Een paradox
Door William Marrion Branham1 Dank u, broeder. Dank u. Laten we onze hoofden nu buigen voor een woord van gebed. En met onze hoofden gebogen, vraag ik mij af hoeveel er in gebed gedacht willen worden, maak het even bekend door het opsteken van uw hand.
2 Onze hemelse Vader, wij komen nederig tot U, Heer, belijdend dat wij niet waardig zijn om te komen. Maar omdat Jezus de weg voor ons heeft gebaand en de prijs heeft betaald, kunnen wij vrijmoedig tot de troon der genade komen in een tijd van nood. En nu, Heer, terwijl wij hier zijn om het Evangelie aan te bieden, de naspeurbare rijkdommen van Christus, hebben wij U nodig, Here.
3 En er zou hier iemand kunnen zitten, Vader, die U op een bijzondere manier probeert te onderwijzen, zodat U ze ergens heen zou kunnen zenden naar een belangrijk zendingsveld dat U Zich hebt voorgenomen. Ik bid, Vader, dat, als dat zo mocht zijn, deze avond Uw doel bereikt zal worden. En help ons, terwijl wij onszelf aan U aanbieden voor dienst.
4 Nu, Gij hebt alle handen gezien en kijkt nog naar die die omhoog zijn. Gij weet wat de nood is. En ik bid dat U erin zult voorzien, Vader. Ik offer mijn gebed met hun gebed, en hun verlangens en mijn verlangens, op het gouden altaar waar ons offer vanavond ligt. In de Naam van de Here Jezus bidden wij, dat U het brood des levens voor ons zult breken uit Uw Woord. Amen.
U mag gaan zitten.
5 Het spijt me dat ik een beetje laat ben, maar ik begreep dat het vanavond gewoon een beetje laat is geworden, de dienst was wat uitgelopen. En we zullen dat goedmaken en zo snel mogelijk uitgaan. Nu willen we het Woord vanavond benaderen met alles wat in ons is.
6 Ik weet dat u hier bent, sommigen van deze fijne zangers, ik... Mel Johnson bijvoorbeeld, waarvan ik weet dat hij hier zit. Ik heb hem gevraagd om dat lied voor ons te zingen dat ik maar niet uit mijn gedachten kan krijgen. Ik ben het constant aan het neuriën, over "de tranen stromen naar beneden". Ik houd daarvan. En ik geloof dat hij bij het ontbijt van de Zakenlieden, of ergens anders, voor ons zal zingen.
7 Jim, ik wil beslist dat je dat voor mij bemachtigt. En als je een geluidsbandje hebt, zet het speciaal voor mij erop, want mijn kinderen willen het horen. Wanneer ik een beetje terneergedrukt raak, en ik hoor dat, dan geeft het me een goed gevoel, als ik goed gezang hoor. En, Billy, wanneer ik ginds het kantoor binnenga, heeft hij continu die liederenbanden aanstaan, en ik denk dat het hem een beetje helpt.
8 Weet u, er is iets met liederen die kracht in zich hebben. Dat weten we allemaal. We zijn ons daarvan bewust. Zie? Kijk wat dat betreft naar het leger, wanneer zij de liederen zingen en de muziek spelen. Weet u dat in het leger van God de strijd eerst wordt voorafgegaan door muziek? De zangers liepen voor de ark uit, zich verheugend en zingend; daarna kwam de ark; en daarna de strijd. Dat is juist. Dus dat is de juiste benadering.
9 En dat is de reden waarom we 's avonds naar de dienst komen. Wat doen we? We zingen de liederen van de Heer; en dan komt de Ark, het Woord, het lezen van het Woord; en dan komt de strijd, dan zijn we erin. De grote banieren wapperen dus vanavond; opdat de Naam van Jezus Christus, de Here God, verhoogd mag worden, de vijand op de vlucht gejaagd.
10 En, God, behaal de overwinning vanavond, en red zielen, genees de zieken en die aangevochten zijn; maak dat degenen die vermoeid en terneergedrukt zijn hun hoofden opheffen en zich verheugen; verkrijg grote glorie voor Uzelf. Want wij vragen dit in de Naam van de Here Jezus.
11 Ik wil dat u vanavond met mij opslaat, als u uw Bijbel heeft, want soms markeren de mensen de kleine tekst waar predikers over spreken. Vroeger kon ik heel snel op deze teksten komen zonder ze zelfs op te schrijven. Maar nadat ik onlangs de vijfentwintig ben gepasseerd, wel, een paar maanden geleden, ik bedoel voor de tweede keer... maakt dat het wat moeilijker voor mij om ze te onthouden. Ik draag heel wat littekens van de veldslagen. En wanneer we ouder worden, kunnen we gewoon niet meer zo goed onthouden zoals we gewend waren dat te doen, en ik heb... Wanneer ik naar de Schrift kijk en het zie, dan herinner ik me wat de tekst is.
12 Laten we het tiende hoofdstuk in Jozua opslaan, en beginnen met lezen vanaf het twaalfde vers.
Toen sprak Jozua tot de HEERE, ten dage toen de HEERE de Amorieten voor het aangezicht van de kinderen Israëls overgaf, en zeide voor de ogen der Israëlieten: Zon, sta stil te Gibeon, en gij, maan, in het dal van Ajálon!
En de zon stond stil, en de maan bleef staan, totdat zich het volk aan zijn vijanden gewroken had. Is dit niet geschreven in het boek des oprechten? De zon nu stond stil in het midden van de hemel, en haastte zich niet onder te gaan omtrent een volkomen dag.
En er was geen dag aan deze gelijk, vóór hem noch na hem, dat de HEERE de stem van een man alzo verhoorde, want de HEERE streed voor Israël.
13 Moge de Heer Zijn zegeningen toevoegen aan het lezen van Zijn Woord. Ik wil daaruit een onderwerp nemen van zo'n dertig minuten, als ik me daaraan kan houden: Een paradox. Slechts dat ene woord gebruikend: Een paradox.
14 Nu volgens Webster is een paradox 'iets wat ongelooflijk schijnt, maar waar is', dus dan zou een paradox hetzelfde zijn als een wonder. Het is een paradox wanneer het iets is dat gewoon onmogelijk schijnt te zijn voor de kennis van het menselijke verstand – het is totaal ongeloofwaardig – maar toch is het bewezen waar te zijn. Nu, een wonder zou dat ook zijn, want een wonder kan niet worden verklaard. Een wonder is iets dat gebeurt, en wat je niet kunt uitleggen; dat maakt het een paradox. Het is ongelofelijk, maar toch is het de waarheid.
15 Nu, mensen vandaag – veel modernisten – geloven dat de dagen van wonderen voorbij zijn. Ze geloven niet dat er zoiets bestaat als een wonder. Maar toch geloof ik dat de wereld vol met wonderen is. Ik geloof dat de paradox er altijd is.
16 Ik geloof bijvoorbeeld dat ieder wedergeboren lid van het lichaam van Christus een paradox op zichzelf is. Ik geloof dat elk van u Methodisten en Presbyterianen en Lutheranen, die nooit de doop van de Heilige Geest hadden ervaren, in een formele kerk zaten die niet geloofde in de oorspronkelijke nieuwe geboorte, en nu de doop van de Heilige Geest hebben ontvangen, een volmaakt voorbeeld zijn van een paradox. Omdat er iets met u gebeurde waardoor uw hele wezen veranderde, en iedereen zou daarnaar kunnen kijken en weten wat een paradox is: een wonder.
17 Tenzij dat gebeurt, kunt u geen Christen zijn. Er moet voor u een paradox plaatsvinden om een Christen te kunnen worden. Want niemand kan een geest in een mens veranderen en hem de nieuwe geboorte geven, behalve God. God alleen is de Enige Die dat kan. En het is een wonder hoe God de gedachten van een mens kan nemen, en zijn manieren, en zijn leven, en alles, en dat veranderen van wat het was, naar wat het kan zijn, wat Hij ervan kan maken.
18 Bijvoorbeeld, een paar dagen geleden werd ik op het toneel geroepen, of bij een klein iets wat aan de gang was. Er was een fijne jongeman, zeer fijne jongen, die met een meisje omging, een zeer fijn meisje uit een fijne familie. En deze jongen kwam plotseling met een of ander idee, en hij verliet haar gewoon. Hij deed iets verkeerds bij dat meisje, had haar een bepaalde zaak beloofd te doen en deed het toen niet. En in plaats van naar het meisje toe te gaan en zich te verontschuldigen, zoals een heer zou moeten doen, hij, had hij het gewoon niet in zich op om dat te doen.
19 En de vader en moeder belden me op over de situatie, en zeiden: "Wij zouden willen weten wat er verkeerd is met onze zoon."
20 Nu, het is soms niet gemakkelijk, maar je moet waarheidsgetrouw en eerlijk zijn. De jongen was dus een Christen, in zoverre dat hij een gelovige was. Hij had zich bekeerd en was gedoopt, en had zijn plaats onder de gelovigen, maar toch had hij nog niet de doop van de Heilige Geest ontvangen, hoezeer hij ook dacht dat hij het wel had.
21 Denken dat u het hebt, en het hebben, zijn twee verschillende dingen. U zou bij machte kunnen zijn om te proberen te zeggen dat u het hebt, en u zou bij machte kunnen zijn wat emotioneel bewijs te tonen, maar tenzij uw leven betuigt wat u belijdt te hebben, heeft u het nog altijd niet. Ongeacht hoeveel emoties, hoeveel u springt, rent, sensaties hebt, spreken in tongen, of juichen, of waar u het ook op zou mogen baseren – wat in orde is, ik geloof ook in dat alles – maar tenzij uw leven overeenstemt met uw getuigenis, heeft u het niet. Want de vrucht van de Geest betuigt wat u bent, precies zoals de vrucht van iedere boom verklaart wat het is. Jezus zei: "Aan hun vruchten zult gij hen kennen."
22 Nu, de ouders van deze jongeman. Zijn moeder is een Duitse. Geen blaam op de Duitser, maar er is een karaktertrek in die familie. En dat is dat ze gewoon zullen zitten, en je kunt met ze praten, en ze zullen je gewoon aanstaren. Ze hebben... Dit meisje haar zuster... de zus van de moeder van deze jongen. Ik ben dikwijls 's morgens door de straat gelopen, en dan was deze jongedame in de tuin, en dan zei ik: "Goedemorgen." Dan keek ze me gewoon aan. En ik zou stoppen, en zeggen: "Het is beslist een fijne morgen." Ze zou gewoon blijven staan, je recht aankijken; een intelligente vrouw. En ik zou zeggen: "Kom eens een keer bij ons op bezoek." Ze zou gewoon staan kijken. Wel, haar broers zijn op die manier, de vader en moeder zijn zo.
23 Nu, de vader van de jongen is op en top een Ier, humeurig en opvliegend, hooggespannen. Zo is zijn hele familie, behalve nog één uit de familie die bekeerd is. Nu, hierdoor heeft deze jongen...
24 Deze vader en moeder zijn beiden Christenen, gevuld met de Heilige Geest, en ze hebben deze jongeman opgevoed in de weg van de Here. En nu is de jongeman ongeveer zeventien of achttien jaar oud, rond die leeftijd, zeer fijne jongen, en hij is thuis werkelijk een voorbeeldige jongen geweest; fijn kind. En hij heeft een broer die precies tegenovergesteld is.
