Waarschuwing, dan oordeel
Door William Marrion Branham1 "Had tienduizend engelen kunnen roepen, terwijl één de wereld had kunnen vernietigen; maar Hij stierf voor u en mij." Dat is zo ongeveer de basis waarop ik zondagmorgen mijn boodschap wil bouwen, als de Here wil, over "Wat was Christus?" [Christus is de Verborgenheid van God geopenbaard, Deel 63, nr. 52 en 53 – Vert] En misschien mogen wij verwachten, dat deze meisjes dit lied zondagmorgen nog eens voor ons zouden willen zingen. Broeder Beeler, ik wil u beslist zeggen, dat u daar twee fijne jongedames hebt, hun kleding en geen make-up en die dingen. Zij zien er wat mij betreft als Christenen uit en zingen zo en gedragen zich zo. Dat is erg fijn.
2 Ik geloof dat ik onlangs tegen mijn vrouw zei, dat we op deze plaats zeker een groep vrouwen hebben die er rein uitzien. Ik waardeer dat. Lang haar en schone gezichten en netjes gekleed. Ik bewonder u elke keer wanneer ik binnenkom. Ik zei tegen Meda: "Ik zou ze graag allemaal een keer op een rijtje zetten en een foto van ze nemen, zodat ik aan andere gemeenten kan laten zien hoe onze gemeente hier is", waar we over deze dingen spreken en waar men gehoorzaamt. En we zijn blij. Het doet ons iets. We weten dat, wanneer wij onze gebeden hebben, wij weten dat, als ons hart ons niet veroordeelt, God ons hoort.
3 Deze morgen zit hier een vriend van mij, was weggelegd, hier heel ver vandaan, was ergens apart gelegd, nauwelijks nog levend, ze dachten dat hij binnen een paar minuten zou sterven. Ze belden mij op, het was 's morgens vroeg. Ik ging uit bed, op de vloer en begon voor de oude man te bidden en was door Gods genade in staat in contact te komen met die geest, hier kwam hij terug. Knapte helemaal op, kwam weer bij ons terug, ziet u, is vanavond bij ons tot glorie van God. Dat is de oude broeder Dauch, eenennegentig jaar oud, twintig, eenentwintig jaar voorbij de tijd van zijn aardse levensreis. Maar de Here is goed en vol genade, dus daar zijn we dankbaar voor.
4 Nu, broeder Neville, we kijken zo naar elkaar en ik weet dat ik nog een kleine... nog ongeveer één dienst hier zal zijn en dat zal zondag zijn. En ik wil niet de tijd van mijn voorganger nemen, want ik houd er gewoon van hem te horen prediken.
5 Ik vertel u, toen hij zondagavond predikte, naderhand ging ik met een vriend, broeder Evans en zuster Evans, naar dit kleine wegrestaurant om een sandwich te halen en daar liepen we broeder en zuster Sothmann tegen het lijf. Broeder Sothmann en de anderen haalden dingen aan over die wonderbare boodschap. En ik vertel u, dat ik er bijna de hele week op heb geteerd. En sommige opmerkingen, zoals over die struisvogel, die denkt dat hij zichzelf heeft verborgen. Nu, dat is waar, wanneer hij z'n kop in de grond steekt, maar het meeste van hem steekt er nog uit. Dus dat is zo ongeveer de manier waarop wij het soms doen. We proberen ons hoofd achter iets te verbergen, er is altijd... maar we laten misschien nog genoeg zien, weet u. Hij ziet elk klein ding van ons, ziet u. Dus we waarderen dat echt.
6 Toen dacht ik, wel, ik zou graag tot de gemeente spreken en ik dacht, wel, ik... Broeder Neville is altijd in de gelegenheid om tot u te spreken, dus als ik dan hier ben, zou ik misschien mogen invallen. Ik wil niet zo huichelachtig zijn dat ik niet zou willen opbellen of zoiets; om daar gewoon thuis te zitten, terwijl hier de kerk open is. Ik moet... Ik wil hier zijn omdat ik u liefheb.
7 Ik vertel u, ik ben op een bepaalde manier... Het weer hier stemt niet met mij overeen, en ik... en het land stemt niet met mij overeen en ik ben allergisch voor de lucht hier. Zodra ik in contact kom met die lucht krijg ik ogenblikkelijk uitslag, ziet u, en je kunt er niets tegen doen. En ik... En niet één van ons voelt zich goed, wanneer we hier zijn. We... praktisch niet één van ons heeft zich goed gevoeld sinds we hier zijn, omdat we al tamelijk gewend zijn geraakt aan dat bergklimaat.
8 Maar er is één ding nu, dat mij hierheen trekt, dat bent u allen. Dat is waar, u allen. Weet u, u vindt vele vrienden, ik ben daar zo dankbaar voor. Ik vermoed... als ik de mensen zou tellen die ik persoonlijk ken, het zouden er, wereldwijd, miljoenen kunnen zijn. Het werd eens door iemand geschat, dat ik waarschijnlijk ongeveer tien miljoen mensen persoonlijk ken. Maar er is iets met 'thuis', met zekere mensen. Er zijn... Iedereen heeft dat, er zijn speciale mensen in uw leven. Ik geloof dat, weet u. Als ze er niet zijn, waarom is onze vrouw dan speciaal voor ons? En waarom is onze... Ziet u? We zijn... onze vrouwen, onze mannen enzovoort, ze zijn speciaal. En dat hebt u met vrienden. Er is iets bepaalds waardoor u er van houdt om hen te ontmoeten en met hen te spreken. Er zijn bepaalde plekjes.
9 Ik kan denken aan dit oude moeras hier, waar deze kleine kerk stond, waar, voor het hier stond, niets anders was dan een vijver. Dat is de reden waarom die weg zo'n eind omloopt, omdat hij langs deze vijver liep. Dit is in feite het grondbezit en de straat komt daar vlakbij de deur. Maar het was een vijver. En ik herinner me dat ik als jonge man hier naartoe kwam en een plaats probeerde te vinden om een kerk voor de Here te bouwen.
10 En ik luisterde naar hen, deze jonge man en die andere daar toen ze een ogenblik geleden met zoveel enthousiasme baden. Ik dacht: "Weet u, ik was ook gewend zo hard te bidden, nauwelijks tijd hebbend om adem te halen." En dan word je ouder en word je wat trager weet u, en zo meer. Je beweegt je nog steeds, maar je bent "in de tweede versnelling", zoals ik broeder Wood daar vertelde. Maar dan, zolang als... En dan na een tijdje ga je terug naar de laagste versnelling, wanneer je ongeveer zeventig of tachtig wordt, veronderstel ik. Maar weet u, het... u blijft evenwel doorgaan. Zolang u zich maar kunt bewegen, wat maakt het uit? U hebt alleen wat meer tijd nodig om er te komen.
11 Ik herinner me hoe ik aan het bidden was, precies hier tussen het onkruid, precies hier waar deze preekstoel nu staat, zo ongeveer waar deze zich bevindt, stak ik een stokje in de grond, opdat ik wist waar deze preekstoel moest worden geplaatst. De Here God gaf me deze plaats. Jazeker. Nu, precies daar in de hoeksteen ligt mijn getuigenis van een visioen op de morgen dat ik hem legde, terwijl ik het me nauwelijks kon voorstellen, het zei: "Dit is niet uw tabernakel, maar doe het werk van een evangelist." Hij zei dat. Ik keek op en ik zag daar de gehele wereld en de heldere blauwe hemel en mensen die overal vandaan kwamen; het ligt daar in de hoeksteen. Ik kon het me nauwelijks indenken dat dit zou gebeuren, hoewel het visioen het zo zei; maar het faalt niet, het zal hoe dan ook plaatsvinden.
12 Ik heb deze week heel wat vraaggesprekken gehad omdat zondag de genadevolle tegenwoordigheid van de Here neerkwam. En eigenlijk zou ik maandag zijn vertrokken.
13 Ik heb... we hebben nog geen vakantie genomen met de kinderen. Mijn vakantie komt later, een beetje later. Maar ik wilde de kinderen een beetje mee uit nemen. Ze moeten weer terug en naar school en daarom dacht ik dat deze week een geschikte tijd zou zijn. Ik heb weer een samenkomst voor me liggen, volgende week in Chicago.
14 Maar toen was daar de zalving van de Geest, ik dacht: "Nu is het de tijd om vraaggesprekken te geven." Nu is het de tijd dat deze... dat ik er een paar kan inhalen. En daar zijn... Ik zie enige mensen hier aanwezig die in de kamer waren. Zij weten of de Here met ons was of niet.
15 Een vreemde zaak... iedereen, behalve een vrouw die Billy er snel tussen schoof, een dame uit Louisville, ze had een klein meisje dat hier was, ik geloof dat ze in feite bij de 'Kerk van God' behoren in Louisville, of zoiets. Maar ieder geval, ieder van hen die binnenkwam, de Heilige Geest had me, voor ik mijn huis verliet, verteld wie hier zouden zijn, wat zij zouden vragen. En ik schreef het op een stuk papier en zei precies wat ze wilden vragen en hun vragen, de manier waarop zij ze wilden vragen en hoe ze beantwoord moesten worden. En ik zou hun vertellen: "Hier staat precies wat u... kijk nu, wat de Heilige Geest een paar minuten geleden..." Reikte het over de tafel aan en zei: "Ziet u? Hij vertelde me dit al, voordat u zelfs kwam." Ziet u? Maar terwijl ik thuis zat, wie daar zouden zijn en wat het zou zijn, wat hun houding zou zijn en alles er over, zelfs voor ik het huis verliet.
16 Vaak, heel vaak, als ik onderweg was en bad, zou ik de gebedsrij voor me zien voorbijgaan en elke naam weten van hen die in de gebedsrij zouden zijn, zelfs voor ik er aankwam. Dat is waar. En zelfs weten waar zij in de kerk zouden zitten en wat zij... hoe ze gekleed zouden zijn en hoe ze eruit zouden zien. Je vertelt de mensen niet alles van zulke dingen. Er gebeuren dingen die je hun eenvoudig niet vertelt. Het is niet nodig het hun te vertellen. Ik zeg dingen tegen de mensen, waarvan ik denk dat het hen zal helpen, wanneer de Here me dringt het te vertellen, bijvoorbeeld: "Zeg dit." Je zou niet alles wat je hebt gezien willen vertellen, want dat zou niet juist zijn, ziet u, je zou... natuurlijk zou je in de problemen komen en dergelijke. Je moet weten hoe je met deze dingen moet handelen door de Geest van God.
17 Het is gebeurd dat mensen voor mij stonden en mij vragen stelden, ik wist het precies, maar ik zou het hun niet vertellen omdat ik mij weerhouden voelde om het te doen. Herinnert u zich nog, ik geloof dat het woensdagavond was, dat ik predikte over Een gevangene[Deel 63, nr. 49 – Vert] Ziet u? Ziet u, u wilt het die persoon zeggen, maar Iets zegt: "Doe het niet." De Geest zegt: "Doe het niet. Doe het niet." Maar een gave kijkt er regelrecht naar, ziet u. "Doe het niet. Doe het niet." Dus doe het beter maar niet, omdat u anders moeite krijgt met God.
18 Nu, we komen vanavond niet slechts om hier te staan. We willen het Woord van de Here horen. U hebt gebeden en we hebben een wonderbare tijd gehad en ik... steeds wanneer ik weet dat ik hierheen kom, heb ik een boekje bij me met teksten, omdat... Soms is broeder Neville zo vriendelijk dat hij me maar blijft vragen: "Wilt u dit doen" of "dat doen" of "spreken?" En dan blader ik hierin tot ik een bepaalde tekst heb gevonden en dan zal ik daar vandaan gaan beginnen. En ik ben er zeker van... Nu, wees er zeker van dat zondag...
19 Nu, ik weet niet... We weten het nooit, we kunnen het niet zeggen. Ziet u, soms kwam ik hierheen met een tekst in mijn gedachten, om daar over te gaan spreken en dan kwam ik hier en veranderde het onderwerp geheel. En ik had Schriftgedeelten opgeschreven, ik zei: "Ik zal deze tekst gebruiken, ik zal deze Schriftplaatsen gebruiken. Als zij hier zitten zal ik dit, dat of wat anders zeggen." Ik zou bijvoorbeeld I Korinthe 5:15 en II Korinthe 7:1 en Mattheüs 28:16, enzovoort, opschrijven, ze dan hierin noteren, op die manier en die Schriftgedeelten opschrijven. En als ik er naar kijk, weet ik wat het Schriftgedeelte daar zegt; soms noem ik dat echter zelfs niet, ga ik uiteindelijk een heel andere kant op. En we weten het eenvoudig niet.
20 Dus nu, als de Here wil, wil ik aan het eind van deze kleine serie diensten sinds ik hier ben, op zondagmorgen spreken over een erg belangrijke zaak. Dus, kom vroeg, bereid u er op voor wat langer te blijven, misschien tot een uur of twee, zo ongeveer. Het is zo... Ik heb al ongeveer dertig of veertig Schriftgedeelten over het onderwerp opgeschreven, over wat ik denk dat... wat ik wil proberen te doen, is, als de Heilige Geest mij wil helpen, om de Boodschap te nemen en te plaatsen waar het zich nu bevindt en het opbouwen vanaf daar waar het begon en het dan opbouwen tot in de tegenwoordige tijd.
21 Dan vertrek ik naar Chicago, daarna moet ik regelrecht doorreizen naar Arizona en zo verder en verder. En het kan zijn dat het, voor zover ik weet, volgend jaar zal zijn, wellicht volgende zomer, voor ik weer terug kan komen naar de Tabernakel, behalve wanneer ik hier toevallig langskom, omdat ik samenkomsten heb.
22 En Billy is op dit moment bezig een wereldreis te organiseren voor overzee, die meteen na Kerstmis zal beginnen. En ik ben al volgeboekt tot ongeveer december en waarschijnlijk ben ik de eerste week van december in Dallas. Dus daarna – dan in januari willen we een complete wereldreis maken, helemaal in het rond en we zijn daar nu mee bezig, proberend uit te vinden waar de Here ons zal leiden. En ik ben de... zelfs de mensen, de predikers dankbaar, hoewel ik zoveel spreek tegen hun denominaties en dat soort zaken.
