruikt. Het is "het laatste woord". Het is "de amen". Je hoort mensen zeggen: "Absoluut, dat is het." Dat is het laatste. Het is "onbegrensd". Zie? Dat betekent: "vanaf hier". "Niets staat het in de weg". Het is "het allerhoogste". Het is "een uiterste". En een uiterste is in de eerste plaats een uiterste omdat je het einde hebt bereikt. Het is "de amen". Dat is alles.
40 Nu, alles, en aan iedere grote prestatie is een absoluut verbonden geweest. Voor elk persoon en elk ding dat gedaan werd, of gedaan wordt, liever gezegd, is er een absoluut aan verbonden geweest. Er moet iets zijn, want het is het uiteindelijke houvast. En de mens kan op geen enkele wijze iets bereiken totdat er ergens een moment komt dat zij herkennen dat er een absoluut is.
41 Op een keer in een dokterskantoor sprak ik met een dokter. En hij zei: "Wel, ik vertel je, Billy." Zei: "Het is waar dat ik geloof dat een mens genoeg geloof kan ontwikkelen dat hij hiervandaan kan gaan om deze boom aan te raken en gezond wordt."
42 Ik zei: "Maar, dokter, hoe zou een mens ooit genoeg geloof kunnen ontwikkelen om een boom aan te raken om gezond te worden? Zie? Want daar is geen achtergrond voor. Er is geen plaats waar u zich aan kunt vasthouden, want het heeft geen schriftuurlijke grondslag."
43 Maar je hebt iets nodig waar je je aan vast kunt houden om te weten dat dit het is. Dat is de... Veel kleine dingen zouden ernaar kunnen verwijzen, maar dat is het laatste woord, het laatste. Dat is waarom ik altijd in het Woord heb geloofd.
44 En ik weet... misschien zou een klein getuigenis dat zonet in mijn hart opkomt niet erg geschikt kunnen zijn, maar ik hoop dat het geen aanstoot geeft. En mijn vrouw zit daar, en, o, velen hier weten dat het waar is. Er was een...
45 Ik ging vroeger met een jongedame die bij de... van de Baptistenkerk in Milltown, Indiana, waar ik voorganger was. En de jongedame was in de samenkomsten geweest en had gezien wat God deed. En, o, wij waren gewoon vrienden, gewoon goede vrienden. En later waren wij beiden... Zij trouwde een fijne jongeman. En toen, later, trouwde ik. En we hadden elkaar gedurende jaren niet meer ontmoet.
46 Haar vader was een zeer goede vriend van mij. Zijn naam was Lee, Marion Lee. En ik herinner mij op een avond dat hij een Schriftgedeelte maar niet kon bevatten. Hij zei: "Broeder Branham, ik betwijfel je niet, maar", zei hij, "je weet dat ik altijd zo ben onderwezen." Hij was een Nazireeër. En hij zei: "Mij is dit onderwezen. En ik kan het gewoon niet begrijpen." Hij was een timmerman.
47 Ik ging op een avond met hem mee naar huis en hij zei: "Ik zeg je, wanneer Norma en de anderen naar boven gaan, laten we dan wat te eten nemen. We hebben wat maïsbrood en karnemelk." Dat is echt lekker. En dus... ik zou het nu ook wel lusten.
48 Ik heb hier ongeveer drie weken niet gegeten, slechts een beetje zo nu en dan, zodat ik op mijn best kan zijn voor mijn Heer.
49 En toen namen we een groot glas karnemelk uit de schuur en een groot stuk koud maïsbrood. En we gingen zitten en brokkelden dit maïsbrood erin en aten het op. En hij zei: "Billy, ik kan dat gewoon niet vatten waar je over spreekt."
50 Daarna gingen we naar bed. Zo tegen... laat in de avond, hij... We spraken tot ongeveer één uur. Ik bleef bij hem slapen. En hij werd wakker, en hij zei: "Ik droomde dat ik een gebouw bouwde ginds in New Albany, en een man liet de blauwdruk voor mij achter. Hij vertrok naar Florida. En hij had, op deze blauwdruk had hij een erker staan. En ik zei: 'Die man wil daar geen erker', dus liet ik het achterwege." En hij zei: "Toen de man terugkwam, zei hij: 'Ik zal je niet betalen voor dit gebouw totdat je het afbreekt en opnieuw bouwt volgens deze blauwdruk.'"
51 Ik zei: "Er is hier beneden een kreek, niet ver hiervandaan. Want je wilt niet hier aan het einde van de weg iets gaan afbreken. Je zou er de tijd niet voor kunnen hebben."
Hij zei: "Is het in orde met mijn pyjama aan?"
Ik zei: "Net zo goed als met die van mij. Laten we gaan." Dus we gingen.
52 Zijn dochter en zijn kleinkinderen werden werkelijk zeer beroemd met zingen.
53 En ze waren Verenigde Broeders. Zijn dochter is getrouwd met een prediker van de Verenigde Broeders, of de zoon van een prediker. En deze jongen, fijne kerel, was machinist bij de scheepvaart. En het jonge meisje probeert voor Christus te leven. Het bracht teveel druk op hen.
54 Zij waren zeer talentvolle kinderen. Een van hen gaf op zeventienjarige leeftijd muziekles. Ze was afgestudeerd en was een zeer slim meisje.
55 En deze kleine makker kon de druk van het geplaagd worden niet verdragen, ze vertelden haar dat ze ouderwets was, enzovoorts. En na een tijdje kreeg het kind een inzinking.
56 Ze brachten haar naar wat zij noemen "Onze Dame van Vrede", een Katholieke instelling in Louisville, voor schokbehandelingen. En zij gaven haar...
57 Natuurlijk is dat een schot in het donker. Als er hier een dokter is, hoop ik dat ik u daarmee niet beledig. Maar soms maakt het hen erger dan ooit tevoren.
58 En toen gaven zij haar een schokbehandeling en het maakte het kind erger. Daarom stuurden zij haar naar huis. Na enkele weken moesten zij haar weer terugbrengen, en ze was toen echt in een verschrikkelijke toestand. Daarom hielden zij haar vast en probeerden haar daar gedurende enige tijd te behandelen, en ze verslechterde.
59 En toen zouden zij haar drie dagen later naar Madison brengen. Dat is het krankzinnigengesticht waar ze hen van dan af aan in een isoleercel plaatsen.
60 Maar de moeder zei: "Wij zijn niet verslagen." En ze zei: "We zullen zien of we broeder Branham kunnen overhalen om te komen en voor haar te bidden, als hij thuis is."
61 Toen belden ze op, en ik was inderdaad thuis. Hij kwam toen naar me toe en zei: "Broeder Branham, wilt u komen om voor haar te bidden?"
Ik zei: "Zeker."
62 Toen belde hij de dokter op. En de dokter zei: "Wie komt eraan?" Dus vertelde hij hem dat ik het was. En hij zei: "Wel, ik vertel u, wacht even." Zei: "We zullen... we zullen... Belt u mij vanmiddag terug."
63 Wel, hij belde, en belde tot één uur in de ochtend. Zijn vrouw bleef zeggen: "Hij is niet thuis." Hij belde de volgende ochtend. "Hij is niet thuis." En de derde dag zouden zij het kind wegsturen.
64 Dus, ik vind het naar om het te zeggen, maar ik heb een manier om het te weten. De dokter was de zaak gewoon aan het ontvluchten. Zie? Dus toen werd de vader erg nerveus. Ik moest de volgende dag vertrekken, de stad uitgaan. Die dag was alles wat we nog hadden.
65 Toen kwamen de moeder en vader, en de andere twee zussen huilend naar mijn huis en zeiden: "Hij, hij zoekt gewoon een uitvlucht."
66 Ik zei: "Zeker doet hij dat. Maar laten we iets afspreken. Zeg niet dat ik een prediker ben. Laat mij gewoon meegaan als een vriend die met jullie meegaat."
67 We gingen toen het instituut binnen. Weet u, zij sluiten de deuren achter je dicht, nemen je mee de lift in en sluiten dan de lift af. Dus... En deze verpleegster nam ons mee naar boven.
68 En we kwamen in de kamer en gingen aan de zijkant van het bed zitten. Daar was die zeer knappe jongedame van ongeveer zestien jaar, zat daar, helemaal weg. Je... Ze staarde alleen maar. Je kon met je handen wuiven en ze zou het zelfs niet opmerken.
69 En ik zei tegen haar: "Ruthie, herinner je je mij?" Ik zei: "Ik ben broeder Branham. Je was gewend om mij 'broder' Bill te noemen. Ik bracht je tot Christus op de zondagsschool. Herinner je je mij niet?"
70 Zij bleef gewoon stil en keek. O, een mooi meisje; drie van hen, het was een trio, drie zussen. En ik probeerde haar aandacht te trekken, en het lukte me niet. Ze staarde gewoon. Ze was helemaal weg.
71 En ik zat daar. En ik... Ze hadden op die plaatsen geen stijlen aan het bed, weet u, om letsel te voorkomen. En ik zat dwars op het voeteinde van het bed. De moeder zat aan de andere kant van het kleine bed, dit kleine eenpersoonsbed in dit kamertje. En het meisje zat op een kleine, als het ware ingebouwde stoel in de muur. En de verpleegster stond erbij, en de vader stond bij het meisje.
72 En de moeder stond daar, de tranen rolden over haar wangen. Ze zei: "Zie je, Billy? Wat kunnen we doen?"
Ik zei: "Wel, luister, Norma, Christus is nog steeds Christus." Zie?
73 Ze zei: "Dit was onze laatste kans. Als ze haar daarheen meenemen, dan weet je wat er zal gebeuren." Zei: "We zullen haar waarschijnlijk nooit meer zien. En als het wel zo is, dan weet je wat voor behandeling ze daar krijgt."
74 En ik zei: "Wel, Norma, laten we ons niet opwinden." Ik zei: "We wachten gewoon enkele minuten." En toen, ik had het nog niet gezegd, of daar zag ik het meisje voor mij staan in een visioen, normaal gezond, lachend. En ze keek naar een jongeman. En ik keek naar de jongeman.
75 Ik keek opnieuw. Het visioen verliet mij. Ik zei: "Norma, heeft zij een vriend, vrij lang met donker haar?"
"Ja."
Ik zei: "Doet hij iets met hen op het gebied van zingen?"
Zei: "Ja, dat klopt."
76 Ik zei: "Maak je geen zorgen. Ik heb ZO SPREEKT DE HERE. Ze gaat eruit komen."
77 Norma strekte haar handen uit en pakte me bij mijn knie, keek omhoog naar haar man en zei: "Lieverd, het is nooit verkeerd." Zei: "Het is nooit verkeerd."
78 Het meisje veranderde zelfs geen beetje. Ik zei: "In orde, Norma. Je weet dat ik je dat niet zou hebben verteld tenzij ik het had gezien. En God kan niet liegen." Zie? Ik vertrok uit het ziekenhuis en stapte in mijn eigen auto. Zij bleven.
79 En ongeveer twee uur later toen ik bij meneer Woods vandaan kwam, rinkelde de telefoon beneden. En het was haar vader. Hij was aan de telefoon. Hij zei: "Broeder Branham, ik heb u iets te vertellen." Zei: "U was nog geen twintig minuten weg of ze kwam tot zichzelf, normaal. En ze is door de gehele doktersstaf onderzocht. We brengen haar morgenochtend thuis."
80 En nu, kijk, nu zingt zij in de tabernakel. Nu, er zijn hier mannen en vrouwen van Jeffersonville die weten dat dit verhaal waar is. Als u hier binnen bent deze middag, steek dan uw handen omhoog, wie kennen dit verhaal? Ja. Ziet u? Overal in het rond, die weten dat het waar is, absoluut waar.
81 Nu, wat was het? Die kleine dame nam dat visioen als een absoluut, een uiterste. Zie?
82 U hebt bij elke zaak iets nodig om u ergens aan vast te kunnen klampen. En ik heb altijd het Woord van God genomen, want er is geen ander anker waar ik vanaf weet dat zo groot is, want: "Zowel hemelen als aarde zullen voorbijgaan," zei Jezus, "maar Mijn Woord zal nooit falen." Wat een anker!
83 Nu, Paulus had een leven met Christus als middelpunt. Hij... Dat was Christus, Paulus zijn absoluut.
84 Hij, Paulus, had een groot leraar gehad. Hij was door Gamaliël onderwezen die een groot leraar was, met als achtergrond de denominatie van de Farizeeërs. En hij was onderricht, onderwezen, en hij had een geweldige achtergrond.
85 Ik denk dat toen hij de Heilige Geest ontving, en gedurende drie jaar naar Egypte ging, ik denk dat het daar geweest moet zijn dat hij de Schrift vergeleek met de openbaring die hij had om te zien of het juist was. En weet u, het geweldige, beroemde boek Hebreeën, kon door niemand anders dan Paulus zijn geschreven, want hij wist hoe het zat met die typen en antitypen. Wat een prachtige les!
86 Nu, op een dag had Paulus Jezus ontmoet. Ontmoette de... Ontmoette Hem van aangezicht tot aangezicht op de weg naar Damaskus, toen hij daar heenging om de Christenen te vervolgen.
87 Een geweldige ruziemaker die grote dreigementen uitbraakte en dingen deed tegen de gemeente van God, haar verwoestte, en zelfs vervolgde tot de dood toe. En op een dag op weg naar...
88 De reden waarom hij dit leven met Christus als middelpunt had, is omdat hij nu, persoonlijk, zijn onderwijzing aan de kant schuift, omdat hij Christus persoonlijk heeft ontmoet.
89 En dat is de enige wijze waarop u Hem ooit zult kennen, door Hem te ontmoeten. Zie? Nu, "Hem te kennen is leven", zelfs niet Zijn Woord, hoe goed het ook mag zijn. Nochtans moet u Hém kennen. "Hem te kennen is leven."
90 En Paulus had deze ervaring nog niet gehad. En hij zei hier op een plaats: "Het leven dat ik nu leef..." Tonend dat hij eens een ander leven had geleefd. Zijn leven was veranderd.
91 En wanneer uw leven is veranderd, dan laat het u dingen doen die u gewoonlijk niet zou doen. En het laat u dingen zeggen die u normaal niet zou zeggen, iemand met een leven waarvan Christus het middelpunt is.
92 Wel, Paulus stond precies midden tussen de mensen, deze Joden, enzovoort. Hij was... had geen enkele vrees over zich. Hij wist in Wie hij geloofd had. En in zijn vorige leven zou hij geenszins bij machte zijn geweest dit te doen als hij niet iets had gevonden wat echt was en hem verankerd had.