25 Maar de meisjes, de familie van de moeder, wonen dichtbij de... een fijne kerk. Maar denkt u dat ze daar ooit heen zouden gaan? Nee. En zij weten dat het juist is, maar het is gewoon niet in hen om vergeving of vergiffenis te vragen. Ze zullen het gewoon niet doen. Het is eenvoudig niet in hen.
26 Nu, de genen in de vader en moeder van deze jongen – hoe bekeerd ze ook zijn – zijn nog steeds het vlees waaruit deze jongen is voortgekomen. Daarom herbergt de jongen een complex, precies zoals zijn moeders familie: ze zijn niet vergevingsgezind, ze zullen zich niet verontschuldigen; en zo staat deze jongen ervoor.
27 Nu, ik zei tegen de vader: "Ongeacht hoezeer u hem heeft opgevoed..." Ik zei: "Kijk nu naar uzelf, wat uw familie betreft: ze drinken allemaal, en vechten, en schieten, en snijden, enzovoort."
28 "Kijk nu naar uw familie", tegen de moeder. "Zij zijn een stel mensen die daar alleen maar zitten en niets willen zeggen, zeer onafhankelijk, enzovoort, oneerbiedig ten opzichte van godsdienst. Maar", zei ik, "u bent niet zo. U bent de enige van al uw broers en zussen die lief, vriendelijk en vergevend is. Hoe komt dat? En u bent een deel van die stamboom, maar toch heeft u de Heilige Geest ontvangen. Dat is wat u zacht en lieflijk maakte. Het is niet meer uw familie, maar uw Christus Die in u leeft."
29 Ik zei tegen de man: "Kijk naar uw familie, het zijn praktisch allemaal dronkaards, enzovoort." Ik zei: "En hoe humeurig, en opvliegend en heetgebakerd, maar u bent niet zo. U bent aardig en vergevingsgezind. Wat is het? De Heilige Geest. U bent niet meer wat u was, het is Christus in u." Ik zei: "Nu, diezelfde zaak moet met uw zoon gebeuren."
30 En de vader stond op en zei: "Mijn zoon ging naar het altaar. Hij is op de juiste wijze gedoopt, in de Naam van Jezus Christus, en waterdoop in het bassin." Zei: "Ik weet dat mijn zoon tot Christus gekomen is."
31 Ik zei: "Dat zou juist mogen zijn, al deze uiterlijke handelingen. Hij mag betuigd zijn als een gelovige onder de gelovigen. Maar totdat hij wedergeboren is, opnieuw geboren, zou ik die jongeman adviseren om nooit een vrouw te trouwen. Hij zou een hel op aarde voor haar maken, totdat die zachte, lieflijke, vergevende Geest van Christus binnenkomt." Dan zal dat een paradox op zichzelf zijn, om de aard van een jongen eruit te nemen die is voortgebracht uit een vader en moeder. En toch, verstandelijk, doet hij zijn best om het te overwinnen. Dat kan hij niet. Hij zal het nooit overwinnen. Christus zal het moeten overwinnen. Wanneer hij Christus binnenlaat, dan heeft hij het reeds overwonnen. Het zal een perfecte paradox zijn wanneer een man uit de Geest van God geboren is.
32 Ik heb critici terzijde zien staan die gekheid maakten en tekeer gingen over een Heilige Geest opwekking. En na een tijdje kreeg God een houvast op diezelfde man en veranderde hem, en hier staat hij regelrecht in de preekstoel en predikt dezelfde zaak die hij eens haatte. Het is een paradox hoe God de ongelovige kan nemen en een gelovige van hem kan maken.
33 Nu vraag ik me af, wanneer iemand denkt dat wonderen voorbij zijn, ik vraag me af welk wetenschappelijk medicijn je zo'n persoon zou kunnen geven om die gezindheid in hem te veranderen, om die haat en boosheid en twist eruit te krijgen? Er is niemand die dat kan verklaren. Maar het is een paradox, want het is een wonder van God. Wanneer iemand is veranderd van de persoon die hij is naar een nieuwe schepping in Christus Jezus, dan wordt hij een nieuwe schepping. Hij is niet meer wat hij eerst was. Hij is absoluut een nieuwe schepping in Christus.
34 Deze wereld zelf, waarop wij leven, is absoluut een paradox, hoe ze geformeerd werd. We ontdekken in Hebreeën het elfde hoofdstuk, het derde vers, dat "de wereld door het Woord Gods is toebereid". Waar haalde God het materiaal vandaan om deze wereld te maken? Hoe deed Hij dat? De Bijbel zegt dat ze werd "geformeerd en toebereid." Haar hele structuur en functioneren werd samengevoegd door het Woord van God. Als dat geen paradox is, dan weet ik niet wat wel. Hoe zouden wij redenen kunnen aanvoeren en zeggen dat Hij het materiaal had, terwijl er geen materiaal was? Hij moest het in bestaan spreken. Het is een paradox dat deze wereld hier vanavond is.
35 Een ander ding, het is een paradox hoe ze in haar baan blijft, zwevend in de ruimte. Hoe kan zij daar op die ene plaats blijven hangen, ongeveer achttienhonderd kilometer per uur op deze manier ronddraaiend? Achtendertig- of veertigduizend kilometer in 't rond, en draait iedere vierentwintig uur rond, zo volmaakt dat ze geen seconde mist. Zo volmaakt draaiend, terwijl ze meer dan ongeveer... Ze draait meer dan zestienhonderd kilometer per uur op deze manier rond, zwevend in de ruimte. Als ze iets omhoog of omlaag zou gaan, wel, my, het zou het hele systeem van Gods zonnestelsel onderbreken. En ze cirkelt rond de evenaar, zoveel keer rond in haar baan, in één jaar tijd, en het faalt nooit; met de seizoenen precies hetzelfde.
36 Vertel mij wat haar daar vasthoudt, wat haar zo volmaakt op tijd laat draaien. Je kunt een horloge halen; ik weet niet hoeveel je er voor een zou betalen, duizend dollar; en dat horloge zal in een maand tijd enkele minuten achterlopen. Ze hebben niets dat zo volmaakt kan werken, maar toch draait deze wereld volmaakt. Waarom? Het is God Die dat doet. Het is een paradox. God beval haar dat te doen, en ze doet het.
37 Wat met de maan? Hoewel zij miljoenen kilometers bij de aarde vandaan is, beheerst zij toch de getijden op de aarde. Miljoenen kilometers afstand, toch heeft ze invloed door in haar positie te blijven. Door in haar baan te blijven, beïnvloedt ze de aarde. Iedere planeet beïnvloedt de andere, door in haar positie te blijven.
38 O, wat een prediking zou ik hieruit kunnen halen, wat een les! Hoe elk van Gods schepselen het andere zou beïnvloeden als hij in zijn positie zou blijven. Maar wij verliezen onszelf in een of andere woedeaanval, en vormen een organisatie en scheiden ons af – blijkbaar het geloof niet hebbende – en dan hebben we het hele systeem van christendom door elkaar gegooid. Als ieder persoon in zijn positie zou blijven, zou het een paradox van God zijn om te zien hoe God Presbyterianen, Lutheranen, Baptisten, Methodisten, Katholieken, en allen bij elkaar kon brengen. Als wij zouden terugkeren naar het Woord van God zou dat werkelijk een paradox zijn. En dan zouden alle kerken kunnen samen stemmen, niet over uw geloofsbelijdenissen enzovoort, maar over het Woord, de wijze waarop het geschreven staat. Want "het is niet van eigen uitlegging", zegt de Schrift.
39 Hoe die maan de wereld beïnvloedt! Hier, niet lang geleden, was een vriend van mij, mijn buurman, aan het graven naar oliebronnen in de staat Kentucky. En wanneer de maan ginds opkomt, komt dat getij helemaal omhoog door de aarde heen. Dat zoute water daar beneden in het gat waar zij boorden, zal omhoogkomen wanneer die maan opkomt. Ongeacht of het honderden meters onder de oppervlakte van de... of hier bovenop de aarde is. Het zit honderden meters diep, maar wanneer die maan terugkomt, zal het water toch omhoogkomen om haar te ontmoeten. Dat is zo.
40 U kunt niets verbergen, wanneer God het bevolen heeft. Het moet God gehoorzamen, wanneer God Zijn bevel geeft. Daarom weet ik dat "Hij een gemeente zal hebben zonder vlek of rimpel", omdat God het zo heeft bevolen. Het zal moeten gehoorzamen. God zal haar hebben, omdat het Woord van God het heeft gezegd.
41 Hoe de getijden, de maan en alles, de gedragingen van de aarde beïnvloeden! Neem...
42 We zien een vallende ster, we noemen het een ster. Dat is geen vallende ster. Het is een licht. Natuurlijk weten we dat, maar we noemen het een ster. Die ster zou niet zo ver kunnen komen. Als één ster uit haar baan zou geraken, zou het waarschijnlijk alles in de cyclus van het hele universum beïnvloeden. Dat zou het doen. Het zou het verstoren. Alles moet in zijn positie blijven, zodat Gods systeem blijft doorgaan.
43 Zo moeten wij in onze positie blijven, we moeten blijven staan als zonen en dochters van God. Als we daarginds nooit waren gevallen, zou de zaak draaiende zijn, er zou geen dood of iets anders zijn. Maar dank God, er is een paradox komende, wanneer God Zelf haar weer terugzet in de positie waar zij behoort te zijn. Ja, een paradox.
44 Mensen die niet in een paradox geloven, en niet in wonderen geloven, hoe kunt u uw intelligentie rechtvaardigen terwijl u recht naar dingen kijkt die u niet kunt verklaren? Het is volstrekt onmogelijk dat enig mens kan verklaren hoe de wereld zichzelf kan omwentelen en precies op tijd kan blijven, en (steeds) het hele zonnestelsel en die dingen, en hoe de maan de aarde kan beïnvloeden. En over hoeveel andere dingen zouden we kunnen spreken!
45 Hoe het sap in het najaar naar beneden gaat in de wortels van de boom zonder enige intelligentie om het daarheen te laten stromen, om in het voorjaar terug te komen met nieuw leven, wel, dat is een paradox. Niemand kan het verklaren. We weten niet hoe het gedaan wordt. Maar God doet het, daarom is het een voortdurende paradox. Het is een mysterie hoe God dat doet. We kijken er zoveel naar dat het gewoon wordt. We zien het over het hoofd.
46 En dat is er aan de hand met de (ons) Pinkstermensen. We hebben God zoveel paradoxen zien verrichten dat we er zelfs nog maar af en toe over nadenken. Als we slechts een moment zouden stoppen om het te overdenken! God is overal. God is werkend. En Zijn oude uurwerk tikt precies in het rond, totdat het tenslotte regelrecht de eeuwigheid ingaat, omdat God beloofd heeft dat te zullen doen. Nu weten we dat er paradoxen zijn.
47 Nu, terug in de tijd van Noach, voordat de regen en de vloed kwamen. Het was een vrij moeilijke zaak voor Noach, in dat grote intellectuele tijdperk waarin hij leefde, om te proberen de mensen te vertellen – volgens een woord van God – dat het zou gaan regenen. Nu, het zou ongetwijfeld zo zijn dat het niet voldeed aan de kwalificatie van hun wetenschappelijk onderzoek. Er was geen regen in de lucht. Maar, ziet u, Noach zei dat het zou gaan regenen, omdat God zei dat het zou gaan regenen. En Noach zei, door geloof, voordat de regen ooit kwam, dat het er zou zijn.