23 Weet u, daar achter liggen de boeken – broeder Roy Borders draagt zorg voor de uitnodigingen – en sedert Kerstmis, het begin van het jaar, zijn er al meer dan duizend uitnodigingen vanuit de hele wereld tot ons gekomen. Daar liggen meer dan duizend uitnodigingen. Daarom moet de Here mij leiden naar welke van deze ik moet gaan en wat te doen. We verlaten ons op Hem. Je kunt ze niet allemaal nemen. Je kunt er niet meer dan acht of tien houden 's zomers als dat zou moeten, op een totale... behalve wanneer je één avond hier en één avond daar heengaat en dat is... ze vragen me voor twee weken en drie weken, enzovoort, zolang u kunt blijven, of sommigen zeggen: "precies zolang als de Here zal leiden", en dat soort dingen, dus je weet niet precies waar je moet beginnen of wat je moet doen. Daarom leggen we het allemaal aan de Here voor en zeggen: "Vertelt U het ons nu, hemelse Vader." En helpt u mij door voor deze zaak te bidden, ziet u, helpt u mij door voor deze zaak te bidden, dat we hier uit kunnen komen.
24 En ik dacht, nadat we de laatste zondag de genezingsdienst hadden, dat we mogelijk deze zondag de onderwijzing konden nemen en dit naar voren brengen en aantonen in welke tijd we zijn... waar we ons bevinden, wat het drievoudig doel is van Gods grote plan sinds de grondlegging der wereld en dit plaatsen in onze dag, het drievoudig plan van God, het plan. Ik bestudeer nu het tweede deel daarvan, zoek de Schriftgedeelten uit, speur ze op en noteer ze. Nu, laten we zien, laten we onze hoofden buigen voor een ogenblik.
25 Here Jezus, de grote Herder van de kudde, we zijn hier vanavond tezamen gekomen in Uw meest genadige, heilige Naam. We hebben U lief Here, en we danken U voor deze gebedssamenkomst vanavond, voor de liederen in de kerk zoals we ze gezongen hebben met vreugde in onze harten en we hoorden hen bij het binnenkomen in de handen klappen. En toen gingen we op onze knieën en we stortten allemaal ons hart voor U uit en dankten U voor wat U voor ons hebt gedaan en vroegen U om met ons te blijven wandelen.
26 En nu is het uur aangebroken om het Woord te lezen en om iets te spreken tot de mensen. Bestuur onze gedachten Vader, en verkrijg de glorie. En zeg vanavond iets door ons heen, dat ons allen zal helpen als we naar buiten gaan met een voornemen in onze harten, om beter en dichter bij U te leven dan we ooit hebben gedaan. Daarom zijn we hier, Here, we zijn hier om meer over U te weten. En we bidden dat U Uw grote Wezen vanavond aan ons wilt ontvouwen door de openbaring van Uw Woord, opdat wij mogen weten hoe we een beter Christen kunnen zijn en hoe we moeten handelen in deze laatste dagen. We vragen het in Jezus' Naam. Amen.
27 Nu, mijn blik valt op een tekst hier in Jesaja, Jesaja 38. Laten we opslaan Jesaja, Jesaja 38:
In die dagen werd Hizkia krank tot stervens toe; en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, kwam tot hem, en zeide tot hem: Alzo zegt de HEERE: Geef bevel aan uw huis; want gij zult sterven en niet leven.
Toen keerde Hizkia zijn aangezicht om naar de wand, en hij bad tot de HEERE.
En hij zeide: Och HEERE, gedenk toch, dat ik voor Uw aangezicht in waarheid en met een volkomen hart gewandeld, en wat goed in Uw ogen is, gedaan heb. En Hizkia weende gans zeer.
Toen geschiedde het woord des HEEREN tot Jesaja, zeggende:
Ga heen, en zeg tot Hizkia: Zo zegt de HEERE, de God van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen gezien; zie, Ik zal vijftien jaren tot uw dagen toedoen.
28 Moge de Here Zijn zegeningen aan dit gelezene toevoegen. Ik geloof dat dit een zeer belangrijk onderwerp is voor een korte boodschap. Ik wil het noemen: God plaatst niet iemand onder oordeel zonder hem eerst te waarschuwen. En we moeten de achtergrond of de stelling van deze tekst vanavond zien te achterhalen, dat God iemand waarschuwt voor Hij hem laat sterven.
29 Nu, iedereen krijgt dit. Wij mogen zeggen: "Wel, deze man stierf zonder waarschuwing." Nee, nee, nee. God zal nooit... U weet niet wat in het hart van deze man omging, u weet niet wat er plaatsvond in zijn leven. Ziet u? God laat nooit iemand sterven, zonder hem er eerst voor te waarschuwen, het hem te vertellen, er is iets, een voorbereiding. God is soeverein, en Hij klopt aan ieders hart om hem de gelegenheid te geven om te komen. Nu, hij mag de waarschuwing afslaan en verwerpen en zijn hoofd erom schudden en weg wandelen en zeggen: "O, het is alleen maar een eigenaardig gevoel, ik kom er wel overheen." Maar het was God, hoe dan ook, God Die tot hem sprak.
30 En God zal nooit en te nimmer oordeel op de aarde brengen, zonder de mensen eerst een waarschuwing te geven. God doet nooit iets zonder eerst te verklaren wat Hij zal gaan doen. En Hij geeft de mensen een keuze, en u kunt goed doen of verkeerd. Dat is Zijn... Ziet u, God kan nooit Zijn natuur veranderen. Zijn programma, waarmee Hij begon, kan nooit veranderen, omdat Hij oneindig is en Zijn programma en al Zijn ideeën zijn alle volmaakt. Dus, als Hij het zou veranderen, zou dat aantonen dat Hij meer had geleerd. Maar, omdat Hij oneindig is, kan Hij niet bijleren. Zijn eerste beslissing is altijd volmaakt en er is niets wat dit ooit kan veranderen. Ziet u?
31 Voordat de mens ooit werd geplaatst... een kans had om verkeerd te doen, plaatste God hem op de basis waarop hij kon accepteren of ontkennen, hij kon het ontvangen of niet.
32 Zoals bijvoorbeeld deze prediker hier, broeder Baker, ik geloof dat hij onlangs een vraaggesprek had, ik heb zijn vragen gekregen die hij voor mij had opgeschreven over het slangenzaad. Ik heb ze hier nu achter liggen, als hij hier is, wel... op dit moment zie ik hem nergens. Maar het is hier. Hij en z'n vrouw, een erg fijne man en vrouw, maar ze konden een paar dingen over de onderwijzing van het slangenzaad niet begrijpen, hoe dat... enige vragen over wat ik had gezegd, en predikingen erover, en sprekend over de bevruchting, enzovoort. Maar ik... dan is het net of de broeder, een fijne man, pas een jaar of twee Christen, of hij het gewoon niet kan begrijpen, ziet u.
33 Het is moeilijk als je niet... Je bent afhankelijk van de Heilige Geest, omdat deze Bijbel in raadselen is opgeschreven. Je kunt niet eenvoudig gaan zitten, en het als een nieuwsblad lezen. Het is verborgen. Jazeker. Hoe zou u God willen rechtvaardigen als Hij Mozes daar boven vertelt, zei: "Nu, gij zult u geen gesneden beeld maken", in Zijn wetten, "gij zult niets maken gelijkend op de hemel, enige engel, of iets dergelijks, maak geen enkel gesneden beeld", en toch vertelde Hij hem op dezelfde dag, twee engelen van koper te vormen en ze bovenop het deksel van de genadetroon te plaatsen, waar genade zich bevond? Ziet u? U moet God en Zijn natuur kennen, voor u Zijn Woord kunt begrijpen. Hij heeft de sleutel tot dat Woord, Hijzelf en Hij is de Enige Die het kan hanteren en het openen, en daarom is Hij de Enige Die het moet openbaren.
34 En nu ontdekken we dat Zijn natuur altijd zo was, dat Hij een man zou waarschuwen voor het oordeel, een natie zou waarschuwen voor het oordeel, enzovoort. Hij geeft altijd Zijn waarschuwing, een herinnering aan onze verantwoordelijkheid. Wij zijn verantwoordelijk en God heeft ons hier op aarde geplaatst met een reden waarom Hij ons hier plaatste, we zijn verantwoordelijk ten opzichte van Hem voor die reden. U behoorde tot Hem te gaan en uit te vinden wat Hij wil, dat u doet. Ziet u? Als u het niet...
35 Wanneer u bij iemand om werk vraagt en hij geeft u een baan op een boerderij, of iets dergelijks en u gaat eenvoudig buiten bij de schuur zitten en zegt: "Wel?" Ziet u, u moet hem gaan vragen wat hij wil dat u doet, en doe het dan. Als u voor iemand werkt, vind dan uit wat uw verplichtingen zijn.
36 En dan, als ons leven hier op aarde moet worden geleefd, zouden we naar Degene toe moeten gaan Die ons hier heeft geplaatst en vragen: "Heer, wat wilt U dat ik doe? Wat moet ik doen? Waarom ben ik hier?" Als het een huisvrouw moet zijn, een bordenwasser, als het een... Wat God u ook wil laten doen, u doet het op de beste manier, zoals u maar zou weten het te doen. Het doet er niet toe hoe gering, het doet er niet toe hoe gering het is, u moet het doen.
37 U zegt: "Wel..." Het probleem is, dat ieder van ons het werk van iemand anders wil doen. We willen allemaal de bal pakken, zoals we zeggen.
38 Zoals dit horloge hier, nu, iedere kleine beweging hier binnenin heeft zijn plaats. Niet ieder deel ervan kan de wijzers zijn. Ik kijk alleen op de wijzers om te zien hoe laat het is. Maar wanneer één van die kleine wieltjes uit de orde gaat, loopt de tijd niet meer goed.
39 En op die manier is het met de mensen. We moeten allen, het lichaam van Christus, in onze positie staan, in harmonie. En dan kunnen we om ons heen kijken en zien hoe laat het is. Dan kijkt de wereld er naar om te zien wat het is. Ziet u, ziet u? Maar ze letten op u. En of u slechts een minuscuul veertje bent of een hoofdveer, of wat u ook bent, u doet alles wat in uw vermogen ligt.
40 Omdat wij een verantwoordelijkheid hebben en God ons er op een dag rekenschap van zal vragen. Ieder persoon die op deze aarde komt, zal rekenschap aan God moeten afleggen voor een verantwoordelijkheid. En velen van ons hebben een rentmeesterschap en daar moeten we rekenschap van afleggen. Wij... Deze verantwoordelijkheid is een rentmeesterschap, dat door God aan ons is opgedragen, het maakt mij niet uit wat het is. Zoals ik daarnet zei: "een huisvrouw", wees dan een echte huisvrouw. Zo is het. Als het een boer is, wees een echte boer. Wat het ook is, wat God u te doen geeft, u hebt daarover het rentmeesterschap, u zult er God rekenschap voor moeten afleggen, omdat al deze dingen nodig zijn om het te doen.
41 Hizkia werd verteld zich gereed te maken en zijn huis op orde te brengen, omdat hij zijn Maker zou gaan ontmoeten. Nu, Hizkia was een koning en een groot man. Hebt u zijn gebed daar opgemerkt? "Here, ik smeek U mij te gedenken. Ik heb met een volkomen hart voor U gewandeld." Wat een getuigenis ten opzichte van ons, vandaag, en dat zou het moeten zijn, een man die wandelt voor God.
42 Hoewel zelfs de dood over de man werd uitgesproken, veranderde God Zijn gedachten over hem, omdat Hizkia iets wilde doen en God zei dat Hij "ons de verlangens van ons hart zou geven". En Hizkia's tijd was gekomen en hij had een kankergezwel, of iets dergelijks, en ze noemden het "een zweer" in die dagen, maar we weten dat zweren u over het algemeen niet zullen doden, ze zullen genezen. Maar het was waarschijnlijk een kanker en het ging open zoals een zweer. En God vertelde Jesaja, zei: "Ga er naartoe en zeg hem dat hij zal sterven." En Hizkia had nog iets wat hij wilde doen. Hij had – hij had...
43 Wanneer u bij God om iets smeekt, moet u er een reden voor hebben. Zoals met dit Schriftgedeelte waar ik zo vaak naar verwijs: "Indien u tegen deze berg zegt: 'Word opgeheven' en niet twijfelt, maar gelooft dat wat u zegt zal gebeuren, dan kunt u hebben wat u zei." Nu, dat hangt allemaal af van het motief en het doel, ziet u, anders zal het niet gebeuren.
44 U kunt niet zomaar... Dat is het punt waarom velen van ons zovele fouten maken, weggaan en zeggen: "Nu, ik zal u tonen, dat ik geloof heb om dit te doen." Nu, u bent al fout om mee te beginnen. God geeft u geen gaven om ermee te spelen.
45 Zoals ik pas zei, Hij geeft je geen visioenen om er wat mee te spelen. Dat is niet iets om mee te spelen, het is heilig, gebruik het slechts... zoals de Here u toestaat. Wees een gevangene van Hem. Het doet er niet toe hoe graag u die kerel wilt vertellen dat hij fout is, en wat dit, dat of wat anders is, u houdt u stil tot God het u zegt. Dan, wanneer God het u zegt, kunt u komen met ZO SPREEKT DE HERE! Is het dat niet, vergeet het dan maar.
46 Zoals het toen was met Hizkia, zo is het met de wereld vandaag, zij is gewaarschuwd. Zij is voortdurend gewaarschuwd. De kerk is gewaarschuwd. Nu, deze dingen gebeuren niet zó maar. Er is overal een reden voor.
47 Toen Hizkia ziek was, deze zweer had, was dat niet toevallig. God zond Jesaja daar naartoe en vertelde hem, dat hij zijn huis in orde moest maken omdat hij zou sterven. En Hizkia weende en vertelde God: "Ik heb met een volkomen hart voor U gewandeld en ik bid, dat U mijn leven wilt sparen voor een reden, een goede reden, voor de zaak van God." God vertelde de profeet, zei: "Ga terug en vertel het hem."
48 Nu, is dat niet vreemd? Hizkia was de grootste man in het land. Hizkia was een koning en een godsvruchtig mens. Hij was een echte man, als hij dat voor God kon bepleiten en God bestrafte hem er niet voor, "Ik heb met een volkomen hart voor U gewandeld." Nu, dat zegt heel wat. Ziet u?