93 Ik denk dat iedere Christen, iedere gelovige op die wijze zou moeten zijn. U behoorde nooit... Ik denk dat vooral predikers nooit zouden moeten proberen de preekstoel in te gaan voordat zij God op die geheiligde grond hebben ontmoet, waar geen filosoof is die het nog kan weg verklaren. U ontmoette God, en u weet het, en er is niets wat het ooit bij u vandaan kan krijgen.
94 Nu, er bestaan tijden van grote geleerdheid, daar is niets op tegen. Dat is in orde. Maar, dat is allemaal goed. Maar u moet God persoonlijk ontmoeten, tot een plaats komen dat niemand enig Schriftgedeelte kan verdraaien. U was daar. U, u bent diegene die Hem ontmoette. U had de ervaring ervan. U kent Hem. Zie?
95 Ik denk dat in het bijzonder iedere prediker, en iedere gelovige, deze plaats zou moeten innemen, deze positie, om eerst Christus persoonlijk te ontmoeten. En het laat u dingen doen, zoals ik zei, die u gewoonlijk niet zou doen. Het laat u dingen zeggen die u gewoonlijk niet zou zeggen. Toch is het iets waar u op geconcentreerd of aan verbonden bent. Het is iets wat u weet, zoals Paulus, dat u iets ontmoet hebt wat anders was dan hetgeen u ooit in uw leven hebt gezien. Zie?
96 Het is net zoals bij een schip. Zie? Een schip heeft een absoluut, en het absoluut van dat schip is het anker.
97 Nu, zoals wanneer dat schip zich in onstuimige wateren bevindt waar het gemakkelijk tegen een rots kan worden geworpen of op te pletter slaan, of de grond kan raken omdat het water niet diep genoeg is; met grote golven die aanzwellen, steeds hoger worden, tegen het schip aanslaan en het omverwerpen.
98 Het water moet diep genoeg zijn om het te laten drijven, anders zullen de golven het omverwerpen. En een schip werpt zijn anker uit, dat grote, kolossale gewicht van metaal, van staal. En het gaat zolang naar beneden totdat het de bovenkant van de oceaanbedding raakt, ergens in een top van een berg. En dat grote anker trekt, terwijl de golven het schip heen en weer schudden, totdat het zijn grote haken in een rots slaat. En dan heeft het schip een absoluut. Het is geankerd. Golven mogen het heen en weer slingeren, maar toch kan dat schip volmaakt stil liggen, omdat het verankerd is, omdat het een absoluut voor hem is.
99 En als Christus uw Absoluut is, dan bent u op die manier aan Hem verbonden, ongeacht wat iemand zegt, hoe hard de vervolging ook wordt, hoe erg de storm er ook mag uitzien, hoe onmogelijk het lijkt dat het kan gebeuren. Dat is wanneer er iets in u is gebeurd zodat Christus uw Absoluut wordt, of iedere belofte in de Bijbel uw absoluut wordt. Als u dan ziek bent, en u bidt voor genezing, en u vindt er iets voor – die belofte in de Bijbel treft u – "Ik heb het", dan krijgt niets het bij u vandaan.
100 Herinnert u zich het verhaal van enkele minuten geleden over de kleine dame? Dat visioen was haar absoluut. Zij wist dat het nooit had gefaald, daarom was het haar absoluut. Als zij zover kon komen dat God tot haar zou terugspreken en zeggen: "Het is voorbij", dan ongeacht wat de dokter zei, was het een absoluut. Het was absoluut verankerd.
101 En een man of een vrouw die slechts filosofeert of zich bij een kerk aansluit, of zoiets, die is nog niet verankerd. U, u neemt uw papieren mee van de ene kerk naar de andere, van de ene plaats naar de andere. Maar neemt u eenvoudig het waarachtige Absoluut, Christus, anker uzelf daarin. Ongeacht wat komt of gaat, u bent nog steeds verankerd.
102 En wat de Christen vandaag nodig heeft in dit atoomtijdperk, en deze tijd van onzekerheid, u hebt iets meer nodig dan slechts een ervaring van het bij een kerk horen. U hebt een anker nodig, een absoluut waarvan u zeker bent. Want kerken zullen falen en mensen zullen falen. Maar Christus kan niet falen. Hij, Hij is het... Hij is het Absoluut voor de gelovige. En als Christus uw Absoluut is, dan bent u aan Hem verbonden. En als Hij uw Absoluut is, en u aan Hem verbonden bent, dan bent u verbonden aan het Woord.
103 Nu, nu, Dit vertelt ons of we het goede absoluut hebben of niet. Zie?
104 Als u iets in die Schrift kunt lezen waartoe Christus ons heeft bestemd of heeft opgedragen om te doen, en vanwege wat verdraaiing – als iemand u zou vertellen dat dat voor de discipelen was of voor iemand anders, en daardoor houdt u zich er niet aan vast – dan is Christus niet uw Absoluut. Die persoon die u van de weg af leidde, is uw absoluut.
105 Maar als dat Woord, Christus, nog altijd vasthoudt, zie, dan is Hij uw Absoluut. We moeten niets toelaten wat ons van de weg van het Woord vandaan beweegt. Zie?
106 Van sommigen vandaag – het zullen er meer dan ooit tevoren worden terwijl de dagen verstrijken – zullen we mensen gaan zien met dit, waarvan Jezus zei: "Een vorm van godzaligheid." En het is gewoon een vorm aan het worden. We hebben het gedurende jaren gehad bij de Methodisten en Baptisten, enzovoort, en nu is het bij de Pinkstermensen binnengeslopen. En beetje...
107 Als God iemand de Heilige Geest geeft, plaatst Hij hem met zijn gezicht richting Golgotha, en het Woord vóór hem.
108 Nu, er zullen kleine wortels omhoogkomen die van die hoofdweg vandaan komen, ze komen binnen en wikkelen zich helemaal rondom die boom, en u denkt dat het heel erg onschuldig is. Maar voordat u het weet heeft het zo'n houvast op u gekregen dat het u de verkeerde kant op trekt, en dat het u naar de verkeerde kant laat overhellen.
109 En zo zijn er filosofieën en dingen onder ons binnengekomen, totdat het begonnen is ons in de richting van de wereld te trekken. Neem het tweesnijdende scherpe zwaard van God en snijd u van alles los, en blijf regelrecht bij dat Woord, want dat is het ultimatum. Dat is het absoluut voor iedere gelovige.
110 En als een man of vrouw met de Heilige Geest is vervuld, zal uw hart binnenin u iedere belofte van God met een "amen" bekrachtigen. Dat is juist.
111 Nu, wanneer iemand u vertelt: "De dagen van wonderen zijn voorbij. Er is niet zoiets als Goddelijke genezing. De doop van de Heilige Geest was voor een ander tijdperk."
112 En dan slaat u de Bijbel op en leest wat Petrus op de Pinksterdag zei, toen zij allen verslagen van hart waren. En zij zeiden tot hem: "Mannen broeders, wat zullen wij doen? Wat kunnen wij doen om gered te worden?"
113 Nu, als het "u aansluiten bij de kerk" was geweest wat hij had gezegd, dan had hij gezegd: "U moet het lichaam vinden en u aansluiten bij de kerk." Wel, ziet u, daar was zoiets... zoiets was er niet in die dag.
114 Daarom gaf hij hun precies het juiste recept wat er voor nodig is. Hij vertelde hun wat zij moesten doen, en hoever het zich zou uitstrekken. Hij zei: "Bekeert u, en eenieder van u worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zovelen als er de Here, onze God, toe roepen zal."
115 Hoever is het dan? Jezus zei in Markus 16: "Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen. Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven." Zie? Hoever? "Tot de gehele wereld, aan ieder schepsel", is het Evangelie. "En deze tekenen zullen eenieder die gelooft, volgen: in Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen, met nieuwe tongen zullen zij spreken, slangen zullen zij opnemen of iets dodelijks drinken, het zal hen niet schaden; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen gezond worden."
116 Nu ziet u, dat u dat absoluut moet hebben, datgene wat werkelijk is, datgene wat u met Christus en Zijn Woord identificeert. Ja. Het Woord is Christus. En u moet er zeker van zijn dat u "amen" kunt zeggen op dat Woord, anders is uw absoluut verkeerd.
117 U hebt het gebouwd op een of andere geloofsbelijdenis. U zegt: "O, ik geloof Christus, maar dat spul geloof ik niet. Ik geloof Christus, maar dit geloof ik niet." Dan is uw absoluut verkeerd. Uw absoluut ligt in een bepaalde geloofsbelijdenis en niet in Christus, want Christus is het Woord.
Hij is ook als de Noordster [Nederlands: Poolster – Vert], dat is Hij voor iemand die verdwaald is.
118 Nu, ik jaag wereldwijd. Ik ben in de wildernis geweest. En soms, een van de beste... Als je naar boven kunt kijken en je kent de plaats van de Noordster, dan helpt hij je eruit. En wanneer een man op zee de weg kwijt is, en hij slechts die Noordster kan vinden, dan weet hij weer welke kant hij op moet gaan. Nu, dat is wanneer hij de weg kwijt is, dan zoekt hij naar de Noordster. Nu, andere sterren verplaatsen zich, maar die Noordster blijft precies in het middelpunt van de aarde. Ongeacht hoe de aarde draait, die Noordster blijft daar precies zo. Hij wijst naar het noorden. Het is, voor zover ik begrijp, de enige waarachtige ster die we hebben, die uiterst precieze Noordster. Nu, hij wijst u uw richting.
119 En dat is wat Christus is voor u. Als u naar de hemel wilt gaan, als u gered wilt worden, als u met de Geest vervuld wilt worden, als u aan Christus gelijk wilt zijn, dan is Christus uw Noordster. Als u verdwaald bent, probeer dan geen geloofsbelijdenis aan te nemen. Hij is uw Noordster. Hij is uw Weg. Hij is uw Koers.
120 Dan, als u... als u Hem als uw Noordster aanvaardt, dan plaatst dat de Heilige Geest absoluut als uw Kompas. Amen. De Heilige Geest is uw Kompas, en het Kompas zal alleen richting de Noordster wijzen. En als u de doop van de Heilige Geest hebt, dan kan dat alleen richting Christus wijzen, en Christus is het Woord. Dat is de manier om je terugweg te vinden. Zie?
121 Je kunt hier niet naar boven kijken en zeggen: "Deze schijnt. Deze ster schijnt hier." En na een poosje is hij ergens anders. Zie? Je moet ergens komen waar het absoluut gefundeerd is.
122 Nu, Christus is de Noordster, en het Kompas wijst altijd in die richting. En als u werkelijk gered bent, werkelijk, dan is de enige manier waarop u gered kunt zijn door Christus. En de Heilige Geest, Die uw Kompas is, zal u regelrecht naar het Woord leiden. Ziet u wat ik bedoel? Nu, dat is wonderbaar! En het Woord en Christus zijn Eén. Beiden zijn hetzelfde, precies eender. "In den beginne," Johannes 1, "was het Woord; het Woord was bij God, en het Woord was God. En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond." Als Hij uw Noordster is, dan wordt Hij uw Absoluut.
123 Dit is een lange weg om te komen tot wat ik wil zeggen. Maar misschien zult u begrijpen wat ik probeer tot u te brengen.
124 Er moet een absoluut in uw leven zijn. U moet het ergens hebben, en ieder van u heeft er een. U kunt niet verdergaan zonder er een te hebben. U moet een absoluut hebben.
125 Er was een tijd dat een vrouw... haar woord aangaande tafelmanieren was het absoluut in Amerika. Ik geloof dat haar naam Emily Post was, als ik me niet vergis. En wat zij ook zei aangaande tafelmanieren, als zij zei dat je je doperwten met een mes behoorde te eten, dan... dan was dat zo. Zo was het. En waarom? En als ze zei om je kip te eten door hem gewoon op te pakken en hem met je handen te eten, dan deed het er niet toe hoe iemand naar je keek, je zou precies in orde zijn, zie, omdat dat het absoluut was. Zij was het absoluut aangaande tafelmanieren. Dat is juist. Wat die vrouw ook zei, zo was het.
126 Er was een tijd in Duitsland, dat Adolf Hitler een absoluut in Duitsland was. Ongeacht wat iemand zei, Hitler had het laatste woord. Wat Hitler zei, dat moest gebeuren. Dat was zijn manier van werken. En hoe de rest er ook over zou denken, Hitler had het voor het zeggen. Hij was het absoluut.
Er was een tijd dat Mussolini het absoluut van Rome was.
127 Er was een tijd dat Farao het absoluut van Egypte was. Wat Farao ook zei, het moest worden gedaan.
128 Maar u ziet dat al diegenen de verkeerde soort waren van een echt absoluut. Ieder van hen faalde. Niet lang geleden stond ik in Egypte, en dacht ik aan de tijd dat de Farao's op hun tronen zaten. En, weet u, je moet zes meter diep in de grond graven om hun tronen te kunnen vinden. Zie? O, wat voor absoluut zou dat zijn! Het is ten onder gegaan en voorbij. En de mensen die op dat soort absoluut vertrouwden, zijn ermee ten onder gegaan en vergaan. Waarom? Het was door de mens gemaakt, en alles wat door de mens is gemaakt, zal met de mens vergaan.
129 Maar er is een absoluut dat niet kan vergaan. Dat is het eeuwige Woord van God. Het kan nooit voorbijgaan. U moet erbij blijven.
130 Nu, nu; wij beseffen dat wij hier een absoluut hebben. We kunnen hier naar buiten gaan en een rechtszaak hebben. En als u hier in de problemen komt, dan krijgt u een proces hier in de stad. Ze kunnen het hogerop brengen naar andere rechtbanken, enzovoort. Het zou uiteindelijk tot het hooggerechtshof kunnen komen. Maar de beslissing van het hooggerechtshof is het absoluut. Dat is het einde van de processen. Dat is tot waar je kunt gaan. Dat is de laatste rechtbank, het hooggerechtshof, en dat is een absoluut.
131 Nu, soms zijn wij het niet met hen eens, en, of houden wij niet van hun beslissingen. Maar het is hoe dan ook het absoluut, want de natie is eraan gebonden, ziet u, aan wat het hooggerechtshof zegt. Al zou ik zeggen dat ze fout waren, dat maakt het niet fout. In deze natie hebben zij gelijk. Wat hun beslissing ook is, het is juist. Een absoluut, we moeten het hebben. Als die er nergens was, zou een rechtszaak nooit eindigen. Maar er moet ergens iets zijn waardoor de rechtszaak tot haar einde komt, en dat is het hooggerechtshof. Iedereen weet dat. Het komt tot een einde wanneer het door het hooggerechtshof gaat. Zij nemen een beslissing, en dat maakt het vast. Dat is alles. Er is geen andere plaats waar u naartoe zou kunnen gaan, want dat is hun hoogste rechtbank. Er is een... U moet een absoluut hebben, u moet een absoluut hebben in de rechtbank.