48 Daarom zeggen wij hetzelfde. Bijvoorbeeld, ze zeggen: "Wel, Jezus, ze zeiden dat Hij al een lange tijd geleden zou komen. Honderden jaren geleden beweerden ze dat Hij zou komen. De apostelen zeiden dat het misschien in hun generatie was." Dat stopt het helemaal niet. Wij weten nog altijd dat Hij komt. Hoe het zal zijn? Dat weet ik niet. Maar God zal Hem zenden. Hij beloofde het, en ik weet dat Hij hier zal zijn.
49 Nu, Noach kon alleen zeggen: "God zei het." Maar, ziet u, toen, toch verkreeg het niet hun wetenschappelijke goedkeuring in die dag. Maar toen de tijd kwam voor de vervulling van het Woord, regende het hoe dan ook. Dat was nogal een paradox in die dag, om te bedenken dat er regen uit de lucht kon komen waar geen regen was.
50 Maar als God op Zijn Woord wordt genomen, kan Hij een paradox tot stand brengen, een paradox maken. Hij kan een wonder tot stand brengen. En ieder persoon die uit dezelfde Geest geboren is Die wonderen volvoert, wel, voor hem is het is een eenvoudige zaak om in wonderen te geloven, want hij is een deel van God. Amen.
51 Een zoon en dochter van God; niet door een denominatie, niet door een geloofsbelijdenis, niet door het schudden van een hand; maar door een geboorte, omdat u bent gestorven aan uw eigen verstand, en geboren bent uit de Geest van God. En uzelf bent een paradox, hoe u bent veranderd van dood in leven. Vanuit uw diepste wezen is er een nieuwe schepping in Christus Jezus. Het is een paradox.
52 God spreekt Zijn Woord, Zijn kinderen geloven het, en God. De wetenschap kan niet bewijzen hoe het gedaan kan worden; ze weten er niets over. Maar de kinderen geloven het hoe dan ook, en dan volvoert God een paradox, doet het geschieden. Doet het geschieden, omdat Zijn Woord, dat de wereld in bestaan sprak, ieder woord dat Hij ooit heeft beloofd naar voren kan brengen, kan laten geschieden.
53 Daardoor twijfelde Abraham niet aan de belofte van God door ongeloof, maar was ten volle verzekerd dat Hij bij machte was te volvoeren en te houden wat Hij had gezegd dat Hij zou doen. Hij twijfelde niet aan de belofte van God, zijnde honderd jaar oud, en Sara negentig, om deze baby te krijgen. Omdat hij wist dat God het kon volvoeren en een paradox uit iets kon maken, een wonder kon laten gebeuren; en Hij deed het.
54 De Hebreeën kinderen. Nu, hoe zou u de wetenschap vandaag kunnen doen geloven dat een man een oven in kan gaan? O, ik zou niet durven zeggen hoeveel graden hitte het was; maar ze konden daar die oven ingaan, in het boek Daniël, en in die oven blijven totdat zij dachten dat hij, zij allemaal tot as verbrand waren. Want zelfs de mannen, het grote leger van soldaten, grote stevige mannen die daarheen gingen om hen in de oven te gooien, deze mannen die daarheen gingen, kwamen om door de intense hitte van de oven die tegen hen aansloeg. En zij vielen in de oven, en waren daar gedurende al die tijd in, en kwamen eruit zonder zelfs de reuk van vuur aan hen.
55 God, Die een wonder volvoerde! Dat was een echte paradox, van de bewarende kracht van God tegenover iedere vijand, wanneer een man gereed is toe te geven dat God waarachtig is. En God houdt Zijn Woord en eert hen die in Hem geloven. Zeker geloof ik in een paradox.
56 Jozua, de grote strijder waar ik daarnet over las, enkele ogenblikken geleden, in het boek Jozua, het tiende hoofdstuk. Merk op dat Jozua een vriend van God was. Hij was een soldaat, een generaal, en hij groeide op onder de invloed van een profeet, Mozes. En Mozes was weggenomen, en Jozua had de opdracht gekregen om de kinderen in het beloofde land te brengen, en het land te verdelen. De kinderen waren ongehoorzaam geweest; en Mozes was oud geworden, en zo kwam Jozua om de plaats van Mozes in te nemen, om Gods generaal te zijn.
57 En de Heer sprak tot hem, en zei: "Zoals Ik was met Mozes, zo zal Ik zijn met u." Dat was meer dan genoeg voor Jozua. Zei: "Wees sterk en zeer moedig, want de Here uw God is met u waar gij ook heengaat. En elke plaats waarop uw voetzool zal treden, heb Ik u gegeven." Dus voetafdrukken betekenden bezitting. Het gehele land behoorde hen toe. Het was een belofte.
58 Ver voordat dat ooit gebeurde, toen hij daar aankwam met Kaleb en de andere spionnen, en zij de grote tegenstand zagen, de Amalekieten, en de Ferezieten, en Hethieten, enzovoorts, alles ommuurd; en daar bij Jericho kon je er een paardenrace bovenop houden, en grote sterke mannen. Zodat sommige ongelovigen onder hen zeiden: "Wel, we zien eruit als sprinkhanen vergeleken met hen."
59 Maar Kaleb zei, en Jozua: "Wij zijn meer dan bij machte om het in te nemen."
60 Waarom? God zei: "Ik heb u dit land gegeven." Ongeacht wat de tegenstand is, hoe groot de moeilijkheden eruit zien, toch zei God dat het van hen was. O! God is bij machte om Zich te houden aan wat Hij heeft beloofd.
61 Het was een paradox om een handjevol mensen te zien, zo goed als onbewapend, slechts wat dingen die ze hadden opgeraapt in de woestijn waar ze andere mannen hadden achtervolgd, misschien wel met oude harken en zagen, en wat zij ook maar konden bemachtigen. Om daarin te gaan en deze mannen neer te slaan, die reuzen waren. Het was een paradox. God wist dat zij moed hadden om het te doen. En Hij gaf hun de belofte, en zij gingen binnen en volvoerden precies wat God hun beloofd had te zullen doen.
62 Op een dag, in het heetst van de strijd, toen de koningen onderling een groot verbond hadden gemaakt en tegen Jozua en de kinderen van Israël waren opgetrokken, aan wie God het land had beloofd. En hij had de vijand op de vlucht gejaagd, en ze zaten in de bossen en heuvels daar, verstrooid in de wildernis; en Jozua keek en hij zag de zon ondergaan. Hij wist dat als die legerscharen een kans zouden krijgen om zich te hergroeperen en weer tegen hem op te komen, wel, hij wist dat hij dan een twee keer zo zware tijd zou hebben en dat hij waarschijnlijk meer mannen zou verliezen, als zij ooit een plaats zouden vinden om zich te verenigen.
63 Daar is het, predikers, waar wij falen. Daar is waar de gemeente faalt. Toen deze opwekking die wij pas hadden, deze grote campagnes die dwars door het land begonnen; toen wij de vijand op de vlucht hadden gejaagd, hadden wij hem op de vlucht moeten houden. Maar wat er feitelijk is gebeurd, is dat we terecht zijn gekomen in grote ruzies, enzovoort, en in smijten met geld voor bouwprojecten, en "meer binnenhalen voor onze groeperingen", enzovoort. En daar kwam u in terecht, en we hebben ons afgescheiden van het Woord, dit en dat nemend, en dan worden er nog meer organisaties opgebouwd, en beginnen we weer iets anders. Dat is hoe het altijd gaat. Zo was het was in de tijd van Luther, Wesley, en Moody, Sankey, Finney, Knox, Calvijn, helemaal terug. Het is steeds zo geweest. Ze draaien hun ogen van de opwekking weg, en richten die op wat ze voor zichzelf kunnen doen.
64 Maar weet u wat er gebeurde? Jozua was niet zo'n type man. Hij had tijd nodig. De zon ging onder, en hij wist dat als de vijand zich ooit zou versterken... De opwekking was bijna aan het eind van de afsluiting ervan, zoals wij er vandaag voorstaan. Hij wist dat als hij zou wachten totdat de vijand zich tegen hem had versterkt, het moeilijk zou zijn om die strijd te winnen. Weet u wat hij deed? Hij wist dat God dat land had beloofd. Hij had meer tijd nodig. De zon was dus aan het ondergaan toen hij zei: "Zon, sta stil!" Amen. Inderdaad een paradox. En die zon stond daar omtrent een volkomen dag en bewoog zich niet; en de maan boven Ajálon bewoog ook niet.
65 Want de Bijbel zegt hier, dat "er geen dag aan deze gelijk was, noch ervoor, noch erna, dat de Here de stem van een man alzo verhoorde."
U zegt: "O, als ik slechts wist dat we in die dag leefden!"
66 Jezus zei in Markus 11:24 [Vers 23 – Vert]: "Indien u tot deze berg zult zeggen: 'Word opgeheven', en niet zult twijfelen in uw hart, maar geloven dat hetgeen u hebt gezegd, geschieden zal, dan kunt u krijgen wat u hebt gezegd." Nog steeds genade, en de paradox, helemaal door tot in onze dag. Zeker.
67 Die maan en zon stonden stil totdat Jozua zich er doorheen had gestreden met Israël, en ze zich aan hun vijanden hadden gewroken. Waarom? Het was in de lijn van plicht.
68 Nu, als u hier naar buiten zou gaan en zeggen: "Berg, verplaats je! Ik wil je tonen dat ik het kan." Dan zal het niet gebeuren.
69 Maar als het gepaard gaat met uw plicht, wanneer God u bevolen heeft iets te doen! Zoals Hij tot Mozes zei: "Waarom schreeuw je tot Mij? Spreek tot de kinderen!"
70 Mensen vandaag huilen de hele tijd: "Heer, wat nu, wat nu?" Spreek gewoon en ga voorwaarts! Dat is juist. God heeft ons opgedragen iets te doen, laten we het doen. Ga er niet omheen staan en erover nadenken, en zeggen: "Hoe kan dat gebeuren? Wel, dit is dat." Het doet het er niet toe; als God zei het te doen, doe het hoe dan ook. Hij is nog steeds de God van wonderen.
71 Jozua, het was zeker een paradox toen die zon stilstond. Ik sprak eens met een wetenschapper op een school, en hij was een Bijbelleraar. En hij zei... ik haalde dit voor hem aan. Ik zei: "Ik dacht dat u zei dat de aarde ronddraaide, zie, en de zon stilstond?" Ik zei: "Hoe zit het met de Bijbel waarvan u zonet vertelde dat het de waarheid is? God... Jozua zei: 'Zon, sta stil.'" Wel, hij kon die vraag niet beantwoorden.
72 Maar de zon stond stil. Zij maakte geen enkele beweging, ziet u. In feite stopte de aarde. En nu zegt u...
Hij zei: "De aarde stopte."
73 Ik zei: "U zei: 'Als de aarde stopte, zou ze haar zwaartekracht verliezen en zou iedereen er vanaf vallen.' Nu, hoe gaat u dat uitleggen?"
74 Het is een paradox! Amen! God liet de gehele aarde stoppen met draaien, amen, omdat een man zei: "Sta daar stil totdat ik deze strijd heb gestreden." Dat is een paradox. Amen.
