De aanklacht
Door William Marrion Branham1 Dank u, broeder Neville. Laten we even blijven staan voor gebed. Laten we onze hoofden buigen. Zijn er enige gesproken verzoeken, maak het bekend door een opgeheven hand, gewoon tot God, zeggend: "Ik..."? Houd nu in gedachten wat u Hem wilt vragen en geloof het met uw gehele hart, terwijl ik ook mijn gebed voor u aanbied.
2 Hemelse Vader, wij zijn... achten dit zo'n groot voorrecht om in het huis des Heren te komen op deze sombere dag, om daar het Zoon-licht van God te zien schijnen, en de Heilige Geest door de mensen heen te horen zingen, door de mensen te horen spreken, gewoon een kleine samenbundeling van Zoon-licht van binnen. Wij danken U hiervoor, de hemelse Zoonschijn rond ons hart. Wij danken U daarvoor! Nu, zij zijn...
3 Uw volk heeft gewoon hun handen opgeheven in deze samenkomst, opdat U de verzoeken die zij verlangen, vanmorgen zult beantwoorden. En ik bid, Vader, dat U al hun verzoeken wilt inwilligen. Er zijn er zoveel op deze lessenaar opgestapeld, en overal zijn er vele verzoeken om gebed; mensen zijn ziek, lijdend, telefoongesprekken van grote afstanden, ongeveer vijftig per dag. O God, wat moeten wij doen? Leid ons slechts, Here, wij weten niet waar heen te gaan of wat wij moeten doen, maar Gij kunt deze dingen leiden. Wij bidden dat U het ons toestaat, want het is onze bedoeling, Here... Het leven dat wij op aarde hebben, hebt Gij ons gegeven, en wij willen het gebruiken om U daarmee te eren. Nu, leid ons in deze dingen, Vader.
4 Zegen ons vandaag, daar wij bij elkaar gekomen zijn om het Woord des Heren te horen, om liederen te zingen, gebed aan te bieden. Verhoor onze gebeden. Verblijd U over onze liederen en spreek tot ons door het Woord, want wij vragen het in Jezus' naam. Amen. (U kunt plaatsnemen.)
5 Ik ken eenvoudig geen plaats waar het voor mij een groter voorrecht zou zijn om te staan, dan om achter de preekstoel te staan, om voor wachtende, hongerende, dorstende mensen het brood des levens te breken. En dit is een groot voorrecht.
6 Eerst wil ik vragen of er hier iemand van de familie Wright is: Hattie of Orville, of wie ook. Hattie. Is Orville bij je, Hattie? Wel, vraag hem of hij onmiddellijk langs mijn huis wil komen, over wat ik hem vertelde, weet je. Of hij even langs kan komen als hij kan. Ik vergat vanmorgen iets mee te nemen voor hun hondje dat ze daar hebben. Dus ik... Als jullie willen, rijd dan even langs huis, als jullie vertrekken na de dienst.
7 En nu, Edith, Hattie's zuster, die wij van klein meisje af kennen, die verlamd is sinds ze een baby was. En ze is nu een vrouw en ze is in een erg slechte toestand. Ongeveer een jaar geleden ging ik daarheen, toen zij voor de eerste keer een aanval had en ik ontdekte dadelijk wat haar kwaal was, door de hulp en genade van God. Wat eigenlijk de moeilijkheid van dit kind is...
8 Ze zit, haar ledematen zijn samengedrukt, en zij kan ze zelfs niet afzonderlijk bewegen. Dat komt door de geweldige druk op het zenuwgestel. Maar eigenlijk is er lichamelijk niets verkeerd met het kind, behalve de aandoening van kinderverlamming die zij kreeg toen zij ongeveer zes maanden oud was. Ze schreeuwde en huilde bijna haar leven lang, totdat... Wij baden vele jaren geleden voor haar, en sindsdien is zij gelukkig geweest, tot ongeveer een jaar geleden.
9 En nu is het echt de overgang. Met andere woorden, de verandering van haar leven, en haar zenuwen zijn in zo'n verschrikkelijke toestand. En de kleine dame heeft zich ingebeeld dat zij stervende is, dat zij gewoon niet zal leven, zij leeft van het ene uur naar het andere. En u weet dat zelfs heel gezonde, sterke vrouwen een verschrikkelijke tijd kunnen doormaken, soms hormooninjecties moeten krijgen; zij gaan naar klinieken en krijgen schokbehandelingen, enzovoort, gedurende deze tijd.
In het leven van de mens vinden twee overgangen plaats.
10 De overgang van een jongen tot man; van vrouw... van meisje tot vrouw. Ongeveer op de leeftijd van zestien, zeventien jaar worden zij een stel nachtbrakers. Als u ze slechts kunt verdragen op die leeftijd. Ik heb op dit moment een dochter op die leeftijd, Rebekah. Bid voor haar. En Billy, o, ieder van ons moet deze ietwat dwaze tijd doormaken, daarom moeten wij hen verdragen en inzien dat het iets is waar zij doorheen moeten gaan.
11 En nu heeft Edith precies de overgang van de zeven jaren. Om de zeven jaar verandert uw leven, en zij is zeven maal zeven, ziet u, dat maakt het iets moeilijker. En dat is een volkomen verandering; en het bezorgt de vrouwen last. Mannen hebben in deze tijd vaak een eigenaardig gedrag en verlaten soms hun vrouw. De vrouwen zijn na deze tijd onvruchtbaar. En wij moeten dat allen doormaken. Wij moeten eraan denken, dat dit dingen zijn die we van elkaar moeten verdragen en begrijpen.
12 En de kleine Edith is nu in deze toestand gekomen; zij heeft veel aan gewicht verloren en ziet er slecht uit. En ik zeg u... een keer een avond (niet allemaal tegelijk), eens even langs gaan... Zij hebben dag en nacht met haar opgezeten. En een klein ritje vanuit deze tabernakel en van de andere tabernakels – de zuster-tabernakels hier, laat iemand daar eens heengaan. Laat iemand van u de familie Wright eens gaan bezoeken, ik ben er zeker van dat zij het zullen waarderen. Ga er gewoon heen, en ga een poosje bij hen zitten en spreek met hen, geef hun een hand, ook als het niet meer dan een klein vriendelijk bezoekje is.
13 Wij vergeten dat zo gemakkelijk, weet u. En wanneer het ons overkomt, dan waarderen wij het ook, en wij moeten bedenken dat anderen het ook op prijs stellen. Ik ben er zeker van dat de familie Wright dat zal waarderen. Ik weet dat u het gedaan zou hebben als u op de hoogte was geweest van deze toestand. Maar u hebt het niet geweten, daarom heb ik u er vanmorgen over verteld.
14 Ga de familie Wright bezoeken en doe uw best Edith wat op te vrolijken. Nu, zeg haar niet dat zij er slecht uitziet, zeg haar dat zij er goed uitziet en dat ze weer op zal knappen. Wel, het zal in orde komen met haar, wanneer wij voor haar blijven aanhouden. Daarvoor zijn wij hier. Zij is onze zuster, en wij zijn hier om in deze tijden aan te houden voor dat kind. Precies zoals ik zou willen dat er iemand voor mij zou aanhouden en bidden terwijl ik door mijn beproevingen moet gaan, en u wilt iemand voor de uwe.
15 En de familie Wright is heel lang... een van de oudste leden die naar deze samenkomst komt. Zij, volgens mij, en broeder Roy Slaughter en zuster Slaughter. Ik heb hen een paar minuten geleden nog gezien en heb naar hen gezwaaid toen ze binnenkwamen. Ik dacht bij mijzelf, toen ik de hoek omreed: "Hoeveel jaren zie ik broeder en zuster Slaughter al hun plaats in deze gemeente innemen, door alle hoogten en diepten heen, en nog steeds trekken zij mee." En ook de familie Wright en zulke mensen, je waardeert die mensen, ziet u. En laten wij hun onze waardering tonen.
16 Nu, vandaag heb ik een lange boodschap. Het gaat over een aanklacht.
17 En dan, vanavond, ik hoor dat er avondmaal en voetwassing is enzovoort. Dus zal de herder vanavond spreken en wij zullen hier ook zijn. En als u hier in de buurt bent, kom en verheug u in de boodschap van de herder, van de Here, en ook in de voetwassing en het avondmaal vanavond. Het zal een volle, goedgevulde avond zijn, dus wij zullen u graag ontvangen, als u geen andere plaats heb om heen te gaan.
18 Dan willen wij onze waardering uitspreken over Don Ruddell, en... en onze broeder, en broeder Jackson. En al deze broeders zijn onze broeder, zustergemeenten die met ons verbonden zijn. Broeder Jack Palmer hier, die de groep in Georgia leidt. En wij willen deze mannen met heel ons hart waarderen. Voor de tijden dat wij diensten hebben, wanneer ik hier kom, en zij ons komen bezoeken. En wij waarderen dat.
19 Vanmorgen zie ik ook mijn goede vriend, dr. Lee Vayle en zijn vrouw. Ik herkende zuster Vayle daar het eerst en ik bleef rondkijken waar broeder Lee was. En ik heb, zoals de zuidelijke uitdrukking zegt, nog een appeltje met hem te schillen, zie, wanneer ik hem te pakken krijg. Ik keek elke dag naar hem uit op die conventie of hij daar was om mij bij te staan. Ik zei: "Welnu, als Lee komt, laat hij dan prediken, en ik zal dan alleen voor de zieken bidden." Wij lieten hem oproepen en al het andere, maar konden hem niet vinden; daarom heb ik een appeltje met hem te schillen, wanneer ik hem straks spreek. En we zijn blij dat broeder en zuster Vayle hier vanmorgen zijn.
20 En misschien zijn er nog vele anderen hier, die wij niet begrijpen. Ik zie hier een zuster, ik geloof dat zij van Chicago komt. Ik kan niet... Ik ken die groep daar wel, maar ik kan mij hun namen niet precies herinneren. Dus wij waarderen hen van overal, waar u ook vandaan komt.
21 Ik zie de broeders hier, twee jonge mannen die ingewijd zullen worden als predikers (jong in de bediening, tenminste) vanmorgen. Twee van onze gekleurde broeders uit New York hebben juist hun geloofsbrieven via de Philadelphia gemeente ontvangen en hebben deze gemeente opgegeven als degene waar zij vandaan komen. En wij gaan hun de handen opleggen, dat God hun bediening in New York zal zegenen. Wij hebben daar twee of drie kleine gemeenten, geloof ik. Broeder Milano heeft een van de groepjes daar en wij zijn... wij waarderen hen. En hier zijn er nog twee die uitgaan om diensten te houden voor de mensen daar. En wij waarderen deze dingen.
22 De Here zegene u rijkelijk. Zovelen; ik kijk rond en zie verschillenden, en je kunt gewoon niet al hun namen noemen, maar ik weet dat Hij het begrijpt.
23 Nu, ik geloof... Als onze zuster, de pianiste, of iemand anders hier wil komen om voor ons te spelen:
Toen de vurige kool de profeet had aangeraakt,
En hem zo rein maakte, als rein maar kan zijn,
En toen de stem van God sprak: "Wie zal voor ons uittrekken?"
Toen antwoordde hij: "Hier ben ik, zend mij!"
24 Wel, wij dragen deze predikers op door oplegging van handen. Nu, wij beseffen dat de Bijbelse wijze van de inzegening van een prediker de oplegging der handen is. Ik geloof, dat de broeders van de 'Late regen', of de 'Battlefordmensen' enzovoort, hierover in verwarring zijn geraakt, toen zij meenden dat men door oplegging der handen Geestesgaven kon toedelen. Nu, wij geloven niet dat gaven door handoplegging komen. Wij geloven dat een... dat oplegging der handen een bevestiging is van wat wij reeds hebben gezien. Zie? Het betekent een 'amen'! Zie?
25 Nu, toen zij handen legden op Timotheüs, en op die andere broeders, hadden zij bemerkt dat in deze broeders de gave aanwezig was. Denk eraan: "Wek de gave op, die in u was, die kwam van uw grootmoeder Loïs." En zij hadden dat in Timotheüs gezien, en daarom legden de oudsten hem de handen op en wijdden zij hem in; niet dat zij een man de handen oplegden waarin zich nog nooit wat had getoond. Ziet u? En zij vroegen alleen om de zegen, en dat geloven wij allemaal. Wij delen daarom geen Geestesgaven toe; wij erkennen ze alleen en leggen hun de handen op om hen te bekrachtigen, omdat wij geloven dat God zulke dingen voor de mensen heeft gedaan.
26 Vanmorgen bemerkte ik daar helemaal achteraan broeder McKinney van... (ik geloof, dat hij Kinney of McKinney heet), de Methodistenprediker daar achterin, die hier ook pas kort geleden werd opgedragen (ik geloof dat dat zo is, hier op het podium), om met broeder en zuster Dauch in Ohio samen te werken en met de groep daar in Ohio.
27 O, wanneer wij allen tezamen komen, ons op deze kleine plaatsen verzamelen, dat is wonderbaar! Geen denominatie, generlei binding dan alleen aan Jezus Christus, dat is alles, zie; eenvoudig samen gezeten in hemelse plaatsen.
28 Goed, zuster, als u ons wilt geven... Laten wij dit ene vers ervan zingen: Toen de vurige kool de profeet had aangeraakt. Laten we het nu samen zingen.
Toen de vurige kool de profeet had aangeraakt
En hem zo rein maakte, als rein maar kan zijn,
Toen de stem van God sprak: "Wie zal voor ons uittrekken?"
Toen antwoordde hij: "Meester, hier ben ik, zend mij!"
Spreek, mijn Heer; spreek, mijn Heer. (Nu, broeders wilt u naar voren komen.)
Spreek, en ik zal u dadelijk antwoorden. [De gemeente zingt verder – Vert]
29 Laten de andere predikers naar voren komen, als zij willen, die de handen op hen zullen leggen.
... mijn Heer...
Degenen die verbonden zijn met de tabernakel hier: broeder Ruddell, broeder Lamb en de anderen. Precies hier, als u wilt.
Spreek, en ik zal antwoorden: "Heer, zend mij!" (Langzaam nu, alstublieft.)
O, miljoenen mensen sterven nu in zonde en schande;
Hoort hun treurige, bittere geschrei;
Haast u broeders, haast u tot hun redding;
Antwoord dadelijk: "Meester, hier ben ik!"
Spreek, mijn Heer; spreek, mijn Heer;
Spreek, en ik zal U snel antwoorden.
Spreek, mijn Heer, spreek, mijn Heer.
Spreek, en ik zal antwoorden: "Heer, zend mij!"
30 Hoe heet u, broeder? [De broeder zegt: "Orlando Hunt." – Vert] Broeder Orlando Hunt, uit New York City. Klopt dat? En broeder... [De andere broeder zegt dan: "Joseph Coleman."] Joseph Coleman.
Nu, wilt u zich even tot de aanwezigen wenden, mijn broeders.
31 Broeder Hunt en broeder Coleman, met een roep van God in hun hart. En zoals wij daarstraks het lied gezongen hebben: "Miljoenen sterven nu in zonde en schande"; zij hebben dit treurige en bittere geschrei gehoord. En wij vragen hun: "Haast u broeders, haast u tot hun redding." Zie? Antwoord snel: "Meester, hier ben ik!" Zo antwoorden zij deze morgen.
32 En nu, wij als broeders van deze gemeente, en deze groep, bekrachtigen dit door hun de handen op te leggen en hun de rechterhand der gemeenschap te geven, om met onze ondersteuning de getuigen van Jezus Christus te zijn: dat wij hen in alles zullen ondersteunen wat eervol en recht in het Evangelie is. Onze gebeden voor deze mannen zullen steeds zijn: dat God hen gebruiken moge om Hem te eren. En moge hun dienst in New York rijk en groot zijn. Moge hun leven gevuld zijn met dienst voor Hem, mogen zij kostbare schoven in het Koninkrijk brengen. Mogen zij een lang en gelukkig leven hebben. Moge de Here God, hen ondersteunen met Zijn eeuwige tegenwoordigheid, en hun gezondheid en kracht geven en hen in Zijn dienst houden, tot Jezus Christus ze roepen zal in hun eeuwige thuis, in de hemel der rust.
33 Laat deze samenkomst nu... terwijl wij onze hoofden buigen en wij, predikers, naar voren komen om hun de handen op te leggen. [Broeder Branham gaat van de microfoon weg, om beide broeders de handen op te leggen – Vert]
34 Onze hemelse Vader, wij leggen onze handen op broeder Hunt, in de Naam van de Here Jezus Christus, omdat wij van hem weten, Here, dat hij rechtvaardig is geweest. En wij danken U voor deze roeping in zijn leven voor de bediening. Here, spreek door deze broeder, win zielen en breng bevrijding, Here, aan hen die in gevangenschap zijn, zowel in ziekte, als in gedachten, lichamelijk en geestelijk. Here, geef hem een waarachtige bediening, dat hij aan het einde van zijn weg op deze lange weg mag terugzien en zien dat hij door de genade van God bekwaam was iedere vijand te overwinnen. Door onze Here Jezus Christus vragen wij het. Amen!
35 Op broeder Coleman leggen wij ook onze handen als getuigen, Here, om zijn roeping de bekrachtiging te geven, dat wij, deze gemeente, deze groep mensen, in hem geloven als een dienaar van Christus. En wij vragen of U hem zegent en een grote, machtige bediening geeft, dat hij zielen zal winnen voor U, Here, de gevangenen zal bevrijden en de kracht van Satan zal breken, die het leven van de mensen omgeeft, waarmee hij samenwerkt. Geef hem, Here, een leven dat vrucht draagt, goede gezondheid en sterkte. En wanneer hij ook aan het einde van de weg komt, sta toe, God, dat hij kan terugkijken op een lange weg en zien waar hij, door de genade van Jezus Christus, in staat is geweest om elke keten van de vijand te verbreken ter ere van God.
36 Hemelse Vader, mogen deze mannen nu zo leven en werken in de oogst van God. Moge Uw zegen op hen rusten en wees met hen tot de tijd dat wij ons allen verzamelen aan de voeten van onze grote Meester. Wij vragen het in de Naam van Jezus Christus. Amen!
37 God zegene u, broeder Hunt, en geve u een vruchtbare bediening. God zegene u, broeder, en moge Hij ook u een vruchtbare bediening geven. God zegene u. Opnieuw:
Toen de vurige kool de profeet had aangeraakt,
En het hem zo rein maakte, als rein maar kan zijn,
Toen de stem van God sprak: "Wie zal voor ons uittrekken?"
Antwoordde hij: "Meester, hier ben ik, zend mij."
O, spreek, mijn Heer (moge Hij spreken tot vele jonge harten), spreek, mijn Heer (die van God geroepen zijn);
Spreek, mijn Heer, spreek, en ik zal U snel antwoorden.
Spreek, mijn Heer, spreek, mijn Heer;
Spreek, en ik zal antwoorden: "Heer, zend mij!"
38 Hoe danken wij de Here deze morgen voor deze grote eer, dat de gemeente getuige mag zijn van het uitzenden van predikers op het veld in deze laatste dagen. De genade van God moge met u meegaan, mijn broeders. Ik hoop, dat Hij u zendt in buitenlandse gebieden, en over de hele wereld, en dat u deze ondoorgrondelijke rijkdommen van Jezus Christus zult prediken, waar het zo nodig is. De huidige wereld is zo behoeftig.
39 Nu, wij hebben zoveel van deze goede dingen; wij moeten slechts hier en daar wat nemen, om vanmorgen alles in de dienst te krijgen. Nu, vandaag zijn we... Ik spreek over een onderwerp waarover ik... Ik houd er soms niet van om deze werkelijk verschrikkelijke tijden te benaderen.
40 Nu, afgelopen zondag, als er enigen van u hier niet waren en de boodschap over De derde exodus niet hebben gehoord; en als u de bandopnamen wilt hebben, geloof ik daarvan zult genieten, De derde exodus.
41 Wat hebben wij hier? Een zieke jongen of zoiets? O, een kleine verlamde jongen. Ja. Moge God hem zegenen. Dat is het. Goed. Direct aan het einde van de dienst zullen wij hoe dan ook voor de zieken bidden, ziet u? Dus wij... Nu, we zijn...
42 Wij vragen u, als het misschien mogelijk voor u is, om de boodschap te nemen over De derde exodus; het is de derde keer dat het Licht, de Engel des Heren, de mensen tot een exodus [uittocht] roept, dat Hij Zichzelf zichtbaar op de aarde getoond heeft in een exodus. Zie? Ik vind dat werkelijk buitengewoon: de Derde exodus.
43 Vindt u het erg als ik mijn jasje uittrek? Het is verschrikkelijk warm in de Tabernakel vanmorgen, en de enige luchtverversing die wij hier hebben is, dat u uzelf lucht moet toewaaien. U moet het door uw eigen kracht voortbrengen. Dus wij hebben plannen om hier op een dag een koelsysteem te plaatsen, zodra wij de dingen geregeld kunnen krijgen.
44 Nu, wij waarderen het zeer, als u de boodschap De derde exodus zou willen horen. We hebben vele uittochten gehad, maar we kunnen met beslistheid onze hand leggen op de plaats en tijd van drie exodussen waarbij God in de vorm van een Vuurkolom naar beneden kwam om de mensen te roepen zich af te scheiden. En nu is het een afscheiding van mensen.
45 En wij zien, dat toen Hij Zijn eerste exodus riep, Hij voor hen uitging in een Vuurkolom en hen leidde naar een land, waar Hij later aan hen verscheen in de gestalte van een Man, genaamd Jezus Christus. (Hij kwam van God en ging tot God!) En toen werd Hij verworpen. En Hij kwam toen om de mensen uit een formele toestand te roepen, waarin zij waren terecht gekomen; zoals zij daar in Egypte waren: zij gaven zich over aan de zonden en de levensgewoonten van de Egyptenaren. En God riep hen eruit.
