Wanhoop
Door William Marrion Branham1 Laten we nu blijven staan terwijl wij ons hoofd buigen. Here Jezus, we komen gewoon 'gelovend alleen'. U hebt ons gezegd slechts te geloven en we geloven nu. En wij danken en prijzen U voor wat we reeds gehoord en gezien hebben, wat ons geloof verankert. We danken U, dat we opnieuw de mogelijkheid hebben om te komen, om degenen die noden hebben te dienen. En ik bid U, o God, om in onze noden vanavond te voorzien, naar Uw belofte. We vragen het in Jezus' Naam. Amen.
2 We zijn erg gelukkig dat we vanavond weer het voorrecht hebben naar de tabernakel te komen met het Evangelie van de opgestane Here Jezus. Ik ben alleen even een beetje laat. Ik had net een bijzonder spoedgeval uit Michigan. En de Here heeft daarin zojuist een geweldig iets voor ons gedaan. O, hoe dat Hij alles weet. U hoeft het Hem niet te vertellen, Hij weet het, zie. Hij weet precies wat Hij moet doen. Wij zijn erg dankbaar. De mensen hebben de hele dag gereden om hier te komen en daar zijn we zo dankbaar voor.
Nu, vergeet niet de... Draait de band? [Broeder Neville zegt: "Dat daar is het lichtknopje." – Vert] Oh, de lichtschakelaar. Ik begrijp het.
Vergeet u de diensten niet van de komende week: woensdagavond en de volgende zondagmorgen en zondagavond. Als u in de buurt bent... ik weet dat ze blij zullen zijn u hier te hebben. En nu, bid voor mij als ik ergens anders heen op weg ga. Ik hoop gauw weer terug te zijn.
3 Ik wil u allen danken voor uw vriendelijkheid en de aandenkens en voor alles wat u voor mij hebt gedaan. Een broeder heeft me net een nieuw kostuum gestuurd vanuit een kleine gemeente in Georgia. En die mensen... Het is gewoon fantastisch. En ook wil ik de mensen uit Kentucky bedanken, waar ik vorige week op vakantie was. En voor alles wat de Here daar voor ons deed, door de grote machtige hand die we Hem zagen uitstrekken en wat Hij verrichtte.
4 We vertrouwen u heel spoedig weer te zien. Zo gauw als ik weer terugkom deze kant op, op weg naar New York voor de samenkomsten die in de "Stone Church" worden gehouden bij broeder Vick. We beginnen daar geloof ik op 12 november. We komen hier dan een paar dagen voor die tijd langs. Daarna komen we hier op de terugweg weer langs, als we naar Shreveport, Louisiana, gaan, bij broeder Jack Moore. Dat is op Dankdag, de week van de Dankdag daar in Shreveport. Het staat op het mededelingenbord, denk ik, daar achter bij de bekendmakingen.
5 Na de Kerst hopen we bij enige vrienden in het Zuiden te zijn en in januari zullen we in Phoenix zijn. Daarna wachten we op de aanvragen om "overzee" te gaan, zodat we de samenkomsten daarvoor kunnen regelen. Ze zijn er deze afgelopen maand mee bezig geweest. Broeder Borders is aan het corresponderen voor een complete wereldtournee, die begint zo gauw als we het gereed kunnen krijgen. Maar we moeten op bepaalde omstandigheden wachten.
6 De mensenmassa's zijn daar zo groot, dat we ze niet in gebouwen kunnen onderbrengen. We moeten ze gewoon op de grond laten zitten. Soms loopt het aantal zo hoog op, dat het bijna ongelooflijk is; soms zijn er wel vijfhonderdduizend. Dat is een half miljoen mensen in één enkele samenkomst. Niet hoeveel mensen gedurende een aantal dagen in totaal de samenkomsten bijwonen, maar in één enkele samenkomst. Weet u, gewoonlijk tellen evangelisten hoeveel mensen er gedurende zes weken aanwezig waren. Ziet u? Wij tellen alleen hoeveel er die dag zijn, die ene keer. En dan is er soms geen plaats om hen een zitplaats te geven, weet u, dus moeten zij ze wel buiten op de grond laten plaatsnemen. Dan moeten we de jaargetijden nemen, dat het er niet regenachtig is en stortregent en dat die arme mensen daar dan buiten zouden zitten. Ik heb daar vrouwen zien zitten met hun haar gewoonweg verregend, keurig geklede mensen, die gewoon de hele dag in de regen zitten. Die zitten daar gewoon, terwijl het stortregent, onweert en weerlicht. Stormen waaien en zij zitten daar maar, tegen elkaar aan zwaaiend, heen en weer, wachtend totdat je komt om voor hen te bidden. U weet dat God zulk geloof beloont. Dat doet Hij!
7 U moet iets doen dat God zal belonen. Ziet u? U moet Hem tonen... De mensen die alles zo gemakkelijk aangeboden krijgen, die doen er gewoonlijk niets voor. Ziet u wel? U moet... De gave is om niet, dat is waar, maar toch moet u...
8 Het schijnt dat – u weet wel hoe ze dat zeggen – als je geboren bent met een zilveren lepel in je mond [Een Amerikaans gezegde voor iemand die rijk en dus zonder geldzorgen geboren is – Vert], je er dan geen waardering voor hebt. U hebt die uitdrukking wel eens gehoord. Maar als je ergens voor moet werken, heb je er ook waardering voor.
9 Nu, u mensen met de bandopnames daar, ik wil dat... Ik geloof dat ik nu... De boodschap van vanmorgen was voor mij het hoogtepunt van mijn gehele bediening; deze morgen, zie, de belangrijkste boodschap van mijn gehele bediening. Eens zal ik u vertellen hoe het allemaal zo gekomen is. Ik weet dat alles maanden en maanden en maanden lang naar die ene boodschap heeft toegewerkt, doorgaand om tot die plaats te komen. Dat was de afsluitingstijd ervan, ziet u. En het is een...
10 Nu, ik ben zeker, of ik hoop dat u begrepen hebt, wat het Teken inhoudt. Het teken is de betuiging dat het bloed is aangebracht. Dat de prijs, die gevraagd werd, die door God werd vereist, door Jezus is betaald, door het storten van Zijn eigen bloed. Dat heeft Hij gedaan. Vanuit Zijn leven dan kwam de Heilige Geest. En wanneer het bloed bij u is aangebracht, is de Heilige Geest het teken, dat uw prijs is betaald. God heeft u aangenomen en dat is het teken. Onthoudt u het goed: dat is het teken. Nu, er zijn veel mensen, die niet... zij weten niet wat dat teken is, zie. En je moet het zo brengen, alsof niemand er iets van weet, ziet u, zodat ze het allemaal zullen begrijpen.
11 Net als bij het prediken over redding. We moeten over redding prediken op een manier, alsof het voor iedereen is, hoewel we weten, dat het dat niet is. We moeten Goddelijke genezing prediken voor iedereen, en toch weten we, dat het zo niet is. Ziet u? Jezus kwam om diegenen te redden die in het Boek der Verlossing stonden, voor de grondlegging der wereld. Hij kwam alleen om hen te redden. Wie het zijn, ik weet het niet. Maar u... Niemand kan geloof hebben tenzij u zegt dat het is 'voor elk die wil'; en het is zo, niemand kan komen tenzij God hem geroepen heeft. Dat is waar. Dus zijn er vele mensen die niet gered zullen worden, dat weten we. God wist van voor de grondlegging der wereld, dat ze niet gered zouden worden.
12 Er zijn er velen die niet genezen zullen worden, velen. Ze kunnen het gewoon niet pakken. Ze weten niet wat het is. En velen zullen wèl worden genezen. Maar wij prediken het zo, dat het voor iedereen is, omdat we niet weten wie die persoon is; dat weten we gewoon niet. Maar dat is "ieder die wil". Maar sommige mensen kunnen dat geloof gewoon niet pakken.
13 Nu, hetzelfde is het met dit teken. Het teken; we hebben de hele weg in de predikingen naar het teken toegewerkt, maar nu is het de manifestatie van het teken, ziet u.
14 Nu, we hebben het soms aangenomen... De Lutheranen namen aan dat het het aanvaarden van het Woord was, het aannemen van Christus als persoonlijke Zaligmaker. De Methodisten zeiden: "Als je blij genoeg wordt om te gaan juichen, dan is dat het." De Pinkstermensen zeggen: "Spreek in tongen en u hebt het." En we ontdekten dat het allemaal verkeerd was. Het teken is het teken. Het is u en Christus als personen tezamen. Ziet u? Het is de Heilige Geest, Zijn leven in u, Zijn leven dat door u heen werkt. En het is voor de rijke, de arme, of voor wie het maar wil ontvangen. Nu bedenk, het teken is wat u...
15 Als u naar het station gaat en u koopt uw kaartje, dan wordt er een prijs betaald. Zeg dat het vijftig cent kost om met deze bus of deze trein van hier naar Charleston, Indiana, te reizen. Het kost vijftig cent. Welnu, de maatschappij geeft een teken uit. Zie? Wat u nu doet, is dat u er heengaat of iemand anders, en u betaalt uw reissom: vijftig cent. Zij geven u dan een bewijs, dat u het recht geeft in die trein te zitten tot op de plaats van bestemming, waar die trein ook heengaat. Dat geeft u... Dat is een teken.
16 Nu, in dit geval was het bloed het teken. Het moest letterlijk worden aangebracht, want het was alleen maar die scheikundige stof die ze hadden. Want het was het bloed van een lam, van een dier, bloed van een lam. Dus het leven dat in het bloed was, dat leven was er uitgegaan. Het bloed was vergoten. Zie? Het leven ging eruit, maar dat leven kon niet op de gelovige terugkeren, omdat het van een dier was. Het sprak alleen van een goed geweten, dat er Iemand zou komen, Die een volmaakt offer was. En om het volmaakt te doen zijn, werd de Rechter, de God des hemels zèlf, tot slachtoffer, Rechter, Jury en Advocaat. Zie? Hij werd het offer en toen vloeide Zijn leven uit Hem, wat God was... En waar het Woord spreekt van: "En Ik zal hun eeuwig leven geven", staat in het Grieks... (ik weet dat ik tot geleerden spreek; ik zie er hier twee of drie) in het Grieks staat hier het woord: 'Zoë', z-o-e, wat de Griekse uitdrukking is voor: "Gods eigen leven." "En Ik zal hem geven ZOE, Mijn eigen leven." Christus en God waren Eén!
17 Dan is het leven dat in Christus was, de Heilige Geest; niet een derde persoon, maar dezelfde Persoon, die in de vorm van de Heilige Geest op u komt als een teken, dat voor uw leven en uw overtocht is betaald. U bent aangenomen. Totdat dat teken komt, wordt u niet toegelaten op de hoofdweg, hebt u geen toegang tot de busdienst. U krijgt geen toestemming om binnen te gaan totdat u dit teken kunt laten zien en dat teken is uw kaartje. Het toont aan, dat het bloed is gestort en op u is aangebracht, dat de prijs op u aangebracht is. En u hebt het teken, dat het bloed op u is aangebracht en dat u bent aangenomen. Kunt u het nu vatten? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Oh, my! Oh!
18 Nu, niet een bepaald bewijs. Ziet u? U zegt: "Broeder Branham," (ik kan het in uw gedachten aanvoelen, ziet u), "hoe zal ik het dan weten?" Kijk! Wat wás u, en wat bént u? Dat is hoe u het weet. Wat was u voordat dit teken werd aangebracht? En wat bent u, nadat het is aangebracht? Wat waren uw verlangens voorheen en wat zijn uw verlangens sindsdien? Dan weet u of het teken is aangebracht of niet. En deze andere dingen gaan daar gewoon automatisch mee samen. Zie?
19 Zoals er over wordt gepraat en men zegt: "Tongen is het bewijs." Wel, ik kan een paar schoenen kopen, maar de lip [In het Engels is "tong" ook de lip van een schoen – Vert] is niet de schoen. Het hoort gewoon bij de schoen, ziet u. Het hoort bij de schoen. Ziet u? Nu, hetzelfde is het geval met het teken. Het teken is Christus. Maar het spreken in andere tongen, het uitwerpen van duivelen, en al deze dingen te doen, en te prediken en wat het ook is, het is het bewijs dat het er is, dat is waar, maar het is het niet zelf. Het is er een gave van. Als ik u vertelde dat...
20 Als u zegt: "Ik wil ú hebben, broeder Branham", en ik geef u een geschenk, wel, dan ben ik dat niet. Dat is mijn gave. Tongentaal is een gave van de Heilige Geest, niet de Heilige Geest Zelf. Het is een gave van de Heilige Geest.
21 En de duivel kan elk van deze dingen nabootsen. Maar hij kan niet de Heilige Geest zijn. Hij kan deze gaven nabootsen, maar hij kan niet de Heilige Geest zijn. En de Heilige Geest is het teken dat het bloed is aangebracht, omdat het volgt op het bloed, helemaal vanaf het Boek der Verlossing. Ziet u het? Dat was het doel van Zijn komen. Dat volgde Hij in ieder tijdperk. In elk tijdperk is Hij dat gevolgd, om er op toe te zien dat het werd voortgebracht. En zij konden zonder ons niet tot volmaaktheid komen. En nu bezoekt de volle Heilige Geest de gemeente, wat God in menselijk vlees plaatst, zoals Hij deed voordat Sodom destijds verbrandde, wat een beeld was. Toen is Hij aan Abraham verschenen.
22 Alle dingen die Hij niet gedaan heeft gedurende de gemeentetijdperken, doet Hij nu. Terug naar het Woord, want de boodschappen, en de boodschappen, en de boodschappen moeten worden geplaatst en uitmonden in het gehele Woord. En in de laatste dagen, als de zeven zegels zijn geopend, dan moest alles wat achtergelaten was, opgepakt worden om het alles samen te voegen in één geweldig groot lichaam van de bruid. Omdat degenen die toen leefden niet volmaakt waren, totdat déze gemeente nu volmaakt wordt, deze bruidsgroep in de laatste dagen, om hen binnen te brengen, waarna ze allen samen worden opgenomen. Zie?
23 Het teken, Jezus Christus, de Heilige Geest, is in ons midden. Daar behoorden we ontzag voor te hebben. We kunnen onszelf niet genoeg verootmoedigen. Uw schoenen uitdoen en op uw knieën gaan, zou niet afdoende zijn; het zou niet volstaan, het zou niet toereikend voor ons zijn; maar wel een leven dat de vruchten van de Geest voortbrengt.
24 Nu, wat is de vrucht van de Geest? Zie? Liefde, blijdschap, vrede.
25 Herinnert u het zich vanmorgen? De voorbereiding: Hij zond de boodschapper met de boodschap. Het volgende wat Hij deed, nadat Hij de boodschapper met de boodschap had gestuurd, was het zenden van de Vuurkolom als bevestiging. En wat daarop volgde was vertroosting. Ziet u? Toen wist u dat het goed was; u had vrede. We hebben vrede met God door de Here Jezus Christus.
26 Nu, vanavond gaan we bidden voor de zieken en ik geloof dat ze avondmaal hebben. Hebt u ook een doop, doopdienst? [Broeder Neville zeg: "Nee." – Vert] Alleen avondmaal, avondmaal. En we willen dat u blijft voor het avondmaal. Binnen vijfendertig of veertig minuten proberen we klaar te zijn en gereed voor het avondmaal.