49 En God zei nooit: "Nee, Hizkia, dat deed je niet", maar Hij gaf toe dat hij het deed. En Hij zei: "Ik zal uw leven nog een beetje sparen. Ik zal uw verzoek toestaan", omdat hij een rechtvaardig mens was geweest, hij was een echte dienstknecht van God geweest.
50 En dan voelen we, dat we een recht hebben iets te vragen, als ons doel en daarbij ons motief juist is.
51 Nu, we zien vandaag dat er gedurende vele jaren, laten we zeggen gedurende de laatste vijftien jaar of meer, voortdurend een waarschuwing door het land is gegaan: "Bekeert u, of komt om!"
52 Merk op, vanmorgen vroeg was ik met mijn vrouw aan het praten en ik... vroeg aan het ontbijt, we zaten aan tafel te praten voor ik vertrok. En ik zei: "Vrouw..." Ze sprak over Billy Graham en over zijn vrouw, hoe eenvoudig en zo, ze probeerden te leven. Ik zei: "Dat is een echte dienstknecht wanneer hij niet probeert... als hij... misschien haalt men twee tot drie miljoen per jaar uit zijn samenkomsten, maar hij ontvangt het niet. Zijn stichting neemt het en gebruikt het regelrecht voor het werk en voor de radio, enzovoort. En Billy krijgt ongeveer vijfentwintigduizend per jaar."
53 Ze zei: "Hoe zou hij ooit vijfentwintigduizend per jaar moeten opmaken?"
54 Ik zei: "Hij neemt gewoon wat hij nodig heeft, dat is alles. Hij moet z'n huis betalen en alles." Ik ging verder en ik zei: "Ik heb veel respect voor Billy Graham", ik zei: "omdat hij een boodschap heeft, en die boodschap is bekering."
55 En dan, vertel ik u, ken ik niemand in het land vandaag, die God zo met die boodschap heeft gebruikt als Billy Graham. O, hij raakt de kern van de zaak en hij staat daar gewoon, vind ik, en hij roept die politici en kerkleden op tot bekering. Maar dat is slechts hoever hij gaat.
56 En hier komt broeder Oral Roberts, een andere grote dienstknecht van de Here. En niemand die op het toneel verschijnt is te vergelijken met Oral Roberts. Zoals de greep van een buldog, zo werpt hij boze geesten uit en roept de Naam des Heren aan – en kleine sensaties, enzovoort, met betrekking tot Goddelijke genezing. Dat is precies juist. Daar is een boodschapper voor de Pinksterkerk.
57 Er is een boodschapper voor de wereldse denominatiekerk, ziet u, en de koude wereld.
58 En kijk dan rond in onze eigen kleine nederige bediening, daar staande met "Jezus Christus, Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer", ziet u. Wat doet dat? Het roept die bruid-groep eruit, ziet u. Ziet u? Kijk, het roept hen uit deze beide groepen. Het neemt een Wiel midden uit een wiel. Ziet u wat ik bedoel?
59 We zien dat God die boodschap, die Billy Graham predikt, bevestigt. God geneest de zieken op het gebed van Oral Roberts. En God produceert de dingen die Jezus... bewijst dat Jezus Christus Dezelfde is, gisteren, vandaag en voor immer. En het noemt deze dingen die... Het zijn boodschappen van het uur. En ieder van deze boodschappen roept: "Bekeert u, of komt om!" Dat is waar. "Bekeert u, of komt om!" Er is geen hoop meer, het is allemaal voorbij. De wereld is gewaarschuwd voor Zijn komst. Ieder van deze boodschappen spreekt en waarschuwt voor de komst van de Here Jezus, zowel voor de denominatiekerk als...
60 Onthoud, God is altijd in drieën. Zoals Vader, Zoon en Heilige Geest; en rechtvaardiging, heiliging, doop met de Heilige Geest; enzovoort; Hij is in drieën.
61 Nu, God is in die boodschap van bekering aan de naamkerk. God is in de boodschap van Goddelijke genezing aan de Pinksterkerk. God is in de Boodschap aan de bruid. Ziet u? We ontdekken dus, dat zij allen roepen, de een voor dit, dit voor dat en dat voor dat. God, Die de gemeente uit de wereld roept; Die de gemeente in de denominatiekerk naar Pinksteren roept; en de bruid uit Pinksteren roept. Ziet u?
62 Zoals Luther, Wesley en nu. Ziet u, ze zijn gewoon perfect getypeerd en er is geen vergissing mogelijk. Ik heb de zaak van alle kanten belicht, de zijkant ervan, de binnenkant en de buitenkant en het aangetoond met de Schrift, de tijdrekening ervan, zodat we weten dat het absoluut de Waarheid is. Er is geen vergissing. Ik hoop dat God het zondag zo diep zal laten inzinken, dat u nooit meer in staat zult zijn erbij vandaan te gaan.
63 Nu, God geeft waarschuwingen uit om u toe te bereiden voordat een oordeel komt. De atoombommen hangen in de hangars, alles is in gereedheid gebracht. En voordat God deze zaak kan laten gebeuren, laat Hij een geroep uitgaan, zoals Hij deed in Sodom: "Komt uit van haar! Maakt u gereed! Er staat iets op het punt te gebeuren!"
64 Zoals in de dagen van Noach, voordat God de wateren zond om de aarde met water te vernietigen, ten tijde van de grote antediluviaanse wereld, die in zonde gevallen was, en Jezus zei duidelijk, dat het een tijd was precies als deze. "Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het zijn bij het komen van de Zoon des mensen." Hoe de vrouwen tekeer zouden gaan en huwen en ten huwelijk gegeven worden, en de grote wetenschappelijke prestaties, en hoe de knappe, opgevoede mensen de intellectuele kant zouden opgaan en de kleine, nederige kudde aan een kant zou zitten en wachten op het aanstaande oordeel en de ontsnapping. En voordat God dat oordeel zendt, zendt Hij een profeet.
65 Precies zoals Hij bij Hizkia deed, Hij zei: "Maakt uzelf in orde, want de oordelen staan op het punt los te breken."
66 En hij maakte de mensen gereed voor die tijd. Noach maakte de mensen gereed en het was een roep van genade vóór het oordeel.
67 Het werd aan Ninevé bekend gemaakt vóór hun tijd. God keek neer op Ninevé en Hij zei: "Ik ben gewoon ziek en vermoeid van deze dingen." Als ik het goed begrijp, was de... hoewel die grote heidense, heiden-wereld... Hun stad werd, zoals het in die dagen was, veroordeeld; nu zijn het naties, nadat de bevolking zich had uitgebreid op die manier. Hij zei: "Die grote stad heeft zich in z'n geheel overgegeven aan zonde."
68 En voordat God oordeel zou zenden, zond Hij een waarschuwende boodschap: "Komt er uit! Maakt uzelf in orde!" Let op, de profeet zei alleen maar... zei: "Binnen veertig dagen zal deze stad worden verwoest."
69 En o, wat is het soms moeilijk om dergelijke dingen te doen, om het de mensen te vertellen. Als de profeet niet oppast, zal hij in de problemen komen, omdat hij een beetje naar één kant opgaat, proberend om het gemakkelijk te maken, of hij maakt een compromis, een beetje hier en een beetje daar. Maar de echte profeet, die de opdracht van God heeft gekregen, zou nooit enig compromis mogen maken, hij zou absoluut bij zijn standpunt moeten blijven.
70 Dat is de reden waarom Hij de geest van Elia zo vaak gebruikte, ziet u, omdat die geest altijd Zijn opdrachten uitvoerde. Ziet u, hij volvoerde zijn opdrachten precies zoals ze waren, altijd een "Kom terug tot het Woord". Altijd een terugvoeren naar het Woord.
71 Nu, we vinden Ninevé in zonde. En de profeet weifelde omdat het een heiden-wereld was, het was een heiden-natie, een heiden-volk; niet z'n eigen volk, het waren geen Hebreeën. Het waren heidenen. Ninevé was een grote havenstad, handelscentrum, met een grote visindustrie, de mensen visten. En ze hadden... het moest daar een groot, zondig land zijn. Genoeg geld; en waar geld overvloedig is en de mensen meegaan in de moderne manier van denken van die dag, zal altijd zonde binnenkomen en geweld.
72 God had er genoeg van. Hij had dus een profeet in het land en zei tegen Zijn profeet: "Ga daar naar Ninevé toe en roep het uit en zeg: 'Binnen veertig dagen zal deze stad verwoest worden.'"
73 Nu, Jona dacht: "Weet je, ik zou wel eens wat problemen kunnen krijgen." Hij wilde dus wat meer zekerheid, daarom dacht hij eraan een kleine vakantie te nemen en naar Tarsis te gaan. En we ontdekken dat de... er waren nog maar veertig dagen over. Ziet u?
74 De Boodschap is dus dringend, de tijd is nabij. Verlies je tijd niet aan andere dingen door een bachelor-graad te halen of iets uit te vinden. De tijd is nabij! Dat is er aan de hand met de mensen vandaag, we proberen grote scholen te bouwen en dat soort zaken te krijgen. Als... heb genade! O! Als wij het komen van de Here prediken, waarom hebben we dan scholen nodig? We hebben bekering tot God nodig!
75 Zoals Hudson Taylor zei tegen de jonge zendeling, hij zei... Of, een jonge Chinees kwam naar hem toe, hij zei: "Meneer Taylor, de Here Jezus heeft me vervuld met Zijn Geest." Zei: "Ik ben zo gelukkig! Zal ik nu tien jaar nemen en mijn graden gaan halen en zo?"
76 Hij zei: "Zoon, wacht niet op graden. Als de kaars is aangestoken, ga het vertellen! Ga het vertellen, wacht niet op een graad. Nee, je zult al half opgebrand zijn voor je je graad hebt gehaald."
77 Als het is aangestoken en je weet anders niets, vertel dan eenvoudig hoe het werd aangestoken. En probeer nooit de plaats van iemand anders, of één of andere plaats in te nemen. Als je het weet, vertel dan gewoon wat je weet, dat de Waarheid is. "Op deze manier overkwam het mij en dit waren mijn gevoelens erover." Dat is... Als je niets meer weet dan dat, zeg het! Geef het uit! De Boodschap is dringend, de tijd is nabij.
78 Nu, wat als Jesaja zou zeggen: "Welnu, ik zal eerst wachten en zien hoe het verder gaat met die zweer. Eens zien hoe het..."?
79 Zie, God vertelde hem: "Ga daarheen en vertel het hem nu!" Zie? En Hij gebood Jona om te gaan. O my!
80 Toen hij in die oceaan, daar in die diepe zee terechtkwam, het schip was blijven steken in de storm en ze hadden het zeil gehesen en ze draaiden maar in het rond en ze vroegen zich af wat er ter wereld aan de hand was. Maar ze konden er niet achter komen, het zag er naar uit dat het ding vol water liep. En iedereen riep zijn god aan en het eerste, weet u... Jona was op vakantie, dus hij dacht dat hij wel mocht slapen en hij moest beneden naar het laadruim van het schip zijn gegaan en daar lag hij met z'n voeten opgetrokken te slapen. Hij zei: "Word wakker, luilak en roep je God aan!" En Jona wist wat er fout was.
Op dezelfde wijze weet iedereen vandaag wat er fout is! Ziet u!
81 En hij zei: "Het is allemaal mijn schuld. Neem mij en bind m'n handen vast en werp me in de zee, dan zal deze moeite ophouden." En ze waren tamelijk beleefd, zoals zoveel mensen en ze wilden dat niet doen, maar ze ontdekten dat hij een profeet was en wist waar hij over sprak. Hij zei: "Ik dacht dat ik eerst vakantie zou nemen, maar de Here wil niet dat ik deze vakantie neem. Ik moet daarheen, ik heb een opdracht. Ik dacht, dat ik eerst wat rust zou nemen voor ik er heenging, maar ik moet gaan. De boodschap is dringend, ik moet daarheen."
82 Ik kan me voorstellen hoe die speciaal toebereide vis, toen hij Jona in zijn maag had, rechtsomkeert maakte en het hele land onder water zette en naar Ninevé vertrok, zo hard als hij kon. God bracht die boodschap daar naartoe in die speciaal toebereide vis. En hij vertrok naar Ninevé zo hard als hij kon, omdat hij de boodschapper aan boord had en hij moest hem daar naartoe brengen. Hij had het verkeerde schip genomen, maar God had voor hem in een schip voorzien.
83 Dus u ziet, dat God tot grote dingen in staat is, als we maar naar Hem luisteren. Hij zal wegen maken waar geen weg is. Hij is de Weg. Ziet u? En wanneer de Boodschap beslist dringend is, zoals het vandaag is, voorziet God in een weg.
84 We letten weer op Amos... Ik predikte over deze man, Amos. Als u de geschiedenis eens wilt lezen, het is geweldig, lees de geschiedenis van Amos, het eerste hoofdstuk van Amos. Hij is nog zo'n type van de waarschuwingen die komen voordat oordeel de zonde treft. In de stad nu, die hij moest gaan waarschuwen, waren een groep Joden, die allemaal op de een of andere manier van het goede spoor waren afgeweken en de stad was een groot toeristencentrum geworden. En ik stel me voor, zoals ik het die morgen illustreerde, toen ik over hem sprak, hoe zijn kale hoofd boven de top van de heuvel verscheen en z'n kleine oude ogen zich vernauwden toen hij naar beneden keek en de zonde van die grote natie, dat volk, zag, hoe hij met z'n vingers in z'n witte baard greep. Wat een zaak! Maar niemand wist waar hij vandaan kwam.
85 Niemand kent deze profeten, ze staan ergens op en gaan op dezelfde manier weer weg.
86 Maar hij ging de stad binnen met: "ZO SPREEKT DE HERE! Bekeer u, of kom om! Want God zal deze natie vernietigen. Hij zal deze plaats van de aardbodem wegvagen. U hebt een overeenkomst gesloten met uw vijand. En u denkt dat u in vrede leeft met uw vijand, maar ondertussen bereiden de Assyriërs zich daar op voor. U kunt niet tezamen wandelen, zonder dat u het eens bent. Dat is alles." Dus hij zei...