46 En nu zien wij dat zij de tweede keer afvielen onder de gevangenschap door het Romeinse Rijk. En zij vervielen in geloofsbelijdenissen en wendden zich af van de ware oprechtheid van de aanbidding; en God zond weer een andere exodus. Hij verscheen in de vorm van een Man, Die de mensen leidde.
47 In de eerste exodus was Hij een Vuurkolom. Toen Hij daarna op aarde kwam in het land waarheen Hij hen leidde... Wat een prachtig beeld zal het zijn in het duizendjarig rijk, waarheen Hij de gemeente nu leidt. Wij zullen Hem zien gelijk Hij is. Wij zullen een lichaam hebben zoals Zijn verheerlijkt lichaam.
48 En vandaag, door het licht van het Evangelie, weerspiegeld vanaf een Licht, een Vuurkolom zichtbaar onder ons... De wetenschap heeft het gezien; het stond in de tijdschriften over de hele wereld; en het is zowel wetenschappelijk als geestelijk herkend als dezelfde Vuurkolom, door dezelfde tekenen en dezelfde dingen, die het steeds tevoorschijn bracht. En nu, te midden van dagen waarin er veel fanatisme en dergelijke is, identificeert God Zich nog altijd. Nu, wij zien dit.
49 En wat is het wonderbaar te weten dat op een dag deze aardse tabernakel, dit oude, broze lichaam, waarin wij ziek en aangevochten zijn, veranderd zal worden en aan Zijn verheerlijkt lichaam gelijk gemaakt zal worden. Dan zullen wij Hem zien gelijk Hij is, en bij Hem zijn in het land, waarvoor wij vandaag reeds zijn bestemd. O, het geeft ons bijna het gevoel om op te staan en te zingen: "Ik ben bestemd voor het beloofde land." Ze zullen dat waarschijnlijk toch zingen bij de doopdienst, want het is ons dooplied.
50 Nu, tot de broeders, zowel hier als in de landen waar de bandopnamen heengaan (en dat is wereldwijd). Deze boodschappen zijn niet tot een bepaald individu gericht. Wij willen niet dat de mensen denken dat wij een soort kliek zijn, of een groep fanatiekelingen, die zich verzameld hebben om zich af te zonderen, schijnbaar het geloof niet hebbende; of om ons af te zonderen van iemand, of tegen God of tegen de kerk. Wij zijn vóór de kerk. Maar wij proberen alleen door de Heilige Geest en Zijn hulp, de reden uit te leggen voor deze afscheiding die wij vandaag hebben. Wij geloven daar niet in.
51 Wij geloven dat alle kerken gemeenschap met elkaar behoren te hebben, dat zij zich niet afgezonderd moeten houden, de Methodisten bij hun groep, de Baptisten bij hun groep, de Eenheidskerk-mensen, de Drie-eenheidskerk-mensen en wat er ook maar is, alles zondert zich af. Wij geloven dat allen bij elkaar behoren te zijn, als één grote verenigde groep van het lichaam van Jezus Christus, wachtend op die glorieuze komst. Zij behoorden helemaal niet afgescheiden te zijn.
52 En wat de afscheiding veroorzaakt, er moet een onderliggende reden voor zijn, waarom wij niet bij elkaar zijn. Terwijl ik dat bestudeerde, besefte ik, daarover nadenkend, dat het niet de kleur van onze huid is; want geel, zwart, bruin of wit, zonderen zich allen af in verschillende organisaties. Het is niet het soort voedsel dat wij eten; wij eten allen hetzelfde voedsel, wij dragen dezelfde kleding, enzovoort. Maar ik zie waar het in de basis om gaat, het is de mens, die van het gebaande pad van de leer van het Evangelie afgaat. Elk mens...
53 En er moet een mogelijkheid zijn om duidelijk aan te tonen wat goed en wat verkeerd is. En de enige manier waarop u dat ooit kunt doen, is door geen enkele uitlegging toe te voegen aan het Woord, slechts het zo te lezen als het is en het op die wijze te geloven.
54 Ieder mens die zijn eigen uitlegging geeft, laat het iets anders zeggen. Dat brengt het terug tot de oorspronkelijke organisatie van de Katholieke kerk, want de Katholieke kerk gelooft dat God in Zijn kerk is, en het Woord er niets mee te maken heeft, maar dat God in Zijn kerk is!
55 En wij de Protestanten, vinden in Openbaring 17, dat zij zich allen hebben verenigd, en dat de Katholieke kerk de moeder van alle organisaties is. En wij zien dat de Protestantse organisatie, blind als zij zijn, verblind, dezelfde natuur hebben als de Katholieke kerk. De Bijbel noemt de Katholieke kerk een hoer en noemt de Protestantse kerk hoeren. Het zegt dat de hoer de moeder der hoeren is. En dat zijn mensen, dat is een vrouw met een slechte reputatie, die niet trouw is aan haar huwelijksgeloften.
56 En wij beweren allen de bruid van Christus te zijn, en toch zo ontrouw. Wat veroorzaakt ontrouw? Door tegengesteld te leven aan de orde die God voor Zijn bruid heeft bepaald om naar te leven. Dat is naar mijn eigen mening de Bijbel, en het is het onfeilbare Woord van God, naar wat ik geloof.
57 En daarom zien wij, dat de Protestantse kerk, om een organisatie te hebben, zich zelfs van de Schrift afscheidt, om haar eigen organisatie te maken. Verordineerde predikers houden zich vast aan dingen die zij...
58 Nu, zij komen bij honderden in mijn studeerkamer en in de vertrekken, en zeggen tegen mij: "Broeder Branham, u stelt zulke uitdagingen voor de mensen. Niemand zal ertegen kunnen standhouden. Zij weten dat het de waarheid is."
"Wel," zei ik, "waarom doet u het dan niet?"
59 "Welnu, ziet u, als ik dat doe, kan ik om brood gaan bedelen. Niemand... Ik heb een bediening. Ik moet tot de Here komen, en ik moet tot de mensen komen. Ik zal dan geen ondersteuning meer hebben."
60 Realiseert u zich alleen dat Christus onze ondersteuning is! De Bijbel is onze steun. Zie?
61 Maar het is... Zie, dan werpt dat de Protestantse kerk precies op één hoop met de Katholieke kerk.
62 Het maakt de Katholieke kerk niet uit... Wel, ik zeg niet... Ik wil het niet zo ruw maken om te zeggen dat het ze niet kan schelen wat de Bijbel zegt. Zij geloven in de Bijbel, maar, zie, zij heeft een apostolische opvolging, waar de Katholieke kerk op gebaseerd is; dat is de opvolging van de pausen, en zij noemen Petrus de eerste paus, enzovoort. Nu, zij geloven dat; zij geloven dat nadrukkelijk.
63 En de Protestanten, zie, verzamelen zich en hebben een organisatie precies zoals ze het bij Nicéa, Rome, deden, waar zij de Katholieke kerk organiseerden door... op het concilie van Nicéa. En wij zien dat zij beiden gelijk zijn; zij doen allebei hetzelfde: zij verlaten het Woord van God, om een organisatie te maken. Zie? En wanneer het dan komt tot vele grote waarheden, die tegenwoordig vreemd schijnen, dat is het onbekend voor hen, omdat zij slechts door een ritueel werden onderwezen.
64 Wij hebben geen ritueel dan de Bijbel. Wij hebben niets, dan alleen het heilig Woord van God, en daar staan wij op.
65 En nu, vandaag wil ik slechts wat lezen van de Schrift, slechts voor een ogenblik, uit het heilige, gewijde Woord van God, dat wij in het drieëntwintigste hoofdstuk van het Evangelie van Lukas vinden, om een basis te leggen, een podium te hebben voor datgene wat ik wil zeggen, een uitgangspunt voor het onderwerp waarover ik wil spreken. Sla nu het drieëntwintigste hoofdstuk van het Evangelie van Lukas op, en ik wil slechts één vers lezen. Dat is alles wat ik vanmorgen als basis nodig heb, om het daarop te bouwen.
Wij lezen nu het twintigste... het drieëntwintigste hoofdstuk; het drieëndertigste vers van het drieëntwintigste hoofdstuk:
En toen zij kwamen op de plaats, genaamd Hoofdschedelplaats, kruisigden zij Hem aldaar, en de kwaaddoeners, de een ter rechter-, en de ander ter linkerzijde.
66 Nu, uit deze tekst wil ik vier woorden nemen, om uit het gelezene de basis te nemen voor wat ik wil zeggen: Daar kruisigden zij Hem – vier woorden. En mijn onderwerp is... Ik dien een aanklacht in tegen de denominationele kerken van de tegenwoordige tijd, en ook tegen de vele onafhankelijke, voor het opnieuw kruisigen van Jezus Christus in deze dag. Ik klaag hen aan. Deze morgen noem ik het: De aanklacht.
67 En ik wil het meer gebruiken alsof deze ruimte een soort rechtszaal was, waar er... En ten slotte zijn de preekstoel en de gemeente een rechtszaal. De Bijbel zegt dat het een oordeelstroon is en het moet beginnen bij het huis des Heren. En dit is als de troon, en de jury, en de getuigen, enzovoort. En ik heb vandaag Gods Woord als Getuige.
68 En mijn aanklacht is gericht tegen de kerken van deze tijd. Nu, ik... Ik wil hier niet de zondaren bij insluiten; ik spreek dit slechts tot de kerk. En het moet nu op de geluidsbanden opgenomen worden en ik wil proberen het zo snel mogelijk door te nemen. Ik klaag deze generatie aan voor de tweede kruisiging van Jezus Christus!
69 En nu, om dat in deze tijd waarin wij leven te doen, moet ik een bewijs aanvoeren. Als ik een aanklacht moet indienen, moet je een bewijs tonen van de misdadige overtreding die is begaan. Ik moet... Om hen aan te klagen moet ik een bewijs aanvoeren om te bewijzen dat het zo is, en dat wat ik zeg, stand zal houden voor de Hoge Rechter. Ik houd mijzelf als een gevolmachtigde bij deze aanklacht. Daar het Woord van God mijn getuige is, klaag ik deze generatie aan voor de kruisiging.
70 Ik moet en zal aantonen, dat vandaag dezelfde geest op de mensen is, die aanleiding gaf tot de eerste kruisiging, en die hetzelfde doet. Ik moet dat doen, als het weer een kruisiging is; dat zij gekruisigd hebben... Ik moet de mensen aantonen, dat dezelfde houding in de mensen vandaag hetzelfde doet in geestelijk opzicht, als wat zij toen in het natuurlijke deden; zij kruisigden Jezus Christus, de Zoon van God, naar het vlees! En vandaag wil ik door hetzelfde Woord en dezelfde Heilige Geest de kerken tonen waar zij staan; dat zij vandaag hetzelfde doen. En de Bijbel zegt dat zij het zouden doen; en ik moet bewijzen dat dit de dag is, waarin wij leven.
71 Enige jaren geleden kon het nog niet worden gedaan. Ik zeg, vijftig jaar geleden kon het nog niet worden gedaan. Maar vandaag is het zeer actueel. Tien jaar geleden kon het misschien nog niet gebeuren, maar vandaag kan het worden gedaan, want de tijd is ten einde gelopen. Wij zijn in de eindtijd. En ik geloof, als Zijn dienstknecht, dat wij op het punt staan uit dit land in een ander over te gaan.
72 Daarom is de tijd van bekering voor de natie voorbij; ik geloof dat deze natie zich niet meer kan bekeren. Ik geloof dat zij de grens tussen genade en oordeel heeft overschreden. Ik geloof dat zij in de weegschaal doorslaat.
73 "Broeder Branham, voor u met uw zaak begint; hoe gaat u dat bewijzen?"
74 Gewoon dit: dat wij schuldig zijn aan dezelfde zonden als waarvoor God de wereld voorafgaand aan de zondvloed vernietigde! Wij zijn schuldig aan dezelfde zonden als waarvoor Hij de wereld in Sodom en Gomorra vernietigde. En nu... En wij hebben precies hetzelfde geestelijke bewijs hier voor ons liggen, precies hetzelfde geestelijke bewijs, wereldwijd bekend, wat de genade van God aan die generaties bracht, en om dat af te wijzen bracht het oordeel. Dus als deze generatie diezelfde genade heeft afgewezen, die werd verworpen in die dagen, zou God onrechtvaardig zijn als Hij hen zonder oordeel door zou laten gaan!
75 Zoals Jack Moore, een vriend van mij, eens zei: "Als deze natie er zonder een bestraffing van God afkomt, zou God verplicht zijn Sodom en Gomorra op te wekken en Zich moeten verontschuldigen dat Hij ze heeft verbrand."
76 Wij weten, dat zij vandaag geestelijk hetzelfde doen; want zij doen het ook met hetzelfde doel en op dezelfde manier als dat zij de Heer toen fysiek kruisigden. Zij doen het uit jaloezie, vanwege geestelijke blindheid, daar zij het niet willen zien; zij willen het niet horen.
77 Op Zijn rondwandeling hier op aarde zei Jezus: "Terecht sprak Jesaja van u: U hebt ogen, maar kunt niet zien, en oren, maar kunt niet horen?" Zie?
78 Om dezelfde reden, hetzelfde doel en dezelfde argumenten brengen zij de kruisiging van Christus opnieuw tot stand (zoals wij daar later nog op terug zullen komen); om dezelfde redenen als waarom ze het toen deden.
79 Zij kunnen daar niets tegen zeggen; zij zullen het niet wagen of proberen uit te dagen. En zij weten dat het bewijs er is; en zij weten dat de Bijbel het zegt; en het enige wat zij kunnen doen is het lasteren. Zo is het precies. Dus, en dit alles, dezelfde redenen...
80 En nu, op deze basis klaag ik deze generatie aan voor de kruisiging van Jezus Christus; en schuldig aan een kruisiging. Met vuile, slechte, zelfzuchtige denominatiehanden hebben zij de Vorst des levens gekruisigd, Die Zich aan de mensen wilde bekendmaken.
U zegt: "Diezelfde Persoon?"
81 "In den beginne was het Woord... en het Woord was God. En het Woord werd vlees" en manifesteerde Zich. Het Woord werd geopenbaard in het vlees en zij veroordeelden het vlees en brachten het ter dood; omdat het Woord werd gemanifesteerd. Hebreeën 13:8 zegt: "Jezus Christus is Dezelfde, gisteren, heden en in eeuwigheid." Het is hetzelfde Woord. Zie? En om dezelfde reden proberen zij het Woord te kruisigen.
82 Nu, naar mijn tekst, om op het thema terug te komen dat ik mij heb voorgenomen. Daar, de vier woorden. Laat ons Daar verklaren. Daar in de heiligste stad van de wereld, Jeruzalem; daar in de godsdienstigste stad van de wereld. Daar kruisigden Zij, de godsdienstigste mensen van de wereld, tijdens een religieus feest, het Paasfeest, daar op de heiligste plaats, in de heiligste stad, de grootste van alle organisaties, de hoofdzetel van alles, daar waren zij, de godsdienstigste mensen in heel de wereld, samengekomen uit heel de wereld. Zij Kruisigden, de schandelijkste dood die er was, waardoor een mens gedood kon worden, naakt, zij trokken Hem zelfs de kleding af. "Hij verachtte de schande." Zij... Op het kruisbeeld [crucifix] hebben zij een doek om Hem heen gewikkeld, maar zij trokken Hem Zijn kleding af. Het schandelijkste!
83 Daar (in de grootste godsdienstige stad) kruisigden (door de schandelijkste dood) zij (de godsdienstigste mensen) Hem (de dierbaarste Persoon). Als dat niet genoeg is om deze generatie te veroordelen!
84 Daar, de godsdienstigste organisatie, de grootste van alle kerken, kwam tezamen in één plaats; zij, de godsdienstigste mensen van alle rassen, de mensen die de ware aanbidders van God behoorden te zijn... zij verzamelden zich op het grootste heilige feest dat zij hadden, de reiniging van het Pascha, toen zij van slavernij in vrijheid werden gebracht. En daar, op die tijd deden zij op die tijd, de godsdienstigste mensen, op het godsdienstigste feest, op de meest godsdienstige plaats, de Vorst des levens het schandelijkste aan wat gedaan kon worden: een mens te ontbloten en hem aan een hout te hangen; want "vervloekt is hij", zegt de wet, waaronder zij aanbaden, "vervloekt is hij die aan een hout hangt." En Hij werd voor ons tot een vloek gemaakt. Zij trokken Zijn kleren uit, sloegen Hem, bespotten Hem, de waarachtige God des hemels, namen Hem Zijn kleding af en nagelden Hem aan een kruis... Hem, daar kruisigden zij Hem met de Romeinse doodstraf.
85 Tegenwoordig is het niet de schandelijkste dood om doodgeschoten te worden. De schandelijkste dood is het tegenwoordig ook niet om door een auto overreden en gedood te worden, te verdrinken door water of te verbranden door vuur; maar de schandelijkste dood is tegenwoordig de openbare doodstraf, waar de hele wereld u veroordeelt en u schuldig verklaart.
86 En de hele wereld legde haar handen op deze Man en noemde Hem schuldig, terwijl Hij onschuldig was. En Hij stierf onder de vijand, niet onder Zijn vrienden, niet onder Zijn wetten, maar onder de kruisiging van de vijand. De Vorst des levens, de dierbaarste Persoon Die ooit heeft geleefd of ooit zal leven, Jezus Christus. Hem, de dierbaarste Persoon. Houd dat in uw gedachten, terwijl wij dat podium opbouwen voor vandaag.
87 Kunt u zich voorstellen, op een plaats als Jeruzalem, waar de mensen vijfentwintighonderd jaar of meer... of honderden jaren. Misschien heb ik dat een beetje te lang. Misschien was het acht- of negenhonderd jaar, of zoiets. Ik weet niet precies de tijdsduur vanaf dat Salomo de tempel bouwde, ik veronderstel dat het ongeveer achthonderd jaar was, zoiets dergelijks.
88 En zij keken uit naar de komende Messias. Zij hadden zich daar verzameld om te aanbidden op het Paasfeest. Denk daar nu eens aan: het hoofd van alle Farizeeën, Sadduceeën en wat zij nog meer hadden; één grote verzameling om God te aanbidden! Op de heiligste plaats, Jeruzalem, waar de tempel van de Here stond, greep het volk des Heren de Here Zelf en kruisigde Hem met de doodstraf! Wat een zaak!
89 Nu, die vier woorden: Daar kruisigden zij Hem. Nu, u toont nog steeds uw Bijbel, ziet u. Het zijn slechts vier woorden, maar de Bijbel vat al haar waarheden kort samen.
90 Ik daarentegen moet een omweg maken en verklaren waarover ik spreek, maar de Bijbel hoeft niets te verklaren, omdat het gewoon de volle waarheid is. Dus de Bijbel hoeft niets uit te leggen. Het hoeft het niet te verklaren, want het is geheel de waarheid.
91 Hier zijn vier woorden uit Zijn grote keten van Waarheid. Ik zal proberen het te uit te leggen. En als je zou proberen het duidelijk uit te leggen, zou je er een bibliotheek van maken. Ik heb geen manier om deze vier woorden te verklaren. Maar laat ons nu met de hulp van Hem, Die maakte dat dit geschreven werd, proberen deze vier woorden te verklaren, om het zo te brengen dat de mensen het kunnen verstaan.
92 Wat wij nu voor ons hebben: voor ons ligt de eerste kruisiging, op de godsdienstigste plaats, door de godsdienstigste mensen, de schandelijkste dood, van de dierbaarste Persoon. O, het is zo'n tegenstelling. My, o my! Het is zo schandelijk!
93 Laten wij nu eerst het eerste woord nemen: Daar. Laat ons daarover een paar minuten spreken, voor wij de aanklacht naar voren brengen. Wij zullen dit onderzoeken en u tonen wat zij toen deden, dan zullen wij zien of mijn aanklacht juist is of niet. Daar, Jeruzalem, de heiligste eenvoudige plaats, omdat daar de tempel stond; de heiligste plaats, want, het... de tempel was daar. En Joden uit de hele wereld verzamelden zich in die ene plaats, een ontmoetingsplaats voor aanbidding. De grootste aanbiddingsplaats die er was, was in Jeruzalem. Daar was de tempel. Dat is... Er staat geschreven: "Alle mensen behoren te aanbidden in Jeruzalem." Zo is het, omdat het een middelpunt van aanbidding is.
94 En tegenwoordig hoort u hen, een van hen wil zeggen: "O, wij gaan naar die grote conferenties", waar deze denominaties het houden. En dan hebben we de opening van de... in Vaticaanstad en de inwijding van de pausen, enzovoort... Iedereen zegt: "Wij moeten allen naar de kamp-bijeenkomsten van de Methodisten, of de Bijbelbijeenkomst van de Baptisten gaan", of: "Wij moeten allen naar Rome gaan." Daar waar dat grote centrum (zoals zij het noemen) van het Christendom is.
95 Tijdens de laatste oorlog, toen Rome viel, gingen deze Duitse soldaten... (velen van u mannen weten het), trokken de Duitse troepen zich terug in Vaticaanstad en schoten op de Amerikanen toen zij naderden... Broeder Funk en broeder Roberson, en velen, en broeder Beeler, en veel van die broeders die in de oorlog waren, weten het. En weet u wat? Wij gaven bevel, dat zij niet op die stad mochten schieten. Amerikanen, jullie stonden daar en waren een schietschijf voor hen; maar op de Westminster Abbey, in Engeland, daar mochten ze rustig op schieten. Daar verzamelden de Protestanten zich, daarom was het in orde om daarop te schieten, maar niet op het Vaticaan; want ik hoorde de toespraak van president Roosevelt, toen hij het die avond uitzond, genaamd 'een Haardvuur-praatje'. Hij zei: "Toen Rome viel, wat een schande, want Rome is het hoofd van de hele Christenheid." Kunt u zich voorstellen dat een Protestant dat zegt?