27 En nu, morgen is het de 'Dag van de arbeid', dan kunt u dus een beetje uitrusten. Nu, ik zei dat we dat van plan waren. Ziet u? We weten niet hoe laat. Ik wil er zeker van zijn dat dit duidelijk is.
28 Vanmorgen hadden we (ik vertelde het u, omdat ik zolang niet bij u ben geweest), hadden we alweer een boodschap die twee of drie uur duurde. Toch was ik nog maar net begonnen en ik dacht dat ik het vanavond zou vervolgen, maar het was gewoon te geweldig. Ik weet niet of de mensen het begrepen hebben of niet. Ik hoop van wel, overal. Hopelijk zijn er enige goede banden van gemaakt, zodat het uitgedragen kan worden, omdat ik geloof dat van al de boodschappen die ik ooit gebracht heb, deze onvoorwaardelijk door God beschikt was. Afgezien van de normale opdracht, zoals de zeven zegels en zo, wat direct het Woord van God was. Maar ik heb het nu over het prediken van een boodschap. Ik geloof dat déze het was die noodzakelijkerwijs de zegels moest volgen.
29 Nu, let op wat er na de zeven zegels is gekomen: het verenigen van de mensen, tekenen van eenwording, het rode licht dat opflikkert in de laatste dagen; het teken dat de vrouwen knapper worden en wat de mannen zouden doen; al deze tekenen van de Heilige Geest die erop wijzen. En dan komt het regelrecht terug tot de afsluiting van al deze boodschappen sinds de zeven zegels. Het vindt zijn afsluiting in dit ene: het teken, dat het in orde is met ons, zie. Laten we ons onderzoeken en zien of we in het geloof zijn.
30 Nu, de Here zegene u. En nu, voor we de Bijbel openslaan, om voor de zieken te gaan bidden... Vanmorgen vroegen we hoevelen voor wie gebeden werd vorige zondag, deze week al genezen waren. Bijna iedereen hier stak zijn hand op. Dat was in de avondsamenkomst van vorige zondag. Dat is heel wat, dat begrijpt u. Het is iets wat ik voor mezelf opmerk.
31 Er was een jongetje, werd me net verteld, dat hierheen was gekomen uit Chicago. Een kleine dame.... Is dat mevrouw Peckinpaugh, Peck... mevrouw Peckinpaugh uit... een erg fijne Christenzuster. En ze bracht iemand mee, een kind, naar ik heb begrepen, een jongetje of zo, waarvan de doktoren zelfs niet wisten wat er aan mankeerde. Zijn longen waren zo slecht, dat ze hem niet naar school konden sturen, of wat ook. Hij was er heel erg slecht aan toe. En de Heilige Geest sprak direct na de prediking tot dat jongetje, riep hem, vertelde hem zijn toestand en zo en sprak zijn genezing uit. Deze week nam zijn moeder, of zijn ouders of wie het ook was, hem mee terug naar de dokter. En de dokter zei dat hij een nieuw stel longen had gekregen, ziet u, een nieuw paar longen. En naar ik begrijp, hebben de ouders of iemand anders interlokaal gebeld of zo, om het de gemeente te laten weten. Zie?
32 Nu God, de Schepper, kan een stel longen maken. Ik geloof stellig dat we aan de vooravond staan van een van de machtigste dingen die de aarde ooit zag, sinds de dagen van de Here Jezus. Zie? Zie? Maar nu kunnen we het slechts kennen als... het zal zo nederig zijn. Zie? Want, ziet u, wat de mens geweldig noemt, noemt God een gruwel. Maar wat de mens dwaas noemt, dat noemt God geweldig. Nu let op, het zal zo in nederigheid zijn dat het u nooit zal ont... dat het u zal ontgaan als u daar niet het teken hebt om het te onderzoeken, ziet u. Zie?
33 Wie zou ooit gedacht hebben dat de bergen sprongen als kleine rammen en de bladeren in hun handen klapten, toen een profeet uit de woestijn kwam; wat gesproken was door Jesaja, twaalfhonderd... of zevenhonderdtwaalf jaar tevoren. Bakkebaarden over zijn hele gezicht, en met een stuk schaapsvacht om, niet eens een preekstoel om van te prediken. Verbannen uit alle kerken, staande op de oever van de Jordaan en "Bekeert u!" roepend. Hij noemde de mensen een stelletje adders, slangen. Maar dat is wat God zei, dat wanneer Hij zou komen, de bergen zouden springen als rammen. Zie? En de zachtmoedigen zagen het en waren verblijd.
34 Hoe konden ze begrijpen dat die grote Messias, van wie vanaf het eerste begin van het Boek geprofeteerd was – in Genesis – dat Hij zou komen als Verlosser. Hoewel alle offers, alle profeten en al het andere op Hem wees, werd er, toen Hij kwam, verondersteld dat Hij buitenechtelijk geboren was! Een vader die zelfs niet getrouwd was met Zijn moeder, zoals men veronderstelde. En de vrouw bleek in verwachting te zijn van het kind, nog voordat ze getrouwd waren. En kwam uit zo'n... geboren in een stal... Tenminste, er staat 'stal' in de Bijbel. Maar in die tijd was eens stal een grot in de rotswand. Ik heb eens zoiets gezien, terwijl ik aan het jagen was in Arizona. Er was daar een stal onder een uitstekende rots. Onder die omstandigheden werd Jezus geboren: achterin die kleine rotsstal in een kribbe met hooi en stro, in een koeienstal, waar vee in stond.
35 Hij werd grootgebracht als timmermansknecht. Hoe kon dat de machtige Jehova zijn? Maar Hij was het. Hij was het. Zie? Een heel vreemd soort Iemand. Maar o, toen Hij nog maar een jongen was, verbaasde Hij de priesters door Zijn kennis van het Woord. Hoe kwam dat? Omdat Hij het Woord wás! Ziet u? Hij was het Woord. Hij heeft nooit een boek geschreven. Nooit schreef Hij een woord. Het enige woord dat Hij ooit geschreven heeft, vermoed ik, wiste Hij uit in het zand, toen er eens een vrouw betrapt was op overspel. Hij heeft nooit een woord geschreven. Waarom niet? Hij was het Woord. Ziet u? Hij was het Woord. Hij hoefde het niet te schrijven; Zijn leven beeldde het uit. Hij was het Woord. "Indien Ik niet doe de werken Mijns Vaders, zo gelooft Mij niet." Als Ik niet precies doe wat het Woord zegt, dat Ik zou doen, dan ben Ik het Woord niet. Dat bedoelde Hij. Hij is het Woord.
36 Nu, bereid u voor op de komende genezingsdienst en het avondmaal. Wij zouden blij zijn als u bij ons zou kunnen blijven. Als u dat niet kunt, zullen we gauw sluiten.
37 Vergeet niet om voor mij te bidden en voor mijn vrouw, de liefste vrouw in de hele wereld, en voor mijn kinderen. En nu, ik heb ze opgeëist, allemaal, voor de Here Jezus.
38 Nu, Becky is net op de leeftijd van een kleine "Ricketta", weet u wel, gewoon een kleine "bakvis", zoals we dat vroeger noemden. Ze is net op die leeftijd. Maar ze is een heel lief meisje, daar dank ik de Here voor; ze rookt niet, drinkt niet, gaat niet uit, niets. Maar ze is net op die leeftijd... ze is zorgeloos. Ze wil niet naar de kerk, en als ze gaat dan zit ze daar achteraan en kauwt op kauwgum, staat op en loopt naar buiten... Ik wil haar vervuld zien met de Heilige Geest...
39 Ik wil Jozef zo zien. Ik geloof dat op een of andere dag, wanneer ik niet meer naar deze preekstoel kan lopen, ik deze oude versleten Bijbel zal nemen, die aan hem overhandigen en zeggen: "Jozef, blijf daar bij, zoon." Dan ben ik gereed om hoger te klimmen. Ik wil ergens een windvlaag horen, opkijken, met mijn hand wuiven, en vertrekken.
Laten we bidden.
40 Vader, God, ons gehele leven is Daarmee verweven, want Dat zijt Gij; Gij zijt ons leven. Er zijn hier zelfs enigen, Heer, die het teken hebben, waar ik over sprak. Ze hebben dat teken in bezit gehad, en toch zijn ze ziek. En vanavond wil ik spreken over hun bemoediging, om hen aan te moedigen om die rechten te nemen die God hen gaf. Zij hebben het recht om die duivel te verslaan. Hij is reeds verslagen en hij overbluft hen alleen maar. Ik eis ze op, Vader.
41 Help me nu om het Woord te spreken. Spreekt Gij door me heen, Here, via deze paar aantekeningen en kleine Schriftgedeelten die ik hier heb opgeschreven. Ik bid dat U mij helpt, Here. Kom in Uw Woord en schenk hen geloof tot eer van God. Dit bid ik U in Jezus' Naam. Amen.
42 Nu snel, ik wil dat u in uw Bijbel het boek Jeremia opslaat, het negenentwintigste hoofdstuk, als u wilt meelezen. Of, zo niet, noteert u het gewoon. Jeremia het negenentwintigste hoofdstuk. En we zullen beginnen bij het tiende vers van Jeremia, het tiende vers van hoofdstuk negenentwintig. Ook zullen we lezen uit Lukas, het zestiende hoofdstuk, vanaf het veertiende vers.
43 Nu, ik zal u mijn tekst geven, terwijl u het opslaat. Mijn tekst vanavond is: Wanhoop. En ik... Wanhoop, en, nu, u weet wat wanhoop is. We zullen nu lezen in Jeremia, het negenentwintigste hoofdstuk, vanaf het tiende vers.
Want zo zegt de HEERE: Voorzeker, als zeventig jaren te Babel zullen vervuld zijn, zal Ik u bezoeken, en Ik zal Mijn goed woord over u verwekken, u terugbrengende tot deze plaats.
Want Ik weet de gedachten, die Ik over u denk,... (Is dat niet lieflijk?) spreekt de HEERE, gedachten des vredes, en niet des kwaads, dat Ik u geef het einde en de verwachting.
Dan zult gij Mij aanroepen, en heengaan en tot Mij bidden; en Ik zal naar u horen.
En gij zult Mij zoeken en vinden, wanneer gij naar Mij zult vragen met uw ganse hart.
En Ik zal van u gevonden worden, spreekt de HEERE, en Ik zal uw gevangenis wenden, en u vergaderen uit al de volken, en uit al de plaatsen, waarheen Ik u gedreven heb, spreekt de HEERE; en Ik zal u terugbrengen tot de plaats van waar Ik u gevankelijk heb doen wegvoeren. (Terug naar Pinksteren!... Dat zei ik er zelf bij; dat staat er niet. Dat bedoelde ik te zeggen tegen de gemeente.)
Lukas 16, te beginnen bij het vijftiende vers, of het zestiende vers:
De wet en de profeten zijn tot op Johannes; van die tijd af wordt het Koninkrijk Gods verkondigd, en een ieder doet geweld daarop.
"Een ieder dringt zich erin." Niet er gewoon op uw gemak binnenwandelen, maar er moet binnengedrongen worden. Ziet u? Nu, "Wanneer gij naar Mij vraagt met uw ganse hart, dan zal Ik gevonden worden."
44 En Hij beloofde dat Hij zou wederkeren en dat Hij het volk dat verstrooid was over de hele aarde, na deze zeventig jaar weer terug zou brengen naar Jeruzalem, waar ze vandaan kwamen. En zo deed Hij het ook precies. Dat is waar.
45 We zullen nu enkele ogenblikken spreken over Wanhoop. Gewoonlijk is er een noodtoestand voor nodig om ons tot wanhoop te brengen. Het is al te erg dat het zó moet gebeuren. Maar mensen zijn zo nalatig van geest, dat er een noodtoestand voor nodig is. Er gebeurt iets en wanneer dat plaats vindt, brengt het hen tot die wanhoop, en echt, als het zover komt, dan brengt die wanhoop tevoorschijn wat u eigenlijk bent. In tijden van wanhoop komt tevoorschijn uit welk hout u gesneden bent. Het brengt gewoonlijk alle goede eigenschappen die in u zijn naar boven.
46 In tijden van doodsnood heb ik mensen gehoord, die wisten dat ze stervende waren. En in wanhoop probeerden ze dingen te bekennen, die ze hun hele leven geheim hadden gehouden. En dat ze het probeerden en zeiden: "Neem dit... en... maak het in orde. Ja!... alstublieft ga... Doe het!" Ziet u? In wanhoop. Ze hadden dat eerder moeten doen en niet moeten wachten tot de tijd van hoge nood. "Zou u dit en dat voor mij willen doen?" De noodtoestand bracht wanhoop, terwijl we het behoorden te hebben gedaan zonder die nood.
47 Nu, we moeten er vanavond op letten, dat we de symbolen van het Pascha zullen gaan nemen. En het Pascha werd genomen in een noodsituatie, in tijden van wanhoop. U ziet in Exodus, hoofdstuk twaalf, het elfde vers van het twaalfde hoofdstuk is het geloof ik, daar staat: "Aldus zult gij het Pascha eten, uw schoenen aan uw voeten, met uw lendenen omgord en uw staf in uw hand..." Zie, u eet het in wanhoop.
48 Zij hadden de machtige hand Gods gezien. Zij hadden al Zijn wonderen gezien en toen kwamen zij onder het merk van het teken. En terwijl zij onder het merk van het teken waren, hadden zij in wanhoop het avondmaal gegeten, want zij wisten dat God op dat moment op het punt stond om met oordeel toe te slaan.
49 Een bange tijd was het. Het was een tijd waarin ieder mens zichzelf onderzocht, want het Woord van de profeet had niet éénmaal gefaald! Het was bewezen waar te zijn. Wat hij ook zei, het gebeurde precies op de manier dat hij gezegd had. De Vuurkolom was er nog steeds. En toen had de profeet aangekondigd, dat God alleen zou voorbijgaan wanneer Hij het teken aan de deur zou zien. Er was wanhoop!
50 Ik kan me de kinderen voorstellen, als ze die grote zwarte vleugels uit de hemel zagen neerkomen, zoals rook boven een stad blijft hangen, en er uit ieder huis geschreeuw klonk. Misschien zijn de kinderen wel naar hun vader gegaan en hebben ze gezegd: "Pappa, weet u zeker dat wij beschermd zijn onder het teken?" En dan kon hij naar de deur gaan en naar de posten en de bovendorpel kijken en zeggen: "Zoon, het is in overeenstemming met Zijn Woord."
"Denk eraan, dat ik uw oudste kind ben, pappa! Bent u er echt zeker van?"
51 "Ik ben er zeker van! Het is gedaan zoals de profeet ons verteld heeft en Hij heeft het Woord van de Here. Hij sprak: 'Wanneer Ik het bloed zie, zal Ik u voorbijgaan. Neemt u een lam voor uw huis.' Ik heb jullie allemaal naar binnengebracht, kinderen. Jij bent mijn oudste, mijn eerstgeborene, en die zijn het die daar buiten allemaal sterven. Maar hier is het bloed. Zo was het 'ZO SPREEKT DE HERE.' Wees dus gerust mijn zoon, wees gerust, want God heeft de belofte gedaan."