132 We hebben een absoluut nodig bij een balspel. Wist u dat? Een balspel kan niet juist verlopen zonder een absoluut, en dat is de scheidsrechter. Nu, soms zijn wij het niet eens met zijn beslissingen, maar het is... het is absoluut. Hij is hoe dan ook het absoluut. Als... Ongeacht of wij en anderen zeggen dat het een "slag" was of dat het een "wijd" was; maar als hij zegt dat het een "slag" is, dan is dat zo. Ga niet in discussie met hem. Hij staat daar. Hij is het absoluut in dat honkbalspel. Want als hij "slag" zegt, dan kunt u ophef maken, u kunt uw pet weggooien en u ertegen verzetten, maar het is hoe dan ook een slag. Amen. Laten we nu even een ogenblik nadenken. Wat als er geen scheidsrechter in het spel aanwezig was? Wat een ophef zou dat zijn? Het zou een en al chaos zijn. Je zou het spel niet kunnen spelen zonder er een absoluut in te hebben. Spelen hebben een absoluut nodig.
133 En als spelen een absoluut nodig hebben, hoe zit het dan met leven? Het heeft een rustplaats nodig. En iedere sterveling hier deze middag heeft ergens zijn absoluut, zijn uiterste, dat is het laatste woord.
134 Merk op, er zouden ruzies en van alles plaatsvinden bij dit balspel. Het zou allemaal uitmonden in een chaos.
135 U weet dat een rood licht een absoluut is in het verkeer. Maar wat als het rode licht niet werkt? Wat als het rode licht uitstaat wanneer u daar aankomt? De een zal zeggen: "Ik... ik was hier het eerst." De ander zegt: "Ik heb haast om naar mijn werk te gaan." Sprekend over een verkeersopstopping!
136 Dat is zo ongeveer wat er aan de hand is met onze kerken en dingen. Het is zo'n opstopping! Het rode licht moet ergens uitstaan.
137 O, geruzie en getier, wel, u zou er nooit uitkomen. Er moet daar iets zijn om te zeggen: "U gaat, en u wacht", enzovoort, anders zouden we allemaal in de knoei zitten.
138 Welnu, in onze overtuigingen, in onze zeshonderd en nog wat denominaties. Ja. Ik denk dat er nu negenhonderd verschillende organisaties zijn. Er moet ergens een absoluut zijn. Als de Katholiek juist is, dan is de Protestant verkeerd. Als de Methodist juist is, dan is de Baptist verkeerd. Als de Pinksterman juist is, dan is de rest van hen verkeerd. En er moet ergens iets zijn. En waar ga je het op baseren als je Gods Absoluut niet neemt? Dat is Christus.
139 En Jezus zei in Johannes 14:12: "Die in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen." Het is een absoluut feit dat Christus dat beloofde. Dat is Zijn Woord. We moeten dat geloven. Zei: "Die..."
140 In Johannes, het vijfde hoofdstuk, het vierentwintigste vers: "Die Mijn woorden hoort, Mijn woorden, en Hem gelooft Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven." Dat is absoluut. Zo is het. Nu, niet degene met namaakgeloof, maar: "Hij die gelooft." Zie?
141 Nu, we hebben een absoluut nodig, en Hij is dat Absoluut. En Hij en Zijn Woord zijn hetzelfde. We kunnen ze niet scheiden. Juist.
142 Als het rode licht uitstond, dan zouden we een verkeersopstopping hebben, o my, een erge ook. Er moet een absoluut zijn.
143 En, weet u, het is vandaag dus zo dat... het probleem ervan is, wat ons in deze grote verkeersopstopping heeft gebracht... Het is een enigszins ruwe manier van uitdrukken, maar u weet wel wat ik bedoel te zeggen.
144 Merk op. De reden dat we daarin terechtgekomen zijn, is omdat ieder van ons zijn eigen absoluut maakt. Zie? We hebben onze eigen absoluut. Iedere kerk heeft haar eigen absoluut. Iedere groep heeft haar eigen absoluut. En ze zeggen, ieder van hen zegt: "Wij zijn de waarheid, de weg. Wij hebben alles. U hebt er niets mee te maken. U bent in de minderheid. Wij, wij zijn de grootste groep." En mensen doen dat. Dat is... u behoorde dat niet te doen.
145 Totdat het bijna zo geworden is als in de tijd van de richters, toen "ieder deed wat recht was in zijn eigen ogen". Zie? Wat hij denkt, is goed in zijn ogen, dus doet hij het. Maar, zij... u kunt dat niet doen. Er zijn teveel zienswijzen. Zie? En er is in werkelijkheid slechts één weg, en Christus is die Weg. En Christus en Zijn Woord zijn hetzelfde. Nu, kijk, we moeten iets hebben waar we naartoe kunnen komen en zeggen: "Dit is het", en dat het bewezen kan worden dat dit is wat het is, zie, namelijk Hem.
146 De reden dat in de dagen van de richters iedereen deed wat hij dacht dat recht was in zijn eigen ogen, is omdat in die dagen het Woord van God zeldzaam was. Zij hadden het niet. En er waren geen profeten. Er waren geen profeten in die tijd om op het Woord te wijzen en Israël te leiden. Want het Woord kwam niet, daarom deed iedereen wat recht was in zijn eigen ogen.
147 En dat, broeders, is waar we vandaag opnieuw toe gekomen zijn. Zie? Iedereen zegt voor zichzelf: "Welnu, als ik de gulden regel wil nemen! Als ik dit wil doen, of wat religie! Ik geloof dat mijn religie is om dit en dat te doen." En u merkt dat op. Iedereen merkt dat op.
148 Zij denken: "Wel, ik ga op zondagochtend naar de zondagsschool. Ik ben even goed als een ander." Wel, dat, dat is goed. U kunt naar de zondagsschool gaan en goed zijn, dat is in orde. Maar als u niet iets meer hebt dan het gaan naar de zondagsschool!
149 Iemand zei: "Ik houd de tien geboden." De een houdt de sabbat. De ander doet wat anders. Totdat we op een plaats komen dat iedereen denkt, wel, ze doen gewoon wat zij denken dat juist is. Maar dat maakt het niet juist. Bij lange na doet het dat niet. We zullen daar binnen een paar minuten achterkomen, zie, dat dat het niet juist maakt.
God heeft een weg.
150 De Bijbel zei: "Er is een weg die iemand recht schijnt te zijn, maar het einde daarvan is de dood." En er is niemand die wil sterven. Dat betekent afscheiding. We willen niet afscheiden van God. En we willen niet...
151 Wij willen leven. Leven is de grootste schat die de mens kan hebben. En nu moeten we erachter komen wat leven is. En Hij zei: "Mijn Woord is leven." Dat is het leven dat u behoort te hebben, het Woord levend in u.
152 Let nu op. Ik heb dit gezien vanaf mijn vroegere bekering, toen ik nog maar een jongen was. Ik zag dat. En ik wist dat ik een absoluut nodig had. Dus las ik het Woord van God, en ik zag dat dit Woord Christus was. En ik wilde dat als mijn absoluut. Daarom nam ik Hem op Zijn Woord. En ik hoorde Hem daarin zeggen: "Indien gij in Mij blijft, en Mijn woorden in u blijven, kunt u vragen wat u wilt en het zal u gegeven worden." Nu, wat een belofte!
153 Nu, waar bevinden wij ons vandaag, broeders? Waar zijn wij? "Indien gij in Mij blijft, en Mijn woorden in u, dan kunt u vragen wat u wilt, en het zal voor u worden gedaan." Nu, dat, dat is Christus Zijn eigen Woord. Maar, wat? Het Woord moet in u blijven. "Indien gij in Mij blijft, in Christus, en Mijn Woord in u." Hoe komen we dan in Christus? Door de doop van de Heilige Geest. Dan is dat één deel van het verhaal. Maar dan: "Indien gij in Mij blijft, en vervolgens Mijn woorden in u blijven, dan kunt u vragen wat u wilt." Maar u hebt beide nodig: Christus en het Woord. En u kunt werkelijk de één niet zonder de ander hebben, dat is juist, want het is precies hetzelfde.
154 U kunt de Vader niet hebben zonder de Zoon te hebben. U kunt de Zoon niet hebben zonder de Heilige Geest te hebben. Het is dezelfde Geest.
155 Dus dan ziet u, dat u het niet op een andere manier kunt doen dan Gods voorziene Absoluut te nemen voor ons leven. Nu ben ik aan Hem verbonden door Zijn Woord. Hij is mijn Absoluut. En ik heb ontdekt dat het groot en kostbaar is om door Hem te leven.
156 Nu, vele kerken... Laat mij even praten over een absoluut. Voor de Katholieke kerk is de paus hun absoluut. En ongeacht wat komt of gaat, wat iemand anders ook zegt, wat de Bijbel zegt, betekent niets.
157 Ik had niet lang geleden een discussie met een priester. Hij kwam langs om mij te vragen over... Ik had een jong meisje gedoopt. En zij trouwde met een Katholieke jongen en was Katholiek geworden. En hij vroeg mij hoe ik haar had gedoopt, en ik vertelde het hem. En we raakten erover aan de praat. En hij zei: "Weet u, de Katholieke kerk doopte voorheen op die wijze door onderdompeling."
Ik zei: "Wanneer?"
En hij zei: "Terug in de tijd van de Bijbel."
158 Ik zei: "Bedoelt u te zeggen dat u gelooft dat de vroegere Christenen zoals Petrus, Jakobus, Johannes en diegenen Katholieken waren?"
Hij zei: "Dat waren ze."
159 Ik zei: "Dan ben ik meer Katholiek dan u." Ik zei: "Ik ben een ouderwetse Katholiek, ziet u, niet één die meegaat met de nieuwe trend van hetgeen zij vandaag doen, en het religie noemen."
160 "Wel," zei hij, "ziet u, God gaf Zijn kracht aan Petrus, en dat is de kerk. En de... God is in Zijn kerk."
161 Ik zei: "Er is geen Schriftplaats in de Bijbel die dat zegt. Er is geen belofte die dat beweert. De Bijbel zegt: 'God is in het Woord.'" Juist.
162 God is in het Woord. Het Woord is juist. En ik zag daar in de Bijbel staan: "Indien iemand er één woord aan toevoegt, of er één woord van afdoet, hetzelfde zal afgenomen worden van zijn deel uit het boek des levens." Nu, ik wist dat dat een absoluut was, dat dat Woord niet kon veranderen, daarom aanvaardde ik het. Ik zei: "Nu, Here, laat mij het in mijn hart verbergen, zodat ik het zal bewaren en er eerbiedig mee zal omgaan. En wat het ook mag zijn terwijl ik onderweg ben, U zult mij leiden." En het is sindsdien mijn Absoluut geweest.
163 Nu, wat de Protestantse kerk betreft, dikwijls zal in een bisdom het woord van de bisschop – ongeacht of het tegenovergesteld is aan het Woord van God – het absoluut zijn voor dat stel Christenen. Ongeacht wat het Woord zegt, als de bisschop het zo zegt, dan is het zo, de aartsbisschop van Canterbury. Het maakt niet uit wat de Engelsen die naar de Anglicaanse kerk gaan – het maakt niet uit wat zij ook denken – als de aartsbisschop een zeker iets zegt, dan is het zo.
"Ach," zegt u, "dat is te erg."
164 Maar, weet u, wacht nu eventjes. Als u wilt, kunnen we dit helemaal terugvoeren tot Pinksteren. Dat kunt u beslist. Maar ik hoop gewoon dat u iets kunt opvangen en begrijpen wat ik bedoel. Zie?
165 U zegt: "Hier is een broeder gevuld met de Heilige Geest, en hij, de Here beweegt door hem heen."
166 "Wel, ga eerst de ouderling vragen of wij hem kunnen uitnodigen. Welke aanbevelingsbrief heeft hij bij zich?" Ziet u, dat is dan het absoluut voor die kerk. Dat is juist. Wij mogen "amen" zeggen wat betreft de Katholieken en de Presbyterianen enzovoort, maar wat wanneer het ons aangaat? Zie? Wij hebben een... wij hebben een vals absoluut.
167 Er is niets hoger in de Bijbel, in de gemeente, dan de oudste van die gemeente. Het is een soevereine gemeente, en de Heilige Geest werkt op iedere wijze die Hij wil. Hij woont onder Zijn volk.
168 Maar wij hebben een ander absoluut, een algemeen opziener ergens, die ons vertelt wat wij kunnen doen. En als het niet precies overeenstemt met hetgeen zij denken, of iets dergelijks, dan is het verkeerd, dan is dat niet van God. O my! Wat een afschuwelijke zaak is dat! Wat zijn we in een verdraaiing terechtgekomen! Geen wonder dat we het hier uitroepen voor een opwekking. En de hemel is vol van Pinksterkracht, maar we kunnen er niet bij. Dat is juist. Het komt omdat we Gods Absoluut hebben verworpen. Zo is het.
169 De openbaring van Christus: "Op deze rots zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen." Het is het absoluut. En het Woord van God is Zijn absoluut. "Vlees en bloed hebben u dit niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is. En op deze rots zal Ik Mijn gemeente bouwen." Zie? Een echt absoluut!
170 Maar, ziet u, wij nemen iets anders als absoluut. Als onze denominatie tegen het Woord in spreekt, dan neemt u het woord van de denominatie ervoor in de plaats. U behoort dat niet te doen. Ik probeer mezelf duidelijk te maken aangaande mijn overtuiging. En ik ben... Bij het sluiten van deze samenkomst probeer ik u de reden te vertellen waarom ik gehandeld en gesproken heb op de wijze waarop ik het heb gedaan, omdat ik langgeleden Christus heb aangenomen als mijn Absoluut.
171 De eerste kerk waar ik mij bij aansloot, was de Baptistenkerk, en ik houd van die broeders. Het waren fijne mensen. Maar toen het erop aankwam dat ik iets moest doen wat in tegenspraak is met deze Schrift, kwam Gods Woord op de eerste plaats, omdat ik aan dat Woord gebonden was. Juist. Niets tegen... Toen doctor Davis naar mij toekwam en mij daar iets wilde laten doen wat absoluut onschriftuurlijk was, en ik het hem vertelde, zei hij: "Dat was voor een ander tijdperk, niet voor dit tijdperk."
172 Ik zei: "Ik ben gebonden aan het Woord. 'Laat elk mensenwoord een leugen zijn en het Mijne de waarheid.'"
173 Dat was mijn absoluut. En vanaf... Dat is dertig jaar geleden of meer, en ik sta nog steeds op datzelfde Woord. En daarop wil ik leven en sterven, omdat het mijn absoluut is. Onder die voorwaarde aanvaardde ik Christus.