87 God wil dat wij ons afscheiden. Hij wil dat "wij uit de wereld vandaan komen", niet tegelijkertijd met de wereld en met God leven, niet werelds gekleed gaan en op Gods manier. U moet leven voor de een òf de ander, u moet de een òf de ander geloven.
88 We ontdekken nu, dat deze Amos met nadruk een oordeel over deze mensen aankondigde, behalve als zij zich bekeerden. (En o my, hoe toepasselijk is dit voor onze dag.) Ik denk aan deze grote stad, terwijl ik het nog eens in ogenschouw neem, hoe die grote stad zich had uitgeleverd en de grote economie die ze daar hadden en hoe voorspoedig alles ging. Ze dachten dat ze geheel in de wil van God waren, omdat ze voorspoed hadden. Maar ze ontdekten, dat God niet altijd de auteur is van voorspoed. Nee, God... Soms, wanneer het in de gemeentes voorspoedig gaat, gaat men bij Hem vandaan.
89 Weet u, eens sprak God over Israël, zei: "Ik vond u bloedend in het veld en Ik waste u en bracht u naar huis", om Zijn eigen kind te zijn. "En toen u groot werd en een mooie jonge vrouw was geworden, speelde u de rol van een hoer." Hij zei: "U gaf uzelf aan iedere voorbijganger." Ziet u? "Maar toen u arm was en behoeftig, toen u in nood was, toen diende u Mij. Maar toen Ik u zegende en overvloed gaf, ging U bij Mij vandaan." Dat klopt wel zo ongeveer... O my!
90 Nu, we ontdekken, dat deze profeet, deze Amos, echt tegen die natie tekeer ging. Hij was een eenvoudige boer. Maar we ontdekken dat hij erop afging en ze rechtstreeks zei wat er zou gebeuren, en vertelde hun, dat, als zij zich niet in orde maakten voor God, de vijand waarmee ze een verbond hadden gesloten, degenen zouden zijn die hen zouden ombrengen.
91 Nu, we ontdekken dat ons trotse Amerika de toorn van God niet zal mislopen. Zoals ik op een dag sprak sinds ik hier ben; ik ben er zeker van dat het hier was, over dat alles aan het einde is. Weet u, ik kan niets zien, waarop u kunt bouwen. U kunt niet op politiek bouwen, het is verrot. U kunt niet bouwen op het maatschappelijk leven, omdat het zo immoreel is geworden. Er is hier niets waar u op kunt bouwen. Je kunt je hoop nergens op vestigen.
"Hoe zit het met de kerk?"
92 Wel, u kunt niets beginnen met de kerk, het is zo formeel en verrot, er is niets meer van over. Ze hebben hun geboorterecht verkocht voor een schotel moes en ze wachten slechts op het oordeel. De Heilige Geest heeft dit land doorkruist, Zijn tekenen en wonderen getoond en zij versmaden Zijn genade voortdurend. Hij betuigt Zichzelf en bewijst door Zijn grote betuiging, dat Hij het Woord van God is, gemanifesteerd in deze dag. En zij verwerpen het nog steeds. Ziet u? Er is niets meer overgebleven. U kunt daar niet steeds bij God mee door blijven gaan.
93 In orde, we ontdekken dat Hij eerst profeten zendt met waarschuwingen. Hij verandert Zijn manier, Zijn methode om dingen te doen, niet.
94 Hij straft niet altijd direct wanneer Hij waarschuwt. Ik wil dat u oplet bij deze aanhaling. God geeft een waarschuwing, maar Hij straft niet altijd op de tijd dat Hij waarschuwt. Hebt u dat opgemerkt? En dan, wanneer Hij niet direct straft als Hij een waarschuwing zendt, wordt de profeet bespot: "U had het niet. U vertelde een leugen. U had geen gelijk."
95 Hetzelfde had tegen Jesaja gezegd kunnen worden. Wat denkt u dat de mensen dachten, toen hij daar binnenging en profeteerde dat de koning "zou sterven", om vervolgens terug te komen en zeggen: "Nee, hij zal leven?"
96 Wat denkt u van Jona toen hij door de straten liep, en zei: "O, deze stad zal binnen een aantal dagen, veertig dagen, worden verwoest", en God het daarna niet deed?
97 Ziet u, u moet opletten, God straft niet altijd wanneer Hij waarschuwt. Maar Hij... Is er zoiets, dan wordt de profeet bespot. Maar wanneer hij een betuigde profeet is met het Woord des Heren, tekenen van God, betuigd, zoals God zei dat de profeet betuigd zou worden (hetgeen deze mannen waren), ziet u, zijn Woord is niet van hem, maar het is van God en het zal gaan plaatsvinden. Het moet gaan plaatsvinden als het Gods Woord is. Er is maar één ding dat het kan stoppen en dat is een snelle bekering.
98 Let op, Amos leefde lang genoeg om zijn profetie in vervulling te zien gaan, maar toen Amos over die stad sprak, hoe het zou gebeuren, hoe God de Syriërs zou laten binnentrekken en hen veroveren, enzovoort, en hoe hun eigen bederf hen zou verteren. Wel, ik geloof, als ik het juist heb... ik kijk hier op het Schriftgedeelte en als ik het goed heb uitgerekend, is het ongeveer vijftig jaar nadat Amos profeteerde gebeurd. Nu, wat denkt u daarvan? Een hele generatie ging voorbij voordat de profetie van Amos in vervulling ging. Maar als u dit hier leest, het staat er, en het gebeurde gewoon precies, woord voor woord wat hij had gezegd. Ziet u?
99 Johannes zag het boek Openbaring. Het gebeurde nooit in zijn dag. Maar wij zien het precies voor ons gebeuren.
100 Daniël profeteerde over de tijd, over zijn dag en zo verder tot nu toe. Hij bleef nooit in leven om het te zien. Hij zei: "Ga heen, Daniël. Verberg en verzegel het boek. En gij zult rusten en opstaan tot uw bestemming aan het einde der dagen." Ziet u?
101 Nu, u ziet dat God... u zult niet altijd... straft zodra Hij profeteert. Zoals ik zei, kwam de profetie van Amos pas vijftig jaar later uit. Maar het gebeurde hoe dan ook!
102 Vervolgens is de profeet... van de Bijbel... Een echte, waarachtige profeet is een bijzonder persoon. Niet 'iets aparts', verschillend van alle andere mensen, maar hij heeft een speciale taak. En omdat hij een speciale opdracht heeft, moet hij speciaal zijn (een beetje anders dan de anderen) om in staat te zijn dat te doen.
Vandaar dat God Zijn profeten met 'een adelaar' vergelijkt.
103 Nu, een adelaar is een bijzondere vogel. Hij is gewoon een vogel, maar dan een bijzondere vogel. Hij kan hoger vliegen dan andere vogels. Hij kan verder zien dan andere vogels. En om hoger te gaan, moet hij zo zijn gebouwd, dat hij hoger kàn gaan. En wat zou hij er aan hebben zover te gaan, als hij niet kon zien wat hij deed, nadat hij daar was aangekomen? Hij moest dus een speciaal gebouwde vogel zijn. Hij behoort tot de familie van de havik, hij is "één die verscheurt met z'n snavel". En hij eet... van dat soort zijn er veel aaseters. Er zijn ongeveer veertig verschillende soorten adelaars.
104 In de gemeente ziet u de herder, en die herder is een bijzonder persoon. Hij is zo gebouwd dat hij de toestanden van de mensen kan verdragen. Hij is de lastdrager, hij is de os van het team. Hij is de man die er voor gaat zitten als de... iemand iets heeft tegen iemand anders en er met deze twee families voor gaat zitten (en nooit de een of andere zijde kiest) en het met ze uitpraat en het in vrede oplost. Ziet u? Hij is een herder, hij weet hoe hij voor dingen moet zorgdragen.
105 De evangelist is een bijzonder mens. Hij is een man die brandt als een vuurbal. Hij rent een stad in en predikt z'n boodschap, om daarna weer ergens anders naar toe te gaan. Ziet u, hij is een bijzonder iemand.
106 De leraar is een bijzonder iemand. Hij zit ergens onder de zalving van de Geest en is in staat de Woorden te nemen en ze door de Heilige Geest tezamen te voegen, zodanig, dat men de herder of evangelist niet met hem kan vergelijken.
107 En dan ontdekken we dat de apostel een bijzonder iemand is. Hij is een 'op orde zetter'. Hij is een door God gezonden man om dingen op orde te zetten.
108 De profeet is een bijzonder mens. Een profeet is een man tot wie het Woord van de Here komt, want de profeet is zo ontworpen (z'n leven) dat zijn onderbewustzijn en z'n bewustzijn zo dicht bij elkaar liggen, dat hij niet hoeft te gaan slapen om zijn droom te dromen, hij ziet het terwijl hij klaar wakker is. Ziet u? Nu, dat is iets wat God moet doen. Hij ziet wat er aan de hand is.
109 Een profeet ziet lang van tevoren de dingen die gaan komen. Hij ziet de beker van Gods toorn al vol, voordat hij is gevuld. Hij kan zeggen: "ZO SPREEKT DE HERE! God zal deze stad verwoesten, tenzij u zich bekeert." Waarom? Hij is een adelaar. Hij stijgt boven alles uit. En daar, vanaf die hoogte, ziet hij hoe die beker met toorn wordt uitgegoten. Daar kijken de profeten naar. Hij hoeft niet te kijken naar wat hier gebeurt, hij kijkt verder! Hij zegt: "Het komt naderbij!" Hij kan zo hoog gaan, totdat hij die schaduw ziet komen. Hij zei: "De wereld zal donker worden – donkerheid en dikke duisternis." Hij is hoog genoeg, nu schijnt de zon, maar hij ziet die schaduw aankomen en hij zegt waar hij naar kijkt. Het mag zijn dat het nog niet hier is, maar het zal hier zeker zijn! Dat is waar. Het zal hier komen, dikke duisternis op de mensen. Jaren vooruit weet hij dat het komt, toch ziet hij het al.
110 Amos, die gezalfde profeet van God zag de duisternis en het oordeel. Hij zag Syrië aankomen met z'n strijdwagens en door het land trekken met moord en doodslag. Hij zag het aankomen en het oordeel van God over hen voltrekken, vijftig jaar voordat het gebeurde. Maar omdat hij een profeet was, werd hij in de Geest opgetrokken en hij zag het ver vooruit. Hij zag de beker gevuld, voordat hij vol was.
111 Zoals Abraham. God vertelde Abraham: "Uw zaad zal in dit land komen en hier vierhonderd jaar verblijven, daarna zal Ik hen met een machtige hand uitleiden, omdat de ongerechtigheid van de Amorieten nog niet is vervuld." God wist, dat die beker vol zou worden. Hij sprak met Zijn profeet, Hij vertelde hem nu: "U ziet daar die beker der Amorieten, maar de maat van hun ongerechtigheid is nog niet vol, Abraham. Zeg er nu nog niets over, blijf stil, maar het zal komen. En wanneer hun beker vol is, en hun vierhonderd jaar, zal Ik hen als sprinkhanen voor u uit verjagen en Ik zal uw zaad hier in dit land vestigen." Amen! Dat is de profeet des Heren.
112 Nu, wanneer hij spreekt over zijn visioen, of het toorn betreft of genezing, het mag uitblijven, maar het moet gebeuren als hij het spreekt in de Naam van de Here. Het mag een zegen zijn die hij voor u uitspreekt. Hij zou u iets bepaalds kunnen vertellen en u zou het helemaal niet kunnen begrijpen. U zegt: "Hoe kan dat? Waarom, dat is... ik – ik... Hij vertelde me 'ZO SPREEKT DE HERE, dit zal gebeuren en dat zou gebeuren' en het is helemaal niet gebeurd. De man is fout!" Nu, u zult veroordeeld worden voor het niet geloven ervan, maar het zal hoe dan ook gaan gebeuren! Het moet gebeuren!
113 "Hoewel het uitblijft", zei de Bijbel, "toch zal het op zijn bestemde tijd van zich doen horen." Het zal gebeuren.
114 De profeet kijkt slechts verder en ziet iets. Hij spreekt over datgene waar hij naar kijkt. Hij hoeft niet te denken aan hetgeen hier nu is, hij kijkt naar hetgeen er zal zijn. En wanneer hij dat uitspreekt en het staat in het Woord van de Here, dan is het al uitgesproken en er is niets ter wereld wat het kan stoppen (zo is het), behalve God Zelf.
115 Nu, let op, we ontdekken dat als... De profeet spreekt zijn visioen uit. Soms spreekt hij goede dingen uit, hij spreekt over uw genezing. In orde, u mag denken: "Het kan niet gebeuren, want ik heb me nog niets beter gevoeld." Wat veroorzaakt dat? Dat brengt precies de oordelen van God op u. Zo is het. Jezus beloofde u te redden, als u het zou geloven; als u het niet gelooft, zal het bij u niet plaatsvinden. U moet het accepteren, u moet het geloven. U moet weten waar het vandaan komt, dat geeft u geloof in God of uw profeet. U moet het geloven.
116 En we ontdekken hier, dat deze profeten spraken, en wat ze uitspraken geschiedde. En wanneer de toorn van God wordt uitgestort op de mensen, is er nog maar één ding... Als die profeet zei dat een bepaald iets zou gaan plaatsvinden, was er nog maar één ding dat de hand van God kon weerhouden en dat was bekering. Dat houdt in bekering ten opzichte van God, dat zal Zijn toorn weerhouden. Nu, wacht daar niet mee, doe het dan! Als God iets zou zeggen, doe het dan meteen.
117 Zodra Hizkia wist... Hij was een goede man, maar God zei: "Uw tijd is gekomen Hizkia, en Ik moet u wegnemen. Ik wil het, Ik wil u thuishalen. Zet uw huis op orde."
118 En hij... hij zei: "Het kost me vijftien jaar om dat te doen, Here. Nu, het is Uw... ik weet dat ik moet gaan, maar het gaat me vijftien jaar kosten om m'n huis op orde te brengen. Ik kan het niet meteen. Ik heb niet genoeg tijd om het te doen. Ik krijg het gewoon niet voor elkaar. Heer, laat me nog vijftien jaar leven, zodat ik deze zaak rondkrijg. Ik kan mijn huis niet..."
Ziet u, Gods opdracht was: "Maak uw huis gereed!"