75 Het was een paradox toen al de legerscharen van Israël in het nauw waren gedreven, en zij bevreesd waren voor zoiets als een enorme prehistorische reus die daar stond, genaamd Goliath. En daar waren de legerscharen van Israël met de goed getrainde Saul – met kop en schouders boven de rest van zijn leger – trillend op zijn benen. Niemand was bij machte de uitdaging van deze man van die dag aan te gaan.
76 Daar kwam een rossig uitziend kind met gebogen schouders aanlopen, die zo'n vijfenveertig kilo woog, met een stuk schapenvacht om zich heen gewikkeld. Hij zei: "Het is een schande voor de slagorden van de levende God, om hier te staan en die onbesneden Filistijn de slagorden van de levende God te laten honen."
77 Toen dit gezegde Saul bereikte, zei Saul: "Je bent nog maar een jongeling, en hij is een krijgsman van zijn jeugd af. Jij bent een kind, en kijk wat hij is. Wel, je zou het niet tegen hem kunnen opnemen."
78 Maar wat pakte hij? Hij pakte nooit een speer, hij pakte nooit een zwaard, maar hij pakte een slinger. En er was maar één plek om die reus te raken, dat was precies in zijn voorhoofd, waar zijn helm over zijn gezicht viel om zijn ogen te beschermen. En die steen... Op grote afstand van die vier meter lange speer die hij in zijn hand had – hoe lang deze ook was – had hij die kleine David kunnen oppakken en van alles met hem kunnen doen; hem in een boom ophangen, zoals hij dreigde te doen, en de vogels zijn vlees laten eten.
79 Maar wat gebeurde er? Er vond een paradox plaats, toen God een kleine roodharige man nam, die er helemaal niet bijzonder uitzag, niet eens een getrainde soldaat, gewoon een kind dat geloof in Hem had, en door hem werd het hele land voor schut gezet. God deed het door een paradox.
80 Amen! Hij is vanavond nog steeds de God van een paradox, precies hetzelfde als Hij toen was.
81 Hij bracht het hele leger in opschudding. Zij zagen dat en begonnen te rennen en te vluchten, omdat zij zagen dat in die kleine jongen een geloof was in een God Die de gehele natuur kon veranderen, kon doen wat Hij maar wilde wanneer iemand Zijn Woord zou geloven. Zeker. Ik geloof dat het een paradox was.
82 Mozes, een groot militair man die probeerde Israël te bevrijden, en het niet kon. Hij wilde de Egyptenaren vernietigen. Hij vernietigde één man, en kwam daardoor in moeilijkheden, omdat hij het deed vanuit zijn eigen wil. Maar toen pakte hij een stok, een oude droge stok uit de woestijn, en versloeg een heel leger. Amen. Als dat geen paradox is, dan weet ik het niet meer. Toen hij die staf over de zee uitstrekte en de zee beval terug te vloeien, verdronk hij Egypte, een hele natie, in één keer, door een stok in zijn hand. Amen.
83 Het was een paradox hoe hij Israël gedurende veertig jaar door de woestijn heen leidde. En toen zij eruit kwamen, was er geen zwak persoon onder hen. Dat is een paradox. Beslist. Wat een groot man was hij; wat God voor hem deed omdat hij in God geloofde! Het was een paradox. Jazeker.
84 Het was een paradox toen God één kleine man, genaamd Micha, koos om te staan voor vierhonderd goed opgeleide profeten van Israël, omdat deze man gewillig was bij het Woord van God te blijven, terwijl ze allemaal tegen hem in oppositie waren.
85 Toen de vierhonderd zeiden: "Ach, trek op!" Hij zei tegen Achab en Jósafat: "Trek op, de Here is met u. We kregen zonet de openbaring. De Heer is met u. Trek op, u zult ze volkomen uit ons land verdrijven, want het is van ons. God gaf het ons. Jozua verdeelde het land, en dit behoort ons toe. En daar zijn de Filistijnen, die het koren van onze velden afeten. Wel, het is niet meer dan logisch, onze openbaring is juist."
86 Hoe God toen een eenvoudige man als Micha koos, die niet eens in het genootschap kon komen, maar hij ging daarheen met het Woord van de Heer. En hij zei: "Trek op, maar ik zag Israël verstrooid als schapen die geen herder hebben." Het was een paradox hoe God een kleine onopgemerkte kerel daar temidden van een hele grote groep van vierhonderd profeten liet staan, Israëlitische profeten, Joodse profeten die daar vals stonden te profeteren. Hoe wist Micha dat hij gelijk had? Omdat hij in lijn was met het Woord. Elia had gezegd dat deze zelfde zaak zou gebeuren; en hoe kon hij zegenen wat God had vervloekt? Het was een paradox, maar God deed het geschieden. Zeker was het dat.
87 Het was een paradox toen een klein miezerig kereltje met zeven kleine pijpenkrullen langs zijn hoofd, en misschien een strik erin, voor zover ik het weet; eruitziend als een klein miezerig ventje. Zijn naam was Simson. En toen een leeuw van ongeveer tweehonderdvijftig kilo misschien, brullend op hem afkwam, scheurde hij met zijn blote handen die leeuw uiteen. Amen. Maar weet u wat er gebeurde? De Geest van de Here kwam eerst op hem.
88 Dat is wat de paradox voortbrengt. Dat is het. Een dergelijke paradox zou vanavond deze arena in vlam kunnen zetten met de glorie van God. Als zou worden toegestaan dat de liefde van de Heer op de gemeente zou vallen, dan zouden zij bidden. Een paradox, zeker. Ja.
89 Toen doodde Simson die leeuw met zijn blote handen, scheurde hem uiteen; een klein miezerig kereltje met zeven kleine pijpenkrullen die op zijn rug hingen.
90 Het was een paradox toen hij het kaakbeen van die ezel nam en er duizend Filistijnse hoofden mee insloeg. Terwijl die grote helmen en dikke maliënkolders gemaakt waren van brons en waarschijnlijk zo'n vijftig kilo wogen, of in die buurt, grote schilden enzovoort, speren, goedgetrainde mannen, en een helm van zo'n vier centimeter dik, gemaakt van brons, ze kwamen opeens opdagen met alleen hun gezicht zichtbaar. En Simson stond daar met dit ezelskaakbeen, dat daar misschien al veertig of vijftig jaar in de woestijn lag te verdrogen. Wel, één klap tegen zo'n stuk staal zou het in een miljoen stukjes hebben verbrijzeld. Maar hij stond daar, dat is het enige; hij had de opdracht om te vechten en dat volk uit te schakelen. Hij was verwekt en geboren om die natie te vernietigen. Halleluja!
91 Als de gemeente alleen maar kon beseffen waarvoor ze hier is! Als de Pinkstergemeente zich alleen maar kon realiseren waarvoor ze hier is! Wat is uw vertegenwoordiging? Waarom bent u uit deze dingen vandaan gekomen om te zijn wat u bent?
92 Hij wist waarvoor hij geboren werd. Hij wist waar hij stond. Het deed er niet toe wat hij in zijn hand hield. Hij stond daar terwijl die Filistijnen kwamen opzetten. En die krachtige klap van dat kleine kereltje dat daar op een rots stond, om zo bij de bovenkant van hun hoofden te kunnen komen. Terwijl ze naar hem toe renden, zou hij de één de ene kant, en de ander de andere kant opslaan. En daar lagen duizend van hen, lagen daar dood. Het was een paradox hoe die ezelskaak heel bleef. Het was een paradox hoe dat kleine stukje broos bot door die twee en een halve centimeter dikke bronzen helmen ging en die Filistijnen doodde, duizend van hen. En hij stond daar nog steeds mee in zijn hand, gewoon nog evengoed als het was toen hij het oppakte. Het was een paradox. Amen en amen!
93 Hij is nog steeds Dezelfde gisteren, vandaag en in eeuwigheid. Hij is nog steeds dezelfde God voor elke man die geroepen is het Woord van God te nemen. God zal bij hem staan als hij geen lafaard is. Simson had kunnen wegrennen, maar hij deed het niet. Juist.
94 Het was een paradox toen God Johannes de Doper riep, de zoon van een priester, uit een grote school van priesters, een groot seminarie. Waarom volgde hij dat niet? Want het was gebruikelijk dat mannen in de voetsporen van hun vader traden. Wel, het was een paradox toen God Johannes naar de woestijn bracht om hem te vertellen wat de Messias zou zijn, om hem te vertellen wat het teken van de Messias zou zijn, en hoe hij het zou weten. In plaats van naar school te gaan om te leren wat de Messias zou zijn, bracht God hem naar de woestijn om hem te vertellen wat de Messias zou zijn. Dat was nogal een paradox voor die mensen in die dag. Jazeker.
95 Toen de maagdelijke geboorte plaatsvond, was dat een paradox; hoe God, ten einde Zichzelf bekend te maken aan de mens, mens werd. Hoe dat God, de grote Geest... Volgens mij bestond God voordat er zelfs een licht was; er was geen meteoor, er was geen atoom, er was geen molecule, er... er was niets, en alles was God. Ja, zo groot is Hij. Hij is van eeuwigheid tot in eeuwigheid. Hij was altijd God. Hij zal altijd God zijn. En hoe de Grootste van al het leven een kleine Kiem werd in de schoot van een vrouw, ten einde Zijn eigen wet op Zich te nemen, om de straf van Zijn wet – dood – te betalen; hoe God gemanifesteerd werd in het vlees, hoe de grote God des hemels Zijn soort veranderde, om van God tot menszijn te komen door de maagdelijke geboorte; niemand kan dat verklaren.
96 De wetenschap kan u vandaag niet uitleggen hoe die maagdelijke geboorte plaatsvond, maar God deed het. Hij kwam. Niemand was bij machte; iedereen was geboren door seks. Zoals de... iedereen is hetzelfde als de anderen, niemand kon de ander helpen. We waren allemaal in moeite. En toen kwam God Zelf neer en werd geboren; niet van een Jood, niet van een heiden, maar Zijn bloed was God. Bloed komt van het mannelijk geslacht. In dit geval was het God; God de Schepper schiep de bloedcel in de schoot van Maria, en bouwde voor Zichzelf een tabernakel waarin Hij neerkwam en woonde.
97 "God was in Christus, de wereld met Zichzelf verzoenende." Het woord zelf, Christus, betekent "de Gezalfde". O! Hij was God, God in Zijn volheid woonde in Hem. Amen. "En in Hem woonde de volheid van de Godheid lichamelijk." Dat was een paradox. Het verbijsterde de mensen in die dag: "U Die een man bent, maakt Uzelf God." Dat gebeurt nog steeds. Maar nochtans is het dezelfde paradox die voortgaat. Hij was God. Hij is nog steeds God. Hij zal altijd God zijn. Ja, meneer. Hij is Dezelfde gisteren, vandaag, en in eeuwigheid. Beslist.