174 En nu, het is niet omdat je anders wilt zijn. Niet omdat... Want ik heb deze week enkele stekelige dingen gezegd. En als ik dat alleen maar deed om anders te zijn, dan behoor ik naar het Absoluut te gaan, dan heb ik een bekering nodig bij het altaar. Maar hoe zou u mij kunnen vragen me te bekeren terwijl ik u de waarheid verteld heb? Dat is juist. En God heeft het bevestigd en getoond dat het de waarheid is door het Woord, en doordat het Woord leeft. Zie? Dat is precies de waarheid.
175 Nu, dat is de reden dat ik de dingen op die manier heb gezegd en gedaan. Het mag in tegenspraak zijn met onze verschillende organisaties en systemen. Het is niet omdat ik partij wil kiezen voor de een, of partij wil kiezen voor de ander. Want ik heb mij overgegeven aan één ding.
176 Toen ik gered werd, of toen God begon te handelen in mijn hart, ging ik naar de Katholieke kerk, omdat mijn familie Iers was en Katholiek. En ik lette op de manier waarop hij sprak en het klonk niet juist. En ik ging van plaats naar plaats. En uiteindelijk zei hij: "God is in Zijn kerk."
177 Wel, als God in Zijn kerk is, welke kerk dan? Hier zijn... Wel, zij zeggen: "Het is onze kerk." Wel, welke van de Katholieke kerken? Vergeet niet dat zij ook allemaal opgebroken zijn. Ja meneer, allemaal verschillend. Sommige huwen en andere niet, en sommige zijn Grieks, sommige Orthodox, en, wel, er zijn gewoon verschillende Roomse kerken. Sommige aanvaarden de paus, en sommige niet. Kijk, ook zij zijn opgebroken. Welke van die kerken is dan juist? Waar kun je je geloof in plaatsen? Als je een Katholiek bent en in de kerk gelooft, welke kerk is het dan? Welke van uw Katholieke kerken is het?
178 Als u Protestant bent, zegt u: "Wel, wel, welke van hen is juist? De Methodist, Baptist, Lutheraan, Presbyteriaan, wel, welke is juist?"
179 God is juist. Zijn Woord is juist. Anderen zijn niet juist. Als het... Het is in orde zolang zij bij het Woord blijven. Maar wanneer u het Woord verlaat, dan verlaat u God. Want God waakt over Zijn Woord om het te betuigen. Hij moet het werkelijk maken. Hij moet het laten handelen. Dat is de reden dat u mensen naar een opwekking hongeren. Het is de tijd dat deze dingen hier moeten zijn. Als u mij ooit hebt geloofd dat ik weet waarover ik spreek, neemt u dat aan. Het uur is hier nu.
180 Maar de moeite ervan is dat wij zoveel absoluten hebben, dat wij niet weten waaraan we verbonden zijn. Amen.
181 Nu voel ik mij religieus. Zie? Juist. Ik wil dat uit mijn systeem krijgen. Juist.
182 We hebben zoveel banden, de een trekt deze kant op en de ander die kant, de een tegen de ander. Hoe zullen de mensen weten wat zij moeten doen? En de druk van de Heilige Geest Die neerkomt, trachtend een plaats te vinden om Zichzelf naar binnen te bewegen zodat Hij kan werken, woord voor woord, woord voor woord.
183 Nu, u Pinkstermensen geloofde, toen de gaven aan de kerk hersteld begonnen te worden in de doop van de Heilige Geest en het spreken in tongen, en u bleef daar precies bij. U geloofde dat. Nu, dat is in orde. Maar waarom stopt u daar? Zie? Waarom stopte u daar?
184 Toen Israël op reis was naar het beloofde land, en toen zij in de woestijn stopten, bleven zij daar gedurende veertig jaar; terwijl ze slechts één dag verwijderd waren van iedere belofte, van het geheel complete beloofde land.
185 En toen de Pinkstermensen overstaken – dansend en juichend, zoals Mirjam en de anderen – toen zij in de woestijn kwamen, deden zij hetzelfde als Mozes deed... of niet... als Israël deed. Zij wilden een wet. Genade had reeds in alles voorzien. Zij wilden iets hebben zodat zij doctors in de filosofie en rechtsgeleerdheid konden hebben, en zij kregen het. En zij verbleven daar tot ieder van hen gestorven was. Juist.
186 En God nam twee mannen en bracht hen naar de andere kant: Kaleb en Jozua. Terwijl zij slechts een reis van ongeveer veertig mijl moesten afleggen, dat was alles wat zij moesten lopen. Wel, ze waren er ongeveer twee dagen bij vandaan. Maar ze wachtten hier veertig jaar, totdat al die rommel uit hen vandaan was gegaan, totdat al die mensen dood waren.
187 Wel, het is nu zo'n beetje de tijd voor een verandering. We zijn begonnen met organiseren, deden hetzelfde als waar we uit vandaan gekomen zijn en brachten het regelrecht terug, en hebben van dit een houvast, en van dat een absoluut gemaakt. "En als zij het niet precies op deze wijze geloven, prijs God, dan horen zij er zelfs niet bij." Dus wat hebt u gedaan? Stilzitten en leden maken.
188 En wat weten die leden? Als je het Woord van God ingaat, en ze zien iets gebeuren wat volmaakt het Woord van God is, wel, dan weten ze niet wat ze ermee aan moeten. Zij gaan het vragen aan een of andere bisschop of opziener: "Wat is dit, en wat is dat?"
189 Wel, het doet me denken aan een stel broedkuikens. Ik heb altijd medelijden gehad met een broedkuiken. Hij, hij zal "tjilp, tjilp" doen, en heeft geen mammie om naar toe te gaan. Hij werd door een machine uitgebroed.
190 Op die manier is het met een heleboel predikers gesteld in deze dag: uitgebroed door een grote machine. Roepen luid over God en weten niet eens waar het over gaat. [Leeg gedeelte op de band – Vert]
191 Hij was resoluut. Hij was aan God gebonden, en God was het Woord, en God bewees het door Hem heen. Zie? Maar daar zijn wij vandaag aanbeland. Zie? We hebben teveel absoluten, en niet het juiste absoluut. Zie? Er is slechts één weg, en dat is Jezus. Jezus zei: "Ik ben de Weg." En Jezus en het Woord is hetzelfde.
192 En nu heeft God in de laatste dagen geprofeteerd over wat komt te geschieden. Hij beloofde deze dingen voor de laatste dagen. Jezus beloofde dit: "Zoals het was in de dagen van Sodom, evenzo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen." Alle Schriftplaatsen die Hij beloofde voor de laatste dagen, en wij leven precies in die tijd. En God, de Heilige Geest, beweegt over de mensen.
193 En het enige wat u wilt doen, is in de Geest dansen en in tongen spreken. Dat is alles wat u ervan weet. Dat is al het zaad dat is geplant. Wat wij nodig hebben is het volledige Evangelie, geplant in een volledig hart, met volledige kracht, om een volledig absoluut voort te brengen. Wat is er aan de hand?
194 Hebt u er ooit over nagedacht wat Israël daar in de woestijn heeft gedaan? Zij trouwden vrouwen. Zij voedden kinderen op, teelden gewassen enzovoort, kusten de baby's en begroeven de doden, en trouwden de jongeren. God zegende hen en zij waren voorspoedig, maar zij waren nog steeds buiten het beloofde land.
195 En zo is het met Pinksteren vandaag. Veertig jaar geleden zou u niet gedacht hebben dat u... Uw moeder en vader zouden een hartverlamming hebben gekregen als zij hadden gedacht dat u in zo'n toestand zou komen. Zeker.
196 Die oudgedienden waren verbonden aan dat Absoluut en hielden vast aan dat Woord ongeacht wat het was. Er waren geen denominaties, opzieners, districtsmannen, of bisschoppen die hun er iets over zouden gaan vertellen. Zij wandelden in de Geest, en gingen uit en deden wonderen en volvoerden dingen. Overal vonden Azusa Street-samenkomsten plaats, openluchtsamenkomsten.
197 En, wel, je kunt zelfs geen mannen meer op de hoek van de straat krijgen om te getuigen. O! Zie? Wat hebben wij gekregen? Hetzelfde als wat Israël had.
198 Nu, er stond daar in de eindtijd een man op die na veertig jaar begon te wijzen: "Er is daarginds een heel land vol met zegeningen. En het hele..." Want het uur was aangebroken dat God hen naar de overkant zou brengen.
199 Het uur is nu aangebroken dat Hij een gemeente in gereedheid wil brengen. Ik ga dit zeggen met een profetische stem, naar ik vertrouw. Ik zeg het niet in de Naam des Heren, maar ik geloof dat dit waar is. De opname; u zult over de opname spreken wanneer de opname reeds lang voorbij is. Ja. U zult zeggen: "Prijs God, de opname is gekomen." Die is reeds geschied.
Zei Jezus het niet over Johannes?
200 "Waarom zeggen de schriftgeleerden dat Johannes eerst moet komen? Of, hoezo heeft hij gezegd dat Elia moest komen?"
201 Hij zei: "Hij is reeds gekomen en u wist het niet. Maar u deed gewoon precies wat u zei dat hij zou doen."
202 Op een dag zal er een oordeel op aarde komen. En het eerste wat zal gebeuren, is, dat u hier mensen zult vinden die uitzien naar de opname en zij zullen reeds geruime tijd vertrokken zijn. Het zal zo in de minderheid zijn. Hij zei: "Zoals het was in de dagen van Noach, evenzo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen. Zoals het was in de dagen van Lot!"
203 Wij denken dat deze geweldig grote groep kanonnenvoer hier, atomisch as, zal gaan. Die zullen alleen gaan als ze het leven van Christus in zich hebben, want God zal hen opwekken. Dat is juist.
204 Er zal een opname zijn. Denk eraan: twee of drie mensen hier, en een hier. En ergens anders zal er iemand vermist worden, gedacht wordt dat ze van huis zijn weggelopen. Zij, u kunt maar beter voorzichtig zijn, ze zouden weg kunnen zijn. Uitziende naar een opname en het is reeds geschied. Nu, dat is niet tegenstrijdig aan het Woord. Nee, dat is het niet. Hij komt als een dief in de nacht. Zie? Zij zullen weg zijn voordat u het weet.
205 God plaatst Zijn grote kracht in de gemeente, maar deze brengt geen grote groep naar binnen. Ze neemt een minderheid. "Vrees niet, gij klein kuddeke, het is uw Vaders welbehagen..." U die vasthoudt aan het Absoluut – dat is juist – met Gods bevestiging die erin werkt.
206 Want, ziet u, wij leven in een angstaanjagende tijd, en dat is de druk die op de gemeente is. Wel, u wilt iets zien. U wilt iets zien. Maar, nu, hoe kan God ooit waken over Zijn Woord om het te betuigen, terwijl de persoon dat Woord niet gelooft en het niet in zijn hart wil aanvaarden? Hoe kan de zon op een zaad schijnen en het tot leven brengen terwijl er geen enkel leven in zit? Het moet een bevrucht zaad zijn. Want een geloofsbelijdenis is bevrucht om meer leden te maken.
207 Maar het Woord is bevrucht om heiligen te maken, gelovigen te maken. Dat is juist. God werkt om Zijn woorden ten uitvoer te brengen. Hij waakt erover om het te betuigen. Jazeker.
208 Nu, nu, zeker, de Katholieke kerk neemt haar anker, haar Noordster, om haar doeleinden te bereiken. En dat wat de paus zegt, is het einde van alle tegenspraak voor de Rooms-katholieke kerk. Voor de Protestanten een bisschop, een of andere leer. "Dat is tegen onze leer." En sommigen zijn tegen de verschillende dingen, het zijn hun denominationele overtuigingen, enzovoort.
209 Weet u, ik voel me zoals Paulus het hier zegt. Ik kijk naar een Schriftplaats in Handelingen 20:24. Hij zei: "Maar ik acht geen van deze dingen." Amen. Waarom? Omdat hij geankerd was. Hij had een absoluut. "Sinds ik Hem ontmoette op de weg naar Damaskus" – als ik tot Paulus zou kunnen spreken – "keerde Hij mij om, bracht me terug in de juiste richting. Ik was van het Woord af. Hij plaatste mij terug op het Woord." Zo is het.
210 Luister. Ik ben van hetzelfde gevoelen. Ik voel dat iedereen die uit de Geest van God geboren is, die God liefheeft en Zijn Woord liefheeft, dat God daar een doel mee heeft. God had er een doel mee toen Hij Paulus omkeerde. Zei Hij niet: "Ik zal hem tonen"; Zijn glorie?
211 God had er een doel mee toen Hij mij redde. Ik ben vastbesloten Zijn wil te doen: "Niet eraan toe te voegen of ervan af te nemen." Openbaring 22:19 zei: "Indien iemand dat doet, God zal zijn deel wegdoen uit het boek des levens."
212 Ik ben vastbesloten om nooit één ding van mijn eigen mening toe te voegen aan dat Woord. Ik ben vastbesloten het precies zo te lezen zoals het er staat, en vraag God dat ik mijn hart zal openen om het te ontvangen. "Werk het door mij heen, Here, opdat anderen het mogen zien. Mag het zoutend zijn en iets werkelijks worden, zodat andere het mogen zien." Ja.
213 Nu, als Hij onze Absoluut is, dan kan er geen ander absoluut zijn. U kunt bijvoorbeeld niet zeggen: "Wel, mijn kerk is mijn absoluut. Mijn geloofsbelijdenis is mijn absoluut." Als Christus uw Absoluut is, dan gelooft u Christus Zijn Woord. Er is geen andere manier om het te doen.
214 Weet u, ik denk aan de tijd dat Hij mij redde. Ik zal u vertellen waarom ik op deze wijze sta; niet om anders te zijn. Ik heb mezelf daarover duidelijk gemaakt; ik hoop dat ik dat gedaan heb. Maar ik... Toen Christus mij redde, waren er miljoenen mensen die in zonde rondtastten. Toen Hij mij redde, had Hij daar een doel mee. Hij had er een doel mee om mij te redden. Hij zag een ongeletterd iemand zoals ik, maar toch, terwijl er meer dan genoeg knappe mannen waren, beter geschikte mannen, mannen die het konden doen... Ik hier, met maar nauwelijks zeven jaar onderwijs op de basisschool, terwijl er mannen waren die op school studeerden en graden verkregen, en doctors in de godgeleerdheid en filosofie, enzovoort. Maar toen Christus mij redde, had Hij daar een doel mee, anders had Hij mij nooit gered.