96 Dus het grote centrum van de Christelijke godsdienst, wel, wij zullen dat plaatsen als Jeruzalem, als u wilt. Laten we het in Jeruzalem plaatsen, als u wilt. Het hoofd van al de anderen, het Sanhedrin, en van de Farizeeën en van de Sadduceeën, zij allen gingen naar Jeruzalem. Dat was werkelijk het hoofdkwartier.
97 En wat het organisatieleven betreft, zult u moeten toegeven dat de Rooms-katholieke kerk de moeder van allen is. Dat is zij zeker. En het begon met Pinksteren, en het kwam zover doordat zij zich gingen organiseren. Nu, wij, de Protestanten, zijn kleine zusters van deze kerk. En laten we nu zeggen dat het daar vandaag in het Vaticaan zou zijn.
98 Of, daar in Jeruzalem, zoals het toen was, toen alle mensen naar Jeruzalem moesten gaan om te werken... te aanbidden. Waarom deden zij dat in de dagen van Jezus? Waarom zeiden zij dat alle mensen in Jeruzalem moesten aanbidden? Omdat er slechts één plaats is, waar God met de mensen gemeenschap wil hebben: dat is onder het bloed van het offer. Dat is de reden waarom zij naar Jeruzalem moesten komen.
99 God wil de mensen nergens anders ontmoeten, dan onder het bloed. Als u het bloed verwerpt, dan is de plaats van ontmoeting met God weggenomen. God heeft in de hof van Eden Zijn eerste beslissing genomen, dat de mens Hem slechts onder het vergoten bloed van het offer kan aanbidden. Dat was de enige plaats waar God de mensen toen ontmoette, en dat is de enige plaats waar God ooit de mensen ontmoette.
100 En dat is de enige plaats waar Hij tegenwoordig de mensen ontmoet: onder het vergoten bloed van het Offer. Zie? Het kan mij niet schelen of u een Methodist, Baptist, of Presbyteriaan bent; als u uw verschillen kunt vergeten (Rooms-katholiek of wat u ook mag zijn) en onder het vergoten bloed wilt komen, dan zal God ons beiden ontmoeten. Daar kunnen wij Hem allen ontmoeten en gemeenschap hebben op dezelfde basis. Maar om een andere reden, omdat u een Methodist bent, zal Hij u niet ontmoeten; Hij zal u niet ontmoeten enkel omdat u Pinkstermensen bent. Hij ontmoet u slechts onder één voorwaarde; en dat is onder het vergoten bloed, wanneer uw zonden zijn beleden en weggedaan uit Zijn tegenwoordigheid. Dan, door het bloed... En het bloed is steeds voor Hem, en daarom kan Hij u slechts door het vergoten bloed zien. Dan bent u zo wit als sneeuw, zie, wanneer u uw zonden hebt beleden; anders bent u daar niet en kunt u geen gemeenschap hebben.
101 Daarom ziet u geen dingen gebeuren in de kerken; zij belijden dat zij in het bloed geloven, maar zij wijzen het werkelijke plan af om tot het bloed te komen, het Woord. Zie? Er is maar één manier waarop God dat Woord zal eren. U zult nimmer dat Woord eren, wanneer u komt en zegt: "Ik ben een Rooms-katholiek; ik eis dat dit wordt gedaan." Dat kunt u niet doen. U, Methodisten, Baptisten of Pinkstermensen, dat kunt u niet doen.
102 De enige manier waarop u het kunt doen is onder de barmhartigheid van God, door Zijn genade; door door het vergoten bloed van Jezus Christus te komen en te zeggen: "Here, ik claim de belofte." Zie? En als u dan werkelijk onder dat bloed bent, is God het aan dat Woord verplicht. Maar eerst moet u onder dat bloed zijn. Ziet u het nu? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
103 Geen wonder dat zij niet in wonderen kunnen geloven; geen wonder dat u niet in het bovennatuurlijke kunt geloven. Geen wonder dat zij het veroordelen. Om dezelfde reden dat zij het in het verleden veroordeelden, veroordelen zij het tegenwoordig. Zij zijn zo schuldig als ze maar kunnen zijn, want alleen onder het vergoten bloed...
104 En zij die het zouden wagen... Een kleine broeder die het in nederigheid waagt God op Zijn woord te nemen, heengaat en zijn zonden belijdt, en al die dogma's en dergelijke vergeet, en daar onder het bloed staat en het gelooft, zullen zij een fanatiekeling noemen. Zij zullen hem indelen, zoals wij zeggen (het is eigenlijk geen goed woord om van de preekstoel te gebruiken, maar opdat u het verstaat), hij is een zonderling [een "oddball" – Vert].
105 Zijn wij per slot van rekening niet allemaal zonderlingen? Zie? De gelovige is een zonderling voor de ongelovige en de ongelovige is een zonderling voor de gelovige. Dus, wie is nu de zonderling? Zie? De boer is een zonderling voor de zakenman, en de zakenman is een zonderling voor de boer, zie, dus wie is hij, hoe dan ook?
106 Ik vertel u, redding is een persoonlijke aangelegenheid tussen de mens en God alleen; één individu, "onze eigen redding zoekend met vreze en beven". En ik, als leraar of dienaar van Christus, ken vanmorgen geen andere basis dan het op het Woord te plaatsen. Ik kan het op niets anders plaatsen.
107 Nu, wij vinden daar dan, dat alleen onder het bloed God de aanbidder ontmoette; dus zij ontmoetten elkaar in Jeruzalem.
108 En Christus is Gods voorziene Offerlam. En vandaag is er maar één plaats waar God de mensen wil ontmoeten en dat is onder het bloed van Jezus Christus. Op iedere andere plek wordt het veroordeeld; God zal het nooit horen. U kunt allerlei emoties hebben en allerlei 'ismen', u kunt schudden en springen, en bloed, vuur en rook hebben en al het andere, maar zolang dat leven niet met het Woord overeenkomt en God dat leven grondig identificeert; dan heeft het geen zin het te proberen, omdat u er naast zit. En God zal u nooit tegemoet komen, totdat u onder de hoede van dat bloed komt. Zo is het!
109 Zo ziet u in de Schrift dat wij een Jeruzalem hebben gekregen (de gemeente heeft het); en het is in de hemel, een hemels Jeruzalem, waar God God is. En vandaag is het niet onder een geloofsbelijdenis of zoiets, dat wij een Jeruzalem proberen op te richten. Wij zouden... De Methodisten zouden nu een hoofdkwartier in Jeruzalem willen maken; de Katholieken zouden Rome willen maken. En de verschillende plaatsen waar wij onze hoofdkwartieren hebben, wij zouden dat ons... een Jeruzalem maken. Maar de Bijbel zegt dat ons Jeruzalem van boven is, hetwelk de moeder van alle gelovigen is.
110 Nu, en Christus is Gods voorziene Lam. Merk nu op hoe passend het was, toen het liet zien dat dit Jeruzalem tot een einde zou komen. Wanneer? Het was in kracht tot dat uur; het bloed van het lam was goed tot die dag. Maar nu bij de kruisiging verandert het. Het oude systeem heeft nu afgedaan. Er was een nieuw, en het Lam werd ten offer gebracht. Dit Lam, het Offerlam, bevond Zich onder hen. Zij veroordeelden het en deden daar precies wat zij moesten doen. Zo is het.
111 God zij geprezen, dat wij dit wonderbare, hemelse licht in deze laatste dagen zien, want de kerken doen hetzelfde vandaag. Tot het uur dat de georganiseerde godsdienst veroordeeld is en bewezen is dat zij het Woord van Christus opofferen, vanaf dan komt het Woord en het Woord alleen. Het oude paaslam is weggedaan en Christus werd ons Lam op de dag van de kruisiging. En de dag dat de denominatie het Woord van God kruisigde, en in plaats van het Woord een geloofsbelijdenis aannam, op die dag kwam het Woord in volle werking. Dat is pasgeleden gebeurd.
112 Let op het tweede. Het eerste was, daar, Jeruzalem. Het tweede, zij. Wie? De Joden, de aanbidders! Denk het u in: de aanbidders zelf doodden juist Diegene Die zij beweerden te aanbidden. Kunt u zich zoiets voorstellen, dat intelligente mannen die priesters waren, die geschoold waren, en zo'n doctorstitel hadden dat zij waarschijnlijk... Zij moesten van een bepaald geslacht of bepaalde stam zijn, voordat zij zelfs priester konden worden. Zij moesten Levieten zijn. Hun vaders waren priesters; hun grootvaders waren priesters; hun bet-over-over-over-overgrootvaders waren priesters. Zij moesten zo'n geheiligd leven leiden, want als er één jota tegen hen sprak, werden ze gestenigd. Geen genade was toegestaan. Heilig? Zeker, maar zelfgemaakte heiligheid. Zij moesten zo handelen om voor hun gemeente hun gezicht te kunnen tonen. "Van binnen", zei Jezus, "bent u vol doodsbeenderen."
113 Wat zou ik op deze plaats een aanklacht naar voren kunnen brengen! En mannen die weten dat dat de Waarheid is, dat dit Woord de Waarheid is, maar er een compromis over sluiten, om hun gezicht te kunnen tonen in een of andere organisatie. Uh-huh. Ik heb het recht hen aan te klagen, juist, op grond van Gods Woord.
114 Merk op, zij, de aanbidders, de mensen die naar de belofte hadden uitgezien, de mensen die er door de jaren en eeuwen heen naar hadden uitgezien en niets anders deden dan steeds in het seminarie zitten; maar zij hadden het Woord naar de leer van het seminarie ingedeeld en waren aan de eigenlijke waarheid ervan voorbijgegaan. Zij, de priesters, in de bediening van die dag; daar, in hun hoofdkwartier. Zij, de bediening van die tijd, doodden de waarachtige God, het Lam Zelf. Zij doodden juist Diegene, Die zij beweerden te aanbidden.
115 En vandaag klaag ik deze groep verordineerde predikers aan! Door hun geloofsbelijdenissen en denominaties kruisigen zij voor de mensen juist de God Die zij beweren lief te hebben en te dienen. Ik klaag deze predikers aan in de Naam van de Here Jezus, wegens hun leer; die beweren dat de dagen van wonderen voorbij zijn en dat de waterdoop in de Naam van de Here Jezus Christus niet voldoende en niet juist is. Wegens elk van deze woorden, die zij door geloofsbelijdenissen vervangen hebben, klaag ik hen als schuldig zijnde aan, en met het bloed van Jezus Christus dat aan hun handen is, klaag ik hen aan voor het opnieuw kruisigen van de Here Jezus voor de tweede keer! Zij kruisigen Christus voor het publiek, doordat zij hun datgene onthouden, wat zij verondersteld worden hun te geven; en zij vervangen het door er iets anders voor in de plaats te stellen, een kerkelijke geloofsbelijdenis voor populariteit.
116 Daar kruisigden zij, zij, degenen die beter behoorden te hebben geweten. Als iemand het beter zou hebben moeten weten, dan zouden het deze predikers wel moeten zijn geweest. Als iemand het beter moet weten, dan is het wel de geestelijkheid van tegenwoordig! Als iemand het behoort te weten dan toch zeker de bisschoppen, aartsbisschoppen, en predikers; en doctoren in de theologie horen beter te weten! Maar waarom kunnen zij het niet? O, wat een tegenstelling! Wat ligt hier anders voor ons dan een tegenstelling? Zij beweren dat zij God aanbidden en zij doden de Vorst des levens. Zij... Daar kruisigden zij Hem, en hier doen zij wederom hetzelfde, want Hij is het Woord.
117 Dat is wat Hij is, alleen een afspiegeling van het Woord. En dat is Hij vandaag ook, een afspiegeling van het Woord, proberend iemand te vinden, waardoor Hij Zichzelf kan weerspiegelen.
118 En deze mensen houden de samenkomst bij God vandaan. En als er iets gebeurt en men spreekt er in de gemeente over, dan veroordelen zij het vanaf het podium, van de kansel en zeggen: "Het is fanatisme. Blijf bij hen uit de buurt." Doordat zij dat zeggen, kruisigen zij Jezus Christus in 1963, en zijn zij even schuldig bij de... in die dag. Dat is een verschrikkelijke uitspraak, maar het is de waarheid. Op... Dat is precies wat zij vandaag doen.
119 En op deze basis, op de basis van het kruisigen van Christus, op grond van het feit dat zij het Woord nemen en het wegnemen van de mensen, gebeurt precies hetzelfde als wat zij toen daar deden. Het was het Woord Zelf, dat God door Zijn eigen Zoon weerspiegelde, om te bewijzen dat Hij het was. En Degene Die zij beweerden lief te hebben, de Jehova, Die Zich door de Schrift had geopenbaard, deed precies wat Hij gezegd had dat Hij zou doen, precies wat God zei dat Hij zou doen en Hij reflecteerde dit voor hun aangezicht. Maar uit liefde voor hun kerkgroep, en dergelijke, veroordeelden zij de Vorst des levens.
120 En ik veroordeel diezelfde groep vandaag en klaag hen aan als schuldig zijnde voor God, door het Woord van God, dat zij precies hetzelfde doen. Deze generatie wordt aangeklaagd. Denk aan Hebreeën 13:8. Hij is Dezelfde gisteren, heden en in eeuwigheid.
121 Hoe klaagden zij Hem aan? Omdat hun geloofsbelijdenissen Hem niet accepteerden, en diep in hun hart wisten zij wel beter. Heeft Nicodemus het in het derde hoofdstuk van het Evangelie van Johannes niet goed uitgedrukt: "Rabbi, wij, de Farizeeën, de predikers, de leraren, wij weten dat Gij een Leraar zijt van God gezonden; want niemand kan deze dingen doen, die Gij doet, zo God niet met hem is." Zie? Zij betuigden het openlijk door een van hun vooraanstaande mannen, en... wegens hun geloofsbelijdenissen kruisigden zij Christus.
122 En vandaag is er geen lezer die Handelingen 2:38 niet net zo kan lezen als dat ik het kan lezen; en al het overige net zo kan lezen als ik. Maar vanwege hun geloofsbelijdenissen en vanwege hun denominatie-legitimatiekaarten, die zij in hun zak hebben (het merkteken van het beest dat zij als lidmaatschapskaarten met zich meedragen)... En door die dingen te nemen, kruisigen zij voor zichzelf Jezus Christus opnieuw, en kruisigen zij Hem voor het publiek, en lasteren zij dezelfde God, Die beloofd heeft dit te doen, en brengen zij veroordeling over dit ras.
123 Nu, daar kruisigden zij, niet de zondaars, zij, dat is de gemeente van die tijd, zij vonden een fout bij deze Man, Die het Woord was... Is dat juist? Zij bevonden de Man Die het Woord was verkeerd. Nu vinden zij een fout bij het Woord, dat door de mens werkt (ziet u, zij draaien het gewoon om), dat in de persoon is. Dit, waar de Heilige Geest doorheen werkt, is Gods betuiging.
124 Hoe wisten zij dat Hij Christus was? Omdat Zijn werken bewezen wie Hij was. Hij zei: "Wie van u overtuigt Mij van zonde? Heb Ik niet precies gedaan wat de Schrift zei dat Ik zou doen? En wie... Laat iemand Mij zeggen, waar Ik ergens heb gefaald, waar Ik niet ieder teken heb laten zien dat Ik de Messias ben, dat Ik juist Degene ben Die u is beloofd!"
Zij zeiden: "Welnu, wij hebben Mozes. Wij geloven Mozes."
125 Hij zei: "Als u Mozes zou hebben geloofd, dan zou u ook Mij hebben geloofd. Als u... Mozes heeft Mijn dag gezien en verlangde in deze dag te leven. Mozes heeft het van verre gezien, en de profeten. En u leeft er nu middenin en u veroordeelt het. Gij huichelaars," zei Hij, "gij onderscheidt de tekenen in de lucht, maar het teken der tijd kunt gij niet onderscheiden."
126 Daar is het, het teken van de tijd. Waar classificeerde het Hem? Als fanatiekeling, als een krankzinnige. Ja, zij bevonden de Mens, Die het Woord was, verkeerd.
127 Hij was het Woord! Johannes, het eerste hoofdstuk, bewijst het:
In den beginne was het Woord, en het Woord was met God... en het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond.
Hij was het levende Woord Gods, omdat Hij God door Zichzelf tot uitdrukking bracht. Hij was zo volkomen aan het Woord Gods overgegeven dat Hij en het Woord hetzelfde waren. En precies zo moet het vandaag met de gemeente zijn, dat zij met het Woord van God één is.
128 Hoe kunt u een deel van het Woord zijn, wanneer u praktisch alles daarvan ontkent? En de reden dat het gedaan wordt, is niet vanwege de mensen... Dat is de reden dat ik geloof dat God tot mij sprak, om die mensen geen "Ricky's" en "Ricketta's" te noemen. De reden is, dat deze zelfzuchtige denominaties de mensen tot zo'n levenswijze brengen, als waarin zij leven. Zij kruisigden de Waarheid en die mensen noemen het een godslastering – en zij maken het tot godslastering, liever gezegd. Zij noemen het fanatisme enzovoort, en weten niet dat zij juist de waarachtige God lasteren, Die zij in hun gemeente komen dienen.
129 Daarom klaag ik deze groep geestelijken van vandaag aan, ik klaag deze generatie aan in de Naam van Jezus Christus. Met de autoriteit van Gods Woord: U kruisigt Hem opnieuw!
130 Merk op, Hij is Dezelfde gisteren en heden en in eeuwigheid. Gods Woord, betuigd in een Man.
131 Vergelijk die twee Golgotha's en hun beschuldiging. Herinner u: "Omdat Hij Zichzelf tot God heeft gemaakt, willen wij niet dat deze Man over ons heerst." Wat was de aanklacht, die zij op die morgen in de Raad konden vinden, toen zij Jezus kruisigden? Dat Hij Zichzelf God maakte. Hij was God. En dat Hij de sabbat gebroken had. En Hij was de Heer van de sabbat! Zij veroordeelden Hem omdat Hij Zichzelf God maakte. "U hebt geen recht om dit te doen. U hebt het recht niet. Onze hogepriester... Als er iets gaat gebeuren, dan komt het via onze priesters." Nu, vergelijk dat met het Golgotha van heden.
132 Toen God (het behaagde de Vader, God, de Geest, Zijn eigen Zoon op te wekken) Maria door de Heilige Geest overschaduwde en een lichaam voortbracht dat Hem en Zijn doel kon dienen om... God was in Christus, de volheid der Godheid lichamelijk; in Hem weerspiegelend wat God voor de mensen was, om de hele wereld te laten weten wat God wilde dat ieder individu zou zijn: een zoon, een dochter. Hij nam één Man en deed het. En omdat Hij Zich niet bij één van hun organisaties aansloot, veroordeelden zij Hem en kruisigden zij Hem.
133 Nu, vergelijk dat Golgotha met vandaag! [Leeg gedeelte op de band – Vert] Vanwege organisatorische vooroordelen, vanwege de onverschilligheid tussen de geleerden die het plan van God en Zijn Woord behoorden te kennen; hierdoor kan God slechts een kleine groep mensen nemen waardoor Hij kan werken, ergens, en Zichzelf kan weerspiegelen, die zich voor het Woord zullen vernederen. En zij kunnen niet zeggen dat het niet zo is.
134 Zij konden niet zeggen dat Hij het niet gedaan had, want hun samenkomst was er getuige van. Het was voor hun aangezicht gebeurd. Zij konden het niet loochenen. Zij konden Zijn aanspraken niet loochenen, omdat het waarachtige Woord, waarvan zij zeiden dat zij het geloofden, Degene was, Die had bewezen dat Hij het was. Want God nam het Woord over wat de Messias zou moeten zijn, en toonde het door een Man, en zij moesten van Hem af komen. De enige manier waarop zij door konden gaan was die Messias weg te werken. Zij deden het door verblindheid en onwetendheid, ongeacht hun opleiding. Zij waren werelds gesproken knap en intelligent.
135 Zoals wij het onlangs op een avond vergeleken. Toen het licht de rijke jongeling trof, zie wat hij deed. Hij weigerde het – een knap man. Paulus, een andere knappe man, het licht trof hem. Wat deed hij? Hij aanvaardde het! Hij vergat alles wat hij eerst had geleerd, opdat hij Christus mocht kennen. Dat maakte zijn leven het Evangelie waardig. (Dat was de prediking van vorige week zondag.)
136 Zo is het vandaag. Het treft misschien een kleine man die begon, die voelde dat hij een roeping van God kreeg; hij ging naar een seminarie en leerde een of andere geloofsbelijdenis. Hij moest naar die geloofsbelijdenis leven of zijn lidmaatschapskaart inleveren. Wanneer hij dat doet, is hij gebrandmerkt. Niemand anders wil hem hebben, want eens behoorde hij ergens toe, maar nu behoort hij er niet meer toe. Zij nemen aan dat er met die man iets niet klopt en zij willen hem niet in hun samenkomst hebben, omdat die samenkomst alleen kijkt naar één kenteken en dat is: of hij gelooft wat zij geloven.
137 Of hij een lidmaatschapskaart heeft, of hij een Methodist is, of hij een kaart heeft... of dat hij behoort tot een andere gemeenschap, of de Eenheidskerk of de Drie-eenheidskerk, of wat het ook maar is, de Kerk van God of in de Pinksterkringen en al die kringen... Als hij een lidmaatschapskaart heeft, denken zij dat het hoofdkwartier hem heeft onderzocht en zijn verstand heeft getest, en hem een psychiatrische test heeft gegeven, en gekeken heeft of zijn IQ hoog genoeg is, zodat hij voor hen zou kunnen spreken. Wanneer hij daar niet aan voldoet, zullen zij hem afwijzen. Zo is het.
138 Maar ziet u, de gemeente behoort de hand des Heren gade te slaan: zij moet zien of God hem zijn wijding geeft of niet. Daarnaar behoren wij te kijken. Maar vandaag kruisigen zij de Zoon van God opnieuw. Wanneer een man door de genade van God bekwaam is om door God geroepen te zijn, zodat God Zichzelf door hem kan reflecteren... "De werken die Ik doe, zult gij ook doen", zei Hij. Merk op, in wat voor een dag wij leven.