98 Die maagdelijke geboorte was een mysterie voor de mensen, ze konden het niet begrijpen, net zoals de wedergeboorte vandaag. De wedergeboorte is een mysterie voor de mensen. Ze kunnen het niet begrijpen. Ze weten niet wat u bedoelt. Ze hebben het gekleineerd, neergehaald, zeggend: "Wel, gewoon omdat u iets gelooft." De duivels geloven hetzelfde en beven. Het is niet wat u gelooft; het is wat God werkelijk heeft gedaan. De nieuwe geboorte is een geboorte. Het was een nieuwe. Het was een paradox toen God nieuw leven aan het menselijk ras gaf. Het te verwerpen, betekent eeuwige afscheiding. Het te ontvangen, betekent eeuwig leven. U heeft...
99 U bent op dezelfde basis geplaatst als Adam en Eva. U kunt nemen... Als God u op iets anders plaatst, zou dat onrechtvaardig zijn ten aanzien van Adam en Eva. Aan iedere Adam en Eva vanavond worden goed en kwaad voorgesteld. U kunt uw keuze maken. U kunt Gods Woord nemen of Gods Woord verlaten. U kunt Gods Woord nemen of uw denominationele geloofsbelijdenissen erover. U kunt uw moderne ideeën nemen over wat het is. U kunt wederom geboren worden en gevuld worden met de Heilige Geest, of u kunt kerks worden, u kunt kiezen welke van de twee u wilt zijn.
100 "Het leven is mij Christus." Halleluja! Ik geloof dat dezelfde God Die op de dag van Pinksteren als een Vuurkolom op Zijn gemeente viel, en Zichzelf verdeelde in gespleten tongen onder Zijn volk, vanavond hier is. Dezelfde God Die Hij toen was, is Hij nu vandaag, met dezelfde Heilige Geest. Ik weet dat het een paradox is. Het kan niet verklaard worden. Emoties, schreeuwen, huilen, enzovoort, kunnen niet worden verklaard, maar het is een paradox hoe God het doet. Het is de ongeziene God, wonend in het menselijk hart, Die Zichzelf zichtbaar maakt door Zijn Woord te betuigen dat "Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en in eeuwigheid".
101 Het was een paradox toen een timmermanszoon, genaamd Jezus van Nazareth, vijf broden en twee vissen nam en er vijfduizend mensen mee voedde. Als het niet zo is, dan wil ik vandaag iemand zien die dat doet. Verklaart u mij welk soort atoom Hij losliet. Wat deed Hij? Niet alleen de vis, maar de vis was gegroeid, de vis was afgeschrapt, de vis was schoongemaakt, de vis was gebakken, en wat de vis nog meer was, en het brood was geplant en opgegroeid; en dit werd allemaal overgeslagen, en God veranderde het van gebakken vis naar gebakken vis. Hij liet het gewoon aangroeien en Hij brak het af, en Hij liet het aangroeien en Hij brak het af, en Hij liet het aangroeien totdat Hij er vijfduizend mee had gevoed. Amen.
102 Wat betekent dat patroon: het afbreken, het laten aangroeien; het afbreken, het laten aangroeien; tot voedsel geven, het laten aangroeien? Dat betekent dat Hij gisteren, vandaag en in eeuwigheid Dezelfde is. Hij is dezelfde God Die Hij was. Hij is nog steeds het Brood des levens voor eenieder die hongerig en dorstig is. U kunt Zijn goedheid niet uitputten.
103 Ze zeggen: "Wij hebben geen wonderen nodig, geen behoefte aan een paradox."
104 Hij is aan het wachten. Dat is Zijn programma. Dat is wat Hij is. Hij is Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig. Hij wacht op u, totdat u zich uitstrekt en uw deel neemt. Bent u bevreesd om dat te doen? Zou u liever naar de rivier willen gaan en zelf een vis vangen, en proberen hem te koken en te bakken in een of ander varkensvet of zoiets, of wilt u het liever op de wijze waarop God het heeft? Strek u gewoon uit in geloof, en zeg: "Jezus, Dezelfde, gisteren, vandaag en in eeuwigheid! Ik claim, Heer, dat ik in U geloof. Plaats in mij het voedsel, de kracht, het geloof dat ik nodig heb." Let op, en zie wat er gebeurt. Met een oprecht hart, dan zal Hij iedere honger stillen. Hij zal het doen.
105 Jezus was een... maakte een... had een paradox toen Hij vijfduizend mensen voedde met vijf visjes, en toen achteraf nog twee volle manden ophaalde, of meerdere manden.
106 Het was een paradox toen een Man, met voeten zoals u en ik, op een meer, zoals hier het Michiganmeer, liep terwijl het stormde, en de witte schuimkoppen waren waarschijnlijk...
107 Wel, als u daar ooit bent geweest en hebt gezien hoe die stormen naar beneden komen, zo gebeurt het nog steeds daar in Galiléa, en het ziet er haast uit alsof de oceaan wordt drooggelegd. Toen dit daar zo kwam opzetten met die verschrikkelijke windvlagen en het begon te zwiepen, sloegen de schuimkoppen tegen die boot tot alle hoop vervlogen was. En op die zee waar ze hadden geroeid... Ze hadden vanaf ongeveer vier uur in de middag, zou ik zeggen, tot de (laatste) vierde wake, rond drie of vier uur in de morgen geroeid. Hoever waren ze al over de zee geroeid! En ze hadden Hem aan de andere kant achtergelaten. Amen.
108 En tegen de vierde wake, daar kwam Hij, wandelend op de golven. Dat was een paradox. Hoe kon Hij Zichzelf licht genoeg maken? Hoe kon Hij op die golven stappen, en van de ene naar de andere golf stappen? Als die hoge golven eraan kwamen, zou Hij precies bovenop de een en regelrecht naar beneden over een andere heengaan, naar boven over de een, zonder een druppel water op Zich te krijgen. Komend over de golven! Verklaar het mij; u kunt het niet. Wat was het? Het was een paradox; absoluut.
109 Het was een paradox toen Petrus – die Hij nog nooit in Zijn leven had gezien – zijn naam was Simon, kwam aanlopen in de tegenwoordigheid van Jezus Christus, omdat zijn broeder Andreas hem had verteld dat Hij de Messias was. En toen Jezus die man aanzag, de eerste keer dat Hij hem ooit zag, en zei: "Uw naam is Simon, en u bent de zoon van Jonas", was dat een paradox. Als dat het niet is, vertel me dan hoe Hij het deed. Het was een paradox.
110 Waarom? Omdat Hij het Woord is. En de Bijbel zegt: "Het Woord van God is scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en een oordeler van de gedachten en overleggingen van het hart." Dat bewees dat Hij het Woord was, amen, "Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig".
111 Het was een paradox toen Filippus rond de heuvel ging en Nathanaël vond en hem in de tegenwoordigheid van Jezus bracht, en toen Jezus hem vertelde waar hij zich die dag daarvoor bevond. Dat was een paradox, amen, wat bewees dat Hij het Woord was. "Zie, een Israëliet in wie geen bedrog is."
Zei: "Van waar kent Gij mij, Rabbi?"
112 Hij zei: "Eer Filippus u riep, toen u onder de boom zat, zag Ik u." Een paradox. Amen.
113 Het was een paradox toen een kleine zakenman van de stad Jericho, een criticus van de Here Jezus, in een plataan klom om zich te verbergen, om Hem te zien langskomen. En toen Jezus van Nazareth de straat in kwam wandelen, en precies onder de boom waar Zacheüs in zat, bleef staan, en daar omhoog keek en hem bij zijn naam noemde: "Zacheüs, kom naar beneden. Ik ga met u mee naar huis om te lunchen." Een paradox! Hij had de man nog nooit in heel Zijn leven gezien. Hij had de man nog nooit aanschouwd.
114 Het was een paradox toen misschien enkele honderden mensen, ja, misschien vijftienhonderd, tweeduizend mensen uit de stad Jericho Hem bespotten en Hem uitlachten toen Hij de stad die middag verliet, of die ochtend liever gezegd; terwijl Hij de stad uitging en mensen overrijpe groenten naar Hem gooiden. En ik kan een priester horen zeggen: "Hé, ze hebben me verteld dat Jij de doden opwekt. Hé, Jij profeet, Jij die Jezelf een profeet noemt! We hebben er hier een hele begraafplaats vol van, rechtvaardige mannen, goede mannen, priesters zoals ik; ga daarheen en wek hen op. Laat ons zien dat Jij de doden opwekt." Besteedde totaal geen aandacht aan wat ze zeiden, de een riep dit en de ander dat.
115 Maar ver weg ginds tegen de muur, op zo'n tweehonderddertig meter afstand, stond een arme oude bedelaar met zijn handen in zijn mouwen te rillen in de kou, die zei: "O Jezus, Gij Zone Davids, ontferm U mijner", en het bracht Hem direct tot stilstand! Halleluja! Een roep van Jozua, niet zo ver weg, nog geen vijftien kilometer van waar Hij op dat moment stond, stopte op een dag de zon. Maar een arme oude bedelaar stopte de Z-o-o-n van God, Hij bleef terstond stil staan door zijn geloof, hetzelfde soort geloof dat Jozua had. Amen. Want hij wist dat als Hij de Zoon van David was, Hij de gemanifesteerde Messias was en dat Hij hem zijn gezicht kon teruggeven. Een paradox. O my! Zeker was het een paradox. Beslist.
116 God, het was een paradox hoe God een mens kon worden om te sterven. God, leven, eeuwig leven, kon God worden (natuurlijk leven) om te sterven, om de mens te redden, om hem terug te brengen tot eeuwig leven. Dat was een paradox, hoe de grote God Die alle ruimte en alle eeuwigheid vulde, kon neerkomen om een Man te zijn, ten einde te sterven om een mens-... Zijn eigen schepping te redden. Hoe God een van Zijn eigen scheppingen werd, om te redden, want Hij schiep Zijn eigen lichaam. Jehova de Vader woonde in volheid in Zijn Zoon Jezus Christus. Jezus was het lichaam van God. God werd voorgesteld in de tabernakel, het vlees van Jezus Christus, en hoe Deze, Die alle ruimte en alle eeuwigheid vulde, een Man werd! Amen. Begrijpt u wat ik bedoel? Die zaak, en dat God dit kon doen, om te sterven; en, o, dat was een paradox op zichzelf, hoe Hij Zich op die wijze kon maken ten einde de dood te ondergaan voor het gehele menselijke ras.
117 Maar o, wat een paradox was het toen een Man was gekruisigd, ter dood gebracht, waarbij een grote Romeinse speer van ongeveer vijftien tot twintig centimeter breed door Zijn hart werd gestoken, en bloed en water eruit gutste. En zij haalden Hem dood van het kruis, wikkelden Hem in doeken en legden Hem in een graftombe. Hij was zo dood dat de Romeinse centurion zei dat Hij dood was, iedereen zei daar dat Hij dood was, de maan zei dat Hij dood was, de sterren zeiden dat Hij dood was, de zon zei dat Hij dood was, de aarde had een zenuwinzinking, zij zei dat Hij dood was. En op de derde dag kon Hij weer opstaan tot leven, onsterfelijk, uit de dood! Dat is een paradox. Amen. Hij zei: "Ik heb macht Mijn leven af te leggen, Ik heb macht het weer op te nemen." Zijn opstanding was een waarachtige paradox van God.
