Verneder u
Door William Marrion Branham1 [Broeder Neville introduceert broeder Branham: "... vertrouwen dat God hem daar geplaatst heeft door Zijn Geest. Dus zonder verdere aarzeling van mijn kant, ga ik de preekstoel gewoon overgeven aan hem vanavond." – Vert]
Dit is een schok. Ik geloof dat ik dan nu wel zou kunnen aankondigen: "Er zijn bepaalde gaven: zoiets zou ik niet kunnen bedenken." [Broeder Branham en de samenkomst lachen – Vert]
2 Iedere keer geniet ik er echt van om hier te zijn. Onze reis nadert nu bijna het eind van ons verblijf bij u. Want dadelijk krijgen we nog een samenkomst in Chicago en binnenkort zal ik moeten zorgen dat de familie weer terug is in Arizona. En zij hebben nog steeds niet hun zomervakantie gehad en ik word verondersteld ze over een paar dagen mee uit te nemen. En dan zal ik waarschijnlijk een dag weg zijn, één van de zondagen, en dan begin ik de volgende week in Chicago. Dan moet ik regelrecht op een maandag terugkeren en ze naar Arizona brengen.
3 En nu, ik heb er een hekel aan op een zondagmorgen binnen te komen en die tijd te nemen wanneer iedereen verkwikt is. Zondagavond is men altijd vermoeid en afgemat en om dan de zondagavonddienst aan onze voorganger over te dragen, dat is wat vervelend. Maar ik doe het niet graag, maar toch zou ik op zondagavond... als ik zondagavond de zondagavonddienst zou hebben, dan houd ik de mensen zo laat. Velen van hen komen hier van ver weg uit het zuiden en helemaal uit het noorden en ze moeten, o, ze rijden soms dag en nacht om hier te zijn voor slechts één dienst, en dan weer terug. En dat is de reden dat ik, wanneer ik kom, het op een zondagmorgen probeer te houden, dat geeft hun een kans terug te keren.
4 Oprechte, trouwe pelgrims, wat waardeer ik hen! Zij rijden door natte sneeuw, regen en van alles om hier te komen, dwars door het land, honderden mijlen, voor slechts één kleine dienst. Dus maakt het me dankbaar tegenover God en tegenover deze mensen, voor hun geweldige ondersteuning, van wat ik de mensen probeer te vertellen als de Waarheid.
5 Welnu, ik geloof dat dit de Waarheid is, met heel mijn hart. Als er iets anders was waarvan ik dacht dat het beter zou zijn, zou ik zeker eerst... Ik wil niet iemand vragen ergens heen te gaan als ik niet éérst ga om uit te vinden of het goed is of niet. Ik zou niet iemand vragen een stap te doen, in God, die ik niet reeds gedaan heb waarvan ik weet dat het de Waarheid is. Ten eerste moet het het Woord van de Here zijn, dan onderzoek ik het om te zien of het goed is. En als het dan goed is, dan kan ik zeggen: "Kom deze kant op." Ziet u, het baant de weg.
6 En nu, ik denk dat elke prediker dat behoorde te doen, hij behoorde eerst zelf te gaan. Hij wordt verondersteld een leider te zijn, een leider van mensen. Hij moet niet iets zeggen waarop hij zelf zijn hand niet zou willen leggen. Wij, als leiders van de mensen, behoorden daar te gaan.
7 Vanmorgen had ik een zeer vreemde, eigenaardige ervaring hier in de preekstoel. En dat ging over het laatste gedeelte van de boodschap. ["Waarom schreeuwen? Spreek!" – Vert] Het was niet mijn bedoeling het op die manier te zeggen. Ziet u? Maar ik denk dat het reeds gezegd is en ik kan er nu niets meer aan doen. Maar toen ik thuiskwam begon ik erover te studeren.
8 En ik had vandaag een kleine familie-reünie, van enkel mijn broeders en de hunnen. Mamma is heengegaan. En gewoonlijk kwamen wij in haar huis bij elkaar, en nu gaan wij naar Delores' huis. Wij hadden daar vanmiddag een prettige tijd met praten, en Teddy was erbij en zong enkele liederen, speelde enkele gezangen en dergelijke.
9 Nu denk ik, misschien aanstaande zondagmorgen, zo de Here wil, als broeder Neville het niet erg vindt, dat ik een genezingsdienst zou willen hebben, enkel en alleen toegewijd aan genezing. En ik denk, met de Boodschap van vanmorgen, de manier waarmee de Here mij scheen te leiden met het te brengen, om het tot uitdrukking te brengen, het ons wel enigszins bemoedigd zal hebben, ziet u, om werkelijk te geloven. We doen maar wat en denken verschillende dingen en praten erover. Maar dan wanneer het tot een ontknoping komt, dat is iets anders. Daar de...
10 Iemand vertelde mij, ik geloof dat het mijn broeder daarginds was, hij vertelde me vandaag een kort verhaal, over een man, een prediker en zijn... één van zijn samenkomsten. En hij zei dat hij een blok hout kon dragen.
Hij zei: "Dominee, zeker, de Here is met u."
Hij zei: "Ik kan, wanneer ik naar de overkant ga, een blok hout op mijn rug dragen."
"Zeker, de Here is met u." En hij ging het doen.
11 Hij zei: "Ik kan een blok hout torsen en tegelijkertijd een kruiwagen naar de overkant rijden."
12 "Zeker, dominee, de Here is met u. Uw geloof kan alles doen."
13 Hij zei: "Ik kan u in de kruiwagen stoppen, en het blok hout dragen."
Hij zei: "Nu, wacht eens even!" Zie?
14 Het ligt anders wanneer u er zelf in betrokken wordt. Ziet u? Nu, dat... het is machtig goed van ons om hier "amen" te zeggen. Het is ontzaglijk goed van ons om te zeggen: "Ik geloof dat het waar is." Maar zet het dan in werking. U moet het in werking zetten.