139 Zij, zij nemen, zij nemen hetzelfde Golgotha als dat wij vanmorgen kunnen nemen, en om dezelfde reden... Nu, zij wisten dat het de waarheid was, maar vanwege jaloezie en vooroordelen... Wat zei Jezus tot hen: "Indien Ik door de vinger Gods de duivelen uitwerp, door wie werpt u ze dan uit? Laat dezen uw rechter zijn, zie, indien Ik, door de vinger Gods de duivelen uitwerp."
140 Nu, net alsof u hen hoort zeggen: "Kunt U bewijzen dat het de vinger van God is?" Ik had het graag gezien, ik had graag gehoord dat zij Hem die vraag hadden gesteld. Maar zij waren daar te gewiekst voor.
141 Merk op! "Omdat Hij Zichzelf God had gemaakt", en Hij was God. "Wij willen niet dat Deze over ons heerst."
142 Maar nu komt die zaak, dezelfde oude kreet opnieuw. "De Bijbel is door mensenhanden geschreven", zeggen zij. "Wij hoeven daar niet naar te leven." Dat is van God. Dat is Gods Woord; het is God Zelf.
Gisteren sprak ik met een man, die zei: "Een of andere man kan die Bijbel wel geschreven hebben."
Ik zei: "Ja, dat klopt. Zijn Naam... wij kennen Hem als God."
143 Het werd in een tijdsverloop van bijna vierduizend jaar geschreven, de Schriften, helemaal vanaf Job en helemaal tot en met het Nieuwe Testament, en geschreven door honderden... en met tussenpozen van honderden jaren, en werd geschreven door verschillende mensen. En alhoewel zij elkaar niet kenden en in verschillende streken van het land woonden, zal niet één woord ervan het andere veroordelen. Ik daag een ieder uit onder het bloed van Jezus Christus te komen en op iedere belofte daarin aanspraak te maken. God is verplicht daarvoor zorg te dragen.
144 Maar zij zullen het niet doen. Zij zullen komen en zeggen: "O Here, ik wil iets doen. Geef mij een grote gave. Halleluja, Here. Prijs God! Ik geloof dat ik het heb ontvangen. Halleluja!" Dat zal nooit werken. U kunt dan veel psychologie voortbrengen, maar het zal niet werken.
145 God moet die bekering erkennen; dat moet Hij doen. Wij zouden daar veel meer over kunnen zeggen, maar ik hoop dat u het verstaat.
146 Kijk! Maar nu willen zij niet hebben dat het Woord over hen heerst. Ik zeg: "Een ieder van u keer terug; u bent verkeerd gedoopt. U bent in de Katholieke kerkleer gedoopt."
147 "Wie bent u, om ons dat te vertellen?" Dat ben ik niet; het is het Woord! "Maar ik zeg u, wij geloven dat..." Het maakt mij niet uit wat u gelooft; het is wat de Bijbel zegt! "Maar daar hoeven wij toch niet naar te leven?"
148 U moet het wèl, anders bent u onder het oordeel van deze Bijbel, want: "Wie er één woord afneemt of aan toevoegt, dat deel zal uit het boek des levens worden genomen"; hetzij een prediker, een geestelijke, of wie hij ook maar is. U moet onder de heerschappij van dit Woord komen, want het is God. De Bijbel zegt dat het God is.
149 "Wij willen niet dat het over ons heerst." Zij nemen hun geloofsbelijdenissen en denominaties en hun stokpaardjes, waarin zij geloven, die door concilies van mensen werden aangenomen en nemen dat in plaats van Gods Woord.
150 Wat deden zij? Op de dag van de eerste kruisiging kozen zij Barabbas, een moordenaar, in plaats van de Zoon van God.
151 En vandaag nemen zij het woord van mensen, wat een leugen is, en de weg van de dood, en weigeren om de weg des levens te nemen, het Woord van God. Ik veroordeel deze generatie en klaag hen aan met het Woord des Heren, dat zij verkeerd zijn! Zij zijn schuldig aan de kruisiging, of aan het proberen de Geest te kruisigen.
152 Overal roepen zij om een opwekking. Hoe wilt u een opwekking hebben, wanneer het Woord Zelf niet door de mensen heen kan werken? Ik zou willen dat iemand mij dat kon beantwoorden. Hoe kan dit gebeuren, als u de waarachtige opwekking verloochent? Terecht sprak de profeet over hen: "vormen van godzaligheid". Hun eigen vormen verloochenden daar toen het Woord des levens. Vandaag verloochenen hun eigen vormen datgene wat hun een opwekking kan brengen, hun geloofsbelijdenissen en vormen. Zeker!
153 Zij nemen de denominaties en hun geloofsbelijdenissen in plaats van het Woord en dat kruisigt Zijn Woord en maakt dat Zijn Woord geen uitwerking op de mensen kan hebben. Als zij het Woord van God zo levend zien en precies op zijn plaats zien komen (dat God de belofte deed dat Hij dit zou doen, en hier doet Hij het) en zij maken er grappen over en keren er zich vanaf, dan is dat lastering. En zij proberen het Woord Zelf te kruisigen.
154 Waarom kruisigen zij het? Zij kunnen het Woord net zomin kruisigen als dat zij God zouden kunnen kruisigen. Zij konden het lichaam kruisigen waarin God woonde, de Zoon Gods; dat konden zij kruisigen, maar zij kunnen God niet kruisigen. Hij moest te dien dage het Offer zijn, om vele zonen Gods, die tot het eeuwige leven voorbestemd waren, binnen te brengen. Toen moesten zij het doen, maar nu kunnen zij het niet doen. Zij kunnen het niet, want het Woord Zelf zal voortleven. Maar zij...
155 "Wat doen zij? Hoe formuleren zij het? Wat zegt u nu, prediker? Waar baseert u het hier dan op, dat zij Hem kruisigen?"
156 Zij kruisigen de werkingen van het Evangelie op de mensen door hun geloofsbelijdenissen. Dat is de kruisiging: waar de mensen in die grote lijkenhuizen zitten, kerken genaamd, denominaties, en een grens van geloofsbelijdenissen trekken, en dat had... Het Woord van God kan geen effect op hen hebben, omdat zij juist de dingen veroordelen, waarvan Christus zei dat ze zouden plaatsvinden. Het komt gewoon niet overeenkomstig hun geloofsbelijdenissen.
157 En evenmin kwam Jezus in overeenstemming met hun opvatting over Zijn komst. Hij kwam op de wijze waarop God Hem zond en Hij kwam precies in overeenstemming met het Woord. Geen wonder dat Hij zei, dat Hij het verborgen had voor de ogen van de wijzen en de verstandigen en het had geopenbaard aan de kinderen, die gewillig waren te leren. Begrijpt u?
158 O, zij hebben de werkingen van het Woord gekruisigd. Ik heb een stel Schriftgedeelten hier. Ik zou er graag twee of drie citeren. Zij kruisigen het.
U zult zeggen: "Hoe kruisigen ze het Woord?"
159 Als Jezus zegt dat Hij gisteren en heden en tot in eeuwigheid Dezelfde is, Hebreeën 13:8, dan zeggen zij: "Op die en die manier is Hij het." Zie? Goed.
160 En Jezus zei, Zijn laatste opdracht aan de gemeente: "Gaat heen in de gehele wereld en predikt het Evangelie", Markus 16, "Gaat heen in de gehele wereld en predikt het Evangelie. Deze tekenen zullen hen volgen die geloven..." De gehele wereld, alle creaturen, en de helft is nog niet eens bereikt. En ieder jaar sterven er miljoenen die nog nooit de Naam van Jezus Christus hebben gehoord. Dus is het nog steeds het hoofdbevel; het is nog steeds een opdracht van God! "... de gehele wereld, en predik het Evangelie aan ieder creatuur. Die gelooft en gedoopt is, zal behouden worden; die niet gelooft, zal verdoemd worden. En deze tekenen zullen hen volgen die geloven: In Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen; zij zullen met nieuwe tongen spreken; als zij slangen opnemen of iets dodelijks drinken, zal het hun niet schaden. Als zij hun handen op zieken leggen, zullen zij gezond worden."
161 En zij zeggen: "Dat was alleen voor die generatie", en zij maken het gebod van God hier krachteloos voor en zij kruisigen de werking van het Woord van God voor de mensen. Amen!
162 Petrus zei op de dag van Pinksteren (met de sleutels van het Koninkrijk, die Jezus hem net gegeven had: "Wat u hier ook zegt, zal Ik daarboven zeggen.") ...
163 En op de dag van Pinksteren vroegen zij wat zij moesten doen om de Heilige Geest te ontvangen, waarin zij zich zo verheugden; toen zij anderen zagen doen wat zij dwaas noemden: wankelend, springend en vallend, en zich gedragend alsof zij dronken waren.
En zij zeiden: "Deze mensen zijn vol nieuwe wijn."
164 Maar er stond daar een man op, genaamd Petrus, die de sleutels van het Koninkrijk had, en die zei: "Dezen zijn niet dronken," Handelingen 2, "zoals u veronderstelt, want het is pas het derde uur van de dag. Maar dit is waarvan gesproken werd." Zie? Regelrecht weer terug naar het Woord, tonend dat de Geest nog steeds het Woord is, en het Woord nog steeds Geest is, het Woord van God. En het zal geschieden, zoals gesproken is door de profeet Joël, Joël 2:38 [Broeder Branham bedoelt Joël 2:28 – Vert]: "En het zal geschieden in de laatste dagen, zegt God, dat Ik Mijn Geest zal uitgieten op alle vlees."
165 Luister naar die profeet, die daar staat. Zie naar hem hoe hij daar zonder vrees tegenover die groep staat, en hen veroordeelt en aanklaagt. Hij zei: "Dit is de Schrift. Dit is datgene waarvan de profeet gesproken heeft: 'Ik zal Mijn Geest uitstorten op alle vlees. Uw zonen en dochters zullen profeteren. Op Mijn dienstknechten en dienstmaagden zal Ik Mijn Geest uitgieten. En Ik zal wondertekenen tonen, in de hemel en op aarde, bloed en vuur en rookpilaren.'" Hij bewees door het Woord dat dit het Woord was.
166 En zij lachten en maakten er grappen over, en zij gingen door het gericht. En de stad werd verbrand, en zij aten elkaars kinderen. En vandaag zijn zij een volk dat over de hele wereld verstrooid is, tonend dat de Heilige Geest nog steeds het Woord van God blijft om dit Woord tot leven te brengen.
167 Jezus Christus was de Persoon, Mens, God. Halleluja! Hij was de manifestatie van God. Hij was God in lichamelijke gedaante, om het Woord van God voor die tijd te weerspiegelen, opdat men in die tijd de belofte van God voor die tijd kon zien.
168 En de Heilige Geest is hetzelfde vandaag; het is de Geest van God over het geschreven Woord, Die iemand probeert te vinden waardoor Hij Zich kan weerspiegelen aan dit tijdperk, om te bewijzen dat Hij gisteren en heden en in eeuwigheid Dezelfde is. Johannes 14:12: "De werken die Ik doe, zult gij ook doen." "Jezus Christus Dezelfde, gisteren en heden en in eeuwigheid." Zie? Voortdurend proberend Zijn weg te vinden om Zichzelf te reflecteren.
169 En zij konden het niet. De mensen dachten zoveel van hun denominaties, hun kleine nesten die zij hadden, enzovoort, hun kerken genaamd, dat zij er niet naar wilden luisteren. Dat doen zij vandaag ook nog precies hetzelfde, zij kruisigen opnieuw.
170 Petrus zei op de Pinksterdag: "Gij mannen, die in Jeruzalem en Judéa woont, luister naar mijn woorden. Dezen zijn niet dronken. Wanneer u even stil staat, zal ik u tonen wat het is." En hij ging verder en verklaarde het hun.
171 Toen het hun als een steek door het hart ging, toen zij dit hoorden, zeiden ze: "Wat kunnen wij doen om gered te worden? Wat kunnen wij doen om dit te ontvangen? Wij zijn overtuigd dat uw woord juist is."
172 Hij zei: "Bekeert u en een ieder van u worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Want dit komt u toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zovelen als de Here, onze God, er toe roepen zal." Dat is wat zij moesten doen: zich bekeren en gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus.
173 Tegenwoordig heeft de Rooms-katholieke kerk daarvoor in de plaats "Vader, Zoon en Heilige Geest" aangenomen. In plaats daarvan een communie. "Steek uw tong uit en neem een ouweltje en de priester drinkt de wijn en u bent tezamen één." De 'communie', die in plaats van dat het de Heilige Geest is, de 'heilige Eucharistie' wordt genoemd. En een "Vader, Zoon en Heilige Geest", een trinitarische doop, terwijl er in de Bijbel zelfs niet over gesproken wordt. De Naam van de Vader, de Zoon en Heilige Geest is de Here Jezus Christus! En wanneer u dat aan dit verkeerde geslacht laat zien...
174 Zoals Petrus zei: "Bekeert u van dit verkeerde geslacht."
175 Wanneer u het hun laat zien, wat doen zij? Zij maken er grappen over en zeggen: "Onze kerk leert het niet op die manier." Dan bent u schuldig; u bent schuldig aan de kruisiging van Jezus Christus, door de kracht van God weg te nemen van de mensen. U kruisigt het Woord Zelf voor hen en u veroordeelt uzelf en uw samenkomst. U voert hen in een dodelijke val.
176 Zoals ik vorige zondag over die prediker sprak, Martin Luther King, daar met zijn dierbare mensen; hij leidt hen regelrecht in een dodelijke val. O, als er toch maar iemand eens met die man zou kunnen spreken! Ik wou dat ik het kon. Alleen vanwege een kleine opstand over een schoolkwestie, zie, of een... Wat maakt het uit! Mijn goedheid! Als de mensen niet genoeg gevoel hebben om met een mens om te gaan vanwege zijn kleur, dan zijn zij hoe dan ook veroordeeld en dood. Deze natie geeft hun recht. Vecht daar niet tegen. Doe dat niet. Hoe zou het zijn als iemand zegt dat alle Ieren, of iemand, alle Duitsers, of iemand anders, zich moeten afscheiden... Daar zouden Christenen nooit om geven, zij zouden vastberaden doorgaan. En die man is een Christen. Als prediker zou hij die mensen niet in een opstand daartegen moeten leiden. Het zal de dood van miljoenen veroorzaken. Het zal een nieuwe revolutie voortbrengen. En het is een schande om dat te doen.
177 Hetzelfde speelt zich ook hier af. Het is weer precies hetzelfde. Dat klopt. Zie? Wanneer de mensen toch alleen maar naar de waarheid wilden kijken en zien wat de waarheid is... "Onze gemeente gelooft dat niet. Wij hebben een andere weg." Goed, maar het is niet de juiste weg. Het is niet waarop het aankomt.
178 Hij zei: "Bekeert u en een ieder worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus tot vergeving van zonden." Maar zij willen het niet doen! O, wat hebben zij toen gedaan? Nu, dat is nog maar één ding uit de honderden. We zullen er misschien toe komen, zo snel als wij kunnen.
179 Welnu dan, de tweede kruisiging. Als een mens "Vader, Zoon en Heilige Geest" accepteert, een geloofsbelijdenis in plaats van het Woord, titels in plaats van de Naam, wat doet hij de mensen dan aan? Hij kruisigt de uitwerkingen van het Woord bij de mensen, wanneer hij zegt dat Markus 16 alleen voor die generatie was.
180 En God zei daar Zelf, toen Jezus tot hen sprak: "Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen. Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet geloofd zal hebben, zal verdoemd worden. En deze tekenen zullen degenen volgen..." Hoe ver? Iedere natie, elke belijdenis, iedere tong, elk ras, alle mensen, hetzelfde Evangelie. "En deze tekenen zullen de gelovigen volgen." Wanneer iemand probeert dat uit de Bijbel te halen, kruisigt hij de uitwerkingen van het Evangelie voor die samenkomst. Dus klaag ik u aan in de Naam van Jezus Christus: U bent schuldig aan het vermoorden van de Here!
181 De kerk haatte Hem. Waarom? Hij was hun eigen God. Zij haatten Hem en ontkenden dat Hij hun Messias was. Nee, zo'n Messias wilden zij niet.
182 En vandaag doet de kerk hetzelfde; zij ontkent het Woord. Zij willen het niet; het is in strijd met datgene wat hun geleerd is te geloven door hun geloofsbelijdenissen.
183 En het Woord is de Messias. Gelooft u dat? Wel, de afspiegeling van het Woord, wat is dat dan? Een afspiegeling van de Messias, wat de Heilige Geest onder ons is. Hij weerspiegelt Zichzelf, dat probeert Hij, waar Hij ook maar een lamp kan vinden waardoor Hij kan kijken, die niet door de rook van geloofsbelijdenissen en dergelijke verduisterd is; waardoor Hij licht kan geven.
184 Onthoud dit, zij stonden op, reinigden hun lampen en maakten het lampenglas schoon, maar het was te laat. Dus wanneer iemand deze Lutheranen, Presbyterianen, Methodisten ziet proberen binnen te komen in deze laatste dagen om de Heilige Geest te ontvangen, wel, dan weet u dat zij het niet zullen krijgen. Wel, zij mogen dan in tongen spreken en rondspringen, maar kijk wat er gebeurt. Ze zijn absoluut... Het is een tijdteken dat het met haar voorbij is. Wij zijn aan het einde.
185 Ieder ogenblik kan de gemeente de uitdaging horen om 'hogerop' te komen. Amen!
186 Precies juist, precies in de juiste orde. De Heilige Geest maakt hier Jezus Christus tot een realiteit door diegenen door wie Hij kan werken, Zichzelf kan bewijzen; Hij komt neer, laat Zijn foto nemen, toont het, laat de wetenschap het nemen, spreekt daarover en vele andere dingen meer en bewijst daardoor precies wat Hij zei dat Hij zou doen. Doet precies de dingen die Hij zei dat Hij zou doen, Schriftuurlijk. Nu, geen geloofsbelijdenis of een of ander idee dat door mensen is bedacht: een hoop bloed, vuur en rook, en dergelijke; maar een Schriftuurlijk (Messiaans) bewijs. Er zijn heel wat imitaties en nabootsers, enzovoort, maar dat doet alleen maar het werkelijke Woord beter uitkomen. Zo is het. Laat ons mensen zijn die geestelijk zijn, die het echte van het valse kunnen onderscheiden. Zie?
187 Verloochent Hem; verloochenden hun Messias. "Wij wilden Hem niet." En hetzelfde doen zij vandaag. "Wel, als ik daarheen zou moeten gaan, en me moet gedragen zoals die groep, dan wil ik het helemaal niet." Goed, dan heeft u het helemaal niet; dat is alles. Zie? Hetzelfde nu.
188 Ofschoon Hij volledig werd geïdentificeerd, wilden zij Hem niet. Zij haatten Hem. Waarom? Wij noemen hun predikers 'adderengebroed'. Hij zei: "U, stel witgepleisterde muren, u bent niets dan een kerkhof. Uw buitenkant is versierd met gewaden en omgedraaide boorden, en aan de binnenkant zijn doodsbeenderen." Zie? Hij nam geen blad voor de mond. Hij was een kleine, eenvoudige Galileeër, een timmermanszoon, maar Hij nam geen blad voor Zijn mond. Hij zei het hun ronduit.
189 "Denk niet...", zei Johannes, Zijn voorloper (nog iemand die geen blad voor de mond nam), hij zei: "Kom niet aan met te zeggen dat Abraham uw vader is. God is bij machte om uit deze stenen kinderen Abrahams te verwekken." Jazeker! "De bijl is aan de wortel der boom gelegd, en iedere boom, die geen vrucht voortbrengt, wordt afgehouwen en in het vuur geworpen." Jazeker! God is strikt en is standvastig en streng met Zijn Woord. Beslist!
190 Let op, Jezus, door de Schrift bevestigd! Hoort u mij? Jezus werd door God, door de Schrift geïdentificeerd als de Messias. Klopt dat? Wij zullen in een paar minuten de aanklacht van Petrus behandelen en u zult ontdekken of het zo was of niet. Hij was grondig geïdentificeerd, dat Hij God was, gemanifesteerd in een Man, de Zoon van God genaamd. Zo is het. Hoewel Hij grondig geïdentificeerd en betuigd was als het beloofde Woord, dat Hij de Messias was... Mozes zei: "Deze Messias zal, wanneer Hij komt, een profeet zijn", en al deze dingen zullen dan plaatsvinden.
191 De kleine vrouw met de... die bij de bron stond in die vuile toestand waarin zij was, wat symboliseerde dat? Dat God in deze laatste dagen uitgestotenen eruit zou trekken.
192 Denk aan gisteravond, bij de bruiloft... Of, de andere keer dat ik hier gepredikte. Bij het bruiloftsmaal, zij zeiden hoe... zij zeiden: "Ik heb een groot feest bereid, enzovoort; en ik heb al deze mensen uitgenodigd, en iedereen had een excuus."
"Ik kan het niet doen, omdat het onze geloofsbelijdenis teniet zal doen."
"Ik kan niet komen, omdat ik mijn... ik heb een vrouw getrouwd; zij wil mij niet laten komen." My.
"Ik ben hier in de buurt met een kerk gehuwd. Mijn moeder was een Methodiste, of Baptiste, of Katholiek, of Prote-... Ik kan daar eenvoudig niet voor instaan."
193 Hij zei: "En u wilt niet komen. En u zult niet van Mijn maaltijd proeven! Maar ga dan uit en dwing hoeren en prostituees en dronkaards en wie er ook maar zijn. Breng ze binnen en Ik zal ze in orde krijgen. Ik heb Mijn maaltijd bereid en Mijn gasten... Mijn tafel is bereid en er zal daar iemand zijn." Zij kwamen niet. Hij veroordeelde die Joden.