119 Hizkia zei: "Ik kan het niet doen in dit jaar, het gaat me meer tijd kosten. Ik moet dit terugbrengen, dit gereed maken en het naar deze man toe brengen, het gaat me vijftien jaar kosten om het te doen. Spaar mij toch om het te doen. Laat me, laat me, geef me nog wat tijd om het te doen."
120 Toen zei God: "Ik... Ik zal je tijd geven." Maar hij moest toch eenmaal sterven, ziet u.
121 En dan nog iets, hij gebruikte zijn tijd, maar hij viel terug gedurende die tijd. En hij zou er beter aan toe zijn geweest, als hij gestorven was zonder het in orde gebracht te hebben. Dat is waar. Maar Hij gaf hem vijftien jaar erbij om z'n huis in orde te brengen. Want, snel nu, wat deed hij? Hij zei: "Here, ik ben langzaam. Ik heb nog vijftien jaar nodig om dit te doen. U hebt mij opgedragen om mijn huis in orde te brengen. Ik kan het niet binnen vijftien jaar, omdat ik hier een lening heb, en ik heb dit hier en ik moet dit doen."
122 Nu, hij was een godsvruchtig man en Gods Woord zal hoe dan ook gebeuren. Het zal hoe dan ook plaatsvinden, maar Hij hield het een poosje voor hem tegen, hield het bij hem vandaan. Toen beging hij gedurende die tijd een zonde. Hij zei: "Ik zal het niet over hem laten komen, maar Ik zal het bezoeken aan zijn kinderen na hem." U kent het verhaal.
123 Nu, we ontdekken dat een snelle bekering de toorn soms een tijdje tegenhoudt.
124 We ontdekken dat Ninevé... God zei: "Ga daar naartoe en roep het uit tegen die stad en vertel hun: 'Indien... binnen veertig dagen zal de zaak instorten'." En o, hoe bekeerden zij zich! Zodra zij die profeet door de straat zagen lopen, zeggende: "ZO SPREEKT DE HERE, 'de stad zal instorten binnen veertig dagen! De stad zal instorten'!" De...
125 Zelfs de koning gaf bevel tot een vasten, een weeklagen in het hele land: "Doe een rouwkleed aan, doe as op uw hoofd! Niet slechts op uw eigen hoofd en op uw lichaam en op uw kinderen, maar ook op uw vee, op uw dieren in het veld, draag as en rouwklederen." Wat een bekering!
126 We ontdekken hier nu, we zien dat, wanneer de profeet niet snel oplet, z'n zinnen bij elkaar houdt en naar God gaat, u zult daar iets ontdekken, als u niet oplet...
127 Kijk naar Jesaja, hij sprak zijn profetie uit, ging terug naar zijn kleine hut in de wildernis. En toen hij dat deed, sprak God nooit tot de koning die aan het bidden was. Hij heeft een manier om dingen te doen. Daar was een profeet in het land. Het Woord des Heren komt tot Zijn profeet. Hij ging naar hem toe en zei: "Jesaja, ga terug en vertel hem dat Ik zijn gebed heb gehoord. Ik heb begrepen dat het... dat hij denkt nog vijftien jaar nodig te hebben om dit te doen. Ik heb z'n tranen gezien, want hij wil die zaak zo graag doen. Hij zei, dat het hem vijftien jaar kostte om het te doen. Ga hem vertellen, dat Ik het hem daarom zal geven." Ziet u?
128 Waarom? Hij gaf opdracht – Hij gaf Jesaja opdracht om hem te gaan vertellen: "ZO SPREEKT DE HERE!" Wanneer daar dan enige verandering in komt of uitstel... Het zal hoe dan ook gaan gebeuren; hij stierf hoe dan ook. Maar Hij zei... Als daarin iets wijzigt, is Hij verplicht naar de man terug te komen, tot wie Hij ZO SPREEKT DE HERE zond. Hij vertelde Jesaja: "Ga daarheen terug en vertel het hem."
129 Nu, Jona nam een andere houding aan, hij ging bovenop de heuvel zitten en zei: "Wel, het ware beter dat ik nooit was geboren." En o, wat draafde hij door! En God liet een kleine wonderboom groeien om hem wat schaduw te geven, totdat hij daarboven afgekoeld was. Maar hij zei: "Nu ben ik daar beneden geweest en ze zullen gaan zeggen dat ik een valse profeet ben."
130 En God sprak tot hem, zei: "Kijk naar die stad daar beneden! Kijk eens goed, Jona, de hele stad heeft zich bekeerd in zak en as."
131 En toen vertelde Hij hem over de kleine wonderboom en de worm die hem vernietigde. Een dezer dagen, als de Here wil, wil ik naar de Tabernakel komen en een serie predikingen over Jona geven. O, daarin zijn zoveel grote... hoe die oostenwind waait en alles. Zeker! Daarin zijn zoveel dingen, het is gewoon... het is verbazingwekkend. Die goudklompjes daarin, hoe al die typen daar precies in passen. Het laat daar zelfs Jezus Christus in zien, en al het andere. Natuurlijk brengt iedere regel in de Bijbel Jezus Christus naar voren. Jazeker. Daar gaat onze les aanstaande zondag over, dus we zullen dat ontdekken, zo de Here wil.
132 En let op, er zijn dingen die u... Als u oprecht bent en God vertelt... Nu, u moet opletten.
133 Nu wil ik u vanavond nog een Jona tonen, op het podium.
134 Op een avond waren er mensen, die hier komen. De dame (of enigen van haar familie) zou hier vanavond mogen zijn, daarom noem ik de naam niet, waarschijnlijk weet u wie het is. Maar ze komen hier, een groep fijne mensen uit Kentucky en ze komen hier al jaren. Maar deze mensen, die fijne mensen zijn, goede vrienden van mij. My, zij waren echte vrienden van mij, maar zij... Van dat soort mensen dat naar de gemeente zou komen als de opwekking aan de gang is; maar wanneer de opwekking voorbij is en de wagen moet worden getrokken, zou niemand willen trekken. En alle kinderen zaten hier op de zondagsschool, ze hadden de... als we onze klassen en dergelijke hadden.
135 En op een dag kwam ik thuis, ongeveer vier of vijf jaar geleden, in die richting. En dit meisje (die ongeveer acht jaar was, toen ze op de zondagsschool zat) was getrouwd en had twee kinderen. En ze lag daar in het ziekenhuis op het punt van sterven. Ze was ongeveer vier, vijf maanden zwanger; en de baby was dood en ze konden haar niet opereren want ze had niervergiftiging. En ze konden haar niet opereren, dus ze moesten de moeder ook laten sterven. Konden niet opereren en de baby zou haar ook doden, dus ze hadden... ze lag gewoon te sterven, dat was alles, er was geen kans voor haar.
136 Ik ging er naartoe om haar te bezoeken, ze had me laten roepen. En ik ging het ziekenhuis binnen en daar lag ze onder de zuurstoftent. Ik tilde de kleine flap omhoog, sprak een beetje met haar en ik zei: "Herinner je mij?"
Ze zei: "Zeker, broeder Bill, ik herinner me u."
137 Ik zei: "Hoe is... Begrijp je hoe ziek je bent?"
Ze zei: "Ja, daarom heb ik u laten roepen."
Ik zei: "Wel, waarom, hoe is het met jou en de Here?"
Ze zei: "Broeder Bill, ik – ik heb... ik ben niet gereed om te gaan."
138 Wel, we knielden daar neer en baden en haar moeder en haar man, er waren velen van hen in de kamer, en haar moeder en man begonnen te huilen. En toen vroeg ik haar en ze kwam in orde met God (deed haar geloften om terug te komen en maakte de belofte aan God; en of Hij haar wilde vergeven en hoe ze Hem liefhad en betuigde spijt over haar zonden, de wijze waarop ze had geleefd) en ging door met haar belijdenis en huilen. En na een poosje stond ik op en verliet het gebouw.
139 En de volgende morgen belden ze me op, of ik terug wilde komen. En ik vernam hoe ze 's morgens waren gekomen om een test af te nemen, om te zien hoe het met de niervergiftiging was verdergegaan en ze ontdekten, dat ze er niets meer van had. Het was helemaal weg, al het urine-vergif had haar verlaten. De doktoren waren zo opgewonden, dat ze zeiden: "My! Wel, dit, we zouden... Dit is erg eigenaardig." Zeiden: "We zullen haar gereedmaken en als het morgen nog zo zou zijn..." Zeiden: "We zullen haar penicilline blijven geven", of wat ze haar ook gaven om de infectie te onderdrukken. Zeiden: "We zullen opereren en de dode baby wegnemen, voordat het omslaat in iets anders. Als ze in orde is, dan..."
140 Wel, die dag testten ze haar nog eens twee of drie keer. En 's avonds laat testten ze haar, er was niets verkeerd, alles was volmaakt in orde. En ze onderzochten haar. Haalden haar van onder de zuurstoftent vandaan. Alles was in orde. De volgende morgen zouden ze haar opereren, de baby weghalen.
141 Wel, ik ging daar naar buiten. En omdat dit gebeurde... Nu, ik wist het niet, ik wist het niet. De Here vertelde me er niets over. Vraagt u de mensen maar, als u wilt. Ze... zij... Hij zei nooit dat dit zou gebeuren. Maar o my, om zoiets te zien! Haar man die een zondaar was, kwam naar mij en zei: "Broeder Branham, ik wil mijn leven aan de Here Jezus geven."
142 En ik zei: "In orde, kniel hier neer en houd de hand van je vrouw vast en wandel dan samen verder op het rechte pad."
143 De moeder keerde terug, ze zei: "Broeder Branham, hier ben ik en mijn kinderen, weet u, we zijn steeds gekomen en weggebleven, gekomen en weggebleven en we hingen om de Tabernakel heen, enzovoort. We zaten naar u te luisteren als u predikte en we gingen naar het altaar en kwamen terug." Zei: "Ik ben ook teruggevallen, broeder Branham. Ik wil naar de Here Jezus terugkeren, voor Zijn goedheid voor mijn kind." Wel, ziet u, dat is heel fijn, maar u komt niet naar de Here Jezus om die reden.
144 Tegen middernacht, twaalf, één uur, doezelde haar moeder weg in slaap. En ze zei, riep haar, zei: "Moeder."
En ze zei: "Ja lieveling, wat wil je?"
Ze zei: "Weet u, ik ben zo gelukkig!"
Ze zei: "Ik ben zo blij dat je gelukkig bent."
Zei: "Ik heb vrede met God. O, wat is dat fijn!"
Na een paar minuten riep ze weer, ze zei: "Moeder."
Zei: "Ja?"
Zei: "Ik ga naar huis."
145 En ze zei: "Ik weet het. Ja lieveling, morgen zal de dokter de baby weghalen. En dan na een dag of twee, wanneer je littekens genezen zijn en je komt hier uit, ga je terug naar huis en zult weer gelukkig zijn, jij en je man en de kleintjes en je zult een Christen zijn en voor God leven."
Ze zei: "Moeder, ik bedoel, dat ik naar mijn hemelse Huis ga."
Ze zei: "Natuurlijk lieverd, aan het eind van de reis."
Ze zei: "Dit is het einde van de reis."
"O", zei ze, "wat is er nu aan de hand?"
146 Zei: "Het einde van de reis." Dus zei ze: "Ja moeder, binnen een paar minuten zal ik weg zijn."
147 Wel, ze dacht dat ze alleen maar nerveus was en in de war. Ze riep de verpleegster, de verpleegster controleerde haar ademhaling. Alles was normaal. En binnen vijf minuten was ze weg, ze was dood.
148 En toen ik één of twee weken later thuiskwam... Ik geloof dat broeder Graham sprak bij de begrafenis van het meisje. Toen ik thuiskwam en Meda me vertelde dat het meisje die nacht gestorven was, o my, ik kon niet...
Ik ging de moeder bezoeken. "Ja."
149 En ik weet niet hoe ik er toe kwam om dit te doen, maar ik zei: "Here God, U bent me een verklaring schuldig (ziet u), nadat ik daar ben heen gegaan en die man vertelde en hij tot de Heer kwam, nadat U deze dingen voor hem deed, en al dat soort dingen om dan het leven van dat meisje te nemen op zo'n manier." Ik zei: "U bent me een verklaring schuldig."
150 Als u God iets dergelijks vertelt, laat Hij u alleen zitten. Ik hoef niet... Hij is me niets verschuldigd. Ik sta in de schuld bij Hem. Wel, Hij liet me een paar dagen aan m'n lot over, weet u. En ongeveer drie of vier maanden erna stond ik op de oever van een riviertje en de Here sprak tot mij in een visioen en zei: "Ga nu naar haar moeder en zeg dit tegen haar moeder: 'Was een jaar geleden haar tijd niet gekomen toen ze verdronk in een riviertje, op een picknick? Ze had op die tijd moeten gaan, maar Ik moest haar wegnemen toen ze gereed was om te gaan.' En dat is de reden dat dit alles gebeurde en waarom u er buiten stond."
151 Toen knielde ik neer en huilde. Ik zei: "Here Jezus, vergeef me, Uw armzalige, domme dienstknecht. Ik zou dat nooit gezegd moeten hebben, Here."
152 En ik moest teruggaan naar de dame, ze woonde hier in de Marktstraat, en ik ging naar haar toe en ik zei: "Ik wil u een vraag stellen."
Ze zei: "Natuurlijk, broeder Bill."
En ik zei: "Is het waar, dat dit meisje bijna verdronk?"
153 Ze zei: "Dat is waar, broeder Branham. Haar man en anderen moesten haar uit de rivier halen." Ze zei: "Ze moesten kunstmatige ademhaling toepassen... drukken, ze moesten een machine halen om het water uit haar te pompen." Ze zei: "Ze had haar rok aan. Ze hielden een picknick. Ze liep weg en trapte in wat zand, gleed uit, duikelde voorover en werd verstikt in het water. Ze hadden haar niet opgemerkt. En direct daarna zagen ze haar omhoog komen en weer ondergaan en ze renden het water in en grepen haar en haalden haar eruit." En ze zei: "Ze stierf bijna. Ze..."
Ik zei: "Dat was haar tijd om te gaan."
154 Ziet u, God weet wat Hij doet. Nu, de Here zou me dat waarschijnlijk hebben verteld, als ik niet de houding had aangenomen, zoals ik deed: "Heer, U behoort mij daarover te vertellen." Hij is u niets verschuldigd!