15 Zoals ik vanmorgen deze verklaring aflegde, dat de mensen in de schaduw van Petrus werden gelegd. Zij vroegen zelfs niet om gebed.
16 Ik ben vele huizen binnengegaan en heb dit gade geslagen. Ik bid voor ik ga en ga met de zalving daar naar binnen en bid niet eens voor de mensen, wandel naar buiten en ze zijn genezen. Ziet u? Zie? Zo is het. Ik heb het zovele malen zien gebeuren! Zie? U moet ergens uw geloof in kunnen plaatsen. Ziet u? U moet het geloven. En ik geloof dat het uur nadert en er nu is.
17 En ik stel me voor dat dit geen dienst is voor een bandopname. Zij maken er misschien eentje voor zichzelf, maar dit is geen band die uitgaat door het land.
18 Hetgeen ik vanmorgen sprak heeft ons regelrecht naar een climax gevoerd en dat is de reden dat ik de aanstaande zondag neem voor een genezingsdienst. Omdat, sinds ik thuis ben, ik u over de visioenen en wat er gebeurde en alles, verteld heb en direct naar voren heb gebracht waarom ik al deze dingen heb gedaan, en vervolgens bracht ik het vanmorgen duidelijk naar voren tot die laatste trek.
19 Nu is het mijn tijd van toewijding aan God; Gods tijd om tot mij te spreken. Zie, ik moet gewoon een kleine verandering in mijn eigen leven hebben. Niet dat ik denk dat ik zondig ben, maar ik wil me wat nauwer met de mensen verbonden voelen. Ziet u?
20 De mensen aan wie ik geprobeerd heb deze Evangelie-Waarheid te vertellen keren het de rug toe en wandelen weg en lachen erom. Welnu, voor mij ziet dat er uit als een belediging. Voor mij geeft het niet, maar voor de dingen die ik gezegd heb, het is de Waarheid waarmee ik geprobeerd heb hen te helpen. Zoals bij het afduwen van een boot en daarbij zeggen: "Hier, hier, steek over! Kom uit die aanzwellende stroming, je zult sterven! U, u zult daar vergaan!" En men lacht om u en wandelt weg. Nu, voor mijn gevoel lijkt het, dat wanneer zij wegwandelen er niets meer is wat ik kan doen, zie, wat ik kan doen.
21 Maar nu wil ik langs de oever rennen en hen overreden: "Kom terug!" Ziet u, ik moet dat gevoel hebben, zie, omdat ik weet dat daar iemand is die nog niet is binnengekomen. En ik zal vissen tot... Hij zei, tot de laatste vis is gevangen. Ik wil dat nu doen.
22 En ten einde dit nu te doen verwacht ik dat er iets in een gebedsdienst gebeurt. Iets... En velen van u herinneren zich het visioen van de laatste trek, die derde trek, liever. U herinnert zich dat er net daarvoor iets gebeurd was. Ik zag dat Licht aankomen en die plaats binnengaan en zeggen: "Ik zal je daar ontmoeten." Ik kijk er nu naar uit dat er iets gebeurt.
23 Hier jaren geleden was het dat de diensten en die onderscheiding me gewoonlijk zo zwak maakten dat ik wankelde. Velen van u herinneren zich dat. Het kwam gewoon tot een punt dat ik met Jack Moore aan de ene arm en broeder Brown aan de andere stond, die mij na de dienst een uur lang op straat lieten wandelen. En het overkwam mij dat ik probeerde te denken waar ik was en wat er had plaats gevonden. Lag daar dan heel de nacht te denken en te snikken en van alles en vroeg mij af waarom zij onze Here Jezus niet accepteerden.
24 Toen vertelde Hij mij in een visioen: "Op een keer zul je een dame ontmoeten in een bruin kostuum en ze zal een kleine baby in een deken gewikkeld hebben en vanaf die tijd zul je kracht hebben om het beter te verdragen." Welnu, ik heb u dit allemaal verteld. In Chicago gebeurde het die avond, en de kleine Presbyteriaanse dame, toen haar eigen voorganger haar met de baby daar naartoe zond...
25 En ik meen dat het zijn broer was, of een van hen was een arts. Hij zei: "Er is geen enkele hoop voor de baby tenzij de almachtige God hem aanraakt." Hij ging...
26 Zij ging het haar voorganger vertellen. De prediker zei: "Ik ben niet bekwaam", zei hij, "volgens deze Goddelijke genezing te handelen, omdat ik niet... het gewoon niet in mij heb, het geloof, dat nodig is om het te doen." Nu, dat is er oprecht mee zijn. Ziet u? Hij zei: "Ik heb het gewoon niet in me." Hij zei: "Maar ik was bij een van broeder Branhams samenkomsten en ik zou u willen aanraden de baby naar broeder Branham te brengen." En de dokter had het opgegeven en het zou sterven.
27 En de kleine dame kwam daar binnen waar ik een soort dienst hield voor die kleine Katholieke kinderen die in die school daarginds verbrand waren, weet u. U herinnert het zich nog wanneer het was. En terwijl wij die dienst hielden, kwam die kleine dame met het bruine kostuum regelrecht naar het podium. Mijn vrouw en de anderen zaten daar en ik zei... keerde me om en keek en keek helemaal in het rond om te zien of zij daar stonden. En het gebeurde juist voor ik er aan kwam, dat Billy Paul en de anderen, of de vrouw of enigen van hen, tot de dame met die baby hadden gesproken. En de dame kwam naar het podium toe en de Heilige Geest openbaarde de hele zaak en genas daar de baby.