118 Het was een paradox van God, toen Jezus vissers koos in plaats van opgeleide priesters om Zijn boodschap te verkondigen. Het zag ernaar uit dat wanneer Hij zou komen, Hij naar de grote Farizeeërs en Sadduceeërs zou gaan, en zeggen: "Broeders, jullie zijn de mannen die door de tijdperken heen deze denominatie rein hebben gehouden. Ik kom jullie nu halen. Jullie vaders zullen trots op jullie zijn wanneer ze vanuit de hemelse sferen neer kunnen kijken", of waar ze ook waren. Ik betwijfel het. (Jezus zei: "U bent uit uw vader, de duivel.") "Als ze dus zo naar beneden kijken, zullen ze zeggen: 'Wel, dat zouden we fijn vinden.' Zij zouden blij zijn om dit te weten. Ik ben nu gekomen om verder te gaan vanaf het punt waar jullie haar hebben gebracht."
119 Het was een paradox, toen Hij ieder van hen veroordeelde en hun vertelde dat zij van de duivel waren, en naar de zee van Galiléa ging en onwetende vissers nam, die zelfs niet wisten hoe zij hun eigen naam moesten schrijven, en hun de sleutels van het Koninkrijk des hemels gaf in plaats van aan Kajafas, de hogepriester. Hoe kon iemand van een religie, die geprobeerd had – wat ze dachten dat ze geprobeerd hadden in hun tradities en dingen – om de dingen van God te onderhouden. En hier komt Hij en verkiest een andere groep, ginds bij de rivier. Terwijl mannen opgeleid en onderwezen zijn, en door seminaries en scholen en al het andere zijn gegaan, om Zich daar vanaf te keren en ze te negeren, om dan een onwetende visser te nemen en hem de sleutels van het Koninkrijk te geven. Amen.
120 Wat een paradox voortbrengt, is wanneer een persoon God gelooft en Hem op Zijn Woord neemt. Gods Woord sprak de wereld in bestaan. Dat is dezelfde zaak die u vanavond moet geloven: Gods beloofde Woord.
121 Kijk naar die arme kleine vrouw die daar bij de bron stond. Ze zei: "Wij weten dat wanneer de Messias komt, Hij ons deze dingen zal vertellen." Hij had haar verteld wat haar moeite was. Ze zei: "Meneer, ik bemerk dat U een profeet bent. Wij weten dat wanneer de Messias komt, Hij ons deze dingen zal vertellen." Let op.
122 God sprekend tot een hoer. Glorie voor God! God sprekend met een prostituée, amen, haar een gunst vragend: "Geef Me wat te drinken." Denk daaraan. Sprekend over een paradox!
123 En wat een paradox was het, dat dat zaad van eeuwig leven, voorbestemd voor de grondlegging der wereld, kon voortkomen uit zoiets, door de verlangens van het vlees; die arme kleine vrouw was waarschijnlijk op straat gezet, maar diep in haar hart was ze voorbestemd tot eeuwig leven.
124 Toen het Lam werd geslacht voor de grondlegging der wereld – overeenkomstig de Bijbel – werden onze namen op dat boek geplaatst. Jezus zei: "Niemand kan tot Mij komen tenzij Mijn Vader hem trekt, en allen die de Vader Mij gegeven heeft, zullen komen." Verspreid slechts het licht!
125 Let op dat licht toen het die priesters trof met al hun verstand. Wat gebeurde er? Ze zeiden: "Hij is Beëlzebul, een waarzegger, een duivel."
126 Hij zei: "Jullie zijn uit jullie vader, de duivel." Daar kwam het vandaan.
127 Maar toen deze kleine immorele vrouw met God sprak... en hoe kon dat voorbestemde zaad in zo'n verachtelijk persoon geankerd zijn? Het is een paradox. Maar let op toen het licht dat trof. Zei: "Meneer, ik bemerk, dat U een profeet bent." Nu, de profeet is tot wie het Woord des Heren komt, naar de profeet, zie. En dat was haar zonde, en Hij, de Profeet, had het Woord. Dus zei ze: "Ik bemerk dat U een profeet bent. Nu, wij weten dat wanneer de Messias komt, Hij deze dingen doen zal."
Hij zei: "Ik ben Hem, Die met u spreekt."
128 Broeder, ze verliet die emmer, en weg was ze. Haar getuigenis redde haar stad, Sichar. Nu, dat was een paradox, toen God, toen Jezus dat deed. Beslist.
129 Het was een paradox, toen God Zijn Geest in de pinkstermannen plaatste, de arme vissers en ongeschoolde mensen, in plaats van in Kajafas, de hogepriester. En, o, hoe Hij Zijn Evangelie plaatste! Het was een paradox toen God de weg koos genaamd "ketterij, gek", mensen wankelden, sprongen en gingen tekeer, en gedroegen zich of ze krankzinnig waren. Ze noemden hen "gek". Het is een paradox, dat God de grote hoge synagogen passeerde, de grote hoven van het Sanhedrin, en de grote hooggeleerde priesters, en een stel onwetende, ongeletterde vissers uitkoos, die niet beter wisten dan Hem eenvoudig te geloven en Zijn Woord te nemen, en de resultaten te zien. En het behaagde God om wat zij de meest heilige zaak ter wereld noemden te passeren, om een stelletje "uitschot" te nemen, zoals ze werden genoemd; en de manier waarop zij aanbaden werd "sekte" genoemd, om de weg van verlossing te banen. Ja. Nu, dat is de waarheid, u kunt dat niet ontkennen. Paulus zei: "In de weg die zij sekte noemen, alzo aanbid ik mijn God, de God van onze vaderen." De weg genaamd "sekte". Ja.
130 Het was een paradox toen die grote Vuurkolom die uit de hemel neerkwam, een engel van de Heer, een Vuurkolom, de kinderen van Israël door de woestijn leidde. Dat was een paradox, wat daar met Mozes sprak in de brandende braamstruik. En het was een paradox. En achthonderd jaar later... overeenkomstig de Schrift, in Johannes 8:58, als u wilt weten waar het staat. Als u wilt weten waar het eerst begon, dat is Exodus 13:31. [Vers 21 – Vert] En het was een paradox toen, na die lange reis en al die tijd, dat Jezus hier zei: "Eer Abraham was, BEN IK." IK BEN was in de brandende braamstruik. IK BEN was Degene Die met Mozes sprak.
131 Het was een vreemd iets na Zijn dood, begrafenis en opstanding voor Saulus, die kleine haakneuzige Jood, prikkelbaar, met een hoog temperament – die zelfs enigen van de gemeente ter dood bracht – die onderweg was naar Damaskus om deze mensen te arresteren. En daar hadden ze een profeet genaamd Ananias die daar tot hen profeteerde, een profeet van de Heer, die hun het Woord van de Heer vertelde, want Hij kwam tot hem. En terwijl voorganger Ananias daar aan het profeteren was, was Saulus onderweg om hem te grijpen. En midden op de dag sloeg dezelfde Vuurkolom, die neerkwam en Israël leidde, Saulus tegen de grond. En al de mensen die eromheen stonden, konden het niet zien. Maar het was voor Paulus zo helder dat het hem verblindde. Amen. Hij was blind. Voor hem was het zo werkelijk, terwijl de anderen het niet kon zien. Het is een paradox! My! O!
132 Wat de zintuigen van één persoon hem verklaren, zouden bij de ander hetzelfde moeten verklaren. Dat is de reden dat mensen in de samenkomst kunnen zitten, het werk van de Heer zien, opstaan en weglopen en er gekheid over maken, terwijl de ander er met heel zijn hart aan vasthoudt. Het is een paradox hoe God de mens kon maken van hetzelfde vlees. Het is een paradox om te zien hoe God dat zelfs in deze dag doet. Het was een paradox voor Paulus.
133 Weet u, Paulus zag Jezus nooit in een lichamelijke vorm. Hij moest de openbaring aanvaarden precies zoals Petrus dat deed. Petrus kende Jezus nooit naar het vlees.
Hij zei: "Wie zeggen de mensen dat Ik, de Zoon des mensen, ben?"
134 "Sommigen zeiden, wel, dat U 'Mozes' bent, en sommigen zeggen dat U 'Elia' bent en 'Jeremia'."
Hij zei: "Dat is niet wat Ik vroeg. Wat zegt u?"
Petrus zei: "Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God."
135 Hij zei: "Zalig zijt gij, Simon, Bar-Jona! Vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader Die in de hemelen is, heeft dat geopenbaard. En op deze rots zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel kunnen haar niet overweldigen." Daar hebt u het, een paradox. Terwijl Hij daar stond, kende hij Hem niet naar menselijk vlees, maar hij kende Hem door Zijn werken en door openbaring; hij zag Hem volmaakt vervullen wat de Schrift is.
136 Dat is dezelfde soort paradox waardoor een persoon van een oude koude formele geloofsbelijdenis in een levende God wordt gebracht. Het is een paradox om twee mensen dezelfde Bijbel te zien lezen, en de een zal het ontkennen, terwijl de ander het zal geloven en het getuigenis ervan aanneemt. Ja, het is een paradox, want wanneer hij het bij de andere persoon kan zien werken, dan zou hij moeten weten dat het dezelfde God is. Zijn geloofsbelijdenis is verkeerd, wanneer het ermee in tegenspraak is. Als God Zijn Woord betuigt, dan is uw geloofsbelijdenis verkeerd. Amen. Ik wil niet zo ruw zijn, maar dat is de waarheid, een paradox.
137 Ik zei: "Dertig minuten", en dat is het nu precies. Ik heb hier nog zes pagina's met aantekeningen. Een paradox, gelooft u erin? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Amen, ik geloof erin. En ik zal stoppen.
138 Laat me u iets vertellen. Luister. Enige tijd geleden op een dag daar in het Zuiden, waar ik vandaan kom, zat ik op een dag een ijsje te eten met een oude vriend van mij die apotheker is, een echte oude wedergeboren heilige; hij was een echte man. Ik had hem al enige tijd niet meer gezien, ik kwam door de stad en ik stopte om hem te ontmoeten. En ik zag zijn naam daar staan, en ik dacht: "Wel, daar is zijn zaak, die is daar al jaren."
139 Ik ging erheen, liep naar binnen, en daar was hij, zat daar en keek zo over zijn brilletje heen, weet u, keek zo over zijn brilletje heen dat op het puntje van zijn neus stond. En hij zei: "Wel, als dat broeder Branham niet is!" En hij stond op en omhelsde mij en klopte me op de schouders. Zei tegen zijn zoon: "Ga wat ijs voor ons halen." We stonden daar. "Wilt u een kop koffie?"
140 Ik zei: "Nee, meneer. Ik zou u de oren van uw hoofd praten, als ze mij een kop koffie zouden geven." Ik zei: "Het maakt me nerveus." Ik zei: "Ik zal alleen wat ijs nemen."
141 Dus namen we wat ijs. En de meisjes waren achterin, enzovoort, in de zaak, en wij zaten met elkaar te praten en ijs te eten..
142 Hij zei: "Broeder Branham, ik wil u iets vertellen." Zei: "Ik ben een beetje terughoudend geweest om het aan andere mensen te vertellen." We begonnen over de Heer en Zijn goedheid te spreken. En de oude man huilde, en tranen rolden over zijn wangen, en hij zei: "Ik wil u iets vertellen." Zei: "Het zou misschien vreemd voor u lijken, maar ik geloof dat een persoon zoals u het zal begrijpen."
Ik zei: "Wel, ga uw gang, broeder. Wat is het?"