155 Op een avond stond ik in een samenkomst en hoorde een evangelist bidden voor een zieke, zei: "God, ik beveel U deze persoon te genezen!" Wie beveelt God? Ziet u? Het is zelfs niet intelligent, omdat God doet wat Hij wil doen.
156 Kan de klei tegen de pottenbakker zeggen: "Waarom hebt u mij zo gemaakt?" Zeker niet! Maar wanneer de profeet zich zal stilhouden en dan de Here zoeken voor een antwoord, zal het antwoord daar zijn. Ziet u?
157 Zoals met deze persoon die vragen stelde over de kwestie van het slangenzaad. Let gewoon goed op, wees niet te gehaast. En tenslotte laat God alles medewerken ten goede voor hen, die de Here liefhebben.
158 Nu, als Ninevé zich niet had bekeerd, zouden de oordelen van God over hen zijn heengekomen. Nu, onthoud: de profeet moet luisteren. Het was een waarschuwing.
159 Hetzelfde geldt voor deze natie. Dan zegt u: "Broeder Branham, vorige week zondag zei u: 'Er was geen hoop meer'?" Ja! "Waarom?" Het versmaadde zijn oproep. Het moet het ontvangen. Het zal het gaan ontvangen. Er komt een tijd dat deze natie in stukken wordt geblazen. Ik zag het in 1933. Ik keek naar...
U zei, u mag gezegd hebben: "Wel, het gebeurde toen niet."
160 Maar het zal gebeuren! Net zomin was Mussolini in kracht, net zomin was de Maginotlinie gebouwd, net zomin leek de auto in die tijd op een ei en dergelijke, net zomin kozen de vrouwen een president die er uit zou zien als een student en al die andere dingen, net zomin zou er sprake zijn van een Katholieke president, enzovoort. Ongeveer dertig jaar geleden, of meer, werden deze dingen voorspeld, maar Hij liet me ver weg kijken tot aan het einde.
161 En naarmate die tijd dichterbij komt, raakt de beker voller. Bekering werd gepredikt door Billy Graham, Oral Roberts en door wie niet meer. Profeten, enzovoort, hebben dit land doorkruist met tekenen en wonderen en ze gaan steeds dieper de zonde in. De reden is, dat zij zich niet bekeren, bekering brengt het teweeg.
162 Merk op. Achab bekeerde zich nooit na de bestraffing van Elia. Als Achab zich zou hebben bekeerd en nederig voor God hebben gewandeld, zou de zaak nooit zijn gebeurd. Maar Achab ging erheen en pakte Naboth's wijngaard af en liet hem vermoorden en al die boze zaken. En Izebel... Die profeet ging er naartoe met ZO SPREEKT DE HERE! Maar wat deden ze? Zij probeerde slechts hem te doden. Wat gebeurde er? Zijn profetie werd volvoerd, de honden aten haar op en likten Achabs bloed. Precies overeenkomstig zijn woord! Hij zag de beker, vol.
163 Om die reden zei die kleine Micha hetzelfde, hoe kon hij zegenen wat God had vervloekt? Ziet u, zijn woord, zijn profetie was in harmonie met het Woord.
164 Herodes bekeerde zich nooit toen Johannes zei: "Het is niet wettig dat u leeft met de vrouw van uw broer!" Hij bekeerde zich nooit. Maar wat deed hij? Zijn vrouw eiste het hoofd van de profeet. Kijk naar het vuil waar hij in terechtkwam. Kijk wat er met hem gebeurde. Kijk, zelfs vandaag in Zwitserland borrelt het blauwe water nog omhoog, als een herinnering aan het feit dat hij Hem verwierp. Nee, zeker bekeerde hij zich niet, toen hij door de Here werd bestraft. Johannes vertelde hem, zonder aanzien des persoons (een procureur-generaal, of wat hij ook was, of de keizer, of wat hij zou mogen zijn), dat hij zich moest bekeren als God riep, of er zou toorn over hem komen!
165 Hoeveel keer in de profeten... Ik heb ze hier opgeschreven, maar we zullen geen tijd hebben omdat ik nog maar ongeveer tien minuten over heb.
166 Is er geen bekering, dan zal er zeker oordeel komen! Hizkia bekeerde zich. Ninevé bekeerde zich.
167 Achab bekeerde zich nooit. Nebukadnezar bekeerde zich nooit. De mensen in Noachs tijd bekeerden zich nooit en het oordeel trof hen voluit. Ziet u? Maar Hij waarschuwt eerst iedereen. Iedereen krijgt een waarschuwing.
168 Nu, als we zien dat de tijd nabij is, laat dan iedereen die voelt dat er een waarschuwing is, zich snel bekeren vóór de toorn van God toeslaat.
169 Laten we ons nu richten op de Branham Tabernakel. We hebben deze dingen gezien en weten dat ze de Waarheid zijn. We weten dat het absoluut de Waarheid is. De opdracht van het Woord is: "Indien u zich zult bekeren en zult worden gedoopt in de Naam van Jezus Christus voor de vergeving van uw zonden, zult u de gave van de Heilige Geest ontvangen. Want de belofte is voor uw kinderen en voor degenen die veraf zijn." Zie?
170 Nu, een man, meneer Dauch, vroeg me niet lang geleden, hij zei: "Broeder Branham, ik word oud. Ik word zwak, eenennegentig." Hij zei: "Denkt u dat ik gereed ben om te sterven? Denkt u dat ik gereed ben om te gaan? Denkt u dat ik ben gered?"
171 Ik zei: "Meneer Dauch, ging u wel eens naar een dokter voor een medisch onderzoek?"
Hij zei: "Ja."
172 "En u vertelt hem... Nu, wat doet de dokter, hij heeft daar een boek liggen en hij pakt dat boek en begint te onderzoeken. 'Nu, het eerste wat ik behoor te doen is zijn hart controleren.' Hij pakt dus een stethoscoop en plaatst hem in zijn oren, controleert zijn hart." En ik zei: "Dan, het volgende wat hij doet is dat hij zijn bloeddruk gaat nazien, met een drukmeter op zijn arm. Dan, het volgende wat hij doet is een urinemonster nemen en wat dies meer zij en neemt wat bloed af en al deze verschillende dingen. Hij gaat ze allemaal na en als hij niets kan vinden... Neemt een röntgenfoto. Als hij niets kan vinden, zal hij zeggen: 'Meneer Dauch, u bent lichamelijk gezond.'"
173 "Waar baseert hij dat op? Op de voorwaarden in zijn medisch boek, dat, overeenkomstig de hoofdspecialist, indien er iets verkeerd is het hierin zal bewezen worden, het zal dit hier doen, het zal dat daar doen. Daarom bent u, zover als hij er iets over kan weten, lichamelijk gezond, ziet u."
174 "Nu", zei ik, "in dit geval zal ik een ziel-onderzoek doen. Zie? En God heeft voor de ziel maar één instrument, dat is waar, dat is Zijn Woord. Dat is Zijn Woord. Jezus zei in Johannes 5:24, 'Hij die Mijn Woord hoort'. Nu, dat horen betekent niet slechts luisteren naar een geluid. Dat horen betekent, 'het ontvangen'. 'Wie Mijn Woord kan ontvangen', amen, 'hij die het hoort'. (Niet stilstaan en het 'nonsens' noemen, 'dat spul, daar is niets mee. Ik geloof dat niet'.), 'Hij die Mijn Woord hoort!' Dat is het Woord van Jezus, want Hij is het Woord. Zo is dat. 'Indien u Mijn Woord kunt horen', zei Hij, 'en geloven in Hem, Die Mij gezonden heeft, is overgegaan van de dood in het leven; en zal zelfs niet in het oordeel komen, maar is er reeds doorheen gekomen.' Amen!" Ik zei: "Hoe slaat uw hart nu?"
Hij zei: "Ik geloof het. Ik heb het gehoord. Ik heb het ontvangen."
175 Ik zei: "Dan, overeenkomstig wat de Hoofdspecialist zegt, de hoogste chirurg, de hoogste dokter van eeuwig leven, 'bent u overgegaan van de dood in het leven en zult u nooit in het oordeel komen'."
176 Zei: "Toen ik u hoorde prediken over de Naam van Jezus Christus voor de waterdoop, wandelde ik regelrecht achter u aan en u doopte mij." Zei: "Ik... De man die ik eens was, ben ik niet meer. Er is iets met me gebeurd. Ik maakte me er vroeger niet druk over en ging de andere kant op, maar ik ben omgekeerd en ben begonnen deze kant op te gaan. En mijn hart brandt dag en nacht om dichter bij Hem te komen. Ik geloof ieder Woord ervan! Ik zeg 'Amen!' op ieder deeltje ervan. Het maakt me niet uit hoe het me snijdt, ik wil er geheel aan beantwoorden. En voor zover ik weet, deed ik dat."
177 Ik zei: "Het schijnt me toe, dat uw hart behoorlijk goed slaat. Ik geloof dat u nu geestelijk in orde bent."
178 Hij zei: "Ik vraag me af, broeder Branham, als de opname zou komen, zou ik er in kunnen gaan?"
Ik zei: "Het is niet mijn zaak om te zeggen wie erin gaat en wie niet."
179 Hij zei: "Wel, ik zou zo graag leven, ik wil de opname zo graag zien."
180 Ik zei: "In orde, laat me eens kijken wat het wetenschappelijk Boek hierover zegt en de wetenschap over de ziel." Ik zei: "Wel, er staat dit, in II Thessalonicensen, het vijfde hoofdstuk [I Thessalonicensen 4:15-17 – Vert], er staat: 'Wij, die levend overblijven zullen tot de toekomst van de Here, zullen niet voorkomen (dat betekent 'hinderen') hen die rusten, ontslapen zijn. Want de bazuin Gods zal klinken en zij die slapen of rusten, zullen eerst opstaan en onsterfelijkheid aandoen. Dan zullen wij, die op die dag levend zijn, op die tijd nadat zij zijn opgestaan, ziet u, dan zullen wij in een moment, in een oogwenk veranderd worden en hen ontmoeten; dan gaan we omhoog in de lucht om de Heer te ontmoeten, opgenomen tezamen met hen.' Of u nu slaapt of niet, of u dat doet of niet; waar u ook begraven bent, of zelfs helemaal niet begraven bent, u komt hoe dan ook! Er is niets wat u kan vasthouden. U zult daar zijn!" Ik zei: "Broeder Dauch, als Jezus vertoeft tot aan mijn achter-achter-achterkleinkinderen van mijn kleinkinderen, toch zult u daar precies in een ogenblik zijn en zult daar zelfs zijn, voordat zij veranderd zijn, als ze gaan." Dat is waar. Amen!
181 Er is een komende zegen precies zoals er een komende toorn is. O, we zullen vanavond naar één van beide moeten uitzien. Of u ziet uit naar de toorn die u zal treffen en naar vernietiging, of u ziet uit naar de opstanding van de Here Jezus. Dezelfde God Die het ene beloofde, beloofde... Ik ben zo blij!
Ik zie uit naar het komen van die blijde dag in het duizendjarig rijk,
Wanneer onze gezegende Here zal komen en Zijn wachtende bruid zal opnemen;
O! mijn hart smacht en steunt om die dag van heerlijke verlossing te zien,
Wanneer onze Jezus opnieuw naar de aarde zal terugkeren.
Dan zullen zonde en verdriet, pijn en dood van deze donkere wereld ophouden,
In deze glorieuze regering met Jezus, gedurende duizend jaren van vrede; (O! "En zullen voor altijd met de Here wezen.")
182 Wat God zegt moet in vervulling gaan. "Zij zullen huizen bouwen en die bewonen. Zij zullen wijngaarden planten en zij zullen de vrucht daarvan eten. Zij zullen niet planten opdat een ander het ete. Zij zullen hun eigen wijngaard planten en erbij blijven." Amen! Amen! "Zij zullen geen kwaad doen noch verderf stichten op gans Mijn heilige Berg." Halleluja!
183 Wanneer dit sterfelijke onsterfelijkheid aandoet, deze dood is verzwolgen in overwinning, dan zullen we Hem zien gelijk Hij is en een lichaam hebben zoals Zijn eigen verheerlijkt lichaam. O, wat komt er een tijd aan!
184 Dezelfde God en dezelfde profeten die Gods Woord voorzegden, of de toorn die zou worden uitgegoten, vertelden ook van deze komende zegeningen. Ik ben zo blij! God zendt geen vernietiging naar een natie zonder die te waarschuwen. Hij zendt nooit een vernietiging naar iemand zonder hem te waarschuwen. En als Hij dat nu doet, heeft iets bij ons plaatsgevonden, de bevestiging van de tekenen van de laatste dagen onder ons, de grote Heilige Geest, Die onder ons beweegt en de gemeente vult met Zijn tegenwoordigheid, Zijn Woord bewijzend. Dan is de gemeente één dezer dagen, door de kracht van God, gereed om omhoog te gaan in de lucht. Want het is een waarschuwing om iedere last en de zonde die ons zo lichtelijk omringt opzij te leggen, zodat we ons met lijdzaamheid op deze loopbaan, die ons is voorgesteld mogen voorthaasten, naar de Auteur en Voleindiger van ons Geloof.
185 God zegene u, gemeente! Houd vast aan Gods onveranderlijke hand! Jazeker. Als u Zijn tegenwoordigheid voelt, ga naar Hem toe. Als er iets verkeerds is in uw hart, maak het recht. We hebben niet veel tijd meer over, de komst van de Here is nabij. Gelooft u Hem? O my! Zal het daar niet wonderbaar zijn? Wat een tijd, als ik die oude veteranen daar door dat Paradijs zal zien wandelen! O my! Ik kijk uit naar dat uur.
186 Ik herinner me, dat ik mijn broeder hoorde spreken over het thuiskomen van overzee, van die oude slagvelden en dergelijke, hij zei: "Deze oude veteranen, wanneer ze vlakbij dat Vrijheidsbeeld kwamen, rolden ze die kreupele mannen naar boven zodat zij het Vrijheidsbeeld konden zien." Op een schip is dat het eerste wat je ziet als je eraan komt, want het is zo hoog. "En toen ze die arm zo uitgestrekt zagen", zei hij, "ontroerden die mannen en huilden. En zelfs grote sterke kerels die daar stonden, vielen op het dek neer en begonnen te huilen." Wat was het? Een teken van vrijheid. Elk ding dat ze ooit hadden liefgehad lag daar recht achter dat teken.