28 Ik wandelde weg en sindsdien word ik niet vermoeid. Ziet u, het hindert me niet en ik ga eenvoudig maar door.
29 Ik kijk nu uit naar iets dat gebeuren gaat om die derde trek in beweging te zetten, ziet u, en misschien zal de genezingsdienst van aanstaande zondagmorgen dat misschien voortbrengen. Ik weet het niet.
30 Wat ik denk dat we moeten doen is: vertel uw mensen de zieken te halen. Nu, voor een genezingsdienst moeten wij ons aan de zieken toewijden. Neem uw zieken en breng ze aanstaande zondagmorgen vroeg hier, zeg ongeveer acht uur of half negen, en we zullen hun een gebedskaart geven als ze bij de deur komen, of hoe men het ook doet. En dan zullen we een gebedsrij hebben en voor de zieken bidden en bezien wat de Heilige Geest zal doen.
31 Ik geloof dat Hij wonderen zal doen als we Hem gewoon zullen geloven, zie. Maar we moeten Hem nu daarvoor met heel ons hart geloven. En ik denk dat het grote uur is aangebroken, dat terwijl God, in zoverre wij er vanmorgen over spraken, ons zoveel heeft laten zien en ons bracht tot een zekere... gewoon tot aan een plaats. Al wat we nodig hebben is, om even over die kleine heuvel geduwd te worden, dan komt het op gang. Ziet u, een op gang zien komen als het ware, precies hetzelfde met de onderscheiding, hetzelfde met het profetische.
32 Ik stond in Calgary... neemt u mij niet kwalijk, het was de koninginnestad, ginds in Regina, Regina. En Ern Baxter stond daar, wij beiden. En de Here had mij precies hier op de kansel verteld: "Het zal geschieden, dat u het geheim van hun hart zult weten." En dat is waar. En op die manier had ik er nooit aan gedacht. Ik liep die avond naar het podium, met Ern, en begon voor de zieken te bidden. En hier komt een man aan – spreidde eenvoudig zijn hele leven ten toon; de eerste maal dat het zo in een moment in een genezingsdienst gebeurde. En toen keek ik uit over de samenkomst en hier begon het naar beneden over het gehoor te komen en nog meer dingen. O, wanneer wij die andere kant bereiken! De helft is zelfs nog niet verteld, van de dingen, om heen te wandelen en de dingen in het leven van een mens te zien. Ik zeg er niets over. Laat het gaan, zie, tenzij ik echt gedrongen word iets te zeggen.
33 En nu kijk ik er naar uit dat dit volgende evenzo begint. Ziet u, dat God het op Zijn eigen manier, op Zijn eigen soevereine tijd begint. En het zal iets anders zijn dat ver uitgaat boven enige van deze andere dingen. Ziet u? En ik kijk er naar uit dat dit zal gebeuren.
34 En misschien, o, ik dacht of ik misschien een kleine genezingsdienst aanstaande zondag zou hebben. Dan zal ik de volgende zondag waarschijnlijk met de kinderen en de anderen weg zijn, omdat ze terug moeten keren en naar school gaan. En dan de volgende zondag ben ik natuurlijk daar in Chicago, in de samenkomst daarginds. Dan keer ik de volgende maandag terug, om op dinsdag naar Arizona te vertrekken om de kinderen voor school terug te laten zijn.
35 Wel, wat hebt u gevonden, herder? [Broeder Neville zegt: "Wel, ik heb iets heel ongewoons ontdekt." – Vert] Goed, dat is heel fijn, we willen daar nu over horen.
36 Zo, dus de Here zegene u allen werkelijk bijzonder. En ik hoop u aanstaande zondag hier te zien. En woensdagavond...
37 En luister. Vergeet niet die kleine gemeenten, zoals die van broeder Ruddell, broeder Jackson, broeder Parnell en al die kleine broeders die daar zwaar worstelen, zie. En zij voelen zich of wij hier hun zusterkerk zijn, ziet u. Wij zijn voor hen als een soort van moedergroep. Daaruit werden zij geboren, van hieruit, herders, enzovoort.
38 En deze kleine kameraad hier achteraan, broeder, ik ontmoette hem daar onlangs op een avond, Allen, de kleine broeder Allen. Ik hoop dat broeder Collins hier in contact wil komen met broeder Allen, als hij hem niet kent. Ze zijn beiden Methodistenpredikers en hebben de Woord-Waarheid gezien.
39 Wat de organisatie van de Methodistenkerk betreft, hetwelk een fijn stel mensen is in die Methodistenkerk... Denkt u nooit dat ze dat niet zijn. Ze zijn het wel. Het is een fijne groep mensen in die Katholieke kerk. Het is een fijne groep in de Presbyteriaanse kerk en al die plaatsen daar. Het zijn mannen en vrouwen die wachten tot zij dat licht over hun pad zien flitsen. Houdt u het licht flitsende, in nederigheid en lieflijkheid. Laten we allen dichter wandelen met God door onszelf te vernederen. Ziet u?
40 Vergeet niet dat deze Tabernakel haar kracht zal verliezen. Herinner u dat dit het doelwit is waarop Satan elk geweer uit de hel gericht heeft. Hij zal iemand iets laten doen wat in strijd is met wat de ander denkt. Hij doet dat. Hij is er op uit. Dat is zijn vak, als hij iemand kan vinden om iets te laten zeggen, iemand over een ander te laten spreken met te zeggen: "Hé, luister, weet je dat Zus-en-zo dat deed?" Luister er niet naar. Luister er totaal niet naar. Dat is de duivel. Ziet u, het is Satan. Geloof het niet.
41 Als er iets is, wat iemand verkeerd gedaan heeft, bid voor hen. En bid niet op een zelfzuchtige manier, met te zeggen: "Ik weet dat het mijn plicht is, ik moet voor die broeder bidden." Het gaat u werkelijk diep aan het hart voor die zuster. En spreek gewoon en wees echt aangenaam en voor u het weet, vindt u ze terug in de dienst. Ziet u? Want tenslotte gaan wij de zonsondergang tegemoet.