143 Hij zei: "In de tijd van de depressie", zei hij, "was mijn grijsharige zoon daar nog maar een jongeman." En hij zei: "Wij hadden hier toen deze zaak," en hij zei: "maar de mensen waren arm en hadden niets te eten. En om hun bestelling te krijgen, om medicijnen of iets te krijgen, moesten ze in de rij gaan staan."
144 En velen van u herinneren zich dat. Zeker doet u dat. In de rij staan om een stempeltje te krijgen van de provincie zodat u deze medicijnen, of iets te eten kon krijgen.
145 En hij zei: "Ik zat hier op een dag mijn Bijbel te lezen en iemand kwam binnen. En mijn zoon stond op – was nog jong – en liep naar voren." En zei: "Ik hoorde hem zeggen: 'Nee, dat kunnen wij niet doen.'"
146 En zei: "Ik luisterde goed. Ik legde mijn Woord neer en luisterde aandachtig. En de man zei: 'Meneer, mijn vrouw staat op het punt flauw te vallen.'" En toen hij keek, zei hij dat hij zag dat de vrouw op het punt stond te bevallen; dat jonge stel. En de jongeman zei tegen hem: "Ik heb daar in de rij gestaan, o, een hele straat lang. Mijn vrouw kan daar gewoon niet langer blijven staan." Zei: "Ik vraag me af... ik heb het recept van de dokter, zij heeft het medicijn per direct nodig." Zei: "Zou u het willen klaarmaken, en dan zal ik haar naar huis brengen, en dan zal ik in de rij gaan staan. Ik zal de beschikking ervoor halen. Als u..."
147 En de zoon, de jongen, zei: "Meneer, dat is tegen de regels hier. Wij, dat kunnen we niet doen."
148 Hij zei: "Wel, dat wist ik niet." Zei: "Vriendelijk bedankt, jongen", en draaide zich om, om weg te lopen.
149 En hij zei, dat net toen ze begonnen weg te lopen, iemand diep in zijn hart tegen hem zei: "Eens werden Jozef en Maria ook afgewezen."
150 En hij zei: "Ik stond op en zei: 'Wacht, jongeman! Even een ogenblik!' De jongeman stond stil. En ik ging het recept halen, en liep daar naar achteren en maakte het klaar, terwijl hij wachtte en de hand van zijn vrouw vasthield. En ze was zo zwak, ze leunde gewoon tegen zijn schouder aan."
151 En zei: "Ik liep erheen, en ik..." Hij zei: "Het spijt me dat ik dit moest doen, meneer."
Hij zei: "Het is in orde."
152 "Hij hield zijn hoofd naar beneden en stak zijn hand uit." En toen hij het in zijn hand plaatste... Hij zei: "Broeder Branham, ik zag Jezus. Ik plaatste het regelrecht in Zijn hand." Zei: "Broeder Branham, daar stond Hij, precies zoals het is weergegeven op het schilderij." En hij zei: "Ik kon niet spreken. En de man draaide zich om en liep het gebouw uit."
Hij zei: "Gelooft u dat, broeder Branham?"
153 Ik zei: "Ik geloof het met alles wat in mij is. Beslist."
154 Martinus van Tours, als u ooit over Martinus hebt gelezen, hij was een soldaat. En hij was... hij was zijn... trad in zijn vaders voetsporen. Hij voelde altijd een roep van God. Alleen was zijn familie, volgens mij, niet echt godsdienstig. En op een dag kwam hij...
155 Het was een strenge winter volgens de geschiedenis. En hij was... Er lag daar een oude bedelaar bij de poort, en hij lag daar dood te vriezen, terwijl veel mensen die man eten hadden kunnen geven, of wat kleding. Hij huilde, met zijn hand opgeheven. Slechts een oude vuile man met bakkebaarden, daar liggend bij de poort van de stad. En hij zegt: "Laat iemand mij helpen. Ik bevries. Vannacht zal ik sterven. Laat iemand me een mantel geven."
156 Martinus had al alles wat hij had, weggegeven. Hij had als soldaat slechts zijn jas aan. Hij bleef aan de kant staan om te kijken of iemand het zou doen. De mensen kwamen en gingen, maar niemand wilde hem helpen.
157 Toen ging hij erheen en keek naar de oude man. Hij had mededogen met hem. Trok zijn eigen jas uit, nam zijn zwaard en sneed hem doormidden. Wikkelde een deel om zijn schouders, nam de andere helft en wikkelde de oude bedelaar erin zodat hij de nacht zou overleven, en liep verder.
158 De mensen lachten hem uit en zeiden: "Wat een vreemd uitziende soldaat, met slechts een halve jas aan."
159 Die nacht, terwijl hij op bed lag te slapen, werd hij wakker. Iemand was de kamer binnengelopen. Hij keek, en daar aan de andere kant van de kamer stond Jezus met dat oude stuk kleed, dat hij om hem heen had geslagen. Daardoor herkende hij het.
160 Hij was degene, Martinus was een van de mannen die toen streden voor het geloof dat eenmaal de heiligen werd overgeleverd. Hij geloofde in de wonderen van God. Hij geloofde in het spreken in tongen. Hij geloofde het gehele Testament dat was geschreven door de apostelen. Hij geloofde erin en streed ervoor zolang hij leefde, en God volvoerde wonderen. Toen hij die oude bedelaar in zijn eigen jas gewikkeld zag, wist hij dat het Woord van God vervuld was: "Wat je gedaan hebt voor de minste van dezen, Mijn kleinen, heb je voor Mij gedaan."
U zegt: "De man zag dat niet."
161 Ik geloof dat hij het zag. Ik geloof dat hij dat kreeg. Ik geloof dat het daar is. Ik geloof dat het Jezus was waar hij naar keek. Het was een openbaring van God Die gemanifesteerd werd, omdat hij het uitvoerde.
162 Over een paradox gesproken, er komt er een. "Want de doden in Christus zullen opstaan, en wij die levend overgebleven zijn, zullen veranderd worden in een ogenblik, in een oogwenk, om tezamen opgenomen te worden om Hem te ontmoeten in de lucht." Ja.
163 O, hoe God Zijn Woord houdt in dit intellectuele tijdperk! Hoe Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor eeuwig! Hoe Hij nog steeds de gedachten van het menselijk hart kan onderscheiden! Hoe Hij nog steeds mensen kan veranderen! En hoe Hij nog steeds ieder woord dat Hij beloofde, kan houden in deze dag! Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig! Hoe Hij Zichzelf nog steeds kan manifesteren, en hen die foto laat nemen van diezelfde Vuurkolom die Israël volgde, dezelfde die met de Here Jezus was, dezelfde die daar op de weg was met Saulus, dezelfde die binnenkwam en Petrus uit de gevangenis bevrijdde! Diezelfde engel van God is hier vanavond, en doet dezelfde dingen die hij deed toen hij hier op aarde was, gemanifesteerd in menselijk vlees. Waarom? Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig.
164 Gelooft u in een paradox? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Ik geloof dat God wil dat mensen in een paradox geloven. Ik ben ver over mijn tijd gegaan. Ik geloof dat er precies hier een paradox zou kunnen zijn. Amen. Ik geloof dat God gewillig is en Zijn mensen wenst te nemen om Zichzelf te tonen. Als Hij slechts een man of vrouw, jongen of meisje, kan krijgen die hun eigen gedachten neerleggen om een gevangene voor Hem te worden en Hem te geloven.
165 Hij is Zijn Woord. "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond."
166 En nu is Hij in u, de Hoop der heerlijkheid, Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig. Hij zei in Johannes 14:12: "Die in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen."
167 Hij beloofde in Lukas: "Zoals het was in de dagen van Sodom", dat de uitverkoren gemeente, Abrahams groep, een teken zou ontvangen zoals Abraham ontving, en Lots groep een teken zou ontvangen zoals Lot ontving.
168 Het is een zeer vreemde zaak dat wij al deze grote hervormers hebben gehad, zoals Luther en Wesley, maar dat we daar nooit eerder een man hebben gehad van wie zijn naam eindigde op h-a-m, een boodschapper aan de wereld. G-r-a-h-a-m, dat is zes letters. A-b-r-a-h-a-m is Abraham. We hebben Moody's, Sankey's, Finny, Knox en Calvijn gehad, maar nooit een ham, "vader voor de naties". We hebben er nu een. Dat is een paradox. Wist u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] En kijk, hij doet precies hetzelfde, roept hen uit Sodom vandaan.
169 Maar herinner u, Abraham had daar ook een boodschapper voor zijn groep. Amen. En welk teken deed Hij, met Zijn rug naar de tent toegekeerd? Zei: "Ik zal u bezoeken overeenkomstig de tijd van Mijn belofte, overeenkomstig de tijd des levens." En Hij zei: "Waar is uw vrouw Sara?"
170 Zei: "Ze is in de tent achter U." En toen Hij dat zei, lachte Sara in zichzelf.
171 Hij zei: "Waarom heeft Sara gelachen, zeggende: 'Die dingen kunnen niet gebeuren'?" Zie?
172 Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Lot, zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen, de werken die Ik doe!" Gods Woord geschiedt zo. "Indien gij in Mij blijft, Mijn woorden in u blijven, vraag wat u maar wilt, en het zal aan u worden gemanifesteerd." Een paradox, om een belofte van God... een belofte van God te zien die tweeduizend jaar geleden is gedaan, terwijl de kerkethiek de mensen zover heeft weggetrokken. Maar temidden van dit alles komt God regelrecht neer en breekt dat woord helemaal opnieuw open in Zijn gemeente, precies zo. Het is een paradox. Gelooft u Hem? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
Laten we bidden.
173 Als hier vanavond mensen zijn die zouden willen zien dat er een paradox aan u wordt verricht, en dat uw hart veranderd wordt van ongeloof tot geloof in God, zou u dan uw hand willen opsteken, en zeggen: "Heer, gedenk mij, gedenk mij." God zegene u. O, kijk gewoon naar de handen!
174 Hemelse Vader, er zijn zoveel handen, ik zou niet bij machte zijn "God zegene u", tegen elk ervan te zeggen, maar Gij kent hen allen. Verander hun denken, Here. O, laat het geschieden, een paradox. Ze liepen altijd wat bedrukt rond. Ze hebben misschien halfslachtig geloofd. Misschien behoren sommigen zelfs tot de kerk, maar toch hebben ze nog nooit de tijd meegemaakt dat zij die volkomen vrijheid hadden, geloofden, en wisten dat God bij machte was om te doen wat Hij had beloofd. Toch belijden wij Abrahams zaad te zijn, die niet door ongeloof twijfelde aan de belofte van God, maar sterk was, God lof gevende. Nu, Vader God, ik bid U in Jezus' Naam om hun genadig te zijn.
175 O God, kom onder ons neer vanavond, beweeg over ons en toon ons dat U nog steeds een God van wonderen bent. Volvoer een paradox, Here, en laat zien dat Uw Woord nog altijd de gedachten en bedoelingen van het hart kan onderscheiden. U bent nog steeds Dezelfde Die daar gemanifesteerd werd, Die Abraham Elohim noemde, de Here God, Schepper, de Algenoegzame, de in Zichzelf bestaande. O God, U bent nog steeds de eeuwige God, Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig, en het bloed van Uw Zoon heeft een gemeente geheiligd en haar gereinigd. Want dit Woord, o, als zij het slechts zonder toevoeging van een geloofsleer hadden kunnen nemen, Here!