194 Maar wat is heden het geval?
"Ik behoor tot de Presbyterianen. Ik kan niet."
"Ik ben Methodist, Lutheraan."
"Ik behoor tot de Eenheidskerk."
"Ik behoor tot de Tweeheidskerk."
"Ik ben dit; ik kan niet... ik kan niet..."
Daar hebt u het. Dan zult u daar ook niet zijn! Dat is precies wat Hij zei. Dat is juist.
195 Een duidelijk betuigde Messias. Duidelijk betuigd, het Woord, het beloofde Woord. De God Die het Woord had beloofd, dat de Messias zo zou zijn: daar kwam Hij en stond daar precies. Hij zei tot hen: "Nu, waarin heb Ik gefaald? Als u Mij niet als Mens kunt geloven, geloof dan de werken die Ik doe; want dat zijn de dingen die vertellen wie Ik ben. Die zijn het die zeggen dat Ik de Messias ben. U wilt Mij niet geloven, omdat u denkt dat Jozef daarginds... En Ik werd daarginds in die kleine hut geboren en Mijn pleegvader hier is een timmerman. En u..."
196 Toen Hij daar in Galilea kwam en daar iets wilde doen... Hij zei: "Hé, Wie is deze Man? Wie is dit? Wel, deze Man, is dat niet... Zijn niet Joses en deze hier allemaal Zijn broeders? Zijn niet Zijn zusters hier onder ons? Heet niet Zijn moeder Maria en Zijn vader Jozef? Waar hebt u zo'n Man vandaan gehaald? Welke school heeft Hij bezocht? Hij heeft geen lidmaatschapskaart; Hij heeft ook geen geloofsbrieven. Waar kreeg een Kerel zoals dat... Waar heeft U dit eigenlijk gekregen?"
197 En de Bijbel zegt dat Hij gekrenkt werd. Hij zei... Vele machtige werken kon Hij niet doen, en Hij draaide Zich gewoon om en ging bij hen weg. Hij zei: "Een profeet is niet zonder eer, behalve onder zijn eigen volk (zie), in zijn eigen provincie (let op!), of in zijn eigen land."
198 Daar is Hij, de duidelijk betuigde Messias. Hij maakte geen aanspraak op eigen verdienste; Hij zei: "Ik kan niets doen dan wat Ik de Vader zie doen." En Hij daagde hen uit om te toetsen of Hij de Messias was.
199 En kijk eens naar die kleine slecht bekend staande vrouw; zij herkende het. Zij was niet vooringenomen. De lamp was niet... Zij was moreel gezien fout. Natuurlijk zou niemand dat goedkeuren. De wetten van God veroordelen dat. Zij was moreel fout, maar zij...
200 Zie, God beoordeelt u niet op uw... naar wat u bent. Hij verheugt... Hij beoordeelt u niet naar hoe groot u bent of hoe klein u bent; Hij beoordeelt uw hart: wat u wilt zijn!
201 En zij wilde niets meer van dat spul. En toen dit voor haar oplichtte, was dat wat zij wilde. Ongeacht wat zij toen was, zij was bereid om te komen. Zie? God beoordeelt het hart. De mens oordeelt naar de uiterlijke verschijning. God ziet het hart aan. Ongeacht wat zij was, dat licht flitste en dat besliste het. Zij vatte de kern van eeuwig leven.
202 O my wat is dit rijk voor mij, zie, te zien en te weten dat het de waarheid is. Daar wil ik op blijven staan. Ik zal laten... De God des hemels zal Zich verheffen en mijn stem zal op de magnetische band van Gods grote tijd daarginds staan. En het zal deze generatie van de laatste dagen veroordelen! Want het staat op de geluidsband, en het zal dan op de eeuwige band staan. Dat is juist. Het zal deze generatie predikers veroordelen, die een vorm van godzaligheid hebben, en de kracht van het Woord en de manifestatie ervan verloochenen, terwijl het duidelijk geïdentificeerd is, dat Hij nog steeds Jezus Christus is, Dezelfde gisteren, heden en in eeuwigheid. Ik klaag hen aan door het Woord van God.
203 Ik moet nu nog snel een andere belofte behandelen, want wij hebben nog maar ongeveer vijftien minuten.
204 "Daar... zij... daar... zij..." Wat? O my! Golgotha. En zij Kruisigden Hem. Ten derde [In het Engels is Kruisigden het derde woord van 'There they crucified Him' – Vert]: Zij Kruisigden Hem, omdat zij niet herkenden dat Gods beloofde Woord gemanifesteerd werd. En waarom kruisigden zij deze Man? Kunt u het zich voorstellen? Laat mij een ogenblik teruggaan. Waarom wilden die mensen zo'n Man kruisigen? Zoals Maria...
205 Ik las eens een boek met de titel "De Prins uit het huis van David". Het werd geschreven door Ingraham, doctor Ingraham. Het is een wonderbaar boek, een drama. Vermoedelijk is het gedeeltelijk waar, omdat enige oude manuscripten gebruikt zijn, die afkomstig waren van een vrouw die Adina genaamd werd. Zij kwam naar Palestina uit Egypte, Caïro, geloof ik dat het was, om haar opleiding te voltooien. Zij was daar in de tijd van Christus. En zij zou vandaar naar haar vader geschreven hebben. Het zou goed zijn, als u het te pakken zou kunnen krijgen om te lezen; het is werkelijk goed, "De Prins uit het huis van David". Dezelfde schrijver schreef het boek "De Vuurkolom" en daaruit nam Cecil de Mille "De tien geboden".
206 Nu, wij vinden in dit boek, dat deze Adina terugschreef. En zij zei dat op de dag van de kruisiging Maria Magdalena, uit wie Hij zeven duivelen geworpen had, voor de mensenmenigte uit liep en riep: "Wat heeft Hij misdaan? Wat heeft Hij gedaan? Hij genas alleen de zieken en probeerde hen, die in gevangenissen waren, vrij te maken. Wat heeft Hij gedaan, dan alleen goeds? Laat iemand het zeggen!"
207 En een man dreef haar met slagen bijna de hele hof door en zei: "Zou u deze dwaze vrouw eerder geloven dan uw priesters?"
208 Dat is het. Zie? Wat had Hij gedaan? Hij had niets gedaan. Waarom kruisigden zij Hem? Waarom? Waarom? Omdat zij niet herkenden wie Hij was.
209 En vandaag is het hetzelfde. De predikers en de hedendaagse mensen en onze moderne leraars hebben de mensen zo ingeprent om te geloven dat dit tovenarij is, of de duivel, of telepathie, of een misleiding, of dat het een of andere truc is, dat de mensen niet meer herkennen dat dit de betuiging van het Woord van God is voor deze tijd. Het zijn de tekenen van de laatste dag.
210 De kerken; als u niet tot hun organisatie behoort, zullen zij zeggen: "Ach, wel, dat is een gemaakt iets. Dat is een misleiding. Wel, kijk hier maar eens naar Die-en-die en Zus-en-zo." Maar laten zij het eens bewijzen dat de ware zaak een misleiding is. Uh-huh. Laten zij eens bewijzen, dat het verkeerd is. Zij kunnen het niet. Nooit is gebleken dat het vals is, en dat zal het ook nooit, want het is God. Zie? Maar zij willen wijzen.
211 Zij denken: "O, wel, als het een man met een grote naam was..." Maar omdat het een klein groepje is, een paar mensen die om zo te zeggen uitgestotenen zijn: "Wel, wij hebben deze personen uit onze kerk gezet." Zie? "Zij, zij kwamen eens naar onze groep, zie, maar zij gingen over op dit en zij neigden naar dat, en nu, ziet u, komen ze terecht bij... Wel, kijk maar wat het is en wie het is."
212 Het kan mij niet schelen. Zij hadden hetzelfde van Petrus, Jakobus en Johannes kunnen zeggen. "Een onwetende en ongeletterde man", zeiden zij... Maar ze moesten opmerken dat er sinds die tijd iets was gebeurd. Zij waren bij Jezus geweest! Dat maakte het verschil. Zie?
213 Zij deden het, omdat zij niet wisten wie Hij was. Zij wisten niet dat de betuiging van Gods Woord in die dag niet standhield... Nu, het was op een bepaalde dag, en dat was juist. In een bepaalde tijd was het juist om de wetten en andere verordeningen te houden. Maar diezelfde wetten die zij hielden, wezen hen naar een tijd waarin Hij zou komen en deze Mens zou zijn die Hij werd verondersteld te zijn. Zij hadden dit deel, maar zij namen het andere deel niet aan.
214 En dat is hetzelfde als wat ze nu doen. Zij hebben een kerk en zij geloven in Jezus Christus, zij zeggen dat zij dat doen, en dat soort dingen, maar zij loochenen het uur waarin wij leven! Het is zoals het oude spreekwoord luidt: Mensen prijzen God steeds voor datgene wat Hij gedaan heeft en kijken uit naar hetgeen Hij zou doen, of zal doen; maar zij negeren wat Hij nu doet. En daardoor worden zij veroordeeld. Zie? Zij denken: "God is wonderbaar. Hoe groot is Hij! Wat zal Hij gaan doen: Hij zal komen en er zal op een dag een opname zijn, en wij zullen naar huis gaan", en loochenen de juist de tekenen en wonderen precies hier in de tijd waarvan de Schrift zegt dat Hij dit doen zal. Zij missen het helemaal.
215 "Als de blinde de blinde leidt", zei Jezus, "zullen zij beiden in de gracht vallen." Bid slechts dat God uw ogen zal openen in deze laatste dagen. Goed.
216 Nu, hetzelfde doen zij vandaag; zij verloochenen en kruisigen dezelfde God vandaag, doordat zij Hem niet kennen. Net zo, door Hem te verloochenen. En daardoor, door te verloochenen, de dingen die zij vandaag doen, loochenen, kruisigen zij Jezus niet precies opnieuw, maar zij lasteren de Heilige Geest. En door dat te doen, doen zij het. Hoe lasteren zij de Heilige Geest? Hoe?
217 Hoe lasterden ze het daar in die dagen? Wel, zij konden Hem toen nog niet lasteren; Hij was nog niet gekomen. Zij noemden Jezus "Beëlzebul", noemden Hem "Beëlzebul", omdat Hij de geheimen van hun hart kon weten. Zij zeiden: "Dit is een duivel." Met andere woorden: "Hij is een waarzegger. Zo doet Hij dit, door waarzeggerij. Hij is niets dan een duivel." Zie, zij hadden vierhonderd jaar lang geen profeet gehad en zij waren het ontgroeid. Zie? Zij hadden alleen hun wetten. Zij zeiden: "Dit is Beëlzebul."
218 En Jezus zei: "Ik vergeef u dat, maar wanneer de Heilige Geest gekomen is", zie, nu, "en u er één woord tegen spreekt, zal u dat nooit vergeven worden."
219 Denk daaraan, het zal en kan niet, absoluut niet, er is geen genade... Wanneer u lastert en de Geest van God noemt... het Woord van God, dat door de Geest betuigd wordt... Zie, het Woord zegt dit; de Geest bevestigt het, en u noemt dat iets onreins, dan hebt u de grenslijn tussen genade en oordeel overschreden en het kan u nooit vergeven worden.
220 Dat is de reden waarom ik deze generatie aanklaag, dat zij schuldig zijn aan het kruisigen en lasteren van de gemanifesteerde Zoon van God! Zoals beloofd was door alle profeten en ook door Christus Zelf, dat het in de laatste dagen zo zal zijn; zoals het was in de dagen van Noach en in de dagen van Sodom. Lastering, want zij kruisigen voor de mensen de Zoon van God opnieuw, Zijn betuigde Woord. Eén woord ertegen en het kan nooit vergeven worden.
221 Nu, wat zult u dan gaan doen? Waar zult u gaan staan? Zij zijn verdoemd en wachten alleen nog op het uur, dat de toorn van God uitgegoten wordt. Zij zullen hen verpletteren.
222 Men houdt meer van de leerstellingen van door mensen gemaakte denominaties en dogma's, dan van het betuigde Woord van God; deze generatie van mensen. O, ik wilde dat ik hier veel tijd voor had. Zie? Deze generatie van mensen. "Deze generatie wijst de openbaring van God minachtend af, maar wij treden in de voetsporen van de apostelen." Dat klopt.
"'God', zegt u? Wel, dat zeggen anderen ook." Maar God betuigt het!
223 Jezus zei: "Als de werken niet van Mij getuigen, ga dan maar verder en zeg dat Ik het van Mijzelf zeg. Maar als de werken spreken, kunt u beter de werken geloven, zie, want het is het uur." Zei: "U weet wel of morgen de zon zal schijnen of dat het slecht weer zal zijn, u ziet het aan het rood van de lucht en dat het betrekt; morgen zal het mooi weer zijn." Zei: "De tekenen des hemels kunt u onderscheiden, maar van de tekenen der tijden weet u niets. Als u God gekend had, had u ook Mijn dag gekend."
224 En zij zeiden: "U kent Uzelf zoveel toe, U maakt Uzelf God." En zij sloegen Hem aan het kruis.
225 En de Heilige Geest is vandaag niet een derde persoon; het is God Zelf, gemanifesteerd in menselijk vlees door het bloed van Jezus Christus, om een leven te heiligen waardoor Hij zich kan weerspiegelen. En zij kruisigen datzelfde gemanifesteerde Woord. Begrijpt u het? De kruisiging van Christus vandaag zijn de mensen die de betuigde en gemanifesteerde Zoon van God zullen loochenen onder de mensen, door Zijn werken, waarvan Hij zei, dat zij zouden plaatsvinden in deze dag door Zijn Woord. Zie?
226 Nu, dezelfde betuiging moet hetzelfde zijn, als Hij dezelfde Zoon van God is, want Hij zegt in Johannes 14:12: "De werken die Ik doe, zult gij ook doen." Hebreeën 13:8: "Hij is Dezelfde, gisteren, heden en in eeuwigheid." "Indien gij in Mij blijft", Johannes 15, "Indien gij in Mij blijft, en Mijn woorden in u blijven, vraagt wat gij wilt, en het zal u gegeven worden." Jazeker!
227 Bedenk wel, het waren zeer religieuze mensen die dat deden. Het waren geen buitenstaanders. Zij waren de godsdienstige mensen van die dagen. En diegenen die het vandaag doen, zijn ook de godsdienstige mensen! Dezelfde kruisiging, hetzelfde vandaag. Snel...
228 "Daar kruisigden zij Hem", toen, toen. Zeker, toen zij Gods gemanifesteerde Woord verwierpen en hun geloofsbelijdenissen accepteerden in plaats van het Woord.
229 Is dat wat zij vandaag doen? Dat is het precies, zij doen tegenwoordig hetzelfde. Hij was het Woord en zij wezen het Woord af. Ik wil niet dat dit ene punt u ontgaat, zie, ik wil dat u dit niet mist. Hij was het Woord en toen zij Hem afwezen, verwierpen zij het Woord! En toen zij Hem verwierpen, kruisigden zij Hem tenslotte. En dat is wat zij in deze tijd hebben gedaan: zij wijzen het Woord van God af en hebben hun geloofsbelijdenissen aanvaard en hebben openlijk voor hun gemeenten de werking van de Heilige Geest gekruisigd. En zij zijn schuldig en ik klaag hen aan in de Naam van Jezus Christus!
230 Vijftien jaar heb ik Hem door het land heen zien bewegen, en nog steeds houden zij zich vast aan hun geloofsbelijdenissen. Zij zijn schuldig! Zij namen het Woord, wat de kerk – al de kerken – tezamen zou hebben gebracht, en hebben een grote verenigde broederschap gemaakt onder de Pinkstergelovigen en al de overigen. In plaats van dat te doen, verwierpen zij het, zij wezen het af, maakten er grappen over en noemden het nu van alles.
231 En nu proberen zij door een federatie van kerken, door het plan van de duivel, binnen te komen en te zeggen: "Nu zullen wij komen om wat olie te kopen." Zij zijn verworpen en zij... zij zijn schuldig aan de kruisiging van Jezus Christus. U moet het op Gods voorwaarden aannemen, want uw voorwaarden zullen niet werken. Zie?
232 Zij verwierpen Gods gemanifesteerde Woord, vanwege hun geloofsbelijdenissen en heden doen zij precies hetzelfde. "Hij was het Woord"; Johannes, Johannes 1. Hebreeën 13:8 zegt: "Hij is gisteren, heden en in eeuwigheid Dezelfde." Nu kruisigen zij Hem opnieuw.
233 Wist u dat de Bijbel zegt dat wij dat kunnen doen? Hoeveel zouden daar iets over willen lezen? Wilt u mij nog vijftien minuten de tijd geven? Goed! Laat ons nu even opslaan... Opnieuw gekruisigd. Laten we gaan naar Hebreeën, het zesde hoofdstuk, en daar een stukje lezen; Hebreeën 6, en zien of wij de Zoon van God opnieuw kruisigen. Zien of het mogelijk is.
U zegt: "U kunt Hem niet voor de tweede maal kruisigen."
234 We zullen bezien of wij dat kunnen of niet. Gods Woord is waar. Klopt dat? Hebreeën 6:1:
Daarom, nalatende het beginsel van de leer van Christus, laat ons tot de volmaaktheid voortvaren; niet wederom leggende het fundament van de bekering van dode werken, en van het geloof in God,
Van de leer der dopen, en van de oplegging der handen, en van de opstanding der doden, en van het eeuwige oordeel.
En dit zullen wij ook doen, indien God het toelaat.
235 Zie, Paulus wil laten weten dat deze dingen hier absoluut van belang zijn: doop, oplegging der handen, de opstanding, tweede komst. Al deze dingen zijn eeuwig; ze zijn de absolute waarheid.
236 Nu, let op! "Want het is onmogelijk..." Lees het met mij mee, dit ene vers. Ik wil graag, dat u nu met mij meeleest, het vierde vers. [Broeder Branham en de samenkomst lezen de volgende drie verzen gezamenlijk op – Vert]
Want het is onmogelijk, degenen, die eens verlicht geweest zijn, en de hemelse gave gesmaakt hebben, en de Heilige Geest deelachtig geworden zijn,
En gesmaakt hebben het goede woord Gods, en de krachten der toekomende eeuw,
En afvallig worden, die, zeg ik, weer te vernieuwen tot bekering, daar zij voor zichzelf de Zoon van God weer kruisigen en openlijk te schande maken.
237 Nu, is dit mijn woord of het Zijne? Een mens die komt tot een kennis... Bedenk wel, zij ontvingen het nimmer; zij waren grensgelovigen. Nadat wij de kennis van het Woord van God hebben ontvangen (u krijgt het door kennis, doordat u het leest en begrijpt), en wanneer u het dan afwijst, dan is het onmogelijk dat u ooit gered kunt worden! Hebt u het nu begrepen? Zie? Ze hebben een kennis der waarheid ontvangen. Juist; begrijpt u, zij heeft het nooit ontvangen.
238 Het is zoals die gelovigen die uittrokken. Het is een nauwkeurig type van de reis. Dit, deze derde, derde exodus is precies een type van de andere. Kijk! Kijk daarnaar terug! Laat mij u nu voor een ogenblik iets tonen. Vergeef me de uitdrukking. Kijk!
239 Israël koos twaalf mannen uit, één uit iedere stam, hoofd van een denominatie; zij gingen tot aan de grens van het beloofde land en hun werden de goede dingen getoond die zouden komen, wat zij hadden. En zij kwamen terug en klaagden: "Wij zijn niet in staat het uit te voeren."
240 Maar er waren er twee uit de twaalf, Jozua en Kaleb, die zeiden dat zij op het Woord zagen: "God zegt dat van ons is en wij zijn meer dan in staat om het in te nemen." Klopt dat?
241 Wat waren dat? Grensgelovigen. Zie? Zij waren feitelijk in de kerk geboren. Zij waren leiders van het volk; zij waren zo te zeggen bisschoppen, die regelrecht liepen tot waar getoond werd dat het Woord van God waarheid was. "Daar is het land!" Zij waren daar niet eerder geweest. Zij wisten niet dat het daar lag. Maar zij waren erheen gekomen om te zien dat het daar lag. "Daar was het." En Kaleb en Jozua staken over en brachten een tros druiven mee en lieten hen er iets van eten; en zij proefden iets van het goede land en gingen toen terug en zeiden: "Wij kunnen het niet doen. Zie? Wij kunnen het gewoon niet."
242 Hier is diezelfde groep in de tijd van Jezus Christus: "Rabbi, wij weten dat U een Leraar van God gezonden bent." Zie? Grensgelovige. "Wij weten dat U een Leraar van God gezonden bent. Niemand kan die dingen doen die U doet. Wij herkennen dat God daar moet zijn." Waarom accepteerden zij het niet? Waarom namen zij het niet aan? Grensgelovige; grensgelovige.
243 Hier zijn zij bij deze derde exodus: hetzelfde teken, dezelfde manifestatie, dezelfde Christus, dezelfde Heilige Geest, dezelfde werken, dezelfde God, dezelfde Boodschap, en zij kunnen het niet aannemen. Dan moesten zij hun lidmaatschapskaart opgeven. Wat is het? Zij hadden een kennis van de waarheid. Zij keken en zagen dat het de absolute waarheid was. Zij kunnen het niet ontkennen. De tijdschriften moesten getuigen, dat zij het gezien hadden. De foto's, de kranten, het bewijs, de opwekking van doden, de uitspraken van de doktoren over de zieken: zij moeten zeggen dat Hij het is. En de voorzeggingen, niet een daarvan was fout in al die jaren, ze zijn allemaal helemaal precies uitgekomen; zij kunnen niets anders zeggen, dan dat het God is. Maar zij kunnen het niet aannemen.