215 Luister, broeders. Ik houd van u, en u weet dat. Maar ik ben in mijn hart vastbesloten om dat Woord nooit te verlaten. Ik zal daar precies bij blijven. Dat is mijn Absoluut waar ik al deze jaren aan gebonden ben. Nu, Hij had er een doel mee om dat te doen. Dat is juist. En ik streef ernaar om dat doel te volbrengen, om met dat Woord te blijven staan; niet om anders te zijn, niet om gemeen te zijn, maar om eerlijk en oprecht met God te zijn. Dat is juist.
216 Nu, u weet, dat Christus' dood gepaard ging met een absoluut. Iedereen was bang voor de dood, zelfs de grote profeet Job. Veel mensen waren bang voor de dood; een vrees. En mensen vreesden het altijd. Maar toen Christus kwam en de dood op Zich nam, werd Hij een Absoluut voor degenen die de dood vreesden. In Hebreeën 2:14–15 staat: "Hij nam de vorm van een mens aan", om te sterven als een mens, om de straf te betalen. Maar op Pasen stond Hij op met de sleutels van dood en hel. Hij had het overwonnen. Hij kwam; Hij zei: "Vrees niet. Ik ben dood geweest en leef tot in eeuwigheid."
217 En ons absoluut ligt bij Hem, dat is juist, in Hem. En Hij was het volmaakte Woord van God. Hij was zelfs zo volmaakt, dat wanneer Hij Zijn Woord sprak het scheppend was. Het stopte de winden. Het maakte koeken en gebakken vis, gewoon door Zijn Woord. Zie? Er was geen belemmering. Hij was zo volmaakt. Hij zei dat het Woord en Hij één waren.
218 Hij was Gods liefde, in Johannes 3:16. Het bracht een lichaam voort, niet geboren uit seks, onder de val. Maar Hij werd geboren door een scheppende kracht van God, zodat God Zelf in dit lichaam leefde en daardoorheen Zijn Woord tot uitdrukking bracht. "En God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende", een absoluut makend voor iedere gelovige. En Hij ging naar Zijn graf met een grote zondelast op Zich, en betaalde de straf. En stond op Paasmorgen op met de sleutels van de dood en de hel. Het is een absoluut voor iedereen die de dood vreest.
219 Laat mij dit zeggen. Ik weet niet hoeveel boodschappen ik nog moet prediken voordat ik heenga. Maar als u een echte gelovige in God bent, en wederom geboren bent, wees dan niet bevreesd voor de dood. Het is haast het beste wat u kan overkomen. Paulus zei: "Het leven is mij Christus, en het sterven gewin." Zeker. Het is... Vrees de dood nooit. II Thessalonicensen: "We zullen tezamen met onze geliefden opgenomen worden, de Here tegemoet in de lucht." [II Thessalonicensen 4:17 – Vert] Wat een belofte! Wat een absoluut is dat om in Christus te geloven, dat mijn hart "amen" kan zeggen op ieder woord in Zijn Boek!
220 Wat Hij zegt, geloof ik ook. Om te weten dat de Heilige Geest mijn Kompas is, want het leidt mij naar Zijn Absoluut, zie, Zijn Noordster; naar Hem, de Noordster. Hij is mijn Absoluut, mijn Zon, mijn Houvast, mijn Noordster. O my!
221 Hij is zo verschillend van anderen die ik zie, er is altijd iets wat aan je trekt, iets waaraan je moet voldoen. Maar, hierbinnen hoef je nergens aan te voldoen. Het enige is, dat het naar je toe wordt gebracht. Het is het Absoluut. Christus is ons Absoluut.
222 Kijk hoe anders Zijn Woord is. Dat Woord is reeds vanouds. Het Nieuwe en Oude Testament komen met elkaar overeen zoals planken met een zwaluwstaartverbinding bij elkaar passen. Er is niets uit de orde. Vele mannen schreven dat Boek, die zesenzestig boeken van de Bijbel. Zij schreven het in een tijdsbestek van honderden en honderden jaren uit elkaar, terwijl de een de ander niet kende. En wat gebeurde er? U kunt het ene woord het andere niet laten tegenspreken. Juist. Dat is de reden.
223 Ik hoorde mensen zeggen: "De Bijbel spreekt zichzelf tegen." Ik zal gedurende een heel jaar door deze Verenigde Staten prediken, en de predikers de offeranden laten ophalen en iedere cent aan u geven als u mij kunt tonen waar Gods Woord zichzelf tegenspreekt. Juist. Ik heb dat aanbod al jarenlang gedaan. Nog niemand heeft het aangenomen. Nee. Omdat het zichzelf niet tegenspreekt. Het is uw eigen kleine kanariebrein dat probeert u iets te laten zeggen wat het niet zegt. Juist. Nee. Gods Woord spreekt zichzelf niet tegen. Hij is, het is...
224 Nu, denominaties zullen elkaar tegenspreken. Zij zijn zoals deze andere sterren, ziet u. Zij zweven de hele tijd in het rond zoals de wereld. Ze draaien met de wereld, en rondom de wereld. En de wereld draait en brengt ze allemaal in de war.
225 Maar ze draait nooit weg van Gods Noordster, Zijn Woord, waar het kompas naartoe wijst. Het is altijd hetzelfde: "Jezus Christus Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig." Dat is het Absoluut. Dat is de plaats.
226 U kunt hier naar dit kijken. Vandaag is het hier en morgen gelooft het wat anders. De volgende dag bevindt het zich ergens anders. Op die manier. Het is slap vanbinnen en vanbuiten, vanbuiten en vanbuiten, en vanbinnen en vanbinnen, enzovoort.
227 Maar plaatst u uw hart regelrecht op Gods Woord. "En hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar dat zal nimmer voorbijgaan." Dat is het Absoluut. Dat is de vaste Grondslag. Dat is mijn Kompas, mijn Zeil. Dat is mijn Gids. Dat is mijn Licht, het schijnt op dat absoluut van Gods Woord. Ik ben daar eeuwig met Hem verbonden. Amen. Anderen kunnen doen wat ze willen; dat is aan hen. Maar voor mij is het dit Absoluut. Dat wil ik hebben als mijn Absoluut. Alles zou mogen schuiven en draaien, enzovoort, maar niet Zijn Woord. Het zal altijd hetzelfde blijven. Hij blijft eeuwig trouw aan Zijn Woord. Nu, maak Hem tot uw Absoluut.
228 Daar in de tijd van mijn moeite, toen ik mijn familie verloor, en mijn leven bijna van mij afgenomen werd. Mijn dochtertje stierf terwijl ik voor haar bad, en nadat ik dag en nacht op straat was geweest, predikend en biddend, en proberend te doen wat juist was. U hebt mijn levensverhaal gehoord. Velen van u hebben het gelezen. En, my, het kwam tot een plaats dat ik mijn vrouw zag sterven, vlak... en ik hield haar hand vast. Ik... Mijn kleine baby werd een paar uur daarna ziek. En ik ging daar naar beneden en bad met alles wat in mij was. Het leek of er een zwart laken werd neergelaten en mijn gebed werd geweigerd, niet beantwoord.
229 Toen kwam Satan naar mij toe en zei: "Zie je, je bent amper twintig jaar oud. En kijk eens hier wat je allemaal hebt gedaan! Je hebt jezelf verwaarloosd. En je hebt al deze dingen gedaan. Je gaf zowat heel je jonge leven op, terwijl je daarbuiten een goede tijd had kunnen hebben zoals die andere jongelui. En hier stond je op de straathoeken, huilend en biddend. Je ging op een bepaalde tijd 's avonds uur na uur de ziekenhuizen in. En wanneer het komt tot je eigen vlees en bloed weigert Hij naar je te luisteren." Dat was een tijd dat ik verzocht werd.
230 Maar het gebeurde dat ik mij herinnerde: "Ik heb een Absoluut. Hoewel Hij mij slaat, toch zal ik Hem vertrouwen. Het kan me niet schelen wat er ook gebeurt."
231 De staatssenator van Indiana, Sam Isler, kwam ook. Hij is in de tabernakel geweest. Hij is nu overleden, zo'n twee jaar geleden. Fijne man. En hij was gewend om... Hij kwam de weg afrijden.
232 Ik was op weg gegaan om te bidden bij het graf waar mijn vrouw en baby lagen. Het was vlak na de overstroming in '37. Ik had laarzen aan, en liep de weg af, huilend.
233 Kleine Billy, mijn zoon, stond ook op het punt van sterven. En de artsen hadden aangegeven dat er nauwelijks nog iets voor hem gedaan kon worden. En hij had een soort van dysenterie die ze niet konden stoppen, een infectie.
234 En ik huilde, bad, en ik dacht. Wel, ik hield nog steeds vast aan God. Ik was onderweg, huilend.
235 Ik dacht eraan om erheen te gaan om te luisteren. Ik ging gewoonlijk 's avonds bij het graf zitten. Dan hoorde ik hoe een oude duif eraan kwam en begon te koeren. Ik hoorde de dennen waaien, en de wind door... de wind door de dennen, liever gezegd. En het klonk alsof ze wilden zeggen:
Daar is een land aan de andere zijde van de rivier,
Dat zij die lieflijke eeuwigheid noemen,
En wij bereiken die kust alleen door een mate van geloof,
Een voor een bereiken wij het portaal,
Om daar met de onsterfelijken te verblijven,
Als zij op zekere dag die gouden klokken zullen luiden voor u en mij.
236 Dan stond ik daar en keek omhoog. En dan zou ik tegen mijn vrouw en baby zeggen: "Ik weet dat jullie hier niet liggen. Dit is slechts de plaats waar ik het stoffelijk overschot dat ik in mijn armen hield, begroef. Maar daar ergens, voorbij de rivier, daar zijn jullie."
237 Dus, maar, zie, ik ging op een dag naar die plek om bij het graf te zitten. Ik had laarzen aan terwijl ik liep. Een oude auto kwam achter mij aanrijden en stopte. Het was meneer Isler, de staatssenator. Hij sprong uit de wagen. Draaide zich om en kwam naar me toe. Sloeg zijn armen om mij heen, en zei: "Billy, ik heb echt met je te doen."
Ik zei: "Dat is in orde, broeder Isler."
238 En hij zei: "Ik had niet moeten stoppen." Hij zag dat ik huilde.
Ik zei: "Dat is in orde, meneer Isler."
En hij zei: "Ik ga je iets vragen, zoon."
Ik zei: "Prima. Ga uw gang en vraag het me."
239 Hij zei: "Ik zag je daar in die preekstoel staan totdat ik dacht dat je zou sterven." Zei: "Ik heb je zien vasten totdat je er zo bleek uitzag dat ik medelijden met je had, dag in dag uit, dag en nacht." Hij zei: "En dan liggen je vrouw en baby daarin, zie, je kijkt naar die dingen." Hij zei: "Wat betekent Christus nu voor jou?" Ik zei:
"Gij, de stroom van al mijn troost,
Meer dan 't leven zijt Gij mij,
Wie heb ik op aarde behalve Gij,
Of wie in de hemel behalve Gij?"
240 Kijk, ik had dat Absoluut gevonden, Datgene wat mij vasthield terwijl het stormde.
241 Iemand sprak tot mij en zei: "Billy, behield je jouw geloof gedurende de tijd van je moeite?"
Ik zei: "Nee, het hield mij vast." Zie?
242 Dat is wat het was. Ik was aan Hem gebonden in de uren dat mijn kracht verdwenen was, en er niets was wat ik kon doen. Mijn anker hield, ginds achter de voorhang van Zijn Woord.
243 Hoewel ik het soms niet begrijp. Soms denk ik: "Wat laat mij de dingen doen die ik doe?" Er is iets aan de binnenkant van mij wat mij in beweging zet. Ik kan mezelf niet weerhouden het te doen, broeder.
244 Ik kwam onlangs naar Phoenix met een vastberadenheid om nooit meer naar enige organisatie uit te halen. Het eerste wat er gebeurde, weet u, was dat een visioen zich voor mij ontvouwde – de eerste avond – en ik zag mezelf omkeren richting de woestijn. Iets draaide mij om, toonde mij een zeer grote, oude koude kerk, zei: "Blijf daar, voordat je daar heen gaat." O my! Het is iets waarvan ik mezelf niet kan weerhouden het te doen. Het is een absoluut dat zich aan de binnenkant van mij bevindt. Het betekent voor mij meer dan mijn leven. Ja. Ik kan het niet meer veranderen dan dat ik de kleur van mijn ogen zou kunnen veranderen. Ik zou het niet kunnen.
245 Nu, door Zijn genade ben ik aan Hem verbonden, Degene Die sprak zoals in de dagen van Mozes: "IK BEN."
246 Mozes, weet u, had een absoluut. Toen hij daarginds was, had hij al de theologie die een man kon hebben. En hij probeerde het hard. Hij was een militair. Hij keek uit de vensters. En door geloof... Luister. Nu, onthoud dit: "Door geloof achtte Mozes de versmaadheid van Christus meerdere rijkdom te zijn dan de schatten van Egypte." Hij had geloof in wat hij aan het doen was. Hij geloofde het absoluut. Hij wist dat hij voor dat doel was opgegroeid. Maar hij faalde. Hij ging weg om schapen te hoeden. En hij faalde.
247 Maar op een dag aan de achterzijde van de woestijn kwam hij tot een absoluut. Hij kwam tot een plaats waar hij iets echts ontmoette. Er stond een struik in brand. Hij had geen behoefte om de bladeren eraf te halen en ermee naar het laboratorium te gaan om de reden te achterhalen waarom ze niet verbrandden. Hij ging er gewoon bij zitten. "Trek je schoenen uit, Mozes."
248 "Ik zal aan mijn voorganger gaan vragen hoe het hier mee zit"? Hij had geen tijd om dat te doen.
249 Hij moest zijn schoenen uittrekken. En toen hij daarin iets hoorde, was daar het Woord van de levende God, dat in die struik was. "IK BEN DIE IK BEN. Ik gedenk Mijn belofte die Ik aan Abraham gaf. Ik gedenk Mijn verbond, en Ik ben neergekomen om hen te verlossen."
250 Nu, toen had hij een absoluut. Hij was daar voor de rest van zijn leven aan verbonden, en het bracht hem naar de hemel. Hij was aan dat absoluut gebonden, ongeacht wat een van de theologen zei. Hij had niemand nodig om het aan hem uit te leggen. Hij wist het. Hij had God ontmoet, en de stem, die grote Vuurkolom die hem door de woestijn regelrecht naar het beloofde land leidde. Die Vuurkolom daarin had een stem erin, en die stem was de stem van God Die het Woord betuigde. Amen.
Ik hoop dat u nu niet slaapt. Merk op.
251 Die Vuurkolom sprak het Woord en betuigde het om aan te tonen dat Hij de Schrift aanhaalde. "Ik ben de God Die de belofte aan Abraham gaf. Ik ben Diegene. Dat is er aan de hand met Israël. Dat is wat er daar aan de hand is. Ik gedenk Mijn belofte, en Ik ben neergekomen om erop toe te zien dat het gedaan wordt."