176 Maar nu, Hij zei: "Ik ben de Wijnstok, gij zijt de ranken. De ranken dragen de vruchten van de wijnstok; want het leven van de wijnstok, van de rank, komt van de wijnstok." Wat danken wij U hiervoor, Here! Wat is het volmaakt!
177 En in deze dag van ongeloof en bijgeloof, en allerlei soorten geloofsleer, bent U nochtans dezelfde God Die de zon stopte voor Jozua. U bent Dezelfde Die op de staf was die Mozes over de zee uitstrekte. U bent Dezelfde Die luizen, vlooien, kikkers, wat het ook was, door de mond van Mozes kon oproepen. U bent dezelfde God Die regen in de lucht kon plaatsen. U bent Dezelfde Die vuur uit de lucht zal doen regenen. U bent Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig.
178 O, Here God, toon ons Uw glorie vanavond, door ieder persoon die zijn hand opstak te redden en te vullen. Sta het toe, Here. Moge het niet weer een zelfgemaakt vormelijk gebed zijn. Moge het niet weer een zelfgemaakte vormelijke manier zijn waarop we onze hand opsteken, onder een kleine invloed van iets. Maar moge het zijn vanuit het diepst van hun hart, waardoor de mensen uitroepen: "O, Here God, schep in mij een geloof dat U kan geloven en ieder woord kan ontvangen, en iedere belofte met een 'amen' kan bekrachtigen." Sta het toe, Vader. Ik draag het nu aan U op, in de Naam van Jezus Christus. Amen.
179 In orde, het is tien uur. We hoeven hierboven geen gebedsrij te hebben. We kunnen het daar hebben. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
180 Hoeveel mensen hierbinnen geloven dat Hij gisteren, vandaag, en voor eeuwig Dezelfde is, geloven het van die kleine vrouw die toen met haar vinger Zijn kleed aanraakte, toen Hij in een lichaam was; zij raakte Zijn kleed aan. Daar is een paradox. Hij kon dat niet voelen, en Hij draaide Zich om en zei: "Wie raakte Mij aan?" En ze kon zich niet verbergen. En Hij sprak over haar moeite, en haar geloof genas haar.
181 En de Bijbel zegt vandaag in Hebreeën: "Hij is een Hogepriester Die kan worden aangeraakt door het gevoelen van onze zwakheden." Hoeveel zieke mensen geloven dat? Steek uw hand omhoog. In orde, u gelooft het, laten we nu zien of dat waar is.
182 U zegt: "Broeder Branham, hoe komt dat te geschieden?" Door slechts het Woord te geloven op de manier dat het geschreven staat. Ga niet af op een gerucht: deze knaap zegt dat het op deze wijze is; en deze knaap zegt dat het op die wijze is. Geloof het gewoon op de wijze dat het geschreven staat.
183 Als Hij u zal moeten oordelen op de wijze dat het geschreven staat, waarom zou u dan iemand anders zijn uitleg ervoor nemen, want dat is de wijze waarop u zult worden geoordeeld. Slechts dat, dat is Zijn maatstaf. Hij heeft over Zijn Woord gewaakt. Er is niets verkeerd mee. Dat is gewoon precies het Woord. Dat is waardoor wij geoordeeld zullen worden, door dit, Gods Woord.
184 "En indien gij in Mij blijft," dat is het geloof, "Mijn Woord in u blijft," want Hij is het Woord, "vraag dan wat gij wilt."
185 Raak nu Zijn kleed aan, en zeg: "Here Jezus, ik geloof met heel mijn hart dat we in de laatste dagen leven. Ik geloof dat U dezelfde God bent Die al deze wonderen volvoerde die onze voorganger ons vanavond in het Woord toonde. Ik geloof dat U de Hogepriester bent. Here, laat mij Uw kleed aanraken. Spreek dan door deze broeder die beweert dat U door hem heen spreekt. En dan... Want hij kent mij niet, maar U kent mij." En kijk dan of Hij niet dezelfde God van wonderen is, en dan zal er opnieuw een paradox plaatsvinden, een ondoorgrondelijk iets dat mensen niet kunnen onderscheiden noch verklaren.
186 Zult u het geloven? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Als Hij het zal doen, dan weten we dat het een paradox is. Is dat juist? ["Amen."] Ik zou een gebedsrij hebben, maar ik werd daar zo in meegenomen dat het mij gewoon is ontschoten, en de tijd is zo ongeveer verstreken. Heb geloof. Laten we beginnen... ik kan niet...
187 Ik moet u verdelen. Laten we hier aan deze kant beginnen. Iemand aan deze kant. Hoeveel aan deze kant weten dat ik u niet ken noch iets over u weet, steek uw handen omhoog; en u bent ziek en weet dat u God iets wilt vragen? In orde.
188 Laat enigen onder u geloven, meen dit met geheel uw hart. "Here Jezus, Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig! Laat mij U aanraken, Here. Mijn geloof nadert tot U, ginds aan de rechterhand van God, daar zittend in majesteit. En Uw Heilige Geest, Die in U was, is hier vanavond. Laat mij U slechts aanraken door geloof, Here." Kijk dan of Hij nog steeds de Auteur van de paradox is, om dingen te laten geschieden die absoluut ongekend zijn. Wees slechts eerbiedig.
189 Hier, ziet u dit hier? Het is een donkere vrouw die precies daar zit. Ze heeft last van een nieraandoening. Zij heeft pas een operatie gehad. Ik ken de dame niet.
190 Ik ben een vreemde voor u. Is dat juist, dame? Maar dat is waar, is het niet? Gelooft u dat dezelfde God Die dat kon zeggen tegen die kleine vrouw die Zijn kleed aanraakte, daarginds aan de andere kant van het meer, gelooft u dat dit dezelfde God is? U zou mij niet lichamelijk kunnen aanraken, weet u. Dus zal ik gewoon... En ik ken u niet. Dus is er een Hogepriester, want Hij zei dat Hij de Hogepriester was. Is dat juist? En u gelooft dat. Toen u daar bad dat u het mocht zijn, trof iets u, en direct benoemde ik het. Is dat juist? In orde.
191 Deze operatie die u hebt gehad, scheen niet zo succesvol te zijn. U knapt ook niet op, en u bent er verontrust over. En u kwam hier vanavond om die reden. Als de Here Jezus aan mij zal openbaren wie u bent, zoals Hij deed met Simon die naar Hem toekwam, zou u dan geloven dat ik Zijn profeet, Zijn dienstknecht ben? Gelooft u dat? Mevrouw Pigrum. Dat is juist. Nu, geloof met geheel uw hart, ga naar huis en wees gezond. U zult gezond worden omdat uw geloof u gezond maakt.
192 Gelooft u met geheel uw hart? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Hoe zit het met dit gedeelte, degenen die hierin zitten, is hier ergens iemand die gelooft?
193 Een man die daar aan het eind zit, lijdt aan een oogkwaal. Ik weet niet of hij weet... Ja, hij begrijpt mij nu. Hij voelt de Geest. Ja, kunt u dat licht boven die man zien? Meneer Otis, dat is uw naam. Ik ben een totaal onbekende voor u, maar u maakt zich zorgen om uw ogen. Christus maakt u gezond; uw geloof.
194 Nu, vraag de man of ik hem ooit heb gezien, iets over hem wist, of deze vrouw, of waar het ook is. Daar is een paradox. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Hij is Dezelfde gisteren, vandaag. Hij beloofde: "De werken die Ik doe, zult gij ook doen." Dat is de wijze waarop Hij Zichzelf identificeerde als zijnde de Messias. Is dat juist? ["Amen."] Wel, Hij is Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig. En u weet dat ik het niet kan zijn. Ik ben de Messias niet. Ik ben gewoon een man, uw broeder. Maar het is de Heilige Geest hier, dat is de Messias. Dat is de Leider. Hij is Degene Die het weet. Ik ken die mensen niet; zij weten dat.
195 Hier, ik wil het u tonen. Er zit daar een donkere vrouw, ze zit daar aan de zijkant, daarginds, lijdend aan een schildklieraandoening. Gelooft u dat God mij kan vertellen wie u bent? Mevrouw Kelly. [De zuster schreeuwt: "Dat ben ik!" – Vert] Dat is juist. In orde.
196 Gelooft u met heel uw hart? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
197 Meneer Swanson daarachter lijdt aan nervositeit, gelooft u dat God u gezond kan maken? Als u het gelooft met heel uw hart! In orde, het is voor u. God maakt u gezond.
198 Gelooft u het? Ik ken die mensen niet. Vraag hun of ik ze ken. Het is een paradox.
199 Even een ogenblik. Hier is dit licht, het hangt boven een vrouw. Ik weet wie zij is. Ze zit precies hier. Maak u geen zorgen, mevrouw Collins, stop met u daar zorgen over te maken, dat maakt u ziek. Het zal allemaal goed komen. God leidt. Nu, ik ken die vrouw. Ik weet wie ze is. Ze komt uit Indiana, of Kentucky. Ik ken haar. Haar man daar is een lid van mijn gemeente, hij is daar diaken, een fijne man. Maar daar is dat licht. Ziet u het niet recht boven haar? Ze is ongerust geweest, ze is ziek, en ze maakt zich zorgen over iets waarvan ze niet weet of zij het wel of niet moet doen. Onthoud dit nu, stop met tobben, het zal goed komen. Hij weet er alles vanaf. Hij zal leiden, als u het Hem slechts zult toelaten.
200 Amen! Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig; Hij is een paradox! Wij zijn daar dankbaar voor. Gelooft u het? [De samenkomst verheugt zich – Vert]
201 Sta dan op en aanvaard het, en zeg: "Here God, ik kom tot U in de Naam van Jezus Christus, verricht het in mij, en breng glorie en Uw zegeningen en kracht op mij. Laat er precies nu een paradox in mijn hart plaatsvinden. Ik geloof. Ik geloof." Geloof het met heel uw hart.
202 Hef uw handen omhoog terwijl u dit oude loflied zingt: "Ik min Hem, Ik min Hem, omdat Hij mij eerst liefhad." Sluit uw ogen. Sluit al uw eigen gedachten af en laat slechts Jezus Christus in u komen, en ieder van u zal gezond worden en gevuld met de Heilige Geest.
203 Eén paradox vanavond zou deze, behoorde deze plaats in vuur en vlam te zetten. Jezus Christus is hier. Wie kan dat verklaren? Vraag deze mensen, ga naar hen toe. U heeft hun namen en dingen op deze band. Ga het hun vragen. Kijk, ik weet niets over hen. Waar komt het door? God, in dit intellectuele tijdperk...
204 "Waar zit ergens regen in de lucht," zei de wetenschap in Noachs dag, "waar zit het daarboven?" God beloofde het! Het kwam.
205 Hoe kunnen deze dingen gebeuren? Ik weet het niet. God beloofde het! Hij is Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig. Halleluja! Nu min ik Hem, ik min Hem, omdat Hij mij eerst liefhad en mijn blinde ogen opende, zodat ik kon binnenkomen en Zijn tegenwoordigheid kon zien en weten dat Hij hier is. Amen en Amen!
206 Laten we nu gewoon onze handen opheffen en Hem aanbidden terwijl wij het zingen. Glorie voor God! Dank de Here Jezus Christus voor Zijn goedheid en genade! God zegene u.