"Zeg eens pappa, waarom hebt u uw schoenen aan? Waarom heb u uw staf in uw hand? Waarom heeft u een stuk brood in de ene en een stuk lamsvlees in de andere hand? Waarom die bittere kruiden en zo? Waarom eet u het? Waarom loopt uw zweet u langs uw gezicht?"
"Zoon, de dood staat gereed om toe te slaan." Ziet u, het was in een tijd van wanhoop.
52 Nu, ik geloof dat we leven in dagen dat we... Of, anders, de tijd waarin we leven zou de gemeente volledig in wanhoop moeten brengen. Ik geloof dat het sinds de boodschap van God (niet van mij) vanmorgen, het deze hele gemeente tot wanhoop behoorde te brengen. We hebben lang genoeg gespeeld! We zijn lang genoeg naar de kerk gegaan. We moeten iets doen!
53 Hoe komt het dat we andere grote tekenen en wonderen kunnen zien gebeuren bij anderen, maar hoe staat het met ons? Het zou een toestand van wanhoop teweeg moeten brengen, zodat we vastbesloten zijn tegenover God. De tekenen van Zijn komst behoorden deze hele gemeente in wanhoop te brengen, wanneer we het in het Woord gelezen hebben. En de Heilige Geest zei ons: "Ga naar die en die plaats en dit en dat zal er gebeuren"; ons niet zeggend wát het was, maar dat het zou gebeuren. We gingen daarheen en het gebeurde precies zo. Het stond in de kranten en in de tijdschriften. De foto's stonden er in. We kwamen hier terug en zagen deze grote geheimenissen, verborgen in de Bijbel, wat ons een nieuw terrein ontsloot, dat we nooit tevoren gekend hadden, maar wat precies samenvloeit met de wederkomst van de Here Jezus.
54 Om dan aan het slot van deze boodschappen het werk van de grote Heilige Geest te zien; om Hem zichtbaar neer te zien komen voor de mensen. Zelfs dat er foto's van gemaakt worden. Om Hem aan het werk te zien, wat aantoont dat het niet een mens is, niet alleen maar een prediker, niet een bepaalde gemeente. Het is de Heilige Geest, Die dezelfde dingen laat zien die Hij deed toen Hij woning had gemaakt in het lichaam van Jezus Christus. Nu is Hij belichaamd in het lichaam van Zijn bruid. Het zou ons tot wanhoop moeten drijven.
55 Die mensen hadden de hand Gods gezien. Die avond van het avondmaal (Het Pascha) namen ze het in wanhoop, omdat ze wisten dat er iets op het punt stond te gebeuren. En wij weten ook dat er iets staat te gebeuren. En bedenk dat de komst des Heren een plotseling, heimelijk weggaan is. Hij zal komen en haar meenemen als een dief in de nacht. En te bedenken dat als er iemand... plotseling zijn er familieleden van ons weg en u bent achtergelaten. Het behoorde ons tot wanhoop te drijven, dat we toch, door Gods genade, niet achter zullen blijven. Als er iets is wat ik niet wil... Heer, laat mij niet achter.
56 Een paar dagen geleden hoorde ik Mel Johnson dat lied zingen:
Denk aan mij, als de tranen stromen, ja;
Denk aan mij, als vrienden verre staan,
En als ik deze Jordaan moet overgaan,
Wanneer U de namen afroept, gedenk mij.
57 En ik wil dat mijn naam geschreven staat in het boek des levens des Lams. Ik wil dat Hij mij gedenkt wanneer Hij de namen noemt. Het brengt mij tot wanhoop, zoals Paulus zei: "Opdat ik niet enigszins, daar ik anderen gepredikt heb, zelf verwerpelijk worde..." Het zou kunnen gebeuren. Dan brengt het me tot een toestand van wanhoop, wanhoop, als ik bedenk dat ik na al deze jaren van prediken tot een moment kan komen waar ik Hem teleurstel. Welke stap nu te nemen? Wat moet ik nu doen? En het brengt me in een nerveuze toestand, als ik me ga afvragen wat ik kan doen. Het werpt me door hoogten en diepten. En het is moeilijk, omdat ik, als ik bij mensen ben, terwille van allen, álles moet zijn, opdat ik er enigen voor Christus zou mogen winnen, nochtans altijd het teken voor mij houdend.
58 Ik zie dingen die gaan komen en je kunt ze niet aan de mensen zeggen. Je ziet verschillende dingen en het is je verboden... Die visioenen waar ze om vragen en soms zouden ze er spijt van hebben als je het hen werkelijk vertelde. En je weet wel beter dan om dat te doen. Soms ga je zo op in visioenen, totdat alles een visioen wordt. En dat brengt je in een nerveuze toestand. Je kijkt en zegt: "Ben ik nu in een visioen?" Zoals wanneer ik hier zit: "Is dit een visioen? Waar sta ik eigenlijk in werkelijkheid?" Je raakt overwerkt, je vraagt teveel van jezelf. Je ontdekt dingen van mensen die je wenste niet te weten. De mensen die deze dingen begeren, om deze dingen te weten, beseffen niet wat dit soort bediening kost. U weet niet wat er allemaal aan vastzit. Dan brengt het je tot wanhoop: "Here God, ik weet dat ik me zal moeten verantwoorden!"
59 Jack Moore zei eens tegen me: "Ik zou me niet graag verantwoorden op de dag des oordeels op de wijze dat u het zult moeten doen." Hij zei: "God heeft deze mensen in uw hand gegeven en u moet rekenschap afleggen voor ieder van hen. U zult verantwoording moeten afleggen voor uw bediening." Dat zal nu vijftien of misschien wel achttien jaar geleden zijn en sinds die tijd ben ik in wanhoop. Wat zal ik doen? Laat me alleen zeggen wat Gij zegt, Here. Laat me hen zeggen wat de waarheid is en anders niets. Het brengt mij tot wanhoop.
60 En als je dan deze tekenen ziet komen, en ziet hoe de Heilige Geest ons daarheen brengt, deze zegels naar voren brengt en ze er zo in past. Hoe Hij die gemeentetijdperken brengt en die er invoegt. Die dan ginds nederdaalt in een enorm grote Vuurkolom en Zichzelf openbaart. Die daarna nederdaalt voor het volgende gebeuren, voor de zeven zegels, en die hier openbaart. Het stond zelfs in de kranten en tijdschriften. Dan, hoe Hij komt en die engelen van God neemt, deze zeven engelen met zeven boodschappen en het precies bevestigde, zoals het in de Bijbel staat. Die dan gedurende die tijd komt en die zegels brengt... die tekenen, flitsen van de eindtijd, ze de mensen voorhoudt en hen vertelt wat het is, en alles erover en de Heer werkt daar, tonend dat Hij aanwezig is, zoals vanmorgen nog, dat Hij komt en vereist, dat het teken op ieder persoon is. En dan bent u mijn volk. U bent degenen die ik liefheb, dezen hier en degenen die naar de banden luisteren, enzovoort. Dan ziet u tot wat een wanhoop dit mij voert.
61 Wanhoop. De tekenen van Zijn wederkomst zouden ieder lid van het lichaam van Christus nu tot wanhoop moeten leiden, vanwege onze zielen, met betrekking tot ons welzijn in wat hierna komt. Wel, wat hebben wij er aan, al winnen we de hele wereld? Waar leven we voor? Waar werkt u voor? Waarom eet u? Waar strijdt u voor? Om te leven... Waar leeft u voor? Om te sterven. En u bent niet in de juiste toestand om te leven totdat u in de juiste toestand bent om te sterven. Dat is waar.
62 We zien zoveel wonderen van genezing; het zou ons in wanhoop moeten brengen.
63 Als die kleine jongen... Kijk ik nu naar mevrouw Peckenpaugh? Is dit mevrouw Peckenpaugh? Bent u degene die het jongetje hier bracht of zo? Wel, dan zit daar de dame waar ik het zojuist over had. Ik keek toevallig daarheen en zag haar zitten.
64 Als God dat voor een jóngetje kan doen, dan behoort dat u tot wanhoop te brengen.
65 Een man uit New Albany – hij zou hier kunnen zijn vanavond; hij is bevriend met mijn broeder Roberson – had hier een kleine jongen bij zich. Ik geloof dat z'n vrouw eens kanker heeft gehad en genezen werd. En nu heeft dat jongetje wel zo erg astma gekregen, dat hij in een ernstige toestand is. Kleine kerel, heeft bijna zelf kanker in zijn keel. Hij bracht het jongetje (ja, ik zie dat hij zijn hand opsteekt daar achterin) en er werd voor hem gebeden vanmorgen. Ziet u?
66 Wanhoop! Toen zijn vrouw op het punt stond te sterven aan kanker, wist hij dat God haar zou kunnen genezen. Als God háár kon genezen, dan kon God ook de jongen genezen. Het brengt het tot een staat van wanhoop. Zie? U moet komen, en wanneer u wanhopig bent, dan gaat God naar u luisteren. Maar als u gewoon traag en lui bent en er niet om geeft of Hij het nu wel of niet zal doen, dan ligt dat wat anders. U zégt wel dat u er wat om geeft, maar er is wanhoop voor nodig om het te bewerken.
67 De reden waarom ik geloof dat we geen wanhoop bezitten, is, omdat het ontbreekt aan liefde, aan de liefde van God. Ik geloof dat de liefde van God wanhoop veroorzaakt. Wanneer God in u leeft en het teken in u is, en u de toestand ziet van de tijd, en dat de mensen rondwaden in de zonde, zoals ze dat doen, dan zal het u tot wanhoop brengen. Ik geloof dat het dat zal doen.
68 Het Woord van God zegt heel duidelijk (als u het wilt opschrijven, het staat in Galaten 5:6), dat geloof werkt door liefde. Zie, geloof werkt door liefde. En de enige manier waarop u geloof kunt hebben, is door eerst liefde te hebben. Want, uiteindelijk, is het geloof de aansporing van liefde. Een aansporing, dat is precies wat geloof is. Het is een aansporing tot liefde. Nu, u, als u geen liefde hebt, kunt u geen geloof hebben. Zie?
69 Hoe kunt u nu geloof in uw vrouw hebben, als u haar niet liefhebt. Dat is dan bij de Fileo liefde. Nu, hoe is het dan met de Agapè liefde tot God? Hoe zou dat er kunnen zijn als u God niet liefhebt? Als u vertelt dat u van uw vrouw houdt en haar dat dan nooit zegt, en u er nooit eens bij gaat zitten om haar te beminnen, om het haar te vertellen, om haar te kussen, haar te omhelzen en haar te vertellen dat ze de beste kokkin van het land is en alles wat u nog meer weet, hoe knap ze is, hoeveel u van haar houdt; als u dat niet doet, dan zal ze het nooit weten. Dat is de manier. Als u van haar houdt, dan brengt u het ook tot uitdrukking.
70 Dat is ook de wijze waarop we het doen ten opzichte van God. Wanneer we Hem liefhebben, dan zeggen we het Hem. We zetten ons neer en aanbidden en vereren Hem. Ziet u, liefde dringt ons daartoe.
71 Nu, als er iets moet worden gedaan voor uw vrouw, wel, dat zou u tot wanhoop brengen om het gedaan te krijgen. Stel u voor dat iemand zegt dat uw vrouw kanker heeft. Of dat iemand zegt dat uw vrouw TB heeft en op het punt staat te sterven? U zou gewoon alles willen doen. Zie, het zal u tot wanhoop brengen.
72 En zo is het daar mee. We moeten liefde hebben, voordat we geloof kunnen hebben. En geloof... Wanneer we echte liefde bezitten, wat gaat dat doen? Het duwt ons geloof naar de vuurlinie voor God. Waarachtige goddelijke liefde voor God, voor Zijn Woord en voor Zijn volk, zal het geloof daar naar voren dringen. Liefde grijpt het geloof gewoon vast, en dan: "Kom op, laten we gaan!" En daar komt het naar voren, want dat is wat liefde doet.
73 In Johannes 14:23 zei Jezus: "Zo iemand Mij liefheeft, die zal Mijn Woord bewaren." Nu, u kunt Zijn Woorden niet houden, zonder geloof te hebben in wat Hij gezegd heeft. Zo ziet u, als iemand God liefheeft, dan houdt hij zich aan Gods Woord. Als Hij heeft gezegd: "Ik ben de Here, uw Heelmeester", dan gelooft hij dat. Liefde maakt dat hij dat gelooft, want de liefde overheerst alles. "Al ware het dat ik de talen der mensen en der engelen sprak en de liefde niet had, zo ware ik niets. Zie? Al ware het dat ik al het geloof had zodat ik bergen verzette en de liefde niet had, zo ware ik niets." Liefde overheerst alles, want God is liefde, een God der liefde. Nu, zeker! Als... Jezus zei: "Zo iemand Mij liefheeft, die zal Mijn Woord bewaren."
74 We weten dat het waar is, dat God een wanhopige ziel tegemoet zal treden. Dat weten we allemaal. Maar er is meestal iets voor nodig om ons daartoe te drijven, tot die wanhoop; tot wanhoop. Daar is iets voor nodig.
75 We ontdekken in Jakobus 5:16, dat de Bijbel zegt, dat het krachtige, vurige (dat is wanhopige)... het krachtige, vurige gebed van een rechtvaardig mens veel vermag. Wanneer een rechtvaardig man, een goed man, in barensnood komt (of zielenood, of barensnood, een van beide. Ik denk dat zielenood een beter woord is. Barensnood of zielenood, hoe u het ook wilt noemen), maar wanneer een ziel in wanhoop komt, in barensnood, dan gaat een vurig, krachtig gebed van iemand die het teken kan laten zien, iets teweeg brengen. Zie?
76 Let op wat de Bijbel hier ook nog zegt in Jakobus 5:16: "Belijdt daarom elkander uw zonden", maak het in orde, maak u gereed. "Belijdt elkaar uw fouten", opdat u geen zonden drukken. Vraag mensen om voor u te bidden, waarbij we onze fouten aan elkaar belijden en de een voor de ander bidt. Zo moet het zijn. Met liefde, liefde, zodat ik vertrouwen heb om aan u mijn fouten te belijden. U kunt uw fouten aan mij belijden, en ik heb u genoeg lief om voor u te bidden en u bidt voor mij. En we zullen daarbij blijven met een krachtig, vurig gebed, totdat het beantwoord is. Dat is wanhoop. Zo zouden we het altijd moeten hebben.
77 Laten we daar nu voor de volgende vijftien minuten, zo de Here wil, enige schriftuurlijke voorbeelden van geven, uit dat wat gebeurd is.
78 Jakob was iemand die aanvankelijk een wat zorgeloze jongen was, die echter innerlijk wist dat het eerstgeboorterecht alles voor hem betekende. Het kon hem niet schelen hoe hij het moest bemachtigen, als hij het maar kreeg. En nadat hij het verkregen had, dacht hij dat alles in orde was, omdat hij dat geboorterecht had. Hij dacht dat de zaak nu voor elkaar was. Hij ging naar zijn broer toe, toen deze hongerig was. Ezau kwam uit het veld waar hij met het vee bezig was geweest en op herten had gejaagd. En zijn broer... En nu had hij behoefde aan een grote pot linzenmoes (wilde erwten en dat soort zaken door elkaar). Iets wat er best verleidelijk zal hebben uitgezien, voor een man die hongerig is, na een hele dag gelopen te hebben. Hij zei: "Ik val bijna flauw. Geef mij daar toch wat van."