244 Die groep predikers in Chicago, driehonderd en nog wat zouden komen om zich te laten dopen in de Naam van Jezus Christus. Waar zijn ze gebleven? De prijs is te hoog. Zij kunnen het niet doen. Wat is het? De Bijbel zei dat wanneer ze dat doen... Wat doen zij? Zij scheiden zichzelf af van genade in oordeel: "Want het is onmogelijk degenen die eens verlicht geweest zijn (zij zijn ertoe gebracht het te zien) en een kennis van de waarheid hadden, en het goede Woord Gods gesmaakt hebben; en afvallig worden, wederom te vernieuwen tot bekering", zodat ze zeggen: "Ja, nu wil ik het! Ja!" ...
245 U, Presbyterianen, u, Methodisten, Baptisten, Lutheranen en dat Volle Evangelie Zakenlieden-gedoe, die zeiden dat ze zouden komen en toch wezen zij de Boodschap af! Uw kerk zal dat doen. Er zullen enkele personen daarin zijn, zeker. Maar niet de kerk. U moet uit de kerk vandaan komen, om het te krijgen. Zie? Zo is het. Enkelingen, die wel.
246 Maar wanneer u denkt, dat de Presbyteriaanse kerk de Heilige Geest zal ontvangen, en dat zij allen hun documenten zullen laten vallen, en... Denk dat maar nooit! En denkt u dat u Methodisten het zult doen? U zult het nooit doen. Denkt u dat u, drie-eenheids-mensen, ooit de Naam van Jezus Christus zult aannemen en ieder van u gedoopt zal worden in de...? U zult het nooit doen. U zult het nooit doen. Maar enkelingen zullen eruit komen en het aannemen. Dat is juist. En dát is het teken van Zijn komst! Maar die kerken, die de waarheid hebben gezien en het op hun congressen hebben afgewezen, voor hen is het onmogelijk...
247 Dan zijn zij schuldig aan de kruisiging van Jezus Christus. En ik klaag hen aan, door het Woord van God, dat God heeft... "Hoe kunt u hen aanklagen, broeder Branham?" Ik klaag hen aan, omdat God Zich duidelijk in Zijn Woord heeft geïdentificeerd in de laatste dagen, en duidelijk van Zichzelf bekend heeft gemaakt dat Hij nog steeds gisteren, heden en in eeuwigheid Dezelfde is, en zij het ijskoud hebben afgewezen. En u bent schuldig aan de kruisiging van Jezus Christus, doordat u de Heilige Geest gelasterd hebt! Zo is het.
248 Wij nemen u nu opnieuw mee naar Hebreeën 10. Hier wordt ons weer gezegd, dat het niet alleen onmogelijk is, maar dat u het nooit meer kunt. Het scheidt u eeuwig van God. U kunt nimmer meer in de tegenwoordigheid van God komen, wanneer u de Heilige Geest afwijst en u er grappen over maakt.
249 Nu, zie, "hebben het Woord gesmaakt". Zie, grensgelovigen!
"O, zegt u dat deze knapen geen gelovigen waren?"
250 Zij waren gelovigen of beleden gelovigen te zijn, maar toen het op het Woord aankwam... Zij waren Israël; zij trokken uit onder het bloed. Zij trokken uit onder de tekenen van Mozes; zij hadden deze tekenen in werking gezien.
God zei: "Ik zal u daarginds heenleiden."
251 En toen het kwam tot het beginsel van het beloofde Woord dat zou komen, wat zeiden zij toen? "O, wij kunnen het niet doen." Zie?
252 En hier kwamen zij terug met druiven en van alles, om te bewijzen dat het land goed was. Gods Woord is juist. God zei: "Ik zal het u geven."
253 Maar de omstandigheden! "My," zeiden zij, "wij zien eruit als sprinkhanen, met hen vergeleken. Wij kunnen het niet, ongeacht hoe..."
254 Enige jaren geleden, toen dit oude omhulsel hier als Tabernakel stond, kwam er iemand binnen, ging naar mij toe en sprak met mij en zei: "Billy, je zult nog eens op een dag tegen die vier pilaren van deze Tabernakel prediken met zulke boodschappen."
255 Ik zei: "Dan zal ik tegen die vier pilaren prediken, want God is bij machte om zelfs van die vier pilaren Abraham kinderen te verwekken." Zeker; dat is de waarheid. Ik zei: "Wanneer u iets heeft waarmee u het kunt weerleggen, zeg het mij dan." Het is gemakkelijk om iets te zeggen, maar wanneer het komt tot een punt om het aan te tonen, dan is het iets anders. Ja! Dat is het verschil. Zo is het.
256 Ja, met hun geloofsbelijdenissen kruisigen zij Hem opnieuw. Nu, Hebreeën, het zesde hoofdstuk, en we zullen daarmee verdergaan. Wij zouden daar nog gewoon verder in kunnen lezen. Wij hebben tijd genoeg. Ik heb hier een Schriftgedeelte aangestreept waar het staat, Hebreeën hoofdstuk 6. Ik neem het gewoon, denk ik, helemaal. "Onmogelijk voor degenen, die eens verlicht zijn geweest en de Heilige Geest deelachtig geworden zijn..." Wij hebben geen tijd om er al te diep op in te gaan, want ik heb nog een ander Schriftgedeelte, waarvan ik wil dat u het zo leest. Let hierop! Zij kruisigen de Zoon van God voor zich opnieuw. Wat deden zij? Wat? Doordat zij geproefd hebben en weten dat het de waarheid is, en vervolgens wenden zij zich af en loochenen het. Wat doen zij? "Het is onmogelijk..."
257 Dus dat is wat deze natie heeft gedaan. Dat is wat ons volk heeft gedaan. Dat is wat deze kerken hebben gedaan. Zij hebben het afgewezen en de Boodschap gekruisigd; zij hebben de waarheid voor de mensen gekruisigd. Wat deden zij met Jezus? Zij maakten Hem te schande, trokken Hem Zijn kleren uit, hingen Hem aan een kruis en nagelden Hem daaraan vast, de Vorst des levens. Hetzelfde hebben zij vandaag gedaan door hun geloofsbelijdenissen. Zij hebben hetzelfde gedaan. Zij ontdeden Hem van de dingen... zij ontdeden Hem van de goedheid en de kleding van het Evangelie, door te proberen het ergens anders te plaatsen en hingen Hem aan een kruis. O my! Waarom?
258 "Daar kruisigden zij..." Nu, het laatste woord van het citaat: "Hem", Hem, deze meest dierbare Persoon. Waarom deden zij het? Zij kenden Hem niet. Waarom doen zij het vandaag? Zij weten niet dat dit de waarheid is. Zij zijn er doof en blind voor. Zij weten het niet; dat is de reden. Hun geloofsbelijdenissen en tradities hebben hen van het Woord van God afgebracht.
259 Nu, tot u hier, tot slot nu, wees heel oplettend! Zie? Ik weet dat het warm is; ik heb het ook erg warm.
260 Maar, o broeder, dit Woord is leven als u zich eraan vasthoudt. Kijk! Het is niet iets waarover wij spreken, wat misschien ooit ergens gebeurt. Het is iets dat reeds onder ons is en nu gebeurt; niet iets dat zal zijn, maar iets dat reeds is. Wij getuigen niet: "Wij weten wat Hij gedaan heeft; wij weten wat Hij zal doen", maar nu vertellen wij wat Hij nu doet. Zie? Dit is ons uur.
261 Wij kunnen misschien wel niet zolang leven dat wij de opname zullen meemaken. Ik kan vandaag sterven; u kunt vandaag sterven. Ik weet het niet. Maar de opname komt! Dat is... Wanneer die komt zullen wij daar zijn, maak u geen zorgen; uh-huh, zo zullen al de anderen die door alle eeuwen heen geloofden en ernaar uitkeken, daar zijn. Zij wandelden in het licht van hun dag.
262 En hier is het licht: Jezus Christus Dezelfde gisteren, heden en in eeuwigheid. Geef uw geloofsbelijdenissen op en geloof dit Woord. Dit is de waarheid; het Woord is waarheid. Jezus zei: "Mijn Woord is Geest, Mijn Woord is leven." Hoe wilt u leven ontvangen, wanneer u gelijktijdig het leven verwerpt? Hoe wilt u gelijktijdig een dogma aannemen, wat de dood is, en een Woord des levens? Als u het Woord des levens afwijst, om de dood te ontvangen, hoe kunt u die beide tegelijkertijd aannemen? Dat kunt u niet. Laat ieder mensenwoord een leugen zijn, ieder dogma een leugen; Gods Woord is de Waarheid.
263 Ik daag iedereen uit om mij te tonen... Iedereen! En ik weet dat deze bandopname de hele wereld zal overgaan. Welke man ook, welke bisschop ook, die in mijn studeerkamer wil komen of voor deze samenkomst en zijn vinger op een plaats legt, waar ooit iemand in het Nieuwe Testament gedoopt werd in de Naam van de Vader, Zoon en Heilige Geest. Ik zal u tonen waar elke persoon die ooit gedoopt werd... En degenen die anders gedoopt waren, moesten komen om overgedoopt te worden, om de Heilige Geest te ontvangen.
264 Wat zult u er mee gaan doen? Bij uw geloofsbelijdenissen blijven? Daar bij uw dogma's blijven en sterven? U bent schuldig! U hebt met vuile handen de Vorst des levens genomen, het Woord des levens, en het gekruisigd voor de mensen.
265 Welnu, wat deden zij? Zij wisten het niet! Vandaag gaan de mensen rond in onwetendheid; zij weten niet dat het de waarheid is. Zij denken dat het een soort "isme" is. Zij graven niet diep genoeg, om in de Geest van openbaring te komen. Zij bidden niet genoeg! Zij roepen God niet genoeg aan.
266 Zij nemen het gewoon gemakkelijk: "O goed, ik geloof dat er een God is." Zeker! De duivel gelooft hetzelfde. De duivel gelooft het meer dan sommige mensen die voorgeven te geloven; de duivel gelooft het en siddert. De mensen geloven het wel en gaan verder, maar de duivel siddert, omdat hij weet dat zijn oordeel komt. De mensen geloven het wel maar besteden geen aandacht aan het komende oordeel.
267 Zij zijn er schuldig aan, Hem te kruisigen. Zeker! Ik klaag deze generatie aan en acht hen schuldig door hetzelfde Woord dat hen in het begin schuldig verklaarde! Dat is zo. Jezus zei: "Wie kan Mij veroordelen?" Hij was het vleesgeworden Woord. En vandaag is hetzelfde Woord vlees geworden.
268 Petrus zei in zijn aanklacht in Handelingen... Laten wij het even lezen. Toen Petrus dit zag plaatsvinden wat zij hadden gedaan, de Geest... Kijk, Petrus verdedigde Christus, wat zij hadden gedaan! Ik verdedig wat de Evangeliën zeggen. Ik... Petrus klaagde hen aan, omdat zij de Man Christus gedood hadden, Die het Woord was. Ik klaag deze generatie aan omdat zij proberen het Woord te doden, dat gemanifesteerd is in een man. Let op wat Petrus zei, zijn gerechtvaardigde verontwaardiging moet wel erg ver omhoog gekomen zijn. Luister naar hem in Handelingen, het tweede hoofdstuk, te beginnen bij het tweeëntwintigste vers:
Gij Israëlietische mannen, hoort deze woorden: Jezus de Nazarener, een Man van God, onder u betoond door... wonderen, en tekenen, die God door Hem gedaan heeft, in het midden van u, gelijk ook gijzelf weet.
269 Whew! Stel u voor hoe zij zich moesten voelen. Luister hiernaar:
Gij Israëlietische mannen... Gij vorsten, gij mannen van de kerk, gij heilige mannen, gij priesters, gij mannen van wie wordt verondersteld dat u mannen Gods bent, hoort deze woorden: Jezus van Nazareth werd in uw midden door God bevestigd.
270 Nu, ik zeg tot u, geestelijken, en u mensen: Jezus van Nazareth, de Heilige Geest, is hier in de persoon van de Heilige Geest; hetgeen het leven was dat in Hem was. Hij werkt hier door mensen heen en verklaart Zichzelf door tekenen en wonderen die Hij doet. En hier hangen ze aan de muur, wetenschappelijk geïdentificeerd. En er zitten hier mensen die dood waren en vandaag leven; en die door kanker waren weggevreten, die vandaag gezond zijn. Blinden kunnen vandaag zien en kreupelen kunnen weer lopen! Het is Jezus van Nazareth.
Deze, door de bepaalde raad en voorkennis Gods overgegeven zijnde,... (voorbestemd om Zijn werk te doen), hebt gij genomen, en door de handen der onrechtvaardigen... gedood;
271 Is dat geen aanklacht? Wat klaag hij aan? Die Hoge Raad van het Sanhedrin!
272 En ik klaag vanmorgen de federatie van kerken aan; ik klaag de Pinkstermensen aan; ik klaag de Presbyterianen aan; de Baptisten en iedere denominatie in de wereld. Met vuile, zelfzuchtige begerigheid hebt u het Woord des levens genomen en het voor de mensen gekruisigd; u hebt het gelasterd en het fanatisme genoemd, hetgeen God in ons midden heeft doen opstaan om te bewijzen dat Hij gisteren, heden en tot in eeuwigheid Dezelfde is. Ik klaag deze generatie aan!
273 God heeft bewezen dat Hij leeft. God heeft bewezen dat dit Zijn Woord is. Wat hebt u behalve een hoop dogma's en geloofsbelijdenissen? Waar kunt u de levende God aantonen? Omdat u het Woord des levens hebt afgewezen, dat u deze dingen gegeven zou hebben. Jazeker! O, wat een uur waarin wij nu leven. Whew! Hetzelfde... O, ik noem... Petrus zei:
Door de handen der onrechtvaardigen hebt gij Hem aan het kruis gehecht en gedood.
Die God opgewekt heeft, de smarten des doods ontbonden hebbende, alzo het niet mogelijk was, dat Hij door deze dood zou gehouden worden.
274 En door uw geloofsbelijdenissen en uw organisaties en uw denominaties met uw vorm van godzaligheid, nog steeds sprekend...uw vormen van godzaligheid, hebt u de kracht van Zijn opstanding verloochend.
275 Maar het uur is gekomen; de laatste dagen zijn hier, waar God, overeenkomstig Maleachi 4 beloofd heeft, dat Hij in de laatste dagen iemand verwekken zou om de harten der mensen terug te brengen tot de oorspronkelijke zegeningen en het pinkstergeloof van de vaderen. U kunt het niet loochenen en u kunt het niet wederstaan.
276 En nu veroordeel ik u als schuldig, en daag u uit, en ik klaag u aan voor God, dat u met slechte, zelfzuchtige denominatiehanden het Woord van God voor de mensen gekruisigd hebt! Ik noem u schuldig en klaar voor het oordeel. Amen. Jazeker!
277 Ik zeg hetzelfde als wat Petrus zei. Hij riep die generatie op tot bekering. Ik roep deze generatie op tot bekering, bekering tot God, om terug te komen tot de oorspronkelijke waarheid van het Woord; terug te keren tot het geloof van onze vaderen; terug te keren tot de Heilige Geest, want God kan het niet veranderen.
278 Wanneer God zegt: "Deze tekenen zullen de gelovigen volgen", dan moet Hij daarbij blijven tot in eeuwigheid; het is Zijn Woord.
279 Wanneer u zegt: "Schud handen" of "neem de communie" of iets dergelijks, of iets van zo'n geloofsbelijdenis of iets over een of ander idee: ieder mens, iedere dronkaard, iedere ongelovige kan dat doen, iedere nabootser, iedere prostituee kan dat doen: de communie nemen, vormen hebben en dergelijke dingen; u kunt het doen.
280 Maar Jezus zei dat dit de identificatie zal zijn: "Deze tekenen zullen volgen (niet misschien; zij zullen...) in alle generaties, hen die geloven: in Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen; zij zullen in andere tongen spreken, spreken met nieuwe tongen, en slangen opnemen en indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun niet schaden, op zieken zullen zij de handen leggen, en zij zullen gezond worden." "Geneest de zieken; wekt de doden op, drijft duivelen uit; om niet hebt u het ontvangen, geeft het om niet."
281 Al deze grote geldophaalprogramma's en zaken zijn vandaag onlosmakelijk verbonden geraakt met de dingen; geen wonder dat zij daarom rijp zijn voor het oordeel. Jazeker! O my!
282 Laat eens zien. Jazeker! Roept hen tot bekering. En mijn aanklacht nu...
283 Dit nieuwe Golgotha is de kerk, de zogenaamde, allerheiligste plaatsen, grote kansels, het altaar van het Katholicisme, het Katholieke altaar, genaamd hun kansel. De Methodisten, de Baptisten, de Presbyterianen, de Lutheranen, de Pinksterkerken, de heiligste plaatsen, daar ontvangt Hij Zijn diepste wonden. Een nieuw Golgotha. Waar wordt het gevonden? In de heilige plaatsen, de kerk.
284 Door wie wordt Hij gekruisigd? Door de voorgangers. U huichelaars, u moest het beter weten! Ik ben niet kwaad, maar iets in mij komt in beroering. God is volkomen onder u geïdentificeerd.
285 Waar kreeg Hij die speren in Zijn zijde? Waar kreeg Hij Zijn wonden? Op Golgotha. Waar krijgt Hij ze vandaag? Van de kansels. Waar kwam het vandaan? Van Jeruzalem. Waar kwamen zij vandaan? De denominatie; degenen die beweerden dat zij Hem lief hadden, deden het. Dezelfde mensen doen het vandaag! Zijn tweede Golgotha, waar Hij Zijn wonden ontvangt tegen het Woord. Dat is wat Hem doorsteekt. Wie is Hij? Hij is het Woord. Hij is het Woord. Vanwaar wordt Hij het ergste verwond? Vanaf de kansels in de heilige plaatsen, precies zoals het toen gebeurde.
286 Ik heb het recht deze generatie aan te klagen. Ik heb er het recht toe als prediker van het Evangelie van Jezus Christus, met Zijn tekenen en bewijzen dat Hij God is. Ik heb het recht een aanklacht naar voren te brengen tegen deze generatie, want Zijn ergste speerpuntverwondingen heeft Hij precies vanaf de kansels gekregen, vanwaar zij het bekritiseerd hebben en zeiden: "Ga daar niet heen om die onzin te horen. Dat is van de duivel." Precies daar op de plaats waar zij Hem behoorden lief te hebben!
287 En juist die tekenen, die Jezus zei dat zouden plaatsvinden. Het Woord van God is scherper dan een tweesnijdend zwaard (het Woord), een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten, en het wordt de duivel genoemd. Vanwaar? Vanaf de kansels, de heilige plaatsen!
288 O God, hoe kan Hij nog naar beneden kijken? Alleen in barmhartigheid, dat is alles, genade. We kunnen alleen nog het oordeel afwachten. Wij zijn daar reeds. Uh-huh.
289 Denk hierover na: Zijn zwaarste wonden komen van de kansel. Daar is Zijn nieuwe Golgotha. Zij kruisigen Hem, het Woord, op de kansel. Dat is juist. Hoe? Hoe doen zij het? Door hun vormen van godzaligheid. Dat is het precies!
290 Gekroond door de toehoorders, door spotters; Hij heeft een nieuwe doornenkroon gekregen. Spotters verwondden Hem vanaf de kansel, door spotters wordt Hij gekroond. Is Hij opnieuw gekruisigd? Gegeseld door geloofsbelijdenissen die door mensen zijn gemaakt, door leraren van denominaties die tegen Zijn Woord zijn. Zij geselen het, smadelijk veroordelen zij het.
291 Jezus zei: "Tevergeefs aanbidden zij Mij." Tevergeefs. Het heeft geen nut. Wie aanbidden zij? Zij aanbidden dezelfde God. Zij aanbaden diezelfde God bij Zijn eerste kruisiging, en het was een nutteloze aanbidding. Vandaag is hetzelfde het geval. Tevergeefs bouwen zij deze denominaties. Tevergeefs bouwen zij deze seminaries. Tevergeefs hebben ze deze geloofsbelijdenissen, verkondigen zij als leer de geboden der mensen en verloochenen het Woord van God. Zij zijn schuldig aan het kruisigen van de Vorst des levens, doordat zij de leerstellingen der mensen leren, in plaats van Zijn Woord. "Zij aanbidden Mij tevergeefs", gegeseld, doorstoken, gekroond.
292 Wanneer men daar enige van u vrouwen met lang haar op straat ziet lopen, wordt er gezegd: "Zij is ouderwets, is het niet?" Bedenk, dat zijn spotters. Dat is de kroon die u draagt. God zei dat het uw heerlijkheid is. Draag het met trots. Halleluja! Draag het met trots, zoals u een doornenkroon voor uw Heer zou dragen, draag het met trots! Schaam u niet. Hij zei het. Ongeacht wat die Izebels vandaag zeggen, en die bedriegers, die Christus kruisigen, die in de kansel staan; ongeacht wat zij zeggen, draag het met trots! God zei het. Houd u daaraan vast.
293 Hij wordt opnieuw door spotters met doornen gekroond; Hij wordt van de kansel doorstoken met geloofsbelijdenissen.
294 Hij heeft een nieuw Golgotha gekregen. Waar brachten zij Hem heen? Deze in lange gewaden geklede zangkoren, korte broeken dragende vrouwen met kort afgeknipt haar en beschilderde gezichten, in het zangkoor zingend als engelen met talenten: dat is Zijn nieuwe Golgotha: gewoon een moderne striptease, beschermd door een wet, zoals in Sodom en Gomorra.
295 U ziet een kleine teef op straat lopen; op bepaalde tijden zal er geen mannelijke hond buiten naar haar toelopen. Maar als er een bepaald iets gebeurt, dan zullen alle honden achter haar aanlopen. Er is iets met haar gebeurd, u weet wel wat. Laat...
296 Waarom trekken deze vrouwen hun kleren uit en lopen ze zo op straat? Zeg mij nu niet dat het niet om dezelfde reden is. Het is een identificatie. Veroordeel niet de man. Maar zij zijn beschermd door een Sodomietische wet. Die wet behoorde te zeggen dat het onwettig is, om zó buiten te lopen.