42 De Here Jezus zal een dezer dagen komen. En weet u, het zal denk ik zo plotseling zijn en zo lieflijk, dat er een honderdste procent... een honderdste van een honderdste procent van de hele wereld het ooit zal weten wanneer die opname plaats vindt. Het zal zo geruisloos gaan dat niemand er iets over zal weten. Ziet u?
43 En er zullen natuurlijk de kleine groepen zijn die zeggen: "Welnu, Zus-en-zo?"
44 "O, ze zeggen dat er daarginds een fanatieke groep is waarvan gezegd wordt dat zij daar vertrokken zijn en zij... Dat is niet zo. Ze zijn gewoon ergens heengegaan. We hebben dat fanatisme eerder gehad, ziet u."
45 "Wel, men zegt dat van die kleine Tabernakel, in een plaats genaamd Jeffersonville, dat er zoveel van hun leden worden vermist."
46 Ziet u, ze spelen dit gewoon uit. Men zal zeggen: "O, daar is niets aan de hand", ziet u, zo ongeveer, en het zal voorbij zijn en men zal het niet weten.
47 Over de hele natie zal het gebeuren dat degenen die in Christus gestorven zijn eerst zullen opstaan. De opname zal plaats vinden, de gemeente zal naar huis gehaald worden. En dan zal de verdrukking aanvangen en o my, we willen in die tijd hier niet zijn. Ik wil hier niet zijn in de verdrukking. Nee. God verhoede dat een van ons ooit gedurende die tijd hier zou zijn. Omdat, "hij die vuil is worde nog vuiler; hij die heilig is worde nog heiliger, hij die rechtvaardig is worde nog rechtvaardiger." Er is geen... Het Lam was naar voren getreden met het boek van verlossing en de bruid is weggenomen; degenen die het afgewezen hebben moeten door een verdrukkingsperiode gaan, zowel Joden als heidenen. Wat een tijd van verdrukking! Ik wil dat niet.
48 "Here, heilig mij nu." Dat is beste Nazarener-leer, is het niet? [Broeder Neville zegt: "Amen." – Vert] En het is ook nog waar. Het is waar. Zo is het. "Vul mij nu met Uw Heilige Geest, Heer. Neem heel de wereld nu uit mij weg, Heer. Ik wil geen enkel..."
49 Zoals die oude kleurlingbroeder zei: "Meneer, ik heb mijn kaartje in mijn hand. Het is al gestempeld. Wanneer ik die ochtend bij de rivier kom wens ik geen moeilijkheden."
50 Dus, dat is vrijwel juist, ik wil geen moeite. Houd uw kaartje in uw hand, want we zullen oversteken. Denk er eens aan, de geweldige tijd van verlossing is nabij.
51 En nu nog iets. Broeder... hoe heet hij, hier in Utica? Ik denk broeder Graham en nog een broeder daar die daar voorgaat. Een broeder Shanks, of zoiets, of Sink? [Broeder Neville zegt: "Broeder Snelling." – Vert] Broeder Snelling is de voorganger en kreeg het gebouw. Broeder Snelling is nu de voorganger in Utica. Ik geloof dat hun gebedssamenkomst op... ["donderdagavond"] donderdagavond is. Nu weet u, het zou echt fijn zijn als we daar op donderdagavond binnen zouden wippen en deze kameraden wat broederschap zouden tonen. Ziet u? En dan de keren dat broeder Jackson de zijne heeft, als we enkel een groepje van ons bij elkaar kregen om te gaan.
52 Blijf bidden, blijf graven! Ja, stop niet! Net zoals toen Elia hun vertelde en zei: "Graaf daar geulen!" Wanneer u neerknielt en een oud blik hoort zeggen: "Ik ben te moe", gooi hem aan de kant en blijf graven, want we moeten graven. We moeten alleen maar graven, dat is alles. Want als u verwacht de verdrukking te ontlopen, kunt u maar beter beginnen te graven.
53 Nu voor mijzelf, ik predik daar tegen mezelf. Ik zal beginnen met dieper te graven dan ik ooit heb gegraven. Omdat ik beseft heb dat in de natie en rond de wereld deze bediening weer zal gaan, daar het nu ongeveer overal over de wereld bekend is. Ik moet weer gaan.
54 Mijn vrouw zei tegen me... Onlangs op een morgen zei ik: "Ik wil, wanneer ik moet vertrekken, dat je met me meegaat. Ik zal, zo de Here wil, omstreeks januari vertrekken. Ik wil een complete wereldreis maken, helemaal rond; kom terug en houd misschien diensten in de Verenigde Staten, ergens volgende zomer."
En ze zei: "Ik ben te oud om te gaan."
55 "Wel," zei ik, "ik ben geweest toen ik... mijn laatste reis overzee was ongeveer acht jaar geleden, en ik voel me of ik nu in een betere conditie ben dan acht jaar geleden toen ik ging. Ik weet er nu meer over."
56 En toen kwamen we op het onderwerp: "Als de Here zei: 'Ik ga u vijfentwintig jaren erbij geven. U zult niet oud worden. U zult in staat zijn om te gaan en u zult op aarde vijfentwintig jaar toebedeeld krijgen', zou u ze willen nemen van uw geboorte tot vijfentwintig, of van vijfentwintig tot vijftig, van vijftig tot vijfenzeventig, of vijfenzeventig tot honderd?"
57 Welnu, ieder mens aan wie ook maar enige tijd op aarde wordt toebedeeld, zou zeker een hoogst onbezonnen persoon zijn als hij die tijd niet in dienst van God besteedt. Het kan mij niet schelen wat hij doet.
58 Wel, wanneer u een vrouwenjager wilt worden, enzovoort, kunt u maar beter die jonge leeftijd, die eerste vijfentwintig, nemen. Ziet u?