252 God gebruikt alleen de mens om mee te handelen. Hij gebruikt geen organisaties. Hij gebruikt geen machinerie. Hij had het kunnen doen. Maar Hij koos een mens. Dat is juist. Hij had de sterren, de wind, of wat dan ook kunnen kiezen om het Evangelie te prediken. Maar Hij koos de mens. Hij verandert Zichzelf niet. Hij blijft Dezelfde.
253 Hij koos bloed voor redding. Onderwijs of iets anders zal daar nooit voor in de plaats komen. Bloed is Gods voorziene wijze voor redding. Dat is waar.
En nu wil ik dat u opmerkt: Hij is onveranderlijk.
254 Toen Hij tot Mozes sprak, zei Hij: "Mozes, Ik zend jou daarheen. Maar, voordat je gaat, wil Ik je bewijzen dat Ik God ben." Zei: "Wat heb je daar in je hand?"
Zei: "Een stok."
255 Zei: "Werp hem neer." En hij veranderde in een slang. Hij raapte hem opnieuw op. Hij veranderde weer in een stok.
256 O, toen kwam Mozes tot de plaats waar de nabootsers opstonden, proberend hem na te bootsen! Toen hij zijn staf neerwierp en zei: "Hier, Farao, ik zal u laten zien wat God mij vertelde te doen. Ik zal deze staf neerwerpen en let erop hoe hij verandert in een slang." Het gebeurde.
257 Farao zei: "Ik heb deze knapen ook. Mijn denominatie kan dat voortbrengen." Dus, toen gingen ze heen en namen wat nabootsers mee.
258 Wat deed Mozes? Hij bleef daar rustig staan. Waarom? Hij had God ontmoet. Hij wist dat dat God was. Hij had zijn deel gedaan. Toen was God aan de beurt. Hij bleef daar gewoon staan.
259 De Bijbel zei dat dezelfde zaak zich zou herhalen in de laatste dagen: "Gelijk nu Jannes en Jambres Mozes tegenstonden." Dat is waar. Zie?
260 Maar hij stond daar. En toen zag hij de hand van God neerkomen, en die slang slokte de andere op. Hebt u ooit opgemerkt wat er met die stokken is gebeurd? Ze waren in de buik van deze ene stok. Mozes leidde de kinderen van Israël door de woestijn met diezelfde stok, ik neem aan met al die slangen erin.
261 Waarom? Weet u waarom? Omdat Mozes dit brandende braambos ontmoette, weet u, en dit brandende braambos beweerde, bewees God te zijn. Dat licht, die Vuurkolom, bewees God te zijn. En ik geloof dat God in Mozes kwam, want, let op hem in zijn scheppende kracht. Mozes straalde toen met het Vuur.
262 U begrijpt waar ik nu naartoe ga, of niet? Zeker, zoals Pinksteren.
263 Merk op, Mozes had het Vuur. Het Vuur was in Mozes. Want wat Mozes ook zei, was Mozes niet. Het was God Die sprak. En hij bracht zijn teken ten uitvoer, want de Vuurkolom verliet het braambos en kwam op Mozes. Amen.
264 O, broeder, ziet u wat ik bedoel? Diezelfde Jezus Die omhoogging, kwam opnieuw terug op de dag van Pinksteren in de vorm van de Heilige Geest en Vuur. Het behoort op de mensen te zijn om dezelfde werken te doen die Hij deed, want Hij zei dat dit het zou doen. Waar bevinden wij ons? Ziet u wat ik bedoel? Mozes, het Vuur was in Mozes. Het verliet het braambos en kwam op Mozes.
265 Wij proberen het vuur in de kachel te plaatsen. Dat is zo'n beetje alles wat wij hebben. Wat wij nodig hebben is Heilige Geestvuur, dezelfde Vuurkolom die Israël leidde. Zeker.
266 O, u zegt: "Nu, broeder Branham, ik zou daar voorzichtig mee zijn."
267 Nu, wacht even. Want Paulus, de grote theoloog met een overvloed aan ervaring, werd onderweg naar Damaskus neergeworpen. Hij keek omhoog en daar was die Vuurkolom. Hij wist dat het God was. Hij had het in de Bijbel betuigd gezien dat het God was. En hij noemde Hem: "Here." Zei: "Here, Wie zijt Gij? Wat kan ik doen?"
Hij zei: "Ik ben Jezus."
268 Dat maakte het vast. Paulus had een absoluut. Hij wist dat de God van het Oude Testament, Jezus Christus van het Nieuwe was. Daar werd hij verankerd, en niets kon hem bewegen. Zeker. Hij had de betuiging. Waarom? Dezelfde Vuurkolom die Zijn volk uit Egypte naar Israël leidde, naar Palestina, diezelfde Vuurkolom stond daar en beweerde Jezus Christus te zijn. Toen wist hij waar hij zich bevond. Toen was hij gereed. Zodra hij genezen en met de Heilige Geest gevuld was, was hij gereed om te gaan. Zie?
269 Maar, hij had een Absoluut. Het bleef bij hem, voor Agrippa en al de grote mannen en vrouwen van die dag. Hij stond daar te pleiten voor het Woord. Waarom? Hij wist dat het Woord God was.
270 Wie schreef het boek Hebreeën? Paulus; zeker. Hij was geïnspireerd om dat te doen. Maar hoe? Die Vuurkolom die hem ontmoette, was in hem. Dat is de reden dat hij het kon schrijven.
271 Dat is de reden dat Mozes de eerste vier boeken van de Bijbel schreef, vanwege die Vuurkolom. Hoe kon hij ooit hebben geweten hoe de schepping begon? Hoe kon hij ooit over de andere dingen hebben geweten? Vanwege dezelfde Vuurkolom die in hem was, die in het braambos was, die uit het braambos kwam en op hem was. En het werd betuigd en bewezen dat het zo was. Korach en anderen wilden er een organisatie tegen oprichten, maar dat werkte niet. Het faalde. Mozes had dat Absoluut.
272 Paulus had hetzelfde Absoluut, dezelfde Vuurkolom, dezelfde Heilige Geest, dezelfde God; niet de "Ik was" of "Ik zal zijn", de "IK BEN", uh-huh, altijd tegenwoordige tijd.
273 Jozua had een absoluut. Dat was toen hij de Hoofdkapitein ontmoette, de Hoofdkapitein van Israëls leger. En Hij vertelde hem om "rondom de muren te marcheren". Ze hadden zich helemaal verschanst. O man, sprekend over hoe moeilijk het was om binnen te komen? Het was moeilijk om daarbinnen een opwekking te houden, want niemand liet hem binnen. Ze hadden alles afgegrendeld voor hem. Maar hij ontmoette de Hoofdkapitein. Hij vertelde hem wat hij moest doen. "Trek gewoon de gehele wapenrusting Gods aan en blijf marcheren." Amen. "De muren zullen vallen." En toen het volk juichte, en de bazuinen schalden, was dat zijn absoluut. Hij ging toen rechtstreeks naar binnen voor zijn campagne, regelrecht Jericho binnen. Zeker. Hij had een absoluut, het woord van de Hoofdkapitein.
274 Toen Johannes een jongeman was, wist hij dat hij moest trainen. Hij moest de... hij zou de Messias moeten gaan introduceren. Hij was diegene. Hij wist helemaal niet Wie het was. Hij bevond Zich ergens. En Johannes wist dat hij er niet zomaar een seminarie-ervaring voor kon nemen. Hij had een absoluut nodig. Hij moest iets hebben wat absoluut de waarheid was.
275 Nu, broeders, ik wil u iets vragen. Predikers, niet om anders of gemeen te zijn, maar om eerlijk te zijn, denkt u niet dat dit een dag is, in al deze chaos waarin we leven, dat we zeker moeten zijn van deze zaak? Er zijn teveel meningsverschillen.
276 En Johannes wist dat hij absoluut zeker moest zijn, daarom ging hij nooit naar zijn vaders school. Er wordt niets over gezegd dat hij heenging om voor priester te leren. Maar hij ging de woestijn in, en was in de woestijn totdat hij geroepen werd.
277 Toen kwam hij eruit, en de menigten stonden daar. Hij was overtuigd dat de Messias er in zijn dag was, want hij was degene die verordineerd was om deze Messias te introduceren, omdat Maleachi 3 dat had gezegd. "Ik zal Mijn boodschapper voor Mijn aangezicht zenden. En hij zal de weg bereiden."
278 Johannes wist waar hij stond. Ongeacht hoeveel priesters zouden zeggen: "Wil jij de tijd verklaren waarin we leven, dat het dagelijks offer weggenomen zal worden?"
279 Hij zei: "Er zal een tijd komen dat het Lam van God zal komen, dat het offer zal wegnemen." Stond daar in de modder met zulke bakkebaarden langs zijn gezicht, dat u hem vandaag bij uw huis zou wegjagen. Daar was... Zie?
280 God is niet in klasse en glamour waarin wij Hem proberen te plaatsen, terwijl wij Pinkstermensen zijn. God is in nederigheid.
281 Daar stond hij. Let op hem. En hij introduceerde Hem. Hij, hij zei... Hij was zo zeker dat Hij daar was dat hij zei: "Er is er Een onder u, Die u zelfs niet kent." O my! Wat een berisping! "Er is er Een onder u, op dit moment, Die u niet kent."
282 Ik vraag me af of het heiligschennend klinkt als ik hem voor een minuut imiteer. Misschien kan ik het beter niet doen. Eén onder u, Die u niet kent. U beweert Hem te kennen, maar u kent Hem niet. Golgotha, zij doodden de God Die zij beweerden te dienen. Zij kenden Hem niet.
Johannes zei: "Er is er Een onder u, en u kent Hem niet."
283 En op een dag keek hij op, en hij zag absoluut een duif uit de hemel neerdalen met een stem. Niemand anders zag het. Niemand anders hoorde het. Maar hij zag het, en het was een absoluut; niet professor Jones, of iemand anders. Het was: "Op Wie gij de Geest ziet nederdalen en op Hem blijven, Hij is Degene Die met de Heilige Geest en Vuur zal dopen." Dat is de Goddelijke betuiging van God Die het zo liet geschieden. Het was een absoluut. Er was geen vraag in Johannes' gedachten. Daar was het, gewoon precies zoals God had gezegd dat het zou komen te geschieden. Daar was het. Dus die duif op die gewone Man was Johannes zijn absoluut. Hij wist dat het de waarheid was.
284 Nu zal ik gaan sluiten met het uitspreken van deze paar woorden. Denkt u niet dat wij een absoluut nodig hebben? [De gemeente zegt: "Amen." – Vert] Denkt u niet dat wij iets nodig hebben wat werkelijk is? Zeker. We hebben iets nodig, datgene waarvan je kunt zeggen: "Dit is het", waar je je handen op kunt plaatsen. "Dit is het", wat je kunt zien. Hoe zullen we het gaan doen? Iedereen zegt: "Dit is het. Dit is het." Maar het moet een schriftuurlijk absoluut zijn.
285 Laat mij u nog een kleine persoonlijke zaak meegeven voordat ik sluit. Broeder, zuster, toen ik mijn keuze maakte, toen het erover ging of ik in de Baptistenkerk zou blijven of niet – die, wat mij betreft net zo goed is als elke andere kerk, gewoon een stel mensen die bij elkaar gezet worden, hetgeen in orde is. Maar toen het tot de tijd kwam dat ze me moesten vertellen dat ik een compromis moest sluiten met het Woord, welnu, zo zit ik niet in elkaar. Nee. Zie? Het Woord komt eerst. Zie?
286 "Wel," zeiden ze, "als je dat niet doet, kun je niet langer tot de Baptistenkerk behoren."
287 Ik zei: "Ik doe het niet. Het is niet de Baptistenkerk die mij redde. Het was Jezus Christus, zie, Die mij redde."
288 Hij is mijn Uiterste. Hij is mijn Standplaats. Hij is mijn Absoluut. Hij is mijn Houvast. Daar sta ik bij.
289 Nu, als ik het bij het verkeerde eind heb, dan zal God het nooit bevestigen. Maar als je het bij het rechte eind hebt, dan is God verplicht het te bewijzen. Zo is het. En dat is het bewijs ervan. Zie? Als het juist is, dan is God verplicht te bewijzen dat het juist is. Als het verkeerd is, zal Hij er niets mee te maken willen hebben.
290 Ik denk terug aan die keer na mijn eerste opwekking. Ik was ginds bij de rivier aan het dopen. Ik nam de zeventiende persoon mee. Mijn vrouw, een jong meisje, stond op die tijd aan de oever. (Ik was nog niet getrouwd met mijn eerste vrouw die dood is.) En daar stond zij op de oever. En daar stonden ze allemaal, honderden en honderden mensen, ja, vier- of vijfduizend, misschien meer, langs de gehele rivieroever, op een echt hete middag in juni.
291 Ik liep het water in, en ik nam een kandidaat mee, ongeveer de zeventiende persoon, om hem te dopen. Ik had na mijn opwekkingsdiensten ongeveer vijfhonderd mensen om te worden gedoopt. En ik liep het water in met deze persoon. Ik begon mijn hand op te heffen. Ik zei: "Hemelse Vader, terwijl ik..."
292 En tegen die tijd schudde iets mij. Ik dacht: "Waar is het?" Ik keek om me heen. Iedereen had zijn hoofd gebogen, o, zover als ik maar kon kijken. Heel ver weg bovenaan de oevers stonden auto's en, o, mensen hingen in grote getale over de muren, en dergelijke. Ik keek opnieuw. Ik hoorde een stem zeggen: "Kijk omhoog." En ik was bevreesd om op te kijken. Ik was nog maar een jongen. We hebben de foto ervan.
Ik zei: "Vader..."
Iets zei: "Kijk omhoog!"
293 Ik deed mijn hand omlaag. Deze jongeman die ik zou dopen, keek me aan in het gezicht. Hij zei: "Wel, broeder Bill?"
Ik zei: "Hoorde je dat?"
Hij zei: "Nee."
Ik zei: "Hemelse Vader..."
Hij zei: "Kijk omhoog!"
294 Ik keek omhoog, op deze manier. En vanuit de hemel kwam een wervelende lichtkolom neer, een stem kwam er bulderend uit vandaan, naar beneden komend. Zei: "Zoals Johannes de Doper gezonden werd om de eerste komst van Jezus Christus voor te gaan, zo bent u gezonden." O God! Ik lette op dat licht. Ik had het gezien sinds ik een kleine jongen was.
Ik probeerde het aan de mensen te vertellen. Ze zeiden: "Je bent niet goed bij je verstand."