297 En predikers op de kansel moesten maar petticoats dragen in plaats van een toga! Zij staan daar en staan het toe; zij schamen zich ervoor ertegen te spreken, omdat hun denominatie hen eruit zal zetten; u kruisigt het Woord van God voor de samenkomst. Er staat dat het een gruwel is voor een vrouw om kleding te dragen die voor de man is bestemd.
298 Ik veroordeel dit. Ik... ik... ik... ik beschuldig hen ervan dat zij het Woord van God voor het volk kruisigen. Vrouwen die hun haren kort afgeknipt hebben, die shorts dragen, en de kroon... staan te zingen in het zangkoor!
299 Iemand zei tegen mij... Onlangs vroeg een vrouw mij: "Wel, waar denkt u dat u ze zou kunnen vinden?"
300 Ik zei: "Als de Here mij zou vragen om er een dozijn in de gehele wereld op te zoeken, zou ik doodsbenauwd zijn."
301 Als ik ze daar door de onderscheiding van de Geest zie staan en op ze let, en ze daar zo staan ik die dingen over hen zie: de vuile, vieze, vervallen sigarettenzuigers, en ze gaan zo tekeer, en dan staan ze in een mooi aangekleed zangkoor en zingen in die toestand en laten zich door de toehoorders bekijken. Zij zullen zeggen: "Welnu, als zij dat kan doen, kan ik het ook." Een christelijk leven is een leven van heiligheid en reinheid, onschuldig!
302 Ik klaag hen aan in de Naam van Jezus Christus vanwege hun smerigheid en vuiligheid. Zij hebben het Evangelie tot schande gebracht. En zij, die proberen het vast te houden, worden fanatiekelingen genoemd. Men zegt: "Dat is ouderwetse onzin!" Ik klaag hen aan in de Naam van Jezus Christus!
303 Niets anders dan moderne stripteuses op straat, zingen in koren, roken sigaretten, vertellen smerige moppen, hebben drie of vier echtgenoten gehad en zijn op zoek naar de zesde, en ze zingen in het koor omdat zij een goede stem hebben... U arme intellectuelen, geestelijk verarmd, op uw eigen grond afgewezen, u leest dezelfde Bijbel die ieder ander mens ook kan lezen; maar u hebt de Geest van God afgewezen, zodat u, zoals de Bijbel zegt, bent overgegeven aan een sterke dwaling om een leugen te geloven en daardoor verdoemd te worden! U gelooft werkelijk dat u goed staat, en de Bijbel zegt dat u het zou geloven en veroordeeld zou worden door diezelfde leugen, waarvan u gelooft dat zij de waarheid is.
304 Daarom klaag ik u aan door het Woord van God. U leert het volk een dwaling en kruisigt de grondbeginselen van Christus, van heiligheid, en er bovenuit leven, waardoor iemand buiten op straat zou kunnen lopen en een ander persoon kan zijn.
305 Predikers staan op sportterreinen en roken sigaretten; struikelblokken; al die andere rommel, waarmee zij zich bezighouden. Vrouwen in hun zangkoren, die korte broeken dragen, met kort afgeknipt haar, en zich zo gedragend, met beschilderde gezichten en u noemt hen 'zuster Zo-en-zo', maar de Bijbel veroordeelt die rommel! Dat is juist. Zij gaan naar feesten en gaan tekeer, nog steeds lid van de kerk; houden vast aan hun getuigenis en leven zoals zij maar willen.
306 Denk niet dat ik slechts over Presbyterianen spreek; ik spreek over u Pinkstermensen! Dat is waar. Eens wist u de waarheid, maar u dacht dat u het niet kon aannemen. U kon uw voorganger niet onderhouden. Uw voorganger kon niet die grote betrekking met zoveel honderd dollar in de week hebben, en een grote mooie kerk om in te prediken, en zo doorgaan op die wijze te leven zoals zij het doen. Als hij dat zou veroordelen, zou de organisatie hem er uitgooien, dus moet hij het zo houden; hij moet het zeggen. Daarom heeft hij zijn eerstgeboorterecht verkocht voor een linzenschotel van de wereld, van Ezau's soepje. En wat zal hij daarvoor krijgen? Beiden zullen in de sloot van verdoemenis vallen en verdoemd worden. Ik klaag hen aan als prostituees van het Evangelie.
307 Niet lang geleden hoorde ik een koor in een van de bekendstaande, grote plaatsen, een van de hoogste ranken van Pinksteren die er zijn. En het was zo, dat ik in de studeerkamer zat van deze broeder, toen er vier of vijf koren bij elkaar kwamen. Bij een van de fijnste organisaties van Pinksteren. En zij wisten niet dat ik in de studeerkamer van deze prediker in Oklahoma was. Ik zat daar beneden, waar deze prediker zich voorbereidt, voordat hij naar het podium gaat; en toen ik daar was...
308 Er waren daar van die kleine Ricky's en Ricketta's, beschilderd. Niet een van hen had lang haar, ieder van hen had kort afgeknipt haar, allemaal hadden ze make-up op en allemaal hadden ze koorgewaden aan. En een kleine Ricky die daarbij stond, liep zo voorbij. En een andere man zamelde een zendingsoffer in. Hij deed alsof hij een blinde was met een beker, en hij ging rond en zei allerlei lasterlijke dingen over het ophalen van het offer en dergelijke; daarna gingen zij naar boven en probeerden de "Messiah" (o my!) te zingen, en zij konden er wel iets van maken, maar het had niet de juiste weerklank. Nee, het was dood, zie. O my! Dat is het. Dat is Zijn nieuwe Golgotha.
309 Wat denkt u daarvan, wanneer een jong meisje of jonge vrouw daar geweest zou zijn... Wel, als ze daar gekomen was, gekleed zoals het hoort, met lang haar, zonder verf, enzovoort. hadden ze om haar gelachen. Als zij was opgestaan toen zij daarmee bezig waren, die groep jonge mensen, ongeveer dertig of veertig... Het uitgelezen deel van de Pinksterorganisatie, en die doen zulke dingen! En als die kleine dame er iets over gezegd zou hebben, zouden zij haar uit het koor hebben gezet.
310 Laat die prediker van het Evangelie in de kansel staan en er iets over zeggen, dan zullen zij hem uit hun organisatie gooien. U kruisigt de Zoon van God opnieuw en maakt Hem openlijk te schande. Zijn Evangelie dat u beweert te prediken, maar u kruisigt Hem. Ik klaag deze generatie die Christus verwerpt aan, door het Woord van God, en door Zijn kracht van deze betuiging in de laatste dagen dat Hij nog leeft! Ja, zij zijn tegen het rechtsnijdende, betuigde Woord van God. Hun organisaties kunnen er niet tegen opstaan.
311 Grote kerken en denominaties zijn Zijn nieuwe Golgotha; ik herhaal het nog eens: Dit, hun moderne stripteases zijn hun koren!
312 De hogepriester van iedere denominatie roept hetzelfde uit als de hogepriester in de dagen van toen: "Welnu, kom naar beneden en laat ons een wonder zien!" Uh-huh. Dat was de eerste kruisiging.
313 Vandaag is het hetzelfde. Ik heb hen horen zeggen: "Goed, u wekt de doden op, nietwaar? Waarom gaat u daar niet heen? Uw vrouw ligt op het kerkhof. Uw kindje ligt daar."
314 Zij zeiden tot Hem: "Wij hoorden dat U de doden opwekt. Wij hebben hier een heel kerkhof vol doden. Kom en wek ze op." O, onwetendheid zal wederom onwetendheid voortbrengen. Zie? Uh-huh.
315 Grote kerken, grote koren, hogepriesters van deze dag: "Kom hier! Toon ons een wonder dat onze denominatie niet kan doen!"
316 Er was een man, niet lang geleden, die een opmerking maakte over een... na een korte radio-uitzending die ik in Jonesboro, Arkansas, had, waarin ik van een vrouw sprak die genezen was. Deze man behoorde tot een zekere kerkelijke denominatie, en hij stond daar op en zei: "Ik daag ieder mens uit mij een wonder te brengen en te tonen."
317 Ik ging op weg en haalde een dokter, er was een man die van kanker genezen was. Toen ging ik een vrouw halen die ongeveer twintig jaar lang in een rolstoel had gezeten; zij was van artritis genezen; had in een rolstoel gezeten. Ik nam hen mee en zei: "En nu zou ik het geld willen hebben, duizend dollar."
318 Hij zei: "Wel, uh...uh... uh... het is hier niet. Het is daarginds in Waco, Texas, waar ons hoofdkwartier is."
319 Ik zei: "In orde, we zullen daar gewoon heengaan en het ophalen." Ik zei: "U kunt de voorbereidingen treffen, en morgen gaan wij." Zie? Ik zei: "We zullen een brief sturen..." Ik zei: "Hier is de dokter die kan bevestigen dat deze mensen werkelijk kanker hadden. Hier staat het op de röntgenfoto. Hier is deze vrouw, waar de hele buurt van weet dat zij twintig jaar lang in een rolstoel heeft gezeten, en nu kan zij weer lopen. En de dokters... Er is dokter na dokter na dokter na dokter na dokter geweest en van alles en hier is zij levend vandaag. Nu, u zei dat u duizend dollar zou geven; ik wil het in een fonds doen voor de zending. Ik wil het." Zie? Zie?
Hij zei: "Wel, het is ginds in Waco, Texas."
Ik zei: "Morgen vertrekken wij."
320 Hij zei: "Wacht een ogenblik. Laat mij u iets zeggen. Ik zal een klein meisje meenemen. Laat mij een scheermes nemen en haar in haar arm snijden, en dan geneest u het voor onze broeders; en dan zullen wij u het geld geven."
Ik zei: "Jij duivel!"
321 "Als u de Zoon van God bent, kom dan van het kruis af. Zeg ons, wie U geslagen heeft", met een doek om Zijn hoofd. Sloegen Hem en zeiden: "Nu, als U een profeet bent, zeg ons dan wie..." "Indien gij de Zoon van God zijt, kom dan van het kruis af!"
322 Blinde leiders van blinden. Zij hebben genezing van de geest nodig, zo'n man die zulke dingen doet, of zo'n opmerking maakt. Beslist.
323 Een bekende oude roep: "Laat ons zien dat U een wonder doet. Meester, wij verlangen een wonder van U", terwijl het iedere dag, ieder uur steeds weer gebeurde, precies zoals God het leidde. Maar dan waren ze niet aanwezig. En als zij aanwezig waren, noemden zij het Beëlzebul, de duivel. Zie? "Meester, wij wensen dat U het doet op de wijze zoals wij het willen (dat is het!); dat U gaat waarheen wij willen dat U moet gaan en doet wat wij willen!" O ja! Uh-huh. Zij hadden geen vat op Hem. Nee! Dat is de reden waarom zij Hem uit hun midden weg moesten krijgen. Ja! Zij proberen vandaag hetzelfde te doen. En door de Wereldraad van kerken zullen zij het uiteindelijk klaarspelen, zie, dat zij allemaal samengaan. De bekende oude roep.
324 Hier zien wij nogmaals, hoe op de meest religieuze plaats, de best gepolijste theologen het opnieuw uitroepen, en het tegen Hem uitroepen. De allerbeste theologen, die het beter moeten weten, de meest hoogstaande kerken en de best getrainde theologen werpen Hem uit hun midden. Zij willen het niet.
U zegt: "Dat klopt niet, broeder Branham."
325 Dan was u zeker niet hier om de "Zeven gemeentetijdperken" te zien, of om ze gepredikt te horen worden. U was hier zeker niet toen het erover ging dat dit Laodicéa gemeentetijdperk het enige was, waarin zij Hem uit de gemeente wierpen; en Hij stond buiten, aan de buitenkant kloppend, proberend om weer binnen te komen... Zij werpen Hem uit omdat zij Hem niet kunnen gebruiken. Zij kruisigen Hem opnieuw. Amen! Hoelang kunnen we nog doorgaan?
326 Herinnert u zich dat de profeet van Gods Woord, ons in 2 Timotheüs 3 voorzei (schrijft u het maar op, wij hebben helaas geen tijd meer om het te lezen), dat in de laatste dagen spotters zullen komen. Zij zullen vermetel zijn, hoogmoedig, meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods, valse aanklagers, ontevreden, heftig, en verachters van hen die goed zijn, verraders, pochers, hoogmoedig, geschoold, zij hebben een vorm van godzaligheid, maar de kracht daarvan verloochenen zij. Wend u af van dezulken, want dit is het soort die dwaze vrouwen met kort haar, korte broeken, met beschilderde gezichten, van plaats tot plaats opzoeken, en hen in gevangenschap leiden. Zo is het precies.
327 Hij zei: "Wend u daar van af in de laatste dagen." Laten wij de profeet gehoorzamen. Wend u van die dingen af in de laatste dagen. Die zijn hier. (Ik roep nu tot de gemeente.) Ja, ga erbij vandaan!
328 Zij hebben... De predikers van vandaag behoren deze dingen te weten. Zij hadden Jezus in Zijn dagen moeten herkennen. Zij hadden het moeten weten. En nu behoren zij het te weten; maar zij weten het niet. Net als de Joodse leraren in Zijn dagen Hem gekend zouden moeten hebben aan Zijn dag, zo is het vandaag met het duidelijk betuigde Woord van God. Hij was het Woord en bewees dat Hij het Woord was. Hij bewees dat Hij het Woord was voor die dag en God heeft heden bewezen dat Hij het Woord is van deze dag, het licht van dit uur. Zij hadden het toen moeten weten en zij behoren het heden te weten.
329 Zij kruisigden Hem toen en zij kruisigen Hem nu. Ik klaag hen hiervoor aan. Juist! Steeds weer gaat het door mij heen: "Klaag hen aan, want God zal hen ervoor laten boeten."
330 De Joden in hun tijd... God opnieuw... In Zijn dagen op aarde zei Jezus: "Jeruzalem, Jeruzalem, hoe dikwijls wilde Ik u in één grote groep verzamelen, maar u wilde niet."
331 Wat heeft God in deze laatste dagen geprobeerd Zijn volk te verenigen, maar u hebt niet gewild. U hebt uw geloofsbelijdenissen verkozen, dus wordt u nu aan de vernietiging prijsgegeven. Dat overkwam Jeruzalem. Ze werd vernietigd en afgebrand; ze bestaat niet meer. En dat is precies wat er een dezer dagen met al deze grote dingen hier zal gebeuren. Uw grote geloofsbelijdenissen en denominaties zullen sterven en omkomen, maar het Woord van God zal eeuwig zijn en voor immer leven. Zie?
332 Zijn diepste wonden komen uit het huis van zogenaamde vrienden. Denk! Denk daar eens aan! Denk na! Stop! Ik wacht even. Predikers, denk na! Waar ontving Hij Zijn wonden? In het huis van Zijn zogenaamde vrienden. Zoals het toen was, zo is het nu. Bedenk dat slechts! Op Golgotha werd Hij niet omringd door woestelingen en barbaren, maar het waren predikers die beweerden Hem lief te hebben! En vandaag, waar het Evangelie grondig geïdentificeerd is, en de grote tekenen van Zijn opstanding onder ons bewezen zijn, zijn het niet de mensen van de straat die zich op u storten, maar de zogenaamde predikers.
333 Zij, waarvan wordt verondersteld dat zij Hem liefhebben, omringen Hem vandaag. "Wij willen deze zaak niet onder ons hebben. Wij willen niet dat Deze over ons heerst. Wij zullen het niet ondersteunen; wij willen daarmee niet samenwerken in deze stad, als dat naar ons toekomt. Het is niets dan spiritisme. Het is de duivel." Zij kennen het Woord van God niet. Zij zijn blinden, die blinden leiden, net zoals het toen was... Denk na! Het is heden precies zo; precies zoals het toen was is het nu. Denk daaraan!
334 Zijn kracht om te genezen, en mannen en vrouwen te bevrijden van de liefde voor deze tegenwoordige wereld, van de Izebels met kort geknipt haar en opgemaakte gezichten, die zich Christenen noemen en een dergelijk leven produceren... Roken sigaretten, vertellen vuile moppen, zitten in een zendingsvereniging, breien en haken, kletsen en roddelen, gaan de straat op en dragen korte broeken, en soortgelijke dingen, en noemen zich tegenover andere vrouwen Christenen. U herinnert zich nog mijn verhaal over de slaaf, die wist dat hij de zoon van een koning was, zijn karakter. Wat behoren wij te zijn? Mannen en vrouwen... en ontkennen...
335 Deze geestelijken, deze kansels waarvandaan Hij Zijn wonden ontvangt; zij hebben die wijze van leven onder de mensen aanvaard en goedgekeurd en daardoor verwonden zij Hem. Zij loochenen de kracht, die de mensen daarvan bevrijdt en keuren het goed zó te leven, hoewel het in tegenstelling met het Woord van God is dat een vrouw het haar knipt, of haar gezicht opmaakt of shorts draagt. Het is in tegenstelling met het Woord van God, maar zij keuren het goed en maken daardoor een nieuw Golgotha. Waar gebeurt dit? Op straat? In de kroeg? Vanaf de kansel, vanaf de kansel.
336 En nogmaals, wat was hun kreet? "Hij maakt Zichzelf God." Zij loochenen Zijn Godheid. Zij proberen Hem te verdelen en drie of vier goden van Hem te maken, terwijl Hij God is; Hij was God; Hij zal altijd God zijn, Dezelfde gisteren, heden en in eeuwigheid. Als u tot hen spreekt over één God, lachen zij u uit. "Wij geloven in een heilige drie-eenheid."
337 Ik geloof in één heilige God, jazeker, in Zijn kracht om te genezen, om te bevrijden en deze mensen van de liefde voor de wereld weg te nemen, hen vrij te maken zoals Hij deed met Maria Magdalena. Bedenk dat zij ook een kleine opgeschilderde Izebel was. Er waren zeven duivelen in haar. Zij was een stripteuse.
338 Zoals tegenwoordig de moderne vrouwen op straat; gaat u maar overal kijken waar u wilt. Als u niet gelooft dat de mensen buigen voor het afgodsbeeld van de naakte vrouw: kijk slechts vandaag op straat. Zoals het was in de dagen van Sodom, zó zal het zijn. Kijk slechts naar buiten, als u het niet gelooft! Ga maar waar u wilt. Open maar een krant; open een tijdschrift; kijk op een reclamebord. Wat vindt u? Herinnert u zich wat er werd gezegd: "Toen de zonen van God zagen dat de dochters der mensen schoon waren, namen zij uit hen vrouwen tot zich"? Kijk naar het schandaal in Engeland. Kijk naar het schandaal hier. Kijk naar het geheel, het is een huis van prostitutie geworden.
339 Waarom is het zo? Waarom werd Rusland communistisch? Vanwege de vulgariteit, smerigheid en krachteloosheid van de Katholieke kerk. En dat is precies waarom deze natie wordt overgenomen, communisme en de Wereldraad van kerken, en zich met de Katholieke kerk verbindt. Waarbij communisme en Katholicisme zich met elkaar zullen verenigen, weet u. En hier doen zij het. Waarom? Omdat zij het Evangelie afgewezen hebben, dat hen afscheidt en hun tot andere mensen maakt...?... Dat is precies de reden.
340 En predikers op de kansels laten het zich welgevallen ter wille van een maaltijdbon, hun sociale positie, of een geloofsbelijdenis en zeggen: "Ik behoor tot Zo-en-zo"; zij kiezen opleiding in plaats van de kracht van God, die hen vrijmaakt van deze waanzinnige wedloop, zoals Maria Magdalena...
341 Dezelfde kracht die deze kleine stripteuse van de straat kon weghalen, en haar kleren aan liet trekken en zich als een dame liet handelen, en die een Christen van haar maakte; die kracht veroordeelden zij en zij kruisigden de Man Die het had op Golgotha.
342 En heden, dit ware Evangelie en de Heilige Geest, Die deze kleine stripteuse ertoe zal brengen zich als een dame te kleden en als een Christen te handelen, zij noemen het fanatisme en ze willen het niet in hun gemeente opnemen, zodat het onder hen in beweging gebracht zou worden, waardoor andere vrouwen het ook zouden doen. Wat doen zij? Zij drijven het uit, precies zoals zij toen deden. En nu kruisigen zij het Woord zelf en zeggen dat het voor een ander tijdperk was. Ik klaag hen opnieuw aan. Ja, precies zoals zij toen aangeklaagd werden!
343 Hetzelfde teken dat de oude man Legioen zijn kleren aan deed trekken. Bedenk wel, mensen die hun kleren uittrekken zijn gek. Zie? Hoe staat het met een vrouw? Legioen was gek; hij trok zijn kleren uit. God gebruikte Zijn kracht en liet hem zijn kleren weer aantrekken. Hij zat gekleed en bij zijn gezonde verstand aan de voeten van Jezus.
344 Kijk naar de kracht die de oude blinde Bartimeüs deed zien, precies te midden van hun geloofsbelijdenissen. Hij was op aarde toen daar precies zoveel ongeloof was als tegenwoordig, maar het hield Hem niet tegen; Hij ging door. Hij wond er geen doekjes om voor hen. Hij zei tegen hen: "U bent van uw vader, de duivel." Hij veroordeelde de hele zaak.
345 De kracht, die Lazarus uit het graf kon opwekken, en die de vrouw van Naïn haar zoon weer teruggaf (o God!), de kracht, die deze dingen kon doen, die de dingen vooruit kon vertellen, die zouden gaan gebeuren: "Er zijn twee... ezelsveulen; er is een ezelsveulen dat vastgebonden staat bij twee wegen", en al die dingen die Hij voorzegde; juist deze Man, Die deze kracht bezat: "Weg met Hem. Wij willen Hem niet onder onze mensen hebben. Hij bederft onze leringen." En zij kruisigden Hem.