Jakob zei: "Nou goed, als jij zweert dat ik het eerstgeboorterecht krijg..." Het kon hem niet schelen hoe hij dat gedaan kreeg, als hij het maar kreeg. Hij dacht, dat wanneer hij het eerstgeboorterecht maar had, dat dan alles voor elkaar was.
79 Pinksteren, daar hebt u gefaald! U dacht, omdat u geboren werd uit de Geest, geboren uit de Geest van God, het eerstgeboorterecht, dat het daarmee voor elkaar was. Maar dat is pas het begin. Herinnert u het zich uit de boodschap Hoort Hem hoe een kind, nadat het in het gezin geboren was, een zoon werd? Het had recht op het eerstgeboorterecht, maar het moest beproefd worden; als kind getraind. En als het dan geen gehoorzaam kind bleek te zijn aan vaders wil, dan moest hij, wel, dan kreeg hij niet het... werd hij géén erfgenaam. Dan erfde hij niets, al was hij een zoon. Maar hij erfde niets, als hij niet geïnteresseerd was in het werk van zijn vader.
80 En toen de Heilige Geest dus viel op de Pinkstermensen en hun de gaven en de andere dingen weer terug begon te geven die in de gemeente waren, toen dachten ze dat alles voor elkaar was, omdat ze uit de Geest geboren waren. Maar weet u, er is ook nog het aannemen als een zoon. Nadat deze zoon bewezen had een werkelijke zoon te zijn, werd hij naar een openbare plaats gebracht en daar voorgesteld. Zijn kledij werd verwisseld en dan werd hij voorgesteld, kreeg een ander gewaad aan, werd daar op een verhoging geplaatst, en dan vond het aannemen van de zoon plaats, dat hij erfgenaam was van alles wat de vader bezat.
81 God deed op de Berg der Verheerlijking hetzelfde met Zíjn Zoon. Hij werd overschaduwd door een wolk en werd verheerlijkt. Zijn klederen straalden als de zon en een stem sprak: "Deze is Mijn zoon, de Geliefde, in Wie Ik Mijn welbehagen heb – Mozes en de wet hebben gefaald – en dit is Hem. Hoort Hem!" Hij werd aangenomen, zie.
82 Jakob dacht, omdat hij het geboorterecht had, dat alles voor elkaar was. De Pinkstermensen dachten dat ook en ze begonnen met het organiseren van de eenheids-, drieheids-, drieëenheids- en allerhande andere organisaties, die met elkaar redetwistten en elkaar afbreuk deden, daardoor betuigend dat het teken niet te zien was. Er was boosheid, nijd en twist, zie, maar zover is het gekomen.
83 Nu, ziet u, Jakob dacht precies hetzelfde. Maar toen hij op een nacht in angst kwam over zijn eigen leven, greep wanhoop hem aan. Toen hij dacht: "Vlak over die rivier daar wacht mijn broer om me te doden. Hij gaat me..." Zie, datzelfde geboorterecht dat hij verkregen had, was de zaak die zijn dood zou veroorzaken. En soms is het zo, dat datgene wat u ontvangen hebt als de Heilige Geest (en dat is het; u bent wederomgeboren door de Heilige Geest), als u niet oppast, zal datzelfde u veroordelen aan het einde. Dat is juist! Dezelfde wateren die Noach redden, veroordeelden de wereld. Datgene wat u fanatisme zou noemen, zou wel eens hetzelfde kunnen zijn, dat u aan het einde van de weg veroordeelt.
84 Nu, Jakob wist dat zijn leven vlak bij het einde was. Een boodschapper kwam hem vertellen dat zijn broer met vierhonderd gewapende mannen op weg was om hem te ontmoeten. Hij wist dat hij op weg was. De angst kreeg hem te pakken. Hij zond mannen vooruit met ossen, vee en schapen, als een vredesgeschenk voor Ezau. Daarna begon hij nog een groep met nog meer zaken. Daar achteraan zond hij weer een andere groep met nog een lading geschenken, proberend die als eerste hem te laten ontmoeten, in een poging zijn toorn af te wenden. Toen begon hij te overleggen: "Dat zal hem niet tegenhouden, want waarschijnlijk is hij rijker dan ik. Hij heeft het niet nodig." Toen nam hij zijn vrouwen en zijn kinderen en zond die erheen, zodat Ezau hen zou zien. Hij zou toch zeker niet zijn eigen neefjes en nichtjes vermoorden? Toen kon hij de moed nog niet opbrengen. God weet hoe dat Hij een man klein moet krijgen. Jakob ging de beek over en daar ging hij op de knieën. Weet u, hij was vóór die tijd zo'n beetje een kleine oplichter geweest; neemt u me deze uitdrukking niet kwalijk, maar een soort kleine... Hij was een Jakob, en 'Jakob' betekent 'bedrieger'. En dat was hij ook. Er moest iets met hem gebeuren. En daar, in wanhoop, toen de dood vlak voor hem stond...
85 Misschien dat er vanavond hier mannen en vrouwen aanwezig zijn die oog in oog staan met de dood. De enige manier waarop u ooit in staat bent om dat wat u nodig heeft te bereiken, is om in wanhoop te komen. "Ik móét het vanavond ontvangen. Als ik het niet krijg is het afgelopen met me. Morgen is het te laat, ik moet het nú hebben." Wanneer u bidt om de doop met de Heilige Geest, het teken, zeg dan niet: "Wel, ik zal het eens proberen. Here, ik ben een beetje moe." O genade, blijf in je stoel! Doe zelfs geen poging. Als u komt en zegt: "Ik zal door de gebedsrij gaan. Doe de olie op m'n hoofd, dan zal ik wel zien of het me wat helpt." U kunt net zo goed blijven waar u bent, totdat u komt tot het punt... tot de gehele gemeente tot dát punt komt, dat het leven of dood is, dat u het nú moet ontvangen of anders vergaan, dan zal God op het toneel verschijnen. Er is wanhoop voor nodig om God te laten verschijnen.
86 Jakob huilde zoals hij nog nooit gehuild had. Wanhopig riep hij, totdat hij een houvast kreeg op God en toen hij dat had, worstelde hij niet voor een minuut of vijftien. Hij worstelde de hele nacht om Hem in zijn ziel te houden en nog steeds wist hij dat hij de zegen niet had, maar hij was in staat om vol te houden totdat de zegen kwam. Wanhopig worstelde hij totdat de zegen kwam. Toen, en toen hij zag... totdat God op het toneel verscheen. En toen, in wanhoop: "Ik laat U niet gaan", toen hij begon te merken dat de zegen op hem neerkwam.
Veel mensen zeggen: "God zij geprezen, nu heb ik het." Daar bent u misleid! Ja. Iemand zegt: "O, ik voel me zo goed, broeder Branham. Ik ging daarheen heb gebeden; o, de rillingen liepen me over m'n lichaam." Dat kan God zijn geweest. "Ik heb een groot licht voor me gezien." Ook dat kan God zijn geweest. Maar dat is het niet waar ik nu over heb.
87 De Bijbel zegt in Hebreeën, het zesde hoofdstuk, dat het regent over de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen; geen verschil. Neemt u maar eens tarwe en onkruid en plant ze uit in het veld. De regen die valt wordt eigenlijk voor de tarwe gezonden, maar het regent op het onkruid evengoed als op de tarwe. En het onkruid is net zo gelukkig met de regen als de tarwe, en het is dezelfde regen. Dezelfde Heilige Geest kan op een ongelovige komen en hem precies zo laten handelen als een gelovige. Maar aan hun vruchten zult u hen kennen. Dáár heb ik het nu over, dat is het teken. En Da...
88 En Jakob, liever gezegd, in wanhoop, zei: "Ik weet het, ik heb U gevoeld. U bent hier bij mij, maar ik zal U niet laten gaan. "Iemand ziet het, ervaart het, fijn; bij de eerste de beste gewaarwording staat hij op, springt op en neer, rent door het gangpad en zegt: "Ik heb het, ik heb het, ik heb het." O nee, o nee! Jakob blééf op die plek, totdat er iets met hem gebeurde, dat maakte dat hij anders wandelde. Het maakte hem een ander persoon, omdat hij bleef totdat dát gebeurde. En hij was in staat... De Bijbel zegt dat hij volhield tot hij overmocht. Hoe kan een mens sterker zijn dan God? Maar u kunt het. U kunt het. Een mens kan God overmogen.
89 Er was eens een man genaamd Hizkia, tot wie door de profeet werd gezegd: "Zo zegt de Here, gij zult sterven." Maar Hizkia keerde zijn aangezicht om naar de wand en in wanhoop weende hij, en zei: "Ach Here, gedenk toch dat ik voor Uw aangezicht met een volkomen toegewijd hart gewandeld heb." Hij had nog vijftien jaar nodig. En dat, nadat God hem verteld had dat er iets zou gebeuren, dat hij zou moeten sterven. En in wanhoop bracht hij verandering in het plan van God. Maar wel in wanhoop. In wanhoop weende hij bitterlijk.
90 Jakob bleef daar tót de zegen kwam en zijn naam werd veranderd van "bedrieger" in "een vorst bij God". Zelfs werd het volk naar hem genoemd. Jazeker! Wat gebeurde er? Het resultaat was er, omdat hij er wanhopig over was. De volgende dag, toen hij Ezau ontmoette had hij helemaal geen beschermers nodig. Hij liep hem regelrecht tegemoet en ontmoette hij hem. Zie? Waarom? Hij was in wanhoop, totdat hij zekerheid had.
En ook ú komt tot wanhoop, totdat ú die zekerheid hebt. Als u dat niet wordt, kom dan zelfs niet naar voren om voorbede. Kom dan zelfs niet naar voren bij een uitnodiging. Wacht, tot het een strijd op leven en dood wordt voor u; dan zal er wat gebeuren. Zeker! In wanhoop.
91 Eens werd Ruth wanhopig toen ze naast Naomi stond. Zou ze terug moeten naar haar volk, naar alles wat ze liefhad en alles wat ze aanbad, naar haar goden en haar volk, of zou ze bij Naomi blijven? Wat moest ze doen? Zij werd wanhopig en ze riep uit: "Waar gij zult heengaan zal ik ook heengaan; waar gij zult leven zal ik leven; waar gij zult sterven zal ik sterven; waar u begraven wordt, daar zal ik begraven worden. En uw God zal mijn God zijn." Dat is het! Wanhopig! En God zegende haar en gaf haar een zoon: Obed. Obed verwekte Jesse en Jesse verwekte... door Jesse kwam Jezus. Door wanhoop!
92 Zoals de kleine hoer, Rachab, zij was wanhopig. Ze wist dat de dood haar wachtte. Er hing haar een oordeel boven het hoofd. En ze werd wanhopig en zei: "Ik zal u, spionnen, verstoppen; ik zal alles doen wat in mijn vermogen is; zweert alleen bij uw God, dat dit huis zal blijven staan." Daar hebt u het. En een van hen zei: "Als u dit teken aanbrengt, zal het blijven staan."
93 Eliëzer werd wanhopig toen hij de verantwoording op zijn schouders kreeg om een bruid voor Izaäk te zoeken. Eliëzer van Damaskus was een groot man. Hij stond in de gunst bij Abraham en het werd hem door Abraham toevertrouwd om een bruid, de juiste soort bruid, te zoeken voor zijn zoon Izaäk. Daardoor zou de Christus voortgebracht worden.
94 Nu, Eliëzer die een geestelijk man was, wist wat het betekende. Het moest de juiste soort vrouw zijn, om de vrouw van die man te worden. Hoe zou hij zijn keuze maken? In het uur van zijn wanhoop, toen hij bij de stad aankwam bad hij en zei: "Here God...!" Dat is het. Als u wanhopig wordt, ga dan bidden. "Here God, laat de eerste maagd die komt en de kameel te drinken geeft en ook mij te drinken geeft, laat die het zijn." Hij bád in het uur van zijn wanhoop.
95 Toen kwam daar Rebekka, het knappe meisje en drenkte de kameel. En toen zei hij: "Houd mij niet op." Ze moest tot een tijd van beslissing komen of ze mee zou gaan. Ze was een type van de bruid. Zou ze... zou ze gaan en een man trouwen die ze nog nooit had gezien? Nu, dat is heel wat. Had hem nog nooit gezien, maar ze had het alleen gehoord door zijn dienstknecht.
96 Dat is een beeld van de bruid. U hebt Christus nooit gezien, maar u hoort wie Hij is, door Zijn dienstknechten. En om Hem te vinden doet u alles weg, verlaat u uw huizen en alles wat er nog meer nodig is. Let op: ze nam haar besluit (en ze is een type van de bruid) en verliet haar denominatiehuis, zie, om te gaan.
97 Jona, hij werd overboord geworpen tijdens een storm en hij kwam in het ingewand van de walvis, op de bodem van de zee. Alle hoop om het te overleven was vervlogen. Maar toen kwam het ineens in hem op dat Salomo bij de inwijding van de tempel had gezegd: "Here, wanneer Uw volk ergens in de problemen zit, en zij zich in de richting van deze tempel richten en bidden, hoor dan." En zich omdraaiende in de buik van de walvis lukte het hem, veronderstel ik, om ergens op z'n knieën te gaan, helemaal bedekt met de maaginhoud van de walvis.
Daar bad hij, in wanhoop. En daarin, wanhopig; hij had nog maar voor paar ogenblikken zuurstof in de ingewanden van de walvis. En in die paar keer dat hij nog kon ademhalen (misschien niet eens wetend in welke richting hij keek) zei hij: "Here, ik geloof dat ik naar omhoog kijk in de richting van Uw tempel." En met nog maar enkele keren dat hij kon ademhalen, onder die omstandigheden bad hij in wanhoop. Het was nooit eerder gebeurd, maar hij was wanhopig. Hij bad en God hield hem drie dagen en drie nachten in leven en bracht hem naar de plaats waar hij zijn boodschap moest verkondigen. Wanhoop!
98 Hanna, een onvruchtbare vrouw in de Bijbel, zij begeerde een zoon en begon daarvoor te vasten. En ze vastte en bad totdat zelfs de priester in de tempel dacht dat ze dronken was. Zo wanhopig was ze. De rest van de vrouwen keek wat voor hoed de anderen droegen (u weet hoe dat gaat) en de ander keek wat voor kleren zij aan hadden, ondertussen pratend over het gebeuren op de boerderij. Maar Hanna niet; zij liep regelrecht tussen al de mensen door naar het altaar. Ze had gevast. Zij wilde dat haar smaad werd weggenomen. Wat een verschil met tegenwoordig. Het is bijna een schande om een kind te hebben. Toentertijd was het een schande om geen kind te hebben. Ze ging op haar knieën en lette helemaal niet op de plechtige atmosfeer in de tempel. Ze merkte die plechtige waardige priester niet eens op toen hij eraan kwam lopen. Zij was in zo'n smart dat de tranen haar over de wangen rolde en ze huilde in haar wanhoop: "O Here God, geef me een zoon, geef me toch een zoon."