59 Als u een timmerman, een monteur of zoiets wilt worden, kunt u beter de tweede vijfentwintig nemen. Zie?
60 Toen dacht ik erover: "Wat met mij, welke tijd zal ik nemen?" Ik zou de vijfenzeventig tot honderd nemen. Ik zou slimmer, wijzer zijn. Ik zou meer bezadigd zijn. Ik zou meer kennis hebben in wat ik deed. Ik ben tien, acht of tien jaar ouder dan de laatste keer toen ik overzee was. Ik spring er niet meer bovenop alsof ik slangen aan het afmaken ben. Ik zal er meer over weten, ziet u. Ik weet hoe.
61 Het is als een jachthond die een wasbeer bevecht, ziet u, je weet ongeveer hoe je hem moet pakken. Spring er niet op af; hij zal uw vel eraf stropen. Zie, ken zijn streken en let op wat hij doet. En we leren meer over de vijand. Dus moeten we al zijn technieken ontdekken, hoe hij nadert en wat hij doet en zijn stompen kennen, dan bent u getraind om hem aan te pakken, ziet u.
62 "Dus, geloof ik nu", vertelde ik mijn vrouw, "geloof ik dat ik nu in een betere conditie ben dan toen ik veertig jaar oud was en daarheen ging." Zie, en ik ben vierenvijftig. En ik geloof dat als ik leef en nog steeds zo uit de weg kan als nu wanneer ik honderd ben, als ik... als Jezus zo lang nog zou vertoeven, ik dan in een betere conditie zou zijn om te gaan dan nu. Ziet u? Omdat u er meer over zou weten, u zou beter weten wat te doen en hoe te handelen, hoe de situatie te hanteren.
63 Neem heel wat mensen nu als zij geopereerd moeten worden. Als men zegt: "Een nieuwe arts, onlangs gepromoveerd en pas uit de medische universiteit gekomen. Hij heeft nog nooit een operatie gedaan. Laat hem het doen."
64 "O nee", zou u zeggen, "niets ervan. Niet die kerel. Geen kwestie van. Voorlopig beslist niet. Ik wil niet dat hij mij met een mes aanraakt. Wel, ik zou nu liever daarheen willen gaan en Die-en-die willen krijgen. Ik weet dat hij heel wat operaties gedaan heeft. Hij weet hoe hij het doen moet." Dat is het, zie. Dat is de gedachte.
65 Denkt u hier over na, maar wat met die ziel? Ik verlang iemand die weet waar hij staat en die de weg kent; die hem gereden heeft. Jazeker.
66 De Here zegene u. In orde, broeder Neville, kom nu naar voren. En God zegene broeder Neville. Vergeet nu aanstaande zondag niet.
67 [Broeder Neville zegt: "Ik was net... had een verrassing in mijn hart over iets, want in mijzelf had ik herkend dat ik de bediening waardeerde van mijn vele broeders. Daarbuiten, voordat broeder Branham kwam, zei ik: 'Ik weet niet of hij zal prediken vanavond.' Ik sprak tot dr. Lee Vayle hier, en ik zei: 'Ik was in de samenkomst in Middletown, Ohio, en u was degene die sprak tot de...?...' Ik zei: 'Ik waardeerde de samenkomst enorm, naast de onderwijzing van broeder Vayle, die daar was in samenwerking met de samenkomst in Middletown.' En ik zei: 'Ik waardeer de dienst van God.' En een van ons zei: 'Wie er ook predikt; het doet de ander altijd goed, want de prediking is allemaal geïnspireerd door dezelfde Geest.' En er is helemaal geen zelfzuchtigheid of ambitie in mij. En het is me een waar genoegen de predikers van God te verwelkomen, speciaal degenen die hiermee samenwerken en hierin met ons tezamen zijn. Het verheugt me van hen te horen." – Vert] Amen. ["Dus vroeg ik doctor Lee Vayle en zei: 'Zou u willen prediken als broeder Branham niet predikt?' En broeder Branham heeft het niet gedaan. Hij wist dit misschien."]
Nee ik wist het niet, anders zou ik zelfs niet zolang gesproken hebben.
68 [Broeder Neville zegt: "Dus vroeg ik broeder Vayle vanavond of hij voor ons zou willen prediken, in geval broeder Branham het niet deed. Omdat hij in de samenkomsten met hem verbonden was en hij weet over de Weg, deze Weg. En we zijn blij broeder Vayle te hebben. Ik waardeer hem en respecteer hem evenals ik enige van de andere predikers en al de anderen doe. En als hij vanavond voor ons wil komen spreken zou ik het hem graag laten doen." – Vert] Amen. ["God zegene u en laat ons bidden voor broeder Vayle. Sommigen van u hebben hem nooit gehoord en ik – Vert] Ja.
69 Ik had niet al zijn tijd moeten nemen. Ik verontschuldig mij voor het gehoor. Ik wist niet toen ik daar zat, dat hij... dat dit was geregeld. God zegene u, broeder Vayle.
70 [Broeder Lee Vayle zegt: "Het was niet afgesproken. Hij heeft gezegd, als u 'niet sprak'. En u kwam." Broeder Branham en de samenkomst lachen – Vert] Goed. Dat is fijn.
71 Dan kan ik zelf ook naar hem luisteren. Broeder Vayle heeft vele malen voor ik sprak in de samenkomsten gesproken, enzovoort. Hij heeft lange tijd de samenkomsten geleid en is een fijne broeder, heeft een kranig werk gedaan. En ik ben er zeker van dat deze samenkomst altijd graag broeder Vayle horen wil wanneer hij spreekt. De Here zegene broeder Vayle.