346 Het is vandaag hetzelfde: "Weg met de Heilige Geest." Zij willen er niets mee van doen hebben: "Hij veroordeelt en doet deze dingen en zegt onze mensen deze dingen; wij willen het niet in onze organisatie gemengd hebben. Het is tegen onze leringen." Zij kruisigen Hem opnieuw. O my!
Let nu op, terwijl wij gaan eindigen. Wij moeten sluiten.
En opnieuw noemen zij het fanatisme.
347 En zij noemden Hem een fanatiekeling. Zij zeiden dat Hij gek was. Iedereen weet dat in de Bijbel staat dat Jezus was... dat die Farizeeën zeiden: "Deze mens is een Samaritaan en Hij is gek." Nu wat betekent het woord gek? Krankzinnig. "De man is krankzinnig. Het zijn een stel gekken die Hem volgen. Hij is Beëlzebul."
348 En weer zeggen zij hetzelfde: "Het is een soort toverkracht. Het is waarzeggerij", en zij brengen Hem opnieuw aan het kruis van schande. Welk kruis? Welke schande? Hij is het betuigde Woord en zij maken er grappen over en vertellen de mensen dat het de duivel is. Ze maken het iets en noemen...
349 Hij zei: "Zij zeggen dat de heilige werken Gods door een onreine geest worden gedaan." Daarvoor is geen vergeving.
350 Zij maken Zijn Woord te schande, proberend het te 'ontmaskeren', en noemen het zwendel of fanatisme. "Ga daar niet heen. Bezoek die samenkomsten niet." Uh-huh.
351 Wat bewerken zij door dat te doen? Zij nemen hun denominationele geloofsbelijdenis-spijkers. Zo is het. Deze naar eigen genoegen jagende leraars, werelds, goddeloos, denominatie-gek, nemen hun denominationele spijkers en kruisigen vanaf hun kansels de Zoon van God daarmee opnieuw.
352 Waarom doen zij dit? Zij houden meer van de lof der mensen, de titels die de kerk hun geven kan, dan dat zij het Woord van God liefhebben. Ik veroordeel hen. Zij kunnen niet overeenstemmen met de wereld, omdat zij... Zij kunnen niet overeenstemmen met het Woord van God, omdat zij al overeenstemmen met de wereld. Ze hebben het al gedaan. De huichelachtige tijd waarin wij leven! Is dit niet...
353 Is één Golgotha niet genoeg voor mijn Here? Waarom wilt u dit doen? U, die Hem zou moeten liefhebben; u die weet dat dit Zijn Woord is; u die Openbaring 22 kunt lezen: "Wie één woord afdoet of één woord toevoegt", waarom doet u het? Is één Golgotha niet genoeg voor Hem?
354 Ik sta hier tot Zijn verdediging. Ik ben Zijn gevolmachtigde. En ik klaag u aan door het Woord van God. Verander uw wegen of u zult naar de hel gaan; uw denominaties zullen afbrokkelen. Ik klaag u aan in de tegenwoordigheid van de Rechter. Zo is het. U, met uw vormen van godzaligheid; schijnheiligheid. En waarom noemt u het... Is niet één Golgotha genoeg?
355 Zoals Petrus zei: "Uw kerkvaders..." Petrus klaagde u aan door de... Zei: "Welke van uw vaderen heeft dit niet gedaan?" Stefanus zei hetzelfde: "Met boze handen hebt u de Vorst des levens gekruisigd." Zei Jezus Zelf niet: "Wie van uw vaderen brachten de profeten niet in de graven? En u versierde ze later"? Zo is het met de rechtvaardige mens door de eeuwen heen gegaan.
356 Dus klaag ik deze hoge, gepolijste, naar de kerk gaande groep van Christus-afwijzende mensen van vandaag aan. U, met uw vormen van godzaligheid, kruisigt mijn Christus de tweede maal, door de mensen te vertellen dat deze woorden voor een andere tijd bestemd zijn, en dat het niet voor vandaag is. Ik klaag u aan. U bent aan dezelfde misdaden schuldig als zij het waren ten dage van de kruisiging. Bekeer u en keer u tot God of kom om!
357 En opnieuw zeg ik, Hier, de kerken; kruisigen, door lastering; zij, de leraren; Hem, het Woord! God wees genadig! Laat mij het nog eens herhalen; het zou op de band verward kunnen worden. Hier, de kerken; kruisigen, door lastering; zij, de geestelijken; Hem, het Woord. Geen wonder dat het vandaag weer zo is:
Tussen scheurende rotsen en verduisterende hemelen
Boog mijn Heiland Zijn hoofd en stierf,
Maar het opengaande voorhangsel openbaarde de weg,
Tot de hemelse vreugde en d' eeuwigheid.
358 Ik zeg dit op deze bandopname en voor deze toehoorders; ik zeg dit onder de inspiratie van de Heilige Geest: Wie staat aan de kant van de Here? Laat hem onder dit Woord komen. God zal zeker deze boze, Christus afwijzende, Christus verwerpende generatie, in het gericht brengen voor de lastering, de kruisiging van Zijn geïdentificeerde Woord. Zij komen in het gericht. Ik klaag hen aan! "Wie staat aan de kant van de Here?" zei Mozes, "laat hem tot mij komen", toen de Vuurkolom daar hing als bewijs. Wie staat aan de kant van de Here? Laat hem het Woord opnemen, zijn geloofsbelijdenis verloochenen en dagelijks Jezus Christus navolgen. En ik zal u ontmoeten op die morgen.
Laten we nu ons hoofd buigen voor een woord van gebed.
359 O Here God, de Gever van het eeuwige leven en de Auteur van dit Woord, Die de Here Jezus uit de doden wederbracht, Die het duidelijk heeft geïdentificeerd aan een generatie van ongelovige mensen; het heeft vanmorgen lang geduurd. Velen zaten hier; de kerk zit propvol, de mensen staan rondom; de bandopnamen worden klaargemaakt om de hele wereld in te gaan naar verschillende plaatsen. Predikers zullen dit in hun studeerkamers horen. Ik bid voor hen, Here. Laat deze woorden diep in hun hart vallen, diep snijden, al het wereldse wegsnijden, zodat zij mogen zeggen, zoals...
360 Deze kleine Methodistenprediker daar in Kentucky kwam onlangs naar mij toe en zei: "Toen ik die 'Zeven gemeentetijdperken'-prediking hoorde, hoorde ik het uitroepen: 'Ga bij die muren van Babel vandaan!'" Hij zei: "Toen heb ik alles opgegeven en ben weggegaan. Ik weet niet welke weg of wat ik moest doen, maar ik ben weggegaan." Gezegend is de moed van die jonge man en zijn vrouw en twee of drie kinderen.
361 God, mogen velen hun weg tot het Woord van God vinden, de enige weg des levens, want Hij is het Woord. Ik bid voor eenieder, Vader. Soms, wanneer ik deze dingen zeg, is het niet in hardheid, het is in liefde; want liefde is corrigerend. En ik bid, God, dat de mensen het op die wijze mogen verstaan: dat het als een terechtwijzing is bedoeld. U, die hen moest terechtwijzen, en voor hen bad aan het kruis, zei: "Vader, vergeef het hun, zij zijn blind, zij begrijpen gewoon niet wat zij doen."
362 Ik bid voor die predikers van vandaag, die het Woord opnieuw kruisigen, doordat zij hun geloofsbelijdenissen, denominaties en dogma's nemen en die dingen in de plaats stellen van het Woord des levens. En dan bekritiseren zij voor de mensen de echte waarheid, die God als Zijn waarheid betuigt. Wij bidden voor hen, Vader, dat U hen opnieuw voor het bruiloftsmaal zult roepen. En mogen zij deze keer komen en geen verontschuldiging vinden, want ik realiseer mij, dat de laatste roep al voorbij kan zijn. Het kan nu te laat zijn. Ik vertrouw dat het niet zo is.
363 Zegen deze kleine groep die hier aanwezig is, deze paar honderd mensen die hier vanmorgen verzameld zijn op deze warme dag en zo lang hier hebben zitten luisteren naar een dienst die twee uren of meer heeft geduurd. Zij zijn niet weggegaan, zij hebben stil zitten luisteren. Velen van hen wachtten met hun maaltijden en de vrouwen met hun baby's hebben ook staan wachten. Zij houden vast aan ieder woord.
364 Here, ik realiseer mij wat er met mij zal gebeuren op de dag des oordeels, als ik deze mensen misleid. Ik ben mij bewust, Heer, zo bewust als maar mogelijk is, dat ik probeer hen tot het Woord te leiden en hen door het Woord te laten leven; hun vertellend dat U gisteren, heden en in eeuwigheid Dezelfde bent, dat de grote Heilige Geest Jezus Christus is, alleen in de vorm van de Heilige Geest, dezelfde Man. U zei het: "Nog een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer; maar gij zult Mij zien, want Ik zal met u zijn, zelfs in u." En ik weet dat U dit bent, Here. En wij geloven U, omdat wij U hetzelfde in ons midden zien doen.
365 Vandaag wijden wij onszelf hier in deze samenkomst ernstig toe. En op de banden, Here, op dit ogenblik, moge iedere man en vrouw, jongen of meisje, die hier aanwezig is, of buiten staat, of het op de geluidsband hoort, mogen wij ons op dit moment volkomen toewijden en ons geheel aan de dienst van God wijden.
366 Beweeg over het gehoor, Here, in kracht, en genees de zieken. Zij zeiden dat ze hier een kreupele jongen hebben zitten. Laat die grote Heilige Geest... Wij weten, eenvoudig in Zijn tegenwoordigheid te zitten zoals dit, dat zal het doen. Als U door radio en televisie door de landen heen kunt gaan en de zieken genezen – "U zond Uw Woord en het genas hen" – dan kunt U op dit ogenblik hetzelfde doen. Ik bid, God, dat U iedere zieke genezen wilt, iedere kreupele, iedere aangevochtene hier en die deze woorden hoort. God, sta het toe. Mijn gebed is voor hen.
367 Met een... met de liefde van Christus in mijn hart en een gevoel voor de behoeftigen, breng ik hen, Here, tot U, op het offeraltaar, waar het bloedige lichaam van dat Lam ligt als een verzoening voor onze zonden en ziekten. Ik pleit voor genade voor de mensen. Ik wil, net als Mozes, voor hen in de bres staan, Here, en zeggen: "God, wees hen nog een beetje langer genadig, en geef hun nog een kans." Doet u het nu nog niet, Here. Laat het Evangelie nog een beetje verder doorgaan.
368 Zij zijn veroordeeld, Here. Ik bid, dat Uw grote genade en barmhartigheid reiken zal tot de laatste persoon, wiens naam in het boek staat. En ik weet, dat zij zullen... Het is niet moeilijk om tegen Uw Goddelijk Woord te bidden, of tegen... of tegen de... overeenkomstig Uw Goddelijk Woord, bedoel ik te zeggen, Here; het Woord dat beloofd is, het Woord dat betuigd is, het Woord dat deze mensen voorbestemd heeft van voor de grondlegging der wereld. Het is niet... het is niet moeilijk te bidden dat U diegenen redt wier namen in het boek des levens staan, omdat ik weet dat U het zult doen; Jezus zei: "Allen, die de Vader Mij gegeven heeft, zullen komen." En niemand kan komen, tenzij het hem gegeven wordt.
369 Nu, ik bid, God, dat overal waar deze woorden vallen, zowel op de band als hier op deze plaats, dat de Heilige Geest ieder voorbestemd persoon nu zal roepen; van voor de grondlegging der wereld, toen hun naam in het boek des levens geschreven werd. Mogen zij de stem van God vandaag horen spreken, door die kleine, stille, zachte stem in hun hart, die zegt: "Dit is de weg, wandel daarop." Sta het toe, Vader, ik vraag het in Jezus' Naam.
370 En terwijl wij hier nu onze hoofden gebogen hebben in het gehoor; als u gelooft dat dit de waarheid is en u... (Ik leg mijn hand op deze zakdoeken en pakjes, die hier liggen voor de zieken en aangevochten.) Ik wil u nu oprecht iets vragen.
371 Ik kom hier niet heen om alleen maar gehoord te worden. Ik... ik ben moe, ik ben uitgeput. Ik ben niet zo jong meer als dat ik was. En ik weet dat onze dagen zijn geteld. En ik weet dat ik ieder klein ding dat ik kan, moet bijdragen voor het Koninkrijk van God. Ik moet iedere keer als ik een kans krijg prediken. Ik moet! Ik moet gaan of ik mij zo voel of niet.
372 Ik kom hierheen omdat ik voel dat ik het moet doen; ik wil het doen. Ik heb u lief. En ik zeg de dingen niet zo bars en streng om... omdat ik dat wil. Inwendig word ik gedreven. Deze zelfde zaak die betuigd is, is het die mij aanspoort deze dingen te doen. Ik zeg het vriendelijk, met liefde. Het is niet mijn bedoeling om onze vrouwen en mannen af te kammen. Dat wil ik niet doen, broeder, zuster; ik wil het alleen zo scherp stellen dat u de terechtwijzing en de gesel van de Here kunt zien, dat u nu moet binnengaan. Schuif het niet terzijde; u zou te lang kunnen wachten.
373 En u die aan de kant van de Here verlangt te komen met een volledige overgave in uw hart, nu aanwezig in het gehoor, of in het land waar de bandopnamen heen zullen gaan, wilt u, met uw hoofden gebogen... Steek uw hand niet omhoog als u het niet meent. Nu, als u het werkelijk meent dat u met een meer toegewijd leven tot de Here wilt komen, wilt u dan nu uw hand opsteken. U, de Heer zegene u. U wijdt uzelf opnieuw aan Christus toe en probeert de smaad te dragen. Zeg: "Ik ben heden gewillig de schande op mij te nemen."
374 Ik heb ook mijn beide handen opgestoken. Ik wil de smaad van Jezus Christus op mij nemen. Ik draag met blijdschap dat merk genaamd: "heilige roller" of hoe u het ook zou willen noemen. Ik draag het met trots, want het is ter wille van de zaak des Heren. Ik draag het met trots.
375 Wilt u allen niet hetzelfde doen? Steek uw handen op en zeg: "Door de genade van God wil ik... ik... ben ik..." De discipelen keerden terug, zij vonden het een grote eer om de smaad van Zijn Naam te dragen. Of wilt u de schande van een Hollywood-ster dragen, of iets van de televisie, of een of ander kerklid of zoiets? Of wilt u de schande van het Woord van Jezus Christus dragen? "Geef mij de schande van het Woord, Here. Ik weet dat Hij de schande van Gods Woord droeg. Laat mij het ook dragen, Here."
En dit toegewijde kruis wil ik dragen,
Tot de dood mij zal bevrijden.
Dan ga ik naar huis om een kroon te dragen...
376 Er zal op een dag een kroon voor ons zijn. Hij wordt nu gemaakt. Als dit aardse leven voorbij is, dan weten wij dat het in orde zal zijn.
377 Nu, er is geen plaats om mensen rond een altaar te laten komen. Laat uw zitplaats, of waar u staat, een altaar zijn: "Zovelen, als er geloven..."
Terwijl wij bidden:
378 Hemelse Vader, het leek mij dat bijna alle handen van jong en oud in dit gehoor opgeheven waren. En ik bid, dat iedere keer dat de bandopname afgespeeld wordt, de mensen hun handen zullen opheffen en in de kamer zullen neerknielen. Vader en moeder, ga naar elkaar toe, houd elkaars handen vast en zeg: "Lieveling, wij zijn lang genoeg lid van de kerk geweest. Laten wij tot Christus komen." Sta het toe, Here.
379 Zegen deze mensen hier. Ik bid dat U hun een toegewijd leven wilt geven, Here. Velen van hen, Here, zijn goede mensen. Zij zijn Uw volk; zij wisten alleen Uw Waarheid niet. Ik bid dat U hun Uw Waarheid wilt laten zien, Here. "Uw Woord is Waarheid."
380 Zoals U zei in Johannes, ik geloof ongeveer in het zeventiende hoofdstuk. U zei: "Heilig hen, Vader, door de Waarheid. Uw Woord is Waarheid."
381 En opnieuw, Uw Woord is nog steeds de Waarheid. Het is altijd de Waarheid, want het is God. En ik bid, God, dat U hen zult heiligen door de Waarheid; dat betekent: hen heiligt, reinigt van alle geloofsbelijdenissen en denominaties. Reinig hen van alle wereldse dingen tot een toegewijd leven naar het Woord. Sta het toe, Here. Nu zijn zij van U; U heeft beloofd het te doen. En als Uw dienaar, bied ik U mijn gebed aan om hunnentwille. In de Naam van Jezus Christus.
382 Nu, met onze hoofden gebogen, laten wij dit lied zingen terwijl wij in gebed blijven:
Jezus betaalde het alles,
Alles dank ik aan Hem; (Denk daaraan!)
De zonde...
383 Gisteren was ik ergens, en een man nam mij de maat voor een kostuum, dat een broeder hier in de gemeente voor mij kocht. Hij zei: "Uw kostuum dat u nu draagt, ziet er warm uit, ik heb een koele voor u gekocht."
384 En ik ging erheen om het te laten knippen, en hij zei: "Zeg, uw rechterschouder hangt omlaag. U moet daar eens een zware last mee hebben gedragen."
385 En ik dacht: "Ja, een last van zonde, maar Jezus betaalde het alles." Luister, terwijl wij het zingen:
Jezus betaalde het alles,
Alles (heel mijn leven!) dank ik aan Hem (Wat had de zonde gedaan?);
De zonde had een rode vlek achtergelaten,
Hij waste het zo wit als sneeuw.
386 God, wees ons genadig in deze tijd van diepe meditatie. Laat het Woord diep in het hart zinken, Here. Laten deze mensen, alhoewel zij te laat zullen zijn voor hun maaltijd... maar Here, dit is meer dan vlees; dit is leven. "Mijn Woord is vlees", zei U. En dat is het, waar onze hongerige ziel een feestmaal aan heeft.
387 Nu, neem ons, Here, vorm ons. Heer, neem mij met hen. Ik wil met hen gaan. Nu ga ik in geloof naar Golgotha, Here. Ik ga samen met deze samenkomst. Nu, hervorm mij, Here. Ik heb verkeerd gedaan. Het gebeurde dikwijls dat ik...
388 Kort geleden wilde ik hier gewoon ophouden met prediken. De mensen wilden niet naar mij luisteren. Zij bleven gewoon hetzelfde doen, en ik werd ontmoedigd. Ik kreeg er een complex van. O God, enige zondagen terug, toen U mij daar buiten dat teken gaf, en toen ik de Bijbel las en zag wat U tegen Mozes zei, precies zoals die droom was, dat daar ook een berg was, die een teken voor hem zou zijn. En toen precies aan het einde ervan wist ik dat ik een menigte zieken had verlaten, een bediening niet alleen profetisch, maar ook om het Woord te onderwijzen en voor de zieken te bidden. U liet een man precies hier dood op de grond vallen, maar toen bracht U hem weer tot leven, als bevestiging dat het waar was. U bevestigt Uw Woord altijd.
389 Nu Here, bevestig het juist nu terwijl ik voor Uw troon ben. Neem al deze mensen, Here, neem de wereld uit ons weg. Neem mij, Here, terwijl wij in Uw tegenwoordigheid zijn. Neem gewoon de wereld en wring het uit onze harten. God, trek juist nu de wereld en de zorgen van de wereld van ons af. Laat ons toegewijde Christenen zijn, o God, die in liefde, vriendelijk en zachtmoedig, de vrucht van de Heilige Geest dragen. Wilt U het niet doen, Heer? Wij zijn voor Uw troon. De zonde heeft een rode vlek op een ieder van ons achtergelaten, maar Uw bloed kan het kwijtschelden, Here, en ons wit maken als de sneeuw. Sta het toe, terwijl wij op U wachten. Neem ons; wij zijn van U. Wij wijden ons leven aan U toe. In de Naam van Jezus Christus, sta het toe, Here, voor een ieder van ons.
390 Wring mijn hart, Here. Ik zie al mijn vergissingen; ik zie mijn fouten. God, vanaf dit tijdstip probeer ik, zo goed als ik kan, een leven te leiden om U te helpen. Ik wil gaan... Ik wil hier deze morgen mijn leven opnieuw aan U toewijden.
391 Nadat ik deze aanklacht tegen mijn vrienden, geestelijken, daar buiten naar voren heb gebracht, en ik moet deze harde dingen zeggen; maar Here, ik deed het door Uw inspiratie. Ik voel dat U mij zei het te doen. Nu is het van mijn schouders af, Here. Ik ben blij, dat het van mij af is. Laat hen ermee doen wat zij willen, Vader. Ik bid, dat zij het zullen aannemen. Ik bid dat U een ieder zult redden, Here.
392 Moge er een opwekking voortkomen van de rechtvaardigen en een grote kracht in de gemeente, juist voordat zij heengaat. Het is niet moeilijk dat te bidden, want U hebt het beloofd. En wij kijken uit naar die derde trek, Here, waarvan wij weten dat het grote dingen voor ons zal doen in ons midden.
393 Ik ben de Uwe, Here. Ik leg mij op dit altaar, zo toegewijd als ik mijzelf maar weet te maken. Neem de wereld uit mij weg, Here. Neem de dingen van mij weg die vergankelijk zijn; geef mij de onvergankelijke dingen: het Woord van God. Moge ik in staat zijn zo nauw met het Woord te leven, dat het Woord in mij en ik in het Woord zal zijn. Sta het toe, Here. Laat mij daar nimmer van afkeren. Laat mij dat Koningszwaard zo stevig mogelijk vasthouden, er een vaste greep op hebben. Sta het toe, Here.
394 Zegen ons allen tezamen. Wij zijn Uw dienstknechten, zoals wij ons vanmorgen in onze harten opnieuw aan U toewijden. Wij zijn de Uwen in de Naam van Jezus Christus, voor dienst.
Jezus...
God zegene u! Broeder Neville.