99 En let u goed op, ze was niet egoïstisch. Toen God haar hoorde en haar gebed beantwoordde en haar een zoon gaf, gaf zij hem terug aan God. En omdat zij gewillig was om niet zelfzuchtig te zijn, nadat God haar gebed verhoord had, gaf Hij haar een profeet. O, dat was een extra zegen. O, Hij is daar gewoon vol van, van die kleine extra dingen die Hij geeft. Niet alleen een zoon, maar een profeet (en er was in Israël vele, vele jaren geen direct gezicht geweest). Samuël was de eerste profeet na vele, vele jaren, omdat een moeder zo wanhopig werd over dat ze geen kinderen kon krijgen. En ze was de tijd van het kinderen krijgen voorbij, waarschijnlijk zestig of zeventig jaar oud. En ze bad in wanhoop. Ze moest dit kind hebben. Waarom was dat? Ongetwijfeld had God tot haar gesproken.
100 U kunt niet wanhopig zijn totdat God tot u spreekt. O gemeente, sta op en schudt uzelf door elkaar! Knijp uw geweten, wordt wakker, in dit uur! We moeten wanhopig zijn of vergaan. Er is iets op komst van de Here! Ik weet dat het 'ZO SPREEKT DE HERE' is. Er staat iets te gebeuren en we konden maar beter wanhopig worden. Het is tussen leven en dood. Het zal door ons midden gaan en we zullen het niet zien.
101 Omdat ze niet zelfzuchtig was, werd haar een profeet geschonken.
102 De Sunamietische vrouw had een jongetje, over wie de profeet de Naam des Heren had gesproken, alhoewel zij en haar man oud waren. Zij hadden geen kinderen maar ze was vriendelijk voor deze profeet. Ze wist dat hij een man van God was. Ze had gemerkt dat hij een eerbaar en waarachtig man was. Hij kwam er in huis – haar man niet thuis – en al deze dingen. Hij was een heilig man. Ze konden zien dat hij een eerbaar iemand was. Ze had hem tekenen en wonderen zien doen; ze had hem dingen horen voorzeggen die geschieden. Hij was een eerbaar en heilig man. Ze zei tegen haar man: "Ik bemerk dat deze man die altijd bij ons aankomt een heilig man is." De vrouw dezes huizes wist dat hij een heilig man was en ze bouwde daarbuiten een huisje voor hem zodat hij niet in verlegenheid zou worden gebracht. Hij kon nu langskomen wanneer hij dat maar wilde, enzovoort. Ze zette er een bed neer en een kan water en zo, zodat hij zich kon wassen en iets te drinken had. Waarschijnlijk zond ze een dienstmeisje of zo iemand, of de huisknecht met wat etenswaren om hem te eten te geven en kwam dan langs en zocht hem overdag op of zoiets.
103 En, dus, toen Eliza al deze weldaden zag die aan hem werden bewezen... Er staat geschreven: "Voor zoveel gij dit een van deze Mijne minste broederen hebt gedaan, zo hebt gij dat Mij gedaan." Hij zag dat deze vrouw God eerde, omdat ze God had gezien in de profeet. Ze wilde er niets voor hebben. Er was helemaal niets in haar hart wat ze ervoor zou terugwensen. Ze had het alleen gedaan omdat ze God liefhad. Ze deed het niet om een of andere zegening te verkrijgen; ze dééd het gewoon.
104 Nu, Eliza zei: "Ga haar vragen of er iets is waarover ik voor haar tot de koning kan spreken; ik ben persoonlijk met hem bevriend. Of tot de legeroverste; die ken ik heel goed. Misschien kan ik haar een dienst bewijzen, kan ik iets voor haar doen. Ik wil haar graag iets geven voor alles wat ze voor mij heeft gedaan. Ze heeft me te eten gegeven, ze heeft me in het bed laten slapen, ze is zo goed voor ons geweest. Wat zou ik kunnen doen."
Ze zei: "O nee, ik woon temidden van mijn familie. Wij hebben het goed. We kunnen rondkomen en dat is genoeg. We hebben niets nodig."
En Gehazi zei tegen hem: "Maar ze heeft helaas geen kinderen..."
105 Gehazi had het nog nauwelijks gezegd of de profeet kreeg ongetwijfeld een visioen, want hij zei: "ZO SPREEKT DE HERE. Ga haar vertellen dat zij op de gezette tijd, of op de juiste tijd, over een jaar, een zoon zal omhelzen."
106 En de zoon werd geboren. Toen hij ongeveer twaalf jaar oud was... Wat moet dat oude echtpaar veel van dat jongetje, hun enig kind, hebben gehouden. Op een dag was hij samen met zijn vader tarwe aan het maaien. En het zal ongeveer tegen het midden van de dag zijn geweest, toen hij, naar ik veronderstel, een zonnesteek kreeg, omdat er staat dat hij begon te roepen: "Mijn hoofd, mijn hoofd!" Hij werd steeds zieker. Zijn vader moest hem van de akker weghalen, en z'n toestand werd zo ernstig, dat hij hem door een knecht naar huis liet brengen.
107 De moeder hield hem op schoot tot aan de middag toe. Toen stierf hij. Denk het u in: haar enig kind, dat haar door de Here gegeven was, door het gebed en de belofte van een profeet en het "ZO SPREEKT DE HERE..." Ze wist dat er ergens iets mis was. Er klopte iets niet. Hoe kon God haar die zoon geven en haar liefde laten geven aan dat kindje... Ze had er nooit om gevraagd. Ze was al te oud om het te krijgen. Gods hand was erin geweest. Een man had het gesproken: de profeet. En nu was dit kind in deze toestand, gestorven, haar enige zoon.
Dus zei ze tegen de knecht: "Zadel mij een muildier, en rijd en stop niet. Als iemand je probeert tegen te houden, zeg dan geen woord, en rijd regelrecht naar de berg Karmel. Daar ergens in een spelonk verborgen, is een dienstknecht van de allerhoogste God. Hij die mij als 'zo spreekt de Here' gezegd heeft dat ik de baby zou krijgen. Ik wil weten waarom God dit gedaan heeft." Dus hij zei... "Rijd langs de kortste weg en toom de muilezel niet in, maar laat hem lopen zo hard hij maar kan; laat hem voortdraven tot je er bent." Wanhoop!
108 En Eliza, de profeet, stond op, keek, en zei: "Zie, daar is de Sunamietische, er is iets met haar aan de hand. Maar God heeft het voor mij verborgen gehouden; ik weet niet wat er aan de hand is." Hij zei: "Snel haar dadelijk tegemoet. Laten we voortmaken. Er is daar iets niet in orde." Wanhoop greep de profeet aan, wanhoop dreef de vrouw. Ziet u, ze kwamen bij elkaar: de één wilde weten wat het Woord des Heren was en de ander die niet wist wat het Woord des Heren was. Daar hebt u het nu. De één die het wilde weten en de ander die het niet wist. De vrouw wilde het weten en de profeet wist het niet. Hij zei: "De Here heeft het voor mij verborgen gehouden. ik weet niet wat ik haar zeggen moet als ze hier komt." Toen ze er bijna was stak hij zijn hand op en zei: "Is alles wel met u? Alles wel met uw man? Is alles wel met het kind?"
109 Nu, de vrouw had het eind van haar wanhoop bereikt. Ze zei: "Alles is wel." Glorie! "Alles is wel." Haar wanhoop was over. Ze had de dienstknecht des Heren gevonden. Als hij daar niet was geweest, dan had ze nog steeds in wanhoop verkeerd. Maar ze zag dat hij er was. Ze antwoordde: "Alles is wel."
110 Eliza dacht: "Wel, wat gaat er nu gebeuren?" Ze kwam aangerend en viel aan zijn voeten neer. Dat leek een beetje ongebruikelijk, dus richtte Gehazi haar op. "Laat haar begaan. Doe dat niet", zei Eliza tegen zijn dienstknecht. "Doe dat niet. Laat haar met rust. Er is iets niet in orde. God verbergt het voor mij." Toen openbaarde ze hem dat het kind dood was.
111 Nu, de profeet wist niet wat hij moest doen. Hij zei: "Gehazi, neem mijn staf waar ik mee loop." Hij wist dat alles wat hij aanraakte, gezegend was, omdat hij het niet was, maar God ín hem. Hij wist wie hij was. Hij wist dat hij een profeet was. Dus nam hij de staf en zei: "Gehazi, neem deze staf en ga en leg die op het kind. En als iemand je aanspreekt dan moet jij wanhopig worden. En je groet niemand en laat geen... Blijf voortgaan en spreek met niemand. Leg hem op het kind."
112 Maar voor de vrouw maakte dat geen eind aan haar wanhoop. Dat bevredigde niet waarvoor ze gekomen was. Ze zei: "Zo waar de Here leeft, ik ga niet bij u vandaan, totdat u het kind zult hebben bediend."
113 En Eliza werd wanhopig en daar gingen ze de weg af, hij en de vrouw. Toen ze aankwamen stond iedereen buiten op het erf te schreeuwen en te huilen. De vrouw had het meest juiste gedaan wat ze had kunnen doen. Ze had het kind genomen en het was op het bed gelegd waar Eliza op had gelegen. Dat was net zo goed als z'n staf. Maar daar ontwaakte hij niet, dus het werkte niet. Ze wilde iets anders weten.
114 De profeet ging naar binnen; nu is hij in wanhoop. Wat moet hij nu gaan beginnen? En we lezen in de Bijbel, dat hij het huis op en neer liep, wanhopig. "Ik weet niet wat ik nog meer kan doen, Here. Hier sta ik. U hebt mij gezegd tot deze vrouw te spreken: 'Zo spreekt de Here', en het geschiedde precies op de wijze zoals ik tot haar gesproken had, omdat U het mij gezegd hebt. Nu is ze daar in moeilijkheden en ik weet niet wat ik moet doen. Daar ligt een dode jongen. Wat kan ik doen, Here?"
115 Ongetwijfeld sprak de Heilige Geest: "Indien God in u woont, leg u dan op het kind." Meteen stopte hij, rende en legde zijn handen op zijn handen, zijn neus op zijn neus, zijn lippen op zijn lippen. Nadat hij zich op hem had uitgestrekt, niesde het kind zevenmaal. Toen was de wanhoop voorbij. Het kind kwam tot leven, omdat wanhoop de vrouw naar de profeet dreef en wanhoop dreef de profeet naar het kind. De wanhoop in hen beiden bracht God op het toneel. Door die liefde van God in hem en de liefde voor Zijn kinderen, werd de liefde van God omlaag gebracht. Dat wierp geloof in de strijd en het werk was gedaan. De zaak was gesloten. Amen! Dat is het. Wanhoop doet het. Beslist. Zij wilde niet weggaan.
116 De blinde Bartimeüs dacht dat Jezus hem voorbij zou gaan; hij zat daar bij de stadspoort, een blinde die bedelde om aalmoezen. Weldra hoorde hij lawaai; Jezus ging voorbij. Hij zei: "Wie gaat er voorbij?" Iemand duwde hem neer. Hij zei: "Alstublieft, laat iemand me zeggen wie daar voorbijgaat."
Een van hen, wel, misschien een vriendelijke, kleine discipelin, zei tegen hem: "Meneer, weet u niet wie het is die daar voorbijgaat?"
"Nee, maar ik hoor sommigen van hen zeggen: 'We hebben daar een hele begraafplaats vol dode mensen. Als U dan de doden opwekt, ga die dan opwekken.' Is het dan een godslasteraar of zo?"
"Nee! Heeft u nooit gehoord van die Profeet uit Galiléa, die jonge profeet: Jezus van Nazareth?"
"Nee."
"Wel, weet u dat er in de Bijbel, in onze boekrollen, staat dat de Zoon van David zal opstaan om Zich daarop te zetten? Híj is het!"
"Is Hij dat? Is dat Hem? En gaat Hij nu voorbij?" Wanhoop dreef hem ertoe om het uit te schreeuwen: "O Jezus, Gij Zone Davids, heb erbarmen met mij!"
Ga mij niet voorbij, o lieflijke Heiland,
Hoor mijn nederige roep,
'Wijl Gij and'ren zegent,
Ga mij niet voorbij.
"O Jezus!"
Sommigen zeiden: "Hou je mond! Je maakt teveel lawaai!"
117 Maar hij was wanhopig. Als Hij voorbij zou gaan, zou hij waarschijnlijk nooit meer een andere kans krijgen. Wij misschien ook niet. Dit zou de laatste avond kunnen zijn. In wanhoop schreeuwde hij uit: "O Jezus!" Het gaf niet wie hem ook zei op te houden, hij riep zelfs nog des te harder. Toen ze hem zeiden om z'n mond te houden, maakte dat alleen maar dat hij nog luider begon te roepen. Hij was wanhopig. Niemand kon hem stoppen. "Gij Zoon van David, heb erbarmen met mij!" En hij schreeuwde het uit in wanhoop.
118 En Gods Zoon, met de zonden van de wereld op Zijn schouders, toen juist op weg naar Jeruzalem om als slachtoffer voor de wereld te worden geofferd, bleef staan. Wanhoop, een wanhoopskreet, deed de Zoon van God stoppen. En Hij sprak: "Wat wilt gij dat Ik u doen zal?" O!
Hij zei: "Heer, dat ik ziende worde!"
Zei: "Ga heen, uw geloof heeft u behouden."
Dat was voldoende. Wanhoop. Wanneer wanhoop iets moet gaan ontvangen, dan grijpt geloof het, bij de allerzwakste kleine aanraking. Zie? Hij zei niet: "Nu, wacht eens even, wacht nu eens even, laten we daar nu eens even bij stilstaan; laat ik eens kijken of ik nu kan zien. Ik heb in geen jaren mijn handen gezien. Laat ik eens kijken of ik kan zien. Ik zie nog niets." Toen Jezus zei: "Uw geloof heeft u behouden", toen was dat genoeg. Dat is alles wat hij wilde.
119 Wanhoop roept om iets. En als dat iets komt – ongeacht hoe zwak het ook is – als het wordt ontvangen, dan wordt het op datzelfde moment geloofd, omdat geloof er vat op krijgt, als er wanhoop achter zit. Zie? Liefde wordt erin vermengd en brengt het ertoe. Wanhoop doet dit. De blinde Bartimeüs begreep het visioen snel.
120 Petrus, hij had het vreselijk benauwd op een avond op de zee, toen híj in wanhoop kwam, en hij begon het uit te schreeuwen: "Er gaat iets fout! Ik zie een geest op me af komen lopen!" Het schip stond op het punt te zinken. Hij zei: "Indien Gij het zijt, Here, gebied mij dan tot U te komen over het water." En hij stapte uit de boot en begon te lopen. Maar hij werd bang toen hij was begonnen en begon te zinken. En in wanhoop... hoewel het een fout was, terwijl hij probeerde Gods geboden te houden. Ik hoop dat de gemeente dit begrijpt. De man was bezig te doen wat God hem gezegd had.