72 [Broeder Vayle spreekt zeventig minuten over Markus 16:15– 20 en andere Schriftgedeelten, getiteld: "Waarom heeft Markus 16 niet gewerkt? En hoe het te laten werken volgens de Schrift." – Vert]
73 Zoveel werd gezegd dat ik niets meer zou kunnen zeggen om het te verbeteren. En ik geloof waarlijk dat het de Here was, die dit voor broeder Vayle bewerkte deze boodschap te brengen na deze ochtend. Want, ziet u, het moet zo werken. Wij accepteren dat van God. Wat... er zijn zoveel dingen die hij gezegd heeft; ik heb hier twintig predikingen opgeschreven, nu net, over wat hij zei.
74 Ik dacht hier net aan één kleine illustratie om te onderstrepen wat hij gezegd heeft. Nu, we kijken op dit horloge om er achter te komen hoe laat het is. Tenzij elk instrument in dat horloge, het ene op het andere aansluit, zullen we nooit de juiste tijd weten. Is dat waar? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] En daar zijn wij allemaal voor nodig, allen tezamen, als wij de derde trek werkelijk iets voor God willen zien doen, het is een coördinatie met ieder van ons gezamenlijk, door ons voor God te vernederen en ons ongelijk te belijden en te bidden en God te geloven voor deze dingen.
75 Ik geloof dat wat broeder Vayle zei zeker de Waarheid is, dat God nooit Zijn Geest in een onheilige, onrechtvaardige, ongehoorzame tempel plaatst. Nee. Het zal in de weg van reiniging van onze harten moeten gaan, rein van bedrog en ongerechtigheid, opdat wij zuiver voor God mochten zijn, opdat Hij Zijn reine Heilige Geest door ons mocht laten werken om deze dingen te laten geschieden. Ik denk wanneer u vanavond naar huis gaat dat, als u dit kleine boek van Judas leest, u heel wat leert van wat broeder Vayle heeft gezegd. En hij zei: "Ik strijd ernstig voor het geloof dat eens de heiligen werd overgeleverd." Zij keerden zich er vanaf. Hoe mannen met een verdorven geest, enzovoort, zijn binnengekomen en ze weglokten van de echte dingen van God.
76 En God kan alleen werken als wij Hem laten werken. En er zijn zoveel mooie dingen die ik kan zeggen...
77 Weet u, mensen willen kracht en in feite weten ze niet wat kracht is. Ziet u, zij weten werkelijk niet wat ermee samengaat. De weg omhoog gaat naar beneden, altijd. Als u kracht verlangt, kijk dan hoe nederig u kunt worden. Ga weg van heel uw werelds denken en verneder u voor God en dan hebt u meer kracht dan de man die door het hele gebouw rent en een hele hoop lawaai maakt, ziet u, omdat u in staat bent uzelf te overwinnen en uzelf aan Christus over te geven, ziet u, uzelf voor Hem te vernederen. Dat is werkelijk kracht.
78 Toont u mij een kerk die nederig is, echt nederig, geen arrogantie; een kerk, gewoon een lieflijke, nederige kerk, dan toon ik u een kerk die de gunst en kracht van God in zich heeft. Zo is het. Dìt is wat telt, nederigheid, ons voor God vernederen, gewoon God door ons heen laten werken. Men hoeft geen hoop lawaai te maken.
79 Soms, volgens wat de boer vertelde, ging hij met zijn boerenwagen naar het veld en telkens wanneer hij over een hobbel ging, rammelde die kar terwijl hij verder ging. Maar als hij terugkeerde ging hij over dezelfde bult en het maakte geen enkel lawaai, omdat het met goede dingen geladen was.
80 Dus denk ik dat dat ongeveer juist is, zie, dat we gevuld worden met de goede dingen van God, zodat de vrucht van de Geest door ons bekend mocht worden. Zoals hij daar zozeer naar 1 Korinthe 13 verwees, waar staat: "Al ware het dat ik mijn lichaam geef om verbrand te worden, en heb al deze dingen, en heb geen liefde; het is niets, het baat mij niets." Ziet u, dat willen we doen.
81 Bovenal zijn het onze individuele zielen waarvoor wij voor God verantwoordelijk zijn. Ziet u, het betreft úom naar de hemel te gaan. Het is niet of ìk ga, of híj gaat. Het is údie gaat, ziet u, úeerst. En u zult dit moeten uitzoeken en welgevallig voor de Here komen.
82 En ik heb altijd ontdekt dat de man die zich vernedert, de man is die God verhoogt. Wanneer u een persoon neemt met uitgestoken borst, die alles weet en u kunt hem niets vertellen, en hij is zo arrogant, en, wel, dat is de persoon die nooit wat bereikt. Maar neem deze persoon die zich vernedert en zachtaardig wandelt.
83 Ik sprak onlangs tot een man die pas een kerk heeft georganiseerd daar bij... uit een organisatie getrokken die daar geweest was. En wel, het was broeder Bozéen hun kerk waar ze... ze hadden daar die kerk zo'n lange tijd gehad en de Here zegende het. Toen bereikten de mensen het punt dat ze het wilden verfraaien zoals de rest van hen en het in een organisatie wilden werpen. En toen men het deed, het... die nederige Christenen wilden dat niet. Heel hun leven was hun daartegen onderwezen, dus liepen ze eruit. Nu hebben zij een groep gevormd en de Here heeft hen gezegend tot ze nu opnieuw zijn gekomen in een grote plaats, voor een kerk die nu ongeveer vier of vijf duizend mensen kan bergen, en ze beginnen opnieuw.
84 En ze kwamen naar me toe en zeiden: "Broeder Branham", onlangs direct daar in het kantoor, het kantoor van de samenkomst. En een van de leiders zei, broeder Carlson en de anderen, zeiden: "Wat moeten we doen?"