295 Maar bij het wetenschappelijke onderzoek door de overleden George J. Lacy, toen hij het onderzocht nadat zij er de foto van genomen hadden, was het daar, precies hetzelfde. Het verscheen op de foto. Wetenschappelijk bewijs verklaart dat het juist is. Wat mij betreft, heeft het me nog nooit iets anders verteld dan dat het exact in overeenstemming was met deze Schrift.
296 Toen ik dat vuur zag en het hoorde, zag ik iedereen schreeuwen, bezwijmen en neervallen, terwijl ze ernaar keken en naar dat licht wezen. De krant, de krant van Louisville, publiceerde een groot artikel. Het ging via de Associated Press helemaal door naar Canada, overal: "Mystiek licht verschijnt boven een lokale Baptistenprediker tijdens het dopen." Mystiek, "moeilijk te begrijpen". Hoeveel keer hebben ze het gefotografeerd? Naar ik aanneem, heeft praktisch iedereen hierbinnen het in zijn huis. Het is daar in Washington D.C., auteursrechtelijk als "het enige bovennatuurlijke Wezen ooit gefotografeerd, wetenschappelijk gefotografeerd".
297 Wat was het? Datzelfde licht, diezelfde stem sprak en zei: "Jezus Christus is Dezelfde gisteren, vandaag en tot in alle eeuwigheid." Het is dezelfde stem. Wat mij betreft, is het dezelfde Vuurkolom van weleer, omdat het dezelfde werken doet. Jezus zei: "Ik kom van God en Ik ga terug naar God. Een kleine tijd en de wereld ziet Mij niet meer." Hij kwam. Hij zei toen Hij hier op aarde was op het feest, Hij zei: "IK BEN DIE IK BEN." U zegt...
298 "Wel, U bent nog geen vijftig jaar oud, en dan beweert U Abraham gezien te hebben?"
Hij zei: "Voor Abraham was BEN IK."
299 Daar was Hij. Wat was het? Dat licht, dat vuur, die God, die Geest. God is een verterend vuur. Hij is een licht. En daar was het, gemanifesteerd in Jezus Christus. Het keerde terug toen Jezus opstond uit het graf.
300 Maar op de dag dat Hij Paulus ontmoette, die op weg was naar Damaskus, was Hij weergekeerd naar God, want Hij zei: "Ik ben Jezus, Die gij vervolgt."
301 Broeder, wees niet in slaap. Ziet u niet dat diezelfde God precies nu onder ons is, Zelf bewijzend dat Jezus Christus Dezelfde gisteren, vandaag en tot in alle eeuwigheid is? Dat is mijn Absoluut.
302 Hij heeft mij nog nooit iets gezegd... Als Hij mij ook maar iets vertelde wat in strijd was met deze Schrift...
303 Er heeft nog nooit iemand voor mij gestaan om het te betwisten. Een man zei op een keer dat hij het zou gaan doen, maar hij deed het niet. Hij kwam niet opdagen. Hij had meer verstand dan ik dacht dat hij had. Hij wist wel beter. Weet u, de man die eens in een samenkomst opstond om dat te doen, verlamde. Ze droegen hem naar buiten.
304 Ik heb me nooit ergens druk over hoeven maken, omdat ik geloof dat mijn absoluut het Woord van God is. Het is gemanifesteerd. Hier laat ik mijn ziel en lichaam op rusten. Waarom? Hij heeft mij nog nooit iets verteld dan dat het absoluut schriftuurlijk was. Hij heeft mij nog nooit iets gezegd, voor iemand van u... Ik daag ieder van u uit. Heeft Hij u ooit iets verteld in de Naam des Heren dan dat het kwam te geschieden? Dat is precies juist.
305 Wat is het? Het is: "Op deze rots", op dit Woord. Daarvandaan krijg ik de openbaring. Het komt van Hem Die het openbaart. Ik ben ongeschoold. Ik probeer niet te studeren, probeer niet het te begrijpen. Ik doe gewoon wat Hij mij vertelt. Dan, wanneer Hij het mij toont, kijk ik hierheen, en daar is het. Ik zag het zelfs niet, en hier is het, en het manifesteert zich. Dat is mijn Absoluut. Het heeft mij door deze jaren heen behouden, broeders, het heeft mij geholpen toen ik geen andere manier had om geholpen te worden.
306 Ik wil erbij sterven. Wanneer mijn tijd om te sterven komt, hoop ik, dat ik zoals Mozes die Rots daar zie staan. Ik wil daarop stappen en enige baardragers hebben om mij mee te nemen.
307 Tot die tijd wil ik trouw aan dat Woord leven, zo helpe mij God, want dat is mijn Absoluut, met geen enkele boosheid richting iemand, met liefde en genade voor iedereen. Als dat niet zo is, kan God mij hier, staande achter deze kansel, doden. Ik heb geen enkele boosheid richting iemand. Ik houd van iedereen.
308 En wist u niet, hebt u 1 Johannes 4:17 wel eens gelezen, dat u die bepaalde correctie nodig hebt om echte liefde te hebben ten tijde van het oordeel? Het is niet om anders te zijn. Het is liefde. Liefde is streng, en liefde tuchtigt.
309 Een man die zijn vrouw de hele nacht zou laten uitgaan en rondrennen met een of andere dronkaard, die, als ze de volgende ochtend binnenkomt, zegt: "Ja liefje, ik hoop dat je een fijne tijd hebt gehad", is een slecht voorbeeld van hoe een man behoort te zijn. Iedere man die zijn vrouw daar naar buiten laat gaan en korte broeken laat dragen en deze kleine badpakken, bikini's, of wat het ook is, om tussen deze mensen te liggen, voor u heb ik weinig hoop of u zelfs een man bent. Dat is juist.
310 Een man wordt niet beoordeeld op de grootte van zijn biceps, hoe groot zijn spierbundels zijn. Hij wordt beoordeeld op zijn karakter. Dat is precies juist. En karakter komt van het Woord van God, en dat alleen.
311 En iedere prediker die beweert een prediker te zijn, en dat Woord ontkent, heeft mijns inziens weinig karakter van God. Amen. Er is misschien wat hoop als hij een tijdje zou luisteren. Ja. Nu, ik wil niet kritisch tegen u worden. Ik houd van u, en dat meen ik.
312 Maar dat is mijn Absoluut, broeders, dit Woord, ZO SPREEKT DE HERE. En u weet dat dat waar is.
313 Ik keek rond naar broeder Carlson, om te zien of hij hier nog steeds zit. Ik neem aan dat hij weg is. [Iemand zegt: "Henry?" – Vert] Ja. Hij sprak hier een poosje geleden.
314 Hij was daar aanwezig in Chicago toen die groep van de Greater Chicago Ministerial Association [Vereniging van predikers van het district Chicago – Vert], wel, mij daar gedurende twee of drie dagen naar binnen zou halen en mij de mantel uit zou vegen, ja, over enige zaken die ik onderwees aangaande dit, en over deze dingen. En drie avonden voordat het gebeurde, maakte de Heilige Geest mij wakker en zei: "Ga daar bij dat raam staan." Ik ging, en daar flitste een bliksem. Hij zei: "Zij hebben een val voor je gezet, maar verzuim niet om te gaan. Ik zal met je zijn."
315 Ik nam contact op met broeder Carlson, broeder Tommy Hicks. Ieder van u kent hem. We hebben de band ervan hier. ["De Godheid verklaard"; 25 april 1961 – Vert] En ze wilden dat ik de volgende ochtend met hen zou ontbijten. Ik ging naar de Town and Country en we namen daar plaats. Ik dacht, ik zal Tommy eens onder druk zetten. Hij is een goede vriend van mij, een dierbare broeder. Ik zei: "Tommy, ik moet die predikers ontmoeten." Ik zei: "Jij bent een doctor in de Godgeleerdheid. Met mijn beperkte, ongeletterde manier van spreken, zou ik die mannen niet te woord kunnen staan. Zou jij dat niet voor mij willen doen? Ik heb jou menige gunst bewezen."
Hij zei: "O, ik zou dat niet kunnen doen, broeder Branham."
316 En broeder Carlson en hij keken elkaar aan. Ik zei: "Denk je dat je dat voor mij kunt verbergen? Ik weet waarom je het niet wilt doen." Ik zei: "Luister. Het is omdat die vereniging iets heeft waarover ze mij zullen ondervragen." En ze keken beiden alsof ze door de grond konden zakken.
317 En toen ze dat deden, zei ik: "Het is beslist zo. Maar, laat mij je vertellen, broeder Hank."
318 Hij zit hier nu ergens. Hij bevindt zich hier ergens. [Een broeder bevestigt het – Vert] Hij zit hier dus. Ik zei: "Broeder Hank..." Laat hem het getuigen. [Een andere broeder bevestigt het.] En we spraken er daarbinnen over een poosje geleden.
319 Ik zei: "Broeder Hank, luister. Je hebt die hotelkamer gehuurd, nietwaar? Maar ZO SPREEKT DE HEER, ze zullen je afzeggen."
Hij zei: "Broeder Branham, ik heb mijn bewijs van aanbetaling."
320 "Het maakt mij niet uit wat je hebt. Je zult hem niet krijgen. We zullen naar een plaats gaan... Die heeft een groene zaal, en deze is bruin. En dr. Mead zal hier gaan zitten, en zo-en-zo", en gewoon precies waar ze zouden gaan zitten. En ik zei: "Ik wil niet dat je probeert het voor mij op te nemen. Stel mij gewoon voor aan het gehoor, en laat mij de rest doen." Hij zei...
321 En die morgen toen hij daar aankwam, zat iedereen precies juist. Ze annuleerden de plaats. En hij moest ginds de zaal in Town and Country nemen om de zaal te krijgen, een bruine kamer, precies juist. Daar zaten dr. Mead en al de anderen, precies op de plaats waarop zij...
322 Ik keek naar hem, en broeder Tommy Hicks keek naar mij. Hij... hij zei: "Broeder Branham, ik voel me alsof ik kan flauwvallen." En hij zei...
Ik zei: "Maak je geen zorgen."
323 En toen stond broeder Carlson op en zei: "Nu, ik weet dat velen van u het oneens zullen zijn met broeder Branham, en dat soort dingen, maar", zei hij, "er is één ding, hij is niet bevreesd om hier te staan." En hij zei: "Ik zal het nu gewoon aan hem overdragen."
324 Ik zei: "Nu, ieder van u, hier is wat u tegen mij heeft." En ik noemde vier of vijf verschillende dingen. Ik zei: "Ik wil iemand hebben die zijn Bijbel neemt en hier naast mij komt staan en het weerlegt. Zeker. En als u het niet kunt, val mij dan niet lastig." Uh-huh. Dat is juist. Ja meneer. Ja meneer. Uh-huh! Dat is juist. [De gemeente applaudisseert – Vert]
325 Ik stond daar in Bombay, India, aangaande dezelfde zaak toen een blinde man daar stond. Die magiërs en al de anderen zaten daar, en zij, de heilige mannen, en de Mohammedanen en Boeddhisten, iedereen. Ik had reeds het visioen gezien dat deze man zijn gezicht zou ontvangen. Ik zei: "Laat een van u mensen daar hierheen komen en hem zijn gezicht geven. Ik werd vandaag door zeventien verschillende religies onderhouden, en ieder van u ontkent Jezus Christus." Ik zei: "Als uw religie zo geweldig is, kom, geef deze man zijn gezicht."
326 Wat zou u zeggen? Hij was een zonaanbidder. Het was de Heilige Geest, maar zij dachten dat het telepathie was, ziet u, en dat ik hun gedachten las.
327 Ik zei: "Wel, zeker zal de God van de schepping, wanneer iemand het juiste wil doen, dan zal de God van de schepping hem beslist weer willen terugbrengen naar zijn normale toestand."
328 Ik zou dat nooit gezegd hebben als ik het niet in een visioen had zien gebeuren. Maar ik wist het toen. Zie? Je wilt niet iets nemen wat je veronderstelt. Je wilt er absoluut zeker van zijn dat je juist bent, dan maakt het je niet uit wat er gebeurt. Hij staat daar met je, dus wat maakt het uit? U weet wat daar gebeurde, en de blinde man ontving zijn gezicht.
329 Ongeveer twee of drie maanden geleden stond ik in de kamer. Ik hoorde een stem in de hoek spreken. Ik probeerde mijn vrouw te wekken om ernaar te kijken. Eerder daarvoor had een afschuwelijk ding bij mijn bed gestaan. Nadat Hij mij verteld had... Ik had een grote mamba snel voorbij zien gaan. Dat is een Afrikaanse slang, en hij probeerde mensen te doden, en hij zat achter mijn broeder aan. En ik schreeuwde: "O God, wat kan ik doen?"
330 Hij zei: "U is de kracht gegeven hem te binden." Zei: "Wees moedig."
331 Ik sprak tegen hem. En zijn staart ging de lucht in en draaide in het rond, en precies zoals het handvat van deze karaf hier, wurgde hij zichzelf, dood. Blauwe rook vloog uit hem.
332 De volgende ochtend toen ik wakker werd, lag ik daar. Ik zei: "Ik kan beter opstaan en de kinderen naar school brengen." Ik keek, en daar was dit afschuwelijk uitziende ding. Het zag eruit als Alley Oop in de stripkatern, hele grote horens staken eruit. Hij maakte een geluid, het klonk als een tokkende kip, of kakelend, zoals wanneer zij uit de schuur komen. Ik keek ernaar.
Ik zei: "Meda, Meda, lieverd." Maar ze werd niet wakker.
333 Ik dacht, "Ja, dat zou haar doodsbang maken." Ik wachtte daar een poosje, en zat ernaar te kijken.
334 Mensen spreken over duivels en weten soms zelfs niet wat ze zijn. Dat is juist. Maar u rent iedere dag zonder erbij na te denken op ze in – misschien – maar u zult het toch. Merk op.
335 En na een poosje was hij mij aan het beschuldigen. Zei: "Je hebt geen kracht bij God. Je bent slechts een opschepper. Je hebt geen kracht."
336 Ik zei: "Satan, je bent een aanstoot voor mij. Ga uit de weg, in de Naam van Jezus Christus." En hij vertrok.
337 Ik lag daar nog een poosje in bed. Toen ik begon op te staan, voelde ik een echt lieflijk gevoel over mij heenkomen. Ik dacht: "Vraag me af of de Heilige Geest nu dichtbij is?" En ginds in de hoek... Zo helpe mij, hier is mijn Bijbel over mijn hart. De lieflijkste stem die ik ooit in mijn leven hoorde, zei: "Vrees niet om ergens heen te gaan, en vrees niet om iets te doen, want de nooit falende tegenwoordigheid van Jezus Christus is met u waar u ook heengaat."
338 Dat maakte het vast wat mij betreft. Laat ze razen. Ik heb een Absoluut. Mijn anker houdt daar vast, omdat het het Woord van de levende God is. Amen. Ja.