187 Maar o, wat zal het zijn wanneer ik de scheepshoorn van het oude schip van Sion die morgen hoor blazen en ik de vlaggen zie wapperen! Wanneer de strijd voorbij is en de overwinning behaald, halleluja! En we komen Thuis, waar dood, zonde en hel zijn overwonnen; en daar is geen zonde, geen dood, geen verdriet meer. Ik kan de hoorn al horen blazen! O, we naderen de Stad. Jazeker. De branding wordt voelbaar, het oude schip beweegt zich naar haar plaats. God, help ons, om voor dat uur te leven!
188 Here Jezus, we zijn een volk dat z'n best doet, met alles wat in ons is, om in het licht te wandelen van Uw heerlijk Evangelie, dat U stierf om alles te vereffenen. We zijn zo dankbaar om te kunnen zien, dat we in deze donkere dagen waarin we nu leven, in dit uur, de tekenen kunnen zien verschijnen. O God, als dit het handschrift op de muur is, dan danken wij U, Here, dat we het kunnen zien en weten dat de bevrijding nabij is. We prediken, we doorkruisen het land, we zien hoe U grote tekenen bewerkt, U Zichzelf dagelijks, ieder jaar, betuigt. Er gaat geen jaar voorbij of Zijn groot bovennatuurlijk teken treft de aarde. En wij zien het, wetend dat het grote leger van God voorwaarts marcheert.
189 O, niet veel in aantal, maar wat is het een krachtige groep die eeuwig leven heeft! Zoals gezegd: "Zij zullen op een legerbende aanstormen en over een muur springen." Ja, de 'bende' van de dood zal hen niet kunnen vasthouden, zij zal er regelrecht doorheen rennen. Springen over de 'muur' tussen natuurlijk en bovennatuurlijk en gaan tot in Gods armen, in die heerlijke eeuwigheid. Here God, we danken u hiervoor. We weten dat de tijd spoedig nadert.
190 God, ik bid dat, indien hier vanavond iemand is die U niet kent, die nooit vrede gevonden heeft... En misschien heeft vanavond, terwijl we spraken, een kleine stem beneden in hun hart gesproken: "Ik voel een waarschuwing dat ik hier niet al te lang mee door kan gaan." O God, mogen ze nu op dit ogenblik hun huis op orde brengen. Mag iedere zaak op z'n plaats komen. Mag de kilte... Misschien zijn zij Christenen, maar ze hebben toch niet... Ze hebben al zolang hierbij geleefd en zoveel dingen gezien, dat ze de waarde ervan hebben verloren. Het is... Ze nemen de dingen licht op in plaats van echt diep en oprecht.
191 O God, laten we onszelf onderzoeken vanavond, sta het toe, omdat we weten dat deze grote dingen ons alleen maar waarschuwen voor de spoedige opname van de gemeente. En als we belast zijn met zonde, met ongeloof en traagheid, zullen we die opname niet halen. We weten het, Here, daarom bidden we, dat U de Heilige Geest diep in onze harten wilt inbranden. O God, zet onze zielen in vuur met Uw zegening. Help ons om te begrijpen.
192 Zegen al de mensen. Zegen onze dierbare herder en zijn vrouw. Zegen de diakenen, de beheerders, al de leken, hen allen. Vergeef onze zonden. Genees onze ziekten, Heer. En zet onze harten in vuur. En mogen we van deze plaats weggaan met een waarschuwende boodschap, en als we mensen in zonde ontmoeten, hun vertellen: "Vriend, schaam je je niet dat je zulke dingen doet, terwijl je weet dat je op een dag God zult ontmoeten?" Sta het toe, Here. Ik beveel hen nu bij U aan; beveel de boodschap en alles bij elkaar, aan om samen te werken voor Uw glorie. In Jezus Christus' Naam. Amen.
Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief
Omdat Hij mij eerst liefhad
En mijn redding kocht
Op het kruishout van Golgotha.
193 Hebt u Hem niet lief? Denk aan wat wij zijn. Kijk hoe ver we al omhoog zijn gegaan op de weg, vrienden. Kijk eens achterom de weg af, in de dagen van Luther en Wesley, terug door de eeuwen. Kijk hier waar we nu zijn: precies bij de top van de piramide; precies hier waar God het heeft bewezen, dat de Bijbel volmaakt is geopenbaard door de zeven zegels; nog slechts wachtend op die zeven verborgenheden aan het eind, betreffende het komen van de Here en de opname van de gemeente, wat vóór morgen al zou kunnen plaatsvinden. O my!
Ik heb Hem lief (ernstig nu), ik heb Hem lief
Omdat Hij mij eerst liefhad
En mijn redding kocht
Op het kruishout van Golgotha.
194 Als we nu zachtjes... Beseft u dat ieder van ons hier, hier weg zal moeten gaan, deze wereld verlaten? Weet u, dat een mens die uit een vrouw geboren is, kort van dagen is en vol van moeite? Wist u dat wij, omdat we gekomen zijn door die boom des doods in de Hof van Eden, dat wij moeten sterven? Wij zijn de vrucht van de schoot van onze moeder en wij moeten sterven, we moeten dit leven verlaten. Jong of oud, dat maakt geen verschil. Wanneer de oudste man of vrouw hier binnen vanavond blijft leven, zal zij of hij vele tien- of vijftienjarige kinderen overleven. Honderden van hen over de wereld zullen voor morgenochtend sterven, kinderen. Dus alles waar het nu op aan komt is: wat doet u nú?
195 Dit zou uw laatste gelegenheid kunnen zijn. Jong of oud, u bent in staat om naar de kerk te komen. Laat geen enkele zaak ongedaan. Wees ernstig en oprecht. Leg alle zonde en elk ding opzij. Kijk recht in het gezicht van God en stel de vraag: "Heer, behaag ik U? Wat zou ik nog meer kunnen doen, Here Jezus? Nadat dit leven voorbij is, zal ik nooit meer de gelegenheid hebben om U te dienen. Dit is de enige tijd die ik heb. Here God, laat mij slechts weten wat U wilt! Wanneer ik dit zou moeten doen of ik zou dat moeten doen, ik zou het graag doen."
196 Denken we dat oprecht? Denken de kleine kinderen dat? Denken de mensen van middelbare leeftijd dat? Denken de oude mensen dat? Denken de tieners dat? We moeten heengaan, en hoe weet u dat we niet allemaal zijn heengegaan voor het morgen is? We weten het niet. U zegt: "Dat maakt me bevreesd." Dat zou niet moeten! Eerlijk gezegd, het zou u zeer gelukkig moeten maken te weten dat u dit oude pesthuis verlaat.
197 Er is een andere wereld. U hoeft niet erg ver weg te gaan. Het is vlakbij u. Het is om u heen. U... u... God gaf u slechts vijf zintuigen en dat is slechts om contact te krijgen met deze wereld. Maar er is een andere wereld waarvoor u geen enkel zintuig hebt gekregen, u kunt er niet mee in contact komen, omdat u het niet hebt.
198 Bijvoorbeeld, zondagavond zei ik (misschien hebt u het niet gehoord), dat... we hebben vijf zintuigen: zien, proeven, voelen, ruiken en horen. Maar wat, als u niet kon zien (u zou slechts kunnen proeven, voelen, ruiken en horen) en iemand ontving het gezicht en zei: "Er bestaat nog een wereld, de zon"? Die gewaarwording, u stoot tegen iets aan en wat het is kan u vertellen wat het is. Wel, u zou denken dat die persoon gek was, omdat u dat zintuig van het gezicht niet hebt. Niemand had het ooit, voor zover u weet. U hoorde van mensen die over zulke dingen spraken, maar u betwijfelde het. Maar we weten door middel van dit zintuig dat het echt is. Het is een echte plaats. Ziet u? Het... het is een plaats waar de... u kunt zien. Uw zintuig verklaart dat.
199 Nu, het enige wat u doet als u sterft is deze vijf zintuigen veranderen (Glorie! Oei!), u ontvangt gewoon een ander zintuig. En u leeft met een hoger zintuig, duizenden malen hoger dan dit, in een ander leven; een leven waar geen dood is, waar geen verdriet is. En de dingen waarover u nu niets weet, zult u duidelijk zien wanneer u bent overgestoken. U begrijpt het nu niet, omdat u er tegenaan botst, u hebt dat zintuig niet. U zegt: "Ik voel een eigenaardig gevoel, hier vanavond. Het lijkt net of er... Ik zou gewoon willen huilen, roepen of iets dergelijks." Het zijn de engelen van de Here. Ziet u?
200 Zoals iemand zegt, weet u, die nooit in staat is geweest om te zien: "Soms voel ik echt iets dat lijkt op warmte."
U zegt: "Het is het zonlicht."
201 "Wat is het zonlicht? Ik heb het nog nooit gezien." "Er is geen..." Ziet u, hij kon nooit zien, weet niet wat het is. Iemand anders moet het hem vertellen, iemand die het kan zien. O my! Ziet u het?
202 We veranderen slechts. We veranderen slechts, wees niet bevreesd voor de dood. Dood stelt niets meer voor dan een vogelverschrikker. Jezus overwon het. Zelfs Paulus zei, toen hij aan het einde kwam: "Dood, waar is uw prikkel? Waar is uw vrees? Graf, waar is uw overwinning? U zegt mij te hebben? Ik wil u terugverwijzen naar Jeruzalem. Daar is een leeg graf en 'Ik ben Degene Die u beiden, zowel dood als hel heb overwonnen' en ik ben in Hem en u kunt me niet vasthouden! Ik zal weer opstaan." O my! Hij zei: "Daar wacht een kroon voor mij, die de Here, de rechtvaardige Rechter mij zal geven; en niet alleen mij, maar allen die Zijn verschijning liefhebben."
203 U hebt Hem lief. U wilt Hem zien komen. U wacht op Hem. Het is een lang verhaal, het is lang wachten. Het is een liefdesgeschiedenis. Maar u kunt eenvoudig niet wachten tot u Hem ziet! O! Zo is het. O, naar die tijd kijken we uit, naar dat uur! Als het vanavond met uw hart niet zo is gesteld, vriend, wees dan voorzichtig. Ziet u? Wees voorzichtig. Laat de vijand u niet misleiden. Wanneer de Heilige Geest hier van binnen weg wil vliegen naar Zijn Maker, naar Zijn Meester, is daar een liefdesverhouding waar niemand iets over weet. Zo is het, het is echt. Het is echt.
204 Als er dus een waarschuwing is, die zegt: "Daar ben je niet voor klaar", onthoud dan: God zou kunnen beginnen u voor iets klaar te maken. Ziet u? U bent niet klaar...
205 U zegt: "Wel, als ik gedoopt word met de Heilige Geest, wel, zal de Here me dan misschien nemen?" Nee, niet alleen dat, u bent dan pas in orde gekomen om te leven. U bent niet in orde om te leven totdat u de Heilige Geest hebt, en dan, wanneer u de Heilige Geest hebt, dan bent u pas in orde om te leven. U was daarvoor niet in orde om te leven, ziet u, maar nu pas bent u in orde om te leven, nadat u de Heilige Geest hebt ontvangen. Maak uzelf gereed.
206 Mensen zeggen: "Wel, ik moet me gereed maken om te sterven." O my, ik ben me aan het gereed maken om te leven! Amen. De zaak is, maak u gereed om te leven, te leven in Christus! Een overwinnend leven over zonde, dood, hel; ik heb de overwinning al. Hij is mijn Overwinning en ik ben Zijn bewijs, en ik ben een bewijs van Zijn Overwinning. Amen! Dat is het.
207 "Hoe weet u dat u het kreeg?" Ik kreeg het. Amen. Hij gaf het aan mij door Zijn genade. Ik voel het. Ik weet het. Ik zie het werken in mijn leven. Het veranderde mij. En overeenkomstig dit Boek hier, zei Hij dat ik eeuwig leven heb en niet in het oordeel zou kunnen komen, maar dat ik overgegaan ben van de dood in het leven, omdat Hij mijn oordeel op Zich nam. En als Hij de prijs voor mij betaalde, probeer me dan niet naar enige veroordeling te brengen. Hij nam het op Zich voor mij en ik accepteer het. Ja meneer.
208 Er is dus geen veroordeling meer. Er is geen dood meer. O, ik moet de gemeente en de mensen op een dag verlaten, maar dat... als Jezus vertoeft. En als dat gebeurt, wel, och, ik ben niet dood. Ik kan niet sterven, ik heb eeuwig leven. Hoe kunt u sterven met eeuwig leven? Ziet u? Altijd in de tegenwoordigheid van God en voor altijd bij Hem zijn! Amen! Dat ontroert mijn hart, o, dat maakt dat ik weer opnieuw wil gaan prediken. Zo is het. O, Hij is wonderbaar!
Is Hij niet wonderbaar, wonderbaar, wonderbaar?
Is Hij niet wonderbaar, Jezus mijn Heer?
Ogen hebben gezien, oren hebben gehoord
Wat is geschreven in Gods Woord;
Is Hij niet wonderbaar, Jezus mijn Heer!
Ik houd van dat getuigenis:
Ogen hebben gezien, oren hebben gehoord
Wat is geschreven in Gods Woord;
Is Hij niet wonderbaar, Jezus onze Heer?
209 O, ik heb Hem lief! Hij is mijn Vrede, mijn leven, mijn Hoop, mijn Koning, mijn God, mijn Redder (my, o, my!), mijn Vader, mijn Moeder, mijn Zuster, mijn Broeder, mijn Vriend, mijn alles! Ziet u? We zongen vroeger een dergelijk liedje. Weet u, hebt u allen wel eens van die Pinksterliedjes gezongen zoals... Ik hoop dat ze de recorder hebben afgezet. Dat lied, dat we gewend waren te zingen:
Hij is m'n vader, m'n moeder, m'n zuster en m'n broeder,
Hij is alles voor mij.
Hij is alles, Hij is alles voor mij;
Hij is alles, Hij is alles voor mij;
Want Hij is m'n vader, m'n moeder, m'n zuster en m'n broeder,
Hij is alles voor mij.