85 Ik zei: "Zoek een man als herder die in geen enkele denominatie een reputatie heeft, die gewoon een hele goede, oprechte, aangename, nederige broeder is, die het leven leeft. God zal zorgdragen voor de rest, zie." Ik zei: "Een goede voorganger die alleen maar de schapen wil voeden en nederig is en dergelijke, God zal de rest doen. Als u... Niet zo'n grote aankomende 'weetal' die dit in orde wil brengen en dat moet op die manier zijn, en die de zaak afbreekt." Ik zei: "Het zal nooit werken. U zult gewoon moeten..."
86 Zo is het, elk deel in de gemeente moet samenwerken en u moet uw deel ervan onderhouden. We zien dus, in wat voor tijd wij leven. We kunnen er wel dichter bij zijn dan we denken.
87 Nu, wij waarderen broeder Vayle. Is het niet? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] De Here zegene u, broeder Vayle. Dank u wel. En we danken de Here voor het brengen van deze geweldige boodschap aan ons vanavond.
88 En ik kreeg enkele minuten geleden een notitie. Een van de zusters heeft iets gehad wat ze wilde vertellen, in een droom. Als u het voor mij wilt opschrijven, zuster, ik ben... Hij heeft haar enkele dromen gegeven die absoluut waar zijn geweest. Wij accepteren niet alle dromen. Nee, nee. Maar wanneer ze van God zijn, willen we weten dat het God is Die tot ons spreekt.
89 Nu, als ieder in tongen spreekt, geloven we het niet; maar wanneer er een vertaling komt die ons iets vertelt wat gaat gebeuren, dan danken wij de Here ervoor, wanneer wij het zien gebeuren. Ziet u?
90 Wij willen het vloeiend, lieflijk laten lopen en in de orde van de Heer. Dus vergeet niet dat uw deel misschien de hoofdveer kan zijn, of het kan wel de kleine, een of andere kleine wijzer, of een onderdeeltje zijn, of de opwindknop, wat het ook mag zijn, of het kan zijn de wijzers op de klok, die de tijd aangeven. Maar wat het ook is, om dit te laten gebeuren is het nodig dat wij allen in harmonie met het Evangelie van Jezus Christus samenwerken.
91 Denk eens in! Als gaven zo geweldig zijn, wat wij kracht noemen; en Paulus zei: "Al ware het dat ik geloof had, dat ik een berg zou kunnen verplaatsen en geen liefde heb, zo ware ik niets." Denk daar eens aan.
92 En al zeggen we: "Wel, hoewel ik begrijp... Ik wou dat ik de Bijbel kende."
93 "Al ware het dat ik al de geheimenissen van God begreep, ziet u, en toch, al zou ik het kunnen begrijpen, maar de liefde niet had, zo ware ik niets. Ziet u, ik ben nog nergens aangeland." Ziet u, de hoofdzaak is: heb God lief en verneder u erbij.
94 Nu, zeker na al deze jaren op het veld, en rondom de wereld, bij het zien van verschillende mensen, behoor ik iets te weten over de poort om in te gaan. En als u ergens wilt komen met God, laat dan nooit een arrogante geest over u komen. Laat geen wrok in u komen. Het geeft niet wat iemand doet, als zij verkeerd zijn, bouw dan nooit een complex op tegen die persoon. Zie? Weest u zachtaardig en vriendelijk. Bedenk dat God u liefhad toen u in zonde verkeerde. En als de Geest van God in u is, hebt u die andere persoon lief wanneer hij de schuld heeft. Ziet u, bid gewoon voor hen en heb elkaar lief.
95 Heb boven alles God lief en heb elkaar lief. En wees nederig voor God en onder elkaar en God zal het zegenen en het is moeilijk te zeggen wat Hij zal doen. Gewoonlijk wanneer een gemeente in aantal toeneemt en wat groter begint te worden, of zoiets, dan dwalen zij af van die echte zaak, het echte.
96 Weet u wat deze dingen teweeg bracht? Toen ik pas begon verscheen de Here mij aan de oever van de rivier en vertelde me dat. En broeder Vayle zag het, geloof ik, in een krant in Canada, vele jaren geleden waar de Engel des Heren daar aan de rivier verscheen, het kwam in het nieuws (Associated Press): "Mystiek licht over plaatselijke prediker terwijl hij doopte." En weet u wat dat deed? Toen wij die tentsamenkomst net aan de overkant van de straat hadden, een tent die zitplaatsen had voor ongeveer, o, voor vijfentwintighonderd mensen. Predikers kwamen overal vandaan en zeiden: "Broeder, kom eens even hier." Ik was nog maar een jongen, zoals, o, net een knaap. En ze zeiden: "Hoe houdt u deze mensen eensgezind? Zij hebben elkaar zo lief dat... ik heb niet gezien dat mensen elkaar zo liefhebben."
97 Dat is de Here. Hierop werd deze gemeente gegrondvest, op die goddelijke, broederlijke liefde voor elkaar. Ik heb mannen elkaar de hand zien schudden terwijl zij de plaats verlieten en als baby's zien huilen om elkaar te verlaten. Zo lief hadden zij elkaar. En ik kon naar hun huis gaan voor bezoek en menigmaal lag de Bijbel open, bevlekt met tranen. Als ik er 's avonds binnenkwam, waren vaders en moeders vergaderd, hun kleine kinderen om zich heen op de vloer, geknield; en de vaders en moeders op hun knieën, huilend en biddend. Ik stond dan bij de deur en wachtte, wachtte en wachtte. En zij hielden niet op met bidden. Ik ging gewoon op de stoep zitten en begon zelf te bidden en wachtte op hen, ziet u. En dat was het. En zij hadden elkaar lief. Zij hadden elkaar lief. Wij waren dan gewend om te gaan staan en dat oude lied te zingen:
Gezegend zij de band, die onze harten
Samenbindt in Christelijke liefde;
De gemeenschap van verwante gedachten
Is als die daar Boven.