Gelooft u Hem? [De gemeente zegt: "Amen." – Vert]
Laten we onze hoofden een moment buigen.
339 Als u dat Absoluut nu niet bezit, verkrijg het dan. Als u dat Absoluut zou willen hebben, die zekerheid in uw hart van de Heilige Geest, steek uw hand op en zeg: "Ik wil iets wat het Woord van God zal bekrachtigen, waardoor ik het Woord van God gemanifesteerd zie worden." Amen. God zegene u. Het is door het gehele gebouw. Dank u.
340 Ik vertel u slechts de waarheid, vriend. Laat het niet langs u heengaan. Ik beweer niet... Ik ben niets. Ik ben uw broeder. Besteed geen enkele aandacht aan een boodschapper. Let op de Boodschap. Let niet op de boodschapper. God zal hem bij u weghalen. Hij zal Zijn glorie met niemand delen. Dat is juist. Let u niet op de boodschapper. Let op de Boodschap.
341 Als een man hier naar binnen rent, mag hij zwart, geel, bruin, of haveloos zijn, als hij een check voor u heeft ter waarde van een miljoen dollar, dan zou het u niet uitmaken wat voor kleur hij had of hoe hij gekleed was. Het gaat om de boodschap die hij voor u heeft.
342 Nu, let niet op mijn grammatica en dergelijke. Bedenk slechts dat ik u vertel over Jezus Christus Die hier nu is. Geloof Hem met heel uw hart. Faal niet om Hem te geloven.
343 Ik let nu op om te zien wat Hij mij zal vertellen. Houd uw hoofden gewoon gebogen en begin te bidden. Heb slechts geloof. Twijfel niet.
344 Nu, hemelse Vader, het ligt allemaal in Uw handen. Ik bid, hemelse Vader, precies nu, dat mannen en vrouwen hierbinnen mogen beseffen dat dit geen gemakkelijke zaak is om te doen, terwijl ik een sterveling ben die onder mensen woont, bij mensen leef. Ik bid, hemelse Vader, dat zij dit zullen verstaan en begrijpen dat Uw dienstknecht over U probeert te spreken. En ik heb ontdekt dat U Uw Woord houdt, Here. Ik heb ondervonden dat het waar is. Ik ondervind dat U en Uw Woord precies hetzelfde zijn.
345 En U hebt mij tot zover veilig bewaard, Vader. Als... Die Engel die de mensen gezien hebben, en Zijn licht dat zij zagen, is in een Vuurkolom. Here, met heel mijn hart geloof ik dat het onze Here Jezus is. Ik geloof dat het Zijn Geest is, de Heilige Geest, Die wij allen aanbidden en waarin wij geloven.
346 God, mogen wij niet falen het nu te herkennen, en mogen wij het verstaan en terugkeren. En mag de gemeente zichzelf reinigen. Mag iedere denominatie dat doen. Vader, ik bid niet dat U die denominaties zult opbreken. Maar ik bid dat de Heilige Geest in die denominaties zal komen, en zij de dingen anders zullen zien, dat zij allen één zullen worden, een broederschap. Sta het toe.
347 Ik dank U voor hun fijne samenwerking, Heer. Als U hier niet in was geweest, was er niemand geweest om mij binnen te laten. Maar U, U gaf mij gunst bij deze predikers. Ik bid dat U hen zult zegenen, Here. Ik bid voor hen, voor een ieder speciaal.
348 Ik bid voor broeder Williams. Here, geef hem het verlangen van zijn hart. O, ik bid dat U hem zult helpen, hem en zuster Williams, met hun verlangens. Broeder Shakarian, zuster Shakarian, al deze bestuurders hier van deze grote groep leken die U er uitgeroepen heeft in deze laatste dagen, om te staan voor een boodschap om broeders samen te brengen, Here, mogen zij nooit een denominatie worden. Mogen zij vrij blijven van al die dingen, en hun armen uitspreiden om alle broeders die uit de Geest geboren zijn binnen te halen. Sta het toe.
349 Zegen al de groepen. Zegen de Eenheid, en de... al de verschillende groepjes, Here, die hun verschillende ideeën hebben, de Trinitariërs en degenen die geloven dat God twee is, en God drie is. En God is... O, wat zij ook geloven, God, laat hun weten dat er één ware God is; Jezus Christus is Zijn Zoon. En sta het toe, Here, dat zij bij machte zullen zijn deze dingen te verstaan, dat we geen vier of vijf goden hebben. We hebben één God in drie bedieningen; dezelfde God in Vader, Zoon, en Heilige Geest. Mogen zij... Mag de openbaring vandaag bij hen doorbreken, Here.
350 Mag dit geruzie ophouden. En mogen mannen en vrouwen in staat zijn met elkaar om te gaan, en één te zijn in Christus, want het uur is nu te laat voor deze argumenten en kleine dingen.
351 Ik geloof U. En ik geloof, Vader, dat allen die U hebt uitverkoren om tot leven te komen, Uw stem zullen horen en komen. "Mijn schapen zullen Mijn stem horen." En ik geloof dat U het zult toestaan, Here. Zegen hen nu.
352 Er zijn hierbinnen vele handen – misschien wel tweehonderd handen – omhooggestoken, die U willen ontvangen als hun Verlosser, en die U willen ontvangen als hun... hun Absoluut, iets waarop zij hun geloof kunnen funderen, waardoor hun hart ieder woord zal bekrachtigen en het tot manifestatie zal brengen. Sta het toe, Vader. In de Naam van Jezus Christus vraag ik het.
353 Nu, terwijl u hier tezamen bent in deze kleine groep, wil ik dat u bidt. Ik heb dit nog nooit gedaan, maar ik voel me geleid om het te doen. Blijf gewoon in gebed.
354 En hoeveel van u mensen hierbinnen kennen mij? En wanneer u ziek bent of een nood hebt voor uzelf of iemand anders, steek dan uw hand op. Die mij kent en weet dat ik u ken, steek uw handen op, overal. Zie? Het lijkt erop dat het over de hele zaal is. Nu, doe uw handen omlaag.
355 Nu, diegenen die weten dat zij mij niet kennen, en ik u niet ken, steek uw handen op. O, nog overal, geen manier om ze uit elkaar te houden.
356 Nu wil ik dat u bidt, bid oprecht. Twijfel nu niet. Bid gewoon. En laat de Heilige Geest...
357 Nu, als ik deze dingen heb gezegd, nu, u beseft weldegelijk dat het totaal onmogelijk voor mij is om te weten wie u bent, wat u bent, of wat dan ook over u, wat er verkeerd met u is. Maar wat gebeurt er? Heeft de Here Jezus niet dezelfde zaak beloofd voor de laatste dag? Was het niet dat Hij daar zei: "Zoals het was in de dagen van Sodom"?
358 Toen werd God gemanifesteerd in vlees, die Man Die daar kwam, gewoon een Man Die vlees van een koe of een kalf at, melk dronk, en brood at. En Hij zei: "Waar is Sara?"
Zei: "Ze is in de tent achter U."
359 En Hij vertelde wat Hij ging doen. Hij zei: "Ik zal u gaan bezoeken." Abraham noemde Hem Elohim, Here God. En Hij zei...
Sara lachte in zichzelf.
360 En Hij zei: "Waarom lachte Sara?" Met Zijn rug naar de tent toegekeerd.
Jezus zei: "Zoals het was..."
361 Kijk, daar was de natuurlijke kerk, de natuurlijke kerk, welke Lot en zijn groep was. Zij hadden een moderne Billy Graham die daarheen ging, enzovoort, en een Oral Roberts en anderen die hen eruit riepen. Zij deden in zoverre een wonder dat zij hen met blindheid sloegen. Zij predikten het Evangelie.
362 En daar waren de Sodomieten. Er zijn altijd drie groepen mensen. De Sodomieten, u ziet wat zij deden.
363 Maar de uitverkorenen, de zogenaamde Pinkstermensen – wat Abraham was – die zijn reeds uit Egypte, reeds uit Sodom, gevestigd in de landstreken, in de arme gebieden. Ziet u wat voor soort boodschap zij kregen?
364 Let nu op vandaag, wanneer was er ooit zo'n tijd? Vertel mij wanneer zij ooit naar Sodom uitgingen.
365 Onthoud, dat was Abraham, A-b-e-r-h-a-m, of A-b-r-a-h-a-m liever.
366 Wanneer was er ooit een boodschapper die naar de plaatselijke denominatiekerken ging waarvan zijn naam eindigde op h-a-m, G-r-a-h-a-m?
367 Hoe zit het met de Pinkstergroep? Het is nog nooit in de geschiedenis voorgekomen. Ik heb het laatst nog doorgenomen, heb namen gecontroleerd.
U zegt: "Namen hebben niets te betekenen."
368 Waarom moest Saulus' naam dan veranderd worden in Paulus? Waarom veranderde Simon in Petrus? Waarom werd Jakob Israël? Zeker betekent het iets.
369 Heb geloof in God. Zie datgene wat God u probeert te geven niet over het hoofd. Bid nu. Zeg: "Here Jezus, heb genade."
370 Als ik mij niet vergis, terwijl u uw hoofden gebogen heeft, kijk ik deze kant op. Ik denk dat het zuster Carl Williams is die hier aan mijn rechterkant zit. Is dat juist, mevrouw Williams? Ik... Aan deze kant, zuster Carl Williams? Het leek erop of zij hier aan mijn rechterkant zat. Ik was er niet zeker van. Was ik duidelijk? Ik ga er vanuit dat het niet zo is.
Ik probeer iemand te zien die ik ken.
371 Terwijl ik om me heen kijk, zie ik hier broeder en zuster Dauch zitten, maar zij zijn van de gemeente.
372 Is dat mevrouw Outlaw hier links van mij? Ik dacht dat u dat allemaal was, die daar zit. Mevrouw Outlaw, ik ken u. U bent iemand die ik ken. Ik wil u iets vragen. Kijk mij recht aan. Gelooft u dat ik Gods dienstknecht ben? Gelooft u dat de dingen die ik leer de waarheid zijn? Nu, mevrouw Outlaw, voorzover ik weet heb ik al meer dan een jaar niet met u gesproken, sinds ik de vorige keer hier was. Nee, ik geloof dat ik onlangs in het restaurant naar u zwaaide.
373 Kijk hier naar mij. Maar u hebt een last op uw hart, niet zozeer voor uzelf maar voor iemand anders. Dat is een jonge vrouw. Het is uw schoondochter. Gelooft u dat God bij machte is mij te vertellen wat er aan de hand is met uw schoondochter? Ze heeft last van een bepaalde verkoudheid, en ze is ook nerveus, heel erg nerveus. In orde. Maak u geen zorgen. Het zal haar gaan verlaten. Ze voelde het toen precies, terwijl ze hier zit. Ja. Het zal haar verlaten.
374 Heb slechts geloof. Gelooft u? [De gemeente zegt: "Amen." – Vert]
375 Hier zit een dame vlak voor mij, een volkomen vreemde. Maar kunt u dat licht niet boven haar zien hangen? Zij lijdt aan een zwakheid in haar lichaam. Zij, ze komt niet hier vandaan. Zij komt uit Californië. Ik ben een volkomen onbekende voor de vrouw, maar zij weet dat ik nu tot haar spreek. Ziet u dat licht boven haar hangen? Ik ben... Ik ken haar niet, heb haar nooit eerder gezien. Maar haar naam is mevrouw Elliott. Als u met geheel uw hart gelooft, zult u gezond naar huis gaan. Gelooft u het? In orde. Nu, als ik een vreemde ben, enzovoort, wuif dan ook zo met uw hand. Zie? Steek uw hand omhoog, en geloof met heel uw hart, zie of dat juist is. Heb geloof.
376 Hier zit een dame vlak voor haar, direct naast haar moet haar man zijn. Zij zit daar ook, en ze heeft een probleem met haar spieren. Er komen krampen in. Dat is juist. Ja, mevrouw. Mevrouw Darwich, als u met heel uw hart gelooft! Gelooft u? [De zuster zegt: "Ja." – Vert] Dat is het. Ik ken u niet, kende nooit uw naam of iets daarvan, maar dat is waar. Nietwaar? En u zat daar en zei: "Here, laat mij het zijn." Zie? Als dat juist is, wuif dan zo met uw hand heen en weer. Wuif met uw hand als dat juist is. In orde.
377 Dat is het. Ik heb haar nog nooit in mijn leven gezien. De hemelse Vader weet dat die dingen waar zijn. Dat is juist. Wat is het? Het is Jezus Christus. Wat wordt er gedaan? Dat is precies wat Hij zei dat er gedaan zou worden in de laatste dagen.
378 Nu, als dat juist is en God het volvoert, tonend dat het juist is, dan is het Woord dat ik predik juist, omdat het dezelfde God is Die Zijn Woord houdt. Geloof in de Heer.
379 Keer terug van uw lauwe manier van doen. Ga weg van deze dingen die u eruit trekken, zoals Hollywood, deze dingen die u, zoals de rest van de kerken, wegtrekken. Keer terug tot God, en verkrijg een absoluut dat het anker van uw hart zal vasthouden.
380 Wie van u zouden die ervaring met Christus willen hebben? Ga precies hier in Zijn tegenwoordigheid op uw voeten staan, terwijl u weet dat Hij hier is. God zegene u. God zegene u. Nu, dat is fijn. Nu, dat is wonderbaar. O my! Ik weet niet wat ik moet zeggen.
381 Als ieder van u hier die Boodschap zou willen aannemen, dat Jezus Christus hier precies met ons is! "Een kleine tijd en de wereld, de ongelovigen, zal Mij niet meer zien. Doch gij zult Mij zien. Ik zal met u zijn, zelfs in u. De werken die Ik doe, zult gij ook doen." "Jezus Christus Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig." Is dat waar? [De gemeente zegt: "Amen." – Vert] Wel, u ziet Hem werken, precies wat Hij beloofde.
382 Nu, Hij is hier. Het enige wat u hoeft te doen, is dat u niet... Leg eenvoudig uzelf neer en zeg: "Here Jezus, ik neem mij nu in mijn hart voor, vanaf dit uur, dat ik de Uwe ben, en dat U de mijne bent. En ik wil deze ervaring in mijn hart, dat ik Uw Woord kan spreken en dat Uw Woord zal leven. En ik geloof dat wat ik vraag, zal geschieden." Wilt u dat? [De gemeente zegt: "Amen." – Vert]
383 Laten we dan eenvoudig onze handen opheffen tot God en bidden, ieder van ons nu, iedereen. En dan wil ik dat u één hand opsteekt en één hand op iemand naast u legt. Juist. Dat is goed.
Zakenlieden, moge God u eeuwig zegenen en bij u zijn!