121 En u, Christen, vanavond, u bent in de lijn van uw plicht, u probeert de leiding van de Heilige Geest te volgen, en dan grijpt kanker u, of beter, de dood pakt u in de vorm van kanker, tuberculose, wat het ook is, terwijl u bezig bent te doen wat uw plicht is, dan hebt u hetzelfde recht als Petrus: "Here, red mij of ik verga!" In wanhoop schreeuwde hij het uit en een hand strekte zich uit en trok hem omhoog. U hebt hetzelfde recht. Hij schreeuwde het uit: "Here, red mij!"
Hij hoorde mijn wanhoopskreet,
Trok mij op uit het water,
Nu ben ik veilig. (Zie?)
122 Dat is het; als je het uitschreeuwt.
123 Misschien heeft ook deze vrouw, of moeder (wat het ook was, haar zoontje, kleinzoon of neefje) het uitgeschreeuwd in wanhoop. En God heeft het gehoord.
124 We merken dat God hem hoorde, toen hij aan het zinken was. Terwijl hij bezig was zijn plicht te doen, begon hij te zinken. Hij faalde. Het maakt niet uit of u faalt, dat heeft er niets mee te maken. Wij falen allemaal. Wij zijn om te beginnen al een mislukking, maar we hebben nu Iemand naast ons staan met een sterke hand, Die ons bereiken kan en ons boven het water uit kan trekken.
125 Als u een fout hebt gemaakt, als een vrouw een fout heeft gemaakt, als een man, een jongen of een meisje fout ging: zink niet! Schreeuw het uit in wanhoop: "Here, red mij of ik verga!" Word er wanhopig onder. God zal u horen. Hij hoort altijd een wanhopige ziel. Dat is wat ik u probeer te zeggen.
126 Onze geliefde Here Jezus Zelf, in het grootste strijdveld ter wereld, in Gethsemané, Hij schreeuwde het uit in wanhoop. Zou Hij de zonden van de wereld op Zich nemen? Of zou Hij gewoon op aarde blijven bij Zijn geliefde discipelen, wat Zijn verlangen was. Maar let op Zijn nederigheid, hoe Hij Zich vernederde: "Niet Mijn wil, maar de Uwe geschiede." Hij vernederde Zich voor het Woord van God, het beloofde Woord van de God des hemels.
Merk op, toen ging Hij nog een beetje verder, en als Híj nog een weinig verder ging, hoeveel temeer behoren wíj dan een weinig verder te gaan. En bemerk, de Schrift zegt hier in Lukas, dat Hij des te vuriger bad; broeder, zuster, als Jezus vurig bad, hoeveel temeer moeten wij des te vuriger bidden. Als Christus, de vleesgeworden God des hemels, vurig moest bidden, hoeveel temeer moeten wij, door genade geredde zondaars, dan vurig bidden. Als de beslissing de Zoon van God tot wanhoop bracht, wat zal het dan met u en mij doen? We moeten het in wanhoop uitroepen.
127 God heeft Zich in deze laatste dagen zozeer aan ons geopenbaard, door Zijn grote tekenen en kracht, dat het ons wanhopig zou moeten maken. Dat is waar. En Zijn bereidheid om ons te genezen en te redden, behoorde ons allen tot wanhoop te brengen om die Rots der Genezing te bereiken. Jazeker.
128 Kijk, als Florence Nightingale, de achterkleindochter van wijlen Florence Nightingale die het Rode Kruis heeft gesticht... U hebt haar foto in het boek gezien ['Een profeet bezoekt Zuid-Afrika' – Vert], ze woog nog maar ongeveer dertig pond. Kanker had haar laten wegteren. Ze brachten haar uit Afrika naar Londen, Engeland. En daar, in wanhoop... Broeder Bosworth had haar teruggeschreven en gezegd: "We kunnen niet naar Afrika komen."
129 Ze liet de verpleegster terugschrijven: "Ik kan niet vervoerd worden. Dat kan ik niet." En stuurde de foto; u hebt die gezien. Wij moesten er alleen een stukje papier op leggen. Ze had alleen een smal koord om. Opdat niemand, als het zo in het boek kwam, er aanstoot aan zou nemen, omdat haar lichaam zo onbedekt was, daarom hebben we er hier iets overheen gelegd. Het enige wat ze droeg was een lap of een handdoek die over haar heupen hing, maar van boven niets. We dachten dat het beter was om er een stukje papier overheen te leggen en dan zo een foto van de foto te nemen. Dat voorkomt aanmerkingen van mensen die in hun denken niet normaal zijn ingesteld, die anders kritiek zouden hebben als ik die foto zo in het boek zou zetten.
130 En toen, hoewel de dokter zei dat ze niet vervoerd kon worden, en zij wist dat ik naar Engeland zou gaan, liet ze zich op een brancard leggen en naar een vliegtuig brengen dat haar naar Londen in Engeland zou brengen. Alvorens naar het Buckingham paleis te gaan, werd er een lijfwacht naar ons gestuurd om me te vragen voor haar te bidden. Ze was al zover heen, dat ze zelfs niet met me kon spreken. Ze moesten haar handen optillen om ze in de mijne te leggen.
131 U weet hoe Londen is; sommigen van u die soldaat waren zijn er geweest. Het is er altijd zo mistig. Ik knielde daar neer naast een raam, en zij... de tranen rolden haar over de wangen. Ze wilde... Ik weet niet waar ze genoeg vocht vandaan haalde om tranen te laten komen. Ze was gewoon vel over been. Haar bovenbenen waren niet meer dan ongeveer vijf centimeter, leek het mij, of misschien zeven centimeter dik. Haar aderen waren ingevallen. Hoe ze nog leefde weet ik niet. U hebt haar foto daarna gezien.
132 Ik knielde neer naast het bed. Zij was wanhopig. Of ik wel of niet kon komen, ze zouden haar hoe dan ook brengen. Toen ik daar aankwam was het met bloedend hart vanwege het geloof van dat arme, kleine, stervende wezen, en ik bad uit het diepst van mijn hart. En toen ik begon te bidden vloog er een kleine tortelduif op het raamkozijn en begon daar heen en weer te lopen, al koerend. Ik dacht dat het een huisdiertje was. (Ik was nog maar ongeveer een uur in Engeland; ik kwam net van het vliegveld daar.) Ik dacht dat het een huisdier was, en toen ik opstond en "amen" zei, vloog hij weg.
En ik begon de broeders te vragen of zij die duif ook gehoord hadden. En ze spraken er met elkaar over, en toen ik begon te zeggen: "Hebt u begrepen wat die duif betekent?", toen kwam het: "Zo spreekt de Here, u zult leven en niet sterven."
En ze leeft vandaag nog steeds. Waarom? Wanhoop! Wanhoop dreef de vrouw ertoe om een besluit te nemen: leven of sterven. Wanhoop zorgde er voor dat zij daar op dezelfde tijd aankwam als ik. En als een teken van God stuurde Hij een duif om het "Zo spreekt de Here" te geven. Wanhoop.
133 Zuster Hattie Waldrop uit Phoenix, Arizona, kwam over het trottoir aanlopen, tijdens mijn eerste samenkomst. De internist en haar man brachten haar. Hartkanker! Ze nam het besluit om te proberen daar naar de samenkomst te komen. Maar ze was er zo slecht aan toe, dat ze niet meer kon ademhalen, haar bloed vloeide terug door het gedeelte van haar hart dat door de kanker aangetast was. Nu, hartkanker! Dat is ongeveer achttien of negentien, misschien twintig jaar geleden. Het was in 1947.
134 Ze zei tegen haar man en de internist: "Al zou ik in de gebedsrij sterven, breng me er toch heen." Wanhoop! Ze raakte buiten kennis. Ik geloof niet dat ze gestorven was; zij beweert van wel. Het zou kunnen. (Ze zou naar deze band kunnen luisteren, ziet u.) Nu, ik... Zij beweert dat ze dood was; ik weet het niet. Ze zeiden tegen me dat er een dode vrouw door de gebedsrij kwam. En toen de vrouw aan de beurt was, was ze levenloos. En toen ze haar daar brachten kwam het Woord des Heren. Ik liep erheen, legde mijn handen op haar en ze stond op en ging lopend naar huis. Dat is ongeveer, ik zou zeggen, als ik het aan de veilige kant houd, ongeveer achttien jaar geleden, en ze is net zo gezond en flink... Ze zal in Tucson zijn om mij te ontmoeten, als ik daar kom. Wanhoop. "Al zou ik onderweg sterven, breng me daar toch naar toe. Hij heeft anderen genezen, Hij zal ook mij genezen." Ze was gewillig.
135 Dat onze harten in deze dag toch vervuld mogen zijn met liefde, dat we ernstig zijn en in wanhoop. Straks is het misschien te laat.
136 Jaïrus had een dochtertje dat stervende was. Hij was een randgelovige. Hij geloofde in Jezus maar hij was bang om het te bekennen, omdat ze hem dan uit de synagoge zouden zetten. Maar de dokter kwam op een morgen en zei: "Ze ligt nu op sterven." Toen vlamde de wanhoop op. Hij kon zich niet veroorloven (in verband met zijn positie) om bij Jezus van Nazareth te worden gezien. Hij zou zijn positie als priester verliezen. Maar laat ik u vertellen, toen er nood kwam, bracht het hem tot wanhoop. Ik zie hem al zoeken naar z'n predikantenhoed en jas; hij schoot hem snel aan. Daar komt hij door de menigte, die zich verdrong, omdat er zojuist een vrouw de zoom van Zijn kleed had aangeraakt en zo, en al de mensen juichten. Maar hij begaf zich er in en zei: "Meester, mijn dochtertje ligt op het randje van de dood. Meester, Meester, mijn dochtertje kan elk ogenblik sterven, en als Gij alleen maar komt en Uw handen op haar legt, zal ze leven." O, wanhoop maakt soms dat je dingen gaat zeggen en dingen gaat doen. Het brengt je tot handelen. Zijn dochter werd gered door wanhoop.
137 Laten we wanhopig zijn zoals die kleine vrouw met de bloedvloeiing. De Bijbel zegt dat ze al haar geld aan de doktoren had besteed en dat ze haar toch niet konden helpen. Het begon in haar overgangsperiode met bloedvloeiingen en het wilde niet meer stoppen. Misschien dat ze de boerderij al verkocht hadden, de muilezels, de paarden en wat al niet meer; maar niets kon haar helpen. De priester had haar gezegd dat ze niet bij zoiets in de buurt mocht komen. Maar op een morgen keek ze naar beneden. Ze woonde op de heuvel waar haar boerderij lag en ze zag daar beneden een grote menigte mensen zich verzamelen, rondom een Man. Ze vroeg: "Wat is dat."
Men zei: "Dat is Jezus van Nazareth."
Wanhoop kwam opzetten. Ze zei: "Ik ben maar een onbeduidend iemand; maar als ik alleen maar de zoom van Zijn kleed kan aanraken zal ik genezen worden." Ze liep elke criticus voorbij en al het andere. Maar toen ze op de plek was aangekomen, raakte ze in wanhoop Zijn kleed aan. Toen ze dat deed keerde Hij Zich om en zei: "Wie heeft Mij aangeraakt?" En ze ontkenden het allen. Maar Hij keek om Zich heen; Hij bezat een grote gave van God. Hij wás God. En Hij vond de kleine vrouw en zei haar dat haar bloedvloeiing was gestopt. Wanhoop bracht haar ertoe om dat te doen.
138 Het was wanhoop wat de koningin van het Zuiden dreef. Ze hoorde dat de gave Gods werkzaam was door Salomo. Wanhoop dreef haar erheen.
139 Wanhopig. Zij waren net zulke menselijke wezens als u en ik. Ze waren niet anders dan u en ik. Ze hadden vijf zintuigen. Ze aten en dronken, enzovoort, net als wij, ze leefden en ze stierven. Zij waren menselijke wezens.
140 Ze werd tot zo'n wanhoop gebracht dat ze een gedeelte van haar koninkrijk meevoerde. Het bracht haar tot een punt, dat ze niet meer dacht aan de Ismaëlieten die haar zouden kunnen beroven in de woestijn gedurende die negentig dagen dat ze op een kameel door de Sahara trok. Wanhoop, ze ging hoe dan ook. En toen ze in Jeruzalem kwam werd Salomo niets achtergehouden, maar hij vertelde haar al de dingen die ze begeerde te weten. Wanhoop. Jezus zei dat zij zou opstaan in de dag des oordeels met dit geslacht en het veroordelen, want meer dan Salomo is hier. Wanhoop.
141 Bij het sluiten zou ik dit willen zeggen: niet lang geleden heb ik in Mexico wanhoop gezien. Ik was nog maar net op het podium gekomen in de grote arena. De mensen waren daar al sinds negen uur 's morgens en het was toen al bijna tien uur 's avonds. Een oude blinde man, die al ongeveer dertig jaar volkomen blind was geweest, had de avond ervoor zijn gezichtsvermogen teruggekregen en was die dag al getuigend de hele stad doorgetrokken. Een hele hoop oude kleren lag er over zo'n dertig à veertig meter, zó hoog opgestapeld, van allemaal oude omslagdoeken. Er waren ongeveer veertig- tot vijftigduizend mensen aanwezig. En oude hoeden en omslagdoeken, van wie die allemaal waren; ik dacht dat ze dat onder elkaar maar moesten uitzoeken. En het regende dat het goot.
142 Ze hadden me met een touw over een muur laten zakken en zo kwam ik op het podium. De prediker... De man die hier zit; zij brachten... Hij kwam zojuist een paar ogenblikken geleden aan uit Michigan met zijn dochter, en sprak over broeder Arment. Wij hier kunnen ons hem herinneren. Hij wandelt nu over de straten der heerlijkheid. Broeder Arment was daar ook en deed zijn overjas uit, stond in de regen en gaf hem aan broeder Jack Moore om aan te doen, want Jack stond te huiveren. Die zuiderling leek bijna te bevriezen in die koude regen daar in Mexico. En hij stond daarbij.
143 Billy Paul, mijn zoon, kwam bij me en zei: "Papa, u moet iets doen. Er is daar een kleine Mexicaanse vrouw met een dode baby, die vanmorgen gestorven is. Ik heb niet genoeg zaalwachters om haar buiten de gebedsrij te houden." Als die blinde man door handoplegging zijn gezichtsvermogen terug kon krijgen, dan kon handoplegging ook haar dode baby het leven teruggeven. Ze was Katholiek. En ze... Ze konden haar niet tegenhouden. Broeder Espinoza en de anderen hadden haar gezegd: "We hebben geen gebedskaarten meer, u moet tot een volgende avond wachten."
144 Ze zei: "Mijn baby is dood. Hij is al dood sinds vanmorgen. Ik moet daarin komen." En ze kwam, gebedskaart of geen gebedskaart. Er stonden daar ongeveer driehonderd zaalwachters opgesteld. Zij kroop tussen hun benen door, sprong hen gewoon op de rug en rende door met die dode baby; viel tussen hen neer. Het kon haar helemaal niets schelen, ze probeerde erdoor te komen. Ze was wanhopig. God had tot haar hart gesproken, dat de God die het ogenlicht kon geven, ook leven kon schenken. O! Ze was wanhopig. Er brandde iets in haar.