210 Herinnert u zich dat we dat vroeger zongen? Herinnert iemand het zich? O, jaren geleden? En dan zeiden we gewoonlijk:
Ik weet het was het Bloed, ik weet het was het Bloed,
Ik weet het was het Bloed voor mij;
Toen ik op een dag verloren was, stierf Hij aan het Kruis;
En ik weet het was het Bloed voor mij.
211 Herinnert u zich dat oude lied? Welke was ook al weer die andere die we zongen? Even zien:
O, wil je niet één uur met mij waken,
Als ik daarheen ga, als ik daarheen ga?
O, wil je nietéén uur met mij waken,
Als ik daarheen ga en bid?
Ik overwin, ik overwin,
Ik overwin, ik overwin;
Want ik heb Jezus lief, Hij is mijn Redder,
En Hij glimlacht en Hij bemint mij ook.
212 Vroeger stond de oude broeder Smith, een kleurling broeder, hier gewoonlijk op de hoek. O! Als ik deze gekleurde mensen daar hoorde, ging ik erbij zitten en riep en huilde en al het andere, schudde m'n auto heen en weer en sprong er omheen op die manier. Ze klapten allemaal in hun handen [Broeder Branham klapt in z'n handen terwijl hij zingt – Vert]:
O, wil je niet waken met... (Zoals de gekleurde mensen klappen, weet u, Niemand kan zingen zoals zij, u kunt het rustig vergeten. Ziet u?) ... één uur,
Als ik daarheen ga...
213 O my! Ik zat daar, ik zei: "O God!" Als ongeveer twintigjarige jongen zou ik om die auto heenrennen en niets anders doen dan jubelen en God prijzen op die manier. O, wat een tijd! Dat was helemaal aan het begin, toen God op die manier onder de mensen bewoog. Nu komen we tot een sterke gemeente. Niet veel in leden, maar krachtig in de Geest. Amen. Wonderbaar!
214 Dan hadden we nog een liedje... Ik herinner me die dag daar in Chattanooga, Tennessee, toen ik deze... Niet Chattanooga, het was in Memphis, waar ik deze kleurlingvrouw ontmoette, weet u wel, die daar buiten stond. U weet wel, u hebt me daarover horen vertellen. Haar jongen had een geslachtsziekte. En ze had het overhemd van deze man om haar hoofd gebonden en leunde zo over het hek. En de Here hield daar dat vliegtuig tegen en wilde het op de een of andere manier niet laten vertrekken en ze zeiden tegen me... En de Heilige Geest zei: "Ga een wandeling maken en ga die kant op."
215 En ik wandelde daarheen en zong. Ik dacht: "O, mijn vliegtuig staat op het punt om te vertrekken!"
216 Iets bleef zeggen: "Ga door. Blijf doorlopen. Blijf doorlopen." Ik was toen pas in mijn bediening.
217 En toen ik keek, zag ik iemand over het hek leunen van een heel kleine, armzalige woning. Daar stond een oude zuster. O, ze was... Ze leek op die zusters die je ziet op een pak pannekoekmeel van "Tante Jemima." Grote, dikke bolle wangen en om haar haar dat hemd geknoopt. Ze leunde over de poort heen op die manier en ik... ik zong dat liedje over... Wat was het... ik ben de naam van dat liedje vergeten dat ik zong. Nu, het is iets over- over... Het was een krachtig Pinksterliedje, een opwekkingslied.
218 En ik hield op met zingen want ik kwam er vlakbij. En ik ging er langs. En daar stond ze en de tranen stroomden langs die grote, dikke wangen; ik kon haar wel omhelzen. Ze zei: "Goede morgen, dominee!"
Ik zei: "Tante, wat zei u daar?"
Ze zei: "Ik zei, 'Goede morgen, dominee'."
219 Ik zei: "Hoe weet u, dat ik een dominee ben?" Nu, bij de mensen in het Zuiden betekent dat "voorganger", ziet u. Zei:
"Nu, hoe weet u dat ik een dominee ben?"
Ze zei: "Ik wist dat u zou komen."
220 Ik zei: "Wist u, dat ik zou komen?" (Ik dacht: "Uh-o, dit is het, zie je.")
221 Ze zei: "Ja, meneer. Heeft u weleens de geschiedenis over die Sunamitische vrouw gelezen in de Bijbel, dominee?"
Ik zei: "Ja tante, ik heb het gelezen."
222 Ze zei: "Ik was zo'n soort vrouw. En ik vroeg aan de Here mij een baby te geven, aan mij en mijn man, dan zou ik hem voor Hem grootbrengen. En Hij deed het. Hij gaf me de baby." En zei: "Ik voedde hem op, een fijne jongen. Hij kwam in het verkeerde gezelschap, dominee. Hij kreeg een gevaarlijke ziekte, hij ligt hier binnen te sterven. Hij is nu gedurende ongeveer twee dagen stervende. Hij is zelfs in twee dagen niet bij bewustzijn geweest. De dokterman was hier en zei: 'Hij kan niet leven, hij is stervende'. Het was een geslachtsziekte." En ze zei: "Ik kon het nauwelijks verdragen om mijn baby te zien sterven en ik bad de hele nacht." En ze zei: "Ik zei: 'Here, ik was net zo'n vrouw als de Sunamitische vrouw was, maar, waar is Uw Eliza'?"
223 En zei: "Ik viel in slaap en ik droomde een droom, dat ik hier bij deze poort stond en u zag aankomen met die hoed zo schuin op uw hoofd. Maar", zei ze, "er ontbreekt één ding, waar is die..." Zei: "U wordt verondersteld een reistas in uw hand te houden."
Ik zei: "Ik heb hem daar achtergelaten in het Peabody Hotel."
224 Ze zei: "Ik wist dat u eigenlijk een reistas moest hebben." En ze zei: "Mijn baby is stervende."
Ik zei: "Mijn naam is Branham."
Ze zei: "Ik ben blij u te ontmoeten, dominee Branham."
225 Ik zei: "Ik bid voor de zieken. Heeft u wel eens over mijn bediening gehoord?"
226 Zei: "Nee, ik geloof het niet." Zei: "Wilt u binnenkomen?" En ik ging naar binnen.
227 En daar lag die grote kerel op die wijze. Ik probeerde haar over Goddelijke genezing te vertellen, maar dat interesseerde haar niet. Ze wilde die jongen horen zeggen dat hij "was gered en gereed om te gaan." En ze zei... En God redde hem.
228 Ongeveer een jaar later zag ik hem ergens op het station als een witkiel. Hoe de Here dingen doet!
229 En toen ik daarna terugkwam, ik zou... de bedoeling was, dat het vliegtuig om zeven uur zou vertrekken en het was ongeveer half tien. En ik nam een taxi en ging terug. En precies op het moment dat ik binnenkwam, werd er gezegd: "Laatste oproep voor vlucht nummer zo-en-zo." De Here hield het vliegtuig daar aan de grond, terwijl ik wegging en voor die jongen bad. Ziet u? Dat is het.
230 Ik probeerde op dat liedje te komen: "Eén van hen." Dat is het. O, wat zongen we dat hier altijd geestdriftig en we klapten in onze handen. We zouden zeggen:
Eén van hen, één van hen,
Ik ben zo blij, dat ik kan zeggen:
'k Benéén van hen. (Halleluja!)
én van hen, één van hen,
Ik ben zo blij, dat ik kan zeggen:
'k Ben één van hen.
Ze waren vergaderd in de opperzaal,
Allen biddend in Zijn Naam,
Ze werden met de Heilige Geest gedoopt
En kracht om te dienen kwam;
Nu, wat Hij die dag deed voor hen
Zal Hij ook zo doen voor u,
Ik ben zo blij, dat ik kan zeggen:
'k Ben één van hen.
Eén van hen, één van hen,
Ik ben zo blij, dat ik kan zeggen:
'k Benéén van hen;
én van hen, één van hen,
Ik ben zo blij, dat ik kan zeggen:
'k Ben één van hen. (Bent u dat?)
231 Luister naar dit vers:
Hoewel deze mensen niet geleerd zijn
Of kunnen roemen op wereldse faam,
Hebben ze allemaal hun Pinksteren ontvangen,
Gedoopt in Jezus' Naam.
En ze vertellen nu, wijd en zijd:
Zijn kracht is nog gelijk,
En ik ben zo blij, dat ik kan zeggen:
'k Ben één van hen.
O, één van hen, 'k ben één van hen,
Ik ben zo blij, dat ik kan zeggen:
'k Benéén van hen;
én van hen, ik ben één van hen,
'k Ben zo blij, dat ik kan zeggen:
'k Ben één van hen.
O, kom mijn broeder, zoek die zegen
Die uw hart van zonde zal reinigen,
Het zal de vreugde-bellen doen rinkelen
En uw ziel in vuur zetten;
O, het brandt nu diep in mijn hart,
O, glorie voor Zijn Naam,
En ik ben zo blij, dat ik kan zeggen:
'k Ben één van hen. (Bent u daar blij om?)
Eén van hen, één van hen,
Ik ben zo blij, dat ik kan zeggen:
'k Benéén van hen;
O,één van hen, één van hen,
Ik ben zo blij, dat ik kan zeggen:
'k Ben één van hen.
232 O, bent u niet blij? Laten we elkaar een hand geven terwijl we het zingen. Wat zegt u? Laten wij het doen.
Eén van hen, één van hen,
Ik ben zo blij, dat ik kan zeggen:
'k Benéén van hen;
O,één van hen, één van hen,
Ik ben zo blij, dat ik kan zeggen:
'k Ben één van hen.
O, kom mijn broeder, zoek die zegen
Die uw ziel in vlam zal zetten,
Die de vreugde-bellen doet rinkelen
En uw ziel in vuur houdt;
O, het brandt nu diep in mijn hart,
O, glorie voor Zijn... (Laten we onze handen opheffen)
Blij, dat ik kan zeggen: Ik ben één van hen.
233 Allen samen:
Eén van hen, één van hen,
Ik ben zo blij, dat ik kan zeggen:
'k Benéén van hen;
Ik benéén van hen, één van hen,
Ik Ben zo blij, dat ik kan zeggen:
'k Ben één van hen.
234 Luister nu nog eens aandachtig:
Hoewel deze mensen niet geleerd zijn (ze komen niet van de universiteit),
Of kunnen roemen op wereldse faam,
Hebben ze allemaal hun Pinksterzegen ontvangen,
Gedoopt in Jezus' Naam;
En ze vertellen nu, wijd en zijd: (tot in de verste uithoek)
Zijn kracht is nog gelijk,
Ik ben zo blij, dat ik kan zeggen:
'k Ben één van hen.
235 O, zing het, gemeente!
... hen, één van hen,
Ik ben zo blij, dat ik kan zeggen:
'k Benéén van hen;
O,één van hen, één van hen,
Ik ben zo blij, dat ik kan zeggen:
'k Ben één van...
236 Neem nu uw zakdoek:
Eén van hen, één van hen,
Ik ben zo blij, dat ik kan zeggen:
'k Benéén van hen;
O,één van hen, één van hen,
En ik ben zo blij, dat ik kan zeggen:
'k Ben één van hen.
237 Prijs de Here! Amen! We zijn net kinderen. Er is niets formeel bij ons. God is zonder vorm. Is dat zo? Jazeker!
Ik ben één van hen, één van hen,
Ik Ben zo blij, dat ik kan zeggen:
'k Benéén van hen;
'k Benéén van hen, één van hen,
O, ik ben zo blij, dat ik kan zeggen:
'k Ben één van...
238 Bent u echt blij, dat u het kunt zeggen? Heft uw hand op, zegt: "Prijs de Here!" [Broeder Branham en samenkomst zeggen tegelijk: "Prijs de Here!" – Vert] Ik ben blij, dat ik één van hen ben! Ik ben blij het te zijn.
239 Here God, ik ben zo blij. Eén van hen! Eén van hen! Ik ben zo blij, dat ik kan zeggen, dat ik één van hen ben. O God, help ons om dat te zijn. Help ons de lampen blijvend te laten schijnen, Heer, terwijl we naar Sion marcheren. Sta het toe, Vader. Om u te dienen, bieden wij onze levens aan in Jezus' Naam. Amen. Amen.
O, we marcheren naar Sion,
O, schitterend, schitterend Sion;
We marcheren omhoog naar Sion,
Die schitterende stad van God.
Kom, wij die de Here liefhebben,
En laat onze vreugde bekend worden,
Stem samen met dit lied
In een lieflijke melodie,
Stem samen met dit lied
In een lieflijke melodie,
En zo ons om de troon opstellen,
En... (O, zing het in de Geest!)
... de troon...
O, we marcheren naar Sion,
Dat schitterende, schitterende Sion;
We marcheren omhoog naar Sion,
Die schitterende stad van God.
O, we marcheren naar Sion,
Schitterend, schitterend Sion;
We marcheren omhoog naar Sion,
Die schitterende stad van God.
Laten zij die onze God niet kennen
Maar weigeren om te zingen;
Maar kinderen van de hemelse Koning,
Maar kinderen van de hemelse Koning,
Zullen hun vreugde willen uiten,
Zullen hun vreugde willen uiten.
240 Laten we het zingen!
We marcheren naar Sion,
O, schitterend, schitterend Sion;
We marcheren omhoog naar Sion,
Die schitterende stad van God.
241 O, reinigt u dat niet van binnen? Houdt u niet van deze oude liederen? Ik heb ze liever dan alles wat u kan... of, al die andere liederen die u kunt hebben. Dit zijn goede, oude uit het hart komende liederen, o my! Ik voel me zo goed en blij wanneer ik ze zing, gewoon goed! My, ik voel me of ik kan juichen!
Neem de Naam van Jezus mede,
Kind van kommer, zorg en smart;
Die zal u vreugde en troost geven,
O, neem Hem mee, overal waar u gaat.
Dierbare Naam (dierbare Naam!),
O hoe zoet! (O hoe zoet!)
Hoop der aarde en vreugde des hemels;
Dierbare Naam, o hoe zoet!
Hoop der aarde en vreugde des hemels.
242 Terwijl wij onze hoofden nu buigen:
Buigend voor de Naam van Jezus,
Voor Zijn voeten neervallend,
Zullen wij Hem in de hemel kronen
Tot Koning der koningen,
Als onze reis ten einde is.
Dierbare Naam, o hoe zoet!
Hoop der aarde en...
[Broeder Neville beëindigt de dienst – Vert]