Wanneer wij uiteen moeten gaan,
Geeft het ons innerlijke smart;
Maar we zullen toch met ons hart verbonden zijn
En hopen elkaar weer te zien.
98 Ik zeg dit met grote blijdschap in mijn hart aan Christus; velen van hen slapen hier en daar in deze graven, die vanavond gemarkeerd zijn, en zij wachten op die grote opstanding waar wij elkaar weer zullen ontmoeten.
99 Laat die Geest nooit van deze plaats wijken! Als het ooit gebeurt, het maakt mij niet uit hoe welsprekend uw voorganger mag zijn, hoe goed hij het Woord van God mag brengen, dan is de Geest van God bedroefd weggegaan. Ziet u? Wanneer wij alles in gemeenschap gezamenlijk kunnen hebben en elkaar liefhebben, dan zal God met ons meewerken.
100 En we geven de tijd aan, zodat de mensen voorbij zullen lopen en zeggen: "Als u een kerk wilt zien die werkelijk nederig is, een gemeente die echt God liefheeft, stap dan eens die Tabernakel daar binnen en sla het gade. Kijk naar de zorg die ze voor elkaar hebben, het respect; hoe eerbiedig, hoe ordelijk alles is wanneer het Evangelie wordt gepredikt." Ja, dan kan men kijken en zien in wat voor tijd wij leven. U zult de Geest van God onder u zien bewegen, grote tekenen en wonderen en dingen zullen plaats vinden. Als de zaak goed samenwerkt, wijst het de tijd aan. Maar als het niet werkt, dan stopt de tijd, het zal niet meer aangeven hoe laat het is. Dus als we willen weten hoe laat we leven, laat iedereen alleen maar beginnen met samen te werken in het Evangelie, met elkaar lief te hebben, God lief te hebben en de wijzers zullen zelf de tijd aangeven waarin wij leven. Gelooft u dat? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Zeker. Amen. De Here zegene u werkelijk rijkelijk.
101 Vergeet nu niet deze week overal rond te gaan. En als u enige goede mensen kent die ziek zijn, die gewoonlijk hier komen, vertel hun, wanneer zij komen en zeg: "Mijn beste, ik wil je vragen. We zullen zondagmorgen daar in de Tabernakel gebed voor de zieken hebben. En u bent al een poos ziek, nu wil ik..."
"Wel, ik wil gaan. Ik heb altijd willen gaan."
102 "Ik heb nu pas zondagavond een boodschap van een broeder daar gehoord hoe we elkaar onze fouten moeten belijden en voor elkaar bidden, opdat we genezen kunnen worden. Jakobus 5:14, 13, 14, 15, dat wij elkaar onze schulden moeten belijden voor wij zelfs voor genezing komen. Ja. Belijdt elkaar uw schulden en bidt voor elkaar." Ziet u? Zie, dat is precies waar hij vanavond over sprak, het brengt de zaligsprekingen terug met Markus 16. Breng dat bij elkaar, dan hebt u het, dan vindt genezing plaats.
103 Kijk naar Jezus, niets dan één bundel van liefde. Ziet u? Hij was God gemanifesteerd. Hij, God, drukte Zichzelf door Hem uit, geen wonder dat er wonderen en dergelijke gebeurden. Zijn nederig leven, Zijn toegewijd leven; Die van God kwam om een Man hier op aarde te zijn, om God door Zichzelf heen uit te drukken. Dat maakte Hem wat Hij was. Ik heb altijd gezegd: "Wat Jezus God maakte was, volgens mij, de manier waarop Hij Zich vernederde. Hij was zo groot en kon toch zo klein zijn." Ziet u? Zo is het.
104 De Here zegene u werkelijk bijzonder. Laten we nu opstaan. En laten we voor we uit elkaar gaan toch dit proberen (u kent het misschien niet, zuster), dat "Gezegend zij de band die bindt." Laten we dit één keer zingen, wilt u? Geef ons maar het akkoord.
Gezegend zij de band, die onze harten
Samenbindt in Christelijke liefde;
De gemeenschap van verwante gedachten
Is als die daar boven.
105 Terwijl we nu dit laatste vers zingen: "Wanneer wij uiteen moeten gaan", pak iemands hand en zeg: "God zegene u, broeder, zuster. Ik ben zo blij hier vanavond bij u te zijn." Zoiets dergelijks, zie, keer dan weer om. Laten we het nu zingen.
Wanneer wij uiteen... (God zegene u, broeder Neville.)
Geeft het ons innerlijke smart;
Maar we zullen toch met ons hart verbonden zijn,
En hopen elkaar weer te zien.
106 Wat hebben we de Here Jezus lief! Is het wel? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Wat...
Tot we elkaar ontmoeten!
Tot we elkaar ontmoeten aan Jezus' voeten; (tot we elkaar ontmoeten!)
Tot we elkaar ontmoeten! Tot we elkaar ontmoeten!
God zij met u, tot wederziens!
Laten we onze ogen sluiten en dit nu in de Geest zingen.
Tot we elkaar ontmoeten! Tot we elkaar ontmoeten!
Tot we elkaar ontmoeten aan Jezus' voeten!
Tot we elkaar ontmoeten, tot we elkaar ontmoeten,
God zij met u, tot we elkaar ontmoeten!
107 Nu terwijl onze hoofden gebogen zijn. We zijn slechts kinderen, Gods kinderen. Laten we het neuriën. [Broeder Branham en de samenkomst beginnen "God zij met u" te neuriën – Vert] O, wat brengt dit de Geest van God hier! Zou u zich de dagen van vroeger kunnen indenken toen zij op platte rotsstenen zaten?
God zij met u, tot wederziens!
108 Met onze hoofden gebogen ga ik vragen of broeder Allen daar achteraan, een nieuwe broeder onder ons, of hij ons met een woord van gebed wil laten gaan. Broeder Allen.