145 O, u zieke mensen, als u dat eens een paar ogenblikken in u zou laten oplaaien, kijk wat er dan zou gebeuren met zo'n wanhoop. De God Die dit jongetje onlangs 's avonds kon genezen, zou ook die dame van kanker kunnen genezen, kan deze man genezen en dit doen, mevrouw Florence Nightingale, oh, tienduizenden... Hij, Die... Onbetwistbare bewijzen! De doden opgewekt, de zieken genezen, en al het andere. Als Hij de God is Die dat kan doen, dan is Hij God gisteren en dan is Hij God vandaag. Word wanhopig, dan zult u iets gedaan krijgen.
146 In die wanhoop bleef ze naar voren dringen. Ik zei tegen broeder Jack Moore: "Ze kent mij niet. Ze heeft me nog nooit gezien. Ze weet niet wie van de mensen op het podium het is." (Dat katholieke vrouwtje kon geen woord Engels verstaan, hoe kan ze dan weten wie het is.) Ik zei: "Ga erheen, bid voor de baby, dat zal haar bevredigen en dan zal ze weggaan." Zei: "En het zal maken dat er geen..." Het was daar een voortdurende opschudding. Ze sprong weer op en dan begon iedereen te schreeuwen. Ze werkte zich over hun schouders heen en viel dan weer tussen hen in. Had ze weer een paar meter gewonnen, dan probeerden ze haar weer naar buiten te dringen. En dan kwam ze weer tussen hun benen door, ondertussen deze baby vastklemmend. De zaalwachters raakten helemaal overstuur, enzovoort. Het maakte haar niets uit, zij kwam daar naartoe. Ze moest er komen; het maakte niet uit hoe, ze moest en zou er komen, om de prediker te laten...
147 Is dat nu niet net zo'n geschiedenis als van de Sunamietische vrouw? Alleen gebeurde dit niet vijfendertighonderd jaar geleden, maar ongeveer drie of vier jaar geleden. Ziet u? Het zou vanavond precies zo kunnen zijn. Als diezelfde wanhoop opkomt, dan zal het liefde en geloof in de strijd werpen om op te eisen wat u nodig hebt. Want het is een belofte van God, dat u het kunt ontvangen. Dat is absoluut waar.
148 Ik keerde me om, ik, de prediker, de evangelist op die plaats; ik wendde me af. Ik had te doen met die vrouw, maar er was geen wanhoop, ziet u? Ik keerde me om en ik dacht: "Wel, broeder Jack zal voor haar bidden en dan is het voor elkaar." Ik draaide me om en ik zei: "Ik was erover aan het spreken, nu, dat geloof..."
Ik keek op en daar kwam een gezicht: Ik zag daar een kleine baby zitten, een klein, donker Mexicaans baby'tje, zonder tandjes. Het lachte naar me, zoals het daar zat. Ik zei: "Wacht even, wacht even!" Haar wanhoop drong de Heilige Geest om mijn onderwerp te veranderen, om mijn hart te veranderen en mij haar baby te tonen, zoals die daar zat. Dat bracht de Geest terug. Ik zei: "Wacht even, wacht even! Breng de baby bij me."
Daar kwam ze aan, met een klein kletsnat blauwwit dekentje met erin een dood lichaampje van ongeveer zó lang. Ze viel neer, een crucifix in haar hand en met haar rozenkrans om Ave Maria's op te zeggen. Ik zei tegen haar: "Doe die weg, dat is niet nodig."
Ze kwam tot vlak bij me en begon te roepen: "Padre!", dat betekent "Vader!"
Ik zei: "Zegt u dat niet. Zeg dat niet. Gelooft u?"
En hij herhaalde het voor haar in het Spaans: of ze geloofde. Ja, ze geloofde. Hij vroeg haar hoe ze zou geloven. Ze zei: "Als God die oude man de ogen kan openen, dan kan Hij ook mijn dode baby opwekken." Amen! Wanhoop dreef haar er toe. Er was niets van mij bij. Ik zag alleen het visioen.
Ik zei: "Here Jezus, ik zag een visioen van een kleine baby, misschien is het deze."
Omstreeks die tijd schopte het met zijn voetjes en deed van "Waah!"
Ik zei: "Ga met haar mee naar de dokter. Haal een schriftelijke verklaring van de dokter dat de baby gestorven was." En de dokter schreef de verklaring: "Deze baby zijn ademhaling en hart stopten vanmorgen in mijn kantoor om negen uur; het stierf aan een dubbele longontsteking." Oh, vanavond leeft deze baby in Mexico, voor zover ik weet. Waarom? Wanhoop had het hart van die kleine moeder aangegrepen; ze riep om haar kind, nadat ze had gezien dat God een blinde had genezen, en ze wist dat Hij de dode baby kon opwekken.
149 Wanhoop. "Als gij Mij zoekt met uw ganse hart, dan zal Ik u horen." Zie?
150 Het Koninkrijk... De wet en de profeten gaan tot Johannes; sinds die tijd wordt het Koninkrijk Gods gepredikt en ieder dringt zich erin. U kunt er niet bij staan kijken en zeggen van: "Pak me nu maar bij de kraag, Here, en duw me erin." U moet zich erin dringen. U moet wanhopig worden, tussen leven en dood.
151 Ik wilde dat ik tijd had voor nog een verhaal. Ik zit net te denken aan een vrouw, een meisje dat het verkeerde pad was opgegaan, en hoe dat ze telkens weer met een schone lei begonnen was en zo, totdat ik zei: "Zuster..." Ze stond op en zei: "Ik geloof dat het in orde zal komen." Ik zei: "Nee, nee! Blijf hier." En toen, voordat je het wist, begon ze een beetje te bidden en meteen begon ze luider en luider. En na een poosje werd ze wanhopig en zei: "O God, red mij!"
152 De vereniging van Anonieme Alcoholisten kon haar niet genezen. Niets anders kon het. Maar die grote donkere ogen keken me aan en de tranen rolden over haar wangen, en ze zei: "Er is iets gebeurd." O ja, zeker was er iets gebeurd. Zij was wanhopig geworden.
153 Laten we hier wanhopig over zijn; tussen leven en dood.
154 Als u niet wanhopig kunt worden, kom hier dan niet door de gebedsrij. Als u wanhopig bent, kom dan hierheen en let op: u zult het ontvangen zo gauw als u hier komt.
155 Laten we bidden. Zie in wanhoop uit naar het Koninkrijk Gods. Het zal op u komen.
156 Onze hemelse Vader, ik bid U in Jezus' Naam: Wees ons genadig, Here. Wek een wanhoop in ons op. O Here God, wees ons genadig, bid ik U en laat de mensen U vanavond zoeken met een wanhopig hart. We weten dat Gij hier zijt, Here. Gij zijt Dezelfde, gisteren, heden en in der eeuwigheid.
157 En nu, mogen deze mensen die het teken hebben, weten dat ze zijn overgegaan van dood naar leven, dat ze veranderd zijn van het oude wereldse leven tot een nieuw leven. Zij hebben... Het bloed is aangebracht, en God heeft hun een merkteken gegeven. Mogen zij als ze ziek zijn dat teken in hun hand nemen en zeggen: "Ik ben een door God gekocht product. Ik ben in Christus en in Hem is geen ziekte. Ik ben in Christus en in Hem is geen zonde. Ik ben in Christus en in Hem is geen ongeloof. Ik verwerp al wat de duivel mij verteld heeft. Ik neem mijn teken dat mijn... 'Hij is om mijn overtredingen verwond, om mijn ongerechtigheden werd Hij verbrijzeld; de straf die mij de vrede aanbrengt was op Hem en door Zijn striemen is mij genezing geworden.' En nu heb ik het teken in mijn bezit, dat God mij erkend heeft, als een persoon die gekocht is met het bloed van de Here Jezus. En ik houd het teken van Zijn dood in mijn handen, want Hij is weer opgestaan. Ik ben de Zijne en Hij is de mijne. Ik ga, met het vastberaden geloof, dat ik van deze avond af God geloof en ik zal genezen worden als ik daar kom en aan de eisen voldoe." Want de laatste woorden die van Zijn lippen kwamen, waren deze: "Op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen gezond worden." Geef het, Here. Moge er wanhoop ontstaan, want ik vraag het in Jezus' Naam. Amen.
Ik kan, ik wil en zal geloven,
Ik kan, ik wil en zal geloven,
Ik kan, ik wil en zal geloven,
Dat Jezus mij nu geneest.
Oh, ik kan, ik wil en zal geloven,
Ik kan, ik wil en zal geloven, (Bedenk slechts: "Ik ben vastbesloten.")
Ik kan, ik wil en zal geloven,
Dat Jezus mij nu geneest.
158 Gelooft u dat? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] "Ik ben vastbesloten. Door Gods genade ben ik vastbesloten om niet meer op te houden totdat dat mij aanraakt. Ik ga daarheen om me de handen te laten opleggen." Nu, God heeft ons nooit begeven. Ik geloof dat de grote Heelmeester nu nabij is. Ik geloof de God Die het Woord schreef; ik geloof de God Die het offer bereidde; ik geloof dat het teken van de God Die ons reinigt van zonden vanavond (het teken, dat is Zijn eigen leven), hier aanwezig is. "Ik zal met u zijn zelfs tot aan de voleinding der wereld. Nog een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer, maar gij zult Mij zien, want Ik zal met u zijn, zelfs in u, tot aan het einde der wereld." Gelooft u dat? Ik vertrouw op Hem. Ik geloof dat Hij het zal doen; u niet?
159 Nu, zo gauw als ik dat begin te doen zie ik visioenen verschijnen. Amen! Grote visioenen van de Here, die spreken van geweldige dingen. Amen! Als ik daarmee begin, blijven we hier nog de hele nacht. Gaat u het geloven? Gelooft u? Amen! Ik geloof het met mijn hele hart.
160 De jongedame die daar bij broeder Palmer zit, is een onbekende voor mij. Ze komt uit Georgia en ze lijdt aan een vrouwenziekte. Als zij gelooft dat de Here God haar gezond zal maken, dan zal Hij het doen. Ik heb de vrouw nooit in mijn leven gezien, maar dat is er met haar aan de hand.
161 Die jongedame – ik weet niet of ze ooit eerder de Boodschap gehoord heeft, maar terwijl ik hier stond te prediken, zag ik haar. Geloof het slechts en kijk of het waar is. Amen. Als u alleen maar gelooft. Zo is het.
162 Er zit hier achteraan een dame met rugklachten; ze lijdt heel erg. Haar naam is mevrouw Wisdom. Als u gelooft met uw ganse hart, zal Jezus Christus u gezond maken. Ik heb die vrouw nooit in mijn leven gezien, maar daar zit ze en lijdt pijn. Ze heeft een gele jurk aan. Klopt dat? Goed. Zijn wij vreemden voor elkaar? Ja! Goed. U kunt naar huis gaan en gezond zijn. Jezus Christus geneest u. Amen!
163 Nog een vrouw, die pas die rugklachten kreeg, zit hier. Ze heeft last van haar rug. Ze heeft een zoon die hoofdpijnen heeft. Dat is waar. Haar naam is mevrouw Parker. Als u gelooft met uw ganse hart, dan zal Jezus Christus u beiden genezen. Amen! Wij zijn vreemden voor elkaar, dat is precies juist. Amen! Geloof met uw ganse hart.
164 Hier zit een wat oudere man uit Michigan. Hij heeft iets aan zijn oren. Hij denkt dat het stemmen zijn; geestelijke moeilijkheden. Is dat waar? U gelooft dat... U weet niet of God het is of iets anders dat tot u spreekt. U hoort geluiden in uw oren. Ik ben een volslagen vreemde voor u. Als dat zo is steek dan uw handen omhoog. Dat is wat er gebeurt. Het zal u nooit meer tot last zijn. Jezus Christus geneest u.
Gelooft u de grote Heelmeester?
165 Ik zou tot u willen spreken, maar... Noorwegen, en u verstaat niet... de Noorse taal. Goed, zeg hem dan naar huis te gaan en te geloven, zuster, als u die taal spreekt. Zeg hem dat de ziekte in zijn hoofd zal gaan verdwijnen. Nu, u weet dat ik hem niet ken. Hij is uit Noorwegen hier gekomen, opdat er voor hem gebeden zou worden. Keer terug als een gezonde man.
166 O, Jezus Christus is gisteren, heden en in eeuwigheid Dezelfde. Wat is het? Het is die Vuurkolom, het is de Heilige Geest. Het is het teken dat Jezus Christus leeft. En de mensen zagen Hem lang geleden die dingen doen. Hij bemerkte hun gedachten, omdat Hij het Woord is en het Woord is scherper dan enig tweesnijdend zwaard en onderscheidt de gedachten en overleggingen van het hart. Amen.
167 Ik zag water schitteren en zag deze jonge knaap komen. Hij heeft daar een boek gehoord en gelezen, en schreef in het Noors. Hij begon het te begrijpen. Iemand heeft tot hem gesproken. Hij heeft moeilijkheden, maar als hij met z'n ganse hart zal geloven, dan zal de Here Jezus hem gezond maken. Hij is van ver gekomen en is een arme jongen die probeert om naar binnen te dringen. We zullen hem over een paar ogenblikken de handen opleggen.
168 Gelooft u? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Amen! Hoe wonderbaar! Oh, my! "De grote Heelmeester is nu hier." Zuster... Waar is die zuster Ungren en die andere zuster die op de piano speelt? Ik zou graag hebben dat u meteen kwam, als u wilt, en een lied voor ons speelt: "De dierb're Heiland is nabij, de liefdevolle Jezus."
169 Ik wil dat de mensen die langs deze kant van dit gangpad zitten om voor gebeden te worden, langs deze zijde komen, gewoon één pad tegelijk. Broeder Neville, zou u dat alstublieft willen doen? Waar is broeder Capps of een van de zangleiders? Misschien broeder Ungren, of broeder Capps, of iemand anders, kom hier, leid ons bij het zingen van dit lied, als u wilt. Is broeder... Waar is een van die broeders? Goed ja, dat is goed. In orde. Laat ieder in gebed zijn.
170 Bedenk, wanhoop! Ziet u wat wanhoop doet? Wanhoop zal u overzee laten gaan. Wanhoop dringt u te komen uit een andere staat. Wanhoop zal u waar dan ook heen voeren. Een dierbare oude vader en zijn dochter probeerden in wanhoop om er nog bij te komen, om binnen te komen, van alles, en gingen uiteindelijk toch zitten. En enige ogenblikken geleden bracht de Heilige Geest hun hier in de dienst bevrijding, net voordat ik hier kwam. Oh!
Het lieflijkste koor ooit gezongen,
Jezus, dierb're Jezus!
De dierb're Heiland is nabij,
De liefdevolle...
Here Jezus, verhoor het gebed van Uw dienstknecht. Here, ik bid dat U tot ieder van deze mensen wilt komen en hen zult genezen tot Uw eer, in Jezus' Naam.
..... de stem van Jezus.
Lieflijkste noot in serafs lied,
Lieflijkste Naam op een sterfelijke tong.
Lieflijkste koraal ooit gezongen,
Tot degenen die nu wanhopig zijn, die echt weten dat ze genezen zullen worden: laat het even tot u doordringen, dat voor zover ik weet, van hen die vorige zondagavond kwamen, honderd procent deze week werd genezen.
De liefdevolle Jezus...
171 Wees opmerkzaam! Hij komt. Zie. Hij heeft u al genezen. Hij brengt Zijn Woord, Hij bevestigt het en betuigt Zijn aanwezigheid. Niemand anders dan God kan die dingen doen, dat weet u. Het is een teken van de Messias en u weet dat ík geen Messias ben. Dan is Híj het. Hij heeft hier alles voor u bewezen. Dat zou u tot wanhoop moeten brengen. Het zou deze plaats moeten elektrificeren, zodat het zou zijn als een lucifer bij een kruitvat. Zeker. Het zou het geloof moeten laten exploderen. Liefde en wanhoop drijft die mensen regelrecht het Koninkrijk van God binnen, om te geloven met hun ganse hart. Gelooft u nu allemaal?
Goed, Billy, heb je de...
172 Tony, kijk even deze kant op. Ik heb je lange tijd niet gezien, maar je bent ziek. Je lijdt aan een soort dysenterie. Dat is waar. Het zal verdwijnen. Het gaat bij je weg. Ik zag dat dit hem volgde, toen hij hier langskwam. Er kan op dit moment niets voor God verborgen worden. Ik heb Tony denk ik in geen maanden meer gezien. Maar ik zag dat hij dat had. Hij hád het; nu heeft hij het niet meer.
173 Laten we onze hoofden buigen. Laat geen oog open blijven. Niemand die rondkijkt. Laat iedereen in gebed zijn. Billy Paul of broeder Neville zal de volgende rijen roepen, als het zover is. Nu, iedereen in gebed. We gaan nu proberen... Het middenvak zal van u uit gezien langs de linkerzijde naar voren komen, als u opgeroepen wordt. Daarna komt ook het linkervak langs deze zijde, zodra u opgeroepen wordt. Broeder Neville zal u oproepen. Ik vraag me af, of er hier enige broeders zijn die hier zouden willen staan om met mij de mensen die voorbij komen, de handen op te leggen. Ieder van u broeders, die predikers bent, is zeker uitgenodigd om hier bij mij te komen staan, als u dat wilt. Het is geen zaak die op zichzelf staat. U hebt evenzeer recht om voor de zieken te bidden als ik. Ik weet dat de Heilige Geest hier is. Als er iemand is die dat niet zou geloven, dan is er met hem iets niet in orde.
174 Goed dan, laten we nu met ons hele hart geloven, dat God de dingen die we vragen, zal geven. Heb nu geloof, twijfel niet. En laat ieder voor de ander bidden. Wat zegt de Bijbel? "Belijd elkaar de zonden; bid voor elkaar..."
175 En u, mensen die in de rij komt, zodra deze handen u aanraken, gaat u hier gewoon heel gelukkig vandaan, God prijzende dat u genezen bent.
In orde, laat ieder nu in gebed zijn, terwijl broeder Capps het zingen leidt.
De dierb're Jezus is nabij...
Here Jezus, help ons nu. Ik bid in de naam van Jezus Christus, dat de Heilige Geest ieder persoon zal aanraken. Mogen ze genezen worden, als we Uw bevel, om de zieken de handen op te leggen, opvolgen. U hebt gezegd dat ze zouden genezen. Wij geloven het, Vader, in Jezus' Naam.
Goed. Laat iedereen nu in gebed zijn, als we beginnen te bidden. Eerst is er een ziek jongetje in een rolstoel.
Ik leg handen op het kind, in Jezus' Naam, opdat hij gezond mag zijn.
Ja zeker.
In de Naam van Jezus Christus...
[Broeder Branham en de predikers leggen handen op de zieken in de gebedsrij gedurende 18 minuten; de gebeden zijn goeddeels onverstaanbaar. De samenkomst bidt en zingt voortdurend: "De dierbare Jezus is nabij." – Vert]
Het lieflijkste koor ooit gezongen,
Jezus, dierb're Jezus!
176 Hoevelen van u geloven dat God het heeft verhoord? Dat u een verzegelde zekerheid in uw hart hebt, dat God uw gebed heeft beantwoord, omdat u Zijn Woord hebt gehoorzaamd? Het is voorbij. Het is afgelopen. Geloof Hem met uw hele hart, dat het een volbracht werk is.
177 Let nu op deze week en als u weer terugkomt, kijk dan wat er is gebeurd.
178 Ik veronderstel dat ik, als ik de volgende keer terugkom – zo de Here wil – de gebedsrij door één van deze kamers zal laten gaan in die kleine kamer, waar ik ze in zal brengen. Ik geloof dat dat uur zich nu ontvouwt...
179 Ik wil ertoe komen, dat ik de mensen één voor één kan laten komen om me met ieder persoonlijk bezig te kunnen houden tot ik het uitgezocht en gevonden heb, en dan zo doorgaan tot ik zo bij hen blijf in die tijd...
180 God zegene u allen. We zijn zo gelukkig dat u hier was. Hebt u... Bent u nu allen vastbesloten? Bent u in wanhoop; uw wanhoop, die er in u was voor uw genezing? Is het nu helemaal over; veranderd in liefde en geloof en vertrouwen dat God zal doen wat Hij beloofde te zullen doen? God zál het doen. Ook voor deze kleinen – er zitten er hier vanavond twee of drie in rolstoelen. Ik... wij zullen voor hen geloven, het zijn kinderen, dat ook zij genezen zullen worden. Ze zullen gezond worden. Gelooft u dat niet? Amen! "Ze zullen herstellen"; dat kan niet anders. God heeft het gesproken, en wij zijn wanhopig en gaan nu geloven dat het zal geschieden.
181 Nu, in onze diensten volgt het één direct op het ander. We zullen nu diegenen die moeten gaan, de gelegenheid geven dit te doen. Voor zover ik kan zien is het ongeveer acht minuten voor tien; als u moet gaan dan zijn we blij dat u hier was en we zouden graag zien dat u terugkwam om opnieuw bij ons te zijn. De anderen kunnen, nadat we allen zijn gaan staan, weer gaan zitten. Wie moet gaan kan dat zo rustig mogelijk doen. Daarna zullen we aansluitend de avondmaalsdienst houden. Als u kunt bent u uitgenodigd om te blijven. Is u dat niet mogelijk: dat God u zegene. Bid voor mij. Ik zal voor u bidden. En houd in gedachten: Laat het teken aangebracht blijven en wees in wanhoop om door te dringen tot het Koninkrijk Gods. Amen!
Laten we ons slotlied zingen: 'Neem de Naam van Jezus mede', terwijl we gaan staan.
Neem de Naam van Jezus mede,
Kind van kommer, zorg en smart.
Die schenkt u de ware vrede.
Draag die Naam steeds in uw hart.
Dierb're Naam (dierb're Naam), o hoe lieflijk (o hoe lieflijk).
Hoop der aard' en 's hemels vreugd.
Dierb're Naam, o hoe lieflijk (hoe lieflijk).
Hoop der aard' en 's hemels vreugd.
Schud elkaar de hand en zeg: "De Here zegene u, mijn pelgrimbroeder, zuster." Diep ernstig en eerbiedig... Christenvrienden, broeder en zuster, schud elkaar de hand in banden van gemeenschap. God zegene u allen samen. Wonderbaar!
Ik min Hem, ik min Hem,
Want Hij deed het mij eerst,
En kocht mijn redding
Aan het kruis van Calvarie...
Tot we elkaar weer ontmoeten, tot we elkaar weer ontmoeten;
Tot we elkaar weer ontmoeten aan Jezus' voeten.
Tot we elkaar weer ontmoeten, tot we elkaar weer ontmoeten;
God zij met u, nu tot wederzien.
Tot we elkaar weer ontmoeten, tot we elkaar weer ontmoeten;
Tot we elkaar weer ontmoeten aan Jezus' voeten.
Tot we elkaar weer ontmoeten, tot we elkaar weer ontmoeten;
God zij met u, nu tot wederzien.
182 Moge Hij met deze liefelijkheid en gemeenschap van het grote teken van God, de Heilige Geest, rijkelijk bij u blijven tot we elkaar opnieuw ontmoeten. Gods genade zij met u en vernietige alle paden des doods voor u, make uw pad duidelijk, opdat u altijd Jezus voor u uit ziet gaan en niet bewogen zult worden.
183 Hemelse Vader, we dragen deze dienst en die van vanmorgen en al wat er is gedaan, aan U op. Alle eer zij U toegebracht, alle dank en lof voor het redden van zielen, het genezen van mensen en dat U ons grote genade hebt gegeven, waar we allen op vertrouwen. Red ons. Wat danken wij U hiervoor. Wees nu met ons tot we elkaar weer ontmoeten. Ontmoet ons ook in het avondmaal. Houd het stuur vast van hen die moeten rijden, Heer, naar hun huis. Leid hen door dit roekeloze vakantieverkeer, opdat hun geen kwaad overkome. We vragen het in de Naam van Jezus Christus. Amen. [Broeder Branham spreekt met de pianist – Vert]
Goed, nu nogmaals: Neem de Naam van Jezus mede.
Neem de Naam van Jezus mede (u kunt gaan, in de Naam...),
Als een schild in ied're strijd;
Wil de vijand u vertreden (wat doet u dan?),
't Is Zijn Naam die u bevrijdt.
Dier'bre Naam, O hoe zoet!
Hoop der aard' en 's hemels vreugd;
Dier'bre Naam, O hoe zoet!
Hoop der aard' en 's hemels vreugd.
Wil op Jezus' Naam vertrouwen,
Val ootmoedig voor Hem neer;
Spoedig zult gij Hem aanschouwen,
Jezus, aller heren Heer.
Dier'bre Naam, O hoe zoet!
Hoop der aard' en 's hemels vreugd;
Dier'bre Naam, O hoe zoet!
Hoop der aard' en 's hemels vreugd.
184 Nu, voor u weer plaatsneemt, terwijl iedereen weer rustig wordt voor de avondmaalsdienst... Als ik me niet vergis bent u broeder Blair, de voorganger, die ik niet lang geleden in Arkansas ontmoette? Ik dacht het wel, maar was er niet zeker van. U was hier vanmorgen voor het opdragen van een kind. Ik dacht al: "Heb ik hem kort geleden niet eens eerder gezien, hier in Hot Springs, Arkansas? Bij u was een..." Ja, er stond iets op het punt te gebeuren en de Heilige Geest openbaarde het. Klopte dat? Goed. Ik dacht daar nu net even aan terug. Ik dacht: "Is dat die broeder?" – Ik ben zo blij dat u hier bent, broeder Blair.
185 Ik zou broeder Blair willen vragen of hij God zou willen bidden of Hij ons nu wil heiligen voor het avondmaal dat zo plaats vindt. Wilt u, broeder Blair?
[Dan gaat broeder Blair voor in gebed – Vert] Ja. Ja, Heer. Geef het, Heer. Ja Here, ja Here. Ja.
U kunt nu allen weer plaatsnemen.
186 U, zuster aan het orgel, we spelen tijdens het avondmaal altijd het lied: "Er is een Bron gevuld met bloed..." En u kunt beginnen met uw... Neem hier wat nodig is. Goed, de lezing nu, als we gewoon zo... we zullen even een ogenblik tot rust komen.
Ja zuster? [Een zuster zegt: "Kan ik mijn zakdoek pakken?" – Vert] Goed, zuster, zoek hier maar tot u hem vindt, dat is goed, wat er ook is. Is dat hem? Goed, zuster.
187 Goed, broeder Neville zal de instelling van het avondmaal lezen.
Dan komen de zaalwachters, als er hier vreemden zijn, die elke rij brengen, vak voor vak, rij na rij, voor het avondmaal.
188 Laat iedereen nu de dingen overdenken. Bedenk dat Israël het avondmaal nam in wanhoop, en dat er die hele reis, na veertig jaar, nog geen zwakke onder hen was. Ook dit is Goddelijke genezing. De Here zegene u, broeder Neville.
[Dan leest broeder Neville 1 Korinthe 11:23–32:]
Want ik heb van de Heere ontvangen, hetgeen ik ook u overgegeven heb, dat de Heere Jezus in de nacht, in welke Hij verraden werd, het brood nam;
En toen Hij gedankt had, brak Hij het, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis.
Evenzo nam Hij ook de drinkbeker, na het eten van het avondmaal, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed. Doet dat, zo dikwijls als gij die zult drinken, tot Mijn gedachtenis.
Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten, en deze drinkbeker zult drinken, zo verkondigt de dood des Heeren, totdat Hij komt.
Zo dan, wie op onwaardige wijze dit brood eet, of de drinkbeker des Heeren drinkt, die zal schuldig zijn aan het lichaam en bloed des Heeren.
Maar de mens beproeve zichzelf, en ete alzo van het brood, en drinke van de drinkbeker.
Want wie op onwaardige wijze eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren.
Daarom zijn onder u vele zwakken en kranken, en velen slapen.
Want indien wij onszelf oordeelden, zo zouden wij niet geoordeeld worden.
Maar als wij geoordeeld worden, zo worden wij van de Heere getuchtigd, opdat wij met de wereld niet zouden veroordeeld worden.
De Here zegene het lezen van Zijn Woord.
189 Hier heb ik het ongezuurde brood, geslagen en gebroken, dat het lichaam van Jezus Christus voorstelt. Door deze gescheurde voorhang heen hebben wij de toegang tot het Heilige der heiligen.
190 Onze hemelse Vader, dit brood werd bereid om Uw verbroken en verscheurde lichaam voor te stellen. Moge het met ieder van ons zo zijn, als we het ontvangen, alsof we letterlijk deze daad hadden gedaan. En mogen we vergeving van onze zonden ontvangen en toegang hebben tot het Heilige der heiligen, om in Uw tegenwoordigheid te leven in het toekomende leven en al de dagen dat we hier op aarde zullen zijn; om dan in de eeuwigheid voor immer bij U te zijn. Sta het toe, Vader. Zegen dit brood voor het doel waarvoor het wordt gebruikt. In Jezus' Naam. Amen.
191 De Bijbel zegt dat Hij, nadat Hij het brood had genomen en gebroken, op gelijke wijze de beker nam, nadat de maaltijd was afgelopen, en sprak: "Deze beker is het nieuwe verbond in Mijn bloed dat voor u vergoten wordt." Moge de Here Zijn zegen hierop toestaan terwijl we bidden.
192 Here Jezus, hier houd ik het bloed van de wijnstok, het sap van de druif. En Vader, het vertegenwoordigt dat kostbare bloed, dat ons reinigt, omdat daaruit het teken kwam. Ik dank U ervoor, Vader, en voor dit symbool. U sprak: "Wie dit eet en drinkt, heeft eeuwig leven, en Ik zal hem weer opwekken in de eindtijd." We danken U voor deze belofte. En we bidden, Vader, dat U onze harten reinigt, samen, opdat we waardig zullen zijn door ons geloof, wetend dat we in onszelf niet waardig zijn, maar dat ons geloof niet zal falen, want we zijn bereid het bloed van Jezus Christus volkomen te aanvaarden. Sta het toe, Vader.
193 En heilig de wijn voor het doel waarvoor hij wordt gebruikt. Moge ieder die deze wijn vanavond drinkt en neemt van dit brood, kracht ontvangen voor de reis die voor hem ligt. Sta het toe, Here. Mogen zij gezond zijn, sterk, en vervuld met Uw Geest tot Jezus komt. Amen.